Artikelen bij COM(2009)224 - Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2010

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2009)224 - Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2010.
document COM(2009)224 NLEN
datum 12 mei 2009

1. Inleiding 3

2. Toestand van de visserijhulpbronnen 4

3. Prestatie van de visserij 4

4. Voor 2010 te hanteren beginselen 5

5. Vangstmogelijkheden waarover in het kader van het GVB een besluit moet worden genomen 6

5.1. Vaststelling van de TAC's 6

5.2. Vaststelling van de visserijinspanning 6

6. Implicaties van het Verdrag van Lissabon 7

7. Beheer aan de hand van langetermijnplannen 7

8. Werkmethode in de gevallen waarin nog geen langetermijnplannen gelden 8

9. Teruggooi 9

9.1. Richtsnoeren voor proefstudies inzake teruggooi 10

10. Tijdschema voor de voorstellen 11

10.1. Middellandse Zee en Zwarte Zee 11

10.2. Oostzee 11

10.3. Atlantische Oceaan, Noordzee en internationale wateren 11

10.4. Tijdschema 12

11. dialoog met de belanghebbende partijen 12

12. Conclusie 13

BIJLAGE I 14

BIJLAGE II - Regels voor de vaststelling van de TAC's 15

BIJLAGE III - Verzoek aan de ICES met betrekking tot de categorieën 6 t/m 9 17

1. INLEIDING

Elk jaar neemt de Europese Unie besluiten over de vangstmogelijkheden (de visquota en de toegestane visserijinspanning) voor de Europese vissers en in de Europese wateren. Die besluiten zijn gebaseerd op voorstellen van de Europese Commissie.

De Commissie moet haar voorstellen formuleren aan de hand van een aantal leidende beginselen. In de eerste plaats moeten de jaarlijkse vangstmogelijkheden in overeenstemming met de hoofddoelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) worden vastgesteld op een niveau dat een uit milieu-, economisch en sociaal oogpunt duurzame exploitatie van de visserijhulpbronnen garandeert. In de tweede plaats moeten de jaarlijkse veranderingen binnen vooraf bepaalde grenzen worden gehouden aangezien de van de visserij afhankelijke marktdeelnemers over een stabiel en voorspelbaar kader moeten kunnen beschikken. In de derde plaats moeten de internationale verbintenissen worden nagekomen, waaronder de verbintenis bestanden de kans te geven zich te herstellen tot hun maximale productiviteit. Ten slotte moeten volgens de aanpak die is toegezegd in de mededeling uit 2006 over de verbetering van de raadpleging inzake het communautaire visserijbeheer, de belanghebbenden in een vroeg stadium bij de bespreking van de vangstmogelijkheden worden betrokken.

In overeenstemming met de nieuwe werkmethode die in 2006 is voorgesteld, wordt in de onderhavige mededeling uiteengezet met welke voornemens de Commissie haar voorstellen inzake de totaal toegestane vangsten (TAC's) en de visserijinspanning voor 2010 wil voorbereiden om haar inzet voor een duurzame visserij waar te maken. De toestand van de bestanden blijft verontrustend. Een aantal visbestanden wordt nog steeds geëxploiteerd in een mate die de grenzen van de duurzaamheid overschrijdt. De vangstmogelijkheden zijn vastgesteld op niveaus die te hoog waren om tot duurzame bestanden te kunnen komen. Anderzijds zijn er tekenen die wijzen op het herstel van de bestanden als gevolg van de uitvoering van een aantal langetermijnplannen.

De Commissie verzoekt de belanghebbende partijen zich uit te spreken over de in dit document uiteengezette regels en vraagt de lidstaten en de sector eventuele verbeteringen te suggereren. In de loop van 2009 zullen verdere raadplegingen worden georganiseerd over de verbetering van de overige aspecten van het visserijbeheer. Het is evenwel mogelijk dat de algemene benadering die in bijlage II bij deze mededeling wordt voorgesteld, wordt herzien in het licht van eventueel wetenschappelijk advies. Daarom sluit de Commissie eventuele wijzigingen aan haar voorstellen voor de vangstmogelijkheden voor 2010 niet uit.

2. TOESTAND VAN DE VISSERIJHULPBRONNEN

In een groot aantal takken blijkt het instandhoudingsbeleid niet voor duurzaamheid te zorgen. De meeste demersale bestanden zijn achteruitgegaan en bevinden zich niet op een duurzaam niveau aangezien bij de exploitatie ervan de biologisch veilige grenzen worden overschreden. De meeste pelagische bestanden worden daarentegen wel duurzaam bevist.

Wetenschappelijke instanties beoordelen elk jaar of de toekomstige reproductie van bestanden in gevaar komt, d.w.z. of die bestanden zich buiten 'biologisch veilige grenzen' bevinden. Grotendeels als gevolg van onjuiste vangstaangiften is de toestand van circa 59 % van de bestanden onbekend. Van de bestanden waarvan de toestand wel bekend is, loopt 69 % een groot risico te worden leeggevist, terwijl voor slechts ongeveer 31 % van die bestanden mag worden aangenomen dat zij op duurzame wijze worden bevist. Voor 86 % van de bestanden is de overbevissing zo ernstig dat meer vis zou worden gevangen als minder zou worden gevist. Dit cijfer ligt veel hoger dan buiten de EU: op wereldniveau wordt gemiddeld 28 % van de bestanden overbevist. Ongeveer 18 % van de bestanden verkeert in een dermate slechte toestand dat wetenschappers adviseren van visserij daarop af te zien (zie de tabellen in bijlage I).

Ondanks aanzienlijke inspanningen zijn er slechts beperkte tekenen die erop wijzen dat de bestanden zich sinds 2003 hebben hersteld of de overbevissing sindsdien is afgenomen. Het visserijbeheer in de Europese Unie functioneert niet naar behoren, en het doel op lange termijn voor duurzaamheid te zorgen wordt niet bereikt. Daarom is met het groenboek een omvattende hervorming van het GVB op de rails gezet.

3. PRESTATIE VAN DE VISSERIJ

Bepaalde EU-vloten mogen dan rendabel werken, de meeste lijden verlies of maken in het beste geval nauwelijks winst. Deze globaal bekeken slechte prestatie is te wijten aan de chronische overcapaciteit, waarvan de overbevissing zowel oorzaak als gevolg is. De vlootomvang zal dus moeten worden aangepast om overbevissing in normale economische omstandigheden te voorkomen en de volledige operabiliteit van de vaartuigen te waarborgen.

Door de bank genomen heeft de visserijvloot van de EU in de periode 2003-2007 een bescheiden winst geboekt. Daarbij moet worden aangetekend dat een groot aantal rendabele vlootsegmenten kon teruggrijpen naar extra inkomsten uit rechtstreekse subsidies (in de vorm van communautaire steun en nationale staatssteun) ten belope van, naar raming, 10 à 20 %. Indien deze extra inkomsten in mindering worden gebracht, zou de rendabiliteit van een groot aantal vloten over de hele periode waarschijnlijk negatief zijn of in het beste geval rond nul schommelen.

De meest recente voorspellingen voor 2008-2009 wijzen op een verslechtering van de economische prestatie van de vloot:

- De afname van de vangstmogelijkheden voor een aantal van de voornaamste bestanden zal het inkomstenpotentieel van grote sectoren van de EU-vloot beperken.

- De brandstofcrisis van 2008 heeft de bedrijfskosten fors opgedreven en ernstige vragen opgeworpen over de toekomstige structuur van de EU-vloot, met name voor vaartuigen met een inefficiënt brandstofverbruik. Hoewel de druk als gevolg van de hoge brandstofkosten sinds afgelopen zomer drastisch is afgenomen (de prijzen voor scheepsdieselolie in communautaire havens zijn gedaald van ca. 75 eurocent per liter in juli 2008 tot ca. 36 eurocent per liter in februari 2009), wordt verwacht dat de brandstofprijzen op lange termijn weer zullen stijgen.

- De mondiale economische crisis in 2009 lijkt gevolgen te hebben voor zowel de toegang tot leningen als de vraag naar visserijproducten, en bijgevolg ook voor de prijzen van deze producten. Dit heeft een impact op de oogstsector, die bovendien de afgelopen tien jaar geen economisch voordeel heeft kunnen halen uit de gestage toename van de vraag naar visserijproducten in de EU. Hoewel voor de meeste visbestanden minder is aangeland, zijn de prijzen bij eerste verkoop voor een groot aantal belangrijke soorten gestagneerd of zelfs gedaald. Zo werd in februari een prijsdaling voor kabeljauw uit de Noordzee en de Oostzee van ca. 20 %-30 % geconstateerd ten opzichte van het vorige jaar (daling van de gemiddelde prijzen van 3,00-3,50 euro per kg tot 2,20-2,75 euro per kg). Globefish-FAO stelt op de belangrijkste witvismarkten een instorting van zowel de vraag als de prijzen vast gedurende de afgelopen maanden. In 2009 worden met name negatieve gevolgen verwacht op de markten voor hoogwaardige soorten als kabeljauw en tonijn. Laagwaardige pelagische soorten (een groot aantal schaaldier- en schelpdiersoorten en zalm) zullen het daarentegen waarschijnlijk veel beter doen.

4. VOOR 2010 TE HANTEREN BEGINSELEN

De Commissie blijft vasthouden aan het beginsel dat vangstmogelijkheden conform wetenschappelijk advies duurzaam moeten zijn en, met betrekking tot leeggeviste bestanden, een grote kans op herstel moeten bieden.

De vangstmogelijkheden dienen te worden vastgesteld:

- in overeenstemming met langetermijnplannen;

- in overeenstemming met internationale verbintenissen, waaronder de verbintenis bestanden zich te laten herstellen tot hun maximale productiviteit ( MSY-maximal sustainable yield ; MDO-maximale duurzame opbrengst);

- met inachtneming van de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid, en in het bijzonder van de noodzaak de visserij op overgeëxploiteerde bestanden te verminderen en leeggeviste bestanden de kans te geven zich te herstellen.

De Commissie hecht het grootste belang aan de inachtneming van deze beginselen. In het navolgende wordt hier nader op ingegaan.

5. VANGSTMOGELIJKHEDEN WAAROVER IN HET KADER VAN HET GVB EEN BESLUIT MOET WORDEN GENOMEN

5.1. Vaststelling van de TAC's

De overbevissing en het steeds verder leegvissen van bestanden zijn voor een deel te wijten aan het feit dat TAC's en de visserijinspanning op te hoge niveaus zijn vastgesteld. De TAC's waartoe de Raad op basis van een voorstel van de Commissie heeft besloten, lagen gemiddeld ongeveer 48 % hoger dan de vangsten die naar het oordeel van wetenschappelijke instanties in het kader van de voorzorgsaanpak duurzaam zouden zijn geweest (tabel 4 van bijlage I). Het voorstel van de Commissie week vaak af van het wetenschappelijk advies omdat een TAC met niet meer dan een vastgesteld percentage mag worden veranderd (zie bijlage II). Deze regel is vastgesteld om tegemoet te komen aan de door de sector gestelde vraag om stabiliteit. Naast de bekende handhavingsproblemen hebben ook de te hoog vastgestelde quota ertoe bijgedragen dat mariene hulpbronnen op een laag peil zijn gebleven.

5.2. Vaststelling van de visserijinspanning

Het beheer van de visserijinspanning moet er, naast de TAC's, voor zorgen voor dat minder wordt teruggegooid, dat de mogelijkheden voor illegale, ongemelde en ongereglementeerde (IOO) vangsten worden beperkt en dat de afbouw van de overcapaciteit wordt gestimuleerd. Het beheer van de visserijinspanning fungeert bovendien als instandhoudingsmaatregel wanneer de prognoses die voor de vaststelling van de TAC’s worden gebruikt, ontbreken. Het visserijinspanningsbeheer is ingebed in de langetermijnplannen voor kabeljauw in de Noordzee en de Oostzee, voor schol en tong in de Noordzee, voor tong in het westelijke deel van het Kanaal, voor zuidelijke heek en voor langoustinebestanden.

Het langetermijnplan voor kabeljauw dat in december 2008 is vastgesteld, brengt belangrijke veranderingen in het inspanningsbeheer teweeg en moet als voorbeeld dienen voor verdere verbetering van de inspanningsregelingen die op andere soorten of in andere gebieden van toepassing zijn.

In het kader van de bestaande inspanningsbeheersregeling op basis van een maximum aantal kW-dagen beslist de lidstaat hoe de vlootcapaciteit en de vangstmogelijkheden met elkaar in evenwicht worden gebracht. Bovendien mogen de lidstaten de toewijzing van kW-dagen bijstellen om selectievere visserij te bevorderen. De Commissie zal in 2009 de tenuitvoerlegging van de nieuwe regeling door de lidstaten op de voet volgen om zich ervan te vergewissen dat deze correct wordt uitgevoerd. Het maximum aantal kW-dagen voor 2010 zal op basis van wetenschappelijk advies worden aangepast overeenkomstig de oogstcontroleregeling die in de betrokken langetermijnbeheersplannen is vastgesteld. In het kader van de inspanningsregeling voor zuidelijke heek en langoustine en de beheersplannen voor tong in het westelijke deel van het Kanaal moet de overschakeling naar het op kW-dagen gebaseerde systeem plaatsvinden na de herziening van die plannen in 2010.

6. IMPLICATIES VAN HET VERDRAG VAN LISSABON

Hoewel nog niet alle lidstaten hebben besloten het Verdrag van Lissabon te ratificeren, moeten volgens de Commissie al voorbereidingen worden getroffen voor het geval waarin het Verdrag van kracht wordt vóór de inwerkingtreding van de regelgeving inzake de vangstmogelijkheden voor 2010.

In het Verdrag van Lissabon wordt de medebeslissingsprocedure als het belangrijkste besluitvormingsinstrument voor GVB-aangelegenheden aangemerkt. Een uitzondering hierop is vastgesteld in artikel 43, lid 3, van dit Verdrag, met betrekking tot maatregelen “voor de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden”. Dergelijke maatregelen worden op voorstel van de Commissie door de Raad vastgesteld zonder dat het Parlement hierbij wordt betrokken. Met het oog daarop moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen maatregelen die worden geacht betrekking te hebben op de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden, en maatregelen die via de medebeslissingsprocedure moeten worden vastgesteld.

Hiertoe moet grondig worden bekeken welke steeds terugkerende bepalingen van de Raadsverordeningen inzake de vangstmogelijkheden kunnen worden opgenomen in een op artikel 43, lid 3, gegronde maatregel.

De Commissie is momenteel met dit onderzoek bezig. Zij is van plan om in haar voorstellen voor de verordeningen tot vaststelling van de vangstmogelijkheden voor 2010 enkel de bepalingen op te nemen die functioneel verbonden zijn met de vaststelling en de verdeling van de vangstmogelijkheden. Uitgesloten worden bijgevolg alle technische en controlebepalingen die niet aan dit criterium voldoen, en bepalingen inzake de omzetting van door de regionale organisaties voor visserijbeheer vastgestelde voorschriften in Gemeenschapsrecht.

De voorgestelde controleverordening en de verordening inzake technische voorschriften zullen in dit verband van bijzonder belang zijn. Deze verordeningen voorzien, zodra ze zijn vastgesteld, in permanent geldende bepalingen en komen dus in de plaats van de overgangsbepalingen die tot dusverre jaarlijks werden toegepast op basis van de bijlagen bij de jaarlijkse verordeningen inzake de vangstmogelijkheden.

7. BEHEER AAN DE HAND VAN LANGETERMIJNPLANNEN

Langetermijnplannen blijven centraal staan in het beleid van de Commissie. De bestaande – inclusief de op internationaal niveau goedgekeurde – plannen moeten ten uitvoer worden gelegd. Deze plannen hebben niet alleen bijgedragen tot een efficiënter bestandsbeheer, maar ook de besluitvorming verbeterd, zowel wat procedurele aspecten als wat het eindresultaat betreft. Sinds 2002 zijn voor tal van bestanden beheersplannen ontwikkeld: 41 % van de pelagische bestanden (41 % van de vangsten) en 29 % van de demersale bestanden (44 % van de vangsten) vallen momenteel onder langetermijnplannen.

Het is de bedoeling het aantal bestanden onder langetermijnbeheer uit te breiden met, onder meer, de pelagische bestanden in de Oostzee en enkele visserijtakken in de Middellandse Zee. In 2009 zullen specifieke plannen worden voorgesteld voor noordelijke heek, westelijke horsmakreel, ansjovis in de Golf van Biskaje en zalm in de Oostzee. Wanneer de Raad en de Commissie in afwachting van dergelijke plannen specifieke bedoelingen inzake oogstvoorschriften kenbaar hebben gemaakt, zullen deze verklaringen bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden voor de betrokken soorten in 2010 in aanmerking worden genomen en vervolgens in de voorstellen van de Commissie ten uitvoer worden gelegd (bijv. voor haring in de Keltische Zee en heek ten westen van Schotland).

Bovendien denkt de Commissie na over een andere juridische structuur voor de volgende langetermijnplannen. Een mogelijkheid bestaat erin een groot aantal verschillende bestanden in het kader van één verordening onder langetermijnbeheer te plaatsen.

8. WERKMETHODE IN DE GEVALLEN WAARIN NOG GEEN LANGETERMIJNPLANNEN GELDEN

Waar nog geen plannen op lange termijn bestaan, worden de TAC-besluiten genomen op basis van jaarlijkse wetenschappelijke adviezen van de ICES en het WTECV. De laatstbedoelde adviezen behelzen zowel biologische als sociaaleconomische aspecten. De voor het bepalen van de TAC’s vastgestelde regels moeten garant staan voor een eerlijke behandeling en een optimale stabiliteit voor de sector. Die regels zullen verder worden toegepast, met weliswaar enkele wijzigingen die blijkens de meest recente wetenschappelijke adviezen noodzakelijk zijn.

In 2008 heeft het WTECV een rapport uitgebracht over de waarschijnlijke resultaten van de regels in de beleidsverklaring van de Commissie. Volgens dit doorgaans positieve advies mondt het vaststellen van TAC’s voor de categorieën 1, 2 en 3 (bestanden met een analytische beoordeling) vaak uit in aangroei en herstel van de bestanden. Het WTECV legt echter ook de vinger op een ernstige tekortkoming. Met betrekking tot bestanden waarvoor geen analytische beoordeling beschikbaar is (categorieën 6 t/m 9 en categorie 11), volstaat het voor de instandhouding van een gezond bestand volgens dit comité namelijk niet een TAC vast te stellen overeenkomstig een tendens in de vangst per inspanningseenheid (CPUE). Een dergelijke aanpak is evenmin conform het advies, aldus het WTECV. Bovendien wees het WTECV er later op dat de situatie van het lentepaaiende haringbestand in de westelijke Oostzee (sector IIIa en deelsectoren 22-24) niet zal verbeteren als gevolg van de toepassing van de regel voor categorie 3. Gezien deze conclusies is een wijziging van categorie 3 noodzakelijk.

Naar aanleiding van een verklaring van de Raad en de Commissie wordt opnieuw gekeken naar het beheer van bestanden waarvoor de ICES geen vangstoptietabel kan overleggen. De Commissie is van plan een nieuwe regel op te stellen voor bestanden in de categorieën 6 t/m 9 en heeft hierover een verzoek aan de ICES opgesteld (zie bijlage III). De Commissie zal mede aan de hand van de reactie van de ICES en het WTECV beslissen op welke regel zij haar TAC-voorstellen voor dergelijke bestanden in 2010 zal baseren: op de bestaande regel, op de nieuwe regel in bijlage III of op andere alternatieve regels die door de ICES of het WTECV worden gesuggereerd. De RAR’s wordt verzocht om advies over deze nieuwe beheersopties voor bestanden waarvoor geen gekwantificeerde beoordeling beschikbaar is. Het WTECV zal worden verzocht de biologische, sociale en economische effecten van de verschillende opties en veranderingen te evalueren.

Met betrekking tot de bestanden waarvoor wetenschappelijk advies ontbreekt, hebben wetenschappelijke instanties (wegens onjuiste gegevens van de visserijsector over de aanlandingen en moeilijkheden bij het verkrijgen van gegevens over de teruggooi en de visserijinspanning) voor slechts ongeveer 35 % van de bestanden prognoses kunnen opstellen over de omvang van de visbestanden, de visserijsterftecoëfficiënten en de vangstniveaus (bijlage I). Dit probleem lijkt erger te worden. Slechte gegevens leiden tot slechte besluiten, die dan weer een povere instandhoudingssituatie en leeggeviste bestanden tot gevolg hebben. Indien de gegevensbasis niet verbetert, zal daarom een voorzorgsbenadering worden gevolgd en zullen bijgevolg strengere regels worden toegepast. Dit geldt tevens wanneer twee of meer bestanden, voorzien van verschillend wetenschappelijk advies (en bijgevolg ingedeeld in verschillende categorieën), samen worden beheerd en onder een gemeenschappelijke TAC vallen.

Er wordt nogmaals bij de lidstaten op aangedrongen de gegevens gekruist te controleren en de verstrekking van de gegevens te verbeteren. Dankzij het kader voor gegevensverzameling (KGV) zullen de problemen met betrekking tot de gegevens verminderen, mede omdat de lijst van soorten waarover gegevens moeten worden verzameld wordt uitgebreid (onder meer via onderzoeken op zee). Voorts moeten deze tekortkomingen in aanmerking worden genomen in het kader van de lopende herziening van de controleregeling van het GVB, aan de hand van een verbetering van het VMS-systeem en een snellere en bredere invoering van het elektronische logboek. De Commissie zal in 2009 de ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend volgen.

9. TERUGGOOI

Een groot probleem in de Europese wateren is de teruggooi van mariene organismen (soms vis van handelskwaliteit). De Commissie heeft haar voornemen om deze ongewenste praktijk af te schaffen, onomwonden kenbaar gemaakt. Hiertoe is een wijziging van de communautaire wetgeving en van het gedrag van de vissers onontbeerlijk. In 2009 zijn belangrijke stappen ter bestrijding van de teruggooi gezet. Voorts is een verbod op highgrading ingesteld in de Noordzee en het Skagerrak, zijn de inspanningen verder beperkt in het kader van meerjarenplannen en lopen er proefstudies over een nog verdere vermindering van de teruggooi. In 2010 moeten nog meer significante maatregelen worden genomen, zoals:

- een vermindering van de visserijinspanning zoals afgesproken in het kader van de meerjarenplannen. Dit is een essentiële stap in de strijd tegen teruggooi, aangezien hiermee de op allerlei redenen (nauwelijks of geen marktwaarde, highgrading en opgebruikte quota) terug te voeren teruggooi van alle soorten (ook niet-commerciële) wordt verminderd. Dankzij de verlaging van de visserijinspanning voor overgeëxploiteerde soorten zal de omvang van de populatie en de gemiddelde grootte van de vis bovendien toenemen, wat op zijn beurt tot een verminderde teruggooi van ondermaatse vis zal leiden;

- een algemeen verbod op highgrading in alle gebieden (dit betekent dat geen enkel marien organisme mag worden teruggegooid dat in het kader van een visserijactiviteit wordt gevangen, aan boord van een visserijvaartuig wordt gebracht en wettelijk mag worden aangeland);

- proefstudies – bevordering van onderzoeksstudies inzake specifieke aspecten betreffende een teruggooiverbod, zoals het overleven van teruggegooide soorten, het verbeteren van de selectiviteit van het vistuig, de economische aspecten van een teruggooiverbod, mogelijk gebruik van ongewenste organismen, enz.;

- visvergunningen – er wordt bij de lidstaten op aangedrongen om visvergunningen slechts af te geven aan vaartuigen waaraan vangstmogelijkheden zijn toegewezen in de vorm van quota voor de soorten die in de betrokken visserij waarschijnlijk worden gevangen.

9.1. Richtsnoeren voor proefstudies inzake teruggooi

Aangezien in 2009 het aantal initiatieven voor studies naar specifieke aspecten die samenhangen met een teruggooiverbod, naar verwachting zal toenemen, moeten gemeenschappelijke regels hieromtrent worden vastgesteld. Deze regels moeten ervoor zorgen dat alle studies tegen gelijke voorwaarden worden verricht, dat voor de geografische gebieden een gemeenschappelijke aanpak wordt gehanteerd, maar ook dat de doelstellingen van het teruggooiproject worden bereikt. In de proefstudies inzake teruggooi moet van de volgens regels worden uitgegaan:

- alle vangsten van gereglementeerde soorten moeten op de quota worden afgeboekt;

- stimuli voor bij de proefstudie betrokken vaartuigen mogen enkel worden gegeven door de lidstaat met inachtneming van de voor die lidstaat geldende quota en vangstbeperkingen;

- tijdens ten minste 50 % van de visreizen van de bij de proefstudie betrokken vaartuigen moeten waarnemers/elektronische monitoringapparaten aan boord zijn;

- technische maatregelen kunnen worden herzien;

- de resultaten moeten wetenschappelijk worden geanalyseerd;

- de Commissie moet in kennis worden gesteld van de projectresultaten aan de hand van een wetenschappelijk rapport dat op de (voor het publiek toegankelijke) website wordt geplaatst.

10. TIJDSCHEMA VOOR DE VOORSTELLEN

10.1. Middellandse Zee en Zwarte Zee

In de Middellandse Zee is momenteel slechts één TAC van toepassing (voor blauwvintonijn). Deze is vastgesteld door de ICCAT, die tevens een geregeld gesloten seizoen voor de visserij op zwaardvis heeft ingesteld (1 oktober-30 november). Voor de Zwarte Zee geldt sinds 2008 een specifieke TAC- en quotaregeling. De TAC's voor 2010 zullen worden vastgesteld aan de hand van de in bijlage II opgenomen regels, en toevoeging van extra soorten of technische maatregelen is mogelijk.

De Commissie is verre van tevreden over de tenuitvoerlegging van de regeling voor de Middellandse Zee, zelfs op gebieden die een aanpak van onderop vergen, zoals de nationale beheersplannen en de verstrekking van relevante gegevens voor de instelling van het netwerk van beschermde visserijgebieden. Er zal worden voortgewerkt aan de voorbereiding van communautaire langetermijnbeheersplannen en aan de bevordering van deze aanpak. Dit werk zal worden geflankeerd door andere instandhoudingsmaatregelen en specifieke maatregelen inzake toezicht en controle in het kader van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM). Het WTECV zal verder worden gesteund als het adequate internationale wetenschappelijke platform waar Europese wetenschappers worden gestimuleerd om de wetenschappelijk basis voor duurzaam visserijbeheer in de regio te verstevigen en de wetenschappelijke bijdragen aan het Wetenschappelijk Raadgevend Comité van de GFCM te versterken.

10.2. Oostzee

De Commissie zal haar voorstel betreffende de TAC's voor de Oostzeebestanden voor 2010 indienen in september 2009. De Raad zal worden verzocht het voorstel in oktober goed te keuren. Het advies van de ICES en het WTECV zal respectievelijk op 29 mei en 19 juni ter beschikking worden gesteld. De RAR is verzocht de Commissie uiterlijk eind juni van advies te dienen.

10.3. Atlantische Oceaan, Noordzee en internationale wateren

Het advies van het WTECV over de meeste demersale bestanden zal medio juli beschikbaar zijn. Het voorstel van de Commissie zal in oktober worden bekendgemaakt om zo veel mogelijk tijd te laten voor overleg. Tijdens een uiterlijk eind juli 2009 te houden vergadering zal de Commissie op basis van het meest recente wetenschappelijk advies de belanghebbende partijen in kennis stellen van de resultaten van de in dit document uiteengezette regels.

Het tijdschema voor de najaarsronde van de besluitvorming zal worden aangehouden, aangezien het advies over de grote gedeelde pelagische bestanden pas in oktober beschikbaar zal zijn. Dit advies is nodig om over een compleet pakket van vangstmogelijkheden te kunnen onderhandelen. Het voorstel zal dus heel wat elementen bevatten waarover nog geen besluit is genomen, wat betekent dat geen specifieke cijfers kunnen worden gepresenteerd.

10.4. Tijdschema

Het beoogde tijdschema ziet er als volgt uit:

Verordening inzake vangstmogelijkheden | Indiening voorstel van de Commissie | Mogelijke goedkeuring van het voorstel door de Raad |

Zwarte Zee | september | oktobervergadering Raad |

Oostzee | september | oktobervergadering Raad |

Alle andere gebieden | oktober | decembervergadering Raad |

11. DIALOOG MET DE BELANGHEBBENDE PARTIJEN

De Commissie hecht veel belang aan de inbreng van de belanghebbenden gedurende het proces dat uitmondt in de vaststelling van de jaarlijkse vangstmogelijkheden. Reacties op dit document kunnen worden beschouwd als het vertrekpunt voor deze dialoog in het kader van het jaarlijkse regelgevingsproces. De verschillende RAR’s en het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur benadrukken in hun reactie dat de Commissie bij het opstellen van haar voorstellen plaats moet inruimen voor sociaaleconomische factoren. Bovendien heeft de sector herhaaldelijk gewezen op het belang van het behoud van een redelijke mate van stabiliteit in de TAC-niveaus. Wat de merites van de individuele regels voor de vaststelling van de TAC’s betreft, lopen de standpunten van de sector uiteen.

In haar dialoog met de belanghebbende partijen over de hierboven aangehaalde essentiële punten heeft de Commissie de vaststelling van de vangstmogelijkheden steeds naar voren gehaald als het kernelement van een beleid met verschillende andere instrumenten die gericht zijn op de vangst- en de verwerkingssector. De Commissie streeft ernaar al deze instrumenten te benutten en houdt vast aan het essentiële beginsel dat een adequaat beheer van de visserijhulpbronnen een voorwaarde is voor de economische weerbaarheid van de sector. De Commissie staat erg positief tegenover de bereidheid van de belanghebbende partijen (zo blijkt uit de reacties van de RAR’s en het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur) om in het kader van partnerschappen tussen de sector en de wetenschappelijke wereld het gebrek van gegevens te verhelpen en zo de beheersregeling robuuster te maken.

12. CONCLUSIE

De Commissie verzoekt de lidstaten en de belanghebbenden zich uit te spreken over de hierboven uiteengezette aanpak.

De Commissie zal grote waarde toekennen aan het advies van de regionale adviesraden en van het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur. Die adviezen zullen de Commissie helpen bij de vervulling van haar taak een op duurzaamheid gericht beheer te voeren in overeenstemming met de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

De Commissie past dat op duurzaamheid gerichte beleid op verantwoordelijke wijze toe: het ontbreken van gegevens kan niet worden beschouwd als een bewijs van duurzaamheid.

Adviezen van belanghebbenden zijn slechts bruikbaar voor de Commissie als zij zijn ontwikkeld aan de hand van een op concrete informatie gebaseerde benadering om tot duurzame visserij te komen. Er zijn met andere woorden gegevens nodig ter onderbouwing van de adviezen van de belanghebbenden.

Geloofwaardige adviezen kunnen slechts worden verstrekt door wie goede informatie over de visserij en de visbestanden bezit. De belanghebbenden wordt aanbevolen te zorgen voor een volledige en doeltreffende toepassing van de bestaande systemen voor de vangstrapportage en de gegevensverzameling. Die systemen zijn van essentieel belang voor een goed functionerend visserijbeheer. Op basis van solide informatie zullen de belanghebbenden de Commissie ook beter kunnen adviseren over duurzame visserijmethoden.

Vanaf het tweede kwartaal van 2009 zal de Commissie samen met de lidstaten en de belanghebbenden voortgaan met een specifieke technische follow-up (vooral van de systemen voor het beheer van de visserijinspanning).

De Commissie verzoekt de bijdragen naar aanleiding van deze mededeling uiterlijk op 31 juli 2009 af te ronden opdat de resultaten van de betrokken raadplegingen tijdig kunnen worden benut. De politieke discussie met de lidstaten is gepland voor de Raad Visserij van 22-23 juni.

BIJLAGE I

Tabel 1: Wetenschappelijke adviezen over de toestand van de bestanden | Aantal visbestanden |

2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 |

Buiten biologisch veilige grenzen | 30 | 29 | 26 | 26 | 26 | 28 | 27 |

Binnen biologisch veilige grenzen | 12 | 10 | 14 | 11 | 12 | 13 | 12 |

Wegens gebrekkige gegevens is de toestand van het bestand onbekend | 48 | 53 | 53 | 57 | 58 | 55 | 57 |

Tabel 2: Wetenschappelijke adviezen over mogelijke overbevissing | Aantal visbestanden |

2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 |

De bevissingscoëfficiënt voor het bestand is bekend en kan worden vergeleken met de coëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst oplevert | 34 | 23 | 32 | 33 | 35 |

Het bestand wordt overbevist | 32 | 21 | 30 | 29 | 30 |

Het bestand wordt bevist op basis van de coëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst oplevert | 2 | 2 | 2 | 4 | 5 |

Tabel 3: Wetenschappelijke adviezen die op een 'noodsituatie' duiden | Aantal visbestanden |

2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 |

De wetenschappers adviseren te stoppen met de visserij | 24 | 13 | 12 | 14 | 20 | 18 | 17 |

Tabel 4: Verschil tussen de TAC's en duurzame vangsten |

2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 |

Mate waarin de TAC's duurzame vangsten overschrijden (%) | 46% | 49% | 59% | 47% | 45% | 51% | 48% |

Tabel 5: Samenvatting van de wetenschappelijke adviezen over de vangstmogelijkheden | Aantal visbestanden |

2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | 2008 | 2009 |

Bestanden waarvoor prognoses van de bestandsgrootte en de visserijsterfte mogelijk zijn | 40 | 34 | 40 | 31 | 29 | 30 | 34 |

Bestanden waarvoor een wetenschappelijk advies over de vangstmogelijkheden beschikbaar is | 59 | 52 | 54 | 65 | 61 | 62 | 63 |

Bestanden waarvoor geen wetenschappelijk advies beschikbaar is | 31 | 40 | 39 | 29 | 35 | 34 | 33 |

BIJLAGE II - Regels voor de vaststelling van de TAC's

De TAC-besluiten moeten worden genomen op basis van wetenschappelijke adviezen die het WTECV met inachtneming van biologische, sociale en economische vooruitzichten verstrekt.

Verschillende regels dienen te worden toegepast naargelang van de omvang van het risico dat voor elk bestand bestaat. Bestanden lopen een groot risico wanneer zij kleiner worden dan het 'voorzorgsniveau' (Bpa), dit is het niveau waarbij de toekomstige productiviteit van het betrokken bestand dreigt af te nemen. Een ander signaal dat op een groot risico duidt, is een visserijsterftecoëfficiënt die hoger is dan de 'met de voorzorgsaanpak in overeenstemming zijnde coëfficiënt' (Fpa). De visserijsterftecoëfficiënt is gelijk aan de jaarvangst, gedeeld door de gemiddelde omvang van het bestand over het jaar.

Als een bestand kleiner is dan Bpa of wordt bevist op basis van een hogere coëfficiënt dan Fpa, bevindt dat bestand zich 'buiten biologisch veilige grenzen' en omgekeerd.

Categorie | Wetenschappelijk advies | Met het oog op de vaststelling van de TAC te ondernemen actie |

1 | Het bestand wordt geëxploiteerd op basis van de coëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst oplevert. | Streef ernaar de TAC vast te stellen op de vangst die naar verwachting correspondeert met de visserijsterfte die op lange termijn de hoogste opbrengst zal opleveren, maar wijzig de TAC niet met meer dan 25%. |

2 | Het bestand wordt overgeëxploiteerd vergeleken met de maximale duurzame opbrengst, maar bevindt zich binnen biologisch veilige grenzen. | Streef ernaar de TAC vast te stellen op (a) de vangst die naar verwachting op lange termijn tot de hoogste opbrengst zal leiden, dan wel, als dat een hogere waarde is, (b) de hoeveelheid die correspondeert met visserij op basis van een ongewijzigde visserijsterftecoëfficiënt, maar wijzig de TAC niet met meer dan 15%. |

3 | Het bestand bevindt zich buiten biologisch veilige grenzen. | Streef ernaar de TAC vast te stellen op de vangst die naar verwachting zal resulteren in een daling met 30 % van de visserijsterftecoëfficiënt, maar verlaag de TAC niet met meer dan 20 % zolang de visserijsterfte niet toeneemt. |

4 | Voor het bestand geldt een plan op lange termijn en wetenschappers adviseren over de vangst die aan dat plan beantwoordt. | De TAC moet worden vastgesteld overeenkomstig het betrokken plan. |

5 | Het betreft een bestand met een korte levensduur en een prognose voor één jaar kan niet worden verstrekt. | Er wordt een voorlopige TAC vastgesteld en deze zal worden gewijzigd als in de loop van het jaar nieuwe informatie beschikbaar komt. |

6* | De toestand van het bestand is niet nauwkeurig bekend en het WTECV adviseert over een passend vangstniveau. | Streef ernaar de TAC vast te stellen overeenkomstig het advies van het WTECV, maar wijzig de TAC niet met meer dan 15 %. |

7* | De toestand van het bestand is niet nauwkeurig bekend en het WTECV adviseert de visserijinspanning te verminderen. | De TAC moet worden verlaagd met max. 15 % en het WTECV dient te worden verzocht te adviseren over het passende niveau voor de visserijinspanning. |

8* | De toestand van het bestand is niet nauwkeurig bekend en in het advies van het WTECV staat dat het bestand aan het toenemen is. | De TAC moet worden verhoogd met max. 15 %. |

9* | De toestand van het bestand is niet nauwkeurig bekend en in het advies van het WTECV staat dat het bestand aan het afnemen is. | De TAC moet worden verlaagd met max. 15 %. |

10 | Het WTECV adviseert de vangst vast te stellen op nul of tot het laagst mogelijke niveau te verlagen of geeft een ander soortgelijk advies. | De TAC moet met ten minste 25 % worden verlaagd. Herstelmaatregelen dienen ten uitvoer te worden gelegd, waaronder verlagingen van de visserijinspanning en de invoering van selectiever vistuig. |

11 | Er is geen advies van het WTECV. | De TAC's dienen te worden aangepast in de richting van recente werkelijke vangstniveaus, maar mogen niet met meer dan 15 % per jaar worden gewijzigd, of de lidstaten dienen een uitvoeringsplan uit te werken dat tot doel heeft spoedig een advies te verstrekken. |

* Deze regel kan nog worden gewijzigd. De Commissie heeft het WTECV verzocht advies uit te brengen over eventuele nieuwe opties zoals uiteengezet in bijlage III. Voor de vaststelling van de definitieve regel dient het resultaat van dat advies te worden afgewacht.

BIJLAGE III - Verzoek aan de ICES met betrekking tot de categorieën 6 t/m 9

Met betrekking tot deze bestanden (exclusief soorten met een van nature korte levensduur) waarvoor geen advies kan worden verstekt op basis van een vangstraming overeenkomstig de voorzorgslimieten, werd de ICES verzocht:

I) advies uit te brengen over een TAC die overeenstemt met de hieronder opgenomen regel;

II) te evalueren welke gevolgen de toepassing van de onderstaande regel heeft uit het oogpunt van de voorzorgsbenadering en de compatibiliteit met de maximale duurzame opbrengst;

III) zo nodig advies uit te brengen over een alternatieve regel en de overeenkomstige TAC's, met het oog op een betere compatibiliteit met de voorzorgsbenadering en de maximale duurzame opbrengst of op stabielere TAC's. Dit advies kan op ad-hocbasis worden gegeven.

Regel:

1. Wanneer wordt geconstateerd dat een bestand wordt overbevist ten opzichte van de visserijsterfte die de hoogste opbrengst zal opleveren, dient de TAC te worden verlaagd tot het niveau dat nodig is om de waarde Fmsy te bereiken, met dien verstande dat de verlaging niet meer bedraagt dan 15 %.

2. Wanneer wordt geconstateerd dat een bestand wordt onderbevist ten opzichte van de visserijsterfte die de hoogste opbrengst zal opleveren, dient de TAC te worden verhoogd tot het niveau dat nodig is om de waarde Fmsy te bereiken, met dien verstande dat de verhoging niet meer bedraagt dan 15%.

3. De leden 1 en 2 hebben voorrang op de volgende leden.

4. Wanneer de gegevens over de bestandsomvang niet wijzen op een verandering in de omvang, niet beschikbaar zijn of de veranderingen in de omvang niet adequaat weergeven, wordt de TAC niet gewijzigd.

5. Wanneer de ICES van mening is dat representatieve gegevens over de bestandsomvang beschikbaar zijn, geldt de onderstaande regel:

a. Indien de gemiddelde geraamde omvang gedurende de laatste twee jaar ten minste 20 % groter is dan de gemiddelde geraamde omvang gedurende de laatste drie jaar, wordt de TAC met 15 % verhoogd.

b. Indien de gemiddelde geraamde omvang gedurende de laatste twee jaar ten minste 20 % lager is dan de gemiddelde geraamde omvang gedurende de laatste drie jaar, wordt de TAC met 15% verlaagd.

Indien niet-restrictieve TAC’s van toepassing waren en een verlaging overeenkomstig lid 1 of lid 5, onder b), vereist is, brengt de ICES advies uit over de adequate verlaging van de TAC die nodig is om de beoogde afname van de vangsten te bereiken. De ICES neemt in elk geval een besluit over een adequate Fmsy-waarde.

Artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2371/2002 van de Raad van 20 december 2002 inzake de instandhouding en de duurzame exploitatie van de visbestanden in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. PB L 358 van 31.12.2002, blz. 59.

Verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst. Mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement. COM(2006) 360 definitief.

FAO (2009). 'The state of world fisheries and aquaculture 2008'. Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties. Rome.

Belastingvrijstellingen (voor onder meer brandstof) en uit de nationale begroting gesubsidieerde sociale regelingen zijn hierbij niet in aanmerking genomen.

In dit verband is een TAC die is vastgesteld hoewel er in het wetenschappelijke advies voor werd gepleit geen vangsten toe te staan, meegerekend als 100 % te veel.

Vangstmogelijkheden voor 2008. Beleidsverklaring van de Europese Commissie. Mededeling van de Commissie aan de Raad. COM(2007) 295 definitief.

WTECV (2008). Report of the Subgroup on Stock Reviews on Harvest Control Rules (SGRST-08-02). 83 blz.

WTECV (2008). Verslag van de 29e plenaire vergadering (PLEN-08-03). 67 blz.

Verordening (EG) nr. 199/2008 van de Raad betreffende de instelling van een communautair kader voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens in de visserijsector en voor de ondersteuning van wetenschappelijk advies over het gemeenschappelijk visserijbeleid

Een beleid om in de Europese visserij ongewenste bijvangsten te verminderen en de teruggooi uit te bannen. Mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement. COM(2007) 136 definitief.

Ook 'overgeëxploiteerd' genoemd.

Gemeten aan de hand van de visserijsterfte die correspondeert met een marginale opbrengst ten belope van 10 % van de marginale opbrengst bij een visserijsterfte die bijna gelijk is aan nul (F0.1).