Artikelen bij SEC(2001)1832 - Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL-Garantie - Alarmsysteem nr. 9/2001 en nr. 10/2001

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven

2. Besteding van de kredieten (voorlopige cijfers)

3. Toelichting

4. Conclusies


1. Algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven

De onderstaande tabellen geven de algemene ontwikkeling van de maandelijkse uitgaven ten opzichte van het uitgavenprofiel aan. De cijfers zijn gebaseerd op de uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2000 tot en met 31 augustus 2001.

1.1. Subrubriek 1a: 'Uitgaven in het kader van het GLB, excl. plattelandsontwikkeling'

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


1.2. Subrubriek 1b: 'Plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen'

>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


>RUIMTE VOOR DE TABEL>


3. Toelichting

3.1. Besteding van de kredieten voor september en oktober 2001

Per eind oktober 2001 (uitgaven van de lidstaten in de periode van 16 oktober 2000 tot en met 31 augustus 2001) was van de kredieten van rubriek 1 van de begroting een bedrag van 37 646,10 mln euro, d.w.z. 85,5%, besteed. De uitgaven lagen:

- voor subrubriek 1a (uitgaven GLB excl. plattelandsontwikkeling) 1 999,7 mln euro onder de indicator-

- voor subrubriek 1b (plattelandsontwikkeling en begeleidende maatregelen) 997,9 miljoen euro onder de indicator.

3.2. Monetaire factoren

3.2.1. Dollarpariteit

Het bovenstaande totale uitgavenbedrag is inclusief de ontwikkeling van de dollarpariteit van de euro. Voor een groot deel van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten, met name die voor granen en suiker, en voor bepaalde vormen van interne steun, zoals die voor katoen, is het uitgavenpeil afhankelijk van de ontwikkeling van de dollarkoers.

Overeenkomstig de verordening van de Raad inzake de begrotingsdiscipline (Verordening (EG) nr. 2040/2000 van de Raad van 26.9.2000), is GAB nr. 1/2001 opgesteld op basis van een gemiddelde pariteit van 1 euro = 0,87 $. De niet-gewogen gemiddelde pariteit voor de periode augustus 2000-eind juli 2001 is 1 euro = 0,8861 $.

3.2.2. Effect van de dubbele omrekeningskoers

De met de dubbele omrekeningskoers gemoeide kosten zijn voor het EOGFL-Garantie geraamd op - 45 mln euro.

3.3. Marktfactoren

3.3.1. Subrubriek 1a

Voor de periode van 16 oktober 2000 tot en met 31 augustus 2001 komt 44 % van de onderbesteding (885 mln euro) voor rekening van de rundvleessector. De meest significante afwijkingen van de indicator worden hieronder per hoofdstuk toegelicht.

Hoofdstuk B1-10 : Akkerbouwgewassen // Verschil : - 384 mln euro ( -2,2%)

// (uitgaven : 17 228 mln euro)

(indicator : 17 612 mln euro)

Verwacht wordt dat de kredieten voor dit hoofdstuk aan het einde van het begrotingsjaar een aanzienlijk overschot te zien zullen geven. De onderbesteding zal vooral zijn toe te schrijven aan het feit dat door de interventiebureaus veel minder graan is aangekocht (6,7 mln ton) dan het volume waarvan bij het opstellen van de begroting werd uitgegaan (11,2 mln ton). Aan areaalbetalingen heeft een aantal lidstaten minder uitgekeerd dan volgens hun eigen areaalaangiften had moeten gebeuren.

Hoofdstuk B1-11 : Suiker // Verschil : - 169 mln euro ( - 10,0%)

// (uitgaven : 1 360 mln euro)

(indicator : 1 529 mln euro)

Verwacht wordt dat de kredieten voor dit hoofdstuk aan het eind van het begrotingsjaar helemaal niet volledig besteed zullen zijn. Tot eind juli 2001 was namelijk slechts 80% uitgevoerd van de hoeveelheid die normaliter op dat tijdstip van het jaar had moeten zijn geëxporteerd.

Hoofdstuk B1-15: Groenten en fruit // Verschil : - 115 mln euro ( - 7,0%)

// (uitgaven : 1 352 mln euro)

(indicator : 1 467 mln euro)

De onderbesteding ten opzichte van de indicator is vooral toe te schrijven aan het feit dat minder is uitgegeven aan steun voor verse groenten en fruit. Dat heeft in de eerste plaats te maken met de ten opzichte van de hypothesen kleinere hoeveelheden die uit de markt zijn genomen en met de aanvankelijke vertraging in de bestedingen voor de actiefondsen van de telersverenigingen. Op dit laatste punt nam evenwel in augustus 2001 het uitgaventempo enigermate toe.

De Commissie is van oordeel dat de onderbesteding voor dit hoofdstuk zal aanhouden tot het einde van het begrotingsjaar.

Hoofdstuk B1-16 : Wijnbouwproducten // Verschil : + 170 mln euro ( +14,8%)

// (uitgaven : 997 mln euro)

(indicator : 827 mln euro)

Deze aanzienlijke overbesteding is hoofdzakelijk te wijten aan de betalingen voor de aanvullende crisisdistillatie (5 miljoen hl) waartoe door de Commissie is besloten voor Spanje, Frankrijk en Italië.

De Commissie verwacht dat de uitgaven voor dit hoofdstuk aan het eind van het begrotingsjaar hoger zullen uitkomen dan de beschikbare begrotingsmiddelen.

Hoofdstuk B1-20 : Melk en zuivelproducten // Verschil : - 319 mln euro (-13,6%)

// (uitgaven : 1 818 mln euro) (indicator : 2 137 mln euro)

De belangrijkste oorzaken van de onderbesteding zijn:

- er is minder uitgegeven aan uitvoerrestituties, doordat de restitutie per eenheid voor de uitvoer van mageremelkpoeder, kaas en andere melkproducten is verlaagd-

- er is minder gespendeerd aan steun voor het gebruik van mageremelkpoeder, doordat minder melkpoeder is gebruikt voor de kalvervoeding, en ten slotte,

- voor de begroting was ervan uitgegaan dat 53 000 ton boter zou worden aangekocht door de interventiebureaus, maar in feite was per einde juni 2001 slechts 6 000 ton aangekocht.

De Commissie verwacht dan ook een aanzienlijk overschot aan het eind van het jaar.

Hoofdstuk B1-21 : Rundvlees // Verschil : - 885 mln euro ( -12,7%)

// (uitgaven : 5 681 mln euro)

(indicator : 6 566 mln euro)

De ook reeds in eerdere verslagen vermelde onderbesteding zet door. Er zij aan herinnerd dat deze onderbesteding hoofdzakelijk is toe te schrijven aan de volgende factoren :

- er is minder uitgegeven aan uitvoerrestituties, doordat als gevolg van de sluiting van bepaalde uitvoermarkten voor rundvlees minder is geëxporteerd,

- het tempo van uitvoerlegging van de uitzonderlijke maatregelen voor het Verenigd Koninkrijk is lager dan verwacht,

- de mate van uitvoering van de regeling 'aankoop voor vernietiging' is zeer laag,

- de respons voor de slachtpremieregeling is zeer gering, voor een deel een gevolg van moeilijkheden voor de tenuitvoerlegging van deze nieuwe maatregel in de lidstaten.

De Commissie verwacht dan ook dat de totale kredieten voor dit hoofdstuk aan het eind van het begrotingsjaar een aanzienlijk overschot zullen vertonen.

Hoofdstuk B1-30 : Niet in bijlage I I vermelde producten // Verschil : + 27 mln euro ( + 6,5%)

// (uitgaven : 392 mln euro)

(indicator : 365 mln euro)

De overschrijding van de indicator is te wijten aan:

- de omvangrijkere uitvoer van melkpoeder en boter in verwerkte landbouwproducten, en

- de betalingen met betrekking tot de afwikkeling van uitvoerrestitutiedossiers voor het vorige verkoopseizoen, toen de restituties hoger lagen dan momenteel.

De Commissie verwacht dan ook dat de overbesteding in deze sector zal voortduren tot het einde van het begrotingsjaar.

Hoofdstuk B1-39 : Andere maatregelen // Verschil : + 37 mln euro ( + 8,9%)

// (uitgaven : 438 mln euro)

(indicator : 401 mln euro)

De overschrijding van de indicator is vooral toe te schrijven aan de betaling, in het Verenigd Koninkrijk, van de saldi voor de eerste tranche voor de agromonetaire maatregelen voor 2000.

De Commissie verwacht dat de kredieten voor dit hoofdstuk tot het einde van het begrotingsjaar ontoereikend zullen zijn, met name door de significante revaluaties van de munt in het Verenigd Koninkrijk en Zweden in 2000.

3.3.2. Subrubriek 1b

Hoofdstuk B1-40 : Plattelandsontwikkeling // Verschil : - 998 mln euro ( - 22,2%)

// (uitgaven : 2 036 mln euro)

(indicator : 3 034 mln euro)

In de periode tot 31 augustus 2001 zijn de lidstaten de implementatie van de plattelandsontwikkeling vooral blijven concentreren op de oude maatregelen en bleven de uitgaven voor de nieuwe maatregelen (voorheen EOGFL-Oriëntatie) daarbij achter. De Commissie is evenwel van oordeel dat, gelet op de gegevens die de lidstaten per 30 september hadden medegedeeld, de onderbesteding voor dit hoofdstuk aan het einde van het jaar sterk zal zijn verminderd.

4. Conclusies

4.1. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1a voor oktober 2001

Voor oktober 2001 is van de kredieten 35 964,0 miljoen euro, d.w.z. 89,5%, besteed (uitgaven van de lidstaten tussen 16 oktober 2000 en 31 augustus 2001).

De uitgaven liggen 2 000 mln euro onder de indicator. Het verschil tussen de uitgaven en de indicator is veel groter dan vorige maand.

Volgens de ramingen van de lidstaten zal er aan het eind van het begrotingsjaar op de begroting een overschot van 2 100 miljoen euro zijn. Met sommige uitgavenposten, voor een totaalbedrag van naar schatting 420 miljoen euro, hebben de lidstaten evenwel in hun ramingen geen rekening kunnen houden, onder meer:

- het besluit om vóór het einde van het lopende begrotingsjaar voorschotten op de steun voor bepaalde akkerbouwgewassen voor het komende verkoopseizoen uit te betalen in Spanje en Portugal (uitgaven van naar schatting 150 miljoen euro),

- de waardevermindering van de interventievoorraden aan het einde van het jaar (kosten ten bedrage van naar schatting 110 miljoen euro),

- de rechtstreekse betalingen die door de Commissie tegen het einde van het begrotingsjaar worden uitgevoerd (naar schatting in totaal circa 50 miljoen euro),

- de betaling van de saldi voor de steun voor de olijfolieproductie in Italië (waarmee een bedrag van naar schatting 160 miljoen euro gemoeid zal zijn), en ten slotte

- de hogere verwachte ontvangsten uit de extra heffing van melk in vergelijking met de door de lidstaten geraamde bedragen (extra ontvangsten ten bedrage van naar schatting 50 miljoen euro).

Voorts denkt de Commissie dat de financiële correcties bij de goedkeuring van de rekeningen lager zullen uitvallen dan het bedrag waarvan was uitgegaan voor de begroting (naar schatting 190 miljoen euro minder). Daarom verwacht de Commissie dat de onderbesteding uiteindelijk minder omvangrijk zal zijn dan de prognoses van de lidstaten aangeven en zal uitkomen op circa 1 500 miljoen euro.

Tot besluit kan worden opgemerkt dat de Commissie verwacht dat, ondanks een verwachte overbesteding voor bepaalde hoofdstukken, vooral voor de agromonetaire maatregelen en wijn, de totale bestedingen per saldo aan het einde van het begrotingsjaar lager zullen zijn dan de totale kredieten.

4.2. Besteding van de kredieten voor subrubriek 1b voor oktober 2001

Voor oktober 2001 is van de kredieten 2 036,3 miljoen euro, d.w.z. 45%, besteed (uitgaven van de lidstaten tussen 16 oktober 2000 en 31 augustus 2001).

De uitgaven liggen 998 miljoen euro onder de indicator. Het verschil tussen de uitgaven en de indicator is groter dan vorige maand.

Redelijkerwijze kan volgens de Commissie worden geconcludeerd dat de onderbesteding tegen het einde van het begrotingsjaar aanzienlijk zal zijn afgenomen. Op basis van de door de lidstaten per 30 september verstrekte gegevens in het kader van artikel 37 van Verordening (EG) nr. 1750/1999 van de Commissie zal de onderbesteding circa 51 miljoen euro bedragen, want zij verwachten dat in de eerste twee weken van oktober 2001 aanzienlijke bedragen zullen worden uitgegeven.