Artikelen bij SEC(2000)1953 - Effect van de veranderingen in de euro/dollarpariteit op de uitgaven van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2000 - Begrotingsjaar 2000

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Avis juridique important

|
52000SC1953

Verslag van de Commissie aan de begrotingsautoriteit over het effect van de veranderingen in de euro/dollarpariteit op de uitgaven van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2000 - Begrotingsjaar 2000 /* SEC/2000/1953 def. */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE BEGROTINGSAUTORITEIT over het effect van de veranderingen in de euro/dollarpariteit op de uitgaven van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2000 - BEGROTINGSJAAR 2000

I. INLEIDING

De waarde van de dollar beïnvloedt een belangrijk deel van de uitgaven van het EOGFL-Garantie.

Voor een groot aantal uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name voor granen, rijst en suiker, alsmede bepaalde interne-steunbedragen, zoals de productiesteun voor zetmeel, de steun voor het gebruik van suiker door de chemische industrie en de steun voor katoen, worden de daarvoor benodigde begrotingsmiddelen vastgesteld aan de hand van het verschil tussen de in euro uitgedrukte communautaire prijzen en de in VS-dollar uitgedrukte verwachte wereldmarktprijzen.

Ceteris paribus betekent een verandering van de waarde van de dollar in euro automatisch een verandering van het verschil in euro tussen de communautaire prijzen en de wereldmarktprijzen, en bijgevolg een verandering in de bedragen van de productiesteun en van de uitvoerrestitutie. Als de dollarkoers stijgt, wordt het verschil kleiner, waardoor de uitgaven dalen; bij een daling wordt het verschil groter en stijgen ook de uitgaven.

De Europese Raad van 11 en 12 februari 1988 heeft in zijn conclusies de wens uitgesproken uitdrukkelijk rekening te houden met de gevolgen voor de landbouwuitgaven van de veranderingen in de dollarkoers.

In verband daarmee heeft de Raad bij beschikking van 24 juni 1988 betreffende de begrotingsdiscipline een maatregel vastgesteld die voorziet in het opnemen van een reserve van 1 miljard ecu in de communautaire begroting 'als een voorziening voor de ontwikkelingen ten gevolge van aanzienlijke en onverwachte schommelingen in de dollar/ecu-marktpariteit ten opzichte van de in de begroting gebruikte pariteit' .

PB L 185 van 15 juli 1988, blz. 29.

Door de invoering van de gemeenschappelijke munteenheid per 1 januari 1999 worden verwijzingen naar de ecu in rechtsinstrumenten vervangen door verwijzingen naar de euro.

De Europese Raad van 11 en 12 december 1992 in Edinburgh heeft besloten de monetaire reserve voor de periode 1993-1999 te behouden, maar tegelijk beslist het bedrag van de reserve vanaf 1995 tot 500 miljoen ecu te verlagen. Voorts is bij het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure van 29 oktober 1993 bepaald dat de monetaire reserve dient om het effect op de begrotingsuitgaven van belangrijke en onvoorziene schommelingen van de dollarpariteit ten opzichte van de voor de begroting gebruikte pariteit op te vangen. Vervolgens heeft de Raad van Ministers op 31 oktober 1994 zijn goedkeuring gehecht aan een nieuwe beschikking over de begrotingsdiscipline , waarin rekening wordt gehouden met de conclusies van de Europese Raad van Edinburgh en met het Interinstitutioneel Akkoord van 1993. In deze nieuwe beschikking was, zoals in de eerdere beschikking van 1988, bepaald dat de voor de begroting gebruikte euro/dollarpariteit gelijk is aan de gemiddelde marktkoers in de eerste drie maanden van het jaar dat aan het begrotingsjaar voorafgaat.

PB C 331 van 7 december 1993.

PB L 293 van 12 november 1994, blz. 14.

Voor de periode na 1999 is in de Europese Raad van Berlijn van 24 en 25 maart 1999 besloten de monetaire reserve af te bouwen en einde 2002 volledig af te schaffen. Voor 2000 en 2001 blijft de reserve op 500 miljoen, maar voor 2002 wordt deze tot 250 miljoen verlaagd. Dit besluit is door het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 bekrachtigd. Daarop is de beschikking van 1994 vervangen door Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdiscipline , die van toepassing is vanaf 1 oktober 2000. In de artikelen 8 tot en met 13 van deze verordening is bepaald hoe overeenkomstig de besluiten van de Europese Raad van Berlijn rekening moet worden gehouden met de euro/dollarpariteit. Op grond van deze verordening blijft de monetaire reserve in 2002 en 2001 op 500 miljoen EUR, maar wordt deze voor 2002 tot 250 miljoen EUR verlaagd en vanaf 2003 volledig afgeschaft. Wanneer de dollar ten opzichte van de in de begroting gebruikte pariteit stijgt, worden de besparingen in de afdeling Garantie naar de monetaire reserve overgeschreven tot een bedrag van 500 miljoen EUR (250 miljoen in 2002). Bij extra begrotingskosten als gevolg van een daling van de doller ten opzichte van de euro worden uit de monetaire reserve kredieten overgeschreven naar de begrotingsonderdelen van de afdeling Garantie die door de daling van de dollar werden getroffen.

PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27.

Overschrijvingen naar of van de monetaire reserve vinden plaats wanneer de besparingen, respectievelijk de extra uitgaven de franchise van 200 miljoen EUR (100 miljoen EUR in 2002) overschrijden.

Krachtens artikel 10 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 moet de Commissie voor het begrotingsjaar 2000 bij de Begrotingsautoriteit verslag uitbrengen over het effect dat de schommelingen van de gemiddelde euro/dollarpariteit over de periode van 1 augustus 1999 tot en met 31 juli 2000 ten opzichte van de in de begroting gebruikte pariteit hadden voor de uitgaven van de titels 1 t/m 3 van het EOGFL-Garantie. Aan de hand van de gegevens in dit verslag kan worden bepaald of als gevolg van dat effect een overschrijving uit of naar de monetaire reserve moet worden voorgesteld, en hoeveel die dient te bedragen.

II. CONSEQUENTIES VAN DE DOLLARPARITEIT VOOR DE UITGAVEN VAN HET EOGFL-GARANTIE IN 2000

Om de gevolgen van de schommelingen van de euro/dollarpariteit voor de begroting 2000 te meten, moet overeenkomstig artikel 8 van de Verordening (EG) nr. 2040/2000 het verschil in aanmerking worden genomen tussen de in de periode van 1 augustus 1999 tot 31 juli 2000 geconstateerde gemiddelde euro/dollarpariteit en de voor de begroting 2000 gebruikte pariteit. Aangezien de bepalingen van de beschikking van 31 oktober 1994 nog van kracht waren bij de opstelling van de begroting 2000, is bij de raming van de kredieten voor de begroting 2000 uitgegaan van de pariteit 1 EUR = 1,12 $, d.i. de gemiddelde pariteit over de eerste drie maanden van het jaar dat aan het begrotingsjaar 2000 voorafging (januari, februari en maart 1999).

De hierna volgende tabel geeft de geconstateerde maandelijkse pariteitsverschillen in de in aanmerking genomen periode:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

In de betrokken periode was de euro gemiddeld (afgerond) 0,99 $ waard, d.i. 11,6% minder dan de begrotingspariteit, terwijl de waarde van de dollar met 13,1% steeg.

Deze waardevermeerdering van de dollar brengt besparingen met zich voor het EOGFL-Garantie.

De geconstateerde gemiddelde koers 1 EUR = 0,99 $ is het rekenkundig gemiddelde van de dagkoersen in de betrokken periode van 12 maanden. De uiterste maandgemiddelden ten opzichte van dit jaargemiddelde varieerden van 1,07 $ in oktober 1999 tot 0,91 $ in mei 2000.

Voor een correcte evaluatie van de besparingen als gevolg van de stijging van de dollarkoers t.o.v. de begrotingspariteit, maar bij een fluctuerend verschil, moet in de betrokken periode voor elk landbouwproduct waarvan de uitgaven in euro door de dollar worden beïnvloed, een gemiddelde gewogen koers worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de seizoengebonden omvang van de met restitutie uitgevoerde hoeveelheden of de hoeveelheden waarvoor interne steun wordt toegekend. Voor 2000 is deze gemiddelde gewogen koers voor alle betrokken producten en maatregelen: 1 EUR = 1,00 $.

Op grond van bovenstaande methodiek worden de besparingen voor het EOGFL-Garantie als gevolg van de stijging van de dollarkoers ten opzichte van de begrotingspariteit geschat op 510 mln EUR voor het begrotingsjaar 2000.

De bijlage bevat een gedetailleerde berekening van de extra besparingen. Per hoofdstuk ziet de verdeling er als volgt uit:

B1-10 : Akkerbouwgewassen (granen)

B1-11 : Suiker

B1-13 : Katoen

B1-18 : Andere plantaardige sectoren

B1-30 : Niet in bijlage I vermelde producten

(granen, suiker, rijst)

B1-32 : Eilanden en perifere gebieden // 371 miljoen EUR

48 miljoen EUR

44 miljoen EUR

6 miljoen EUR

35 miljoen EUR

7 miljoen EUR

TOTAL // 510 miljoen EUR

Door de afronding kan de optelling van de afzonderlijke bedragen afwijken van het totaal.

Voor de overige sectoren, in het bijzonder voor dierlijke producten, zij opgemerkt dat, evenals vorig jaar, voor de opstelling van de begroting niet uitgegaan is van wereldmarktprijzen in dollars. Bijgevolg hoeft geen rekening te worden gehouden met het effect van de koersschommeling van de dollar op de restituties of steunbedragen in deze sectoren.

Aangezien de besparingen in 2000 (510 miljoen EUR) boven de franchise van 200 miljoen EUR liggen moet op grond van artikel 11 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 310 miljoen EUR naar de monetaire reserve (hoofdstuk B1-60) worden overgeboekt. In vergelijking met de vorige jaren ligt de besteding van de kredieten voor de titels B1-1 tot en met B1-3 van het EOGFL-Garantie voor het begrotingsjaar 2000 veel dichter bij de uitgetrokken middelen. In totaal zijn er wel voldoende middelen beschikbaar voor een overboeking naar de monetaire reserve, maar pas nadat de lidstaten gedetailleerde gegevens over de besteding per begrotingsonderdeel hebben verschaft, kan precies worden bepaald waar deze middelen beschikbaar zijn. Nadat is uitgemaakt dat de nodige kredieten in de afzonderlijke begrotingsonderdelen van het EOGFL-Garantie beschikbaar zijn, zal de Commissie een voorstel bij de Begrotingsautoriteit indienen om deze kredieten naar de monetaire reserve over te boeken.


BIJLAGE - Effect van de verandering in de euro/dollarpariteit op de uitgaven van het EOGFL-Garantie: begrotingsjaar 2000

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

N.B. : Op basis van de gegevens van de tabel zou een verandering van de euro/dollarpariteit met 10% een verandering van de uitgaven van 506 mln betekenen.

(1) Na aftrek van de met heffing of met nulrestitutie uitgevoerde hoeveelheden.


TOELICHTING BIJ DE BIJLAGE

In kolom (a) van de tabellen zijn alle begrotingsonderdelen opgenomen waarvoor een verandering van de waarde van de dollar uitdrukkelijk en rechtstreeks consequenties heeft.

In kolom (b) staan voor de betrokken periode de geraamde gemiddelde wereldmarktprijzen in dollar.

Zij komen overeen met hetzij de gemiddelde verkoopprijzen bij uitvoer van communautaire producten, hetzij de voor de berekening van de verschillende steunbedragen in aanmerking genomen prijzen.

Op die prijzen wordt een aanpassingscoëfficiënt [kolom (c)] toegepast die het gewicht aangeeft van de voor de bepaling van een steun- of restitutiebedrag in aanmerking genomen wereldmarktprijs. De wereldmarktprijs van maïs wordt bijvoorbeeld bij de bepaling van het bedrag van de restitutie voor de productie van zetmeel met 1,6 vermenigvuldigd.

In kolom (d) staan de gemiddelde wereldmarktprijzen in dollar, gecorrigeerd aan de hand van de aanpassingscoëfficiënt.

In kolom (e) staat de geconstateerde gemiddelde pariteit euro/dollar, die per begrotingsonderdeel is vastgesteld aan de hand van een weging waarbij rekening gehouden wordt met de seizoengebonden omvang van de met restituties uitgevoerde hoeveelheden of de hoeveelheden waarvoor interne steun wordt toegekend.

In de kolommen (f) en (g) zijn de gecorrigeerde wereldmarktprijzen in euro omgerekend enerzijds met de begrotingskoers (1 EUR = 1,12 $) en anderzijds met de gemiddelde gewogen geconstateerde koers [kolom (e)].

Het effect per eenheid van de pariteitsschommelingen is in euro per ton aangegeven in kolom (h). Dit bedrag per eenheid, vermenigvuldigd met de geraamde hoeveelheden [kolom (i)] waarvoor in de betrokken periode steun of restitutie is betaald, geeft de consequenties aan in miljoenen landbouweuro [kolom (j)] en miljoenen begrotingseuro [kolom (l)].