Artikelen bij COM(2008)862 - Naar een coherente strategie voor een Europese landbouwonderzoeksagenda

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Een nieuwe context voor landbouwonderzoek in Europa 2

1.1. De rechtsgrondslag voor EU-actie 2

1.2. Nieuwe uitdagingen voor de Europese landbouw 3

1.3. Noodzaak tot actie op EU-niveau betreffende een hernieuwde landbouwonderzoeksagenda 4

2. De sturende rol van het PCOL-Comité 5

2.1. Een vernieuwd mandaat 5

2.2. Naar gemeenschappelijke onderzoeksagenda’s 6

2.3. Een prognoseproces 7

2.4. Kartering van EU-capaciteiten 8

3. Essentiële acties betreffende een coherente Europese landbouwonderzoeksagenda 9

3.1. Naar een duurzamere landbouw in de mondiale context 9

3.2. Nieuwe prioriteitsgebieden voor de toekomstige landbouwonderzoeksagenda 9

3.3. Versterking van de productie en deling van landbouwkennis in Europa 11

3.4. Consolideren van gezamenlijke onderzoeksprogrammering voor beter beheer van het Europese agrofoodsysteem 11

3.5. Ontwikkelen van een mechanisme voor prognosemonitoring 12

3.6. Europa’s verantwoordelijkheden in een geglobaliseerde wereld 13

1. EEN NIEUWE CONTEXT VOOR LANDBOUWONDERZOEK IN EUROPA

1.1. De rechtsgrondslag voor EU-actie

Verordening (EEG) nr. 1728/74 van de Raad van 27 juni 1974 bepaalt in artikel 11: “De Commissie legt het Europese Parlement en de Raad op gezette tijden een rapport voor over de coördinatie van het onderzoek in de landbouw” . Het doel van dit rapport is een algemeen beeld te geven van de ontwikkelingen op het gebied van landbouwonderzoek binnen de Gemeenschap en strategische acties vast te stellen betreffende de “mede gezien de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, gewenste toekomstige ontwikkeling van het onderzoek in de landbouw in de lidstaten en van de coördinatie daarvan op communautair niveau” .

Artikel 7 van de voormelde verordening stelt een Permanent Comité voor onderzoek in de landbouw (PCOL) in, bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten (LS), die een mandaat hebben om de Commissie en de LS te adviseren over de coördinatie van het landbouwonderzoek in Europa.

Inhoudelijk zijn deze mededeling en het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie gebaseerd op het resultaat van de verschillende initiatieven van het PCOL-Comité de afgelopen vier jaar om de trends en behoeften in deze sector vast te stellen. De mededeling is ook gebaseerd op de resultaten van een door de Europese Commissie gefinancierd project “EU-AGRI-MAPPING”, dat de status van het landbouw- en voedselonderzoek in Europa heeft geanalyseerd.

1.2. Nieuwe uitdagingen voor de Europese landbouw

De demografische situatie in de landbouw in de EU is aan het veranderen: het aantal landbouwers neemt af terwijl de beschikbare oppervlakte grond constant blijft. De leeftijd van de beroepsbevolking in de landbouw neemt toe en er is gebrek aan diversifiëring buiten de productie. Toch blijft de landbouw sociaaleconomisch en voor het milieu belangrijk. De gecombineerde agrovoedingssector is nog steeds een belangrijke werkgever en voortbrenger van rijkdom (omzet 900 miljard euro, 20 miljoen werknemers) en landbouw is nog steeds de belangrijkste techniek voor grondgebruik en speelt de centrale rol in de sociale structuur van plattelandsgebieden.

De implicaties van de moderne landbouwmethoden, vooral in EU 12-landen, zouden tot verhoogde werkloosheid kunnen leiden naarmate kleinschalige landbouwbedrijven grootschalig worden, en het onderzoek mag de daaruit voortvloeiende sociaal-economische uitdagingen niet negeren.

Het proces van hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) blijft de motor van veranderingen in de landbouw. Sinds de eerste grote hervorming in 1992 wordt de EU-landbouw gedwongen de uitdaging aan te gaan van het vergroten van het concurrentievermogen tegen de achtergrond van de potentiële negatieve milieueffecten van moderne productiemethodes. De landbouw moest ook inspelen op het feit dat de consument in toenemende mate bezorgd is over en gevoelig is voor veiligheid, kwaliteit en betaalbaarheid van voedsel en, recenter, op het feit dat de vraag naar gezonder voedsel groeit.

Hoewel de beschikbaarheid van voedsel tegen redelijk prijzen voor de consument cruciaal blijft, hebben de Agenda 2000-hervormingen de link met duurzame ontwikkeling ingevoerd. Het hervormingspakket van 2003 heeft de link tussen publieke steun en productie verbroken en randvoorwaarden ten aanzien van de EU-wetgeving betreffende landbouwproductiemethoden ingevoerd. Het resultaat hiervan was dat de marktkoers in overeenstemming werd gebracht met milieu- en andere productienormen, bepalende factoren voor de duurzame toekomst van de landbouwsector van de EU.

Bovendien heeft de tweede pijler van het GLB in het EU-beleidskader een verschuiving naar plattelandsontwikkeling teweeggebracht. Daardoor zijn meer mogelijkheden ontstaan om de steun te richten op specifieke prioriteiten van maatschappelijk belang, zoals de bescherming van het milieu en de verhoging van de kwaliteit van het leven in plattelandsgebieden, alsook op een verscheidenheid van andere landbouwoutputs dan grondstoffen zoals landschapstoegang, recreatievoorzieningen, milieubehoud, groenvoorzieningen, erfgoedbehoud en toerismevoorzieningen.

Tijdens heel dit hervormingsproces hebben ook externe mondiale aanjagers de landbouw en voedselvoorziening in de EU veranderd. De vraag naar voedsel is toegenomen tengevolge van een groeiende wereldbevolking, verhoogde inspanningen om ondervoeding te verminderen en een stijging in de consumptie van vee in verband met de groeiende rijkdom van derde landen en de toegenomen internationale handel. De EU is nu de grootste mondiale importeur en exporteur van landbouwproducten en veruit de grootste markt voor ontwikkelingslanden.

Bovendien staat de EU-landbouw momenteel voor een grote verscheidenheid van nieuwe uitdagingen, waaronder: verdere globalisering, verkrapping van de energievoorraden, klimaatverandering, niet-duurzaam verbruik van natuurlijke rijkdommen en de recente stijging van de voedselprijzen.

1.3. Noodzaak tot actie op EU-niveau betreffende een hernieuwde landbouwonderzoeksagenda

Om deze uitdagingen aan te gaan, is er, zoals algemeen wordt erkend, nood aan een sterke ruimte voor landbouwonderzoek binnen Europa. Landbouwonderzoek moet de kennis leveren die nodig is voor een diepgaand inzicht in plattelandsontwikkeling, in de factoren die duurzaamheid bevorderen en belemmeren, en de nieuwe technologieën en innovatie opleveren die nodig zijn voor de ontwikkeling van de landbouwsector.

Wetenschappelijke ondersteuning van beleid, waarbij gebruik gemaakt wordt van resultaten en expertise die uit de onderzoeksgemeenschap voortkomen, speelt een steeds belangrijker rol bij de vaststelling van de economische, ecologische en sociale gevolgen van een mogelijke beleidsinterventie. Dit is in overeenstemming met de verbintenis van de Commissie om “betere regelgeving” af te leveren en met name effectbeoordelingen van hoge kwaliteit te verschaffen.

Hoewel het Europees landbouwonderzoek een breed spectrum van disciplines en stakeholders omvat, zijn de onderzoeksinspanningen als antwoord op deze maatschappelijke behoeften echter vaak gefragmenteerd en slecht gecoördineerd. In veel situaties beschikt geen enkele afzonderlijke lidstaat over de middelen of capaciteit om de nodige onderzoeks- en beleidsactiviteiten alleen uit te voeren.

In Europa bestaan er, met name in het Kaderprogramma van de EU, verschillende mechanismen om te helpen pan-Europese samenwerking tussen onderzoekers te bevorderen. Dienovereenkomstig is het vergroten van de samenwerking tussen nationale onderzoeksprogramma’s, vooral op het niveau van nationale financiering, een intrinsieke prioriteit bij de totstandbrenging van een Europese Onderzoeksruimte (EOR). In dat verband voorziet de ERA-NET-regeling in financiering voor het d.m.v. van een netwerk verbinden van nationale programma’s, ministeries of financieringsagentschappen over alle wetenschappelijke sectoren heen.

Hoewel verschillende ERA-NET’s die relevant zijn voor landbouwonderzoek werden opgestart, ging de EU-Raad (in november 2004) akkoord dat samenwerking op dat gebied baat zou hebben bij een meer gestructureerde aanpak en dat het PCOL deze kwestie verder moest onderzoeken.

In dat verband gaat het recent bedachte concept gezamenlijke programmering een stap verder dan de ERA-NET-regeling en creëert het directe samenwerking tussen de overheidsprogramma's van de lidstaten bij het bepalen van gemeenschappelijke visies, strategische onderzoeksagenda's en de pooling van middelen om specifieke gebieden samen aan te pakken. De aanpak van bepaalde grote maatschappelijke problemen in Europa die bijvoorbeeld verband houden met de klimaatverandering, de energiecrisis of de voedselvoorziening zou met name baat hebben bij een kritische massa van publieke onderzoeksinspanningen, zoals vastgesteld in de conclusies van de informele vergadering van de Raad Concurrentievermogen op 17-18 juli 2008 in Versailles.

Het PCOL-Comité werd genoemd als een goed voorbeeld van een mogelijke netwerkstructuur in elk nieuw proces van gezamenlijke programmering.

2. DE STURENDE ROL VAN HET PCOL-COMITÉ

2.1. Een vernieuwd mandaat

Na verschillende inactieve jaren werd in 2005 door de Raad van de EU aan het Permanent Comité voor onderzoek in de landbouw (PCOL) een vernieuwd mandaat verleend om een belangrijke rol te spelen in de coördinatie van de inspanningen inzake landbouwonderzoek in Europa. Het “nieuwe” PCOL bestaat uit de 27 EU-lidstaten; vertegenwoordigers uit de kandidaat-lidstaten en geassocieerde landen hebben een waarnemersstatus.

Het werkt aan een bredere en actuelere definitie van de term landbouwonderzoek, kijkt verder dan de nauwe grenzen van productieonderzoek en sluit zich bij het zogenaamde “fork-to-farm”-concept aan, waarbij het accent ligt op onderzoek voor duurzame landbouw, inclusief non-foodtoepassingen, biodiversiteit, bosbouw en plattelandsontwikkeling. Het PCOL, dat voor een holistische aanpak kiest, behandelt belangrijke kwesties binnen het concept van een Europese op kennis gebaseerde bio-economie (KBBE) . Tot de aandachtsgebieden behoren ook dierengezondheid en –welzijn, zoönosen, consumenten- en gezondheidskwesties betreffende de kwaliteit, veiligheid en zekerheid van de voedselproductie en –voorziening, kwesties in verband met consumentenvertrouwen en consumentengedrag ten opzichte van voedsel, voeding, detailhandel en markten, aangezien deze van invloed zijn op het agrofood-onderzoek, en kwesties in verband met ontwikkelingen op niet traditionele en non-foodgebieden van de landbouwactiviteit.

Bovendien heeft de informele Landbouwraad (Krems, 28-30 mei 2006) aanbevolen dat het PCOL-Comité in het kader van de Lissabonstrategie de EU-LS moet uitnodigen om kwesties in verband met adviesdiensten, onderwijs, opleiding en innovatie te bespreken, overeenkomstig de eis ervoor te zorgen dat het effectieve gebruik van de onderzoeksresultaten in overeenstemming is met de behoeften van een veranderend GLB.

In dat verband heeft het PCOL-Comité in een aantal opzichten coördinatieacties bevorderd om voor vitale inbreng te zorgen op alle onderzoeksgebieden van de KBBE en een Europese onderzoeksruimte voor landbouw tot stand te brengen.

[pic]

2.2. Naar gemeenschappelijke onderzoeksagenda’s

Op basis van een onderzoek naar de coördinatie van landbouwonderzoek op Europees niveau dat in 2004 onder het Nederlandse Voorzitterschap is uitgevoerd, heeft het PCOL gekozen voor een gestructureerde aanpak van de prioritering van onderzoeksthema’s voor verdere samenwerking door de oprichting van een aantal werkgroepen voor samenwerking (WVS’en) door de lidstaten/geassocieerde staten.

WVS’en zijn een flexibeler en minder formeel alternatief mechanisme voor de ERA-NET-regeling, maar streven dezelfde doelstelling na: stimulering en uiteindelijk uitbreiding van de onderzoekssamenwerking tussen financiers en programmabeheerders betreffende cruciale onderzoeksgebieden. Sinds 2005 werden door de Europese landen veertien WVS’en opgericht die op vrijwillige basis en in een variabele configuratie gemeenschappelijke onderzoeksagenda's vaststellen, uitwerken en ten uitvoer te leggen, gebaseerd op een gemeenschappelijke visie in verband met de manier waarop grote uitdagingen op het gebied van landbouwonderzoek moeten worden aangegaan.

WVS’en werken op een soortgelijke manier als ERA-NET’s in zoverre zij dezelfde stapsgewijze aanpak volgen – en zich tijdens de vroege fases op informatie-uitwisseling toespitsen, hiaten inzake onderzoeks- en prioriteitsgebieden voor samenwerking vaststellen en eventueel gezamenlijke activiteiten en/of gemeenschappelijke onderzoeksuitnodigingen opstarten.

De dynamiek en inzet van verschillende WVS’en effende de weg voor deelname aan de KP7-ERA-NET-regeling, waarbij vijf WVS’en te kennen gaven voornemens te zijn voorstellen in te dienen voor de eerste uitnodigingen tot het indienen van voorstellen (zoals geïllustreerd in de onderstaande tabel).

WVS-benaming | Coördinator | WVS-landen |

ICT en robotica in de agrofoodindustrieën => ERA-NET-VOORSTEL 'ICT-AGRI' | Denemarken | 11 |

Hernieuwbare grondstoffen en de toepassingen ervan in de non-foodindustrie | Duitsland | 18 |

Duurzame productie van vee gevoed met weidegras | Ierland | 21 |

Relevante kwesties betreffende de mediterrane landbouw => WERD EEN ERA-NET 'ARIMNet' | Italië/Frankrijk | 13 |

Landbouw en duurzame ontwikkeling => ERA-NET-VOORSTEL 'RURAGRI' | Frankrijk | 11 |

Dierengezondheid => WERD EEN ERA-NET 'EMIDA' Dierenwelzijn begon als een WVS | VK | 21 |

Geavanceerde technologieën voor klimaatregeling van broeikassen en huisvesting van vee | Israël | 14 |

Aanpassing van de menselijke voeding aan de milieu-ontwikkeling | Frankrijk | 10 |

Ecologie voor ecosystemen & duurzaam beheer van natuurlijke rijkdommen | Frankrijk | 8 |

Ontwikkeling van duurzame landbouw in het oostzeegebied | Polen | 8 |

Gemeenschappelijke onderzoeksagenda voor het plattelandsbeleid van de EU => ERA-NET-VOORSTEL 'RURAGRI' | Zweden/Nederland | 7 |

Klimaatverandering en landbouw | Spanje | 22 |

Landbouw en energie | Duitsland | 21 |

Gedeelde infrastructuren op het gebied van landbouwonderzoek | Frankrijk | 15 |

2.3. Een prognoseproces

Het PCOL heeft het initiatief genomen voor een prognoseoefening om mogelijke scenario's voor de Europese landbouw gedurende de volgende 20 jaar te formuleren als basis voor de prioritering van landbouwgerelateerd onderzoek in Europa op middellange tot lange termijn. Dit proces werd door de informele Landbouwraad (Krems, 28-30 mei 2006) sterk aangemoedigd.

Dienovereenkomstig heeft de Europese Commissie een Deskundigengroep Prognose (FEG) opgericht om de in nationale, regionale en internationale studies met betrekking tot acht belangrijke aanjagers beschikbare informatie te verzamelen en te analyseren, deze informatie bij het formuleren van toekomstscenario’s te gebruiken en een initiële beoordeling van de implicaties voor de OTO-eisen van de Europese landbouw uit te voeren.

De rapporten van de FEG werden onder de relevante stakeholders verspreid en samen met andere prognosethema’s besproken tijdens de workshop 'Foresight to Set Long-Term European Agricultural Research Priorities', die op 29-30 maart 2007 in Stockholm plaatsvond en deskundigen op hoog niveau en stakeholders bijeenbracht om na te denken over de onderzoeksbehoeften die uit prognoseanalyse voortkomen.

De zienswijzen die werden geuit en de conclusies die werden getrokken tijdens de workshop werden samen met de FEG-rapporten en verder stakeholdersoverleg gebruikt als basis voor een grote internationale conferentie 'Towards future challenges of Agricultural research in Europe' (26-27 juni 2007). Dit betekende een groot succes in het opzetten van een platform voor de bespreking van prognose in relatie tot onderzoeksbehoeften op lange termijn van de Europese landbouw.

De conclusies van de conferentie betreffende mogelijke acties inzake een coherente Europese landbouwonderzoeksagenda werden voor een groot deel in aanmerking genomen bij de opstelling van deze mededeling (punt 3).

2.4. Kartering van EU-capaciteiten

Het PCOL-Comité is ook betrokken bij het karteren van de EU-capaciteit voor landbouwonderzoek via het door de Europese Commissie gefinancierde project “EU-AGRI-MAPPING”, dat de status van het landbouw- en voedselonderzoek in Europa heeft geanalyseerd en trends en behoeften op dit gebied heeft vastgesteld. Door kerngetallen/statistieken betreffende de nationale organisatie van het landbouwonderzoek en een totaalbeeld van de ontwikkelingen in het landbouwonderzoek binnen de EU te verschaffen, heeft het project bijgedragen tot de beoordeling van wenselijke ontwikkelingen inzake het landbouwonderzoek in de lid/geassocieerde staten en de mechanismen die nodig zijn voor betere coördinatie op EU-niveau.

De kwestie van de onderzoeksinfrastructuren werd als een prioriteit beschouwd in het kader van de strategische besprekingen van het PCOL. In 2005 zond het PCOL aan het ESFRI (Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren) een nota betreffende de kwestie van zeer grote infrastructuren die relevant zijn voor de landbouw. Dit was een poging om tijdens de ESFRI-besprekingen de zichtbaarheid van de landbouwonderzoeksinfrastructuren te vergroten en om voorbeelden te geven van de grote onderzoeksfaciliteiten die op dit gebied nodig kunnen zijn.

Naast de grootschalige infrastructuren voor onderzoek heeft het PCOL de sterke vraag naar het d.m.v. een netwerk verbinden van gedistribueerde faciliteiten en clusters van expertise en naar het effectieve beheer ervan gereleveerd. In dat verband wordt momenteel een nieuwe WVS inzake “gedeelde infrastructuren voor Europees agrofoodonderzoek" opgezet om toekomstige behoeften vast te stellen en nieuwe beheersmodellen voor het efficiënt delen van infrastructuren op Europese schaal te ontwerpen.

Ten slotte geeft een specifieke website een volledig en regelmatig geactualiseerd beeld van de nationale systemen voor landbouwonderzoek in alle PCOL-landen.

3. ESSENTIËLE ACTIES BETREFFENDE EEN COHERENTE EUROPESE LANDBOUWONDERZOEKSAGENDA

3.1. Naar een duurzamere landbouw in de mondiale context

Hoewel de mededeling van de Commissie geen specifieke onderzoeksgebieden voor gezamenlijke programmering vaststelde, werd het aspect voedselzekerheid en -productie als voorbeeld gebruikt tijdens de informele bijeenkomst in Versailles. Dit komt doordat het steeds duidelijker wordt dat het duurzame beheer en gebruik van biologische hulpbronnen een belangrijke maatschappelijke kwestie is die met een verscheidenheid van gecorreleerde uitdagingen gepaard gaat, inclusief klimaatverandeirng, milieubederf, consumentenvraag en mondiale stabiliteit.

We lopen de kans binnenkort kritieke drempels te overschrijden met verreikende gevolgen voor alle ecosystemen en derhalve voor de landbouw- en voedselzekerheid. Dienovereenkomstig verwacht het International Panel on Climate Change (IPCC) dat de landbouwproductie in Afrika met de helft zal dalen in 2030 met ernstige gevolgen niet alleen voor de voedselzekerheid en de kwetsbaarheid van fragiele gebieden, maar ook voor de mondiale zekerheid. De stijging van de fossiele brandstofprijzen kan op lange termijn de voedselprijzen opdrijven aangezien alle fases van de productie, verwerking en distributie sterk olieafhankelijk zijn. De teelt van brandstofgewassen en andere industriële grondstoffen en de daarmee gepaard gaande productieverschuivingen kunnen ernstige implicaties hebben. Bovendien zullen de bevolkingsgroei en de veranderende eetpatronen in de opkomende economieën de productie van meer voedsel vereisen, met alle milieurisico’s van dien als niet-duurzame systemen worden gebruikt.

Het is dus dringend nodig een beter inzicht te krijgen in de aanjagers van deze processen om de negatieve effecten van de klimaatverandering te keren en de slinkende grond-, water- en biodiversiteithulpbronnen te beschermen. Een dergelijke aanpak vereist onderzoekscapaciteit, technologieoverdracht en multidisciplinaire vaardigheden in een grote verscheidenheid van economische, sociale en ecologische sectoren.

3.2. Nieuwe prioriteitsgebieden voor de toekomstige landbouwonderzoeksagenda

Nieuwe opkomende uitdagingen vereisen gerichte antwoorden vanuit geschikte prioritaire onderzoeksgebieden voor de toekomstige landbouwonderzoeksagenda.

Het prognoseproces waartoe het PCOL het initiatief heeft genomen en de conclusies van de conferentie van juni 2007 hebben het belang gereleveerd van een aantal thema’s, zoals biodiversiteit, biologische landbouw, voedselveiligheid, mondiale voedselzekerheid, integratie van milieutechnologieën, biotechnologie, opkomende dierenziekten alsmede opkomende plantenplagen en –ziekten. Bovendien werd vastgesteld dat het raakvlak tussen landbouw, klimaatverandering en energie een belangrijke maatschappelijke uitdaging vormde die op elke toekomstige onderzoeksagenda een prominentere plaats verdiende.

Deze koers werd met klem onderschreven door de Europese Raad van 20 juni 2008 die verklaarde: “Er moet verder werk worden gemaakt van innovatie, onderzoek en ontwikkeling van de landbouwproductie, met name om de energie-efficiëntie, de groei van de productiviteit en het vermogen om zich aan de klimaatverandering aan te passen, te versterken.”

- Klimaatverandering is een van de voornaamste bedreigingen voor duurzame ontwikkeling en vormt een van de grootste milieu-uitdagingen doordat zij een negatieve invloed heeft op de mondiale economie, de gezondheid en het sociaal welzijn. De klimaatverandering kan de gewasopbrengsten, het beheer van de veestapel en de locatie van de productie beïnvloeden. Zij kan ook belangrijke gevolgen hebben voor het landbouwinkomen, de ruimtelijke ordening en de plattelandseconomieën in sommige delen van Europa. De risico’s van de klimaatverandering worden momenteel actief aangepakt door middel van de “gezondheidscontrole” van het GLB en zijn ook een thema geworden voor Europese nationale onderzoeksprogramma’s, waarin verbeterde landbouwmethoden worden onderzocht die de landbouwsector zullen helpen zich aan te passen en de effecten van de landbouw op het klimaat te mitigeren. In dit verband is ook duidelijker geworden hoe complex en belangrijk permanent onderzoek naar landbeheersmethoden kan zijn voor het in stand houden of verhogen van de niveaus van organisch materiaal in de bodem in heel de EU. Organisch materiaal in de bodem speelt een cruciale rol niet alleen in de koolstofkringloop, maar ook in het ondersteunen van de vruchtbaarheid van de bodem, het verbeteren van de bodemstructuur en het verhogen van de waterretentie, wat hem veerkracht verleent bij klimatologische belastingen. Het groenboek van de Commissie "Aanpassing aan klimaatverandering in Europa – mogelijkheden voor EU-actie” gaf aan dat in bijna alle LS aanpassingsbeleid aan het opkomen is en dat het van essentieel belang is de met initiële aanpassingsacties en onderzoeksresultaten opgedane ervaringen te delen.

- Energie In een wereld waarin er een tekort is aan water- en landvoorraden is er groeiende mondiale vraag naar voedsel en alternatieve energiebronnen op basis van biomassa, terwijl het toenemende bodembederf en de stijgende temperaturen de productiviteit van het land schaden. Deze uitdaging vereist de ontwikkeling van landbouwtechnologieën en bijstelling van het energie- en landbouwbeleid, onderbouwd door geschikte onderzoekondersteunende maatregelen op het raakvlak van landbouw en energie. Er dient speciale aandacht te worden geschonken aan de effecten van de productie van biobrandstoffen en biomassa op de waterkwaliteit, het organisch materiaal in de bodem en de biodiversiteit.

Bij de prognoseactiviteiten van het PCOL werden klimaatveranderings- en energiekwesties in verband met landbouw als prioriteitsgebieden aangewezen en werd erkend dat ze belangrijke hiaten vertonen wat de coördinatie van onderzoek op Europees niveau betreft. Momenteel worden twee nieuwe WVS’en over deze kwesties opgestart waarbij telkens meer dan 20 Europese landen betrokken zijn. De eerste zal nagaan hoe de klimaatverandering de landbouw beïnvloedt en hoe de landbouw zich op geschikte wijze aan deze effecten kan aanpassen en ze kan mitigeren. De tweede werkgroep zal het raakvlak behandelen tussen landbouw en energie in brede holistische zin, gaande van wetenschappelijktechnologische uitdagingen voor biomassa en bio-energieproductie tot industriële, ecologische, sociaal-economische en rurale effecten.

3.3. Versterking van de productie en deling van landbouwkennis in Europa

De toenemende uitdagingen waarmee de agrovoedings- en plattelandssector in Europa geconfronteerd wordt, vereisen een herziening van de links tussen kennisproductie en het gebruik ervan voor het bevorderen van innovatie, zoals duidelijk naar voren kwam uit de essentiële boodschappen van het prognoseproces en de conferentie van juni 2007.

Onderzoek zou een grotere rol kunnen spelen indien verschillende actoren (landbouwers, onderzoekers, adviesdiensten, consumenten, marktsector, maatschappelijk middenveld, beleidsvormers) beter betrokken zouden zijn bij de feitelijke bepaling van de agenda en deel zouden worden van het onderzoeksproces door middel van acties zoals de vorming van innovatienetwerken. Tegelijk dient het landbouwonderzoek zich innoverender op te stellen en manier te vinden om het “beste” wetenschaps- en technologiepersoneel voor de sector aan te trekken.

De workshop 'Strengthening the links between knowledge and innovation in Europe' die op 6-7 oktober 2008 in Angers plaatsvond, bood een gelegenheid om de hoofdkenmerken van een Europees landbouwkennissysteem vast te stellen. Tijdens de workshop werd besproken hoe de links tussen kennis en innovatie in Europa worden georganiseerd, werden de motieven en argumenten voor een dergelijke organisatie geanalyseerd en werd nagegaan hoe gedeelde ervaring met belangrijke hervormingen in verschillende Europese landen tot potentiële best practice kan leiden.

De Commissie is voornemens van het PCOL gebruik te maken om in elke lidstaat landbouwkennissystemen aan te wijzen met het oog op het eventueel instellen van een overeenkomstige WVS.

In dat verband is het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling, zoals vastgesteld bij artikel 67 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, een geschikt forum om technologieoverdracht te behandelen als onderdeel van de verbeterde uitvoering van programma’s voor plattelandsontwikkeling. De Commissie beoordeelt momenteel mogelijke manieren om onderzoek en innovatie op de agenda van het netwerk te zetten, met name tijdens een seminar in 2009 betreffende innovatie voor de nieuwe milieu-uitdagingen.

Aangezien advies- en voorlichtingsdiensten in de ontwikkeling van elk toekomstig Europees landbouwkennissysteem waarschijnlijk een belangrijke rol zullen spelen, is de Commissie ook voornemens in haar rapport betreffende het bedrijfsadviseringssysteem, dat tegen 2010 aan de Raad moet worden voorgelegd, rekening te houden met de bevindingen van het PCOL.

3.4. Consolideren van gezamenlijke onderzoeksprogrammering voor beter beheer van het Europese agrofoodsysteem

In het licht van de ERA-NET-regeling zijn de LS de voorheen geïsoleerde nationale aanpak van nieuwe grensoverschrijdende uitdagingen op alle onderzoeksgebieden opnieuw gaan bezien. Bovendien voorziet de mededeling van de Commissie “Naar een gezamenlijke programmering van onderzoek” in een nieuwe impuls voor een meer strategische aanpak van coördinatie en samenwerking bij de programmering van publiek onderzoek binnen de EOR.

De Raad denkt momenteel over deze nieuwe aanpak na en zal een besluit nemen betreffende het proces voor het aanwijzen van de onderzoekssectoren die geschikt zijn voor toekomstige gezamenlijke programmeringsinitiatieven. In dat verband werden tijdens de informele vergadering van de Raad Concurrentievermogen op 17 juli 2008 in Versailles voedsel en landbouw een van de vier grote uitdagingen genoemd waaraan de maatschappij vandaag het hoofd moet bieden.

Voor het PCOL-Comité, dat heeft bewezen het feitelijke referentiekader voor een meer gecoördineerde aanpak van de programmering van publiek onderzoek op landbouwgebied te zijn, was naar verluidt eveneens een belangrijke rol weggelegd in elk nieuw gerelateerd gezamenlijk programmeringproces.

De ontwikkeling van effectieve en gecoördineerde programmering op lange termijn van het landbouwonderzoek moet gebaseerd zijn op een coherente strategie en een coherent organisatorisch kader die een regelmatige raadpleging van alle onderzoeksactoren als onderdeel van het bredere Ljubljana-proces voor beheer van de EOR mogelijk zullen maken.

Dienovereenkomstig zou de strategische rol van het PCOL verder kunnen worden versterkt zodat het de strategische prognose-instelling kan worden die toezicht houdt op de diverse landbouwgerelateerde inspanningen die door alle Europese publieke onderzoeksinstellingen worden uitgevoerd. Een en ander zou eveneens de dialoog met gerelateerde stakeholders bij technologieplatforms kunnen vergemakkelijken die bij het bepalen van gemeenschappelijke visies en strategische agenda’s op soortgelijke onderzoeksgebieden betrokken zijn.

3.5. Ontwikkelen van een mechanisme voor prognosemonitoring

Onderzoeksagenda’s op lange termijn die gebaseerd zijn op gemeenschappelijke visies en gedeelde doelstellingen moeten worden ontwikkeld door strategische combinatie van analysetools zoals prognosestudies, collectieve expertise en kartering van onderzoekscapaciteiten en moeten evidencebased resultaten afleveren om het landbouwonderzoeksbeleid te sturen.

De ervaring die met het PCOL-prognoseproces is opgedaan, leert het belang en de noodzaak van een vroeg waarschuwingssysteem waardoor beleidsvormers en onderzoekers goed kunnen anticiperen op de uitdagingen en problemen waarmee wij de komende jaren mogelijk worden geconfronteerd en manieren kunnen suggereren om ze aan te pakken.

Dit mechanisme wordt nu conceptueel verder ontwikkeld om de adequaatheid en geldigheid van vroegere en verschijnende prognosestudies te verifiëren en zal voor een systematische aanpak zorgen van de vaststelling van potentiële bedreigingen, kansen en waarschijnlijke toekomstige ontwikkelingen en de implicaties ervan voor de EOR-agenda. Het zal ook de mogelijke implicaties van dergelijke ontwikkelingen voor de verdere koers van het onderzoeksbeleid op Europees en lidstaatniveau releveren.

Het mechanisme bevindt zich momenteel in een initiële proeffase volgende op de oprichting van een deskundigengroep van consultants belast met het actualiseren van de eerste prognosestudie en het definiëren van indicatoren en criteria die de basis kunnen vormen voor de regelmatige evaluatie van de uitdagingen en doelstellingen op lange termijn.

3.6. Europa’s verantwoordelijkheden in een geglobaliseerde wereld

In een wereld waarvan de bevolking volgens de voorspellingen rond de 9 miljard zal bereiken in 2050 en die economisch steeds meer geïntegreerd is en beïnvloed wordt door klimaatverandering en milieubederf, wordt landbouwduurzaamheid momenteel een thema dat zowel een direct effect (bv. via de voedselprijzen) als een indirect effect (bv. via de migratie) in de EU alsmede in alle regio’s van de wereld zal hebben. Toekomstige landbouwduurzaamheid in Europa en in de ontwikkelingslanden en landen met een opkomende economie (DEEC) hangt sterk af van de stabiliteit van essentiële hulpbronnen zoals landbouwland, water en werkende ecosystemen. Het Europese onderzoek heeft de capaciteiten en de verplichting om bij te dragen tot het bevorderen van het begrip van de complexe interactie van de betrokken factoren.

Bovendien is een andere belangrijke aanjager van de toenemende mate van convergentie van het landbouwonderzoek in zowel DEEC- als Europese landen het groeiend belang van onderzoeksgebieden waarvoor niet langer een wetenschappelijk steekhoudend onderscheid tussen Noord en Zuid bestaat. Op deze basis dient een beter geïntegreerd Europees landbouwonderzoeksbeleid dat met internationale samenwerking gepaard gaat te worden opgebouwd en door de Commissie bevorderd.

Bijgevolg moeten, overeenkomstig de nieuwe mededeling van de Commissie betreffende een strategisch Europees kader voor internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie, de beleidssynergieën op het gebied van landbouwonderzoek binnen en buiten Europa worden versterkt. Met name moeten de synergieën tussen enerzijds het onderzoeksbeleid van de EU en de lidstaten en anderzijds het externe beleid zoals het ontwikkelingshulp- en nabuurschapsbeleid worden vergroot. Bovendien moet Europa, in samenwerking met internationale organisaties (VN-agentschappen, Wereldbank, OESO, G8) en multilaterale organisaties (Afrikaanse Unie, ASEAN, Mercosur) alsmede met instellingen die betrokken zijn bij landbouwonderzoek zoals GFAR en CGIAR, een leidende rol gaan spelen bij het medebepalen van een mondiale O&O-agenda.

In dit verband kunnen het internationale mandaat en de leidende rol van het PCOL verder worden versterkt met bijdragen van het Europees initiatief voor landbouwkundig onderzoek ten behoeve van ontwikkeling (EIARD), dat zijn coördinerende rol moet versterken op het punt van de ondersteuning door de Commissie en de LS van landbouwonderzoek dat gericht is op de behoeften van de DEEC en van lopende ERA-NET’s zoals ERA-ARD .

www.agrifoodresearch.net/library.

“Versterking van het landbouwonderzoek en verwerving van daarmee verwante kennis” is een van de acties die wordt overwogen in Commissiemededeling COM(2008) 321 definitief: “Het probleem van de stijging van de voedselprijzen aanpakken - Richtsnoeren voor maatregelen van de EU”.

Ref. SCAR Foresight; World Development Report 2008; Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC reports); Millennium Ecosystem System Assessment.

Artikel 169 van het EG-Verdrag stelt de Gemeenschap in staat deel te nemen aan onderzoeksprogramma’s die gezamenlijk door meerdere LS worden ondernomen, gericht op thema's met een hoge mate van politieke zichtbaarheid en relevantie.

“Naar een gezamenlijke programmering van onderzoek” COM(2008) 468 definitief, 15.7.2008.

Het visserijbeleid komt hier niet aan bod omdat deze sector zijn eigen vaste coördinatiemechanismen op Europese en internationale schaal heeft.

Ten volle rekening houdend met het mandaat van andere instellingen zoals het Europees Agentschap voor Voedselveiligheid en de eigen comités ervan.

Conclusies van het Voorzitterschap, 16 juni 2006.

'Towards cooperation between research funders and programme managers in the domain of Agriculture, Food, Rural Development and Fisheries in the European Union' – Rapport geschreven voor het Nederlandse ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Klimaatverandering, milieu, economie en handel, energie, maatschappelijke veranderingen, wetenschap en technologie, plattelandseconomie en gezondheid.

Verstoringsscenario’s: klimaatschok, energiecrisis, voedselcrisis, samenwerking met natuur.

http://ec.europa.eu/research/conferences/2007/scar/report_en.htm.

SCAR-nota aan het ESFRI, “Research infrastructures required in the field of agricultural research”, 31 augustus 2005.

Centra voor genetische en biologische hulpbronnen inclusief verzamelingen betreffende planten- en dierenziekten – landbouw-, bosbouw- en milieuobservatoria – onderzoekscentra voor menselijke voeding – geavanceerde, geïntegreerde experimentele faciliteiten voor infectieziekten.

http://ec.europa.eu/research/agriculture/scar/index_en.cfm.

Conclusie van het Voorzitterschap nr. 28 van de Europese Raad, 20 juni 2008.

COM (2008) 588 definitief van 24.9.2008.

Global Forum on Agricultural Research.

Consultative Group on International Agricultural Research.

COM(97) 126 “Europees initiatief voor landbouwkundig onderzoek ten behoeve van ontwikkeling (EIARD)”.