Artikelen bij COM(2011)17 - Bijdrage van het regionaal beleid aan duurzame groei in het kader van de Europa 2020-strategie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2011)17 - Bijdrage van het regionaal beleid aan duurzame groei in het kader van de Europa 2020-strategie. |
---|---|
document | COM(2011)17 |
datum | 26 januari 2011 |
|
52011DC0017
[pic] | EUROPESE COMMISSIE |
Brussel, 26.1.2011
COM(2011) 17 definitief
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE EN HET COMITE VAN DE REGIO'S
BIJDRAGE VAN HET REGIONAAL BELEID AAN DUURZAME GROEI IN HET KADER VAN DE EUROPA 2020-STRATEGIE
SEC(2011) 92 definitief
INLEIDING
In deze mededeling wordt geschetst hoe het regionaal beleid kan bijdragen aan de uitvoering van de Europa 2020-strategie, en met name aan het kerninitiatief 'Efficiënt gebruik van hulpbronnen'. De Europese Raad van 17 juni 2010 heeft benadrukt dat het cohesiebeleid deze strategie moet ondersteunen om te helpen de EU-economie op te stuwen naar duurzame en banenscheppende groei. Of de Europa 2020-doelstellingen worden gehaald, zal in grote mate afhangen van beslissingen die op lokaal of regionaal niveau worden genomen. Regionaal beleid speelt een sleutelrol bij de overschakeling op investeringen in slimme en duurzame groei door de maatregelen die het kan ondersteunen om klimaat-, energie- en milieukwesties aan te pakken.
De communautaire strategische richtsnoeren inzake cohesiebeleid zijn vastgesteld in 2006. In deze mededeling wordt rekening gehouden met de laatste beleidsontwikkelingen en wetgevingswijzigingen ter bevordering van de duurzame ontwikkeling van de regio's. Zij vult de onlangs goedgekeurde mededeling inzake regionaal beleid en slimme groei aan en geeft zo een extra impuls aan de bijdrage van het beleid aan de structurele veranderingen van de economie en aan de uitvoering van de Europa 2020-strategie. De investeringsprioriteiten van het regionaal beleid moeten worden bijgesteld in het licht van een heroriëntatie van het algemene economische beleid op de in de Europa 2020-strategie gestelde prioriteiten. Regionale fondsen moeten met andere woorden waar mogelijk worden gebruikt ter ondersteuning van structurele hervormingen.
Gezien de huidige begrotingssituatie in de Unie en gelet op het feit dat er in het kader van de lopende programmeerperiode van het cohesiebeleid (2007-2013) nog aanzienlijke financiële middelen beschikbaar zijn, worden de belanghebbenden bij het regionaal beleid in deze mededeling opgeroepen snel actie te ondernemen, meer te investeren in duurzame groei en doeltreffender gebruik te maken van de financiële middelen. In deze mededeling worden praktische aanbevelingen aan de regio's gedaan voor het dienstbaar maken van het regionaal beleid aan de ontwikkeling van een hulpbronnenefficiënte, koolstofarme, klimaatbestendige, concurrerende economie, met inbegrip van voorbeelden van goede praktijken die in het bijgaande werkdocument van de diensten van de Commissie worden aangewezen. De Commissie zal nauw samenwerken met nationale en regionale autoriteiten om de uitvoering van deze aanbevelingen te bevorderen.
DUURZAME GROEI EN REGIONAAL BELEID
Van de in totaal 334 miljard euro middelen in het kader van het regionaal beleid voor de periode 2007-2013 is zo'n 30 % uitgetrokken voor op duurzame groei gerichte activiteiten. Van deze middelen voor duurzame groei was eind 2009 zo'n 22 % toegewezen aan specifieke projecten, tegenover 27 % van de totale middelen voor regionaal beleid.
Tabel 1: Aan duurzame groei bijdragende toewijzingen in het kader van het cohesiebeleid 2007-2013
[pic]
Bron: Strategische verslagen van de lidstaten, september 2009 - januari 2010.
Met name investeringen in energiegerelateerde en ecologische programma's lagen onder het gemiddelde.
Bij de aanvang van deze programmeerperiode golden energie-efficiëntie en hernieuwbare energie niet als de prioriteiten die zij vandaag zijn. De financiële crisis, beperkte overheidsbegrotingen, administratieve knelpunten en onvoldoende technische deskundigheid inzake deze voor beheersautoriteiten relatief nieuwe werkterreinen, hebben stuk voor stuk bijgedragen tot vertragingen op deze gebieden.
Grafiek 1: Gebruikspercentage van de aan duurzame groei bijdragende toewijzingen in het kader van het cohesiebeleid 2007-2013 per lidstaat
[pic]
Bron: Strategische verslagen van de lidstaten, september 2009 - januari 2010.
In het kader van het kerninitiatief 'Efficiënt gebruik van hulpbronnen' wordt gewezen op het belang van het vrijmaken van middelen uit het regionaal beleid volgens een financieringsstrategie waarmee nationale publieke en particuliere middelen worden aangeboord. Duidelijke nationale strategieën zijn in dit verband onontbeerlijk. De grafiek illustreert hoe het cohesiebeleid tot dusver als hefboom heeft gewerkt voor het aanboren van nationale middelen voor investeringen in voornamelijk milieu-infrastructuur en sanering.
Grafiek 2: Totale overheidsuitgaven voor milieubescherming als aandeel van het BBP (2008)
[pic]
COH MS: Cohesion Member State - NON COH MS: Non Cohesion Member State
Bron: Eurostat, DG REGIO
De volgende kaarten laten zien dat de huidige toewijzingen in het kader van het regionaal beleid verschillende regio's en lidstaten zullen helpen de vastgestelde leemten van het duurzame beheer van hulpbronnen aan te vullen.
Kaart 1: Situatie van de lidstaten op het gebied van 'duurzaam gebruik van hulpbronnen' en geplande investeringen van het cohesiebeleid in 'duurzaam gebruik van hulpbronnen' in de periode 2007-2013
.[pic][pic]
Scores voor 'duurzaam gebruik van hulpbronnen'
Relatieve positie van de lidstaten: hoe hoger de score, hoe beter de situatie.
Bron: Europese Commissie, DG ECFIN . Bron: Europese Commissie, DG REGIO
Via het regionaal beleid wordt op consistente wijze medefinanciering verleend voor de voorziening van milieu-infrastructuur voor water- en afvalbeheer, waardoor de regio's worden geholpen zich te conformeren aan het strakke kader dat door de EU-richtlijnen wordt gesteld. Tevens biedt het hen de mogelijkheid hun concurrentievermogen te verbeteren, hun milieu te beschermen en arbeidsplaatsen te creëren.
De Commissie is van mening dat de beheersautoriteiten binnen de lopende programmeerperiode behoorlijk veel speelruimte hebben om de beschikbare middelen doeltreffender in te zetten. De bestaande operationele programma's laten ruimte om de prioriteiten van de projecten te heroverwegen en nieuwe te lanceren. De aanbevelingen in deze mededeling zijn bedoeld als leidraad bij de selectie en het beheer van investeringsprioriteiten met het oog op maximale resultaten in termen van duurzame groei. Het advies gaat uit van de goede voorbeelden die al door bepaalde regio's en steden zijn gegeven.
DE BIJDRAGE VAN HET REGIONAAL BELEID AAN DUURZAME GROEI IN DE LOPENDE PROGRAMMEERPERIODE VERSTERKEN
In deze mededeling wordt een op twee pijlers rustende benadering voorgesteld om de bijdrage van het regionaal beleid aan duurzame groei tijdens de lopende programmeerperiode te vergroten:
1. Meer investeren in duurzame groei: zorgen dat investeringen in duurzame groei een grotere strategische focus hebben, met de nadruk op een energie-efficiënte en koolstofarme economie; en
2. Beter investeren in duurzame groei: uitvoeringsmechanismen verbeteren door de toepassing van principes inzake duurzame ontwikkeling in de operationele programma's te versterken.
Eerste pijler: Meer investeren in duurzame groei
Om bij te dragen aan de doelstellingen inzake duurzame groei en aan de doelen van de Europa 2020-strategie zijn drie prioriteiten gesteld: een koolstofarme economie, ecosysteemdiensten en biodiversiteit, en eco-innovatie.
De transitie naar een koolstofarme economie: Focus op investeringen in energie-efficiëntie, gebouwen, duurzame energiebronnen en schoon vervoer
De laatste jaren is een aantal belangrijke nieuwe EU-beleidsmaatregelen vastgesteld, waaronder het klimaat- en energiepakket van 2008, de technologische pijler ervan (i.e. het strategisch plan voor energietechnologie) en de herschikking van de richtlijn betreffende de energieprestatie van gebouwen.
- Regio's en steden moeten de nieuwe kansen grijpen op het gebied van energie-investeringen in gebouwen.
Gebouwen zijn goed voor 41 % van het energieverbruik en vormen daarmee een belangrijk investeringsgebied met het oog op de verwezenlijking van de Europa 2020-doelstellingen. Investeringen op dat gebied kunnen bijdragen aan een hogere hulpbronnenefficiëntie en meer lokale werkgelegenheid.
Door wijzigingen van de verordening betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is het toepassingsgebied van het Fonds uitgebreid met investeringen in duurzame energie in gebouwen.
Daar waar in het kader van het regionaal beleid traditioneel uitsluitend investeringen in de energie-efficiëntie van openbare en commerciële gebouwen werden gefinancierd, is het nu in alle lidstaten mogelijk deze middelen in te zetten in de woonsector. Tot 4 % van de nationale EFRO-toewijzingen kan nu worden gebruikt voor energie-investeringen in huisvesting die de sociale cohesie bevordert. Indien de lidstaten besluiten navenant te herprogrammeren, kan tijdens de looptijd van de huidige programma's tot acht miljard euro een andere bestemming krijgen.
Bovendien is ter bevordering van het gebruik van marktinstrumenten via een andere wijziging van een verordening, het gebruik van instrumenten voor financiële engineering verruimd tot energie-efficiëntie en hernieuwbare energie in gebouwen, met inbegrip van bestaande woningen. Gelet op de rol die lokale autoriteiten in dit investeringsgebied spelen, wordt de beheersautoriteiten aangeraden deze nieuwe mogelijkheden snel te baat nemen.
- Regio's en steden moeten de investeringen in hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie opvoeren naargelang van hun lokale energiepotentieel.
Het verwezenlijken van de EU-doelstelling om het aandeel hernieuwbare energie in het energie-eindverbruik tegen 2020 op te voeren tot 20 % kan voor extra banen zorgen, waarvan vele dicht bij de investeringslocaties. Ook energie-efficiëntie heeft een aanzienlijk werkgelegenheidspotentieel.
Beheersautoriteiten moeten hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie gaan zien als aanjagers voor ontwikkeling, met name door het mariene-energiepotentieel van plattelands- en kustgebieden, ultraperifere gebieden en eilanden aan te boren. Het regionaal beleid kan tevens behulpzaam zijn bij het stimuleren van duurzame energiebronnen voor stadsverwarming en warmtekrachtkoppeling. Al even belangrijk zijn investeringen in TEN-E en slimme lokale distributienetten.
- Beheersautoriteiten moeten voorrang geven aan projecten die de hulpbronnenefficiëntie van het vervoer verhogen.
In de vervoerssector moet meer worden geïnvesteerd in schoon openbaar vervoer en decarbonisatie. Overeenkomstig de recentste aanbevelingen van de EU worden regio's en steden opgeroepen ten volle gebruik te maken van de bestaande EU-toewijzingen om de omslag naar efficiëntere vervoersmethoden te ondersteunen. Schoon openbaar stadsvervoer en het maximaliseren van het gebruik van schone, energie-efficiënte voertuigen en niet-gemotoriseerd vervoer zijn prioriteiten, net als het spoorwegverkeer, waaraan bijzondere aandacht moet worden geschonken met het oog op de snellere uitvoering van de indicatieve EU-toewijzing van 19 miljard euro voor de prioriteiten van het TEN-V inzake spoorwegverkeer.
Wat het TEN-V betreft, moeten de middelen voor regionaal beleid meer worden toegespitst op de uitbouw van het kernnetwerk, dat door het wegwerken van knelpunten, met name grensovergangen, het verbinden van intermodale knooppunten en het bevorderen van de interoperabiliteit, een grote meerwaarde voor de EU betekent.
Duurzame Europese steden
Tot 75 % van de CO2-emissies wordt gegenereerd in steden. Steden hebben dus een belangrijke rol te spelen bij de totstandbrenging van een koolstofarme en hulpbronnenefficiënte economie. Of dat nu gebeurt via sectorspecifieke projecten, zoals schoon openbaar vervoer en energie-efficiëntie van gebouwen, of via meer holistische benaderingen, zoals maatregelen om ongebreidelde stadsuitbreiding tegen te gaan, belangrijk is dat stedenbouwkundigen zich buigen over de vraag hoe alle beschikbare instrumenten kunnen worden ingezet ter bevordering van duurzame groei. Goede voorbeelden zijn onder meer:
- de brede benadering van investeringen in duurzame energie in de provincie Barcelona (Spanje) door het convenant van burgemeesters en de ELENA-faciliteit;
- de steun voor energie-investeringen in woongebouwen in Litouwen door de oprichting van een JESSICA-fonds van 227 miljoen euro.
Ecosysteemdiensten: focus op de instandhouding en de maximalisatie van het milieupotentieel
De EU heeft haar doelstelling om de achteruitgang van de biodiversiteit een halt toe te roepen tegen 2010 niet gehaald. Om de inspanningen op te voeren, zijn de lidstaten een nieuw doel voor 2020 overeengekomen dat de grondslag zal vormen voor de aanstaande nieuwe EU-biodiversiteitsstrategie. Op internationaal niveau heeft de EU zich ertoe verbonden de uitkomsten van de recente conferentie van het CBDte zullen naleven, waaronder het opstarten van een proces om middelen vrij te maken voor de uitvoering van het strategisch biodiversiteitsplan voor de periode 2011-2020.
- Beheersautoriteiten moeten investeren in natuurlijk kapitaal als bron van economische ontwikkeling.
Lucht, water, land, de soortenrijkdom, de bodem en de zeeën behoren tot de natuurlijke hulpbronnen die cruciaal zijn voor ons welzijn en onze economische toekomstperspectieven. De term 'ecosysteemdiensten', die werd gemunt in de millennium-ecosysteembeoordeling van de Verenigde Naties in 2004, refereert aan deze van nature voorkomende baten, en aan de verliezen die kunnen worden geleden als ze niet in stand worden gehouden. De instandhouding van ecosystemen leidt tot duurzame werkgelegenheid en sociaaleconomische ontwikkeling. Zo'n 16,8 % van de banen in Europa houdt indirect verband met natuurlijke rijkdommen. Zo wordt de waarde voor de Europese landbouw van de bestuiving door insecten geschat op 22 miljard euro per jaar.
- Beheersautoriteiten moeten voor de preventie van natuurrampen bestemde middelen voor regionaal beleid gebruiken voor de instandhouding van natuurlijke rijkdommen en de aanpassing aan de klimaatverandering.
Risicopreventie kan een renderende investering zijn aangezien de kosten van voorzorgsmaatregelen vele keren lager liggen dan de mogelijke herstelkosten. Weldoordachte risicopreventieprojecten kunnen ecosysteemdiensten, zoals de waterkwaliteit en –kwantiteit, in stand houden, en biodiversiteit, landbouw en kustgebieden ten goede komen. Door de bufferfunctie van de natuur te versterken, draagt risicopreventie bij tot de aanpassing aan de klimaatverandering, die meer en ernstiger natuurrampen tot gevolg zal hebben.
- Beheersautoriteiten moeten een prioriteit maken van 'groene infrastructuur'.
"Groene infrastructuur" verwijst naar bossen, rivieren, kustgebieden, parken, ecocorridors en andere natuurlijke of seminatuurlijke elementen die belangrijk zijn voor de voorziening van ecosysteemdiensten. De ontwikkeling van groene infrastructuur is cruciaal voor de instandhouding van een duurzaam milieu waarin onze economie en onze samenleving kunnen floreren. Met name draagt zij bij aan de aanpassing aan de klimaatverandering en aan de creatie en het goede beheer van ecologische netwerken. Beheersautoriteiten moeten daarom in hun beoordeling van infrastructuurprojecten steeds rekening houden met een volledig onderzoek van de effecten op natuurgebieden en grondgebruik. Het gebruik van passende instrumenten zoals geïntegreerd kust- en stroomgebiedbeheer moet worden aangemoedigd, met name wanneer er sprake is van een invloed op Natura 2000-gebieden.
Naar een geïntegreerd beheer van ecosysteemdiensten
- Het herstellen van overstromingsgebieden als aanpassing aan de klimaatverandering, en tegelijk andere waardevolle ecosysteemdiensten in stand houden, zoals de beschikbaarheid van schoon water (Hongarije).
- Het ontwikkelen van groene infrastructuur zoals ecocorridors om de werking van Natura 2000-netwerken te verzekeren (Polen).
Eco-innovatie: focus op het inzetten van innovatiegerichte samenwerkingsverbanden en informatietechnologie
Eco-innovatie is een essentieel instrument in het streven naar hulpbronnenefficiëntie, concurrentievermogen en werkgelegenheid.
- Beheersautoriteiten moeten meer steun verlenen aan eco-innovatie.
Eco-innovatie kan in alle economische sectoren voor meer hulpbronnenefficiëntie en nieuwe banen zorgen. De eco-industrie verschaft bijvoorbeeld werk aan 3,4 miljoen mensen en is daarmee thans een van de grootste industriële sectoren van Europa. De laatste jaren groeide zij jaarlijks met zo'n acht procent en tussen 2004 en 2008 was ze goed voor 600 000 extra banen.
- Beheersautoriteiten moeten via samenwerkingsverbanden met ondernemingen clusters op het gebied van groene technologie ondersteunen.
De vaak als 'clusters' aangeduide geografische concentraties van onderling afhankelijke groepen bedrijven, onderzoeksinstellingen en andere belanghebbenden bij innovatie, vormen belangrijke regionale troeven. Beheersautoriteiten wordt verzocht op samenwerkingsverbanden tussen publiek-private spelers gebaseerde milieu- en energieclusters te ondersteunen om investeringen in eco-innovatie te versnellen.
- Beheersautoriteiten moeten regionale middelen gebruiken om informatie- en communicatietechnologie (ICT) voor de groene economie te stimuleren.
ICT-infrastructuurnetwerken vormen, samen met innovatieve diensten en toepassingen, een basisvoorwaarde voor het inzetten van groene technologieën en eco-innovatie. Om wederzijds tot voordeel te strekken, moeten de respectieve investeringen daarom gecoördineerd zijn en als hefboom fungeren. Slimme elektriciteitsnetwerken, hernieuwbare energie en intelligente vervoerssystemen zijn voorbeelden van gebieden waar ICT een aanzienlijke toegevoegde waarde vormt, emissiereducties ondersteunt en nieuwe marktkansen voor eco-innovaties biedt.
Regio's die het potentieel van groene technologieën en eco-innovaties aanboren
- De ontwikkeling van een sectoroverschrijdende strategie ter bevordering van eco-innovatie in regionale clusters (Oostenrijk).
- Het investeren in een uitgebreid bedrijfsondersteuningsprogramma om het mkb bij te staan bij het verbeteren van de hulpbronnenefficiëntie (VK).
Investeren in menselijk kapitaal en zorgen dat mensen over de juiste vaardigheden beschikken, is cruciaal om een hulpbronnenefficiënte samenleving op te bouwen. Overeenkomstig het Europa 2020-kerninitiatief 'Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen' kan via het Europees Sociaal Fonds bijstand worden verleend om de vaardigheden, de creativiteit, de ondernemingszin en het vermogen van de beroepsbevolking om te innoveren, aan te wakkeren.
Het is essentieel dat maatregelen in het kader van het regionaal beleid worden ontworpen in synergie met andere EU-beleidsmaatregelen op de bovengenoemde gebieden. De beheersautoriteiten worden nadrukkelijk aangemoedigd gebruik te maken van de aanvullende steun die wordt geboden via het beleid inzake plattelandsontwikkeling, het LIFE+-programma, het zevende kaderprogramma voor O&O en het programma voor concurrentievermogen en innovatie.
Tweede pijler: Beter investeren
Het integreren van principes inzake duurzame ontwikkeling in de uitvoering van de programma's van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling zal hun impact op de duurzaamheid van de regio's verbeteren zonder dat er in extra risicobeperkende maatregelen of instrumenten hoeft te worden voorzien.
Duurzaamheid integreren in de volledige projectlevenscyclus
- Overwegingen inzake duurzame ontwikkeling moeten een integraal onderdeel van elk plan vormen, van het ontwerp tot de uitvoering en het toezicht.
Hoewel duurzame ontwikkeling als concept goed is doorgedrongen tot de beleidsmakers en programmabeheerders, wordt het onvoldoende geïntegreerd in het ontwerp, de uitvoering en de evaluatie van alle maatregelen. Volgehouden aandacht gedurende de hele levenscyclus van het project is cruciaal om de doeltreffendheid van regionale middelen te verhogen. Beheersautoriteiten moeten meer oog hebben voor de langere termijn wanneer de 'levenscyclus'-kosten van alternatieve investeringsmethoden worden vergeleken, bijvoorbeeld door de instandhouding van ecosystemen en biodiversiteit mee te nemen in hun berekeningen.
- Regio's en steden moeten meer gebruik maken van groene overheidsopdrachten.
Groene overheidsopdrachten (GPP) kunnen het concurrentievermogen van Europese leveranciers van goederen en diensten ten goede komen. De Europese richtlijnen inzake overheidsopdrachten staan overheidsinstanties toe bij hun aankoopprocedures rekening te houden met klimaat-, milieu- en sociale overwegingen. Er is al een waaier van technieken en methoden beschikbaar om het gebruik van GPP te stimuleren. Het regionaal beleid kan helpen het hoofd te bieden aan de uitdaging om de met overheidsopdrachten belaste ambtenaren op alle lokale en regionale beleidsniveaus op te leiden en voor te lichten.
- Geschikte indicatoren voor toezicht en evaluatie ontwikkelen.
Eurostat heeft een reeks indicatoren voor duurzame ontwikkeling ontworpen die nationale en regionale autoriteiten kunnen helpen hun eigen scoreborden voor duurzame ontwikkeling bij te houden. Via de technische ondersteuningsmaatregelen van het regionaal beleid kan de ontwikkeling van evaluatie- en toezichtsinstrumenten worden ondersteund om beleidsmakers te helpen beslissen welke soorten investeringen het doeltreffendst kunnen bijdragen aan het terugdringen van de CO2-emissies van de programma's.
Goede praktijken inzake levenscyclusbewust projectontwerp De ontwikkeling van een specifieke milieuleidraad om initiatiefnemers te ondersteunen bij het voorbereiden en selecteren van projecten (Zweden); De bevordering van groene overheidsopdrachten in de regio Hradec Králové (Tsjechië) door een wedstrijd voor goede praktijken tussen steden en andere instituties; De vaststelling van concrete indicatoren voor klimaatverandering, biodiversiteit en desertificatie om vooruitgang te meten (Bulgarije). |
- Investeringen toetsen op klimaatbestendigheid en hulpbronnenefficiëntie
- Beheersautoriteiten moeten operationele programma's en projecten screenen op hun klimaatbestendigheid.
Het screenen van projecten op niet enkel hun milieueffect, maar ook hun kwetsbaarheid voor klimaatverandering, speelt een belangrijke rol in de verhoging van het aanpassingsvermogen van een regio. In het Witboek over aanpassing aan klimaatverandering worden de regio's aangemoedigd tegen 2012 'regionale aanpassingsstrategieën' te ontwikkelen. De lidstaten en de regio's moeten met de huidige middelen voor regionaal beleid de totstandkoming en de uitvoering van deze nieuwe strategieën financieren.
- Beheersautoriteiten moeten hun investeringen naar de meest hulpbronnenefficiënte opties doen vloeien.
Bij investeringen in grote milieu-infrastructuurprojecten moeten de verschillende opties worden beschouwd in het licht van de zogenoemde water- en afvalhiërarchieën die in de EU-wetgeving zijn opgenomen. Dit betekent dat de voorkeur in eerste instantie naar afvalpreventie moet gaan, dan naar hergebruik en vervolgens naar recycling en nuttige toepassing, zoals de terugwinning van energie uit afval. Verwijdering is de laatste uitweg. In afvalbeheersplannen moeten afvalpreventie en recycling duidelijk voorrang hebben boven de andere opties.
Wat water betreft, moeten beheersautoriteiten voorrang geven aan projecten op het gebied van waterbesparing, hogere watergebruiksefficiëntie, waterprijsbeleid of kosteneffectieve maatregelen met betrekking tot de beheersing van de vraag. Concrete voorbeelden zijn het verminderen van lekken in leidingen, het installeren van regenwatercollectoren of het hergebruiken van gerecycled water.
Deze methodologische benaderingen kunnen worden uitgebreid tot andere gebieden door de investeringsopties te beoordelen in termen van hulpbronnenefficiëntie.
Goede praktijken inzake het screenen van operationele programma's op klimaatbestendigheid en hulpbronnenefficiëntie Klimaatscreening van een project voor het herstel van een kustgebied waardoor werd beslist een kustweg te verleggen (Frankrijk); Integratie van recycling, compostering en een biogasinstallatie in de gemeentelijke afvalbehandelingsinstallatie van Sant'Antnin (Malta). |
- .
Beter bestuur
Als 'locatiegericht' beleid dat meerlagig bestuur en op geïntegreerde strategieën gebaseerde publiek-private samenwerkingsverbanden bevordert, kan het regionaal beleid een unieke bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de EU-doelstellingen op het gebied van duurzame groei.
- Het overheidsapparaat en de beleidsmakers in de lidstaten moeten de doelstellingen inzake duurzame groei opnemen in het algemene beleidsvormingskader.
De Europa 2020-doelstellingen zullen op doeltreffender wijze worden gerealiseerd als het gebruik van de middelen voor regionaal beleid past in een breder beleidskader dat de nodige rechtszekerheid biedt en de juiste prikkels geeft. In de praktijk betekent dit dat de programma's en projecten hand in hand moeten gaan met aanpassingen van het regelgevende en administratieve kader.
- Beheersautoriteiten moeten de samenwerkingsverbanden verruimen en de strategische rol van het toezichtcomité van de programma's verhogen.
Zoals wordt bevestigd door recente ex-postevaluaties van het cohesiebeleid in de periode 2000-2006, is beter bestuur essentieel in het streven naar duurzaamheid. Het is een onmisbare bouwsteen om de belanghebbenden die de drijvende kracht zijn achter de strategie en de uitvoering van de programma's tot zelfverantwoordelijkheid en overeenstemming over een gemeenschappelijke visie te brengen. De betrokkenheid van de sociaaleconomische partners en de civiele samenleving moet in een vroeg stadium beginnen en de hele programmeringscyclus blijven duren. De toezichtcomités moeten regelmatig de voortgang controleren die wordt gemaakt met de uitvoering van de overeengekomen strategie en met de verwezenlijking van de doelstellingen van de programma's, alsook de mogelijke behoefte aan een ingrijpende heroriëntatie. Ook het ontwikkelen van landelijke thematische netwerken met de betrokken autoriteiten kan een extra impuls geven aan de duurzaamheid van programma's.
Goede praktijken inzake duurzaamheidsverbetering door bestuur Het vormen van netwerken van nationale en regionale milieuautoriteiten (Denemarken, Griekenland, Italië, Polen, Spanje en het Verenigd Koninkrijk) met betrekking tot het beheer van de structuurfondsen en het Cohesiefonds; Het ontwikkelen van de capaciteit van niet-gouvernementele organisaties om op te treden als beleidspartners (Slovenië). |
- Een grotere hefboomwerking bij het gebruik van EU-middelen bevorderen en innovatieve financieringsbenaderingen verkennen.
Door de economische crisis kunnen de lidstaten zich mogelijk niet meer uitsluitend op publieke financiering verlaten. Particuliere bedrijven kunnen en moeten meer betrokken worden bij bijvoorbeeld het ontwerp, de constructie en de exploitatie van infrastructuurvoorzieningen. Het beginsel dat de vervuiler betaalt, moet beter worden toegepast en moet worden onderkend als een cruciaal element voor de duurzaamheid van projecten.Verder moet een beroep worden gedaan op instrumenten voor financiële engineering om de hefboomwerking van de beperkte financiële middelen te verbeteren. In het kader van het regionaal beleid moet veel meer gebruik worden gemaakt van JEREMIE en JESSICA en er moet worden geleerd van andere instrumenten zoals de in de EU-kaderprogramma's voor onderzoek gebruikte risicodelende financieringsfaciliteit.
- De voordelen van grensoverschrijdende actie ten volle benutten.
Regio's moeten investeren in duurzame groei door het integreren van beleidsmaatregelen die betrekking hebben op terrestrische en mariene gebiedsdelen van de EU met een hoog biodiversiteitspotentieel, met name kustgebieden, bossen en stroomgebieden. Samenwerking tussen lidstaten en regio's op het gebied van coherente reeksen maatregelen voor specifieke terrestrische of maritieme gebieden, zoals zeebekkens, zou voor nog meer toegevoegde waarde zorgen.Met name moeten beheersautoriteiten, overeenkomstig de door het Verdrag van Lissabon geïntroduceerde doelstelling inzake territoriale cohesie, optimaal gebruik maken van de door grensoverschrijdende, interregionale en transnationale samenwerking geboden mogelijkheden. De strategieën voor het Baltische Zeegebied en voor de Donau illustreren de waarde van maatregelen op macroregionaal niveau.
BELEIDSCONCLUSIES
Daar waar belangrijke wijzigingen van de wijze waarop het regionaal beleid functioneert pas in het volgende meerjarige financiële kader mogelijk zijn, wordt in deze mededeling beschreven hoe beheersautoriteiten de huidige programma's voor regionaal beleid kunnen heroriënteren op de Europa 2020-doelstellingen inzake duurzame groei. Nationale, regionale en lokale autoriteiten worden opgeroepen onverwijld actie te ondernemen en beter gebruik te maken van de beschikbare middelen om duurzame groei in elke Europese regio te bevorderen. Deze maatregelen moeten worden gezien in de context van en als aanvulling op het kerninitiatief 'Efficiënt gebruik van hulpbronnen' en de energiedoelstellingen van de Europa 2020-strategie.
Bijlage 1 – Acties ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie op het gebied van duurzame groei via het regionaal beleid en de financiering ervan
De lidstaten en de regio's worden aangemoedigd
- om de uitgaven in het kader van de bestaande programma's zodanig te herschikken dat de transitie naar een hulpbronnenefficiënte en koolstofarme economie wordt versneld en om na te gaan of er programmawijzigingen nodig zijn. Tevens worden zij aangemoedigd in dat verband gebruik te maken van de aanvullende steun die wordt geboden via het regionaal beleid, het LIFE+-programma, het zevende kaderprogramma voor O&O en het programma voor concurrentievermogen en innovatie op het gebied van:
- energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en het koolstofvrij maken van vervoer;
- ecosysteemdiensten, met name bescherming van de biodiversiteit, de aanpassing aan klimaatverandering en de preventie van natuurrampen;
- steun voor eco-innovatie via clusters en ICT-diensten en -toepassingen.
- om de systemische integratie van de duurzaamheidsprincipes in elke fase van de levenscyclus van een project te verzekeren met bijzondere aandacht voor het verhogen van de hulpbronnenefficiëntie;
- om in hun ruimtelijke ordening rekening te houden met klimaatverandering door lokale, regionale en macroregionale strategieën voor met name supranationale gebieden aan zee- of rivierbekkens op te nemen;
- om specifieke evaluaties te verrichten en in de jaarlijkse uitvoeringsverslagen over hun operationele programma's een sectie te wijden aan de beoordeling van de mate waarin door het regionaal beleid ondersteunde programma's beantwoorden aan de in deze mededeling gegeven richtsnoeren;
- om, in de context van de nationale hervormingsprogramma's, de door de operationele programma's geboden flexibiliteit te benutten om de middelen voor regionaal beleid te heroriënteren op de prioriteiten van de Europa 2020-strategie;
- om de volgende generatie programma's te beginnen voorbereiden in termen van:
- een grotere thematische focus op groene investeringen en een omslag naar een koolstofarme en klimaatbestendige economie, waarbij tevens een geïntegreerde benadering van duurzame stads- en/of plattelandsontwikkeling wordt gewaarborgd en terdege rekening wordt gehouden met de ruimtelijke context en mogelijkheden;
- capaciteitsopbouw, door middelen voor technische bijstand aan te wenden om lokale, regionale en niet-gouvernementele actoren te betrekken bij de aanpassing aan en het tegengaan van klimaatverandering.
Bijlage 2 – Acties ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie op het gebied van duurzame groei via het regionaal beleid en de financiering ervan
De Commissie verbindt zich ertoe elk verzoek tot herbestemming van middelen in het licht van de prioriteiten van de Europa 2020-strategie snel te behandelen en te steunen en zal
- samenwerken met internationale en nationale financiële instellingen om via het hefboomeffect middelen los te maken en waar mogelijk het gebruik van financiële instrumenten te maximaliseren, met inbegrip van een intensiever gebruik van JEREMIE en JESSICA. In het verlengde van de recente wijzigingen van de verordeningen van de structuurfondsen zal de nadruk worden gelegd op duurzame energie in woongebouwen;
- samenwerken met de betrokken autoriteiten in de lidstaten en de regio's om gerichte proefprojecten en seminars uit te werken ter verwezenlijking van de in deze mededeling geschetste voorstellen;
- nationale en regionale autoriteiten bijstaan met thematische deskundigheid inzake de uitvoering van en het toezicht op programma's;
- de in het kader van bestaande operationele programma's beschikbare middelen inzetten om institutionele capaciteit op te bouwen teneinde de inachtneming van de beginselen inzake duurzame ontwikkeling te waarborgen en hindernissen uit de weg te ruimen, met name via JASPERS;
- de lidstaten verder bijstaan bij het aanwenden van de voor hun programma's beschikbare technische bijstand om duurzame regionale groei te bevorderen en om het op stapel zetten van projecten op alle administratieve niveaus te vereenvoudigen.
- via initiatieven zoals "Regio's voor economische verandering" of ESPON goede praktijken op het gebied van duurzame groei identificeren en de uitwisseling ervan tussen de lidstaten blijven aanmoedigen.
-
COM(2010)2020
Europees Parlement, 2009/2235(INI), 30 april 2010.
PB L 291/11 van 21.10.2006.
COM(2010)553.
COM(2010)642 definitief, 'Conclusies van het vijfde verslag over de economische, sociale en territoriale samenhang: de toekomst van het cohesiebeleid'.
COM(2010)700 definitief, 'Evaluatie van de EU-begroting'
COM(2010)110.
Voor meer details, zie SEC(2011) 92
Zie ook CdR 223/2010.
Voor meer details, zie SEC(2011) 92 .
SEC(2008) 2865r.
Verordening (EC) nr. 397/2009.
Verordening (EU) nr. 832/2010.
COM(2009) 279 definitief.
http://www.worldenergyoutlook.org/index.asp.
'Het biodiversiteitsverlies en de achteruitgang van ecosysteemdiensten in de EU uiterlijk in 2020 tot staan te brengen en, voor zover dit haalbaar is, ongedaan te maken, en tevens de bijdrage van de EU tot het verhoeden van wereldwijd biodiversiteitsverlies op te voeren'.
Tiende vergadering van de Conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (CPD COP10), Nagoya, oktober 2010.
TEEB: The Economics of Ecosystems and Biodiversity: TEEB for Local and Regional Policy Makers.
Gallai et al. 2009.
Volgens een door de Europese Commissie gefinancierd onderzoek zijn de meest concurrerende industrieën de meest hulpbronnenefficiënte industrieën en vice versa (project ENV.G.1/ETU/2007/0041).
In de mededeling 'Een digitale agenda voor Europa' wordt de aandacht gevestigd op een reeks maatregelen in dit verband (COM(2010) 245 definitief/2).
Door de commissie-Brundtland (1987) gedefineerd als het voorzien in de behoeften van de huidige generaties zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in het gedrang te brengen.
Speciaal Verslag nr. 3/2009 van de Europese Rekenkamer.
http://ec.europa.eu/environment/awards/index_en.htm
Zie SEC(2011) 92 voor het koolstoframingsinstrument 'NECATER' (Frankrijk) als voorbeeld van een goede praktijk.
Richtlijn 2000/60/EG (kaderrichtlijn water) en Richtlijn 2008/98/EG (kaderrichtlijn afvalstoffen).
Conclusies van de Europese Raad van 17.6.2010.