Artikelen bij COM(2009)147 - Witboek - Aanpassing aan de klimaatverandering : naar een Europees actiekader - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2009)147 - Witboek - Aanpassing aan de klimaatverandering : naar een Europees actiekader. |
---|---|
document | COM(2009)147 |
datum | 1 april 2009 |
1. Inleiding 3
2. Waarom hebben we een aanpassingsstrategie nodig? En waarom op EU-niveau? 4
2.1 Het effect van een veranderend klimaat 4
2.2 De economische argumenten voor een strategische aanpak van het aanpassingsproces 6
2.3 Waarom moet de EU maatregelen nemen? 7
3. Het voorgestelde EU-kader: doelstellingen en actiepunten 7
3.1 Het kennisbestand ontwikkelen 8
3.2 Het thema aanpassing in EU-beleidsmaatregelen integreren 9
3.2.1 Het weerstandsvermogen van het sociaal en gezondheidsbeleid vergroten 10
3.2.2 Het weerstandsvermogen van de landbouw en de bossen vergroten 10
3.2.3 Het weerstandsvermogen van biodiversiteit, ecosystemen en water vergroten 11
3.2.4 Het weerstandsvermogen van mariene en kustgebieden vergroten 13
3.2.5 Het weerstandsvermogen van de productiesystemen en de fysieke infrastructuur vergroten 13
4. Instrumenten - Financiering 15
5. Samenwerking met de lidstaten 16
6. De externe dimensie en de lopende werkzaamheden in het kader van de UNFCCC 17
7. Conclusies – volgende stappen 18
1. INLEIDING
Door de klimaatverandering verhogen de land- en zeetemperatuur en veranderen de neerslaghoeveelheid en het neerslagpatroon, waardoor het wereldwijde gemiddelde zeepeil zal stijgen, het risico van kusterosie zal toenemen en het aantal door het weer veroorzaakte zware natuurrampen naar verwachting zal stijgen. De veranderingen van het waterpeil, de temperaturen en de stromingen hebben op hun beurt gevolgen voor de voedselbevoorrading, de gezondheid, de industrie, het vervoer en de integriteit van de ecosystemen. De klimaatverandering zal aanzienlijke economische en sociale gevolgen hebben, waarbij sommige regio's en sectoren wellicht bijzonder zwaar zullen worden getroffen. Naar verwachting zullen ook bepaalde sociale groepen (ouderen, gehandicapten en gezinnen met een laag inkomen) zwaar onder de klimaatverandering te lijden hebben.
De strijd tegen de klimaatverandering vergt twee soorten maatregelen. Eerst en vooral moeten we onze uitstoot van broeikasgassen verminderen (d.w.z. mitigatiemaatregelen nemen) en op de tweede plaats moeten we aanpassingsmaatregelen nemen om met de onvermijdelijke effecten om te gaan. De onlangs overeengekomen Europese klimaatveranderingswetgeving voorziet in concrete maatregelen om de EU in staat te stellen de uitstoot uiterlijk 2020 tot 20% onder het niveau van 1990 te verlagen. De wetgeving kan eventueel worden gewijzigd met het oog op een verlaging met 30% in het kader van een internationale overeenkomst waarbij andere ontwikkelde landen met vergelijkbare reducties instemmen en economisch meer gevorderde ontwikkelingslanden een passende bijdrage leveren die in verhouding staat tot hun verantwoordelijkheden en mogelijkheden. Maar ook als de wereld erin slaagt de uitstoot van broeikasgassen te beperken en daarna te verminderen, zal onze planeet tijd nodig hebben om te herstellen van de al in de atmosfeer aanwezige broeikasgassen. We zullen bijgevolg minstens de volgende vijftig jaar met de gevolgen van de klimaatverandering worden geconfronteerd en we moeten daarom maatregelen nemen om ons aan te passen.
Op dit moment verloopt de aanpassing slechts bij stukjes en beetjes. Er is behoefte aan een meer strategische aanpak waarbij tijdige en doeltreffende aanpassingsmaatregelen worden genomen die borg staan voor coherentie tussen verschillende sectoren en bestuursniveaus.
Dit witboek beschrijft een kader om de EU minder kwetsbaar te maken voor de gevolgen van de klimaatverandering. Het bouwt voort op de grootschalige raadpleging waartoe het groenboek over aanpassing aan klimaatverandering in Europa in 2007 de aanzet heeft gegeven, en op andere onderzoeken naar kortetermijnmaatregelen. Het vult de maatregelen van de lidstaten aan en ondersteunt ruimere internationale inspanningen om zich aan de klimaatverandering aan te passen (met name in ontwikkelingslanden). De EU werkt in het kader van de UNFCCC met andere partnerlanden samen om een klimaatovereenkomst voor de periode na 2012 te sluiten waarin zowel aanpassing als mitigatie aan bod zullen komen. De voorstellen van de Commissie in dit verband worden beschreven in de mededeling “Naar een uitgebreide klimaatveranderingsovereenkomst in Kopenhagen”.
De maatregelen om de EU beter tegen de effecten van de klimaatverandering te wapenen, bieden ook de mogelijkheid in een koolstofarme economie te investeren (bijvoorbeeld door energie-efficiëntie en het gebruik van groene producten te bevorderen). Dit is een van de belangrijkste doelstellingen van het Europees economisch herstelplan, waarin wordt uiteengezet hoe de EU de economische crisis wil bestrijden om een creatieve kenniseconomie tot stand te brengen. Tegelijkertijd kunnen we structurele veranderingen door de modernisering van de Europese infrastructuur vergemakkelijken en het concurrentievermogen van onze economie versterken.
Bij de ontwikkeling van dit kader is met talrijke sectoren rekening gehouden en daarom worden bij dit witboek drie sectorale documenten over landbouw, gezondheid en water/kusten/mariene kwesties gevoegd. Het is mogelijk dat in de toekomst nog meer sectorale documenten worden opgesteld.
2. WAAROM HEBBEN WE EEN AANPASSINGSSTRATEGIE NODIG? EN WAAROM OP EU-NIVEAU?
2.1 Het effect van een veranderend klimaat
De ernst van de gevolgen van een klimaatverandering verschilt van regio tot regio. De kwetsbaarste regio's in Europa zijn Zuid-Europa, het Middellandse Zeebekken, de ultraperifere gebieden en het Noordpoolgebied. Voorts worden ook berggebieden (vooral de Alpen), eilanden, kustgebieden, steden en dichtbevolkte riviervlakten met bijzondere problemen geconfronteerd. Buiten Europa zijn de ontwikkelingslanden (inclusief kleine eilandstaten) bijzonder kwetsbaar.
De klimaatverandering heeft gevolgen voor een aantal sectoren. In de landbouw zullen de verwachte klimaatveranderingen gevolgen hebben voor de opbrengst, het beheer van de veestapel en de productielocatie. Doordat extreme weersomstandigheden wellicht vaker zullen voorkomen, zal het risico op mislukte oogsten aanzienlijk toenemen. Door het afnemen van de hoeveelheid organisch materiaal – een belangrijke factor voor de vruchtbaarheid van de bodem – zal de klimaatverandering ook gevolgen hebben voor de bodem. De klimaatverandering zal wellicht ook de gezondheid en de productiviteit van de bossen aantasten en het geografische verspreidingsgebied van bepaalde boomsoorten beïnvloeden. De klimaatverandering zal ook de druk op de visserij- en aquacultuursector doen toenemen. Ook voor de kusten en mariene ecosystemen zullen de gevolgen ernstig zijn. De kusterosie zal toenemen en de bestaande kustverdedigingswerken zullen misschien onvoldoende bescherming bieden. Eilanden en ultraperifere gebieden verdienen in dit verband bijzondere aandacht.
In de energie sector zal de klimaatverandering rechtstreekse gevolgen hebben voor de vraag naar en het aanbod aan energie. Als gevolg van het verwachte effect van de klimaatverandering op de neerslag en het smelten van de gletsjers zou de waterkrachtproductie in Noord-Europa met 5% of meer kunnen toenemen en in Zuid-Europa met 25% of meer kunnen afnemen. Verwacht wordt ook dat de verminderde neerslag en de hittegolven negatieve gevolgen zullen hebben voor het koelproces van thermische centrales. Aan de vraagzijde zal vooral de elektriciteitsdistributie de gevolgen ondergaan van de extreme weersomstandigheden en de toenemende behoefte aan koeling tijdens de zomermaanden.
Extreme klimaatomstandigheden hebben enorme economische en sociale gevolgen. De infrastructuur (gebouwen, vervoer, energie- en watervoorziening) wordt aangetast, waardoor vooral dichtbevolkte gebieden gevaar lopen. De situatie kan nog worden verergerd door de stijging van het zeepeil. Zowel op het land als in mariene gebieden zal er behoefte zijn aan een meer strategische langetermijnbenadering van ruimtelijke ordening (onder meer op het gebied van vervoer, regionale ontwikkeling, industrie, toerisme en energie).
Ook het toerisme zal wellicht schade ondervinden door de verminderde sneeuwval in Alpijnse gebieden en de stijgende temperaturen in het Middellandse Zeegebied. Niet-duurzame vormen van toerisme kunnen de negatieve effecten van de klimaatverandering nog verergeren.
De veranderende weersomstandigheden zullen ook diepgaande gevolgen hebben voor de volksgezondheid en de gezondheid van dieren en planten . Wanneer zich vaker extreme weersomstandigheden voordoen, zal het aantal overlijdens en ziekten als gevolg van het weer wellicht stijgen. De klimaatverandering zou ook de verspreiding van ernstige door vectoren overgedragen ziekten (met inbegrip van zoönosen) kunnen bevorderen. De klimaatverandering zal een bedreiging voor het dierenwelzijn vormen en kan ook gevolgen voor de gezondheid van planten hebben doordat gunstige omstandigheden voor nieuwe of migrerende schadelijke organismen worden gecreëerd, waardoor de handel in dieren en planten en de producten daarvan zou kunnen worden geschaad.
De klimaatverandering zal aanzienlijke gevolgen hebben voor de kwaliteit en de beschikbaarheid van water en bijgevolg voor veel sectoren waarvoor water van cruciaal belang is (bijvoorbeeld de voedselproductie). Meer dan 80% van het landbouwareaal is afhankelijk van regenwater. De voedselproductie is ook afhankelijk van water voor irrigatie. De beperkte beschikbaarheid van water vormt nu al in veel delen van Europa een probleem en de situatie zal als gevolg van de klimaatverandering wellicht nog verslechteren: verwacht wordt dat het percentage gebieden in Europa met een hoog watertekort zal stijgen van 19% vandaag naar 35% in 2070. Hierdoor kan ook de migratiedruk toenemen.
De klimaatverandering zal in toenemende mate leiden tot het verlies van ecosystemen (met inbegrip van mariene ecosystemen) en biodiversiteit . Zowel individuele soorten als ecosystemen en ecosysteemdiensten – waarvan de samenleving afhankelijk is – zullen de gevolgen van de klimaatverandering ondergaan. Ecosystemen spelen een rechtstreekse rol bij de klimaatregeling doordat in veen- en moerasgebieden en in de diepzee veel koolstof kan worden opgeslagen. Verder bieden schorren en duinen bescherming tegen stormen. Ook andere ecosysteemdiensten (zoals drinkwatervoorziening, voedselproductie en de toelevering van bouwmaterialen) zullen met negatieve gevolgen worden geconfronteerd en de toestand van de oceanen kan verslechteren als gevolg van verzuring. Door bepaalde vormen van landgebruik en planologische beslissingen (bijvoorbeeld bebouwing in uiterwaarden) en door het niet-duurzame gebruik van de zeeën (bijvoorbeeld overbevissing) zijn de ecosystemen en sociaaleconomische systemen kwetsbaarder voor de klimaatverandering geworden en daardoor minder in staat zich aan te passen.
De uitdaging voor de beleidsmakers bestaat erin, inzicht in de gevolgen van klimaatveranderingen te verwerven en beleidsmaatregelen te ontwikkelen en uit te voeren die een optimale aanpassing waarborgen. Strategieën voor het beheer en de bescherming van water, land en biologische rijkdommen met het oog op het behoud en het herstel van gezonde en doeltreffend functionerende ecosystemen die tegen klimaatveranderingen bestand zijn, kunnen de gevolgen van klimaatveranderingen helpen aanpakken en ook aan de preventie van rampen bijdragen, zoals in een recente mededeling van de Commissie wordt uiteengezet. Uit gegevens blijkt dat het efficiënter kan zijn de capaciteit van de natuur te benutten om de gevolgen van klimaatverandering in steden en op het platteland te absorberen en te beheersen dan zich simpelweg op fysieke infrastructuur te verlaten. Groene infrastructuur die ook bij extreme weersomstandigheden essentiële hulpmiddelen voor sociale en economische doeleinden verschaft, kan bij het aanpassingsproces een cruciale rol spelen. Het is bijvoorbeeld mogelijk de capaciteit van de bodem om koolstof en water op te slaan te verbeteren en spaarzaam met water in natuurlijke systemen om te springen om de gevolgen van droogteperioden te verzachten en overstromingen, bodemerosie en verwoestijning te voorkomen.
Actiepunt (EU en lidstaten) Strategieën bevorderen die gezondheid, materiële bezittingen en de productieve functies van land beter tegen klimaatveranderingen bestand maken, onder meer door het beheer van waterreserves en ecosystemen te verbeteren. |
- 2.2 De economische argumenten voor een strategische aanpak van het aanpassingsproces
Sommige individuele personen of bedrijven (in sectoren als de landbouw of het toerisme) zijn misschien in staat te reageren op marktsignalen of milieuveranderingen als gevolg van de klimaatverandering ('autonome aanpassing'). Wegens allerlei onzekerheden, gebrekkige informatie en financiële beperkingen is het echter weinig waarschijnlijk dat deze autonome aanpassing optimaal zal verlopen. Dit betekent dat we de aanpassingsinspanningen niet aan individuele personen of bedrijven kunnen overlaten.
Bovendien kunnen sommige aanpassingsmaatregelen de kwetsbaarheid vergroten in plaats van te verminderen. Enkele voorbeelden van 'aanpassingen met ongewenste gevolgen': infrastructuur ter bescherming tegen overstromingen of stijgingen van het zeepeil kan de natuurlijke dynamiek van kust- en riviersystemen verstoren en koelings- en watervoorzieningstechnologie kan het energieverbruik doen toenemen.
Preventieve maatregelen leveren duidelijke economische, sociale en milieuvoordelen op doordat zij op potentiële gevolgen anticiperen en de gevaren voor de ecosystemen, de volksgezondheid, de economie en de infrastructuur tot een minimum beperken. Hoewel er behoefte is aan meer specifieke gegevens over de kostprijs van het aanpassingsproces, blijkt nu reeds uit verschillende bronnen dat de kosten van maatregelen ter bestrijding van klimaatveranderingen (met inbegrip van mitigatie- en aanpassingsmaatregelen) op middellange tot lange termijn veel lager zullen zijn dan de kosten van nietsdoen.
2.3 Waarom moet de EU maatregelen nemen?
Doordat de gevolgen van de klimaatverandering van regio tot regio verschillen, zullen de meeste aanpassingsmaatregelen op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau worden genomen. Deze maatregelen kunnen echter worden ondersteund en versterkt door een geïntegreerde en gecoördineerde aanpak op EU-niveau.
De EU moet vooral een belangrijke rol spelen wanneer de gevolgen van de klimaatverandering de grenzen van landen overstijgen (bijvoorbeeld in rivier- en zeebekkens en biogeografische regio's). Het aanpassingsproces zal solidariteit tussen de EU-lidstaten vereisen, zodat achtergestelde gebieden en de door de klimaatverandering het zwaarst getroffen gebieden de nodige aanpassingsmaatregelen kunnen nemen. Bovendien zal de EU gecoördineerde maatregelen moeten nemen in bepaalde sectoren die als gevolg van de interne markt en gemeenschappelijke beleidsmaatregelen sterk geïntegreerd zijn (bijvoorbeeld landbouw, waterbeheer, biodiversiteit, visserij en energienetwerken).
Artikel 4 van de UNFCCC bepaalt dat alles in het werk moet worden gesteld om nationale of regionale aanpassingsstrategieën te ontwikkelen. Een aantal EU-lidstaten heeft al nationale aanpassingsstrategieën voorbereid, andere lidstaten moeten dat nog doen. De EU verkeert in de juiste positie om de coördinatie en de uitwisseling van ‘best practices’ tussen lidstaten over het klimaat te bevorderen.
3. HET VOORGESTELDE EU-KADER: DOELSTELLINGEN EN ACTIEPUNTEN
De doelstelling van het EU-aanpassingskader bestaat erin de EU beter in staat te stellen met de gevolgen van de klimaatverandering om te gaan. Het kader respecteert het subsidiariteitsbeginsel en ondersteunt de overkoepelende EU-doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling.
Het EU-kader omvat een aantal fasen. Het is de bedoeling dat tijdens fase 1 (2009-2012) de basis wordt gelegd voor de ontwikkeling van een alomvattende EU-aanpassingsstrategie die tijdens fase 2 (vanaf 2013) zal worden uitgevoerd.
Tijdens fase 1 staan vier thema's centraal: 1) een solide kennisbestand opbouwen over de effecten en gevolgen van klimaatverandering voor de EU; 2) het thema aanpassing in cruciale EU-beleidsgebieden integreren; 3) een combinatie van beleidsinstrumenten gebruiken (op de markt gebaseerde instrumenten, richtsnoeren, publiek-private partnerschappen) om het aanpassingsproces doeltreffend te laten verlopen; en 4) de internationale samenwerking rond aanpassing versterken. Fase 1 kan alleen een succes worden als de EU en de nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten nauw samenwerken.
De voorstellen in deze mededeling hebben betrekking op de eerste fase en prejudiciëren niet op de toekomstige structuur van de EU-begroting en het huidige en toekomstige meerjarige financiële kader.
3.1 Het kennisbestand ontwikkelen
Om te beslissen hoe het aanpassingsproces het best kan verlopen, is het van essentieel belang toegang te hebben tot betrouwbare gegevens over de mogelijke effecten van de klimaatverandering, de begeleidende sociaaleconomische aspecten en de kosten en voordelen van de verschillende aanpassingsopties. Er is behoefte aan meer kennis over de effecten van de klimaatverandering en de kwetsbaarheid zodat passende beleidsmaatregelen kunnen worden ontwikkeld. De kennis over aanpassing moet ook ter beschikking worden gesteld van andere landen (en met name ontwikkelingslanden).
Er bestaat al heel wat informatie en onderzoek, maar de lidstaten wisselen deze kennis niet uit. Het kennisbeheer zou efficiënt kunnen worden verbeterd door een uitwisselingsmechanisme te ontwikkelen in de vorm van een IT-instrument en een database over kwetsbaarheid, de effecten van de klimaatverandering en ‘best practices’ op het gebied van aanpassing. Het uitwisselingsmechanisme zou bijdragen aan het gemeenschappelijk milieu-informatiesysteem, het samenwerkingsinitiatief van de Europese Commissie en het Europees Milieuagentschap om samen met de lidstaten een geïntegreerd en gemeenschappelijk Europees milieu-informatiesysteem op te zetten. Het uitwisselingsmechanisme zou ook steunen op geografische informatie van de wereldwijde monitoring van milieu en veiligheid (Global Monitoring for Environment and Security, GMES).
Een proactief onderzoeks- en onderwijsbeleid is noodzakelijk om een beter inzicht in de effecten van de klimaatverandering te verwerven en de ontwikkeling te bevorderen van vaardigheden, methoden en technologieën om de gevolgen van de klimaatverandering het hoofd te bieden. Een recent werkdocument van de Commissie bevat gedetailleerde informatie over de onderzoeksbehoeften (onder meer over de effecten van de klimaatverandering en de aanpassing daaraan). Bovendien zal de klimaatverandering een belangrijk thema vormen voor het onlangs opgerichte Europees Instituut voor innovatie en technologie, dat een kennis- en innovatiegemeenschap op het gebied van klimaatverandering en aanpassing tot stand wil brengen.
Met behulp van op informatie- en communicatietechnologieën gebaseerde methoden, modellen, data sets en prognosehulpmiddelen is het mogelijk klimaateffecten te begrijpen en te voorspellen, kwetsbare punten te identificeren en gepaste aanpassingsmaatregelen te ontwikkelen. Er moeten meer inspanningen worden geleverd om deze instrumenten te ontwikkelen. Samen met de lidstaten moet de kwetsbaarheid ten aanzien van een groot aantal klimaatscenario's en op verschillende geografische schalen worden beoordeeld, zodat zo nauwkeurig mogelijke aanpassingsmaatregelen kunnen worden vastgesteld. De Commissie onderzoekt momenteel hoe de monitoring van de effecten en de aanpassingsmaatregelen kan worden verbeterd om kwetsbaarheidsindicatoren te ontwikkelen. Er is ook dringend behoefte aan meer gekwantificeerde informatie over de kosten en baten van het aanpassingsproces.
Ook de coördinatie moet worden verbeterd wanneer de lidstaten het voortouw nemen met betrekking tot belangrijk aanpassingsonderzoek.
Actiepunten (EU en lidstaten) De nodige maatregelen nemen om uiterlijk 2011 een uitwisselingsmechanisme op te zetten. Uiterlijk 2011 methoden, modellen, data sets en prognosehulpmiddelen ontwikkelen. Uiterlijk 2011 indicatoren ontwikkelen om de effecten van de klimaatverandering (inclusief de effecten op de kwetsbaarheid) en de voortgang bij het aanpassingsproces beter te kunnen monitoren. Uiterlijk 2011 de kosten en baten van de aanpassingsopties analyseren. |
- 3.2 Het thema aanpassing in EU-beleidsmaatregelen integreren
Het thema aanpassing moet in EU-beleidsmaatregelen worden geïntegreerd . De integratie moet zorgvuldig worden voorbereid op basis van degelijke wetenschappelijke en economische analysen. Voor elk beleidsgebied moet worden nagegaan hoe beleidsmaatregelen met het oog op het aanpassingsproces kunnen worden aangepast of gewijzigd. De aanpassingsopties zullen van sector tot sector variëren en soms financiële middelen vergen. Voor elke sector moeten aanvullende inspanningen worden geleverd om een beter inzicht in de effecten van de klimaatverandering te krijgen, te beoordelen hoe daaraan het hoofd kan worden geboden en zich van de nodige financiële middelen te verzekeren. Met deze beoordeling moet tijdens fase 1 (2009-2012) worden begonnen.
Voor elk beleidsgebied moeten de volgende cruciale vragen worden beantwoord:
- Wat zijn de bestaande en potentiële effecten van de klimaatverandering in de sector?
- Hoeveel kosten deze maatregelen? Wat is de prijs van nietsdoen?
- Wat zijn de gevolgen van de voorgestelde maatregelen voor andere sectoren en hoe werken deze maatregelen op andere sectoren in?
Ondanks deze vragen is het in het licht van de verwachte effecten (met name op cruciale EU-beleidssectoren) van essentieel belang vroegtijdig aanpassingsmaatregelen te nemen. De onderstaande sectoren zijn sectoren waarbij de EU beleidsmatig nauw betrokken is en waarvoor aanpassingsstrategieën met een beschrijving van de soorten maatregelen nodig zijn. Er moet prioriteit worden verleend aan aanpassingsmaatregelen die netto sociale en/of economische voordelen opleveren ongeacht de onzekerheid van toekomstige prognoses (‘no-regret measures’). Voorts moet prioriteit worden verleend aan maatregelen die zowel voor mitigatie als aanpassing bevorderlijk zijn.
3.2.1 Het weerstandsvermogen van het sociaal en gezondheidsbeleid vergroten
De gezondheidsstrategie van de EU voorziet in aanpassingsmaatregelen. Hoewel de belangrijkste beleidsmaatregelen door de lidstaten moeten worden genomen, moet de EU de lidstaten bijstaan met maatregelen in het kader van het EU-gezondheidsprogramma en met behulp van andere middelen overeenkomstig artikel 152 van het Verdrag. De EU moet met de Wereldgezondheidsorganisatie en de EU-agentschappen nagaan hoe het toezicht op en de beheersing van de effecten van de klimaatverandering op de gezondheid adequaat kunnen worden gewaarborgd (bijvoorbeeld epidemiologisch toezicht, beheersing van overdraagbare ziekten en beheersing van de effecten van extreme gebeurtenissen). Nadere details worden verstrekt in een specifiek werkdocument over gezondheid en de aanpassing aan de klimaatverandering.
Het effect op de diergezondheid moet voornamelijk op de landbouwbedrijven worden aangepakt, maar er moet ook rekening worden gehouden met de dichtheid van de dierenpopulatie in sommige regio's en de bestaande bewegingspatronen van levende dieren. De communautaire strategie voor diergezondheid wil prioriteit geven aan ziektebeheersing, de gegevensverzameling verbeteren en het bestaande toezicht op dierziekten versterken. De strategie spitst zich eerder toe op ziektepreventie (bijvoorbeeld biobeveiliging) dan op reactieve maatregelen en wil nagaan hoe de klimaatverandering het vóórkomen van ziekten beïnvloedt.
Op sociaal gebied blijkt uit steeds meer gegevens dat mensen met weinig middelen kwetsbaarder zijn voor de effecten van de klimaatverandering. Het is voor het succes van het aanpassingsproces van vitaal belang dat de lasten billijk worden verdeeld en dat rekening wordt gehouden met de gevolgen van de klimaatverandering voor de werkgelegenheid en de levenskwaliteit van groepen met een laag inkomen. Bij het sociaal en werkgelegenheidsbeleid van de EU moet met de sociale dimensie van aanpassingsmaatregelen rekening worden gehouden en alle sociale partners moeten bij de problematiek worden betrokken.
Actiepunten (EU en lidstaten) Uiterlijk 2011 richtsnoeren en toezichtsmechanismen ontwikkelen met betrekking tot de gezondheidseffecten van de klimaatverandering. De bestaande systemen voor toezicht op en beheersing van dierziekten verbeteren. De gevolgen van de klimaatverandering en de aanpassingsmaatregelen voor de werkgelegenheid en het welzijn van kwetsbare sociale groepen beoordelen. |
- 3.2.2 Het weerstandsvermogen van de landbouw en de bossen vergroten
Aangezien het grootste deel van het EU-areaal door landbouwers wordt beheerd, kan het GLB bij het aanpassingsproces een centrale rol spelen, niet alleen door de landbouwers te helpen hun productie aan het veranderende klimaat aan te passen maar ook door de toelevering van ecosysteemdiensten die specifieke vormen van landbeheer vereisen, te bevorderen. De lidstaten moeten daarom worden gestimuleerd de aanpassing aan de klimaatverandering te verankeren in de drie doelstellingen van plattelandsontwikkeling, namelijk de verbetering van het concurrentievermogen, het milieu en de levenskwaliteit in plattelandsgebieden. Bovendien zou onderzocht kunnen worden of de maatregelen op een de landbouwbedrijven overstijgende regionale schaal kunnen worden toegepast. Het bedrijfsadviseringssysteem (Farm Advisory System) zou gebruikt kunnen worden om kennis te verspreiden en nieuwe methoden en technologieën voor het beheer van landbouwbedrijven te stimuleren die de aanpassing aan de klimaatverandering vergemakkelijken.
Meer algemeen moet worden overwogen of het GLB een adequaat kader voor duurzame productie kan bieden en de landbouwsector zo in staat kan stellen het hoofd te bieden aan de uitdagingen van de klimaatverandering. Dit houdt onder meer in dat beoordeeld wordt welke vereisten inzake waterhoeveelheid en -kwaliteit verder in de relevante GLB-instrumenten moeten worden geïntegreerd, én dat de landbouw water efficiënter moet gebruiken (vooral in regio's met een watertekort). Er kan ook worden nagedacht over mogelijke steun voor landbouwbedrijven die bijzonder kwetsbaar zijn voor de effecten van de klimaatverandering. Nadere details worden verstrekt in een specifiek werkdocument over landbouw en de aanpassing aan de klimaatverandering. De mogelijke bijdrage van het GLB aan de aanpassing aan de klimaatverandering zal in elk geval ook moeten worden bestudeerd in het kader van de herziening van het GLB na 2013.
Wat de bossen betreft, zou de EU-bosbouwstrategie geactualiseerd kunnen worden op het punt van de klimaatproblematiek. In het kader van het EU-actieplan voor de bossen zou een debat moeten worden opgestart over de opties voor een EU-aanpak van bosbescherming en bosinformatiesystemen.
Actiepunten (EU en lidstaten) Ervoor zorgen dat aanpassings- en waterbeheersmaatregelen worden verankerd in de nationale strategieën en programma's voor plattelandsontwikkeling (2007-2013). Nagaan hoe het thema aanpassing in de drie pijlers van het GLB kan worden geïntegreerd; duurzame productie voldoende ondersteunen en nagaan hoe het GLB aan een efficiënt watergebruik in de landbouw kan bijdragen. Bestuderen hoe het bedrijfsadviseringssysteem kan bijdragen aan opleidingen, de verspreiding van kennis en de ontwikkeling van nieuwe technologieën die de aanpassing aan de klimaatverandering vergemakkelijken. De bosbouwstrategie actualiseren en een debat op gang brengen over de opties voor een EU-aanpak van bosbescherming en bosinformatiesystemen. |
- 3.2.3 Het weerstandsvermogen van biodiversiteit, ecosystemen en water vergroten
Ecosysteemdiensten zoals koolstofopslag en bescherming tegen overstromingen en bodemerosie houden rechtstreeks verband met de klimaatverandering: gezonde ecosystemen vormen een essentiële verdediging tegen een aantal van de meest extreme effecten. Er is behoefte aan een alomvattende en geïntegreerde aanpak om de ecosystemen en de door ecosystemen geleverde goederen en diensten te behouden en te versterken. Een aantal lidstaten hebben initiatieven genomen om hun land- en waterinfrastructuur te beschermen. Meer coördinatie op EU-niveau zou extra voordelen kunnen opleveren.
Inzake water leveren een aantal bestaande EU-beleidsmaatregelen een bijdrage aan de aanpassingsinspanningen. Zo stelt de kaderrichtlijn water een rechtskader vast om uiterlijk 2015 zuiver water in heel Europa te beschermen en te herstellen en het duurzaam gebruik van water op lange termijn te waarborgen. De krachtens de richtlijn voor 2009 geplande stroomgebiedsbeheersplannen zullen met de effecten van de klimaatverandering rekening houden en de volgende generatie plannen (gepland voor 2015) zouden volledig ‘klimaatbestendig’ moeten zijn. Bovendien moet het thema klimaatverandering adequaat worden geïntegreerd in de uitvoering van de richtlijn over overstromingsrisico's. De volledige uitvoering van deze richtlijn door de EU-lidstaten zal het weerstandsvermogen helpen vergroten en de aanpassingsinspanningen helpen verlichten.
In het licht van de waterschaarste zal de Commissie nagaan of de normen voor waterverbruikende installaties en de waterprestatie van landbouw, huishoudens en gebouwen aan aanvullende regelgeving onderworpen moeten worden. Bij de evaluatie van de uitvoering van de kaderrichtlijn water en de strategie ten aanzien van waterschaarste en droogte in 2012 moeten de opties worden geëvalueerd om de wateropslagcapaciteit van ecosystemen te vergroten om beter tegen droogteperioden bestand te zijn en overstromingsrisico's te verkleinen. In het begeleidende document komt het thema water uitvoeriger aan bod.
Inzake habitats moet bij het beheer van Natura 2000 met de klimaatverandering rekening worden gehouden om de verscheidenheid van en de verbinding tussen natuurgebieden te waarborgen en soorten in staat te stellen bij klimaatveranderingen te migreren en te overleven. In de toekomst moet misschien worden overwogen een permeabel landschap te creëren om de onderlinge bereikbaarheid van natuurgebieden voor dieren en planten te vergroten.
Actiepunten (EU en lidstaten) Nagaan of het mogelijk is het beleid te verbeteren en maatregelen te nemen die de effecten van de klimaatverandering en de teloorgang van de biodiversiteit op geïntegreerde wijze aanpakken om nevenvoordelen ten volle te benutten en ecosysteemfeedbacks die de opwarming van de aarde versnellen, te vermijden. Uiterlijk tegen eind 2009 richtsnoeren en een reeks instrumenten (advies en uitwisseling van ‘best practices’) ontwikkelen om te waarborgen dat de stroomgebiedsbeheersplannen klimaatbestendig zijn. Waarborgen dat met de klimaatverandering rekening wordt gehouden bij de uitvoering van de richtlijn over overstromingsrisico's. Nagaan of er behoefte is aan extra maatregelen om het watergebruik in landbouw, huishoudens en gebouwen efficiënter te maken. Onderzoeken of er beleidsmaatregelen kunnen worden genomen om de wateropslagcapaciteit van ecosystemen in Europa te vergroten. Uiterlijk 2010 richtsnoeren formuleren over hoe bij het beheer van Natura 2000-gebieden met de effecten van de klimaatverandering moeten worden omgegaan. |
- 3.2.4 Het weerstandsvermogen van mariene en kustgebieden vergroten
Het thema klimaatverandering moet adequaat worden geïntegreerd in de uitvoering van de kaderrichtlijn over een mariene strategie, die vereist dat uiterlijk 2020 de mariene wateren in de EU in een goede milieutoestand verkeren. De volledige uitvoering van deze richtlijn zal het weerstandsvermogen in mariene milieus helpen vergroten en de aanpassingsinspanningen helpen verlichten.
Er is ook behoefte aan een meer samenhangende en geïntegreerde benadering van ruimtelijke ordening en beheer van zee- en kustgebieden. Het geïntegreerd maritiem beleid zal een allesomvattend kader bieden voor de coherente integratie van de aanpassingsinspanningen in sectorale en specifieke maatregelen. Er moeten meer inspanningen worden geleverd om ervoor te zorgen dat de bepalingen van de aanbeveling over het geïntegreerd beheer van kustgebieden ten volle worden nageleefd en versterkt. De aanpassing aan de klimaatverandering bij het beheer van mariene en kustgebieden zal in de follow-up van de routekaart naar maritieme ruimtelijke ordening worden geïntegreerd. Het begeleidende document bevat een meer gedetailleerde beschrijving van het thema klimaatverandering in mariene en kustgebieden.
De klimaatverandering vormt ook een extra belasting voor de Europese visserij. In het toekomstig hervormd gemeenschappelijk visserijbeleid moet met de klimaatverandering rekening worden gehouden om duurzaamheid op lange termijn te waarborgen.
Om een gecoördineerde en geïntegreerde aanpak van het aanpassingsproces in mariene en kustgebieden te waarborgen en met grensoverschrijdende kwesties rekening te kunnen houden, zal de Commissie richtsnoeren opstellen over ‘best practices’ inzake aanpassing in mariene en kustgebieden.
Actiepunten (EU en lidstaten) Ervoor zorgen dat met de aanpassing in mariene en kustgebieden rekening wordt gehouden bij het geïntegreerd maritiem beleid, de kaderrichtlijn over een mariene strategie en de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Europese richtsnoeren opstellen over de aanpassing in mariene en kustgebieden. |
- 3.2.5 Het weerstandsvermogen van de productiesystemen en de fysieke infrastructuur vergroten
Het is vooral aan de lidstaten om bestaande en toekomstige infrastructuur tegen de effecten van de klimaatverandering te beschermen. De EU kan echter een belangrijke rol spelen door ‘best practices’ te bevorderen, steun aan de ontwikkeling van infrastructuur te verlenen en bouwnormen te ontwikkelen. De verbetering van het weerstandsvermogen van de bestaande transportinfrastructuur en energienetwerken vergt een gemeenschappelijke en gecoördineerde aanpak ter beoordeling van de kwetsbaarheid van kritieke infrastructuur bij extreme weersomstandigheden. Dit biedt een basis voor strategische keuzen in verband met netwerken, back-ups en energiezekerheid en voor het behoud van stabiele transportnetwerken en -diensten. Bij de strategische energiebeleidsevaluatie moet het aanpassingsaspect in acht worden genomen. Infrastructuurprojecten die financiële middelen van de EU krijgen, moeten met klimaatbestendigheid rekening houden op basis van nog te ontwikkelen methoden. Deze methoden zullen dan worden geïntegreerd in het TEN-V, de richtsnoeren voor de TEN-E en het cohesiebeleid van de EU. De implicaties van een klimaateffectbeoordeling als voorwaarde voor particuliere en overheidsinvesteringen zullen worden onderzocht, evenals de haalbaarheid van de integratie van duurzaamheidscriteria – inclusief met betrekking tot klimaatverandering – in geharmoniseerde bouwnormen (met bijvoorbeeld een mogelijke verruiming of uitbreiding van de bestaande Eurocodes). Bovendien zal de Commissie bij het formuleren van richtsnoeren en het uitwisselen van ‘good practices’ met de lidstaten en de belanghebbende partijen samenwerken om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van de richtlijnen inzake milieueffectbeoordeling en strategische milieueffectbeoordeling en bij het beleid inzake ruimtelijke ordening met de effecten van de klimaatverandering rekening wordt gehouden.
Actiepunten (EU en lidstaten) Bij de strategische energiebeleidsevaluatie rekening houden met de effecten van de klimaatverandering. Methoden ontwikkelen om de klimaatbestendigheid van infrastructuurprojecten te beoordelen en onderzoeken hoe deze methoden geïntegreerd kunnen worden in het TEN-V, de richtsnoeren voor de TEN-E en de richtsnoeren voor investeringen in het kader van het cohesiebeleid tijdens de huidige periode. Onderzoeken of een klimaateffectbeoordeling als voorwaarde kan worden gesteld voor particuliere en overheidsinvesteringen. Beoordelen of het haalbaar is klimaateffecten in bouwnormen zoals de Eurocodes te integreren. Uiterlijk 2011 richtsnoeren opstellen om ervoor te zorgen dat bij de richtlijnen inzake milieueffectbeoordeling en strategische milieueffectbeoordeling rekening wordt gehouden met klimaateffecten. |
- 4. INSTRUMENTEN - FINANCIERING
Volgens de Stern Review vormen financiële beperkingen een van de belangrijkste obstakels voor het aanpassingsproces. Klimaatverandering is een van de prioriteiten van het huidige meerjarig financieel kader (2007-2013) en het is belangrijk dat bij het gebruik van de beschikbare middelen daadwerkelijk prioriteit wordt verleend aan dit aspect. De lidstaten moeten meer aanpassingsmaatregelen nemen en de beschikbare financiële middelen en instrumenten moeten doelgerichter worden gebruikt. Gewaarborgd moet worden dat overheidsmiddelen en staatssteun niet worden gebruikt voor aanpassingsmaatregelen met ongewenste effecten.
Het onlangs goedgekeurde Europees economisch herstelplan bevat een aantal voorstellen inzake investeringen met het oog op de klimaatverandering (bijvoorbeeld de modernisering van de Europese infrastructuur, de bevordering van de energie-efficiëntie van gebouwen en het promoten van groene producten). Deze voorstellen zullen de aanpassing aan de klimaatverandering vergemakkelijken en de resultaten ervan zullen worden geëvalueerd om toekomstige behoeften vast te stellen. Lidstaten die investeringen in infrastructuur overwegen ter bestrijding van de economische crisis, moeten ervoor zorgen dat daarbij ten volle met de aanpassingsbehoeften rekening wordt gehouden.
Het is de volgende jaren van essentieel belang dat de relevante sectoren strategieën en kostenramingen voor aanpassingsmaatregelen opstellen waarmee bij toekomstige financiële beslissingen rekening kan worden gehouden.
Ook kan worden nagegaan of het gebruik van verzekeringen en andere financiële producten niet kan worden geoptimaliseerd. Nagegaan moet worden of bepaalde privéactoren/privésectoren (bijvoorbeeld actoren/sectoren die overheidsdiensten verlenen of zorgen voor kritieke infrastructuur) gedekt moeten worden door een verplichte standaardverzekering tegen schade als gevolg van weersomstandigheden. Als geen verzekering kan worden afgesloten (bijvoorbeeld voor gebouwen in overstromingsgebieden), moet wellicht een beroep worden gedaan op door de overheid gesteunde verzekeringen. Gezien de grensoverschrijdende effecten van de klimaatverandering is een Europese verzekering wellicht voordeliger dan een nationale of regionale regeling.
In elk aanpassingskader moet aandacht worden geschonken aan de rol van gespecialiseerde op de markt gebaseerde instrumenten en het is zaak publiek-private partnerschappen te stimuleren die bij de uitvoering van aanpassingsmaatregelen de investeringen, risico's, voordelen en verantwoordelijkheden tussen de particuliere en de overheidssector kunnen delen. Voorbeelden van op de markt gebaseerde instrumenten zijn stimuleringsmaatregelen voor de bescherming van ecosysteemdiensten of voor projecten die het weerstandsvermogen van ecosystemen en economische actoren door betalingen voor ecosysteemdiensten vergroten.
Er moet gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om de inkomsten uit de verkoop van emissierechten in het kader van het communautair systeem voor de handel in broeikasgasemissierechten (EU-ETS) voor aanpassingsmaatregelen te gebruiken. De herziene EU-ETS-richtlijn bepaalt dat vanaf 2013 minstens 50% van de inkomsten uit de verkoop van emissierechten gebruikt moet worden voor, onder meer, aanpassingsmaatregelen in de lidstaten en in ontwikkelingslanden. Deze extra inkomsten zullen van cruciaal belang zijn om de aanpassingskosten tussen de particuliere en de overheidssector te verdelen.
Actiepunten (EU en lidstaten) De aanpassingskosten voor relevante beleidsgebieden ramen zodat er bij toekomstige financiële beslissingen rekening mee kan worden gehouden. Het potentiële gebruik van innovatieve financieringsmaatregelen voor aanpassingsdoeleinden verder bestuderen. Nagaan of verzekeringen en andere financiële producten een aanvulling kunnen vormen op aanpassingsmaatregelen en als risicodelingsinstrumenten kunnen fungeren. De lidstaten stimuleren om de inkomsten uit de EU-ETS voor aanpassingsdoeleinden te gebruiken. |
- 5. SAMENWERKING MET DE LIDSTATEN
Om de samenwerking rond het thema aanpassing te ondersteunen en vooruitgang te kunnen boeken met dit kader, is de Commissie voornemens een Impact and Adaptation Steering Group (IASG) op te richten en het secretariaat daarvan te verzorgen (na de gebruikelijke evaluatie van de organisatorische en financiële effecten van deze maatregel). De stuurgroep zal worden samengesteld uit bij de nationale en regionale aanpassingsprogramma's betrokken vertegenwoordigers van de lidstaten en overleg plegen met vertegenwoordigers van de civiele samenleving en de wetenschappelijke wereld.
De stuurgroep zal worden bijgestaan door een aantal technische groepen, die zich specifiek met ontwikkelingen in belangrijke sectoren zullen bezighouden (land- en bosbouw, biodiversiteit, water, zeeën en oceanen, energie, gezondheid, enzovoort).
De stuurgroep zal een rol spelen bij de ontwikkeling van de vier bovenvermelde pijlers om de EU-strategie te bevorderen en de lidstaten bij de voorbereiding van nationale aanpassingsstrategieën bij te staan. De stuurgroep zal ook nagaan op welk niveau het best maatregelen worden genomen.
In de beginfase zal de stuurgroep vooral toezicht houden op de vooruitgang die bij de versterking van het kennisbestand (en vooral bij de ontwikkeling van het uitwisselingsmechanisme) wordt geboekt. De stuurgroep zal voor coördinatie zorgen bij het verzamelen van wetenschappelijke gegevens over de effecten van de klimaatverandering, bij de beoordeling van de risico's van de klimaatverandering voor de EU en de mogelijkheden om de klimaatbestendigheid te vergroten, en bij de inschatting van risico's en kansen.
Actiepunten (EU en lidstaten) Beslissen om uiterlijk 1 september 2009 een Impact and Adaptation Steering Group (IASG) op te richten om de samenwerking rond het thema aanpassing te bevorderen. De verdere ontwikkeling van nationale en regionale aanpassingsstrategieën bevorderen en overwegen om aanpassingsstrategieën vanaf 2012 verplicht te maken. |
- 6. DE EXTERNE DIMENSIE EN DE LOPENDE WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN DE UNFCCC
Veel landen ondergaan al de effecten van de klimaatverandering. Het is dringend nodig met deze landen samen te werken (vooral met de buurlanden en de meest kwetsbare ontwikkelingslanden) om hun weerstandsvermogen en hun capaciteit om zich aan negatieve effecten aan te passen te verbeteren. Het thema aanpassing moet in alle externe beleidsmaatregelen van de EU worden geïntegreerd. Het moet ook in het handelsbeleid worden geïntegreerd, met name door de liberalisering van de handel in milieugoederen en -diensten en door de ontwikkeling van vrijhandelsovereenkomsten. Het potentieel van groene handel is enorm en kan bijdragen aan meer groei en werkgelegenheid. De EU moet dit potentieel en de wederzijdse voordelen ervan in de betrekkingen met belangrijke partners bestuderen.
De Europese externe samenwerking moet een aanzienlijke bijdrage leveren aan de bevordering van het aanpassingsproces in de partnerlanden. Bilaterale en regionale financiële hulpprogramma's zullen het thema aanpassing in alle relevante sectoren trachten te integreren. De lopende evaluatie van de Europese strategie voor de integratie van milieuaspecten (Environment Integration Strategy) biedt – evenals de tussentijdse evaluatie van de samenwerkingsstrategieën van de EG – een goede gelegenheid om te beklemtonen dat de integratie van aanpassingsbehoeften een noodzaak is.
Om het aanpassingsproces in de ontwikkelingslanden te ondersteunen, werkt de EU met deze landen samen zodat ze een doeltreffender aanpassingsbeleid kunnen voeren. In 2008 is de aanzet gegeven tot de Global Climate Change Alliance (GCCA). Via de GCCA en andere programma's zal de EU de ontwikkelingslanden (en vooral de minst ontwikkelde landen en de kleine insulaire ontwikkelingslanden) steun verlenen.
In de UNFCCC heeft de EU ambitieuze voorstellen gedaan om het thema aanpassing in het kader van een wereldwijde overeenkomst voor de periode na 2012 te bevorderen, met name via het alomvattende actiekader voor aanpassing .
Ook het externe beleid van de EU moet een aanzienlijke bijdrage aan het aanpassingsproces leveren op het gebied van waterbeheer (het EU-waterinitiatief en de EU-ACS-waterfaciliteit), landbouw, biodiversiteit, bossen, woestijnvorming, energie, gezondheid, sociaal beleid (inclusief genderkwesties), onderzoek, kusterosie en de beperking van het risico op rampen (dit laatste thema vormt een essentieel onderdeel van een succesvolle aanpassing).
Als geen aanpassingsmaatregelen worden genomen, kan dit gevolgen hebben voor de veiligheid. De EU versterkt daarom haar analyse- en vroegtijdigewaarschuwingssystemen en integreert de klimaatverandering in bestaande instrumenten, zoals mechanismen voor conflictpreventie en de hervorming van de veiligheidssector. Bij het bredere overleg van de EU over het veiligheids-, ontwikkelings- en migratiebeleid moet ook aandacht worden geschonken aan de effecten van de klimaatverandering op migrantenstromen.
Actiepunten (EU en lidstaten) Meer inspanningen leveren om het thema aanpassing in alle externe beleidsmaatregelen van de EU te integreren. De dialoog met partnerlanden over het thema aanpassing aanzwengelen. Het actiekader voor aanpassing in de UNFCCC promoten. |
- 7. CONCLUSIES – VOLGENDE STAPPEN
Het aanpassingsproces zal een lang en ononderbroken proces op alle niveaus zijn en een nauwe samenwerking met alle stakeholders vereisen. De EU zal internationale en nationale aanpassingsinspanningen steunen die kunnen zorgen voor voldoende middelen voor efficiënte en kosteneffectieve aanpassingsmaatregelen om toekomstige generaties een duurzame en gezonde economische basis te bieden. De Commissie zal de voortgang bij de uitvoering van de eerste fase van het actiekader uit dit witboek op gezette tijden evalueren met het oog op de ontwikkeling van een allesomvattende aanpassingsstrategie vanaf 2013.
COM (2007) 354.
Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.
COM(2009) 39 van 28.1.2009.
SEC(2009) 417.
SEC(2009) 416.
SEC(2009) 386.
EEA-JRC-WHO — Impacts of Europe’s Changing Climate — 2008 Indicator-based assessment Report 4/2008.
Zoönosen zijn ziekten die van dieren op mensen kunnen worden overgedragen.
COM(2009) 82: Een communautaire aanpak van de preventie van natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen.
Zie de effectbeoordeling 'The Green Infrastructure Approach', hoofdstuk 4.1, blz. 29.
Groene infrastructuur is het netwerk van onderling verbonden natuurgebieden (inclusief sommige landbouwgronden) zoals wetlands, groene corridors, parken, bosreservaten en inheemse plantengemeenschappen, en mariene gebieden die stormvloeden, temperaturen, overstromingsrisico's en de kwaliteit van water, lucht en ecosystemen op natuurlijke wijze regelen.
Economic Aspects of Adaptation to Climate Change (OESO, 2008) en The Stern Review on the Economics of Climate Change (HM Treasury, 2006).
Artikel 2 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Artikel 4 bepaalt het volgende: "Alle partijen, hun gezamenlijke, doch verschillende verantwoordelijkheden en hun specifieke nationale en regionale ontwikkelingsprioriteiten, doelstellingen en omstandigheden in aanmerking nemend, … b) stellen nationale en, indien van toepassing, regionale programma's op die maatregelen bevatten ter beperking van klimaatverandering, toegespitst op antropogene emissies per bron en verwijderingen per put van alle broeikasgassen die niet worden beheerst krachtens het Protocol van Montreal, alsook maatregelen ter vergemakkelijking van een adequate aanpassing aan klimaatverandering, en voeren deze uit, maken deze openbaar en werken deze regelmatig bij …".
COM(2008) 46.
Het uitwisselingsmechanisme zou gekoppeld worden aan andere gegevensbestanden zoals het Europees marien observatie- en datanetwerk (European Marine Observation and Data Network), de waarnemingspost voor droogtes van het GCO, het Europees Bosbrandinformatiesysteem (European Forest Fire Information System) en EuroHeat (een instrument om de kans op een hittegolf te berekenen). Het mechanisme vereist de volle steun en de actieve deelname van de lidstaten. Ook andere organisaties zoals het Europees Instituut voor innovatie en technologie zouden een bijdrage aan het uitwisselingsmechanisme kunnen leveren.
Werkdocument van de Commissie, SEC(2008) 3104.
Witboek over de gezondheidsstrategie, COM(2007) 630.
Besluit nr. 1350/2007/EG van 23.10.2007, PB L 301.
Artikel 152 bepaalt dat 'bij de bepaling en de uitvoering van elk beleid en elk optreden van de Gemeenschap een hoog niveau van bescherming van de menselijke gezondheid wordt verzekerd'.
COM(2007) 539.
Richtlijn 2000/60/EG.
Richtlijn 2007/60/EG.
COM(2007) 414 definitief.
Natura 2000 is een Europees netwerk van natuurgebieden dat krachtens de EU-natuurbeschermingsrichtlijnen is opgezet.
Richtlijn 2008/56/EG.
Aanbeveling van 30 mei 2002.
COM(2008) 791.
De Eurocodes zijn een reeks gelijkvormige internationale praktijkcodes voor het ontwerp van gebouwen en technische constructies. De Eurocodes zullen op termijn de nationale codes vervangen. Zie Aanbeveling 2003/887/EG van de Commissie.
Programma voor het trans-Europees vervoersnet. De kwetsbaarheid van het TEN-V voor klimaatverandering en de behoefte aan potentiële aanpassingsmaatregelen komen aan bod in het debat waartoe de Europese Commissie de aanzet heeft gegeven met de goedkeuring op 4 februari 2009 van het groenboek 'TEN-V: een beleidsevaluatie', COM(2009) 44 definitief.
Trans-Europese netwerken in de energiesector. Zie het groenboek 'Naar een europees energienetwerk voor een continue, duurzame en concurrerende energievoorziening', COM(2008) 782 definitief.
Groene btw, eisen op het gebied van milieuprestaties, maatregelen ter besparing van energie.
Wordt in 2009 goedgekeurd.
De verschillende onderdelen van het Europese actiekader voor aanpassing worden beschreven in de mededeling “Naar een uitgebreide klimaatveranderingsovereenkomst in Kopenhagen”, COM(2009) 39 van 28.1.2009.
Mededeling over de Europese strategie voor de beperking van het risico op rampen in ontwikkelingslanden, COM(2009) 82.