Artikelen bij COM(2011)37 - DERDE JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING VAN HET EUROPEES VISSERIJFONDS (2009) SEC(2011) 139 definitief

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


VERSLAG VAN DE COMMISSIE DERDE JAARVERSLAG OVER DE UITVOERING VAN HET EUROPEES VISSERIJFONDS (2009) 1

1. INLEIDING 3

2. JAARVERSLAG 2009 3

2.1. Belangrijkste ontwikkelingen, tendensen en uitdagingen in verband met de uitvoering van de OP's 3

2.1.1. Uitvoering van het Europees Visserijfonds door de lidstaten 3

2.1.2. Uitvoering van de begroting door de Commissie 5

2.2. Economische situatie van de visserijsector 5

2.3. Coördinatie van het EVF met de Structuurfondsen en het ELFPO 7

2.4. Technische bijstand 7

2.4.1. Gebruik van de begroting voor technische bijstand door de lidstaten 7

2.4.2. Gebruik van de begroting voor technische bijstand door de Commissie 8

3. Stand van zaken met betrekking tot auditstrategieën, beheers- en controlesystemen en jaarlijkse controleverslagen 9

4. Financiële uitvoering in de lidstaten 10

INLEIDING

Overeenkomstig artikel 68 van de EVF-Verordening zendt de Commissie uiterlijk op 31 december van elk jaar een verslag over de feitelijke uitvoering van het EVF toe aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de regio's. Het verslag dient gebaseerd te zijn op de bestudering en beoordeling door de Commissie van de jaarverslagen van de lidstaten en alle overige beschikbare informatie.

Het derde jaarverslag van de Commissie heeft betrekking op de uitvoering van het EVF in 2009, het derde jaar van de EVF-programmeringsperiode (2007-2013). Dit verslag gaat vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie, dat een beknopt overzicht van de uitvoering van het EVF in elke lidstaat bevat, alsmede vier tabellen met gedetailleerde gegevens over de financiële uitvoering.

JAARVERSLAG 2009

Belangrijkste ontwikkelingen, tendensen en uitdagingen in verband met de uitvoering van de OP's

Uitvoering van het Europees Visserijfonds door de lidstaten

De late goedkeuring van de EVF-verordening heeft tot een late goedkeuring van de operationele programma’s (OP’s) in de lidstaten geleid. Als gevolg daarvan was eind 2008 slechts een klein aantal beheers- en controlesystemen en auditstrategieën door de Commissie goedgekeurd. Daarom waren de jaarverslagen over 2007 en 2008 meer gefocust op programmering dan op feitelijke uitvoering.

In de meeste lidstaten is met de eigenlijke uitvoering van het EVF begonnen in 2009. Aan het einde van dit derde jaar ziet de volledige uitvoering van het EVF eruit als volgt: 18,4% van de kredieten is vastgelegd (793 894 729 euro) en 4,1% is betaald (175 029 780 euro). Van de 4,1% betaalde kredieten is 66 208 380 euro naar tussentijdse betalingen gegaan en was de rest bestemd voor voorfinancieringen.

Voor de trage uitvoering zijn er tal van redenen, buiten de wil van de lidstaten om. Bij de programmering werd veel vertraging opgelopen; naast de reeds genoemde late goedkeuring van de EVF-verordening en de uitvoeringsverordening waren er extra herzieningen van de OP’s, die noodzakelijk waren in de lidstaten die hadden besloten de herstructureringsverordening toe te passen. Voorts moesten de lidstaten voorrang geven aan de programmering en de invoering van de beheers- en controlesystemen voor de grotere EU-fondsen. Daardoor ontstond vertraging bij de aanvaarding van de beheers- en controlesystemen voor het EVF. Van nog groter belang is dat het opzetten van conforme beheers- en controlesystemen een complexe taak is, die voor het eerst werd uitgevoerd door vrij kleine visserijbesturen, die tegelijk de uitvoering van het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (FIOV) voor 2000-2006 moesten afronden. Als gevolg hiervan konden, hoewel vele lidstaten in 2009 betalingen aan begunstigden hadden verricht, de betrokken bedragen niet door de Commissie worden terugbetaald zolang nog geen beheers- en controlesysteem was aanvaard. De 10 OP’s waarvoor in december 2009 nog geen beheers- en controlesysteem was aanvaard, vertegenwoordigden ongeveer 75% van de voor de hele periode toegewezen EVF-begrotingsmiddelen. Aangezien deze oorzaken van vertraging niet langer aanwezig zijn, wordt verwacht dat de uitvoeringsgraad zal versnellen in de resterende looptijd van het programma.

Daarnaast maakten met de economische crisis verband houdende externe factoren het de lidstaten zelfs nog moeilijker om de beschikbare middelen op te nemen. De economische en financiële crisis vormde een hindernis voor particuliere investeringen en remde bijgevolg ook projecten voor productieve investeringen af. Tegelijk legden nationale bezuinigingsmaatregelen beperkingen voor cofinanciering door de staten op. De particuliere begunstigden in de sectoren visserij, aquacultuur en verwerking werden het zwaarst getroffen door de kredietschaarste, die de algemene onzekere economische vooruitzichten voor de visserijsector nog aanscherpte.

Als gevolg hiervan vormde zwaartepunt 1 (waarbij de financiële absorptie wordt vergemakkelijkt door de permanente en tijdelijke stilleggingsmaatregelen, die met een hoge steunintensiteit gepaard gaan) eind 2009 het grootste deel van de door de lidstaten gecertificeerde betalingen (56% of 66 432 494 euro), terwijl de zwaartepunten 2 en 3 goed waren voor respectievelijk 17% (20 622 766 euro) en 25% (29 489 870 euro).

Toch blijkt uit het feit dat 18,4% van de algemene EVF-toewijzing voor concrete projecten is vastgelegd, waarbij in sommige lidstaten een cijfer wordt gehaald van zelfs meer dan 30%, dat er enige vooruitgang bij de uitvoering te verwachten valt. De vastleggingen per zwaartepunt geven de volgende verdeling te zien: 7,7% (333 489 343 euro) voor zwaartepunt 1, 5,3% (226 739 180 euro) voor zwaartepunt 2, 4,7% (200 252 175 euro) voor zwaartepunt 3 en 0,4% (15 872 583 euro) voor zwaartepunt 4. Deze cijfers laten enige vooruitgang zien, niet alleen voor zwaartepunt 1, maar ook voor de steun in het kader van de zwaartepunten 2 en 3. Dit betekent dat de uitvoering van particuliere en collectieve investeringsprojecten wellicht aan het aantrekken is, ondanks de gevolgen van de financiële en economische crisis.

Zwaartepunt 4 kende een langzamere start doordat er meer tijd nodig was om plaatselijke partnerschappen op te zetten en de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën vast te stellen. Deze vertragingen zijn vooral toe te schrijven aan de nieuwigheid van deze bottom-upaanpak, waarbij een territoriale dimensie is ingevoerd in de OP’s, die traditioneel op sectorale steun waren gericht. Tegen eind 2009 waren evenwel reeds meer dan 90 plaatselijke actiegroepen voor de visserij (Fisheries Local Action Groups - FLAG’s) geselecteerd in negen van de 21 lidstaten die zwaartepunt 4 toepassen. Tegen midden 2011 zullen naar verwachting in totaal 245 FLAG's zijn opgericht.

Om de graad van uitvoering van het EVF te versnellen en ervoor te zorgen dat de EVF-bijstand de begunstigden van de sectoren visserij, aquacultuur en verwerking bereikt, moeten de lidstaten, overeenkomstig de financiële discipline, zo spoedig mogelijk tot actie overgaan. De Commissie zal de lidstaten bijstaan door de programma-uitvoering aan te zwengelen via een betere vormgeving van de maatregelen, een vereenvoudigd beheer van de aanvragen, de inschakeling van facilitatoren, de toepassing van financiële instrumentering of zelfs het aanbrengen van wijzigingen in de OP’s voor zover die wijzigingen met de doelstellingen van het EVF stroken. In dit verband zijn de aanbevelingen van de evaluatie achteraf van het FIOV – zoals een grotere betrokkenheid van de belanghebbenden bij de keuze van en het toezicht op het project, een betere communicatie met betrekking tot het EVF, het verstrekken van technische bijstand aan projectleiders, de vereenvoudiging van aanvraag- en selectieprocedures en een beter toezicht – bijzonder relevant. Sommige lidstaten passen reeds met succes maatregelen toe om de situatie te verlichten via garanties, leningsfondsen en andere financiële instrumenten. Andere passen voor kleine projecten een vereenvoudigde procedure toe om het aanvraag- en evaluatieproces te versnellen. De Commissie zal de dialoog met de lidstaten intensiveren om deze praktijken beter te communiceren en te verspreiden.

Overeenkomstig de EVF-verordening moeten de lidstaten tegen 30 juni 2011 een tussentijdse evaluatie van hun OP’s aan het toezichtcomité en aan de Commissie voorleggen. Tijdens zijn vergadering van 16 oktober 2009 heeft het EVF-comité zijn goedkeuring gehecht aan het idee van de Commissie om een netwerk van evaluatoren op te zetten, met als doel gezamenlijke evaluatiemethoden en –normen te ontwikkelen. Bedoeling is dat de evaluatoren in de lidstaten richtsnoeren krijgen aan de hand waarvan zij tussen de lidstaten geharmoniseerde tussentijdse evaluaties van hoge kwaliteit kunnen opstellen. Het uiteindelijke doel van deze evaluaties is na te gaan hoe efficiënt de operationele programma’s zijn en op basis daarvan de kwaliteit van de EVF-bijstand en de uitvoering daarvan verder te verbeteren.

Uitvoering van de begroting door de Commissie

Wat de jaarlijkse vastleggingen betreft is in 2009 14,56% (626 982 387 euro) van de totale kredieten voor 2007-2013 (4 304 949 019 euro) vastgelegd, waarvan 476 025 821 euro voor regio's die onder de convergentiedoelstelling vallen en 150 956 566 euro voor de overige regio's. Met betrekking tot de betalingen is in 2009 4,1% (175 029 780 euro) van de totale kredieten voor 2007-2013 uitbetaald, waarvan 61,93% voor regio's die onder de convergentiedoelstelling vallen (108 408 149 euro) en 38,06% voor de overige regio's (66 621 631 euro). Deze betalingen zijn gedeeltelijk gebeurd in de vorm van tweede voorfinancieringen (108 821 400 euro), een mogelijkheid die bij de herstructureringsverordening is ingevoerd en waarop zeven lidstaten in 2009 een beroep hebben gedaan. Bij de overige betalingen ging het om tussentijdse betalingen voor een totaalbedrag van 66 208 380 euro. Nadere gegevens zijn te vinden in punt 4 van dit verslag (tabel met de financiële uitvoering in de lidstaten) en in het werkdocument van de diensten van de Commissie waarvan dit verslag vergezeld gaat (de tabellen I, II, III en IV).

Eind 2009 liep geen enkele lidstaat het risico van doorhaling. De in 2007 vastgelegde kredieten zijn volledig opgebruikt voor voorfinancieringen en tussentijdse betalingen.

Economische situatie van de visserijsector

Vermindering van de vangstcapaciteit en economische prestatie

Tot dusver hebben de lidstaten hun goedkeuring gehecht aan 52 plannen voor de aanpassing van de visserijinspanning, als bedoeld in artikel 22 van de EVF-verordening. Daarnaast werden in 2009, na de goedkeuring van de herstructureringsverordening, zeven OP’s gewijzigd om de communautaire cofinancieringsgraad voor zwaartepunt 1 te versterken en te verhogen. In totaal hebben de lidstaten 13 vlootaanpassingsregelingen goedgekeurd, die voorzien in de sloop van 367 vaartuigen, goed voor 32 448 GT en 50 934 kW.

Tussen 1 januari 2007 en 31 december 2009 is de omvang van de EU-vloot afgenomen van 1 970 860 GT tot 1 797 292 GT en van 7 168 605 kW tot 6 627 994 kW. Uit de gecumuleerde cijfergegevens uit de jaarverslagen van de lidstaten over de uitvoering van het EVF in de periode 2007-2009 blijkt dat voor die periode was uitgegaan van een vlootvermindering met EVF-bijstand ten belope van 138 427 GT en 442 232 kW. Deze cijfers laten zien dat het voor de periode 2007-2013 vooropgestelde doel halverwege de looptijd, namelijk een vermindering tegen 2010 met 7%, uitgedrukt in GT (± 140 000 GT), en met 15%, uitgedrukt in kW, is bereikt. In dit verband gemaakte bedenkingen omtrent de juiste kW-meting zullen worden onderzocht in het kader van de verordening houdende uitvoeringsbepalingen voor de controleverordening.

Volgens het verslag over de inspanningen van de lidstaten in 2009 om een duurzaam evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden te bereiken, is minder dan 50% van de volledige vermindering van de EU-vloot met EU-steun tot stand gekomen. Dit lijkt erop te wijzen dat economische problemen en overbeviste bestanden een neerwaartse druk op de omvang van de vloot uitoefenen. Als gevolg hiervan is een grote hoeveelheid capaciteit zonder overheidssteun geschrapt, welke hoeveelheid niet wordt vervangen.

Volgens het meest recente economische jaarverslag over de Europese visserijvloot (Annual Economic Report on the European Fishing Fleet) kon in 2009 namelijk een verdere economische verslechtering van de prestaties van de EU-vloten worden verwacht. In 2008 lieten de EU-vloten gemiddeld een vrij lage winst optekenen (ongeveer 4% van het totale inkomen) en werd een grote verlaging van de bruto toegevoegde waarde geregistreerd (met 20% ten opzichte van 2007). In 2009 waren de brandstofprijzen gemiddeld lager dan het jaar daarvoor, zodat in vergelijking met 2008 een marginale stijging van de door de bemanningen gemaakte inkomsten en winsten kon worden verwacht. Toch bleef de wereldwijde economische crisis negatieve gevolgen hebben voor de vraag naar zeeproducten, wat op zijn beurt een negatief effect had op de visprijzen, en vandaar op de economische prestatie van de EU-vloten in 2009. Kortom, bij sommige belangrijke vloten, en vooral bij de segmenten met een hoog brandstofverbruik, kon een daling van de werkgelegenheid worden verwacht, en bij andere vlootsegmenten een bescheiden of lage economische rendabiliteit, die de particuliere investeringen kon beperken.

Innovatie in de visserijsector – de beste praktijken bij het EVF

Aangezien de visserij- en aquacultuursector zowel met beperkte natuurlijke rijkdommen als met concurrentie van derde landen af te rekenen heeft, hangt de toekomst ervan in grote mate af van het vermogen om te innoveren en de producten een meerwaarde te geven, met als doel de duurzaamheid en de rendabiliteit te verhogen. Bijgevolg wordt bij een steeds groter aantal uit het EVF gecofinancierde projecten de nadruk gelegd op eco-innovaties. Bij sommige projecten wordt gebruik gemaakt van ICT-toepassingen in de visserijsector, zoals innovatieve elektronische toestellen in combinatie met vistuig dat zowel de incidentele vangsten als de door zeehonden aangerichte schade beperkt. Ook in de aquacultuursector wordt geïnnoveerd, bijvoorbeeld door het testen van nieuwe technologieën die de voedingswaarde van aquacultuurproducten verhogen. Een ander voorbeeld is het visserijinnovatieplatform, dat is opgericht om kosten en energie te besparen, de kwaliteit van de producten en de rendabiliteit te verhogen en de impact van de visserij op het ecosysteem te verminderen.

Nu de FLAG’s hun geïntegreerde plaatselijke strategieën in het kader van het EVF geleidelijk beginnen ten uitvoer te leggen, begint zwaartepunt 4 innovatieve projecten te genereren die inspelen op de uitdagingen waarvoor de visserijgebieden zich geplaatst zien. Van groot belang is dat zwaartepunt 4, met zijn grote nadruk op diversificatie, ook een unieke kans biedt aan vrouwen die een sleutelrol spelen bij het opzetten van alternatieve economische activiteiten en het innoveren in de plaatselijke vissersgemeenschappen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om projecten op het gebied van visserijtoerisme, waarbij wordt ingespeeld op de aantrekkingskracht van de traditionele cultuur en levenswijze van de vissers. In vele visserijgebieden zijn vrouwen en hun organisaties betrokken bij de partnerschappen van de FLAG’s en krijgen zij steun om meerwaarde te creëren voor de plaatselijke visserijproducten en om hun inkomstenbronnen te diversifiëren. De EVF-subsidies stellen de schelpdiervissers (voornamelijk vrouwen) in staat hun producten beter te valoriseren; zo kunnen zij bijvoorbeeld de nodige uitrusting aanschaffen om hun schelpdieren rechtstreeks te verkopen, of rondleidingen en proeverijen organiseren om hun activiteit, hun producten en de omgeving waarin zij werken, meer bekendheid te geven.

Coördinatie van het EVF met de Structuurfondsen en het ELFPO

Uit de OP's blijkt dat alle lidstaten zich bewust zijn van de noodzaak om bij de uitvoering van het EVF te zorgen voor samenhang en coördinatie met de Structuurfondsen, met name het EFRO en het ESF, alsook met het ELFPO. De OP's geven informatie over de systemen die in de lidstaten zijn (of worden) opgezet om overlap te voorkomen, zoals voorgeschreven in artikel 6 van de EVF-verordening.

Voor de tenuitvoerlegging van het nieuwe zwaartepunt 4 is nauw samengewerkt met het Leader-programma in het kader van het ELFPO, aangezien deze twee onderdelen van de plaatselijke ontwikkeling vele eigenschappen met elkaar gemeen hebben (plaatselijk partnerschap, geïntegreerde plaatselijke strategie, territoriale aanpak, netwerkopbouw, enz.) Deze samenwerking neemt diverse vormen aan, zoals de inschakeling van hetzelfde partnerschap om de twee financieringsonderdelen voor hetzelfde gebied ten uitvoer te leggen: dit werd meestal toegepast door lidstaten die hadden besloten een beperkt budget voor zwaartepunt 4 toe te wijzen (Finland, Frankrijk, Zweden, enz.). Lidstaten met grotere budgetten (Polen, Roemenië, Bulgarije, enz.) kozen er meestal voor om voor de uitvoering van zwaartepunt 4 specifieke groepen op te richten. Voorts is er een goede samenwerking tussen het netwerk voor plattelandsontwikkeling en het FARNET-netwerk, zowel in de lidstaten als op EU-niveau.

Technische bijstand

Gebruik van de begroting voor technische bijstand door de lidstaten

Uit de tot dusver ontvangen en aanvaarde jaarverslagen blijkt dat 18 lidstaten middelen in de begroting voor technische bijstand hebben vastgelegd. De volgende lidstaten hebben hogere bedragen voor technische bijstand vastgelegd: Spanje (5 904 139 euro), Roemenië (1 896 429 euro), Portugal (1 599 693 euro), Litouwen (1 511 932 euro) en Italië (1 128 831 euro). Met de gefinancierde maatregelen werd beoogd de administratieve capaciteit te verbeteren, IT te ontwikkelen, studies op te zetten, publiciteit en voorlichting te verhogen en het beheer en de uitvoering van de OP's te ondersteunen.

Gebruik van de begroting voor technische bijstand door de Commissie

In 2009 heeft de Commissie 3 564 291 euro van de EVF-begroting voor technische bijstand gebruikt voor het volgende:

Informatietechnologie

De Commissie heeft 527 322 euro vastgelegd voor computerdiensten en aanverwante diensten met betrekking tot het onderhoud en de ontwikkeling van de voor de uitvoering van het EVF noodzakelijke informatiesystemen van DG MARE.

Het ondersteuningsteam voor het Europees Netwerk van visserijgebieden (FARNET)

Er is 1 979 992 euro vastgelegd voor het ondersteuningsteam voor het netwerk van visserijgebieden (FARNET), dat de Commissie in mei 2009 heeft opgericht om bijstand te verlenen bij de uitvoering van zwaartepunt 4 van het EVF. Het FARNET-ondersteuningsteam vormt een platform voor de netwerking tussen de FLAG’s en voor de uitwisseling van goede praktijken. In 2009 heeft het ondersteuningsteam het grootste deel van zijn middelen besteed aan rechtstreekse capaciteitsopbouw voor zowel de FLAG’s als de bestuursdiensten van de lidstaten, met als doel hen te helpen bij het uitrollen van een initiatief dat zo radicaal verschillend is van de vorige programma’s.Voor nadere gegevens, zie www.farnet.eu.

Studies

In het kader van het raamcontract van DG MARE voor sociaaleconomische studies heeft de Commissie 399 953 euro vastgelegd voor een studie betreffende een sociaaleconomische analyse van visserijgebieden. Hoofddoel van deze studie is de statistische gegevens en sociaaleconomische indicatoren voor 24 visserijgebieden van de EU (NUTS-4, NUTS-5) te herzien en de besprekingen over het toekomstige GVB te voeden, vooral met betrekking tot het waarom van het overheidsoptreden in de visserijgebieden. De studie wordt eind 2010 afgerond en aan het publiek bekendgemaakt.

In het kader van het raamcontract van DG MARE voor studies over de uitvoering van het EVF heeft de Commissie 395 864 euro vastgelegd voor de evaluatie achteraf van het Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij (2000-2006). Deze studie is te vinden op:

http://ec.europa.eu/fisheries/documentation/studies/fifg_evaluation/index_en.htm.

In het kader van het raamcontract van DG BUDG voor het verrichten van audits en controles voor de diensten van de Commissie heeft de Commissie 261 160 euro vastgelegd voor een audit van de uitvoering van de tijdelijke specifieke actie ter bevordering van de herstructurering van de door de economische crisis getroffen EU-vloot (herstructureringsverordening).

Tijdelijk personeel

De Commissie heeft 850 000 euro vastgelegd voor de lonen van tijdelijk personeel dat bij de uitvoering van het EVF betrokken is, vooral om ervoor te zorgen dat voldoende talen worden bestreken om gelijke behandeling van alle lidstaten mogelijk te maken.

STAND VAN ZAKEN MET BETREKKING TOT AUDITSTRATEGIEËN, BEHEERS- EN CONTROLESYSTEMEN EN JAARLIJKSE CONTROLEVERSLAGEN

De lidstaten moeten hun beheers- en controlesystemen een jaar na de goedkeuring van hun OP’s aan de Commissie voorleggen. De auditstrategieën moeten binnen 9 maanden na de goedkeuring worden voorgelegd. Als gevolg van de late goedkeuring van de OP’s was eind 2008 slechts een heel klein aantal beheers- en controlesystemen en auditstrategieën door de Commissie aanvaard. Eind 2009 hadden 18 lidstaten hun auditstrategieën ingediend. Daarvan werden er 17 aanvaard en werd 1 nog onderzocht. Voor de beheers- en controlesystemen was de situatie eind 2009 als volgt: alle 26 systemen waren ingediend; 13 ervan werden aanvaard; 10 ervan werden verworpen of de periode om ze te onderzoeken werd onderbroken;en 3 werden nog onderzocht. Gezien de lage uitvoeringsgraad van de programma's waren de meeste auditautoriteiten verplicht in hun jaarlijkse controleverslagen een verklaring van oordeelonthouding te verstrekken omdat te weinig audits waren verricht.

FINANCIËLE UITVOERING IN DE LIDSTATEN

TABEL: FINANCIËLE UITVOERING CONVERGENTIE- EN NON-CONVERGENTIEDOELSTELLING |

Lidstaat | Toegekend a | Vastgelegd b | Betaald c | % (b) / (a) | % (c) / (a) |

België | Periode 2007-2013 | 26 261 648,00 | 8 455 876,00 | 3 676 630,00 | 32,20% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 4 263 970,00 | 4 263 970,00 | 1 838 315,00 |

Bulgarije | Periode 2007-2013 | 80 009 708,00 | 25 934 823,00 | 11 201 359,11 | 32,41% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 11 598 136,00 | 11 598 136,00 | 5 600 679,55 |

Tsjechië | Periode 2007-2013 | 27 106 675,00 | 10 580 186,00 | 3 794 934,50 | 39,03% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 3 693 682,00 | 3 693 682,00 | 0,00 |

Denemarken | Periode 2007-2013 | 133 675 169,00 | 55 028 771,00 | 18 714 523,66 | 41,17% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 18 707 336,00 | 18 707 336,00 | 9 357 261,83 |

Duitsland | Periode 2007-2013 | 155 865 417,00 | 65 750 908,00 | 27 993 156,33 | 42,18% | 17,96% |

Begrotingsjaar: 2009 | 22 094 648,00 | 22 094 648,00 | 17 082 577,14 |

Estland | Periode 2007-2013 | 84 568 039,00 | 29 992 004,00 | 10 594 324,53 | 35,46% | 12,53% |

Begrotingsjaar: 2009 | 10 889 823,00 | 10 889 823,00 | 4 674 561,80 |

Ierland | Periode 2007-2013 | 42 266 603,00 | 13 609 245,00 | 5 917 324,00 | 32,20% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 6 862 613,00 | 6 862 613,00 | 2 958 662,00 |

Griekenland | Periode 2007-2013 | 207 832 237,00 | 90 288 908,00 | 29 096 513,18 | 43,44% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 29 925 751,00 | 29 925 751,00 | 0,00 |

Spanje | Periode 2007-2013 | 1 131 890 912,00 | 479 587 587,00 | 158 464 726,00 | 42,37% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 160 824 795,00 | 160 824 795,00 | 0,00 |

Frankrijk | Periode 2007-2013 | 216 053 084,00 | 88 940 498,00 | 52 399 052,53 | 41,17% | 24,25% |

Begrotingsjaar: 2009 | 30 235 817,00 | 30 235 817,00 | 22 151 622,53 |

Italië | Periode 2007-2013 | 424 342 854,00 | 175 722 574,00 | 59 407 998,00 | 41,41% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 59 569 412,00 | 59 569 412,00 | 0,00 |

Cyprus | Periode 2007-2013 | 19 724 418,00 | 8 119 763,00 | 2 761 418,52 | 41,17% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 2 760 358,00 | 2 760 358,00 | 0,00 |

Letland | Periode 2007-2013 | 125 015 563,00 | 44 767 413,00 | 29 139 082,74 | 35,81% | 23,31% |

Begrotingsjaar: 2009 | 16 282 146,00 | 16 282 146,00 | 20 387 993,74 |

Litouwen | Periode 2007-2013 | 54 713 408,00 | 21 002 300,00 | 9 604 620,53 | 38,39% | 17,55% |

Begrotingsjaar: 2009 | 7 086 453,00 | 7 086 453,00 | 5 774 681,97 |

Luxemburg | Periode 2007-2013 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00% | 0,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |

Hongarije | Periode 2007-2013 | 34 850 860,00 | 10 774 860,00 | 4 879 120,40 | 30,92% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 5 229 751,00 | 5 229 751,00 | 2 439 560,20 |

Malta | Periode 2007-2013 | 8 372 329,00 | 2 778 812,00 | 1 172 126,06 | 33,19% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 1 356 456,00 | 1 356 456,00 | 586 063,03 |

Nederland | Periode 2007-2013 | 48 578 417,00 | 19 997 810,00 | 11 648 010,18 | 41,17% | 23,98% |

Begrotingsjaar: 2009 | 6 798 367,00 | 6 798 367,00 | 8 247 520,99 |

Oostenrijk | Periode 2007-2013 | 5 259 318,00 | 2 177 383,00 | 1 810 257,13 | 41,40% | 34,42% |

Begrotingsjaar: 2009 | 738 212,00 | 738 212,00 | 1 104 609,87 |

Polen | Periode 2007-2013 | 734 092 574,00 | 241 826 781,00 | 102 772 960,36 | 32,94% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 121 825 117,00 | 121 825 117,00 | 51 386 480,18 |

Portugal | Periode 2007-2013 | 246 485 249,00 | 102 283 331,00 | 34 507 934,00 | 41,50% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 34 639 430,00 | 34 639 430,00 | 0,00 |

Roemenië | Periode 2007-2013 | 230 714 207,00 | 67 440 811,00 | 32 299 988,49 | 29,23% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 30 156 234,00 | 30 156 234,00 | 0,00 |

Slovenië | Periode 2007-2013 | 21 640 283,00 | 8 031 420,00 | 3 029 639,62 | 37,11% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 3 921 112,00 | 3 921 112,00 | 1 514 819,81 |

Slowakije | Periode 2007-2013 | 13 688 528,00 | 5 735 396,00 | 2 181 455,18 | 41,90% | 15,94% |

Begrotingsjaar: 2009 | 1 821 708,00 | 1 821 708,00 | 265 061,26 |

Finland | Periode 2007-2013 | 39 448 827,00 | 16 239 518,00 | 8 427 052,63 | 41,17% | 21,36% |

Begrotingsjaar: 2009 | 5 520 715,00 | 5 520 715,00 | 5 665 634,74 |

Zweden | Periode 2007-2013 | 54 664 803,00 | 22 503 333,00 | 8 172 258,21 | 41,17% | 14,95% |

Begrotingsjaar: 2009 | 7 650 134,00 | 7 650 134,00 | 4 345 722,21 |

Verenigd Koninkrijk | Periode 2007-2013 | 137 827 889,00 | 44 774 819,00 | 19 295 904,46 | 32,49% | 14,00% |

Begrotingsjaar: 2009 | 22 530 211,00 | 22 530 211,00 | 9 647 952,23 |

Totaal | Periode 2007-2013 | 4 304 949 019,00 | 1 662 345 130,00 | 652 962 370,35 | 38,61% | 15,17% |

Begrotingsjaar: 2009 | 626 982 387,00 | 626 982 387,00 | 175 029 780,08 |


Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad van 27 juli 2006 inzake het Europees Visserijfonds, PB L 120 van 15.8.2006, art. 68.

Tabel I. Financiële uitvoering in de regio’s die onder de convergentiedoelstelling vallen.

Tabel II. Financiële uitvoering in de regio’s die niet onder de convergentiedoelstelling vallen.

Tabel III. Geprogrammeerde EVF-bedragen per prioritair zwaartepunt en per lidstaat.

Tabel IV. Gecertificeerde EVF-uitgaven per prioritair zwaartepunt en per lidstaat.

Verordening (EG) nr. 744/2008 van de Raad van 24 juli 2008 tot instelling van een tijdelijke specifieke actie ter bevordering van de herstructurering van de door de economische crisis getroffen vissersvloten van de Europese Gemeenschap, PB L 202 van 31.7.2008.