Artikelen bij COM(2010)701 - Scorebord voor staatssteun Verslag over door de EU-lidstaten verleende staatssteun - Najaarseditie 2010 -

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Inleiding 3

Staatssteun in het kader van de economische crisis 3

1. Staatssteun in 2009 3

2. Trends en patronen in de uitgaven voor staatssteun in de lidstaten 3

2.1. Trends in het percentage staatssteun voor de be- en verwerkende industrie en de dienstensector 3

2.2. Staatssteun bestemd voor horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang 3

3. Staatssteun in het kader van de financieel-economische crisis 3

3.1. De richtsnoeren van de Commissie in crisiszaken 3

3.2. Totaal volume voor de financiële sector goedgekeurde staatssteun 3

3.3. Daadwerkelijk gebruik en benuttingsgraad van de staatssteunmaatregelen 3

3.4. Steun verleend op grond van het tijdelijke steunkader 3

4. Vereenvoudiging van de staatssteunvoorschriften 3

4.1. De architectuur voor het staatssteuntoezicht hertekend 3

4.2. Beoordeling van individuele zaken toegespitst op een klein aantal potentieel verstorende zaken van grote steunverlening 3

4.3. Ongeveer 19% van de steun aan de be- en verwerkende industrie en de dienstensector geniet een groepsvrijstelling 3

5. Handhaving van de staatssteunregels 3

INLEIDING

In deze najaarseditie 2010 van het Scorebord Staatssteun (hierna kortweg 'het Scorebord' genoemd) wordt voor 2009 de situatie op het gebied van staatssteun in de zevenentwintig lidstaten besproken. Deze editie geeft een overzicht van de steunvolumes en van de doelstellingen die lidstaten met hun steunverlening hebben nagestreefd. Dit verslag bevat ook een hoofdstuk over staatssteun die financiële instellingen en de reële economie is verleend naar aanleiding van de financiële en de economische crisis.

Daarnaast doet het Scorebord ook verslag over de vooruitgang die is geboekt bij de uitvoering van het omvattende en coherente pakket hervormingen op staatssteungebied waartoe in 2005 met het Actieplan Staatssteun de aanzet is gegeven. Ten slotte wordt ook aangegeven welke resultaten bij de handhaving van de staatssteunregels zijn behaald.

Het Scorebord bestaat uit twee delen. Een eerste deel is een samenvattend verslag, dat door het College van Commissarissen is goedgekeurd en dat niet alleen nader ingaat op een aantal cruciale feiten, conclusies, trends en patronen op het gebied van steunverlening door de lidstaten, maar ook op de belangrijkste ontwikkelingen in het kader van het staatssteuntoezicht. Het tweede deel is een aan dit verslag gehecht werkdocument van de diensten van de Commissie met als titel Facts and figures on State aid in the EU Member States ; dat bevat feiten en achtergrondmateriaal.

De Toezichthoudende Autoriteit van de EVA publiceert jaarlijks een Scorebord over het volume staatssteun dat in IJsland, Liechtenstein en Noorwegen wordt verleend.

Staatssteun in het kader van de economische crisis

Vóór het uitbreken van de financiële crisis kende de EU een aanhoudende economische groei. In de periode 2002-2007 nam het volume staatssteun aan de be- en verwerkende industrie en de dienstensector jaarlijks met gemiddeld 2% af, en kwam het in 2007 uit op 65 miljard EUR of minder dan 0,5% van het bbp. Parallel daarmee zijn ook de begrotingstekorten afgenomen tot gemiddeld 0,8% van het bbp in 2007 - het beste resultaat in dertig jaar. In deze periode is de werkloosheid gedaald en kwam zij in 2008 voor het eerst sinds lang uit op 7% voor de hele EU.

De financiële crisis maakte een abrupt einde aan de aanhoudende groei van het bbp, de lage volumes staatssteun en de dalende begrotingstekorten zoals die sinds 2000 te zien waren geweest. Het totale steunpeil is in 2009 verder gestegen ten opzichte van 2008, ook nu weer met name als gevolg van crisissteun voor de financiële sector, en kwam uit op 3,6% van het bbp. De steun die de lidstaten sinds 2009 via het tijdelijke steunkader aan de reële economie zijn beginnen te verlenen, speelde slechts een bescheiden rol in deze toename van het totale steunvolume.

Toen in september 2008 de interbancaire kredietverlening was opgedroogd, zijn de lidstaten grote hoeveelheden steun in de banksector beginnen te injecteren om ervoor te zorgen dat de kredietverlening aan de economie kon blijven doorgaan. Daarnaast zijn de lidstaten, gebruikmakend van de mogelijkheden die het tijdelijke steunkader biedt, begonnen de knelpunten in de financiering van bedrijven weg te werken. Het staatssteunbeleid van de Europese Commissie speelde daarbij een sleutelrol en zorgde ervoor dat dit - al met al geslaagde - reddingsproces gecoördineerd kon verlopen. Dit beleid maakte het mogelijk dat steunmaatregelen van een nooit geziene omvang prompt ten uitvoer konden worden gelegd en zorgde er toch voor dat de interne markt deze crisis ongeschonden doorkwam.

STAATSSTEUN IN 2009

In 2009 bedroeg het totale door de lidstaten verleende volume staatssteun 427,2 miljard EUR of, in relatieve termen, 3,6% van het bbp van de EU-27. Van dit totale bedrag hield, volgens de verslaglegging van de lidstaten, 353,9 miljard EUR of 3% van het bbp van de EU-27 verband met crisismaatregelen. In 2009 hebben 22 lidstaten crisissteun voor de financiële sector ten uitvoer gelegd (2,98% van het bbp van de EU-27). Per 1 oktober 2010 hadden alle EU-15-lidstaten, plus Cyprus, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Slowakije en Slovenië maatregelen in verband met de financiële crisis door de Commissie laten goedkeuren; daarnaast hebben alle lidstaten, met uitzondering van Cyprus, steun verleend op grond van het tijdelijke steunkader.

Wanneer de crisismaatregelen buiten beschouwing worden gelaten, bedroeg het totale volume staatssteun in 2009 rond 73,2 miljard EUR of 0,62% van het bbp van de EU-27. De steun voor de be- en verwerkende industrie en de dienstensector was goed voor 79,3% van het totale volume staatssteun, of 58,1 miljard EUR (0,49% van het bbp van de EU-27). De steun voor de landbouwsector beliep 11,6 miljard EUR (15,9% van het totale steunvolume), de steun voor de visserij 0,2 miljard EUR (0,3% van het totale steunvolume) en die voor het vervoer 3,3 miljard EUR (4,5% van het totale steunvolume).

Volgens de verslaglegging van de lidstaten bedroeg de steun voor het spoorvervoer 33,1 miljard EUR of 0,3% van het bbp van de EU-27.

In absolute termen zijn de grootste vijf steunverleners samen goed voor 39,8 miljard EUR of 68,2% van het totale steunvolume: Duitsland was goed voor 15,3 miljard EUR of 26,3% van de totale steun, gevolgd door Frankrijk (11,7 miljard EUR of 20,1%), Spanje (4,9 miljard EUR of 8,4%), Italie (4,6 miljard EUR of 7,9%) en het Verenigd Koninkrijk (3,3 miljard EUR of 5,5%). Het beeld ziet er volledig anders uit wanneer de steun wordt uitgedrukt als percentage van het bbp: Malta verleende voor 1,7% van zijn bbp aan steun, gevolgd door Hongarije (1,0%), Portugal en Denemarken (elk 0,9%) en Zweden (0,8%).

TRENDS EN PATRONEN IN DE UITGAVEN VOOR STAATSSTEUN IN DE LIDSTATEN

Bezien uit langetermijnperspectief, valt er een tendens waar te nemen waarbij het totale steunpeil in de jaren 1980 rond 2% van het bbp lag, in de jaren 1990 daalde tot net onder 1% en in de periode 2003-2007 verder daalde tot 0,5-0,6% van het bbp. Door de maatregelen die naar aanleiding van de financiële en economische crisis zijn genomen, is het totale steunpeil in de EU-27 aanzienlijk toegenomen en kwam het in 2009, zoals hier reeds is aangegeven, uit op 3,6% van het bbp.

Figuur 1 : Totale staatssteun uitgedrukt als percentage van het bbp (EU-27 - gegevens sinds 1992)

[pic]

De daling van de uitgaven voor staatssteun in de periode 2000-2007 is in hoofdzaak aan drie factoren toe te schrijven. Ten eerste hebben de lidstaten, dankzij een periode van economische groei sinds 2000, aanzienlijk minder reddings- en herstructureringssteun verleend aan ondernemingen in moeilijkheden. Ten tweede is de staatssteun aan de kolenindustrie verder blijven dalen, een tendens die vooral in Polen, Frankrijk, Duitsland en Spanje is waargenomen. Ten derde kon deze neerwaartse trend zich doorzetten dankzij de combinatie van vóór de toetreding aangegane verbintenissen en volgehouden inspanningen; de EU-12-lidstaten hebben hun staatssteunbeleid en -praktijken namelijk steeds meer afgestemd op de eisen van het EU-staatssteunrecht en het EU-staatssteunbeleid.

Deze inspanningen kunnen worden gezien als het resultaat van het breed erkende feit dat een te hoog volume staatssteun niet alleen een doelmatige middelenallocatie in de weg staat, maar ook de economie als geheel minder concurrerend maakt. Al sinds het midden van de jaren 1980 worden op dit punt inspanningen geleverd om van een doeltreffend staatssteuntoezicht een pijler van het interne-marktprogramma te maken. In de jaren 1990 werden de staatssteunregels in het kader van de EMU uitgebreid en verstrakt, waarna nieuwe impulsen werden gegeven door de Raad van Lissabon in 2000 en door het Actieplan Staatssteun in 2005. In het hervormingspakket voor staatssteun dat daarvan de vrucht is, lag de nadruk sterk op beter gerichte steun, waarbij ervoor wordt gezorgd dat distorsies tot een minimum beperkt blijven zodat de interne markt soepel kan blijven functioneren.

Wanneer de uitzonderlijke crisismaatregelen buiten beschouwing worden gelaten, kwam het totale steunvolume in 2009 uit op 0,62% van het bbp (of 73,2 miljard EUR). Ook al is het gemiddelde in 2009 toegenomen ten opzichte van het voorgaande jaar, toch ligt het nog steeds in de lijn van het gemiddelde over de afgelopen tien jaar. Dit lijkt erop te wijzen dat de lidstaten in de eerste plaats de staatssteunvoorschriften in acht zijn blijven nemen, en ten tweede dat de strikte toepassing van staatssteunvoorschriften in de periode vóór de crisis een belangrijke rol blijkt te hebben gespeeld die een snel, ingrijpend en doelgericht antwoord op de crisis mogelijk maakten, zonder dat de algemene consensus werd ondergraven dat staatssteun terughoudend en doordacht moet worden ingezet wanneer dat nodig is om een algemeen geaccepteerde doelstelling te behalen, terwijl de steun toch evenredig blijft aan die na te streven doelstelling.

Door de specifieke kenmerken van steun voor landbouw, visserij en vervoer wordt in de volgende delen over de omvang en de bestemming van steun (de punten 2.1 en 2.2) alleen gekeken naar steun voor de be- en verwerkende industrie en de dienstensector.

Trends in het percentage staatssteun voor de be- en verwerkende industrie en de dienstensector

Om de trends voor staatssteun aan de be- en verwerkende industrie en de dienstensector nauwkeurig te kunnen analyseren, worden de crisismaatregelen hier niet besproken. Deze komen afzonderlijk aan bod in hoofdstuk 3.

Voor de EU als geheel blijkt de trend, bij vergelijking van de twee opeenvolgende driejaarsperioden 2004-2006 en 2007-2009, vrij stabiel wat betreft het steunvolume, uitgedrukt als percentage van het bbp. De uitgaven voor staatssteun bedroegen in de periode 2007-2009 gemiddeld 55,1 miljard EUR of 0,45% van het bbp, tegenover gemiddeld 53 miljard EUR of 0,45% van het bbp in de periode 2004-2006. Uit deze cijfers blijkt dat, wanneer de specifieke respons op de financiële en economische crisis buiten beschouwing wordt gelaten, vele lidstaten hun inspanningen hebben volgehouden om hun totale steunvolume onder controle te houden.

Elf lidstaten slaagden erin hun steunpeil in de periode 2007-2009 op hetzelfde niveau te handhaven als in 2004-2006, of dit zelfs verder te doen dalen. Diverse EU-12-lidstaten behaalden een aanzienlijke vermindering met 0,5% van het bbp, of zelfs meer. Daardoor zijn de gemiddelde uitgaven van de EU-12 met 0,12% gedaald - van 0,69% van het bbp in de periode 2004-2006 tot 0,57% in de periode 2007-2009. Ook een aantal EU-15-lidstaten kon zijn steunpeil doen dalen tot ongeveer 0,44% van het bbp in de periode 2007-2009, zodat zij dus ongeveer uitkomen op hetzelfde aandeel van 0,44% van het bbp als in de periode 2004-2006.

Ondanks deze positieve dalende tendens zijn in de periode 2007-2009 in een aantal lidstaten de uitgaven voor staatssteun gestegen ten opzichte van de periode 2004-2006. Die stijgingen vallen grotendeels toe te schrijven aan steun voor horizontale doelstellingen, in hoofdzaak regionale ontwikkeling en onderzoek en ontwikkeling (O&O). Niettemin kunnen op basis van deze stijging van de steunvolumes die in 2008 en 2009 viel waar te nemen, nog geen conclusies worden getrokken ten aanzien van de vraag of de neerwaartse langetermijntrend in de EU-27-uitgaven voor staatssteun is omgekeerd; het gaat hier immers om gegevens voor slechts twee jaar en de uitkomst is in lijn met het gemiddelde over de periode 2000-2007.

Voor de periode 2008-2009 laat de ontwikkeling op korte termijn een bescheiden toename zien. De uitgaven voor staatssteun ten behoeve van de be- en verwerkende industrie en de dienstensector zijn met ongeveer 0,03% van het bbp gestegen. Zo heeft Frankrijk meer steun ten behoeve van regionale ontwikkeling en van onderzoek en ontwikkeling verleend, terwijl Duitsland dan weer meer steun verleende voor regionale ontwikkeling en voor het mkb. Deze opwaartse ontwikkeling op korte termijn laat zien dat de lidstaten dankzij het bestaande toezichtsysteem voor staatssteun snel kunnen inspelen op de veranderende economische behoeften, zonder dat steun afzonderlijk bij de Commissie behoeft te worden aangemeld. De belangrijkste instrumenten waarover de lidstaten in dat verband beschikken, zijn maatregelen in het kader van groepsvrijstellingsverordeningen en goedgekeurde steunregelingen waarbij individuele steun kan worden verleend aan een groot aantal ondernemingen (zie, voor meer bijzonderheden, hoofdstuk 4).

Staatssteun bestemd voor horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang

Steun voor horizontale doelstellingen (steun dus die niet aan specifieke sectoren wordt verleend) wordt doorgaans beschouwd als beter toegesneden op marktfalen en dus als minder concurrentieverstorend dan sectorale steun en ad-hocsteun. Onderzoek, ontwikkeling en innovatie (hierna "O&O&I" genoemd), milieubescherming (onder meer door energiebesparing en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen), steun voor het midden- en kleinbedrijf, het scheppen van banen, het stimuleren van opleiding, en steun voor regionale ontwikkeling zijn de voornaamste horizontale doelstellingen die met staatssteun worden nagestreefd.

Bij de onderstaande analyse zijn crisiszaken niet in aanmerking genomen, om zo beter de onderliggende tendens in beeld te kunnen brengen wat betreft de inspanningen van lidstaten om niet-crisissteun om te buigen naar horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang.

Op deze basis bedroeg de steun voor horizontale doelstellingen 48,7 miljard EUR in 2009 en was deze goed voor ruwweg 84% van de totale steun voor de be- en verwerkende industrie en de dienstensector. Deze gegevens moeten worden vergeleken met de veel lagere percentages in 2004 (74%) en het midden van de jaren 1990 (50%). De drie belangrijkste doelstellingen waar de lidstaten in 2009 op inzetten, waren regionale steun (24%), aan het milieusteunkader te toetsen steun (23%) en O&O&I-steun (18%). De onderliggende trend bevestigt de toename van steun ten behoeve van horizontale doelstellingen. Wanneer echter wordt gekeken naar het aantal lidstaten dat 90% of meer van hun steun ombuigt van de be- en verwerkende industrie en de dienstensector naar horizontale doelstellingen, werd een daling vastgesteld. In 2009 verleenden 15 lidstaten 90% of meer van hun steun voor horizontale doelstellingen - ten opzichte van telkens 17 in 2008 en 2007. Deze ontwikkeling valt niet door één specifieke oorzaak of één specifiek patroon te verklaren.

Voor de hele EU lag de steun voor sectorale ontwikkeling (daaronder begrepen reddings- en herstructureringssteun) in 2009 hoger dan in 2008; deze bedroeg 9,4 miljard EUR of 16% van de totale steun voor de be- en verwerkende industrie en de dienstensector. Buiten de context van de economische en de financiële crisis bedroeg de reddings- en herstructureringssteun, die op basis van de richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun is verleend, in 2009 net 398 miljoen EUR, ten opzichte van een jaargemiddelde van 872 miljoen EUR in de periode 2006-2008.

Algemeen genomen, laat de trend op lange termijn zien dat de lidstaten doorgaan met het ombuigen van grote volumes steun naar horizontale doelstellingen. Met name mag het dan zo zijn dat sommige EU-15-lidstaten in 2009 meer sectorale steun hebben verleend dan in 2008, toch zijn alle EU-12-lidstaten bezig om steun geleidelijk aan om te buigen naar horizontale doelstellingen.

STAATSSTEUN IN HET KADER VAN DE FINANCIEEL-ECONOMISCHE CRISIS

De richtsnoeren van de Commissie in crisiszaken

Staatssteun is een van de belangrijkste instrumenten gebleken om de lidstaten bij te staan in de bestrijding van de zwaarste financiële crisis uit het recente verleden. Omdat de bestaande richtsnoeren reddings- en herstructureringssteun niet geschikt bleken om de verslechterende situatie snel aan te pakken, is de Commissie vrij spoedig na het uitbreken van de crisis met diverse mededelingen gekomen die artikel 107, lid 3, onder b), VWEU als rechtsgrondslag hadden. In die mededelingen waarmee de Commissie een gelijk speelveld in stand wilde houden en de financiële stabiliteit en rechtszekerheid garanderen, zet zij haar standpunt uiteen met betrekking tot de vraag hoe zij de staatssteunvoorschriften op de staatssteunmaatregelen van overheden denkt te gaan toepassen. Naast deze mededelingen die op de financiële sector betrekking hadden, heeft de Commissie ook de nodige houvast geboden over hoe zij crisissteun aan de reële economie zou beoordelen (in het zgn. tijdelijke steunkader; zie verder)

Dankzij de reactie zonder voorgaande van de lidstaten, waarbij de Commissie een coördinerende rol speelde, kon de financiële crisis in 2009 binnen de perken worden gehouden. Mede dankzij staatssteun is de situatie in de financiële sector nu gestabiliseerd en bedraagt het tier-1-kapitaal van grotere banken nu meer dan 10%. Bovendien kon de financiële sector in 2009 puike prestaties voorleggen aan de inkomsten- en winstzijde en op het punt van het geleidelijke herstel van de waarde van financiële activa. Zelfs al laten deze verbeteringen zich in Europa niet overal op dezelfde wijze voelen, toch is een en ander een geruststellend signaal voor de markten, de lidstaten en de Commissie.

Op 2 december 2009 heeft de Raad Ecofin beklemtoond dat strategieën nodig zijn voor de exit uit de verschillende vormen van tijdelijke steun voor de financiële sector. In die conclusies werd met name beklemtoond dat de steunafbouw bij de garantieregelingen moet beginnen. In dat verband heeft de Commissie een analyse gepresenteerd waarom vanaf 30 juni 2010 aan garantiemaatregelen specifieke voorwaarden moeten worden verbonden. Het cruciale punt bij deze aanpassingen is de regel die garantiepremies afhankelijk stelt van de kredietwaardigheid van een bank. Dit is de eerste stap naar een exit uit garantieregelingen binnen een coherent kader en via een gecoördineerde benadering voor alle lidstaten, zodat de vooruitgang die bij de versterking van de financiële stabiliteit werd geboekt, verankerd wordt. De Raad Ecofin van 18 mei 2010 verwelkomde de analyse van de Commissie en de werkzaamheden die waren aangevat om gezonde financiële instellingen aan te zetten tot een uitstap uit de overheidsgaranties, terwijl andere instellingen een beoordeling van hun levensvatbaarheid op lange termijn dienen te ondergaan. In het licht van die discussies heeft de Commissie nadien voor 14 lidstaten regelingen (of de verlenging daarvan) goedgekeurd, terwijl Cyprus, Finland en Slowakije ervoor gekozen hebben hun garantiemaatregelen af te bouwen.

Totaal volume voor de financiële sector goedgekeurde staatssteun

Tussen 1 oktober 2008 en 1 oktober 2010 heeft de Commissie, op basis van artikel 107, lid 3, onder b), VWEU, in totaal zo'n 200 besluiten vastgesteld betreffende staatssteun ten behoeve van de financiële sector. Met het opheffen van een ernstige verstoring in de economieën van de lidstaten als doel voor ogen, werden in deze besluiten 41 regelingen goedgekeurd, gewijzigd of verlengd, terwijl met de individuele besluiten een oplossing werd geboden voor de toestand bij meer dan 40 financiële instellingen. De financiële crisis vereiste een breed scala maatregelen, waarbij de Commissie voor 22 lidstaten instemde met staatssteunmaatregelen in verband met de financiële crisis; slechts enkele lidstaten (Bulgarije, de Tsjechische Republiek, Estland, Malta en Roemenië) verleenden hun financiële instellingen geen steun.

Alle maatregelen (zowel regelingen als ad-hocmaatregelen) die de lidstaten in de nasleep van de financiële crisis tot 1 oktober 2010 hebben genomen en die door de Commissie zijn goedgekeurd, belopen in totaal 4 588,90 miljard EUR. Het totale volume steun dat voor regelingen werd goedgekeurd (3 478,96 miljard EUR), lag aanzienlijk hoger dan de steun voor individuele financiële instellingen (1 109,94 miljard EUR). Dat grote hoeveelheden steun werden goedgekeurd in het kader van regelingen, valt te verklaren door het feit dat een aantal lidstaten kozen voor ruime algemene garantieregelingen die alle schulden van hun banken bestreken.

Van de steuninstrumenten welke tijdens die referentieperiode werden ingezet, betrof het overgrote deel garanties (zowel regelingen als ad-hocmaatregelen) die goed waren voor 3 485,25 miljard EUR of 76% van het maximumvolume. Aan herkapitalisatiemaatregelen werd 546,08 miljard EUR goedgekeurd, terwijl voor in totaal 401,79 miljard EUR maatregelen ten behoeve van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa zijn goedgekeurd. Het maximumsteunvolume dat voor liquiditeitsinstrumenten werd goedgekeurd, bedroeg 155,77 miljard EUR. Deze gegevens lijken aan te geven dat de lidstaten in hoofdzaak garantiemaatregelen hebben ingezet, die een stabiliserend effect op de financiële sector hebben gehad, zonder dat de overheidsfinanciën daardoor zwaar onder druk kwamen te staan, hetgeen bij meer interventionistische instrumenten zoals herkapitalisaties of het opruimen van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa wel het geval is. Bovendien betreft bijna 70% van het maximumvolume slechts vijf lidstaten (het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken, Duitsland en Frankrijk), waarbij er nog aanzienlijke verschillen waren in het per lidstaat goedgekeurde totale volume.

Daadwerkelijk gebruik en benuttingsgraad van de staatssteunmaatregelen

In het kader van de financiële crisis is voor in totaal 351,7 miljard EUR staatssteun aan de financiële sector verleend, of 2,98% van het bbp van de EU-27.

Niet van alle steun die tussen het uitbreken van de crisis en eind 2009 is goedgekeurd, werd ook daadwerkelijk door de betrokken lidstaten gebruikgemaakt. In 2009 beliep, volgens de verslaglegging van de lidstaten aan de Commissie, het nominale steunbedrag 1 106,56 miljard EUR of 9,3% van het bbp van de EU-27 (waarvan 727,38 miljard EUR voor regelingen en 379,18 miljard EUR voor ad-hocmaatregelen), terwijl voor 2008 dit bedrag op 1 236 miljard EUR uitkwam. In 2008 en 2009 bedroeg de benuttingsgraad 65% voor garanties en 62% voor herkapitalisatiemaatregelen. Voor liquiditeitsmaatregelen is het patroon met 67% vergelijkbaar, terwijl de benuttingsgraad voor maatregelen ten behoeve van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa 32% bedraagt.

Volgens de jaarlijkse verslaglegging over staatssteunuitgaven voor 2009 kwam het steunelement (of het bruto-subsidie-equivalent) van dit bedrag uit op 351,7 miljard EUR, of 2,98% van het bbp van de EU-27. Ongeveer de helft van de totale staatssteunuitgaven in het kader van de financiële crisis werd verschaft in de vorm van herkapitalisatiemaatregelen (139,43 miljard EUR), gevolgd door garanties (128,15 miljard EUR), maatregelen ten behoeve van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa (75,27 miljard EUR) en liquiditeitsmaatregelen (8,8 miljard EUR).

De totale cijfers laten zien dat de lidstaten meer staatssteun hebben verleend via ad-hocmaatregelen (240,4 miljard EUR) dan via regelingen (174,41 miljard EUR).

Voor een nader overzicht van de crisismaatregelen waarvoor de Commissie in de periode 2008-2010 toestemming heeft gegeven en voor steun die overeenkomstig de staatssteunvoorschriften is verleend, zij hier verwezen naar hoofdstuk 3 van het bijgaande werkdocument van de diensten van de Commissie.

Steun verleend op grond van het tijdelijke steunkader

Context en toepassingsgebied

Op 17 december 2008 heeft de Commissie, als antwoord op de verstrakte toegang tot kredietverlening waarmee ondernemingen door de financiële crisis te maken kregen, het tijdelijke steunkader goedgekeurd. Dit steunkader zet vooral in op het openhouden van toegang tot financiering voor ondernemingen, terwijl door het stimuleren van investeringen tegelijk de basis wordt gelegd voor duurzame groei op lange termijn. Daarnaast werden de regels van bestaande richtsnoeren en kaderregelingen vereenvoudigd, door bijvoorbeeld hogere plafonds in te stellen voor risicokapitaalinvesteringen. Het tijdelijke steunkader staat open voor steun aan alle economische sectoren, maar sluit wel steun uit die bestaande structurele problemen moet aanpakken - en geldt dus niet voor ondernemingen die vóór de crisis in moeilijkheden verkeerden.

Het tijdelijke steunkader moet worden gezien als een onderdeel van het ruimere antwoord van de Commissie op de economische crisis, het Europees economisch herstelplan (EERP).

Maatregelen goedgekeurd op grond van het tijdelijke steunkader

Tussen 17 december 2008 en 1 oktober 2010 heeft de Commissie op grond van het tijdelijke steunkader 73 regelingen en 4 ad-hocsteunmaatregelen goedgekeurd, samen goed voor een goedgekeurd volume steun van 82,5 miljard EUR (0,7% van het bbp van de EU-27). Bij het merendeel van de regelingen gaat het om steun tot 500 000 EUR per onderneming (23 regelingen in 23 lidstaten), 18 maatregelen voor gesubsidieerde garanties (14 lidstaten), 8 regelingen voor leningen met rentesubsidie (7 lidstaten), 5 regelingen met rentekortingen op kredieten voor bedrijven die in de productie van groene producten investeren (5 lidstaten) en 6 risicokapitaalregelingen (5 lidstaten). Daarnaast hebben 12 lidstaten de exportactiviteiten gesteund via 13 exportkredietregelingen.

Staatssteun in 2009

In 2009 heeft de Commissie voor in totaal zo'n 81,3 miljard EUR maatregelen goedgekeurd op grond van het tijdelijke steunkader. Op basis van de door de lidstaten ingediende jaarlijkse verslagen en uit hun antwoord op de vragenlijst van de Commissie met betrekking tot het tijdelijke steunkader moet het totale steunelement van al deze door de lidstaten in 2009 ten uitvoer gelegde steunmaatregelen worden geraamd op 2,2 miljard EUR, hetgeen overeenstemt met 0,018% van het bbp van de EU-27. De lidstaten bleken zeer voorzichtig te zijn bij het vastleggen van het budget voor deze maatregelen, omdat er onzekerheid bestond ten aanzien van de ernst en de duur van de crisis en omdat aan de markten een duidelijk signaal moest worden afgegeven dat overheden bereid waren in te gaan op potentiële verzoeken om steun, die uiteindelijk aanzienlijk lager uitvielen dan was verwacht. Bovendien lijken de lidstaten de voorwaarden voor steunverlening streng te hebben toegepast, grotendeels wegens de beperkte ruimte in hun begroting, hetgeen dan weer waarschijnlijk ervoor heeft gezorgd dat het aantal begunstigden beperkt in aantal bleef.

Wat betreft de keuze van de op grond van het tijdelijke steunkader beschikbare steuninstrumenten, gaven de meeste lidstaten de voorkeur aan een beperkt steunbedrag, gevolgd door de gesubsidieerde garantie en de leningen met rentesubsidie.

Zie, voor nadere bijzonderheden, hoofdstuk 3.4 van het bijgaande werkdocument van de diensten van de Commissie.

VEREENVOUDIGING VAN DE STAATSSTEUNVOORSCHRIFTEN

De architectuur voor het staatssteuntoezicht hertekend

De Commissie beschikt over de uitsluitende bevoegdheid om staatssteunmaatregelen op hun verenigbaarheid met het VWEU te beoordelen. De lidstaten zijn dan ook verplicht al hun steunmaatregelen bij de Commissie aan te melden vooraleer deze ten uitvoer te leggen.

In juni 2005 werd in het Actieplan Staatssteun aangekondigd dat de Commissie haar staatssteunbeleid meer wilde gaan gebruiken als een krachtig instrument voor groei en banen. Het plan vormde de aanzet voor een herziening van bijna alle staatssteunregels en procedures. Aan de basis van dat hervormingsprogramma lagen vier leidbeginselen:

- minder en beter gerichte staatssteun;

- een verfijnde economische aanpak;

- meer doelmatigheid op het gebied van procedures, een betere handhaving, grotere voorspelbaarheid en meer transparantie, en

- een gedeelde verantwoordelijkheid voor de Commissie en de lidstaten.

In sommige gevallen zijn hele categorieën steun afgebakend waarvoor het risico klein is dat deze de mededinging op het niveau van de Unie sterk ongunstig zullen beïnvloeden, maar die wel bijdragen tot het behalen van een doelstelling van gemeenschappelijk belang. Daarom zijn zogenaamde 'groepsvrijstellingsverordeningen' goedgekeurd, zodat maatregelen die voldoen aan de criteria van deze specifieke instrumenten, kunnen worden verleend zonder dat deze eerst bij de Commissie moeten worden gemeld. Wanneer een lidstaat een steunregeling heeft aangemeld en daarvoor goedkeuring heeft gekregen, kan deze lidstaat in de regel individueel steun verlenen zonder dat de Commissie verder in kennis behoeft te worden gesteld. Individuele aanmelding is alleen nog nodig wanneer in het kader van steunregelingen grote, individuele steunbedragen worden verleend die bepaalde drempels overschrijden of die buiten een regeling om worden verleend.

Het 'drietrapssysteem': groepsvrijstelling, standaardbeoordeling en nadere beoordeling

Om de procedures en de besluitvorming snel en doelmatig te laten verlopen, heeft de Commissie in 2008 de architectuur van haar staatssteuntoezicht op een aantal punten ingrijpend gewijzigd. Dit gebeurde door de diepgang van de controle afhankelijk te maken van het soort steunmaatregelen en hun potentiële effecten op de mededinging en het handelsverkeer. Deze nieuwe architectuur bestaat uit een 'drietrapssysteem': groepsvrijstelling (en de-minimissteun), standaardbeoordeling en nadere beoordeling. Het aantal maatregelen dat een groepsvrijstelling geniet, is de afgelopen jaren aanzienlijk toegenomen, maar voor de meeste individuele zaken of regelingen die toch nog moeten worden aangemeld, wordt de standaardbeoordeling toegepast, die voor een vlot verloop van de beoordeling moet zorgen. In 2009 werd een nadere beoordeling uitgevoerd voor 4 van de 16 risicokapitaalzaken, terwijl het voor O&O&I om 9 van de 30 zaken ging. Voor zaken van milieusteun vond geen nadere beoordeling plaats en voor regionale steun gebeurde dit slechts in 1 van de 59 zaken. In zaken met andere horizontale doelstellingen werd geen nadere beoordeling uitgevoerd.

De nieuwe vereenvoudigde procedure en de code met goede praktijken

Om de aanmeldingsprocedure voor a priori verenigbare zaken nog soepeler te laten verlopen, heeft de Commissie in september 2009 een vereenvoudigde procedure ingevoerd. Hiermee wil de Commissie ervoor zorgen dat duidelijk verenigbare steun binnen een verkorte termijn van één maand wordt goedgekeurd, indien de aanmelding van de lidstaat volledig is.

Het tweede deel van dit vereenvoudigingspakket was de code met goede praktijken voor procedures inzake staatssteuntoezicht. Deze is gebaseerd op de vaste wil van de Commissie en lidstaten om samen ervoor te zorgen dat in iedere fase van het onderzoek naar een staatssteunmaatregel de procedures beter gestroomlijnd en voorspelbaarder verlopen. Daardoor zou de Commissie, binnen het procedurele kader, haar besluiten in staatssteunzaken toch sneller moeten kunnen goedkeuren.

Beoordeling van individuele zaken toegespitst op een klein aantal potentieel verstorende zaken van grote steunverlening

De lidstaten grijpen in toenemende mate de mogelijkheden aan om steun te verlenen in het kader van een groepsvrijstelling, en met name maken zij gebruik van regelingen op basis waarvan individuele ondernemingen steun kan worden verleend zonder dat dit verder bij de Commissie behoeft te worden gemeld. In 2009 ging het bij 964 of 76% van de nieuw genomen maatregelen om steunmaatregelen waarvoor een groepsvrijstelling geldt. Over 225 regelingen (18%) en 86 individuele steunmaatregelen (6%) diende de Commissie een besluit te nemen. Een en ander betekent dat 94% van de steun die lidstaten aan de be- en verwerkende industrie en de dienstensector verlenen, weliswaar onder de regels inzake staatssteun valt, maar dat deze niet individueel door de Commissie behoeft te worden beoordeeld op het niveau van de begunstigde onderneming. Gerekend naar meegedeelde steunvolumes was individuele steun goed voor slechts 12% van de totale steun aan de be- en verwerkende industrie en de dienstensector (6,9 miljard EUR), terwijl het aandeel van steunverlening in het kader van regelingen (met 40,4 miljard EUR) 69% beliep en dat van steunverlening in het kader van groepsvrijstellingsverordeningen 19% (10,8 miljard EUR).

Ongeveer 19% van de steun aan de be- en verwerkende industrie en de dienstensector geniet een groepsvrijstelling

Het volume steun waarvoor een groepsvrijstelling geldt, is in 2009 met zo'n 2 miljard EUR toegenomen tot 10,8 miljard EUR (of 19% van de totale steun aan de be- en verwerkende industrie en de dienstensector), tegenover 8,9 miljard EUR (of 19%) in 2008 en 6,1 miljard EUR (of 13%) in 2007. Het grootste aandeel hierin had steun voor regionale ontwikkeling, gevolgd door steun voor het mkb, opleiding en werkgelegenheid. Een aantal lidstaten heeft steunmaatregelen afgebouwd die voordien in het kader van de vroegere groepsvrijstellingsverordeningen werden verleend, en deze vervangen door overeenkomstige maatregelen in het kader van de algemene groepsvrijstellingsverordening, zodat de lidstaten, gebruikmakend van de regels uit de algemene groepsvrijstellingsverordening, het toepassingsbereik van de betrokken maatregelen nu vaak hebben kunnen verruimen.

HANDHAVING VAN DE STAATSSTEUNREGELS

Onrechtmatige steun

Artikel 108, lid 3, VWEU verplicht de lidstaten niet alleen staatssteunmaatregelen bij de Commissie te melden vooraleer deze ten uitvoer te leggen, maar ook de uitkomst van het onderzoek door de Commissie af te wachten vooraleer de aangemelde maatregelen ten uitvoer te leggen. Indien een van deze beide verplichtingen niet in acht wordt genomen, geldt een steunmaatregel als onrechtmatig.

In de periode 2000-2009 heeft de Commissie 910 besluiten over onrechtmatige steun vastgesteld. In ongeveer 22% van deze gevallen van onrechtmatige steun heeft de Commissie een negatief besluit vastgesteld ten aanzien van de onverenigbare steunmaatregel. In een negatief besluit wordt doorgaans van de betrokken lidstaat geëist dat deze de onrechtmatig verleende steun terugvordert. In nog eens 2% van de gevallen van onrechtmatige steun heeft de Commissie een voorwaardelijk besluit vastgesteld. Dit percentage van ongeveer 24% van de besluiten dat onrechtmatige steun betreft, ligt ongeveer tienmaal hoger dan het percentage negatieve en voorwaardelijke besluiten over correct aangemelde zaken. Meer dan de helft van de besluiten betrof de be- en verwerkende industrie en de dienstensector, iets minder dan een kwart de landbouwsector en de rest van de zaken de sectoren visserij, vervoer en kolenindustrie.

Terugvordering van steun

Bij de tenuitvoerlegging van uitstaande terugvorderingsbesluiten is verdere vooruitgang geboekt. Het totale aantal zaken waarin terugvordering nog uitstond, bedroeg 54 (ten opzichte van 94 zaken eind 2004). Het bedrag onrechtmatige en onverenigbare steun dat sinds 2000 is teruggevorderd, is verder opgelopen tot 12 miljard EUR per 30 juni 2010. Een en ander betekent dat het percentage onrechtmatige en onverenigbare steun dat nog dient te worden teruggevorderd, is gedaald van 75% eind 2004 tot ongeveer 11% per 30 juni 2010.

Daarnaast heeft de Commissie een aantal terugvorderingsbesluiten vastgesteld in de sectoren landbouw, visserij en vervoer.

Handhaving van het staatssteunrecht: samenwerking met de nationale rechters

In het kader van de follow-up van de mededeling over de handhaving van de staatssteunregels door nationale rechters zijn de inspanningen opgevoerd om het belang van deze beleidstak uit te dragen, via bijvoorbeeld een informatiepakket dat op de website van DG Concurrentie is gepubliceerd en de uitgave van een handboek waarin rechters de EU-voorschriften vinden die voor hun dagelijkse praktijk op het gebied van de handhaving van de staatssteunregels het meest relevant zijn.

Ex-postmonitoring

Nu de algemene groepsvrijstellingsverordening van kracht is geworden, behoeft een toenemend aantal steunmaatregelen niet meer vooraf te worden aangemeld. Op basis van artikel 10 van die verordening kan ex-postmonitoring plaatsvinden aan de hand van steekproeven. De uitkomsten van die monitoring-exercities leren dat, algemeen genomen, het deel van de bestaande staatssteunarchitectuur dat de mogelijkheid biedt om steunregelingen goed te keuren en op basis waarvan lidstaten steunmaatregelen in het kader van de algemene of specifieke groepsvrijstellingsverordeningen ten uitvoer kunnen leggen, bevredigend functioneert.

BIJLAGE

Werkdocument van de diensten van de Commissie 'Facts and figures on State aid in the EU Member States'

Zie http://www.eftasurv.int/information/sascoreboard/.

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad 'Houdbare overheidsfinanciën op lange termijn voor een economie in herstel', COM(2009) 545 van 14.10.2009 (http://ec.europa.eu/economy_finance/thematic_articles/article15994_en.htm).

Tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis, PB C 83 van 7.4.2009 (geconsolideerde versie), als verder gewijzigd in PB C 261 van 31.10.2009, blz. 2 en PB C 303 van 15.12.2009, blz. 6.

Dit totale steunvolume omvat steun aan de be- en verwerkende industrie, de dienstensector, de kolenindustrie, de landbouw, de visserijsector en een deel van het vervoer; daarin niet meegerekend zijn steun aan het spoorvervoer en steun ter compensatie van diensten van algemeen economisch belang omdat daarvoor geen vergelijkingsmateriaal beschikbaar is. Tenzij anders vermeld, betreffen de steunbedragen het steunelement (of, in het geval van garanties of kredieten, het bruto-subsidie-equivalent) van een staatssteunmaatregel (zie in dit verband de methodologische opmerkingen in het aan dit verslag gehechte werkdocument van de diensten van de Commissie).

'EU-27' betekent alle EU-lidstaten.

Om een volledig beeld te geven van crisissteun, wordt voor dit gedeelte van het verslag de hele periode vanaf de goedkeuring van crisismaatregelen tot en met 1 oktober 2010 als referentieperiode gebruikt.

De EU-15 omvatten alle lidstaten die vóór 2004 tot de EU zijn toegetreden.

De steun voor de kolenindustrie, als een van de vormen van sectorale steun, was goed voor 2,7 miljard EUR of 3,7% van het totale steunvolume.

Spoorvervoer niet meegerekend.

Aangezien vergelijkingsmateriaal ontbreekt, zijn deze cijfers hier niet in een van de totalen opgenomen.

Zie ook punt 2.3.5 van het bijgaande werkdocument van de diensten van de Commissie Facts and figures on State aid in the EU Member States .

Crisismaatregelen niet meegerekend.

Bron: DG Concurrentie en, voor de bbp-gegevens, Eurostat.

De EU-12 zijn alle lidstaten die in 2004 of nadien tot de EU zijn toegetreden.

Nl. om horizontale (in plaats van sectorale) steun te bevorderen.

Crisissteun niet meegerekend.

België, de Tsjechische Republiek, Denemarken, Ierland, Griekenland, Frankrijk, Litouwen, Hongarije, Portugal en Slowakije.

Indien deze crisismaatregelen wel zouden worden meegerekend, zou het aandeel horizontale steun dalen tot 13%.

Twee onderscheiden groepen zaken vallen in de categorie milieusteun en energiebesparing. Met de eerste groep zaken wordt op directe milieubaten ingezet. Bij de tweede groep gaat het om kortingen op of vrijstellingen van milieubelastingen. Voor deze tweede groep zaken kunnen de steunuitgaven niet als maatstaf worden gehanteerd om de milieubaten te meten, aangezien deze baten worden nagestreefd via belastingen - nièt door vrijstelling van belastingen. Zie, voor nadere gegevens, de voorjaarseditie van het Scorebord, COM(2008) 304 van 21.5.2008.

Zie najaarseditie 2009 van het Scorebord, COM(2009) 661 van 7.12.2009, blz. 5.

Zie najaarseditie 2008 van het Scorebord, COM(2008) 751 van 17.11.2008, blz. 30.

De reddings- en herstructureringssteun daalde en speelde dus geen rol bij de totale toename van de sectorale steun.

In deze percentages zijn de maatregelen met een horizontale doelstelling die echter voor de be- en verwerkende industrie en de dienstensector zijn bestemd, niet meegerekend.

Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, PB C 244 van 1.10.2004, blz. 2, als verlengd bij PB C 156 van 9.7.2009, blz. 3.

Sinds oktober 2008 heeft de Commissie vier mededelingen goedgekeurd: 1) de mededeling van de Commissie 'De toepassing van de staatssteunregels op maatregelen in het kader van de huidige wereldwijde financiële crisis genomen met betrekking tot financiële instellingen' (PB C 270 van 25.10.2008, blz. 8); 2) de mededeling van de Commissie 'De herkapitalisatie van financiële instellingen in de huidige financiële crisis: beperking van steun tot het noodzakelijke minimum en bescherming tegen buitensporige mededingingverstoringen' (PB C 10 van 15.1.2009, blz. 2); 3) de mededeling van de Commissie betreffende de behandeling van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa in de communautaire banksector (PB C 72 van 26.3.2009, blz. 1); en 4) de mededeling van de Commissie betreffende het herstel van de levensvatbaarheid en de beoordeling van de herstructureringsmaatregelen in de financiële sector in de huidige crisis met inachtneming van de staatssteunregels (PB C 195 van 19.8.2009, blz. 9). Deze laatste mededeling is tot eind 2010 van toepassing.

Zie, voor een nadere analyse van de kernbegrippen van deze mededelingen en voor een diepgaand onderzoek naar de context van de crisis, de vorige edities van het Scorebord, nl. de najaarseditie 2008, de bijzondere voorjaarseditie van 2009, de najaarseditie van 2009 en de bijzondere voorjaarseditie van 2010. Zie ook het Verslag over het mededingingsbeleid 2009, COM(2010) 282 van 3.6.2010, blz. 4-11.

Voor een aantal banken is, gelet op de lopende herstructurering en de onzekerheid op de markt, liquiditeit nog steeds een punt van zorg.

Zie de 2981e zitting van de Raad, Economische en Financiële Zaken, Brussel, 2.12.2009, 16838/09 (Presse 352), beschikbaar onder: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/ecofin/112336.pdf.

Werkdocument van de diensten van DG Concurrentie, The application of state aid rules to government guarantee schemes covering bank debt to be issued after 30 June 2010 , beschikbaar onder: http://ec.europa.eu/competition/state_aid/studies_reports/phase_out_bank_guarantees.pdf.

Zie de 3015e zitting van de Raad, Economische en Financiële Zaken, Brussel, 18.5.2010, beschikbaar onder: http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/ecofin/114780.pdf.

Om de recentste ontwikkelingen tot uiting te brengen, wordt in deze editie van het Scorebord voor de in het kader van de financiële crisis goedgekeurde bedragen en besluiten de periode van 1 oktober 2008 tot en met 1 oktober 2010 als referentieperiode gehanteerd. Eventuele verschillen met andere documenten van de Commissie waarin de goedgekeurde volumes staatssteun worden onderzocht, kunnen worden verklaard door een afwijkende referentiedatum.

Dergelijke brede, algemene regelingen ( blanket-guarantee schemes ) werden in Denemarken en Ierland goedgekeurd.

Daarbij komt nog dat sommige van deze lidstaten de hoogste bbp-percentages in de EU-27 hebben.

Zo bedroeg het door de Commissie voor het Verenigd Koninkrijk goedgekeurde maximumvolume 850 miljard EUR, terwijl voor Litouwen het bedrag op 1,74 miljard EUR uitkomt.

Zie, voor meer gegevens over het onderscheid tussen goedgekeurde volumes, daadwerkelijk gebruikte bedragen en steunelementen, hoofdstuk 3 en de methodologische opmerkingen in het aangehechte werkdocument van de diensten van de Commissie.

De cijfergegevens voor het daadwerkelijke gebruik en het steunelement in 2008 verschillen van de cijfers in de najaarseditie 2010 van het Scorebord, omdat de lidstaten hun gegevens hebben bijgesteld (of de Commissie hun voorstellen in die zin heeft gedaan), zoals bijvoorbeeld in het geval van Denemarken waar de cijfers voor steunregeling NN 51/2008 zijn meegerekend in de gegevens voor 2008.

De benuttingsgraad is de mate waarin sinds het losbarsten van de financiële crisis in 2008 (tot en met 31 december 2009) daadwerkelijk is gebruikgemaakt van staatssteunmaatregelen, afgezet tegen het totale voor deze periode goedgekeurde bedrag. Momenteel kan de benuttingsgraad voor 2010 nog niet worden berekend omdat de Commissie nog niet beschikt over de cijfergegevens voor het daadwerkelijke gebruik in 2010. De lidstaten zullen deze gegevens meedelen bij de verslaglegging met het oog op het Scorebord 2011.

Bij gebreke van door de lidstaten verschafte gegevens over de daadwerkelijke uitgaven en/of ramingen, is lidstaten in bepaalde gevallen gevraagd de ramingen van de diensten van de Commissie te bevestigen. Zie, voor de bij deze raming gehanteerde precieze methoden, de methodologische opmerkingen.

Het financiële voordeel wanneer de steun bijvoorbeeld in de vorm van een garantie of een lening is verschaft.

Gegevens over het steunelement zijn afkomstig van de jaarlijks door de lidstaten ingediende verslagen over staatssteun. Voor meer informatie over het verschil tussen daadwerkelijk gebruik en steunelement, precieze definities van het steunelement voor elk steuninstrument (garanties, herkapitalisaties en maatregelen ten behoeve van aan een bijzondere waardevermindering onderhevige activa) in zaken met betrekking tot de financiële crisis, zie de methodologische opmerkingen van het Scorebord.

Geconsolideerde versie van de mededeling van de Commissie 'Tijdelijke communautaire kaderregeling inzake staatssteun ter stimulering van de toegang tot financiering in de huidige financiële en economische crisis', PB C 83 van 7.4.2009, blz. 1, gewijzigd bij PB C 261 van 31.10.2009, blz. 1, en PB C 303 van 15.12.2009, blz. 6.

Goedgekeurd in november 2008.

Dit aantal omvat alleen steunmaatregelen voor de be- en verwerkende industrie en de dienstensector.

In 12 regelingen kregen producenten van landbouwproducten tot 15 000 EUR steun.

Artikel 108 VWEU; nadere bepalingen zijn te vinden in Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999, PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

Zie tabel 2 in de bijlage Facts and figures on State aid in the EU Member States .

In het onderstaande gaat het bij steun waarvoor een groepsvrijstelling geldt, om steun die is verleend op grond van de afgelopen groepsvrijstellingsverordeningen, die zijn vervangen door één geconsolideerde tekst, Verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard ("de algemene groepsvrijstellingsverordening") (PB L 214 van 9.8.2008, blz. 3). Daarnaast geldt ook een vrijstelling van de aanmeldingsverplichting voor maatregelen die voldoen aan Beschikking 2005/842/EG van de Commissie van 28 november 2005 betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2, van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van compensatie voor de openbare dienst die aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen wordt toegekend (PB L 312 van 29.11.2005, blz. 67), en aan Verordening (EG) nr. 1370/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2007 betreffende het openbaar personenvervoer per spoor en over de weg en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 1191/69 van de Raad en Verordening (EEG) nr. 1107/70 van de Raad (PB L 315 van 3.12.2007, blz. 1).

Ook wel ad-hocsteun genoemd.

Mededeling van de Commissie betreffende een vereenvoudigde procedure voor de behandeling van bepaalde soorten staatssteun (PB C 136 van 16.6.2009, blz. 3).

Gedragscode van de Commissie voor een goed verloop van de staatssteunprocedures (PB C 136 van 16.6.2009, blz. 13).

Crisismaatregelen niet meegerekend.

Crisismaatregelen niet meegerekend.

Omdat voor deze beleidsdoelstelling sinds 2007 ook een groepsvrijstelling geldt.

197 zaken.

19 zaken.

Deze periode omvat ook de eerste helft van 2010.

De Commissie brengt over terugvordering verslag uit op cumulatieve, halfjaarbasis.

Mededeling van de Commissie over de handhaving van de staatssteunregels door de nationale rechterlijke instanties (PB C 85 van 9.4.2009, blz. 1).

Te vinden onder: http://ec.europa.eu/competition/court/state_aid.html.

Te vinden onder: http://ec.europa.eu/competition/publications/state_aid/national_courts_booklet_en.pdf [ook beschikbaar in het Frans, Duits, Italiaans, Spaans en Pools].