Artikelen bij COM(2010)632 - Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de EU in 2009

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52010DC0632

/* COM/2010/0632 def. */ MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2009


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 5.11.2010

COM(2010) 632 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2009

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE

Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2009

1. ACHTERGROND BIJ HET JAARVERSLAG OVER DE OTO-ACTIVITEITEN

Het jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie wordt opgesteld ingevolge artikel 190 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Hoewel deze formeel niet onder het toepassingsgebied van dit verslag valt, is bepaalde informatie over ingevolge het Euratomverdrag uitgevoerde onderzoeksactiviteiten in het verslag opgenomen.

2. DE BREDERE CONTEXT IN 2009

INGEVOLGE HET LISSABONVERDRAG IS ONDERZOEKSBELEID EEN TUSSEN DE UNIE EN DE LIDSTATEN GEDEELDE BEVOEGDHEID. DE EUROPESE ONDERZOEKSRUIMTE WORDT IN HET VERDRAG EXPLICIET ERKEND ALS HET INSTRUMENT OM DE DOELSTELLINGEN VAN DE UNIE OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK TE VERWEZENLIJKEN. ER IS IN NIEUWE WETTELIJKE MAATREGELEN VOORZIEN OM VOORUITGANG TE BOEKEN IN DE RICHTING VAN DE EOR.

In zijn politieke richtsnoeren voor de nieuwe Commissie heeft Barroso zijn visie over de prioriteiten voor het toekomstige onderzoeksbeleid van de Unie opgenomen: bereiken van excellentie op het gebied van fundamenteel onderzoek, meer door de sector aangestuurd toegepast O&O, uitbreiding van de uitwisselingsprogramma's en meer aandacht voor het verspreiden van O&O-capaciteiten naar de regio's. Hij heeft opgeroepen een Europa tot stand te brengen dat ambitieus is en ethisch, waarbij de mensen een centrale plaats innemen op de agenda.

Ondertussen duurde de economische crisis voort. Het bbp van de EU27 GDP is in 2009 met 4,2% gedaald. De Europese regeringen reageerden door het verhogen van de overheidsuitgaven via reddingspakketten en fiscale stimuleringsmaatregelen. Tegenover deze kortetermijnmaatregelen stonden vaak langetermijninvesteringen in onderzoek en innovatie, een aanpak die ondersteund werd in het Europees economisch herstelplan (EERP).

Uit een enquête naar de effecten van de economische crisis op de O&O-investeringen bleek dat de lidstaten met een hoge of middelhoge O&O-intensiteit vasthielden aan hun begroting 2009 of deze verhoogden, terwijl sommige lidstaten met een middelhoge of lage O&O-intensiteit zich genoodzaakt zagen hun inspanningen te verminderen. Daaraan was een risico verbonden op verbreding van de 'onderzoeks- en innovatiekloof' in de Unie.

Wat de private O&O-investeringen betreft blijkt uit feitelijke gegevens dat als gevolg van de crisis de kasstroom in bijna alle bedrijfssectoren is gedaald waardoor met name bij de hightech-kmo's de voor O&O beschikbare interne financiële middelen zijn verminderd. Doordat toegang tot externe bronnen van private financiering moeilijker werd, zijn de negatieve effecten versterkt. Vergeleken met vorige economische recessies bleken de grote ondernemingen echter hun niveau van O&O-investeringen te handhaven, hoewel zij zich meestal op hun prioriteiten richtten.

Door de crisis is men zich ook bewuster geworden van het feit dat het onderzoeks- en innovatiebeleid meer bij de maatschappelijke aspiraties moet aansluiten. In de verklaring van Lund die tijdens de door het Zweedse voorzitterschap georganiseerde conferentie Nieuwe werelden, nieuwe oplossingen is vastgesteld, werd opgeroepen bij het Europese onderzoek de aandacht te richten op de grote uitdagingen van onze tijd.

3. EOR-BELEIDSONTWIKKELINGEN

3.1. EOR-governance

Doel van het Ljubljanaproces is om tekortkomingen en inefficiënties in het Europese onderzoekssysteem tengevolge van fragmentatie, gebrek aan coherentie en coördinatie en beperkingen op het vrije verkeer van kennis aan te pakken. Het proces is gestart in 2008 met als eerste stap een overeenkomst over een EOR-visie op lange termijn. Parallel hieraan zijn vijf specifieke EOR-initiatieven gestart.

In 2009 is vooruitgang geboekt op twee niveaus:

- voor alle vijf de specifieke EOR-initiatieven zijn praktische uitvoeringsregelingen ingesteld (zie punten 3.2 tot en met 3.6);

- een essentiële stap bij de algemene governance van de EOR was de vaststelling van een resolutie van de Raad over betere governance van de EOR.

In deze resolutie heeft de Raad de noodzaak erkend om een coherentere beleidsvorming op Unie- en lidstaatniveau te ontwikkelen alsook om in de middelen te voorzien teneinde de ontwikkeling van de EOR op politiek niveau een impuls te geven. In de resolutie is ook om een herziening van het mandaat van het CREST gevraagd.

Sinds 2007 hebben twee belangrijke EOR-conferenties plaatsgevonden waarop de stakeholders over EOR-beleidsontwikkeling van gedachten konden wisselen en konden overleggen. De tweede EOR-conferentie vond in oktober 2009 in Brussel plaats.

3.2. EOR-initiatief betreffende onderzoekers

Het Europees partnerschap voor onderzoekers (EPO) omvat vier actielijnen: open rekrutering en portabiliteit van subsidies; sociale zekerheid en pensioenen; aantrekkelijke werkgelegenheid en arbeidsvoorwaarden; en verbeteren van vaardigheden en ervaring.

De Stuurgroep menselijk potentieel en mobiliteit (SMPM) heeft een voortrekkersrol gespeeld bij de uitvoering van het EPO. Tijdens 2009 heeft de SMPM de meeste aspecten van het EPO behandeld, hetgeen in een verrijkende uitwisseling van nationale ervaringen heeft geresulteerd. Drie werkgroepen zijn met concrete resultaten gekomen op het gebied van open rekrutering en arbeidsvoorwaarden, opleiding en vaardigheden en monitoring en indicatoren.

Acht landen hebben nationale actieplannen ontwikkeld, andere landen zijn daarmee bezig en sommige landen integreren momenteel de uitvoering van het EPO in bestaande nationale plannen. De sociale zekerheid werd door een deskundigengroep behandeld. Momenteel wordt ook de laatste hand gelegd aan een haalbaarheidsstudie over een pan-Europees pensioenfonds.

Terwijl de werkzaamheden betreffende de uitvoering van het EPO - waaronder de coördinatie van de sociale zekerheid en aanvullende pensioenregelingen – doorgaan, ontstaan nieuwe hoofdlijnen en aandachtsvelden voor actie:

- aantrekken en behouden van meer jonge vrouwen en mannen in onderzoek en wetenschap via het Europa 2020-vlaggenschipinitiatief Jeugd in beweging;

- bevorderen van de loopbaanontwikkeling van onderzoekers met een adequaat evenwicht tussen werk en privéleven;

- overeenkomstig het Europa 2020-vlaggenschipinitiatief Agenda voor nieuwe vaardigheden en banen, toepassing van de flexibiliteitsbeginselen op onderzoekers in het kader van de strategie om uit de crisis te geraken.

3.3. EOR-initiatief betreffende gezamenlijke programmering

Gezamenlijke programmering is een proces om de wanverhouding te behandelen tussen de Europese of globale schaal van de hedendaagse maatschappelijke uitdagingen en het nationale of regionale karakter van de beschikbare instrumenten om deze aan te pakken.

In de loop van 2009 vond een intensief debat plaats over de nadere invulling van gezamenlijke programmering en aan het einde van het jaar was er goede vooruitgang geboekt. In de Groep op hoog niveau voor gezamenlijke programmering (GPC), een specifieke samenstelling van het CREST, hebben de lidstaten – ondersteund door de Commissie –gewerkt aan de vaststelling en opstelling van gezamenlijke programmeringsinitiatieven alsook aan de ontwikkeling van vrijwillige richtsnoeren voor randvoorwaarden voor gezamenlijke programmering.

Er werden vier gezamenlijke programmeringsinitiatieven vastgesteld:

- er ging een proefinitiatief voor gezamenlijke programmering over neurodegeneratieve ziekten, waaronder de ziekte van Alzheimer van start;

- de initiatieven landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering, cultureel erfgoed en veranderingen in het aardsysteem: een nieuwe uitdaging voor Europa en volksgezondheid, voeding en het voorkomen van voedingsgerelateerde ziekten werden geselecteerd om in 2010 van start te gaan.

Een beperkt aantal nieuwe thema's voor gezamenlijke programmeringsinitiatieven zal waarschijnlijk in 2010 worden vastgesteld. De vrijwillige richtsnoeren voor randvoorwaarden zullen verder worden besproken. Tijdens een door het Belgische voorzitterschap georganiseerde conferentie zal de voortgang van gezamenlijke programmering worden geïnventariseerd.

3.4. EOR-initiatief inzake onderzoeksinfrastructuren

De Raad heeft in juni 2009 de verordening tot instelling van een rechtskader voor de ontwikkeling van pan-Europese onderzoeksinfrastructuren vastgesteld. Dit kader inzake een Europees consortium voor een onderzoeksinfrastructuur (ERIC) omvat een in alle lidstaten erkende rechtspersoonlijkheid en bepaalde voordelen van internationale organisaties. Het ERIC-rechtskader kan de tijd die nodig is om Europese onderzoeksstructuren op te zetten significant verkorten.

De Commissie heeft de procedures ingevoerd die vereist zijn voor de uitvoering van ERIC. Aanvragen moeten samen met de ontwerpstatuten van het ERIC aan de Commissie worden gezonden. Deze aanvraag wordt vervolgens beoordeeld om na te gaan of hij voldoet aan de vereisten van de verordening. Indien de beoordeling positief is, stelt de Commissie een besluit tot oprichting van het ERIC op.

KP7 ondersteunt momenteel de voorbereidende fase van de 45 door het Europees Strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (ESFRI) vastgestelde onderzoeksinfrastructuren. Voor veel van de projecten op de ESFRI-lijst is men bezig toezeggingen van de lidstaten te verkrijgen en de ERIC-statuten af te ronden. Het eerste ERIC wordt naar verwachting in 2010 opgezet.

3.5. EOR-initiatief betreffende internationale samenwerking

De openstelling van de EOR voor de wereld blijft een kernelement van de activiteiten van de Unie. Door de Raad is in december 2008 het Strategisch forum voor internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking (SFIS) opgericht om voor een Europese aanpak te zorgen. Tot dusver heeft dit zijn aandacht gericht op het delen van informatie en op het ontwikkelen van mechanismen voor gezamenlijke prioritering.

Concrete resultaten waren de ontwikkeling van een webbased instrument voor documentenbeheer om toegang te krijgen tot nationale en EU-informatie, nauwere samenwerking tussen wetenschapsadviseurs van de EU en attachés van de lidstaten in derde landen en het delen van een agenda van belangrijke evenementen om het inzicht in de huidige richting van lopende werkzaamheden te verdiepen. Ook zijn er stappen voor gezamenlijke onderzoeksactiviteiten gedaan door de goedkeuring van een proefinitiatief voor onderzoekssamenwerking met India in verband met de waterproblematiek en een proefactie op het gebied van energie met de VS. De Commissie start in 2010 een globaal initiatief inzake de gezondheid van dieren.

3.6. EOR-initiatief betreffende kennisoverdracht

In 2008 heeft de Commissie een aanbeveling en een code van goede praktijken inzake kennisoverdracht (KO) vastgesteld, die vervolgens bij een resolutie van de Raad is bevestigd. Er is een CREST-werkgroep over KO opgericht om de uitvoering ervan te bevorderen en te monitoren. De groep heeft een overzicht samengesteld van bestaande beste praktijken en de nationale uitvoeringsvoortgang. Verschillende landen hebben nationale wetgeving vastgesteld of zijn deze aan het opstellen om de kennisoverdracht te verbeteren. De werkgroep is begonnen met werkzaamheden voor gemeenschappelijke richtsnoeren betreffende KO en intellectueeleigendomsbeheer in het kader van internationale onderzoekssamenwerking en betreffende KO-indicatoren. Om de stakeholders hierbij te betrekken, heeft de Commissie KO-stakeholdersforums georganiseerd, waarvan het tweede in mei 2009 plaatsvond.

In 2010 stelt de werkgroep zijn eerste jaarverslag op en in het najaar van 2010 organiseert hij het derde KO-stakeholdersforum. De Commissie is voornemens een proefbevorderingsregeling voor kennisoverdracht op het gebied van bio-economie op te starten.

3.7. Universiteiten moderniseringsagenda

De moderniseringsagenda voor universiteiten is in 2009 in een nieuwe fase gekomen met het opstarten van activiteiten voor leren in groepsverband (ALG's). Doel van de ALG's is het onderling onderwijs te versterken over onderwerpen zoals institutionele hervorming, kostprijsberekening van onderzoeksprojecten, manieren om tot excellentie van wereldklasse te komen, rekrutering en loopbaanontwikkeling van jonge onderzoekers.

Een deskundigengroep betreffende Gediversifieerde financieringsregelingen voor universitair onderzoek heeft verslag uitgebracht over de moeilijkheden die ontstaan door het gebrek aan consistentie tussen competitieve onderzoeksfinancieringsregelingen, met name wat de financiële, boekhoud- en rapportagevereisten betreft. Tijdens de EOR-conferentie hebben financiers en uitvoerders van onderzoek hun bereidheid te kennen gegeven om deze kwestie aan te pakken.

In 2010 wordt een stakeholdersplatform opgestart om gemeenschappelijke beginselen voor externe competitieve onderzoeksfinanciering te ontwikkelen. Er zal een dataverzamelingsnetwerk inzake onderzoeksactiviteiten aan universiteiten worden ontwikkeld. De ontwikkeling van pan-Europese onderzoeksscholen krijgt eveneens aandacht.

4. HET ZEVENDE KADERPROGRAMMA

4.1. Uitvoering

In 2009 zijn 63 uitnodigingen tot het indienen van voorstellen afgerond voor een totaal budget van 5,3 miljard EUR. In totaal zijn 16 057 in aanmerking komende voorstellen ingediend, waarvan er 3678 alle evaluatiedrempels gehaald hebben, hetgeen op voorstelbasis in een succespercentage van 22,9% resulteerde.

In totaal 73 485 deelnemers hebben aan alle in aanmerking komende voorstellen deelgenomen, bij totale projectkosten van 34,3 miljard EUR en een totale aangevraagde EU-bijdrage van 26,8 miljard EUR. Het aantal deelnemers aan de in aanmerking genomen voorstellen bedroeg in totaal 17 626, bij totale projectkosten van 6,9 miljard EUR en een totale aangevraagde EU-bijdrage van 5,2 miljard EUR. Op aanvragerbasis betekent dit een succespercentage van 24,0%.

Er zijn 3 034 subsidieovereenkomsten gesloten, bij 17 144 deelnemers en een totale aangevraagde EU-bijdrage van 5,3 miljard EUR. 33,2 % van alle subsidieovereenkomsten is gesloten in het kader van het specifiek programma Samenwerking, voor 63,9 % van de totale aangevraagde EU-bijdrage. 12,6 % van alle subsidieovereenkomsten is gesloten in het kader van het specifiek programma Ideeën, voor 11,6 % van de totale aangevraagde EU-bijdrage. 43,3 % van alle subsidieovereenkomsten is gesloten in het kader van het specifiek programma Mensen, voor 11,9 % van de totale aangevraagde EU-bijdrage. 10,5 % van alle subsidieovereenkomsten is gesloten in het kader van het specifiek programma Capaciteiten, voor 12,2 % van de totale aangevraagde EU-bijdrage. 0,4 % van alle subsidieovereenkomsten is gesloten in het kader van het Euratomkaderprogramma, voor 0,4 % van de totale aangevraagde EU-bijdrage.

4.2. De werkprogramma's 2010

De werkprogramma's van 2010 zijn op 29 juli 2009 vastgesteld. Zij omvatten:

- uitnodigingen tot het indienen van voorstellen in het kader van de EERP publiek-private partnerschappen (zie 4.3.1);

- versnelling van de uitvoering van de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF);

- een specifieke uitnodiging om te reageren op de influenza A (H1N1)-crisis;

- een initiatief voor gezamenlijk onderzoek tussen de Commissie en het verbindingscomité van de Europese Industriële Verenigingen voor parfumerie en cosmetica (COLIPA) inzake alternatieve strategieën voor dierproeven;

- een uitnodiging ter ondersteuning van capaciteitsopbouw in de landen van de westelijke Balkan in het kader van het programma Onderzoekspotentieel;

- de uitnodiging Oceanen van morgen in de context van de Europese strategie voor marien en maritiem onderzoek;

- een specifieke uitnodiging inzake water en voedselzekerheid en betere gezondheid voor Afrika.

Naast de 41 bestaande bilaterale internationale samenwerkingsovereenkomsten inzake W&T (17 in het kader van het EU-Verdrag en 24 in het kader van het Euratomverdrag), ondertekend met 21 landen, zijn nog vier overeenkomsten ondertekend, met Jordanië en Japan in het kader van het EU-Verdrag en met India en Brazilië in het kader van het Euratomverdrag.

4.3. Andere initiatieven op dit gebied

Wat betreft initiatieven op basis van artikel 185 zijn in het kader van Ambient Assisted Living (AAL) twee uitnodigingen uitgevoerd die gekenmerkt werden door financiering van meer dan 50 projecten en een kmo-deelname van meer dan 40%. De toezeggingen van de lidstaten overschreden 25 miljoen EUR per jaar en de EU-bijdrage maakte 50 miljoen EUR uit voor de eerste twee jaren. In het kader van EUROSTARS zijn drie uitnodigingen uitgevoerd, die gekenmerkt werden door financiering van 260 geselecteerde projecten en een kmo-deelname van meer dan 70%. De geplande bijdragen van de lidstaten bedroegen 135 miljoen EUR, de EU-bijdrage 45 miljoen EUR. De algemene overeenkomst betreffende het Europees programma voor metrologisch onderzoek (EPMO), waarbij de uitvoering van het programma aan EURAMET e.V. wordt gedelegeerd, is ondertekend.

De Commissie heeft een voorstel vastgesteld voor een gemeenschappelijk onderzoeksprogramma voor het Oostzeegebied (BONUS) en heeft het tweede uitvoeringsverslag betreffende een actieplan voor Europa inzake nanowetenschappen en nanotechnologieën gepubliceerd.

Er is een monitoringsysteem in het leven geroepen om het volume van ingevolge KP7 gefinancierd onderzoek met een impact op de doelstellingen van de vernieuwde EU-strategie inzake duurzame ontwikkeling (SDO) vast te stellen. Uit de analyse blijkt dat 75% van de thema's van Samenwerking in de eerste vier KP7-jaren positief tot de realisering van deze doelstellingen heeft bijgedragen.

Op 13 maart 2009 heeft de Commissie een mededeling vastgesteld 'Een strategie voor O&O en innovatie op ICT-gebied in Europa: meer engagement' die beoogt de inspanningen voor onderzoek en innovatie op het gebied van ICT op te voeren en de impact ervan te maximaliseren.

Via de RSFF is financiële steun voor O&O en innovatie aan private ondernemingen verleend. In 2009 zijn voor 25 projecten RSFF-leningen gesloten voor een totaal bedrag van 2,98 miljard EUR. In totaal zijn nu 62 projecten goedgekeurd voor een bedrag van 6,30 miljard EUR.

Naast de verspreiding van onderzoeksresultaten via CORDIS is open toegang belangrijk om de toegang tot en de verspreiding van de resultaten van publiek gefinancierd onderzoek te verbeteren. De Commissie is in augustus 2008 ingevolge KP7 een Open Toegang-proefproject gestart en heeft in 2009 haar aandacht gericht op het opzetten van een monitoringsysteem voor dit proefproject.

Op het stuk van de toepassing van het ethische kader van KP7 is in 2009 het nieuwe ethische toetsingsproces goedgekeurd.

De nieuwe kostenramingen van het ITER-project overschreden significant de oorspronkelijke ramingen. Opdat de EU haar toezeggingen nakomt, heeft de Commissie aan de Raad de status van het ITER-project, de uitdagingen en de te nemen maatregelen gepresenteerd. De Raad heeft zijn steun aan het ITER-project bevestigd mits de door de Commissie ontwikkelde randvoorwaarden worden vervuld. Daartoe behoren een geloofwaardig kostenbeoordelings- en kostenbeheersingsbeleid, een realistisch tijdschema en een gezond beheer van het project op alle niveaus. De Raad heeft gevraagd maatregelen te nemen en heeft de Commissie verzocht financieringsmogelijkheden in de context van het huidige meerjarige financiële kader te onderzoeken.

Informatie over de eigen acties van KP7 gedurende 2009 is te vinden in het jaarverslag van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek.

Naar aanleiding van de kernbevindingen en –aanbevelingen van het Europees Forum voor onderzoek en innovatie op het gebied van veiligheid (EFOIV) heeft de Commissie een mededeling Een Europese agenda voor onderzoek en innovatie op het gebied van veiligheid vastgesteld.

4.4. Hoogtepunten

4.4.1. Publiek-private partnerschappen op het gebied van onderzoek

Publiek-private partnerschappen (PPP's) op Europees niveau zijn een efficiënte hefboom voor investeringen uit de industrie en de nationale regeringen en zorgen tegelijk voor minder fragmentatie van de O&O-inspanningen.

Europese technologieplatforms

De Europese technologieplatforms (ETP's) bieden een kader voor de stakeholders om, onder leiding van de industrie, O&O-prioriteiten, -tijdschema's en –actieplannen te bepalen. Zij zorgen ervoor dat de onderzoeksfinanciering adequaat aan industrieel relevante gebieden wordt toegewezen door de gehele economische waardeketen te bestrijken en door nationale en regionale overheden te mobiliseren.

Ontwikkelingen in 2009 waren onder meer de voortdurende bijdrage van de ETP's aan het vormgeven van de onderzoeksprioriteiten van de EU, de professionalisering van de platformactiviteiten, het vormgeven van randvoorwaarden en beleid die het O&O-beleid aanvullen en het bestuderen van mogelijkheden om van middelen buiten het Kaderprogramma gebruik te maken.

Een deskundigengroep heeft aanbevolen ETP-clusters te creëren om naar oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen toe te werken en het potentieel van de kennisdriehoek te ontsluiten door de ETP-clusters een bredere rol toe te bedelen en hun werkgebied tot onderwijs en het gehele innovatieproces uit te breiden.

Tijdens een conferentie in Brussel is de evolutie van de rol van de ETP's besproken. Er is positief gereageerd op het idee om de samenwerking tussen de ETP's bij het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen te versterken en om te onderzoeken hoe algemene maatschappelijke uitdagingen in meer beheersbare kerngebieden kunnen worden uitgesplitst. Algemeen was men van mening dat innovatie systematischer in de activiteiten van de ETP's diende te worden geïntegreerd.

De Europese industriële initiatieven van het Strategisch plan voor energietechnologie (SET-plan) zijn een illustratie van de wijze waarop de publieke en private sector technologische routekaarten en uitvoeringsplannen zijn gaan ontwikkelen voor het versnellen van de technologische ontwikkeling in sectoren zoals windenergie, zonne-energie, elektriciteitsnetten of het afvangen en opslaan van kooldioxide.

Gezamenlijke technologie-initiatieven

Een voortrekkersaanpak voor de ontwikkeling van PPP's is er gekomen met de gezamenlijke technologie-initiatieven (gti's). In 2009 zijn de vijf gti's uitnodigingen tot het indienen van voorstellen blijven lanceren. Door verdere voorbereidende werkzaamheden beschikken IMI, Clean Sky en ARTEMIS nu over de operationele capaciteit om in het voorjaar van 2009 hun begroting uit te voeren. De gti's zijn bijgevolg hun rol gaan spelen in het vormgeven van Europa's onderzoekslandschap.

In november 2009 heeft de Commissie haar mededeling De mobilisering van particuliere en openbare investeringen voor herstel en structurele verandering op lange termijn: de ontwikkeling van publiek-private partnerschappen gepubliceerd. Daarin wordt het belang van de Europese PPP's voor het onderzoek onderkend en hun bijzonder karakter erkend aangezien zij investeren in de generatie van nieuwe kennis met minder voorspelbare, maar potentieel enorme outputs. Met het oog op het oprichten van nieuwe PPP's worden bij de toetsing van het rechtskader en de financiële regels alle opties in overweging genomen om te zorgen voor een eenvoudig en kostenefficiënt model op basis van wederzijds inzicht, echt partnerschap en risicodeling.

Door een Groep van vertegenwoordigers van de industriële partners van de gti's (het gti Sherpas Group') zijn uit de oprichting van de eerste gti's lessen getrokken die behandeld worden in zijn verslag Designing together the ideal house' for public-private partnerships in European research'. Een van de aanbevelingen is binnen het herzien Financieel Reglement PPP's als speciale rechtspersonen te erkennen.

In oktober 2009 heeft de Commissie haar mededeling Een publiek-privaat partnerschap voor het internet van de toekomst gepubliceerd waarin de plannen worden gedetailleerd om bij toekomstige internettechnologieën en -systemen Europa's concurrentievermogen te bevorderen en het ontstaan van toekomstige internetverbeterde toepassingen met een publieke en sociale relevantie te ondersteunen. Het PPP zal in 2011 operationeel zijn.

De publiek-private partnerschappen van het EERP

- Het EERP vroeg om de oprichting van drie PPP's: Fabrieken van de toekomst, Energie-efficiënte gebouwen en Europees initiatief voor groene autos'. Gedurende de periode 2010-2013 wordt door de industrie en KP7 op gelijke voorwaarden financiering verstrekt voor een totaal bedrag van 3,2 miljard EUR.

- Er zijn industriële adhoc-adviesgroepen opgericht om de dialoog met de industrie te vergemakkelijken en onderzoeksstrategieën te ontwikkelen die ertoe zullen bijdragen tijdens de resterende looptijd van KP7 de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen van de PPP's te definiëren.

- Op 30 juli zijn voor een totaal bedrag van 268 EUR de eerste uitnodigingen gepubliceerd. Uit voorlopige resultaten blijk een significant hogere industriële deelname dan bij de gewone KP7-uitnodigingen.

In een in maart 2009 door de Commissie en vertegenwoordigers van de industrie uitgebrachte gezamenlijke verklaring is erop gewezen dat de PPP's op efficiënte wijze:

- het voortouw kunnen nemen voor de industrie bij het bepalen van de prioriteiten en de uitvoering van het onderzoek;

- kunnen zorgen voor een meerjarig werkprogramma met een voorafbepaald budget waarbij de continuïteit verzekerd wordt en de industrie in staat wordt gesteld investeringsplannen op lange termijn te maken;

- kunnen zorgen voor een themaoverschrijdende aanpak gaande van basis- en toegepast onderzoek tot validatie en demonstratie op grote schaal, met meer nadruk op impact en exploitatie;

- kunnen zorgen voor meer kansen tot ondersteuning van innovatie bij kmo's.

4.4.2. Evaluatie en monitoring van het Kaderprogramma

In haar antwoord op de evaluatie achteraf van KP6 heeft de Commissie gewezen op het belang van de bevindingen van de evaluatie en een eerste reactie op de aanbevelingen verstrekt. De Commissie ging met de meeste aanbevelingen akkoord en stipte aan dat reeds veel verwante initiatieven aan de gang waren.

Het voortgangsverslag betreffende de uitvoering van KP7 bood een overzicht en analyse van de uitvoering van KP7, met name wat betreft nieuwigheden zoals de Europese Onderzoeksraad (EOR), gti's en de RSFF.

Het 2e KP7-monitoringverslag betreffende 2008 is gebaseerd op een reeks indicatoren voor de uitvoering en prestaties van de Kaderprogramma's. In een beschrijvend gedeelte werd diepgaande aandacht besteed aan kwesties van actueel of bijzonder belang. Door het formaat van het monitoringverslag is het mogelijk tijdreeksdata over kernindicatoren te verzamelen.

Op 23 juli 2009 verscheen een toetsing van de structuren en mechanismen van de EOR. In haar antwoord heeft de Commissie stappen aangekondigd om het succes op lange termijn van de EOR als financieringsorganisatie van wereldklasse voor de ondersteuning van geavanceerd grensverleggend onderzoek te verzekeren.

In juli 2009 is een tussentijdse evaluatie van Euratom-KP7 gestart. Het panel van deskundigen heeft in februari 2010 zijn verslag beëindigd. De evaluatie is een waardevolle inbreng in de opstelling van het Euratom-Kaderprogramma voor 2012 en 2013.

Het opstarten van de website voor KP-evaluatie heeft de zichtbaarheid en beschikbaarheid van de verslagen over KP-evaluaties en -monitoring radicaal verbeterd. De website bevat meer dan 300 verslagen en ondersteunt een krachtige zoekfaciliteit.

5. VOORUITZICHTEN VOOR 2010

IN DE EUROPA 2020-strategie wordt de sleutelrol naar voren gehaald die kennis en innovatie moeten spelen als aanjagers van groei en bij het aanpakken van belangrijke maatschappelijke uitdagingen. Er wordt in benadrukt dat de EU-onderzoeksprestaties versterkt dienen te worden en de O&O-intensiteit van de EU tot 3% van het bbp moet worden opgetrokken. De voltooiing van de EOR is een sleutelcomponent van het vlaggenschipinitiatief 'Innovatie-Unie'. Benadrukt wordt dat ook de financieringsprogramma's voor onderzoek en innovatie van de EU, waaronder het Kaderprogramma voor onderzoek, essentiële instrumenten zijn om de Europa 2020-doelstellingen te realiseren. Het vlaggenschipinitiatief 'Innovatie-Unie' vraagt om een belangrijke stroomlijning en vereenvoudiging van deze instrumenten in het volgende meerjarige Financiële Kader.

Binnen het bestaande rechtskader zal KP7 de uitvoering van de Europa 2020-strategie ondersteunen. In deze context is in de werkprogramma's 2011 het recordbedrag van 6,4 miljard EUR aan financiering voor onderzoek en innovatie uitgetrokken, een aanzienlijke economische stimulans en een investering in een slimmer, duurzaam en inclusiever Europa.

De Commissie heeft in oktober 2010 haar voorstellen gepresenteerd om het vlaggenschipinitiatief 'Innovatie-Unie' voort te zetten. In de voorstellen van de Commissie worden te nemen maatregelen uiteengezet om:

- onderzoek en innovatie te mobiliseren teneinde grote maatschappelijke uitdagingen aan te pakken;

- meer kennisproductie, creativiteit en talent te genereren en aan te trekken;

- de ondernemingen in staat te stellen tot en te ondersteunen bij het toegang krijgen tot en ontwikkelen van kostbare ideeën en groei;

- grote Europese markten voor innovatie te ontwikkelen;

- de regio's in staat te stellen zich, met name met steun van het cohesiebeleid, te specialiseren overeenkomstig hun sterke punten;

- de interne hervormingen en samenwerking met de wereldpartners te versnellen.

De Commissie stelt een scorebord voor om op basis van internationaal vergelijkbare indicatoren de prestaties van de Unie te volgen. In 2012 zullen EOR-gerelateerde acties verder worden ontwikkeld.

Begin 2010 zijn werkzaamheden over de tussentijdse evaluatie van KP7 gestart met het deskundigenpanel, dat deze in oktober 2010 zou moeten beëindigen. De evaluatie zal kostbare informatie opleveren voor het optimaliseren van de uitvoering van KP7 gedurende de laatste jaren en zal tevens een inbreng zijn in de opstelling van het volgende Kaderprogramma.

6. BRONNEN VAN NADERE INFORMATIE

Jaarlijkse voortgangsverslagen voor het Kaderprogramma en de specifieke programma’s ervan;

Vijfjarige beoordelingsverslagen;

Regelmatige verslagen betreffende kerncijfers op het gebied van wetenschap, technologie en concurrentievermogen;

Statistieken over wetenschap en technologie in Europa (Eurostat);

Studies en analyses die in verband met de onderzoeksactiviteiten en beleidsmaatregelen van de Europese Unie worden gepubliceerd;

Jaarlijkse activiteitenverslagen van de onderzoeksdirectoraten-generaal;

De praktische gids over Europese financieringsmogelijkheden voor onderzoek en innovatie;

De CORDIS-website: http://cordis.europa.eu;

De onderzoekswebsite van de Commissie: http://ec.europa.eu/research;

De EOR-website: http://ec.europa.eu/research/era;

De website rond investeren in Europees onderzoek: http://ec.europa.eu/invest-in-research;

De ERAWATCH-website: http://cordis.europa.eu/erawatch;

Aan het begin van elk jaar legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor. Dit verslag heeft met name betrekking op de activiteiten inzake onderzoek en technologische ontwikkeling en verspreiding van de resultaten in het voorafgaande jaar alsmede op het werkprogramma van het lopende jaar.

http://ec.europa.eu/commission_2010-2014/president/pdf/press_20090903_en.pdf.

COM(2008) 800.

Door het directoraat-generaal Onderzoek uitgevoerde enquête.

Volgens de Innobarometer van mei 2009 heeft naar aanleiding van de crisis hoogstwaarschijnlijk vooral het segment van de hightechproductiebedrijven op zijn innovatiebudget besnoeid.

Conclusies van de Raad van mei 2008 (9076/08).

http://ec.europa.eu/research/era/2020_era_vision_en.html.

PB C 323 van 31.12.2009, blz. 1-4.

Het CREST is een adviesorgaan van de Raad en de Commissie over OTO-beleid.

COM(2008) 317.

In een groenboek van de Commissie dat half 2010 verscheen en in een mededeling over nieuwe mobiliteitspatronen in 2011 komen de socialezekerheids- en pensioenproblematiek van onderzoekers aan bod.

Verordening (EG) nr. 723/2009 van de Raad van 25.06.2009 (PB L 206 van 8.8.2009, blz. 1).

C(2008) 1329.

COM(2009) 610.

COM(2009) 607.

COM(2009) 116.

http://cordis.europa.eu.

COM(2007) 56 en Raadsdocument 14865/07.

http://ec.europa.eu/dgs/jrc/downloads/jrc_ar_2009.pdf.

COM(2009) 691.

http://www.esrif.eu.

http://cordis.europa.eu/technology-platforms/individual_en.html.

ftp://ftp.cordis.europa.eu/pub/technology-platforms/docs/fa-industrialresearch-b5-full-publication-rp_en.pdf .

In 2009 is een cluster van ETP's gecreëerd dat naar de creatie van een Europese bio-economie voor duurzame ontwikkeling toe werkt ( www.becoteps.org ).

http://cordis.europa.eu/technology-platforms/seminar11_en.html.

http://ec.europa.eu/energy/technology/initiatives/initiatives_en.htm.

De vijf gti’s zijn: Initiatief innovatieve geneesmiddelen (http://imi.europa.eu), Clean Sky (http://www.cleansky.eu), ARTEMIS (http://www.artemis-ju.eu), ENIAC (www.eniac.eu) en Brandstofcellen en waterstof (BW) (http://ec.europa.eu/research/fch/index_en.cfm).

COM(2009) 615 definitief van 19.11.2009:http://ec.europa.eu/archives/growthandjobs_2009/pdf/european-economic-recovery-plan/ppp_en.pdf.

ftp://ftp.cordis.europa.eu/pub/fp7/docs/jti/jti-sherpas-report-2010_en.pdf.

COM(2009) 479 definitief.

http://ec.europa.eu/research/evaluations/pdf/archive/other_reports_studies_and_documents/fp6_ex-post_evaluation_expert_group_report.pdf en COM(2009) 210.

COM(2009) 209, SEC(2009) 589.

http://ec.europa.eu/research/evaluations/index_en.cfm?pg=fp7-monitoring.

http://erc.europa.eu/pdf/final_report_230709.pdf.

COM(2009) 552.

In juni 2010 is een afzonderlijke tussentijdse evaluatie van het KP7-thema ICT afgerond.

http://ec.europa.eu/research/evaluations/index_en.cfm?pg=home.

http://ec.europa.eu/regional_policy/atlas2007/index_en.htm .

http://ec.europa.eu/research/evaluations/index_en.cfm?pg=fp7-monitoring.

http://ec.europa.eu/research/evaluations/index_en.cfm?pg=five-year-assessment.

http://ec.europa.eu/research/era/facts/figures/key_figures_en.htm.

http://ec.europa.eu/eurostat.

http://ec.europa.eu/research/evaluations/index_en.cfm.

http://ec.europa.eu/atwork/synthesis/aar/index_en.htm.

http://cordis.europa.eu/eu-funding-guide/home_en.html .