Artikelen bij SEC(2002)1144 - Nota van wijzigingen nr. 3 bij het voorontwerp van begroting 2003 - Afdeling III - Commissie

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Algemene inleiding

1.1. Landbouwuitgaven

1.2. Extern beleid: bijstelling van de internationale visserijovereenkomsten

1.3. Een voorlopige raming van het begrotingsoverschot na de uitvoering van de begroting 2002

2. RUBRIEK 1: LANDBOUW

2.1. Subrubriek 1a: landbouwuitgaven uitgezonderd plattelandsontwikkeling

2.2. Subrubriek 1b: plattelandsontwikkeling

2.3. Wijzigingen in de nomenclatuur en in de begrotingstoelichting

3. RUBRIEK 4: EXTERNE MAATREGELEN

3.1. Internationale visserijovereenkomsten

4. Een voorlopige raming van het begrotingsoverschot na de uitvoering van de begroting 2002

5. OVERZICHTSTABEL VOLGENS DE FINANCIËLE VOORUITZICHTEN

TOELICHTING

1. ALGEMENE INLEIDING

Krachtens het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure, kan de Commissie 'indien zij zulks nodig acht, (...) bij de begrotingsautoriteit een nota van wijzigingen-ad hoc indienen, teneinde de achterliggende gegevens van de in het voorontwerp van begroting (VOB) opgenomen raming van de landbouwuitgaven bij te werken en/of op basis van de recentst beschikbare informatie over de op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar van kracht zijnde visserijovereenkomsten de verdeling van de beleidskredieten voor de internationale visserijovereenkomsten en de kredieten die in een reserve zijn opgenomen, te corrigeren'. Deze nota van wijzigingen moet vóór eind oktober bij de begrotingsautoriteit worden ingediend.

Hierbij dient de Commissie deze nota van wijzigingen-ad hoc bij de begroting 2003 in. Deze heeft betrekking op:

1. Landbouwuitgaven

2. Extern beleid: bijstelling van de internationale visserijovereenkomsten

3. Een voorlopige raming van het begrotingsoverschot na de uitvoering van de begroting 2002.

1.1. Landbouwuitgaven

De Commissie heeft de landbouwbegroting onderdeel per onderdeel zorgvuldig bijgesteld. Behalve met marktfactoren, wordt in de nota van wijzigingen ook rekening gehouden met wetgeving die sinds de opstelling van het voorontwerp van begroting in de landbouwsector is goedgekeurd en met wetgevingsvoorstellen, die echter geen belangrijke weerslag hebben op 2003. De koers tussen de euro en de dollar die overeenkomstig de verordening van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline thans moet worden gehanteerd, is gebaseerd op de daadwerkelijke koers in de periode tussen 1 juli en 30 september 2002. Deze koers bedraagt 0,98 (1 EUR = 0,98 $) en leidt ten opzichte van het voorontwerp van begroting tot een aantal verhogingen.

Voor subrubriek 1a (landbouwuitgaven, uitgezonderd plattelandsontwikkeling) valt de nieuwe raming lager uit dan in het voorontwerp van begroting (- 337,4 miljoen EUR). Deze besparing is echter het resultaat van aanzienlijke stijgingen in bepaalde sectoren, die door verlagingen in andere sectoren worden gecompenseerd. De toename van de behoeften is het grootst in de zuivelsector (+ 560 miljoen EUR). In de suikersector heeft een combinatie van lagere wereldmarktprijzen en de waardestijging van de euro ten opzichte van de dollar tot een toename van de behoeften geleid. Ook voor katoen zijn de behoeften toegenomen als gevolg van het effect van wisselkoersschommelingen op de wereldprijzen. Anderzijds zijn besparingen vastgesteld in andere sectoren, met name in hoofdstuk B1-10 - Akkerbouwgewassen, waarvoor de kredieten met 974 miljoen EUR kunnen worden verlaagd, hoofdzakelijk als gevolg van op rechtstreekse steun uitgekeerde voorschotten, die uit de begroting 2002 zijn betaald.

De totale behoeften voor subrubriek 1a worden geraamd op 40 082,45 miljoen EUR, 337,4 miljoen EUR minder dan in het voorontwerp van begroting, waardoor een marge ontstaat van ongeveer 2 597,55 miljoen EUR onder het maximum van de financiële vooruitzichten.

Voor plattelandsontwikkeling (subrubriek 1b) stelt de Commissie voor om de kredieten in de begroting 2003 op het maximum van de financiële vooruitzichten te handhaven (4 698 miljoen EUR). De verdeling van de kredieten over de verschillende maatregelen is echter bijgewerkt op basis van de mededelingen van de lidstaten.

1.2. Extern beleid: bijstelling van de internationale visserijovereenkomsten

Overeenkomstig het Interinstitutioneel Akkoord corrigeert de Commissie de verdeling van de kredieten voor de internationale visserijovereenkomsten die in de reserve en op de begrotingsplaats zijn opgenomen. De operationele begrotingspost B7-8000 wordt verhoogd met ongeveer 30,1 miljoen EUR aan zowel vastleggings- als betalingskredieten. In 2002 zijn drie overeenkomsten (Angola, Senegal, Sao Tomé & Principe) geparafeerd, die aan de begrotingsautoriteit zijn of binnenkort zullen worden voorgelegd.

1.3. Een voorlopige raming van het begrotingsoverschot na de uitvoering van de begroting 2002

Behalve de gebruikelijke onderdelen van de traditionele nota van wijzigingen-ad hoc wil de Commissie, evenals de voorbije twee jaar, nog een onderdeel toevoegen met betrekking tot het saldo van het jaar 2002. Overeenkomstig artikel 32 van het Financieel Reglement wordt het saldo van elk begrotingsjaar, naar gelang het een overschot of een tekort betreft, in de begroting van het volgende begrotingsjaar bij de ontvangsten of de uitgaven opgenomen. In de tweede alinea van dit artikel van het Financieel Reglement is bepaald dat de ramingen van deze ontvangsten of uitgaven in de begroting worden opgenomen tijdens de begrotingsprocedure en, in voorkomend geval, door middel van een nota van wijzigingen.

De Commissie is van oordeel dat in deze fase als voorzichtige raming het saldo van 500 miljoen EUR in het VOB 2003 kan worden opgenomen. Evenals vorig jaar vloeit dit niet voort uit een overschot aan ontvangsten, maar uit besparingen in de begroting 2002 in rubriek 1 (landbouw), waarvoor het begrotingsjaar reeds is geëindigd, behalve wat de maatregelen betreft die rechtstreeks door de Commissie worden beheerd. Wat de Structuurfondsen betreft, zal de Commissie ernaar streven zoveel mogelijk te betalen, ook indien de lidstaten hun aanvragen zeer laat hebben ingediend. Er zal tevens een bedrag moeten worden afgetrokken, dat voor het solidariteitsfonds van de Europese Unie zal worden gebruikt. Daarom is vooralsnog geen raming van de onderbesteding in rubriek 2 opgenomen in de voorlopige raming van het overschot.

2. RUBRIEK 1: LANDBOUW

De bedoeling van deze nota van wijzigingen (NvW) is de landbouwbegroting op de meest recente economische gegevens en het meest recente wetgevingskader te baseren. In oktober beschikt de Commissie over een eerste aanwijzing van de omvang van de productie (oogsten) van 2002, die de basis vormt voor een enigszins betrouwbare raming van de begrotingsbehoeften voor 2003.

Evenals in het verleden heeft de Commissie al haar ramingen van landbouwuitgaven onderdeel voor onderdeel zorgvuldig bijgesteld. Behalve met marktfactoren, wordt in de nota van wijzigingen ook rekening gehouden met wetgeving die sinds de opstelling van het voorontwerp van begroting is goedgekeurd en met wetgevingsvoorstellen. Deze wetgeving heeft echter weinig of geen invloed op de begrotingskredieten voor 2003.

Overeenkomstig de verordening van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline is de nota van wijzigingen gebaseerd op de koers tussen de euro en de dollar die in de periode tussen 1 juli en 30 september 2002 is geconstateerd. Deze koers bedraagt 0,98 (1 EUR = 0,98 $) en leidt ten opzichte van het voorontwerp van begroting (waarin 1 euro = 0,88 $) tot een aantal verhogingen.

Voor subrubriek 1a (landbouwuitgaven, uitgezonderd plattelandsontwikkeling), valt de nieuwe raming lager uit dan in het voorontwerp van begroting (- 337,4 miljoen EUR). Deze besparing is echter het resultaat van aanzienlijke stijgingen in bepaalde sectoren, die worden gecompenseerd door verlagingen in andere sectoren. De toename van de behoeften is het grootst in de zuivelsector (+ 560 miljoen EUR). In de suikersector heeft een combinatie van lagere wereldmarktprijzen en de waardestijging van de euro ten opzichte van de dollar tot een toename van de behoeften geleid. Ook wat katoen betreft zijn de behoeften toegenomen ingevolge het effect van wisselkoersschommelingen op de wereldprijzen.

Deze stijgingen werden echter gecompenseerd door besparingen in andere sectoren. Meer bepaald in hoofdstuk B1-10 - Akkerbouwgewassen is een besparing vastgesteld van 974 miljoen EUR, hoofdzakelijk als gevolg van op rechtstreekse steun uitgekeerde voorschotten, die uit de begroting 2002 zijn betaald. Als gevolg van mond- en klauwzeer dalen de behoeften aan premies voor schapen en geiten, aangezien er minder dieren zijn.

De totale behoeften voor subrubiek 1a worden geraamd op 40 082,45 miljoen EUR, waardoor een marge van 2 597,55 miljoen EUR onder het maximum van de financiële vooruitzichten ontstaat.

Voor plattelandsontwikkeling (subrubriek 1b) stelt de Commissie voor om de kredieten in de begroting 2003 op het maximum van de financiële vooruitzichten te handhaven (4 698 miljoen EUR). De verdeling van de kredieten over de verschillende maatregelen is echter bijgewerkt op basis van de mededelingen van de lidstaten.

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de begrotingsramingen voor de verschillende hoofdstukken van het EOGFL-Garantie en van de marges onder de maxima van de financiële vooruitzichten.

Nota van wijzigingen nr. 3/2003 Rubriek 1

miljoen EUR

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


2.1. Subrubriek 1a: landbouwuitgaven, uitgezonderd plattelandsontwikkeling

2.1.1. Gemeenschappelijke marktordeningen en daarmee verband houdende uitgaven

In de nota van wijzigingen vallen de totale kredieten voor subrubriek 1a (landbouwuitgaven, uitgezonderd plattelandsontwikkeling) lager uit dan in het voorontwerp van begroting (- 337,4 miljoen EUR). Deze besparing is het resultaat van een combinatie van stijgingen en dalingen in de verschillende sectoren.

De kredieten voor melk en melkproducten stijgen met 560 miljoen EUR of bijna 27% in vergelijking met het VOB. De belangrijkste reden voor deze aanzienlijke stijging is de voortdurende verslechtering van de wereldmarktprijzen, die heeft geleid tot verdere verhogingen van de uitvoerrestituties en de interne steun. In de suikersector heeft een combinatie van lagere wereldmarktprijzen en de waardestijging van de euro geleid tot toegenomen behoeften ten belope van 102 miljoen EUR. De aanpassingssteun voor de raffinaderijen is eveneens vastgesteld en leidt tot een bedrag van 40 miljoen EUR aan extra kosten. De kredieten voor vezelgewassen stijgen met 77 miljoen EUR. Dit kan worden verklaard door het effect van een sterkere euro en tevens door een geringere overschrijding van de gegarandeerde nationale hoeveelheden, hetgeen betekent dat steunintensiteit in mindere mate wordt bestraft. Er worden stijgingen vastgesteld voor rundvlees (+ 35 miljoen EUR), omdat de voorschotten die door de Commissie zijn uitgekeerd voor de vernietigingsregeling ingevolge de BSE-crisis door de lidstaten trager worden terugbetaald dan verwacht. Er worden ook stijgingen vastgesteld voor varkensvlees, eieren en pluimvee (+ 18 miljoen EUR), gedroogde voedergewassen en peulvruchten (+ 6 miljoen EUR) en POSEI (+ 8 miljoen EUR).

Er doen zich aanzienlijke besparingen voor bij de akkerbouwgewassen (- 974 miljoen EUR). Als gevolg van de slechte weersomstandigheden werden voorschotten op de rechtstreekse areaalbetalingen aan Italië en Duitsland uitgekeerd, die werden betaald uit de begroting 2002. Geringere graanvoorraden zorgen eveneens voor een aanzienlijke verlaging van de behoeften in deze sector. Er is voorts sprake van belangrijke besparingen bij het schapen- en geitenvlees (- 109 miljoen EUR), die voortvloeien uit een aanzienlijke daling, met name in het Verenigd Koninkrijk, van het aantal voor de premie voor het kalenderjaar 2002 in aanmerking komende ooien, die werd veroorzaakt door het feit dat op grote schaal dieren werden geslacht, hetgeen nodig was ingevolge het uitbreken van mond- en klauwzeer in 2001. Er wordt eveneens een daling van de behoeften verwacht voor olijfolie (- 31 miljoen EUR) ten gevolge van een daling van de voor steun in aanmerking komende productie in Griekenland en Portugal, voor groenten en fruit (- 20 miljoen EUR) en voor voedselhulp (- 2 miljoen EUR). Kleinere interventievoorraden van rijst leiden tot een daling van 11 miljoen EUR in hoofdstuk B1-18. Hoofdstuk B1-39 - Andere maatregelen - geeft een daling met 37 miljoen EUR te zien als gevolg van lagere agromonetaire steun en het voorstel de maatregel genetische hulpbronnen onder artikel B2-517 te financieren.

De totale behoeften worden geraamd op ongeveer 40 082,45 miljoen EUR, 337,4 miljoen EUR minder dan in het voorontwerp van begroting, waardoor een marge ontstaat van ongeveer 2 597,55 miljoen EUR onder het maximum van subrubriek 1a van de financiële vooruitzichten. In het voorontwerp van begroting bedroeg deze marge 2 260,15 miljoen EUR.

2.1.2. Veranderingen in de wetgeving

Sinds de goedkeuring van de ontwerp-begroting zijn een aantal wetgevingsbesluiten genomen in verband met rubriek 1. De Raad van Ministers (Landbouw) heeft het voorstel inzake de contingenten voor aardappelzetmeel goedgekeurd als Verordening (EG) nr. 962/2002 van de Raad van 27 mei 2002 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1868/94 tot vaststelling van een contingenteringsregeling voor de productie van aardappelzetmeel. De verordening heeft geen merkbare invloed op de begroting, aangezien een bestaande situatie wordt voortgezet.

In het VOB werden in artikel B1-392 betreffende genetische hulpbronnen, in afwachting van een besluit van de Raad betreffende het voorstel van de Commissie van 31 oktober 2001 (COM(2001)617) 10 miljoen EUR opgenomen, die in de reserve (B0-40) zijn ingeschreven. Aangezien er bij de begrotingsautoriteit weinig steun bestond voor de voorgestelde financiering van deze maatregel in het kader van het EOGFL-Garantie, zal het bestaande voorstel worden ingetrokken en vervangen door een nieuw voorstel, overeenkomstig hetwelk de maatregel uit begrotingsonderdeel B2-517 zou worden gefinancierd. Daartoe zou een bedrag van 1,5 miljoen EUR in de reserve moeten worden opgenomen.

Nadere gegevens zijn te vinden in het punt over de ontwikkelingen per sector.

2.1.3. Wisselkoers euro/dollar

Overeenkomstig artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline moet voor de nota van wijzigingen het gemiddelde worden gehanteerd van de wisselkoersen die in het meest recente kwartaal zijn geconstateerd. Voor deze nota van wijzigingen betekent dat de periode tussen 1 juli en 30 september 2002. De gemiddelde wisselkoers die is vastgesteld, bedraagt 1 EUR = 0,89 USD, hetgeen hoger is dan de koers die is gehanteerd voor het voorontwerp (1 EUR =0,88 USD). Dit leidt tot een aantal stijgingen, in het bijzonder in de sectoren suiker en katoen.

2.1.4. Ontwikkelingen per sector

Hierna worden de belangrijkste verschillen in kredieten tussen het voorontwerp van begroting (VOB) en de nota van wijzigingen (NvW) toegelicht.

Hoofdstuk 10 - - Akkerbouwgewassen (- 974 miljoen EUR)


Kredieten in het voorontwerp van begroting : 17 764 miljoen EUR

Kredieten na de nota van wijzigingen: 16 790 miljoen EUR

Veruit de belangrijkste wijziging in de kredieten doet zich voor bij de akkerbouwgewassen. De kredieten worden nu 5,5% lager geraamd dan op het ogenblik dat het voorontwerp van begroting werd opgesteld. De belangrijkste daling doet zich voor bij de rechtstreekse areaalbetalingen (- 899 miljoen EUR).

De belangrijkste verklaring voor deze verlaging vormen de voorschotten die werden toegestaan voor rechtstreekse betalingen in verband met het verkoopseizoen 2002/2003. Als gevolg van droogte in bepaalde delen van Italië werd toestemming verleend een voorschot van 50% uit te keren, waarvan de kosten voor de begroting 2002 op 331 miljoen EUR worden geraamd. Nog eens 560 miljoen EUR werd beschikbaar gesteld om voorschotten op rechtstreekse betalingen uit te keren aan die gebieden van Duitsland die door de zware overstromingen van de zomer 2002 werden getroffen.

De kosten in verband met openbare opslag geven aanzienlijke besparingen te zien (- 116 miljoen EUR) als gevolg van een neerwaartse bijstelling van de voorraden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De kredieten voor uitvoerrestituties stijgen met 36 miljoen EUR tot 104 miljoen EUR. De voor uitvoer beschikbare hoeveelheden blijven vrij stabiel en er wordt verwacht dat de wereldmarktprijzen hoog zullen blijven. De aanzienlijke stijging van de waarde van de euro ten opzichte van de dollar maakt de uitvoer uit de Gemeenschap echter duurder en de uitvoerrestituties nemen dienovereenkomstig toe, met name voor gerst en rogge.

Hoofdstuk 11 - Suiker (+ 142,6 miljoen EUR)

Kredieten in het voorontwerp van begroting : 1 339,4 miljoen EUR

Kredieten na de nota van wijzigingen: 1 482 miljoen EUR

In de sector suiker worden de uitgaven voor restituties 102 miljoen EUR hoger geraamd dan de kredieten in het voorontwerp van begroting 2003. Ten eerste verwacht de Commissie een continue verslechtering van de wereldmarktprijzen. Bij de berekening van de restituties is uitgegaan van een wereldmarktprijs van 190 USD per ton, in plaats van de 215 USD per ton in het voorontwerp. In de tweede plaats leidt de aangepaste wisselkoers euro/dollar tot extra uitgaven. De combinatie van deze factoren resulteert in een restitutie van 483 EUR in plaats van 433 EUR per ton.

De behoeften voor de aanpassingssteun voor suikerraffinaderijen werden in het VOB vastgesteld tegen het basisbedrag van 1 EUR per ton dat bij Verordening nr. 1260/2001 van de Raad is vastgesteld. Overeenkomstig Verordening nr. 1164/2002 van de Commissie van 28 juni 2002 is de aanpassingssteun verhoogd tot 29,2 EUR per ton. In de nota van wijzigingen heeft dit geleid tot een algemene stijging met 40 miljoen EUR.

Hoofdstuk 12 - - Olijfolie (- 31 miljoen EUR)


Kredieten in het voorontwerp van begroting : 2 372 miljoen EUR

Kredieten na de nota van wijzigingen: 2 341 miljoen EUR

De kredieten voor olijfolie zijn verlaagd, vooral als gevolg van de geringere productie. Het voorontwerp van begroting was gebaseerd op een eerste productieraming. Volgens de laatste productieoverzichten hebben Griekenland en Portugal in het seizoen 2001/2002 respectievelijk 399 000 ton in plaats van 453 000 ton, en 34 000 ton in plaats van 50 000 ton geproduceerd. De daling van de kredieten voor productiesteun bedraagt 39 miljoen EUR.

Nieuwe ramingen van de vermoedelijke uitgaven in verband met voorbije seizoenen hebben geleid tot een toename van de kredieten voor de acties ter verbetering van de kwaliteit. De Commissie stelt voor dit bedrag met 8 miljoen EUR te verhogen.

Hoofdstuk 13 - Gedroogde voedergewassen en peulvruchten (+ 6 miljoen EUR)

Kredieten in het voorontwerp van begroting : 383 miljoen EUR

Kredieten na de nota van wijzigingen: 389 miljoen EUR

De lichte toename van de behoeften vloeit voort uit de hogere productiecijfers die door de lidstaten werden medegedeeld. Verwacht wordt dat de productie van kunstmatig gedroogde voedergewassen in de verkoopseizoenen 2002/2003 en 2003/2004 van 4,6 miljoen ton tot 4,8 miljoen ton, en die van in de zon gedroogde voedergewassen van 0,2 miljoen ton tot 0,35 miljoen ton zal stijgen. De gegarandeerde maximumhoeveelheid is overschreden en bijgevolg wordt de steunintensiteit verlaagd. Zelfs bij deze lagere steun leidt de toegenomen hoeveelheid echter tot een stijging van de behoeften met 6 miljoen EUR tot 317 miljoen EUR.

De kredieten voor peulvruchten blijven daarentegen ongewijzigd (72 miljoen EUR).

Hoofdstuk 14 - Vezelgewassen en zijderupsen (+ 77 miljoen EUR)

kredieten in het voorontwerp van begroting: 831 miljoen EUR

kredieten na de nota van wijzigingen: 908 miljoen EUR

De stijging van de uitgaven ten opzichte van het VOB wordt uitsluitend veroorzaakt door de behoeften van de katoensector (+ 77 miljoen EUR). Dit is een gevolg van een herziening van de geraamde productie overeenkomstig de aangiften van de lidstaten enerzijds en de actualisering van de wisselkoers van de euro ten opzichte van de dollar anderzijds.

Volgens de aangiften van de lidstaten, die onlangs overeenkomstig de huidige wetgeving zijn ingediend, bedraagt de productie in Griekenland 1 061 978 ton en in Spanje 313 828 ton. In het voorontwerp van begroting waren hogere productiecijfers voorzien, te weten 1 150 000 ton voor Griekenland en 325 000 ton voor Spanje. Zowel de in het VOB als in de NvW vermelde productiecijfers zijn hoger dan de gegarandeerde nationale hoeveelheden en brengen derhalve een vermindering van de steun met zich. Aangezien de in de NvW genoemde productiecijfers evenwel lager zijn, zijn de verminderingen van de steun geringer dan in het VOB werd voorzien, met een dienovereenkomstige stijging van de begrotingsuitgaven tot gevolg.

De tweede factor die tot een stijging van de begrotingsuitgaven leidt is de wisselkoers EUR/USD. Aangezien de wereldmarktprijs voor katoen in USD luidt, moet de waardestijging van de euro, die een lagere prijs in euro tot gevolg heeft in de NvW in aanmerking worden genomen. Overeenkomstig de bestaande wetgeving leiden lagere wereldmarktprijzen in EUR tot een hogere steun voor de katoenproductie, en aldus tot hogere begrotingsuitgaven.

Hoofdstuk 15 - - Groenten en fruit (- 20 miljoen EUR)


kredieten in het voorontwerp van begroting: 1 629 miljoen EUR

kredieten na de nota van wijzigingen: 1 609 miljoen EUR

De verwachte uitgaven voor groenten en fruit zijn ten opzichte van het VOB verlaagd als gevolg van lagere ramingen van de compenserende steun voor bananen (- 22 miljoen EUR). Doordat het areaal voor de productie van rozijnen is afgenomen (35 700 ha in plaats van 38 000 ha), zijn de kredieten voor deze regeling eveneens naar beneden bijgesteld (- 8 miljoen EUR).

Deze dalingen worden gedeeltelijk teniet gedaan door geringe stijgingen van de uitgaven met het oog op compensatie voor het uit de markt nemen en aankopen van producten (+ 6 miljoen EUR) en productiesteun voor verwerkte producten op basis van fruit (+ 4 miljoen EUR). Dit is een gevolg van een aanpassing van de bebouwde oppervlakten en de opbrengsten.

Hoofdstuk 18 - - Andere sectoren of plantaardige producten (- 11 miljoen EUR)


kredieten in het voorontwerp van begroting: 314 miljoen EUR

kredieten na de nota van wijzigingen: 303 miljoen EUR

Uit dit hoofdstuk worden een aantal maatregelen gefinancierd: productiesteun voor zaaizaad, steun per hectare voor hop, en interventiemaatregelen en inkomenssteun in het kader van de gemeenschappelijke marktordening voor rijst.

Voor zaaizaad blijven de kredieten ongewijzigd op 110 miljoen EUR. Voor hop is er een lichte stijging tot 13 miljoen EUR (+ 1 miljoen EUR), omdat de bebouwde oppervlakte is gestegen tot 26 000 ha.

Voor rijst zijn de kredieten verlaagd met in totaal 12 miljoen EUR. Wat de uitvoerrestituties betreft wordt evenwel een stijging van 2 miljoen EUR verwacht als gevolg van ontwikkelingen zowel op het gebied van de wisselkoers als met betrekking tot de marktwaarde.

Er wordt een lichte daling van de kredieten verwacht voor openbare opslag (- 3 miljoen EUR). De beginvoorraad is naar beneden bijgesteld, en aangezien toegenomen verkopen worden verwacht, dient ook de eindvoorraad te worden verlaagd.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De voornaamste verlaging betreft evenwel de directe steun (-11 miljoen EUR). Uit de meest recente cijfers die door de lidstaten zijn meegedeeld blijkt dat er veranderingen zijn opgetreden in de bebouwde oppervlakten. In het geval van Spanje is het gegarandeerde maximumareaal (GMA) overschreden, en is het steunpercentage dienovereenkomstig verlaagd.

Hoofdstuk 20 - Melk en zuivelproducten (+ 560 miljoen EUR)

kredieten in het voorontwerp van begroting: 2 112 miljoen EUR

kredieten na de nota van wijzigingen: 2 672 miljoen EUR

De uitgaven voor melk en zuivelproducten vertonen een dramatische stijging (560 miljoen EUR). Dit is een gevolg van zowel de verslechtering van de interne en externe markten sinds het voorjaar, als van de waardestijging van de euro. Het resultaat is een toename van de openbare opslag alsmede een stijging van de uitvoerrestituties en interne steun in vergelijking met het VOB.

Een opwaartse herziening van de restituties heeft geleid tot een stijging voor magere melkpoeder met 88 miljoen EUR, voor boter en butteroil met 67 miljoen EUR, voor kaas met 60 miljoen EUR en voor andere producten met 146 miljoen EUR (volle melkpoeder, gecondenseerde melk, yoghurt enz.).

Bij de interventies in de vorm van steun voor het gebruik van afgeroomde melk heeft een verhoging van de steun voor afgeroomde melk voor de productie van caseïne, geleid tot een stijging van 110 miljoen EUR, terwijl een toename van de hoeveelheden waarvoor steun wordt betaald een stijging met 10 miljoen EUR heeft opgeleverd voor magere melkpoeder voor de voedering van kalveren.

Wat de openbare interventie-aankopen van boter betreft wordt een toename van de kredieten (76 miljoen EUR) verwacht als gevolg van een grotere beginvoorraad (172 800 ton in plaats van 96 200 ton) en grotere aankopen (45 000 ton in plaats van 35 000 ton).

Hoewel deze cijfers aanzienlijke stijgingen laten zien wijzen zij in feite op een zekere verbetering van de sector ten opzichte van de huidige situatie, aangezien de prognoses voor uitvoerrestituties en interne steun lager zijn dan de lopende cijfers.

Hoofdstuk 21 - Rundvlees (+ 35 miljoen EUR)

kredieten in het voorontwerp van begroting: 8 369 miljoen EUR

kredieten na de nota van wijzigingen: 8 404 miljoen EUR

Verwacht wordt dat de productie van rund- en kalfsvlees vrij stabiel blijft, en wanneer het consumentenvertrouwen zich volledig herstelt zal ook de consumptie volgens de prognoses gedurende de eerstkomende jaren stabiel blijven. De rundvleesproductie in de EU zal zich waarschijnlijk stabiliseren rond de 7,5 à 7,6 miljoen ton.

Ten gevolge van de crisis in de veehouderij (BSE, MKZ), waren de prijzen voor rundvlees in 2002 veel lager dan het gemiddelde prijsniveau. Vanaf maart 2002 vertoont de markt evenwel geleidelijk tekenen van herstel. De Commissie heeft een begin gemaakt met de verkoop uit interventie, zij het in zeer kleine hoeveelheden, en verwacht een voortzetting van de verkoop in 2003.

De behoefte aan middelen voor uitvoerrestituties (534 miljoen EUR) blijft naar verwachting op hetzelfde niveau als in het voorontwerp van begroting. Ramingen van die voor restituties in aanmerking komende verkoopvolumes vertonen een verschil van 145 000 ton met het voorontwerp van begroting; aangezien de restitutiebedragen echter eveneens moeten worden gecorrigeerd is het benodigde eindbedrag gelijk aan dat van het voorontwerp. Ten behoeve van transparantie op het gebied van dierenwelzijn heeft het Europees Parlement verzocht de begrotingsonderdelen inzake uitvoerrestituties voor dieren op te splitsen, zodat de restituties voor vlees en voor levende dieren op verschillende plaatsen worden opgenomen. Derhalve wordt voorgesteld artikel B1-210 als volgt te splitsen: B1-2100 voor uitvoerrestituties voor rundvlees, en B1-2101 voor uitvoerrestituties voor levende runderen. De totale kredieten voor deze beide onderdelen dienen gelijk te zijn aan de totale kredieten die thans op B1-210 zijn opgenomen, te weten 534 miljoen EUR.

De behoeften op het gebied van opslag zijn waarschijnlijk minder groot dan in het voorontwerp van begroting werd verwacht (-30 miljoen EUR). Deze besparing vloeit voort uit de lagere raming van de beginvoorraad van rundvlees, met name vlees met been (-36 miljoen EUR), welke gedeeltelijk teniet wordt gedaan door de hogere technische kosten van opslag (+6 miljoen EUR).

De geraamde behoeften voor de premieregelingen (7 879 miljoen EUR) liggen ongeveer op hetzelfde niveau als in het voorontwerp van begroting. Alle behoeften voor de directe premieregelingen zijn gelijk aan de prognoses van het voorontwerp, behalve wat 'overige interventies' betreft. De behoeften voor 'overige interventies' zijn met 65 miljoen EUR verhoogd in verband met de vernietigingsregeling. Dit komt doordat de door de Commissie betaalde voorschotten later dan verwacht worden terugbetaald door de lidstaten.

Hoofdstuk 22 - - Schapen- en geitenvlees (-109 miljoen EUR)


kredieten in het voorontwerp van begroting: 1 904 miljoen EUR

kredieten na de nota van wijzigingen: 1 805 miljoen EUR

De kredieten voor schapen- en geitenvlees zijn verlaagd (-109 miljoen EUR) als gevolg van de daling van de productie. Volgens de aangiften van de lidstaten zal het aantal voor een premie in aanmerking komende ooien en geiten 68,9 miljoen bedragen in plaats van 73,2 miljoen, zoals in het VOB was voorzien. De aanvullende premie die wordt verleend aan producenten in probleemgebieden en/of die hun kuddes verweiden, zal slechts worden uitgekeerd voor 55,4 miljoen ooien en geiten in plaats van voor 57,6 miljoen. De kuddes zijn in de meeste lidstaten gekrompen, en niet alleen in het Verenigd Koninkrijk waar de omvang van de mond- en klauwzeercrisis het grootst was.

Hoofdstuk 23 - Varkensvlees, eieren, pluimvee en overige maatregelen voor dierlijke producten (+ 18 miljoen EUR)

kredieten in het voorontwerp van begroting: 185,5 miljoen EUR

kredieten na de nota van wijzigingen: 203,5 miljoen EUR

Voor varkensvlees zijn de opgevoerde kredieten verhoogd als gevolg van uitzonderlijke marktondersteunende maatregelen in verband met besmettelijke ziekten (+6 miljoen EUR), omdat de betaling door Spanje in verband met varkenspest is vertraagd.

Voor eieren en pluimvee wordt het verschil ten opzichte van het voorontwerp volledig veroorzaakt door een stijging van de restituties voor eieren (+1 miljoen EUR) en vlees van pluimvee (+11 miljoen EUR).

Hoofdstuk 30 - - Niet in bijlage I opgenomen producten (ongewijzigd)


kredieten in het voorontwerp van begroting: 415 miljoen EUR

kredieten na de nota van wijzigingen: 415 miljoen EUR

Dit hoofdstuk heeft betrekking op producten die worden verkregen door de verwerking van landbouwproducten zoals granen, suiker, zuivelproducten en eieren, tot alcoholhoudende dranken op basis van granen, producten op basis van chocolade, bereidingen voor diëten of voor culinair gebruik, bakproducten, enz.

Voor de begrotingsmiddelen van dit hoofdstuk geldt een WTO-maximum van 415 miljoen EUR. Hoewel de nota van wijzigingen hier geen verandering in brengt, is er wel enige wijziging in de hoeveelheden en restituties voor de basisproducten.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Hoofdstuk 31 - Voedselprogramma's (-2 miljoen EUR)

kredieten in het voorontwerp van begroting: 308 miljoen EUR

kredieten na de nota van wijzigingen: 306 miljoen EUR

De kredieten voor de restituties in verband met voedselhulp zijn met 2 miljoen EUR verlaagd, gezien de kleinere hoeveelheid melkpoeder die in het verleden voor dit doel is gebruikt.

Hoofdstuk 32 - POSEI (+8 miljoen EUR)

kredieten in het voorontwerp van begroting: 256 miljoen EUR

kredieten na de nota van wijzigingen: 264 miljoen EUR

Deze verhoging is een gevolg van de aanwezigheid van nog niet betaalde kredieten op de begroting 2002 voor bepaalde ondersteunende maatregelen: steun voor de verwerking van ananas (POSEIDOM), en steun ten behoeve van de dierlijke productie (POSEIDOM en POSEIMA).

Hoofdstuk 33 - - Veterinaire en fytosanitaire maatregelen


Aangezien nog niet zeker is in welke mate de door de lidstaten gemaakte kosten (voor de uitroeiing van mond- en klauwzeer) zullen worden terugbetaald, is de mogelijkheid dat het in begrotingsonderdeel B1-332 (noodfonds) vermelde bedrag met het passende begrotingsinstrument wordt gecorrigeerd.

Hoofdstuk 39 - - Andere maatregelen (agro-monetaire steun) (-37 miljoen EUR)


kredieten in het voorontwerp van begroting: 55 miljoen EUR

kredieten na de nota van wijzigingen: 18 miljoen EUR

De uitgaven voor de agrimonetaire compensatiebetalingen nemen af (-29 miljoen EUR), vooral omdat het Verenigd Koninkrijk niet van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt.

Thans wordt voor de directe steunregeling voor kleine producenten een bedrag van 2 miljoen EUR opgevoerd, aangezien sommige boeren in Italië van de maatregel gebruik zullen gaan maken.

Voor genetische hulpbronnen was in het VOB een krediet van 10 miljoen EUR opgenomen in het reservehoofdstuk B0-40, bestemd voor artikel B1-392 van het EOGFL-Garantie, op basis van het voorstel van de Commissie voor een nieuwe verordening van de Raad tot goedkeuring van de voortzetting van de maatregelen inzake de instandhouding, de karakterisering, de verzameling en het gebruik van genetische hulpbronnen in de landbouw (COM(2001) 617 def.).

De andere instellingen, en met name de Raad, zijn echter sterk gekant tegen de voorgestelde financiering uit hoofde van het EOGFL-Garantie, omdat dit ongeschikt wordt geacht voor het beheer van multinationale projecten. Deze projecten zouden daarentegen moeten worden gefinancierd op basis van hoofdstuk B2-51 (artikel B2-517).

De Commissie is het ermee eens dat de maatregel niet dient te worden gefinancierd uit het EOGFL-Garantie en opnieuw onder artikel B2-517 dient te worden ondergebracht. Gezien het feit dat de maatregel thans rechtstreeks door de Commissie zal worden beheerd en dat 2003 het eerste jaar van tenuitvoerlegging zal zijn, bedragen de daartoe benodigde kredieten op begrotingsonderdeel B2-517 echter slechts 1,5 miljoen EUR. Dit bedrag dient in de reserve te worden opgenomen totdat een gewijzigde rechtsgrond wordt goedgekeurd. Voor de komende jaren worden de behoeften geraamd op circa 4 miljoen EUR per jaar.

2.2. Subrubriek 1b: plattelandsontwikkeling

Hoofdstuk 40 - - Plattelandsontwikkeling (ongewijzigd)


kredieten in het voorontwerp van begroting: 4 698 miljoen EUR

kredieten na de nota van wijzigingen: 4 698 miljoen EUR

De Commissie heeft haar standpunt ten aanzien van het totaal van de kredieten, dat overeenkomt met het maximum van de financiële vooruitzichten, niet gewijzigd.

De lidstaten hebben evenwel, overeenkomstig Verordening nr. 1750/2000, op 30 september 2002 hun uitgavenramingen voor 2003 bij de Commissie ingediend, en deze ramingen liggen boven het in het VOB vermelde bedrag van 4 698 miljoen EUR.

De Commissie heeft derhalve de verdeling van de kredieten over de verschillende maatregelen bijgewerkt op basis van de mededelingen van de lidstaten.

2.3. Wijzigingen in de nomenclatuur en in de begrotingstoelichting

Het Europees Parlement heeft, in het belang van de transparantie op het gebied van dierenwelzijn, verzocht om een splitsing van de begrotingsonderdelen inzake uitvoerrestituties voor dieren, zodat restituties voor vlees en voor levende dieren op verschillende plaatsen in de begroting worden opgenomen. De Commissie is bereid deze wijziging voor wat de sectoren runderen en rundvlees te aanvaarden, aangezien er met betrekking tot de andere dierlijke sectoren geen of nauwelijks uitvoer van levende dieren plaatsvindt. Voorgesteld wordt derhalve artikel B1-210 op te splitsen in twee posten: B1-2100 voor uitvoerrestituties voor rundvlees, en B1-2101 voor uitvoerrestituties voor levende runderen. De totale kredieten voor deze twee posten dienen gelijk te zijn aan de totale in het huidige artikel B1-210 opgenomen kredieten, te weten 534 miljoen EUR.

Gezien het voorstel om de maatregel inzake genetische hulpbronnen op grond van B2-517 te financieren, zal artikel B1-392 worden geschrapt.

Wat artikel B2-511 betreft ("controles op de toepassing van de landbouwregelingen") dienen de verwijzingen naar de rechtsgrondslag te worden aangevuld.

3. RUBRIEK 4: EXTERNE MAATREGELEN

3.1. Internationale visserijovereenkomsten

De Commissie stelt voor het voorontwerp van begroting als volgt te wijzigen:

- Post B7-8000 (Internationale visserijovereenkomsten): 179 642 450 EUR aan vastleggingskredieten, (149 545 000 EUR in het VOB), en 185 392 450 EUR aan betalingskredieten, (155 295 000 EUR in het VOB) voor overeenkomsten die op 31 december 2002 van kracht zijn.

- De nota van wijzigingen stelt voor in hoofdstuk B0-40 (voorzieningen) op te nemen: 8 323 550 EUR aan vastleggingskredieten, een daling van 38 421 000 EUR ten opzichte van het VOB, en 8 004 550 EUR aan betalingskredieten, een daling van 38 102 000 EUR ten opzichte van het VOB.

Post B7-8000 is derhalve verhoogd met 30 097 450 EUR, zowel voor vastleggingskredieten als betalingskredieten. De in de reserve opgenomen bedragen zijn met hetzelfde bedrag verlaagd omdat veel van de onzekerheden die tijdens de opstelling van het VOB bestonden, zijn weggenomen. Het netto-effect is derhalve nihil omdat de verhoging van post B7-8000 mogelijk is gemaakt door een dienovereenkomstige verlaging van hoofdstuk B0-40.

De voornaamste redenen om deze wijzigingen ten opzichte van het VOB aan te brengen zijn:

* In 2002 zijn drie overeenkomsten verlengd (Angola, Senegal, Sao Tomé en Principe); deze zijn reeds aan de begrotingsautoriteit voorgelegd of zullen binnenkort worden voorgelegd (voor een totaalbedrag van 32 137 500 EUR).

* Wat de 'reserve' betreft, deze moet ruimte bevatten voor het sluiten van nog eens zeven mogelijke nieuwe overeenkomsten/financiële protocollen: Equatoriaal-Guinea (in 2001 geparafeerd maar nog altijd niet ondertekend), Ivoorkust, Mauritius, Republiek Guinee, Kiribati (in 2002 geparafeerd maar nog niet bij de begrotingsautoriteit ingediend), Mozambique en Rusland.

* Ten slotte zijn de betalingskredieten van post B7-8000 in totaal ongeveer 5,75 miljoen EUR hoger dan de vastleggingskredieten om bepaalde uitstaande betalingen te kunnen verrichten.

3. Een voorlopige raming van het begrotingsoverschot na de uitvoering van de begroting 2002

Naast de bekende onderdelen van de traditionele ad hoc nota van wijzigingen wil de Commissie, evenals vorig jaar, iets toevoegen in verband met het saldo van 2002. Krachtens artikel 32 van het Financieel Reglement wordt het saldo van elk begrotingsjaar, naar gelang het een overschot of een tekort betreft, in de begroting van het volgende begrotingsjaar bij de ontvangsten of de uitgaven opgenomen. De tweede alinea van dit artikel bepaalt dat de ramingen van deze ontvangsten of uitgaven in de begroting worden opgenomen tijdens de begrotingsprocedure en, in voorkomend geval, door middel van een nota van wijzigingen.

De Commissie is van mening dat als voorzichtige raming het saldo van 500 miljoen EUR kan worden opgenomen in het VOB 2003. Evenals vorig jaar vloeit dit niet voort uit een overschot aan ontvangsten, maar uit besparingen op de begroting 2002 in rubriek 1 (landbouw) waarvoor het boekjaar, behalve wat de maatregelen betreft die rechtstreeks door de Commissie worden beheerd, reeds is afgesloten. Ten aanzien van de Structuurfondsen zal de Commissie ernaar streven zoveel mogelijk betalingen te verrichten, ondanks het feit dat de lidstaten hun aanvragen zeer laat hebben ingediend. Een deel van de beschikbare middelen zullen bovendien voor het EU-solidariteitsfonds moeten worden gebruikt. Daarom wordt in dit stadium in deze raming voor rubriek 2 nog geen overschot opgenomen.


5. OVERZICHTSTABEL VOLGENS DE FINANCIËLE VOORUITZICHTEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(*) inclusief bijdragen van het personeel aan de pensioenregeling, overeenkomstig voetnoot 2 in de tabellen van de financiële vooruitzichten en het financieel kader voor de EU21 die zijn gehecht aan het IIA van 6.5.1999.

(**) inclusief gebruik van het flexibiliteitsinstrument.