Artikelen bij COM(2008)888 - Op grond van artikel 20 van Kaderbesluit 2005/214/JBZ inzake de toepassing van het beginsel van onderlinge erkenning op geldelijke sancties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52008DC0888

Verslag van de Commissie op grond van artikel 20 van Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties /* COM/2008/0888 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 22.12.2008

COM(2008) 888 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

op grond van artikel 20 van Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

op grond van artikel 20 van Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties

INLEIDING

Achtergrond

Kaderbesluit 2005/214/JBZ past het beginsel van wederzijdse erkenning toe op geldelijke sancties die door rechterlijke of bestuurlijke autoriteiten zijn opgelegd, zodat dergelijke sancties gemakkelijker ten uitvoer kunnen worden gelegd in een andere lidstaat dan die waar zij worden opgelegd. Op 29 november 2000 heeft de Raad, overeenkomstig de conclusies van Tampere, een programma van maatregelen goedgekeurd om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen, waarbij voorrang werd gegeven aan de aanneming van een dergelijk instrument.

Het kaderbesluit is van toepassing op alle strafbare feiten waarvoor geldelijke sancties kunnen worden opgelegd. De toetsing van de dubbele strafbaarheid werd afgeschaft voor 39 strafbare feiten die in het kaderbesluit zijn opgenomen.

Kennisgevingen van de lidstaten

In oktober 2008 had de Commissie van de elf hierna genoemde lidstaten kennisgevingen ontvangen in verband met de voorschriften waarmee zij de bepalingen van het kaderbesluit in hun nationale recht hadden omgezet: AT, CZ, DK, EE, FI, FR, HU, LT, LV, NL en SI. De zestien hierna genoemde lidstaten zonden geen kennisgeving toe: BE, BG, CY, DE, EL, ES, IE, IT, LU, MT, PL, PT, RO, SE, SK en UK.

Methode en evaluatiecriteria

Artikel 20 van het kaderbesluit bepaalt dat de Commissie tegen 22 maart 2007 een verslag dient op te stellen over de maatregelen die de lidstaten hebben getroffen om aan dit instrument te voldoen. Dat dit verslag later is opgesteld, is het gevolg van het feit dat bij het verstrijken van de oorspronkelijke in het kaderbesluit vastgestelde termijn slechts weinig kennisgevingen waren ontvangen.

Kaderbesluiten zijn naar hun aard verbindend voor de lidstaten ten aanzien van het te bereiken resultaat, doch aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten vorm en middelen van de tenuitvoerlegging te kiezen (de criteria zijn duidelijkheid, rechtszekerheid en doeltreffendheid). Kaderbesluiten hebben geen rechtstreekse werking. Het beginsel van conforme uitlegging is echter bindend ten aanzien van kaderbesluiten die zijn aangenomen in het kader van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Aangezien de Commissie niet bevoegd is om een inbreukprocedure in te leiden tegen een lidstaat die beweerdelijk niet de nodige maatregelen heeft getroffen om te voldoen aan de bepalingen van een kaderbesluit van de Raad dat in het kader van de derde pijler is aangenomen, blijven de aard en het doel van dit verslag beperkt tot een evaluatie van de omzettingsmaatregelen die door de elf lidstaten zijn genomen.

EVALUATIE

Artikel 1 - - Definities

Artikel 1 definieert termen als „beslissing”, „geldelijke sanctie”, „beslissingsstaat” en „tenuitvoerleggingsstaat”.

CZ, HU en NL hebben al deze termen in hun voorschriften opgenomen, doch de meeste lidstaten (AT, DK, EE, FI, FR en SI) hebben alleen de definities van „beslissing” en „geldelijke sanctie” omgezet. LT en LV hebben alleen de definitie van „geldelijke sanctie” omgezet. In sommige omzettingsmaatregelen ontbreken bepaalde elementen van deze definities. Zo wordt in het Tsjechische nationale recht de aansprakelijkheid van rechtspersonen niet erkend.

Artikel 2 - - Vaststelling van de bevoegde autoriteiten

Op grond van dit artikel moet iedere lidstaat het secretariaat-generaal van de Raad meedelen welke nationale autoriteiten bevoegd zijn voor het kaderbesluit. Indien zijn interne organisatie zulks vereist, kan iedere lidstaat een of meer centrale autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor het administratief toezenden en in ontvangst nemen van de beslissingen en die de bevoegde autoriteiten bijstaan.

In sommige lidstaten zijn de nationale rechtbanken de autoriteiten die bevoegd zijn voor het geven of ten uitvoer leggen van beslissingen (AT, CZ, HU, LT, LV en SI). In andere lidstaten is de centrale autoriteit aangewezen als de beslissings- dan wel tenuitvoerleggingsautoriteit. Dit is het geval voor DK en EE (ministerie van Justitie) en NL (officier van justitie van Leeuwarden). In FR is het openbaar ministerie de bevoegde autoriteit voor het geven van de beslissing en de procureurs van de Republiek voor de tenuitvoerlegging van beslissingen.

In CZ, HU, LT, LV en SI is een centrale autoriteit (ministerie van Justitie) aangewezen voor de toezending van documenten.

FI heeft overeenkomstig artikel 2 het Rechtsregistratiecentrum aangewezen.

Artikel 3 - - Grondrechten

Overeenkomstig artikel 3 mag het kaderbesluit niet tot gevolg hebben dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen, zoals neergelegd in artikel 6 van het Verdrag, wordt aangetast.

Volgens verschillende lidstaten behoeft dit artikel geen omzetting (DK, FR en NL). AT en HU hebben het ten uitvoer gelegd als een verplichte grond tot weigering van tenuitvoerlegging. Sommige lidstaten hebben op nationale wetgeving terzake gewezen (LT en SI). FI heeft deze bepaling omgezet door te bepalen dat de tenuitvoerlegging van een beslissing kan worden geweigerd indien er redelijke gronden zijn om te vermoeden dat de waarborgen voor een eerlijk proces zijn geschonden in de procedure die tot de beslissing heeft geleid.

Artikel 4 - - Toezending van beslissingen en inschakeling van de centrale autoriteit

Volgens dit artikel kan de betrokken beslissing, vergezeld van een certificaat, worden toegezonden aan de bevoegde autoriteit van een lidstaat waar de natuurlijke persoon of rechtspersoon tegen wie de beslissing is gegeven, eigendom heeft of inkomsten geniet, gewoonlijk verblijf houdt of, in geval van een rechtspersoon, zijn statutaire zetel heeft. De bevoegde autoriteiten zenden elkaar de documenten rechtstreeks toe.

CZ, FI, HU, LT, LV en NL hebben alle elementen van artikel 4 in hun uitvoeringswetgeving omgezet. AT, DK, FR en SI hebben deze bepaling slechts gedeeltelijk ten uitvoer gelegd.

In EE kan de sanctie ten uitvoer worden gelegd tegen personen die onderdaan zijn van of vast verblijven in de beslissingsstaat, tegen personen die op het grondgebied van die lidstaat aanwezig zijn doch die niet zullen worden uitgeleverd en tegen rechtspersonen wier zetel is gevestigd op het grondgebied van de tenuitvoerleggingsstaat.

Artikel 5 - - Toepassingsgebied

Dit artikel omvat een lijst van strafbare feiten in verband waarmee beslissingen kunnen worden erkend en ten uitvoer gelegd zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid, indien zij in de beslissingsstaat strafbaar zijn gesteld. Voor alle andere strafbare feiten kan de tenuitvoerleggingsstaat tot toetsing van de dubbele strafbaarheid overgaan. In de lijst zijn de 32 strafbare feiten opgenomen die reeds in lijsten in andere kaderbesluiten voorkomen (bijvoorbeeld het Europees aanhoudingsbevel) en daarnaast nog een paar andere, namelijk:

- gedragingen in strijd met de verkeersregels, met inbegrip van overtredingen van de rij- en rusttijdenwetgeving en van de wetgeving inzake gevaarlijke goederen;

- smokkel van goederen;

- inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten;

- bedreigingen en daden van geweld jegens personen, met inbegrip van geweld tijdens sportevenementen;

- opzettelijke vernieling;

- diefstal;

- strafbare feiten die door de beslissingsstaat worden vastgesteld en die onder uitvoeringsverplichtingen vallen welke voortkomen uit instrumenten op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

AT, DK, EE, FI, FR, HU, LT en NL hebben de lijst overgenomen. In het geval van CZ, LV en SI was de lijst niet bijgevoegd.

Artikel 6 - - Erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen

Volgens artikel 6 moet de betrokken beslissing zonder verdere formaliteiten worden erkend en moeten onverwijld alle nodige maatregelen tot tenuitvoerlegging ervan worden genomen.

CZ, DK, FI, FR, LV en NL hebben deze bepaling ten uitvoer gelegd. AT, EE, HU, LT en SI hebben deze bepaling ten dele omgezet. De lidstaten hebben doorgaans geen termijn vastgesteld waarbinnen de tenuitvoerlegging moet plaatsvinden.

Artikel 7 - - Gronden tot weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging

Artikel 7 stelt de gronden vast die kunnen leiden tot de weigering van de erkenning of tenuitvoerlegging. Alle gronden die in dit artikel zijn opgegeven, zijn facultatief.

Het gaat om de volgende gronden:

- het certificaat wordt niet overgelegd, is onvolledig of stemt kennelijk niet overeen met de beslissing (omgezet als facultatieve grond door FI, FR en HU; omgezet als verplichte grond door AT, CZ, DK, LT, LV, NL en SI; EE heeft deze grond deels als verplichte grond, deels als facultatieve grond omgezet);

- ne bis in idem (omgezet als facultatieve grond door DK en FI; omgezet als verplichte grond door AT, CZ, EE, FR, HU, LT, LV, NL en SI);

- beginsel van dubbele strafbaarstelling (omgezet als facultatieve grond door DK en FI; omgezet als verplichte grond door AT, CZ, EE, FR, HU, LT, LV, NL en SI);

- de tenuitvoerlegging is bij wet verboden (omgezet als facultatieve grond door DK en FI; omgezet als verplichte grond door AT, CZ, EE, FR, HU, LT, LV, NL en SI);

- territorialiteitsbeginsel (omgezet als facultatieve grond door FI, FR, HU en NL; omgezet als verplichte grond door: AT, CZ, DK, LV en SI; niet omgezet door EE en LT);

- immuniteit (omgezet als facultatieve grond door FI; omgezet als verplichte grond door AT, CZ, DK, EE, FR, HU, LT, LV, NL en SI);

- leeftijd van strafrechtelijke aansprakelijkheid (omgezet als facultatieve grond door FI; omgezet als verplichte grond door AT, CZ, DK, EE, FR, HU, LT, LV, NL en SI);

- rechten van de in de zaak betrokken persoon (omgezet als facultatieve grond door FI; omgezet als verplichte grond door AT, CZ, DK, EE, FR, LT, LV, NL en SI; niet omgezet door HU);

- de sanctie bedraagt minder dan 70 EUR (omgezet als facultatieve grond door FI, FR en NL; omgezet als verplichte grond door AT, CZ, EE (1 000 kroon), DK, HU, LT, LV en SI).

Aanvullende gronden die door zes lidstaten zijn vastgesteld:

- omdat volgens de verklaring van CZ in het Tsjechische nationale recht de aansprakelijkheid van rechtspersonen niet wordt erkend, zal de tenuitvoerlegging van beslissingen in verband daarmee worden geweigerd;

- voor EE zijn de aanvullende gronden: de beslissing van de rechtbank is niet in kracht van gewijsde gegaan; de beslissing is gegeven door een rechtbank die niet onafhankelijk wordt geacht (EE maakt onderscheid tussen zaken waarin eigen onderdanen zijn betrokken en zaken waarin andere onderdanen van de EU zijn betrokken);

- FI heeft een aanvullende verplichte grond vastgesteld: er zijn redelijke gronden om te vermoeden dat de waarborgen voor een eerlijk proces zijn geschonden in de procedure die tot de beslissing heeft geleid;

- HU heeft enkele aanvullende verplichte gronden vastgesteld: de Hongaarse rechtbanken zijn bevoegd voor het strafbare feit waarop de beslissing van de lidstaat is gebaseerd (artikelen 3 en 4 van het Strafwetboek); het strafbare feit valt onder een Hongaarse amnestieregeling. Andere gronden zijn het verstrijken van een termijn van een jaar sedert de buitenlandse beslissing in kracht van gewijsde is gegaan en het verstrijken van de verjaringstermijn. Dit vormt geen belemmering voor de voortzetting van een tenuitvoerlegging die tijdens de verjaringstermijn is aangevat;

- LV heeft als verplichte gronden vastgesteld: er zijn redenen om aan te nemen dat de sanctie is opgelegd om een persoon te straffen op grond van ras, geloof, etnische afkomst, geslacht of politieke meningen; het is niet mogelijk om de beslissing in LV ten uitvoer te leggen;

- SI heeft twee aanvullende gronden vastgesteld: er zijn redenen om aan te nemen dat de sanctie is opgelegd om een persoon te straffen op grond van ras, geslacht, politieke of religieuze overtuigingen; de tenuitvoerlegging zou in strijd zijn met de Sloveense grondwet.

Artikel 8 - - Vaststelling van het te betalen bedrag

Dit artikel heeft betrekking op de situatie waarin de feiten waarop de beslissing betrekking heeft, niet op het grondgebied van de beslissingsstaat zijn gepleegd. In dat geval mag de tenuitvoerleggingsstaat besluiten het bedrag van de te innen sanctie te beperken tot het maximum dat door zijn nationale recht op feiten van dezelfde aard wordt gesteld, voor zover de feiten onder zijn rechtsmacht vallen. Indien nodig wordt het bedrag van de sanctie door de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat omgerekend in de valuta van de tenuitvoerleggingsstaat, tegen de op het tijdstip van de uitspraak geldende wisselkoers.

AT, CZ, DK, FI, FR, HU, LT, NL en SI hebben deze bepaling ten uitvoer gelegd. EE heeft dit niet gedaan. LV heeft alleen naar de omrekening in de valuta verwezen.

Artikel 9 - - De op de tenuitvoerlegging toepasselijke wet

Volgens artikel 9 wordt de tenuitvoerlegging van de beslissing beheerst door de wet van de tenuitvoerleggingsstaat, op dezelfde wijze als een geldelijke sanctie die door de tenuitvoerleggingsstaat wordt opgelegd. Indien de sanctie geheel of gedeeltelijk is betaald, wordt het geïnde deel in de tenuitvoerleggingsstaat volledig in mindering gebracht op het bedrag van de sanctie.

Een geldelijke sanctie tegen een rechtspersoon wordt ten uitvoer gelegd, zelfs indien de tenuitvoerleggingsstaat het beginsel van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen niet erkent.

AT, FI, FR, NL en SI hebben dit artikel ten uitvoer gelegd. DK, EE, HU, LT en LV hebben deze bepaling slechts ten dele ten uitvoer gelegd.

Dit artikel werd slechts ten dele ten uitvoer gelegd, omdat lid 3 betreffende de rechtspersonen niet werd omgezet. Sommige lidstaten hebben gewezen op nationale wetgeving dienaangaande (AT, FR en NL). In CZ wordt de aansprakelijkheid van rechtspersonen niet in het nationale recht erkend.

Artikel 10 - - Vervangende hechtenis of andere vervangende sanctie

Indien het onmogelijk is een beslissing geheel of gedeeltelijk ten uitvoer te leggen, kan de tenuitvoerleggingsstaat vervangende sancties, waaronder vrijheidsstraffen, toepassen in de gevallen waarin zijn recht daarin voorziet en de beslissingsstaat in het in artikel 4 bedoelde certificaat heeft ingestemd met de toepassing van die vervangende sancties. De hoogte van de vervangende sanctie wordt bepaald overeenkomstig de wet van de tenuitvoerleggingsstaat, maar mag het maximumniveau dat in het door de beslissingsstaat toegezonden certificaat is bepaald niet overschrijden.

AT, CZ, HU, LT en SI hebben deze bepaling omgezet. In het geval van LV zijn niet alle bepalingen van het artikel omgezet. EE heeft voorzien in de omzetting van de financiële sanctie in een vrijheidsstraf of in gemeenschapsdienst.

Bepaalde lidstaten hebben verklaard dat hun nationale stelsel niet in de mogelijkheid voorziet om alternatieve straffen toe te passen, hetzij op hun grondgebied, hetzij in het buitenland (FI, FR), of alleen op hun grondgebied (DK). NL heeft deze bepaling omgezet. De Nederlandse rechter kan in de volgende omstandigheden een vrijheidsstraf toepassen: de bevoegde autoriteit die de financiële sanctie heeft opgelegd, heeft in zijn beslissing aangegeven dat een vrijheidsstraf kan worden toegepast indien de sanctie niet ten uitvoer wordt gelegd. de financiële sanctie is niet door de veroordeelde persoon betaald en er zijn geen andere manieren om de sanctie ten uitvoer te leggen; en de beslissingsautoriteit heeft aanvaard dat een vrijheidsstraf een mogelijk alternatief voor de financiële sanctie kan vormen.

Artikel 11 - - Amnestie, gratie en herziening

Volgens dit artikel kunnen zowel de beslissingsstaat als de tenuitvoerleggingsstaat amnestie en gratie verlenen, doch alleen de beslissingsstaat kan beschikken op een verzoek tot herziening van de beslissing.

Bepaalde lidstaten hebben dit artikel ten uitvoer gelegd (FI en NL). De uitvoeringsvoorschriften van CZ en DK hebben alleen betrekking op het verlenen van gratie op hun grondgebied. LT heeft deze bepaling omgezet wat amnestie en gratie betreft, doch van herziening is geen sprake. Volgens de Estse wetgeving moeten amnestie, gratie en herziening van de beslissing worden verleend in de beslissingsstaat. LV heeft de situatie gemeld waarin het gebonden is door amnestie en gratie die in de beslissingsstaat zijn verleend. AT en SI hebben de bepaling in verband met amnestie en gratie omgezet als een verplichte grond tot weigering (voorts heeft SI gewezen op nationale wetgeving dienaangaande). In verband met herziening heeft AT verklaard dat deze bepaling geen omzetting behoeft.

HU heeft dit artikel niet omgezet. FR heeft het artikel evenmin omgezet, maar het heeft gewezen op bestaande relevante bepalingen in de nationale wetgeving.

Artikel 12 - – Beëindiging van de tenuitvoerlegging

Dit artikel vereist dat de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat onverwijld in kennis stelt van iedere beslissing of maatregel waardoor de beslissing niet meer uitvoerbaar is of om een andere reden aan de tenuitvoerleggingsstaat onttrokken wordt. Op basis van die informatie moet de tenuitvoerleggingsstaat de tenuitvoerlegging van de beslissing beëindigen.

AT, CZ, DK, FI, FR, HU, LT, LV, NL en SI hebben deze bepaling volledig omgezet. EE heeft dit artikel niet omgezet.

Artikel 13 - - Bestemming van de gelden van de tenuitvoerlegging van beslissingen

Dit artikel bepaalt dat de gelden die verkregen zijn uit de tenuitvoerlegging van beslissingen, toevallen aan de tenuitvoerleggingsstaat, tenzij anders overeengekomen, voornamelijk wanneer er slachtoffers zijn die niet als burgerlijke partij aan de procedure kunnen deelnemen.

Dit artikel is door AT, CZ, DK, FI, FR, HU, LT, NL en SI ten uitvoer gelegd. EE en LV hebben deze bepaling niet ten uitvoer gelegd.

Artikel 14 - - Informatie van de tenuitvoerleggingsstaat

Volgens dit artikel stelt de bevoegde autoriteit van de tenuitvoerleggingsstaat de bevoegde autoriteit van de beslissingsstaat onverwijld in kennis van beslissingen in verband met erkenning of tenuitvoerlegging.

AT, CZ, FI, HU, LT, LV, NL en SI hebben dit artikel ten uitvoer gelegd. FR heeft dit artikel ten uitvoer gelegd, met uitzondering van de omzetting in vervangende sancties die in FR niet in het nationale recht is opgenomen.

EE heeft deze bepaling niet ten uitvoer gelegd. DK heeft verklaard dat deze bepaling geen omzetting behoeft.

Artikel 15 - - Gevolgen van de toezending van een beslissing

Dit artikel heeft betrekking op gevallen waarin de beslissingsstaat, bij wijze van uitzondering, tot tenuitvoerlegging mag overgaan.

Met uitzondering van EE hebben alle lidstaten die een kennisgeving hebben gedaan, dit artikel ten uitvoer gelegd.

Artikel 16 - - Talen

Artikel 16 bepaalt dat het certificaat moet worden vertaald in de officiële taal of in één van de officiële talen van de tenuitvoerleggingsstaat. Iedere lidstaat kan echter te allen tijde verklaren dat hij een vertaling in één of meer andere officiële talen aanvaardt.

De meeste lidstaten verlangen een vertaling in hun eigen officiële taal (AT, CZ, DK, FR en HU). Andere aanvaarden daarnaast certificaten in het Engels (EE, LT, LV, NL en SI). FI aanvaardt certificaten in het Fins, het Zweeds of het Engels en in andere talen indien er geen beletsels zijn voor de goedkeuring van het certificaat.

Artikel 17 - - Kosten

Dit artikel bepaalt dat de lidstaten van elkaar geen vergoeding vragen van de kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit kaderbesluit. AT, CZ, FI, NL en SI hebben dit artikel ten uitvoer gelegd. EE, HU en LV hebben het niet ten uitvoer gelegd. DK, FR en LT hebben verklaard dat deze bepaling geen omzetting behoeft.

CONCLUSIES

De omzetting van Kaderbesluit 2005/214/JBZ van de Raad van 24 februari 2005 in de nationale wetgeving van de lidstaten van de Europese Unie kan in deze fase niet volledig worden beoordeeld. De omzetting is ontoereikend, aangezien er slechts elf kennisgevingen van lidstaten zijn ontvangen.

De nationale uitvoeringsvoorschriften zijn over het algemeen met het kaderbesluit in overeenstemming, zeker op belangrijke punten als de afschaffing van de toetsing van de dubbele strafbaarstelling en de erkenning van beslissingen zonder verdere formaliteiten. Helaas blijkt uit de analyse van de gronden tot weigering van erkenning of tenuitvoerlegging opnieuw dat bijna alle lidstaten de gronden hebben omgezet, maar dan vooral als verplichte gronden. Voorts zijn er soms aanvullende gronden toegevoegd. Deze praktijk is duidelijk niet met het kaderbesluit in overeenstemming.

De Commissie verzoekt alle lidstaten om van dit verslag kennis te nemen en de gelegenheid te baat te nemen om alle verdere relevante informatie aan de Commissie en het secretariaat van de Raad mee te delen, teneinde hun verplichtingen uit hoofde van artikel 20 van het kaderbesluit na te komen. Daarnaast moedigt de Commissie de lidstaten die gemeld hebben dat zij wetgeving terzake aan het voorbereiden zijn, aan om die wetgeving goed te keuren en deze nationale maatregelen zo spoedig mogelijk mee te delen.

Ontvangen van het secretariaat-generaal van de Raad van de EU.

Idem.

Arrest van het Europees Hof van Justitie van 16 juni 2005, zaak C-105/03, Pupino, PB C 193 van 6.8.2005, blz. 3.

Tot dusver is geen verklaring op grond van artikel 20, lid 2, onder b), ontvangen in verband met een beperking van de toepassing van de bepalingen inzake de aansprakelijkheid van rechtspersonen voor een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van het kaderbesluit.

Tot dusver is geen verklaring op grond van artikel 20, lid 2, onder b), ontvangen in verband met de beperking van de toepassing van de bepalingen inzake de aansprakelijkheid van rechtspersonen voor een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van het kaderbesluit.

Tot dusver is geen verklaring op grond van artikel 20, lid 2, onder b), ontvangen in verband met de beperking van de toepassing van de bepalingen inzake de aansprakelijkheid van rechtspersonen voor een periode van vijf jaar, te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van het kaderbesluit.