Artikelen bij COM(2009)283 - Tenuitvoerlegging door Bulgarije en Roemenië van richtlijn 98/49/EG betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de EG verplaatsen (Situatie op 1 september 2008)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52009DC0283

Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de tenuitvoerlegging door Bulgarije en Roemenië van richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (Situatie op 1 september 2008) {SEC(2009) 813} /* COM/2009/0283 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 26.6.2009

COM(2009) 283 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

over de tenuitvoerlegging door Bulgarije en Roemenië van Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (Situatie op 1 september 2008) {SEC(2009) 813}

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

over de tenuitvoerlegging door Bulgarije en Roemenië van Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen

(Situatie op 1 september 2008) (Voor de EER relevante tekst)

1. INLEIDING

De Raad heeft op 29 juni 1998 Richtlijn 98/49/EG betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, vastgesteld. Deze richtlijn moest ten uitvoer worden gelegd op respectievelijk 25 juli 2001 in de vijftien lidstaten, 1 mei 2004 in de tien lidstaten die op die datum tot de Europese Unie zijn toegetreden en 1 januari 2007 in Bulgarije en Roemenië. Overeenkomstig artikel 10, lid 3, van de hierboven genoemde richtlijn heeft de Commissie een verslag over de tenuitvoerlegging opgesteld. Dit verslag heeft betrekking op de toepassing van deze richtlijn in Bulgarije en Roemenië, staten die sinds 1 januari 2007 lid van de Europese Unie zijn.

Om een algemeen beeld van de omzetting van deze richtlijn in Bulgarije en Roemenië te krijgen, heeft de Commissie naar de regeringen van deze twee lidstaten een vragenlijst gestuurd. Uit de ontvangen antwoorden blijkt dat deze twee lidstaten specifieke maatregelen hebben genomen voor de omzetting van Richtlijn 98/49/EG in hun nationale wetgeving. In Bulgarije is dit geschied in het kader van de wet van 11 juli 2006 tot wijziging van de code inzake sociale zekerheid. Roemenië heeft zijn wetgeving aan de bepalingen van de hierboven genoemde richtlijn aangepast door vaststelling van wet nr. 204 van 22 mei 2006 inzake vrijwillige pensioenen.

2. WERKINGSSFEER

In de zin van de richtlijn wordt onder aanvullende pensioenregeling verstaan: elke in overeenstemming met de nationale wetgeving en gebruiken ingestelde beroepspensioenregeling of vergelijkbare overeenkomst ter verschaffing van een aanvullend pensioen aan werknemers of zelfstandigen, ongeacht of dergelijke regelingen verplicht of vrijwillig zijn. Regelingen die onder de term 'wetgeving' vallen, zoals gedefinieerd in de eerste alinea van artikel 1, onder j), van Verordening 1408/71, of in verband waarmee een lidstaat een verklaring aflegt uit hoofde van dat artikel, zijn van de werkingssfeer van de richtlijn uitgesloten.

De antwoorden van Bulgarije en Roemenië op de vragenlijst geven een beknopt overzicht van de aanvullende pensioenregelingen van beide lidstaten, die onder de richtlijn vallen. In zowel Bulgarije als Roemenië heeft de aanvullende pensioenregeling in de zin van de omzetting van Richtlijn 98/49/EG alleen betrekking op de facultatieve aanvullende pensioenregelingen.

3. MAATREGELEN TER BESCHERMING VAN DE PENSIOENRECHTEN VAN WERKNEMERS DIE ZICH BINNEN DE GEMEENSCHAP VERPLAATSEN

3.1. Gelijke behandeling wat het behoud van pensioenrechten betreft

Artikel 4 van de richtlijn bepaalt dat wanneer een werknemer die in een lidstaat rechten heeft verworven uit hoofde van een aanvullende pensioenregeling zich naar een andere lidstaat begeeft, die rechten behouden moeten blijven in ten minste dezelfde mate als voor werknemers die ophouden met werken maar binnen dezelfde lidstaat blijven.

Dit artikel heeft tot doel ervoor te zorgen dat personen die zich naar een andere lidstaat begeven niet in een ongunstigere situatie terecht komen dan personen die van baan veranderen maar in dezelfde lidstaat blijven. Door dit beginsel vast te leggen zorgt artikel 4 voor een minimumnorm voor gelijke behandeling van nationale en grensoverschrijdende gevallen, wat het behoud van reeds verworven rechten betreft.

De leden 1 en 2 van artikel 248a van de Bulgaarse code inzake sociale zekerheid en artikel 51 van wet nr. 204/2006 in Roemenië zorgen ervoor dat de deelnemer die in een andere lidstaat gaat wonen zijn verworven pensioenrechten behoudt.

3.2. Garantie van grensoverschrijdende betalingen

Overeenkomstig artikel 5 van de richtlijn moeten de lidstaten ervoor zorgen dat alle uitkeringen uit hoofde van aanvullende pensioenregelingen aan deelnemers en vroegere deelnemers, alsmede aan andere rechthebbenden uit hoofde van die regelingen, in alle lidstaten worden uitbetaald, exclusief de eventueel toepasselijke belastingen en transactiekosten. De betaling van uitkeringen in heel Europa is een essentiële voorwaarde voor de toepassing van het beginsel van vrij verkeer van werknemers en dat van vrij verkeer van kapitaal.

Artikel 248b, dat verwijst naar de artikelen 256 en 257 van de Bulgaarse code inzake sociale zekerheid, en artikel 77, lid 5, van de Roemeense wet nr. 204/2006 garanderen de grensoverschrijdende betalingen.

3.3. Grensoverschrijdende deelname van gedetacheerde werknemers

Artikel 6 betreft de gedetacheerde werknemers in de zin van Verordening (EEG) nr. 1408/71. Het gaat daarbij om situaties waarin een werknemer door zijn werkgever tijdelijk naar een andere lidstaat dan die waar hij gewoonlijk werkt wordt uitgezonden. Een detachering kan maximaal 12 maanden duren; in uitzonderlijke gevallen kan de duur verlengd worden tot 24 maanden. Gedurende de gehele detachering blijft er een directe (arbeids)relatie tussen de uitzendende onderneming en de gedetacheerde werknemer bestaan.

Artikel 6 voorziet in een grensoverschrijdende deelname door te bepalen dat werkgevers en gedetacheerde werknemers in staat moeten zijn om bijdragen te blijven betalen aan de aanvullende pensioenregeling in de lidstaat van oorsprong gedurende de detachering van de werknemer in een andere lidstaat. Indien de betaling van deze bijdragen wordt voortgezet, wordt de lidstaten verzocht ervoor te zorgen dat de gedetacheerde werknemers en hun werkgevers worden vrijgesteld van eventuele verplichtingen om bijdragen in een andere lidstaat te betalen.

Bulgarije en Roemenië hebben de bepalingen van artikel 6 van de richtlijn in hun respectieve nationale wetgeving correct omgezet. Beide lidstaten garanderen de grensoverschrijdende deelname van gedetacheerde werknemers door de leden 8 en 9 van artikel 230 van de Bulgaarse code inzake sociale zekerheid en artikel 77, lid 2, van de Roemeense wet nr. 204/2006.

3.4. Informatie aan de deelnemers aan aanvullende pensioenregelingen

Overeenkomstig artikel 7 van de richtlijn moeten de lidstaten maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat werkgevers, trustees of anderen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van aanvullende pensioenregelingen mobiele werknemers adequaat inlichten over hun pensioenrechten en de mogelijkheden die hun worden geboden wanneer zij zich naar een andere lidstaat begeven. Deze inlichtingen dienen ten minste overeenkomstige informatie te omvatten als wordt verstrekt aan deelnemers aan de regeling voor wie geen bijdragen meer worden betaald maar die in dezelfde lidstaat blijven.

Bulgarije en Roemenië zorgen door middel van artikel 123h, tweede alinea, van de code inzake sociale zekerheid respectievelijk artikel 103 van wet nr. 204/2006 voor de adequate informatie van de houders van een aanvullend pensioen.

4. CONCLUSIE

Richtlijn 98/49/EG maakt deel uit van het acquis communautaire dat de lidstaten in hun wetgeving moeten omzetten voordat zij tot de Europese Unie toetreden. Uit de antwoorden die Bulgarije en Roemenië aan de Europese Commissie hebben verstrekt, blijkt dat beide staten vóór hun toetreding hebben gezorgd voor de toepassing van de hierboven genoemde richtlijn. De door Bulgarije op 11 juli 2006 vastgestelde wet tot wijziging van de code inzake sociale zekerheid en de door Roemenië op 22 mei 2006 goedgekeurde wet nr. 204 garanderen de slechting van de obstakels die migrerende werknemers hadden kunnen ondervinden in verband met de bescherming van hun rechten op een aanvullend pensioen.

Andere elementen hebben ook bijgedragen tot de versterking van de uitoefening van het recht op vrij verkeer van werknemers. Zo draagt Verordening (EG) nr. 2560/2001 van 19 december 2001 betreffende grensoverschrijdende betalingen in euro bij tot de verlaging van de toepasselijke transactiekosten. Wat de grensoverschrijdende deelname aan pensioenregelingen betreft, is de goedkeuring van Richtlijn 2003/41/EG van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (de 'IORP-richtlijn', ook bekend als de 'pensioenfondsrichtlijn') ook een belangrijke maatregel op het niveau van de Europese Unie. De wederzijdse erkenning van het toezicht van de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IORP's), die door de richtlijn is ingevoerd, is een fundamentele voorwaarde om deze instellingen in staat te stellen om grensoverschrijdend actief te worden en daardoor mogelijkheden tot grensoverschrijdende deelname te openen.

Bovendien is het voorstel voor een richtlijn van 20 oktober 2005 betreffende de verbetering van de meeneembaarheid van aanvullende pensioenrechten een verdere stap tot verbetering van de situatie van mobiele werknemers, wat de garantie van hun rechten uit hoofde van aanvullende regelingen betreft.

Voor dit voorstel bestaat thans echter niet de unanimiteit die nodig is voor de goedkeuring daarvan door de Raad en het Europees Parlement.

Verslag van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, COM(2006) 22 definitief van 26.1.2006.

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verbetering van de meeneembaarheid van aanvullende pensioenrechten, COM(2005) 507 definitief van 20.10.2005 en gewijzigd voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers door verbetering van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten, COM(2007) 603 definitief van 9.10.2007.