Artikelen bij COM(1997)218-1 - Memorandum van de Commissie - Toepassing van de mededingingsregels in de sector luchtvervoer

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Deze verordening is van toepassing op het internationale luchtvervoer tussen de Gemeenschap en derde landen.

Artikel 2

1. Onverminderd de toepassing van Verordening (EEG) nr. 3975/87 en in overeenstemming met artikel 85, lid 3, van het Verdrag, kan de Commissie bij verordening verklaren dat artikel 85, lid 1, niet van toepassing is op bepaalde groepen overeenkomsten tussen ondernemingen, besluiten van ondernemersverenigingen en onderling afgestemde feitelijke gedragingen voor internationale luchtdiensten tussen de Gemeenschap en een of meer derde landen.

2. De Commissie kan met name verordeningen vaststellen ten aanzien van overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die het volgende beogen:

a) gezamenlijke planning, coördinatie van de capaciteit en de dienstregelingen op een geregelde luchtdienst,

b) het delen van inkomsten uit een geregelde luchtdienst,

c) de organisatie van overleg over de prijzen voor het vervoer van passagiers met hun bagage,

d) de gezamenlijke exploitatie van een geregelde luchtdienst op een nieuwe verbinding of een verbinding met een geringe dichtheid,

e) de verdeling van 'slots' op luchthavens en de vaststelling van dienstregelingen; de Commissie draagt ervoor zorg dat die regels in overeenstemming zijn met de door de Raad vastgestelde gedragscode.

3. Onverminderd lid 2 omschrijven dergelijke verordeningen van de Commissie de groepen overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarop zij van toepassing zijn en geven zij met name aan:

a) de beperkingen of de bepalingen die al dan niet in de overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen mogen voorkomen;

b) de bepalingen die in de overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen moeten voorkomen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan;

c) de luchtroutes waarop zij van toepassing zijn.

Artikel 3

Een verordening krachtens artikel 2 wordt voor een beperkte tijdsduur vastgesteld.

Zij kan worden ingetrokken of gewijzigd indien de omstandigheden met betrekking tot een punt van wezenlijk belang voor haar vaststelling zijn gewijzigd; in dat geval wordt voorzien in een aanpassingsperiode voor de overeenkomsten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die onder de voorafgaande verordening vielen.

Artikel 4

Overeenkomstig artikel 2 vastgestelde verordeningen kunnen een bepaling bevatten dat zij met terugwerkende kracht van toepassing zijn op overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen die op de datum van inwerkingtreding van dergelijke verordeningen bestonden.

Artikel 5

Alvorens een verordening vast te stellen, maakt de Commissie het ontwerp bekend en nodigt zij alle betrokken personen en organisaties uit om binnen een door haar vastgestelde redelijke termijn van ten minste één maand hun opmerkingen aan haar kenbaar te maken.

Artikel 6

Alvorens een ontwerpverordening bekend te maken en een verordening vast te stellen, raadpleegt de Commissie het bij artikel 8, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3975/87 ingestelde Adviescomité voor overeenkomsten en machtsposities in het luchtvervoer.

Artikel 7

1. Behoudens lid 4 kan de Commissie, indien de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen inbreuk maken op een voorwaarde of verplichting verbonden aan een vrijstelling die bij een verordening uit hoofde van artikel 2 is verleend, om deze inbreuk te beëindigen:

a) genoemde betrokkenen aanbevelingen doen en,

b) in geval van niet-nakoming van deze aanbevelingen door de betrokkenen, en afhankelijk van de ernst van de betrokken inbreuk, een beschikking geven waarin hun bepaalde handelingen worden verboden dan wel gelast, of hun onder intrekking van de hun verleende groepsvrijstelling een individuele ontheffing verlenen overeenkomstig artikel 4, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3975/87, of de groepsvrijstelling niet meer op hen van toepassing verklaren.

2. Behoudens lid 4 kan de Commissie, indien zij ambtshalve of op verzoek van een lidstaat of van natuurlijke of rechtspersonen die aantonen daarbij een rechtmatig belang te hebben, vaststelt dat in een bepaald geval overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen waarvoor een groepsvrijstelling is verleend bij een verordening uit hoofde van artikel 2, lid 2, desondanks bepaalde gevolgen hebben die onverenigbaar zijn met artikel 85, lid 3, of verboden zijn krachtens artikel 86, de groepsvrijstelling voor deze overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde feitelijke gedragingen niet langer van toepassing verklaren en overeenkomstig artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 3975/87 alle passende maatregelen nemen om aan deze inbreuken een einde te maken.

3. Alvorens een besluit te nemen uit hoofde van lid 2, kan de Commissie met het oog op het beëindigen van de inbreuk aan de betrokkenen aanbevelingen doen.

4. Voorzover de in lid 1 of lid 2 bedoelde toestand het resultaat is van wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen van een derde land of van bepalingen in een overeenkomst betreffende luchtvaartdiensten tussen een lidstaat en een derde land, past de Commissie, alvorens de groepsvrijstelling niet langer van toepassing te verklaren, artikel 18 bis van Verordening (EEG) nr. 3975/87 toe.

Artikel 8

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.


Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

(1) PB nr. L 374 van 31. 12. 1987, blz. 1.

(2) PB nr. L 240 van 24. 8. 1992, blz. 18.