Artikelen bij COM(2008)519 - Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de EU in 2007 [SEC(2008) 2380]

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52008DC0519

Verslag van de Commissie - Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2007 [SEC(2008) 2380] /* COM/2008/0519 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 18.8.2008

COM(2008) 519 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2007 [SEC(2008) 2380]

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2007

( Voor de EER relevante tekst)

1. INLEIDING

DIT JAARVERSLAG BESTRIJKT DE ONTWIKKELINGEN EN ACTIVITEITEN GEDURENDE 2007. HET IS OPGESTELD KRACHTENS ARTIKEL 173 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.

Het verslag gaat vergezeld van een werkdocument van de Commissie met gedetailleerdere rapportage en statistische gegevens. De belangrijkste hoofdstukken hebben betrekking op de activiteiten en resultaten in 2007 en op de ontwikkelingen bij de activiteiten voor onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO) in de lidstaten van de Europese Unie.

2. BELEIDSONTWIKKELINGEN: EUROPESE ONDERZOEKSRUIMTE (EOR)

Onderzoek en meer in het algemeen de kennisdriehoek (onderzoek, onderwijs en innovatie) is een hoeksteen van de Lissabonstrategie, die nieuw leven is ingeblazen. In de context van de nieuwe impuls voor de ontwikkeling van de EOR en het eerste jaar van de succesvolle tenuitvoerlegging van de zevende kaderprogramma’s (EG en Euratom) heeft het Europese onderzoeksbeleid zijn doelstellingen voor 2007 gerealiseerd.

De doelstellingen van het Europese onderzoeksbeleid voor de middellange tot lange termijn zijn: vergroten van de onderzoeksexpertise, verhogen van de efficiency en effectiviteit van het Europese onderzoekssysteem, een opener en aantrekkelijkere EOR, de ontwikkeling van een strategisch partnerschap met lidstaten voor samenwerking op het gebied van internationale wetenschap en technologie (W&T), en nauwere onderzoeksrelaties met aangrenzende landen.

In 2007 was de goedkeuring van het Groenboek 'De Europese Onderzoeksruimte: Nieuwe perspectieven' het belangrijkste beleidsinitiatief op onderzoeksgebied van de Commissie. Naar aanleiding hiervan ontstond binnen de instellingen van de EU en daarbuiten een breed debat over mogelijke maatregelen om het creëren van een open, concurrerende en aantrekkelijke Europese onderzoeksruimte te versnellen. De Europese Commissie en het Portugese voorzitterschap van de EU organiseerden in oktober 2007 in Lissabon samen een bijeenkomst voor de belangrijkste betrokkenen om te praten over de verschillende dimensies van de EOR. Uit het overleg en het publieke debat kwam naar voren dat er grote steun bestaat voor de ontwikkeling van beleidsinitiatieven voor alle dimensies van de EOR, zoals duidelijk blijkt uit het groenboek. De uitkomsten zijn volledig meegenomen in de opzet en de voorbereiding van de vijf belangrijkste EOR-initiatieven die in 2008 op de agenda staan: 1) een Europees partnerschap voor onderzoekers; 2) een kader dat lidstaten moet helpen op vrijwillige basis en volgens het ‘variabele-geometrie’-beginsel gezamenlijke onderzoeksprogramma’s aan te wijzen en te ontwikkelen; 3) een adequaat wettelijk kader voor de totstandbrenging en het gebruik van pan-Europese onderzoeksinfrastructuren; 4) een strategisch Europees kader voor internationale samenwerking op het gebied van W&T; en 5) een aanbeveling van de Commissie en een 'praktijkcode' over het beheer van intellectuele-eigendomsrechten in openbare onderzoeksinstituten.

Het belang van de EOR blijkt ook uit de positie die Europa inneemt op het gebied van onderzoek, zoals vermeld in de publicatie van EU-kerncijfers wetenschap & technologie 2007. Deze gegevens wijzen erop dat er meer gedaan moet worden om de algehele stagnatie van O&O-uitgaven een halt toe te roepen (1,84% van het bbp in 2005 en 2006) en te streven naar vervulling van de 'Barcelona-doelstelling' volgens welke in 2010 3% van het bbp aan onderzoek zou moeten worden besteed.

Een belangrijk punt van zorg blijft het aantrekken van voldoende wetenschappers, met name gezien de vergrijzing van het onderzoekspersoneel in veel lidstaten. In de EU-27 maakte in 2006 circa 35% van de hoger opgeleide werknemers in wetenschap en technologie deel uit van de leeftijdsgroep 45-64 jaar, tegen 31% in de leeftijdsgroep van 25-34 jaar. Een ander opmerkelijk kenmerk van de mondiale onderzoekswereld is dat de VS in staat blijken om getalenteerde onderzoekers uit de hele wereld aan te trekken. In 2004 kwam 25% van de 400 000 buitenlandse werknemers in wetenschap en techniek in de VS uit de EU. In 2007 zijn actief maatregelen genomen in het kader van de EU-strategie voor mobiliteit en loopbaanontwikkeling van onderzoekers. Hieronder vallen de verdere ontwikkeling van het ERA-Linkinitiatief om gemeenschappen Europese onderzoekers buiten Europa met elkaar in contact te brengen (in 2006 opgezet in de VS en in 2007 uitgebreid naar Japan), en de vrijwillige ondertekening van het Europees Handvest en een Europese Gedragscode voor de werving van onderzoekers door bijna 700 onderzoeksorganisaties. Parallel daaraan werken de Commissie en de lidstaten aan de voorbereiding van een vernieuwd en versterkt partnerschap voor betere training, betere loopbaanontwikkeling en meer mobiliteit voor onderzoekers.

Een andere prioriteit is het bereiken van uitmuntendheid in onderzoek, zowel met private als publieke middelen gefinancierd, aangezien dit van essentieel belang is voor de Europese concurrentiepositie. In deze context heeft de Commissie in april 2007 een mededeling aangenomen over het 'Verbeteren van de kennisoverdracht tussen onderzoeksinstellingen en industrie binnen Europa'. Deze mededeling en de flankerende richtsnoeren bieden operationele sturing aan openbare onderzoeksinstituten om het beheer en de exploitatie van intellectuele eigendom te verbeteren, met name in de context van samenwerking met de industrie. De Europese Raad van 2007 verwelkomde het initiatief voor een Europees Handvest voor het gebruik van intellectuele eigendom van publieke onderzoeksinstellingen en universiteiten (IP-Handvest) ter verbetering van de kennisoverdracht tussen het onderzoeksveld en het bedrijfsleven.

3. ACTIVITEITEN VAN DE EU OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK EN TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING

3.1. Beleidsresultaten

Om de opbouw van de EOR te stimuleren, de versplintering van onderzoeksactiviteiten in de EU tegen te gaan en innovatie te bevorderen zijn verschillende initiatieven ontplooid in de EOR-context en binnen het specifieke KP7-kader .

De Commissie keurde een mededeling goed over "Concurrerende Europese regio’s door onderzoek en innovatie" waarin de ruimte voor synergie tussen EU-financieringsbronnen voor onderzoek en innovatie en de hindernissen die doorgaans ontstaan bij de verwezenlijking hiervan wordt onderzocht. Hierin wordt een betere coördinatie tussen de lidstaten en regio’s bij de voorbereiding en het gebruik van de middelen en de verspreiding van gedetailleerdere informatie over beschikbare financiering en synergie aangemoedigd, met name door middel van de voorbereiding van een praktijkgids voor financiering.

Daarnaast heeft de Commissie een Mededeling inzake precommerciële inkoop gepubliceerd om overheidsopdrachten in onderzoek en innovatie te bevorderen, om meer bekendheid te geven aan de mogelijkheid om O&O in te kopen conform de regels voor aanbestedingen, zonder dat er sprake is van staatssteun.

Er is een Europees Forum voor filantropie en onderzoeksfinanciering opgericht als platform voor onderzoek naar aanvullende financieringsmogelijkheden voor onderzoek en de uitwisseling van ervaringen op het gebied van filantropische financiering van onderzoek.

Ook op het specifieke gebied van fusie-energie zijn er bijdragen tot de EOR aan te wijzen. Op dit gebied is de internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER) een vooraanstaand O&O-beleidsinitiatief. In oktober 2007 werd een belangrijke mijlpaal bereikt: de ITER-Overeenkomst trad in werking na de ratificatie door alle zeven partijen (Euratom, China, VS, India, Japan, Korea en Rusland). Euratom heeft een vooraanstaande rol gespeeld bij de oprichting van de Internationale ITER-Organisatie door financiële, organisatorische en personele ondersteuning te bieden. De Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, bekend als Fusion for Energy, is eveneens in 2007 opgericht. Vanuit Barcelona beheert deze onderneming de EU-bijdrage aan ITER.

Als onderdeel van het zevende kaderprogramma is op 2 februari 2007 de Europese Onderzoeksraad (ERC – European Research Council) opgericht uit hoofde van een besluit van de Commissie (2007/134/EG) . De ERC is een van de belangrijkste veranderingen van het zevende kaderprogramma, daar de onderzoeksraad ondersteuning biedt aan wetenschappelijk onderzoek van wereldklasse van individuele wetenschappers en teams, en het eerste pan-Europese financieringsbureau voor grensverleggend onderzoek op alle kennisgebieden vormt, van de sociale en menswetenschappen tot biowetenschappen en de natuur- en technische wetenschappen .

Een van de overige initiatieven die deel uitmaken van een brede onderzoeksbeleidstrategie is de coördinatie van Europese technologieplatforms (ETP’s). Aan 34 van deze technologieplatforms wordt momenteel gewerkt. De ETP’s hebben hun inspanningen om hun strategische onderzoeksagenda’s ten uitvoer te leggen opgevoerd door gebruik te maken van verschillende financieringsbronnen, waaronder nationale bronnen. De Commissie heeft twee seminars voor ETP-leiders georganiseerd waar vertegenwoordigers van de industrie beste praktijken konden uitwisselen en recente informatie ontvingen over EU-beleidsinitiatieven die relevant zijn voor hun werk.

De gezamenlijke technologie-initiatieven (JTI’s – Joint Technology Initiatives) zijn andere belangrijke innovaties uit het zevende kaderprogramma. Deze initiatieven voorzien in nieuwe partnerschappen tussen particuliere en door de overheid gefinancierde organisaties die zich bezighouden met wetenschappelijk onderzoek. Het zevende kaderprogramma heeft een eerste groep van zes onderzoeksgebieden aangewezen voor JTI’s. Op 20 december 2007 heeft de Raad vier van de wetsvoorstellen goedgekeurd na raadpleging van het Europees Parlement, te weten 'innovatieve geneesmiddelen', 'ARTEMIS' (over ingebedde computersystemen), 'Clean Sky' en 'ENIAC' (over nano-elektronica). Daarnaast heeft de Commissie in 2007 een voorstel ingediend voor het gezamenlijk technologie-initiatief Brandstofcellen en Waterstof, waarvan de goedkeuring is gepland in 2008.

JTI’s zijn per definitie publiek-private partnerschappen voor de lange termijn in industrieel onderzoek, terwijl de zogenoemde initiatieven uit hoofde van artikel 169 bedoeld zijn om de integratie van nationale onderzoeksprogramma’s te bevorderen. Voor 2007 zijn in het zevende kaderprogramma vier initiatieven aangewezen; over twee daarvan, 'AAL' (over omgevingsondersteund wonen) en EUROSTARS (voor het midden- en kleinbedrijf dat betrokken is bij wetenschappelijk onderzoek), wordt in de zomer van 2008 gezamenlijk een beslissing genomen door de Raad en het Europees Parlement.

De risicodelende financieringsfaciliteit (RSFF – Risk Sharing Financing Facility) is een ander interessant initiatief uit het zevende kaderprogramma. Dit is een nieuwe faciliteit die in het leven is geroepen door de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) om leningen te verschaffen voor activiteiten op het gebied van risicodragend onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie en innovatie. De RSFF is van start gegaan op 5 juni 2007, en het eerste contract is getekend op 10 juli 2007.

Daarnaast is internationale samenwerking in het zevende kaderprogramma opengesteld voor deelname van derde landen aan de verschillende specifieke programma’s door zowel geografisch als thematisch af te stemmen. Organisaties uit meer dan 130 derde landen hebben voorstellen ingediend naar aanleiding van de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen in 2007. Bovendien betekende de ondertekening van de associatie-instrumenten met Zwitserland, Israël, de EER-EVA-staten (IJsland, Liechtenstein en Noorwegen), Turkije, Servië, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Albanië tijdens de verslagperiode een aanzienlijke uitbreiding van de EOR, waarin onderzoekers uit 37 landen dezelfde rechten genieten en aan dezelfde verplichtingen moeten voldoen bij deelname aan onderzoeksprojecten van het zevende kaderprogramma. Daarnaast komt uit de vernieuwing van de W&T-samenwerkingsovereenkomst met India en de start van de onderhandelingen over een W&T-samenwerkingsovereenkomst met Nieuw-Zeeland duidelijk naar voren dat de Europese Gemeenschap haar onderzoek verder open wil stellen voor de hele wereld.

Een belangrijk succes op Europees niveau is de politieke overeenstemming die op 23 november 2007 werd bereikt over de oprichting van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT), dat een betere integratie van alle onderdelen van de kennisdriehoek van onderwijs, onderzoek en innovatie tot doel heeft. Dit maakte de weg vrij voor afronding van de goedkeuringsprocedure en verdere voortgang wat betreft de keuze van de zetel, de benoeming van de raad van bestuur, de financieringsvoorwaarden en de vaststelling van de onderwerpen waarmee de eerste kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG’s) zich zullen gaan bezighouden.

En het belangrijkste is: onderzoek is nu stevig verankerd in de bredere Lissabonstrategie. In haar strategisch verslag van december 2007 kwam de Commissie tot de conclusie dat vastgesteld moet worden welke maatregelen moeten worden getroffen om het investeringsdoel van 3% te bereiken; dit moet worden opgenomen in de nationale hervormingsprogramma’s.

3.2. Tenuitvoerlegging van kaderprogramma’s

Het zevende kaderprogramma , met een totale begroting van ruim 50 miljard euro (Euratom KP7 2,7 miljard euro voor 5 jaar), vormt een belangrijk instrument om tegemoet te komen aan de behoeften van Europa op het gebied van banen, concurrentievermogen en duurzame ontwikkeling, te voldoen aan de vraag naar wetenschappelijk onderzoek die voortvloeit uit ander beleid van de Gemeenschap, en om een leidende rol te blijven spelen in de mondiale kenniseconomie.

Het zevende kaderprogramma betekent een forse toename vergeleken met het vorige kaderprogramma (63% tegen prijzen van 2007); hieruit blijkt dat onderzoek op Europees niveau een hoge prioriteit heeft.

2007 was het eerste jaar van tenuitvoerlegging van het zevende kaderprogramma. 54 oproepen tot het indienen van voorstellen leverden ruim 23 000 reacties op van een groot aantal deelnemers (110 101). Na de selectieprocedure kwamen 2 854 van deze voorstellen (waarbij zo’n 19 541 deelnemers betrokken waren) in aanmerking voor financiering.

De tien thema’s die zijn vastgesteld in het samenwerkingsprogramma vertegenwoordigen de cruciale kennis- en technologiegebieden waarop toponderzoek vooral belangrijk is om Europa beter in staat te stellen om de maatschappelijke en economische uitdagingen en de uitdagingen op het gebied van volksgezondheid, milieu en industrie in de toekomst het hoofd te bieden. In totaal zijn in 2007 8 030 voorstellen ingediend, waarvan er ruim 1 000 in aanmerking kwamen voor financiering.

Onder het programma “Ideeën” werd het eerste jaar waarin de ERC officieel van start ging gekenmerkt door het opzetten van bestuurs- en organisatorische structuren en de organisatie van de eerste uitnodiging tot het indienen van voorstellen, en d e 'Starting Grants' die in het leven zijn geroepen om onderzoekers aan het begin van hun loopbaan te ondersteunen. Naar aanleiding van deze eerste oproep zijn 9 167 voorstellen ingediend, waaruit blijkt dat er grote belangstelling voor dit nieuwe initiatief bestaat. Bijna 300 hiervan kwamen in aanmerking voor financiering.

Het programma “Mensen” omvat een reeks maatregelen om de opleiding en netwerkvorming van onderzoekers te ondersteunen, en loopbaanontwikkeling, levenslang leren en partnerschappen tussen de industrie en de academische wereld te bevorderen. In 2007 werden 4 195 voorstellen ingediend, waarvan er meer dan 1 000 in aanmerking kwamen voor financiering.

Het programma “Capaciteiten” beoogt zo goed mogelijke hulpmiddelen en voorwaarden te scheppen voor de Europese onderzoeksgemeenschap. In totaal zijn voor de verschillende activiteiten van het programma 1 753 voorstellen ingediend, waarvan er zo’n 300 in aanmerking kwamen voor financiering .

In het kader van het zevende kaderprogramma Euratom zijn 57 voorstellen ingediend voor kernsplijting en stralingsbescherming, waarvan er 15 in aanmerking kwamen voor financiering.

Tot slot zijn in de loop van 2007 975 contracten getekend voor de tenuitvoerlegging van het zesde kaderprogramma , ook al is dit kaderprogramma eind 2006 gesloten.

4. Ontwikkelingen in lidstaten en toepassing van de open coördinatiemethode

4.1. De open coördinatiemethode ter ondersteuning van het bereiken van de Barcelona-doelstellingen

Op het gebied van O&O is de open coördinatiemethode (OCM) in het leven geroepen in het kader van het 3%-actieplan. Naar aanleiding van de positieve resultaten van de eerste twee OCM-cycli (2003-2006) heeft het CREST (Comité voor wetenschappelijk en technisch onderzoek) in oktober 2006 een derde cyclus gelanceerd. Er werden CREST-werkgroepen opgericht voor de coördinatie van het kaderprogramma en de structuurfondsen, de internationalisering van O&O, de beleidsmix en O&O bij diensten. De CREST-vergadering van 6 juli 2007 op het niveau van de directeuren-generaal vormde een belangrijke gebeurtenis in de derde OCM-cyclus. Tijdens deze vergadering werd gesproken over de voortgang in de richting van de 3%-doelstelling en prioritaire maatregelen om de EOR te ontwikkelen. Een vierde cyclus volgde in december 2007 met de nadruk op universiteiten, expertisecentra van de industrie, internationalisering van O&O en voortzetting van de “peer review” van de beleidsmix (uitgevoerd door Oostenrijk en Bulgarije).

Als aanvulling op het werk in de CREST-werkgroepen voert het CREST jaarlijks een uitwisseling van kennis en ervaringen uit op basis van de nationale hervormingsprogramma’s in de context van de herziene Lissabonstrategie. De uitwisseling van 2007 was gericht op de voortgang die is geboekt bij de nationale O&O-investeringsdoelen bij de overheid en de particuliere sector, de belemmeringen bij de hervorming van de openbare onderzoekssector en strategieën en uitdagingen bij het openstellen van nationale onderzoekssystemen voor de EOR.

Het OCM-NET-programma werd ontwikkeld om activiteiten op het gebied van kennisuitwisseling en beleidscoördinatie te ondersteunen, die door kleine groepen lidstaten en/of regio’s van deze lidstaten worden uitgevoerd voor beleidsonderwerpen waar hun specifieke belangstelling naar uitgaat. In september 2007 werd een nieuwe uitnodiging gelanceerd.

4.2. Trends in publieke en private onderzoeksinvesteringen

O&O-intensiteit

In 2006 bedroegen de bruto-uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling in de EU-27, net als in 2005, 1,84% van het bbp. Sinds 2000 is de O&O-intensiteit van de EU-27 binnen een kleine marge van één decimaal gebleven: van 1,79% in 1996-1998 naar 1,88% in 2002. De stagnatie van de O&O-intensiteit op het niveau van de EU-27 verbergt een heel ander, meer dynamisch beeld op lidstaatniveau.

In de minder O&O-intensieve lidstaten (de nieuwe lidstaten, Griekenland, Portugal, Italië, Spanje, Ierland) is de O&O-intensiteit aanzienlijk toegenomen (deze toename is in een aantal gevallen aanzienlijk, met name na 2003), met de opmerkelijke uitzondering van Polen, Bulgarije, Slowakije en Griekenland; deze landen zijn helaas verder achterop geraakt. Een substantiële toename van de O&O-intensiteit is weliswaar gemakkelijker te bereiken bij de zeer lage waarden die doorgaans voor de nieuwe lidstaten gelden of de relatief lage waarden in Ierland en Spanje, maar uit deze cijfers blijkt in elk geval dat een toename van de O&O-intensiteit mogelijk is, zelfs als er sprake is van een sterke toename van het bbp.

Van de lidstaten met een grotere O&O-intensiteit hebben alleen Oostenrijk en in mindere mate Denemarken vooruitgang weten te boeken. De O&O-intensiteit in Zweden en Finland ligt al boven de 3%, maar blijft onder het doel van 4% dat deze landen zichzelf hebben gesteld.

Er is dus bijna uitsluitend in lidstaten met een lagere O&O-intensiteit sprake van een toename van de O&O-intensiteit. In de EU-27 is de vooruitgang in de richting van een hogere O&O-intensiteit daarom vooral een inhaalslag. Figuur 4.2 laat de voortgang van de afzonderlijke lidstaten in de periode 2000-2006 zien (grijs), afgezet tegen de voortgang die nog moet worden geboekt om de eigen doelen te bereiken (blauw).

[pic]

Bron: DG Onderzoek |

Gegevens: Eurostat, lidstaten |

Opmerkingen: (*) IT, PT, VK : 2005, AT, FI : 2007 |

(1) IT, PT, VK : 2000-2005, AT, FI : 2000-2007; EL, SE : 2001-2006; HU, MT : 2004-2006. |

(2) IT, PT : 2005-2010; VK : 2005-2013; FR : 2006-2012; EL : 2006-2015; AT : 2007-2010; FI 2007-2011. |

(3) EU-27 met uitzondering van BG. |

(4) IE : De O&O-intensiteitsdoelstelling voor 2010 is een schatting van DG Onderzoek. |

(5) BG heeft geen O&O-intensiteitsdoelstelling vastgesteld. |

Deze inhaalslag van de lidstaten met een lagere O&O-intensiteit en de vooruitgang in Oostenrijk en Denemarken hebben slechts een geringe invloed op de totale O&O-intensiteit van de EU-27 gezien het beperkte aandeel van hun bbp in het totale bbp van de EU-27. Een groep oude lidstaten, waaronder Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Italië, samen goed voor een aanzienlijk deel van het bbp van de Europese Unie, is er daarentegen niet in geslaagd de O&O-intensiteit in eigen land te verhogen. Daarom is er vooralsnog slechts beperkte vooruitgang geboekt in de richting van de 3%-doelstelling van de EU-27. Er zij op gewezen dat, zelfs als alle lidstaten hun doelen in 2010 halen, de O&O-intensiteit van de EU-27 in 2010 op 2,51% blijft steken, dus onder de doelstelling van 3% op Europees niveau. Met andere woorden: de doelen die de lidstaten zichzelf hebben gesteld zijn onvoldoende om het algemene EU-doel van 3% in 2010 te halen.

Inkomstenbronnen

In 2005 bedroeg de financiering van de bruto-uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling door de overheid 0,63% van het bbp, door het bedrijfsleven 1% van het bbp, door het buitenland 0,16% van het bbp en door andere nationale bronnen (de particuliere non-profitsector en het hoger onderwijs) 0,04% van het bbp. De verzamelde statistische gegevens zijn voor de ‘buitenlandse’ bron van O&O-financiering niet uitgesplitst naar publiek/privaat, waardoor de verhouding tussen publieke/particuliere financieringsbronnen niet nauwkeurig kan worden gevolgd.

Sinds 2000 hebben de meeste lidstaten (17 lidstaten) hun rechtstreekse overheidssteun aan O&O (financiering van O&O door de overheid als percentage van het bbp) geïntensiveerd. Dit geeft aan dat zij streven naar een hogere O&O-intensiteit. Deze toename is bijzonder duidelijk in de meeste lidstaten die met een inhaalslag bezig zijn. Maar ook in lidstaten met een gemiddelde of stagnerende O&O-intensiteit wordt meer rechtstreekse overheidssteun voor O&O gegeven (Frankrijk, België, het Verenigd Koninkrijk en Nederland), vooral in Frankrijk. Deze vooruitgang wordt echter enigszins overgecompenseerd door een afgenomen intensiteit van O&O-financiering door het bedrijfsleven in deze landen.

De intensiteit van O&O-steun vanuit het bedrijfsleven (financiering van O&O door het bedrijfsleven als percentage van het bbp) is bijna uitsluitend toegenomen in lidstaten waar deze intensiteit laag of zeer laag was (Estland, Letland, Cyprus, Portugal, Hongarije, Tsjechië, Spanje, Slovenië, Litouwen, Bulgarije). In landen met een hoge O&O-steun vanuit het bedrijfsleven zoals Zweden, Finland, Duitsland en Denemarken, is de intensiteit van O&O-steun vanuit het bedrijfsleven gedaald (Zweden) of gestagneerd. De enige uitzondering is Oostenrijk. Hetzelfde geldt voor landen met een gemiddeld niveau van O&O-steun vanuit het bedrijfsleven (het Verenigd Koninkrijk, Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk). Al deze lidstaten zijn er niet in geslaagd hun O&O-financieringsintensiteit vanuit het bedrijfsleven te verhogen. De intensivering van O&O-financiering door het bedrijfsleven in de EU is vooral een inhaalslag.

Investeringen uit de structuurfondsen zijn opgenomen in de relevante Eurostat-statistieken, en er zij gewezen op de bijdrage van het cohesiebeleid aan de O&O-investeringsintensiteit in de nieuwe lidstaten. De gemiddelde bijdrage uit de structuurfondsen bedraagt 157,4 miljoen euro voor de periode 2004-2006; deze bijdrage leidde tot een jaarlijkse nationale investering van 69,6 miljoen euro. Voor de periode 2007-2013 wordt in de tien nieuwe lidstaten een toename van deze investeringen verwacht van gemiddeld 2,7 miljard euro per jaar (2,9 miljard euro als Roemenië en Bulgarije worden meegerekend).

4.3. Trends in onderzoeksbeleid

In 2007 bleven nationale beleidsinitiatieven voor O&O zich ontwikkelen binnen complexe beleidsmixen. Lidstaten richtten zich op de belangrijkste aanjagers van economische groei en ontwierpen daarom beleidsmixen door nieuwe strategieën te ontwikkelen die door verschillende ministeries worden uitgevoerd, of door het institutionele kader voor O&O-beleid te veranderen, bijvoorbeeld door ministeries die zich bezighouden met onderzoek, onderwijs, werkgelegenheid, handel en industrie samen te voegen.

Hervormingen van het O&O-beleid zijn tot dusverre bijna uitsluitend ontwikkeld vanuit nationaal oogpunt. Daar O&O-systemen echter steeds meer met elkaar verbonden zijn, moeten nationale beleidsmakers in hun nationale beleid expliciet rekening houden met het Europese perspectief om maximaal profijt te trekken uit synergie en spillovers. Dit vergroot de effectiviteit van nationale systemen en zal in de context van het EOR-initiatief een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het Europese onderzoeksstelsel als geheel om een concurrerende speler op wereldniveau te worden. In haar strategisch verslag 2007 legt de Commissie bijzondere nadruk op de Europese dimensie van onderzoeksactiviteiten die op nationaal niveau worden uitgevoerd. Lidstaten dienen in hun nationale hervormingsprogramma’s te vermelden hoe hun strategieën een bijdrage zullen leveren aan de Europese Onderzoeksruimte.

Lidstaten blijven streven naar een verhoging van de kwaliteit van openbaar onderzoek. In deze context is de institutionele herstructurering van onderzoeksorganisaties in een aantal lidstaten een doorlopend proces, doorgaans aangestuurd door de noodzaak te garanderen dat openbaar onderzoek dat in deze landen wordt uitgevoerd voldoet aan de hoogste standaarden op wereldniveau.

Fiscale maatregelen voor O&O in het bedrijfsleven zijn nog steeds een belangrijk instrument voor overheden om particuliere O&O-investeringen aan te moedigen. Gedurende de afgelopen jaren heeft een groot aantal EU-landen fiscale maatregelen ingevoerd; andere lidstaten bliezen bestaande programma’s nieuw leven in. Lidstaten die momenteel niet over zulke programma’s beschikken, zoals Duitsland, Finland en Zweden, zien steeds meer in het toepassen ervan om O&O in kleine en middelgrote ondernemingen te stimuleren en samenwerking tussen het openbaar onderzoek en het bedrijfsleven aan te moedigen. In Frankrijk, België, Nederland en Spanje bestaan fiscale O&O-maatregelen voor sociale lasten op arbeid.

In dezelfde context speelt het cohesiebeleid duidelijk een steeds grotere rol bij de financiering van O&O, met name in enkele van de nieuwe lidstaten. Het effectieve gebruik van structuurfondsen voor onderzoek en innovatie biedt belangrijke kansen voor veel landen waar nog weinig financiering beschikbaar is.

5. Toekomstverwachtingen

Al deze resultaten hebben het pad geëffend voor 2008, het tweede uitvoeringsjaar van KP7 en een jaar met belangrijke nieuwe ontwikkelingen voor de Europese onderzoeksruimte.

Het groenboek over de EOR leidde tot de planning van de vijf EOR-initiatieven, die van start zullen gaan in de loop van 2008. Daarnaast zal tijdens het Sloveense voorzitterschap van de EU 'het Ljubljana-proces' worden gelanceerd. Doel van dit proces is een gemeenschappelijke langetermijnvisie op de EOR, gezamenlijk ontwikkeld door de lidstaten en de Commissie, met brede steun van belanghebbenden en burgers.

6. Bronnen van verdere informatie

Meer details zijn opgenomen in het werkdocument van de Commissie dat bij dit verslag hoort. Voor meer informatie zijn de volgende documenten publiek beschikbaar:

- Jaarlijkse voortgangsverslagen voor het kaderprogramma en de specifieke programma's, die een beknopt, onafhankelijk overzicht geven van de vooruitgang en de kwaliteit van de maatregelen die zijn genomen om de programma's uit te voeren.

- Vijfjaarlijkse beoordelingsverslagen waarin de uitvoering en resultaten van de communautaire onderzoekactiviteiten in de vijf voorgaande jaren worden onderzocht.

- Jaarlijks gepubliceerde kerncijferverslagen met een pakket indicatoren om de balans op te maken van Europa’s positie in wetenschap, technologie en innovatie.

- Statistieken over wetenschap en technologie in Europa (Eurostat): statistieken over O&O-budgetten, O&O-uitgaven, O&O-personeel en octrooien in de lidstaten, uitgesplitst per regio.

- Studies en analyses die in het kader van de communautaire OTO-programma’s worden gepubliceerd over specifieke kwesties met betrekking tot de bestreken OTO-gebieden.

De meeste van deze documenten kunnen op de websites van de Commissie worden verkregen of besteld:

- De EUROPA-website als toegang tot de Europese Unie: http://europa.eu/index_nl.htm

- De CORDIS-site met uitgebreide informatie over het OTO-kaderprogramma: http://cordis.europa.eu

- De CORDIS-site met informatie over ERAWATCH: http://cordis.europa.eu/erawatch/

- De site van het directoraat-generaal Onderzoek van de Commissie:http://ec.europa.eu/dgs/research/index_nl.html

- De site van het directoraat-generaal Informatiemaatschappij van de Commissie: http://ec.europa.eu/dgs/information_society/index_nl.htm

- De site van het directoraat-generaal Ondernemingen van de Commissie:http://ec.europa.eu/enterprise/index_en.htm

- De site van het directoraat-generaal Energie en vervoer van de Commissie: http://ec.europa.eu/dgs/energy_transport/index_nl.html

- De site van het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek (GCO): http://www.jrc.ec.europa.eu

- De Eurostat-site: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/


“Aan het begin van elk jaar legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor. Dit verslag heeft met name betrekking op de activiteiten inzake onderzoek en technologische ontwikkeling en verspreiding van de resultaten in het voorafgaande jaar alsmede op het werkprogramma van het lopende jaar.”

COM(2007) 161 van 4.4.2007.

http://ec.europa.eu/research/era/index_en.html

http://ec.europa.eu/invest-in-research/pdf/download_en/keyfigures_071030_web.pdf

COM(2007) 182 van 4.4.2007.

http://www.consilium.europa.eu/ueDocs/cms_Data/docs/pressData/en/ec/94932.pdfCOM(2007) 182 van 4.4.2007.

COM(2007) 474 van 16.8.2007.

COM(2007) 799 van 14.12.2007.

http://ec.europa.eu/invest-in-research/policy/philanthropy_en.htm

COM(2006) 458 van 14.8.2006.

PB L 57 van 24.2.2007.

PB L 30 van 4.2.2008.

PB L 97 van 9.4.2008.

COM(2003) 226 van 4.6.2003.

De 11 lidstaten met een grote of zeer grote toename van hun O&O-intensiteit nemen slechts 16% van het bbp van de EU-27 voor hun rekening, terwijl de 16 lidstaten met een geringe toename of afname van hun O&O-intensiteit 84% van het bbp van de EU-27 vertegenwoordigen.

Laatste jaar waarvoor de financiering is uitgesplitst naar herkomst.