Artikelen bij SEC(2006)1176 - Amending letter No 2 to the preliminary draft budget 2007 - General statement of revenue - Statement of revenue and expenditure by section Section III - Commission

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52006SC1176


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 26.9.2006

SEC(2006) 1176 definitief

NOTA VAN WIJZIGINGEN NR. 2 BIJ HET VOORONTWERP VAN BEGROTING 2007

ALGEMENE STAAT VAN ONTVANGSTEN STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING Afdeling III - Commissie

(door de Commissie ingediend)

NOTA VAN WIJZIGINGEN NR. 2BIJ HET VOORONTWERP VAN BEGROTING 2007

ALGEMENE STAAT VAN ONTVANGSTENSTAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELINGAfdeling III - Commissie

Gelet op:

- het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 272,

- het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 177,

- Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, en met name op artikel 34,

dient de Europese Commissie, om de in de toelichting vermelde redenen, bij de begrotingsautoriteit nota van wijzigingen nr. 2 bij het voorontwerp van begroting 2007 in.

Inhoudsopgave

1. Inleiding 4

2. Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) 6

3. Internationaal Fonds voor Ierland 2007-2010 7

4. Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (Hercules) 8

5. Veranderingen die voortvloeien uit het nieuwe meerjarig financieel kader 8

6. Structuurfondsen, Cohesiefonds en het Europees Visserijfonds 9

7. Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) 10

8. Begrotingsregularisaties in verband met de modernisering van het boekhoudsysteem 12

8.1. Tenlasteneming van uitgaven in verband met het beheer van kasmiddelen 12

8.2. Invoering van een nieuwe begrotingspost 21 01 04 10 – Bijdrage van het EOF voor gemeenschappelijke uitgaven voor administratieve ondersteuning 12

9. Europees Investeringsfonds 13

10. Platform van Europese niet-gouvernementele organisaties uit de sociale sector 13

11. De deelneming van de Zwitserse Bondsstaat aan de communautaire programma's 14

OVERZICHTSTABEL PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER 15

ALGEMENE STAAT VAN ONTVANGSTEN

STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING

De algemene staat van ontvangsten en de staat van ontvangsten en uitgaven per afdeling worden afzonderlijk via het SEI-BUD-systeem toegezonden. Ter informatie is een Engelse versie van de algemene staat van ontvangsten en de staat van ontvangsten en uitgaven per afdeling als budgettaire bijlage bijgevoegd.

TOELICHTING

1. INLEIDING

De wijzigingen van het voorontwerp van begroting 2007 (VOB 2007) in de nota van wijzigingen nr. 2 (NvW 2) kunnen in twee grote categorieën worden ingedeeld: die welke per saldo financiële gevolgen hebben, en die welke slechts wijzigingen van de toelichting bij de begroting en andere technische correcties betreffen.

De wijzigingen die per saldo financiële gevolgen hebben:

- Met de begrotingsaspecten van de oprichting van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) moet rekening worden gehouden na de goedkeuring op 17 mei 2006 van het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer. Derhalve wordt 500 miljoen EUR aan vastleggingskredieten in de reserve opgenomen.

- In afwachting van de goedkeuring van het voorstel voor een nieuwe verordening van de Raad betreffende financiële bijdragen van de Gemeenschap aan het Internationaal Fonds voor Ierland (IFI), wordt voorgesteld om 15 miljoen EUR vastleggingskredieten in de reserve op te nemen.

- Na de goedkeuring door de Commissie op 28 juni 2006 van het voorstel voor een besluit houdende wijziging en verlenging van Besluit nr. 804/2004/EG tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter bevordering van acties op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (Hercules II), wordt voorgesteld om de voor dit programma in de reserve opgenomen vastleggings- en betalingskredieten te verhogen (respectievelijk + 6 miljoen EUR en + 4,4 miljoen EUR).

- Wijzigingen die de verandering weergeven in de onderdelen van rubriek 1b in de rechtsgrondslagen die zijn vastgesteld, met betrekking tot de respectieve toewijzingen die bekend waren op het ogenblik van de voorbereiding van het VOB 2007. De bijdrage van rubriek 1b aan het Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument is nu in de begroting opgenomen. Per saldo zijn er geen financiële gevolgen voor de vastleggingskredieten maar er is een toename van betalingskredieten van 8,4 miljoen EUR. Er zijn ook soortgelijke wijzigingen die veranderingen weergeven in de toewijzingen van het Europees Visserijfonds die onder de convergentiedoelstellingen en die welke niet onder de convergentiedoelstellingen vallen, ook al zijn er in dit geval geen financiële gevolgen voor de vastleggings- en de betalingskredieten.

Samenvattend kan worden gesteld dat deze wijzigingen hoofdzakelijk betrekking hebben op vastleggingskredieten die in de reserve moeten worden opgenomen (500 miljoen EUR voor het EFG, 15 miljoen EUR voor het IFI, en 6 miljoen EUR voor Hercules II, allemaal onder rubriek 1a). Wat de betalingskredieten betreft, heeft 4,4 miljoen EUR betrekking op betalingskredieten voor Hercules II, die in de reserve voor rubriek 1a moeten worden opgenomen. Voor rubriek 1b wordt om 8,4 miljoen EUR aanvullende betalingskredieten verzocht.

De tweede categorie wijzigingen is technisch van aard en heeft meestal betrekking op het bijwerken van de toelichting bij de begroting:

- De wijziging van de toelichting bij de begroting om rekening te houden met het herziene wetgevingspakket dat de Commissie op 24 mei 2006 heeft vastgesteld. De voorgestelde wijzigingen van wetgeving zijn in overeenstemming met de jaarlijkse maximumbedragen die zijn overeengekomen in het nieuwe meerjarig financieel kader.

- Wat de structuurfondsen en het Europees Visserijfonds betreft, houden de bijwerkingen rekening met de vaststelling van wetgeving.

- Om een homogeen bevorderingssysteem voor al het personeel van de Commissie te waarborgen, worden aanpassingen aan de personeelsformatie van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) voorgesteld.

- Door de modernisering van de boekhouding is het ook nodig om met de vermelding pro memorie (p.m.) twee nieuwe begrotingsposten te creëren: 27 01 12 02 “Tenlasteneming van uitgaven in verband met het beheer van kasmiddelen” en 21 01 04 10 “Bijdrage van het EOF voor gemeenschappelijke uitgaven voor administratieve ondersteuning”, beide reeds voorgesteld in het VOGB 5/2006.

- Om rekening te houden met het volgende wetgevingsvoorstel over de kapitaalverhoging bij het Europees Investeringsfonds, moet de begrotingstoelichting bij uitgavenpost 01 04 09 01 “EIF-Terbeschikkingstelling van de te storten bedragen van het geplaatste kapitaal”, en artikel 850 ontvangsten “Door het EIF uitgekeerde dividenden” worden bijgewerkt.

- Een technische correctie is nodig om begrotingsartikel 04 04 09 “Steun voor de huishoudelijke kosten van het Europees Platform van niet-gouvernementele organisaties uit de sociale sector” onder rubriek 3b van het nieuwe meerjarig financieel kader te financieren, in plaats van onder rubriek 1a zoals in de VOB. Dit wil zeggen dat 620 000 EUR vastleggings-en betalingskredieten van rubriek 1a naar rubriek 3b worden verschoven.

- De begrotingstoelichting bij een aantal communautaire programma’s (het Communautair Statistisch Programma, Levenslang leren, Jeugd in actie, Media, het Europees Milieuagentschap) moet worden bijgewerkt om die aan te passen aan een overeenkomst over de deelneming van de Zwitserse Bondsstaat.

Ten slotte vestigt de Commissie via deze nota van wijzigingen de aandacht van het Europees Parlement en de Raad op de gevolgen van een mogelijke vertraging in de vaststelling van bepaalde nieuwe rechtsgrondslagen op het gebied van buitenlands beleid, en de voorgestelde acties die vereist zouden kunnen zijn voor de nieuwe rechtsgrondslagen van kracht worden. In het kader van de onderhandelingen over het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) over begrotingsdiscipline en een goed financieel beheer werd een politiek akkoord bereikt over de behoefte voor nieuwe programma’s en daarop betrekking hebbende toewijzingen. Desondanks is het mogelijk dat de rechtsgrondslagen van bepaalde programma’s niet zijn goedgekeurd voor het einde van 2006. Dit zou een rechtsvacuüm creëren, in het bijzonder voor de lopende programma’s die eind 2006 vervallen, die in nieuwe instrumenten zullen worden geconsolideerd. Daarom is de Commissie voornemens om te waarborgen dat de middelen voor de lopende maatregelen naar behoren zullen worden aangevuld en dat het voorbereidend werk wordt verricht om de nieuwe programma’s operationeel te maken zodra de relevante rechtsgrondslagen uiteindelijk worden vastgesteld. Met deconcentratie steunt de Commissie zich gedeeltelijk op technische bijstand en administratieve ondersteuning die ten laste komen van het uitgevoerde programma (de zogenaamde voormalige BA-onderdelen). Om de administratieve continuïteit van de (reeds goedgekeurde) lopende programma’s te waarborgen, en gelet op het daaraan ten grondslag liggende in het IIA bereikte akkoord over de nieuwe programma’s en de daarop betrekking hebbende toewijzingen, is de Commissie voornemens de kosten van de technische bijstand en de administratieve ondersteuning die nodig zijn voor een goede uitvoering, ten laste te leggen van de relevante programma’s, ook in het geval van een overgangsfase vóór de uiteindelijke vaststelling van de nieuwe rechtsgrondslagen.

2. EUROPEES FONDS VOOR AANPASSING AAN DE GLOBALISERING (EFG)

Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering wordt beschreven in punt 28 van het IIA:

“Het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering is bedoeld om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde hen te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

Het fonds mag niet groter zijn dan een jaarlijks maximumbedrag van 500 miljoen EUR (in lopende prijzen), dat afkomstig kan zijn uit marges onder het totale uitgavenmaximum van het voorgaande jaar en/of uit geannuleerde vastleggingskredieten van de voorgaande twee jaren, met uitzondering van de kredieten voor rubriek 1B van het financiële kader.

De kredieten worden volgens de gewone begrotingsprocedure als voorziening in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen, zodra de Commissie de in de tweede alinea bedoelde toereikende marges en/of geannuleerde kredieten heeft aangewezen.

(…)

De bijbehorende vastleggingskredieten worden in het kader van de betrokken rubriek in de begroting opgenomen, zo nodig boven de in bijlage I vastgelegde maxima”.

Dienovereenkomstig stelt de Commissie voor om in het voorontwerp van begroting een nieuw begrotingsartikel 40 02 43 'Reserve voor het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering' toe te voegen en voor het toegestane maximumbedrag van 500 miljoen EUR vastleggingskredieten toe te wijzen. In feite bedragen de beschikbare marges meer dan 500 miljoen EUR, zoals blijkt uit de volgende gegevens:

- De marge onder het totale uitgavenmaximum van het begrotingsjaar 2006 bedraagt 2 504 090 676 EUR, dit is het verschil tussen het totaal van de vastleggingskredieten (121 190 909 324 EUR) en het maximum van de financiële vooruitzichten voor 2006 (123 695 000 000 EUR).

- Het totaal van de geannuleerde vastleggingskredieten in de Voorlopige Jaarrekening van de Europese Gemeenschappen voor begrotingsjaar 2005 (exclusief die welke betrekking hebben op rubriek 1b) bedraagt 612 430 585,24 EUR.

De behoeften aan betalingskredieten worden berekend op het ogenblik dat de Commissie bij de begrotingsautoriteit een voorstel voor een besluit indient om het EFG te mobiliseren, en voor de overschrijving naar het relevante begrotingsonderdeel (04 05 01). Daarom zal bij de begrotingsplaats reserve de vermelding 'pro memorie' (p.m.) worden gevoegd voor betalingskredieten op dit punt. Alleen wanneer betalingskredieten niet beschikbaar kunnen worden gemaakt door een overschrijving uit titel 04, of uit andere titels, zal een gewijzigde begroting nodig zijn.

3. INTERNATIONAAL FONDS VOOR IERLAND 2007-2010

Het Internationaal Fonds voor Ierland (IFI) is in 1986 opgericht om bij te dragen tot de uitvoering van artikel 10(a) van de Anglo-Ierse overeenkomst van 15 november 1985, waar het volgende is bepaald: ' de twee regeringen werken samen ter bevordering van de economische en sociale ontwikkeling van die gebieden van beide delen van Ierland die het meest hebben geleden onder de gevolgen van de instabiliteit van de afgelopen jaren, en gaan na of voor dit werk internationale steun kan worden verkregen '. Het IFI heeft tot doel “economische en sociale vooruitgang te bevorderen en contact, dialoog en verzoening tussen nationalisten en unionisten in heel Ierland aan te moedigen”.

Economische en sociale ontwikkeling om vrede en verzoening te ondersteunen, is een langetermijnproces. Het IFI speelt een instrumentele rol bij de verwezenlijking van dit doel en vormt daarmee een aanvulling op de acties in het kader van de EU-programma's voor vrede en verzoening in Noord-Ierland en de grensgebieden van Ierland ("Peace I" 1995-1999, 'Peace II' 2000-2006, en “Peace III” 2007-2013), die zijn vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de structuurfondsen.

De Gemeenschap heeft sinds 1989 financieel bijgedragen aan het Fonds. Voor de periode 2005-2006 werd jaarlijks een bedrag van € 15 miljoen uit de EU-begroting vastgelegd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 177/2005 van de Raad van 24 januari 2005 betreffende financiële bijdragen van de Gemeenschap aan het Internationaal Fonds voor Ierland. Deze verordening verstrijkt op 31 december 2006.

Het Internationaal Fonds, zich bewust van het feit dat het huidige niveau van internationale steun niet onbeperkt kan worden gehandhaafd, heeft in 2005 zijn structuren en prioriteiten herzien om zijn opdracht te herdefiniëren in het licht van de nieuwe realiteit, en heeft een strategisch kader vastgesteld dat het Fonds in 2010 een einde laat nemen. Deze strategie wordt ' Sharing this Space ' genoemd en luidt de laatste fase van de activiteiten van het Fonds in (2006 – 2010). Tijdens deze laatste fase zal het Fonds zich richten op gebieden waar de grootste behoeften bestaan en ernaar streven te garanderen dat zijn werkzaamheden op lange termijn duurzaam worden gemaakt.

Op zijn bijeenkomst op 15 en 16 december 2005 in Brussel riep de Europese raad de Commissie op om de nodige stappen te ondernemen met het oog op de voortzetting van de EU-steun voor het Fonds aangezien de cruciale laatste fase begon van zijn werkzaamheden tot 2010. In het licht van de bovenstaande beoordeling, wordt voor 15 miljoen EUR bijdragen van de EU voorgesteld voor elk van de jaren 2007, 2008, 2009 en 2010, die samen voor die jaren tot een totale bijdrage leiden van 60 miljoen EUR.

In de nieuwe verordening van de Raad moeten ook de opmerkingen uit het verslag van de Commissie over het Fonds worden weergegeven, in het bijzonder die welke de synergie van doelstellingen en de coördinatie met maatregelen van structuurfondsen versterkt. Het Fonds dient op zodanige wijze voorrang te geven aan grens- of gemeenschapsoverschrijdende projecten dat de in het kader van het Peace-programma voor de periode 2006-2010 gefinancierde activiteiten worden aangevuld.

4. BESCHERMING VAN DE FINANCIËLE BELANGEN VAN DE GEMEENSCHAP (HERCULES)

Bij Besluit nr. 804/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 wordt een communautair actieprogramma ter bevordering van acties op het gebied van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap (Hercules-programma) vastgesteld. Op 28 juni 2006 werd een voorstel voor een besluit tot wijziging en verlenging van Besluit nr. 804/2004/EG door de Commissie goedgekeurd en naar de begrotingsautoriteit en de Rekenkamer gestuurd (SEC(2006) 826). Het is nu nodig de VOB 2007 te wijzigen om rekening te houden met de uitbreiding van het programma, dat nu activiteiten moet omvatten op het gebied van de bestrijding van smokkel en namaak van sigaretten en dat nu ook moet worden uitgebreid om van toepassing te zijn op bepaalde derde landen.

Het VOB 2007 voorzag in vastleggingskredieten van 7,7 miljoen EUR in de reserve voor de relevante begrotingspost 24 02 01. De betalingskredieten voor dit begrotingsonderdeel bedroegen 4,62 miljoen EUR, met een reserve van 1,98 miljoen EUR, in afwachting van de vaststelling van het herzien besluit. Gelet op de uitbreiding van de reikwijdte van het programma werd voorgesteld om nog 6 miljoen EUR vastleggingskredieten, en 4,4 miljoen EUR betalingskredieten toe te voegen, die in de reserve moeten worden geplaatst tot de rechtsgrondslag is vastgesteld.

5. VERANDERINGEN DIE VOORTVLOEIEN UIT HET NIEUWE MEERJARIG FINANCIEEL KADER

NA DE GOEDKEURING DOOR DE COMMISSIE VAN HET HERZIENE WETGEVINGSPAKKET OP 24 MEI, IN OVEREENSTEMMING MET DE JAARLIJKSE MAXIMUMBEDRAGEN DIE ZIJN OVEREENGEKOMEN IN HET NIEUWE MEERJARIG FINANCIEEL KADER EN BESCHREVEN IN HET NIEUWE INTERINSTITUTIONEEL AKKOORD, IS HET NODIG OM DE BEGROTINGSTOELICHTING BIJ EEN AANTAL BEGROTINGSONDERDELEN OF ZELFS DE BEGROTINGSNOMENCLATUUR IN DE VERSCHILLENDE RUBRIEKEN TE WIJZIGEN. DE VOLLEDIGE DETAILS ZIJN OPGENOMEN IN DE BUDGETTAIRE BIJLAGE BIJ DEZE NOTA VAN WIJZIGINGEN.

Wat landbouwuitgaven betreft, moet echter worden opgemerkt dat de Commissie ook voorstelt om de indeling van de uitgaven te wijzigen, van niet-verplichte uitgaven in verplichte uitgaven voor de volgende begrotingsonderdelen: 05 04 03 02 “Plantaardige en dierlijke genetische hulpbronnen — voltooiing van reeds eerder genomen maatregelen”; 05 07 01 05 “Controles op de toepassing van de landbouwregelingen”; 05 08 01 “Communautair informatienet inzake landbouwbedrijfsboekhoudingen (ILB)”; 05 08 02 “Enquêtes inzake de structuur van de landbouwbedrijven”; 05 08 03 – “Herstructurering van het stelsel van landbouwenquêtes”; 05 08 07 “Voltooiing van eerdere maatregelen op het gebied van voorlichting” en 05 08 08 “Externe studie naar de gevolgen van Richtlijn 2000/36/EG van de Raad”. Het recentelijk vastgestelde Interinstitutioneel Akkoord bevestigt dat door het Europees Garantiefonds voor de Landbouw (EGFL) gefinancierde landbouwuitgaven als verplichte uitgaven moeten worden beschouwd. De uitgaven die voor financiering door het EGFL in aanmerking komen, worden opgesomd in artikel 3 en artikel 5 van de verordening van de Raad betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, die vanaf 1 januari 2007 van toepassing is. In vergelijking met de vorige verordening, kunnen aanvullende interventies door het EGFL worden gefinancierd. Daarom moeten de begrotingsonderdelen die op deze interventies betrekking hebben, die vroeger waren gefinancierd onder rubriek 3 van de financiële vooruitzichten, als verplichte uitgaven worden beschouwd.

6. STRUCTUURFONDSEN, COHESIEFONDS EN HET EUROPEES VISSERIJFONDS

Wat de structuurfondsen en het Cohesiefonds betreft, wijzigt de vastgestelde rechtsgrondslag de verdeling van de toewijzing voor de algemene rubriek 1b onder de onderdelen ervan, en moet de VOB dienovereenkomstig worden aangepast. De bijdrage van rubriek 1b aan het Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI, grensoverschrijdende samenwerking) is nu vastgesteld en de overeenkomstige overdracht vindt plaats van het onderdeel territoriale samenwerking van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) naar het onderdeel ENPI. De toewijzing voor de algemene rubriek 1b voor vastleggingskredieten wordt niet gewijzigd. Er zijn ook een aantal technische correcties.

Wat het Europees Visserijfonds betreft is er een verschuiving van de “Convergentiedoelstelling” naar “Gebieden die niet onder de convergentiedoelstelling vallen” om de recentste overeenkomst over de scheiding tussen convergentieregio’s en andere regio’s weer te geven.

In de volgende tabel worden de wijzigingen samengevat: Deze elementen worden verderop toegelicht.

VOB 2007 | NvW 2/2007 | Verschil |

VK | BK | VK | BK | VK | BK |

Europees Visserijfonds (EVF) — Convergentiedoelstelling | 11 06 12 | 425.522.172 | 227.778.312 | 425.295.599 | 227.668.652 | -226.573 | -109.660 |

Europees Visserijfonds (EVF) — Gebieden die niet onder de convergentiedoelstelling vallen | 11 06 13 | 141.368.451 | 73.568.120 | 141.595.024 | 73.677.780 | 226.573 | 109.660 |

RUBRIEK 2 netto verschil | 0 | 0 |

Cohesiefonds (CF) | 13 04 02 | 7.116.881.844 | 1.691.967.816 | 7.121.426.147 | 1.693.079.985 | 4.544.303 | 1.112.169 |

Cohesiefonds netto verschil | 4.544.303 | 1.112.169 |

EFRO – Convergentie | 13 03 16 | 20.713.696.132 | 3.048.644.731 | 20.676.478.574 | 3.043.946.283 | -37.217.558 | -4.698.448 |

EFRO – regionaal concurrentievermogen | 13 03 18 | 5.349.761.046 | 596.004.134 | 5.381.768.585 | 633.338.124 | 32.007.539 | 37.333.990 |

EFRO Europese territoriale samenwerking | 13 03 19 | 1.110.410.848 | 170.883.799 | 1.055.259.758 | 158.130.591 | -55.151.090 | -12.753.208 |

EFRO Operationele technische bijstand | 13 03 20 | 55.056.904 | 22.022.762 | 54.869.515 | 21.947.806 | -187.389 | -74.956 |

Grensoverschrijdende samenwerking — Bijdrage uit rubriek 1b | 19 08 02 02 | p.m. | p.m. | 47.579.371 | 20.000.000 | 47.579.371 | 20.000.000 |

ESF Convergentie | 04 02 17 | 7.416.571.011 | 1.092.393.287 | 7.403.245.207 | 1.089.889.685 | -13.325.804 | -2.503.602 |

ESF – Regionaal concurrentievermogen | 04 02 19 | 3.648.156.721 | 461.831.532 | 3.669.983.587 | 431.891.576 | 21.826.866 | -29.939.956 |

ESF Operationele technische bijstand 2007-2013 | 04 02 20 | 10.000.000 | 5.000.000 | 9.923.762 | 4.961.881 | -76.238 | -38.119 |

Structurele fondsen netto verschil | -4.544.303 | 7.325.701 |

RUBRIEK 1b netto verschil | 0 | 8.437.870 |

De vastleggingskredieten voor de structuurfondsen en het Cohesiefonds zijn aangepast om de uiteindelijke cijfers in de overeengekomen rechtsgrondslag weer te geven. Algemeen gesproken wint het Cohesiefonds 4,544 miljoen EUR, en verliezen de structuurfondsen 4,544 miljoen EUR. Binnen de structuurfondsen is er een vermindering van kredieten voor “Convergentie”, en een toename voor “Regionaal concurrentievermogen”. De vastleggingskredieten voor de doelstelling “Territoriale samenwerking” dalen. Ook voor deze doelstelling is de bijdrage van rubriek 1b aan het Europese nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (grensoverschrijdende samenwerking), dat wil zeggen 47,579 miljoen EUR, overgeschreven door het onderdeel Europese territoriale samenwerking van het EFRO te laten dalen en het ENPI-onderdeel voor grensoverschrijdende samenwerking overeenkomstig te laten stijgen. Het onderdeel Technische bijstand bedraagt iets minder dan in het VOB. Wat de verdeling van de kredieten tussen het EFRO en het ESF betreft, werd het voor de VOB gehanteerde procentuele onderscheid behouden.

De algemene betalingskredieten nemen toe ook al is er per saldo geen wijziging in de vastleggingskredieten. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan het feit dat vooruitbetalingen, die worden berekend als een percentage van de algemene programmeringstoewijzingen, licht hoger zijn voor het Cohesiefonds en dat de recentelijk vastgestelde rechtsgrondslag de bijdrage voor het Cohesiefonds heeft doen toenemen ten koste van de structuurfondsen. Bovendien zijn de nu begrote betalingskredieten voor grensoverschrijdende samenwerking onder het onderdeel ENPI hoger dan de overeenkomstige vermindering in het EFRO-onderdeel territoriale samenwerking, hetgeen een hogere schatting van de behoeften door het ENPI weergeeft. In alle andere gevallen is het algemene bedrag van de kredieten voor elke doelstelling gewijzigd in lijn met de wijzigingen van de vastleggingskredieten, om de verwachte wijziging in de voorschotten weer te geven. Aan de VOB werd ook een technische correctie aangebracht door het evenwicht tussen de betalingskredieten voor het ESF en het EFRO voor de doelstelling “Regionaal concurrentievermogen” aan te passen, waarbij betalingen voor het ESF werden verminderd en die voor het EFRO werden verhoogd. De aanpassing betekent dat betalingen nu in dezelfde verhouding staan tot vastleggingen voor zowel ESF als EFRO.

7. GEMEENSCHAPPELIJK CENTRUM VOOR ONDERZOEK (GCO)

In de verlenging van het door de Commissie voor het jaar 2006 ingediende verzoek via de flexibiliteit van de personeelsformatie (artikel 47 van het financieel reglement), moet de personeelsformatie van het GCO voor het jaar 2007 worden aangepast om een homogeen bevorderingsbeleid te kunnen garanderen voor alle personeelsleden van de Commissie.

Daartoe brengt de voorgestelde wijziging de nodige aanpassingen aan in de structuur van de graden van de personeelsformatie van het GCO, door ook rekening te houden met de voor 2006 verwachte bevorderingen, zonder het totaal aantal posten te wijzigen, noch de verdeling ervan in groepen posten.

Daarin worden ook AD5-posten omgezet in AD6-posten om de aanwerving van voor vergelijkende onderzoeken geslaagde kandidaten mogelijk te maken. Dit kan worden gerechtvaardigd door de behoefte aan hooggekwalificeerd en gespecialiseerd personeel.

De voorgestelde wijzigingen behoeven geen aanpassing van de voor het GCO voorgestelde kredieten aangezien het carrièreverloop binnen de voortgangsparameter GVT ( Glissement Vieillesse Technicité ) valt.

Wijzigingen van de personeelsformatie van het GCO - NvW VOB 2007 |

Onderzoek en technologische ontwikkeling - Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek |

Categorie en graden | Posten VOB 2007 | Wijziging NvW VOB 2007 | Posten 2007 na NvW |

AD 16 | 2 | 0 | 2 |

AD 15 | 10 | 0 | 10 |

AD 14 | 36 | 0 | 36 |

AD 13 | 9 | 0 | 9 |

AD 12 | 204 | 20 | 224 |

AD 11 | 178 | 37 | 215 |

AD 10 | 166 | -29 | 137 |

AD 9 | 30 | 0 | 30 |

AD 8 | 69 | -8 | 61 |

AD 7 | 10 | 0 | 10 |

AD 6 | 94 | 20 | 114 |

AD 5 | 60 | -40 | 20 |

Totaal AD | 868 | 0 | 868 |

AST 11 | 14 | 0 | 14 |

AST 10 | 69 | 0 | 69 |

AST 9 | 42 | 4 | 46 |

AST 8 | 106 | 2 | 108 |

AST 7 | 124 | 11 | 135 |

AST 6 | 243 | -4 | 239 |

AST 5 | 122 | -2 | 120 |

AST 4 | 135 | -11 | 124 |

AST 3 | 151 | 0 | 151 |

AST 2 | 35 | 0 | 35 |

AST 1 | 48 | 0 | 48 |

Totaal AST | 1.089 | 0 | 1.089 |

Algemeen totaal | 1.957 | 0 | 1.957 |

8. BEGROTINGSREGULARISATIES IN VERBAND MET DE MODERNISERING VAN HET BOEKHOUDSYSTEEM

8.1. Tenlasteneming van uitgaven in verband met het beheer van kasmiddelen

Na de modernisering van het boekhoudsysteem van de Commissie en de behoefte om een aantal extracomptabele rekeningen te sluiten die gedurende een aantal jaren saldi hadden, heeft de Commissie in het VOGB 5/2006 het vaststellen van een nieuwe post 27 01 12 02 “Tenlasteneming van uitgaven in verband met het beheer van kasmiddelen” voorgesteld met de volgende toelichting:

“Dit krediet dient ter dekking van begrotingsregularisaties:

- van gelden ter goede rekening in gevallen waarin de ordonnateur alle naar omstandigheden dienstige maatregelen heeft getroffen en de regularisatie-uitgaven onmogelijk ten laste van een ander specifiek begrotingsonderdeel kunnen worden gebracht;

- van situaties waarin een vordering geheel of gedeeltelijk oninbaar moet worden verklaard, terwijl zij reeds als ontvangst was geboekt (met name in geval van verrekening met een schuld);

- van gevallen waarin BTW niet kan worden teruggevorderd, voor zover de uitgave niet meer ten laste kan worden gebracht van het begrotingsonderdeel waaruit de oorspronkelijke uitgave is gedaan;

- van eventueel daarmee verband houdende rente, voor zover deze niet ten laste van een ander specifiek begrotingsonderdeel kan worden gebracht.”

De Commissie stelde ook voor om de tweede paragraaf van de toelichting bij begrotingspost 27 01 12 01 “Financiële lasten” naar dit nieuwe begrotingsonderdeel over te schrijven; die luidt als volgt: “Daarnaast kan onder deze post eventueel een krediet worden opgenomen ter dekking van de verliezen als gevolg van de opheffing of de beëindiging van de activiteiten van banken waarbij de Commissie een rekening aanhoudt voor het beheer van gelden ter goede rekening.”

Deze wijzigingen moeten nu ook in het VOB 2007 worden aangebracht, met de vermelding “pro memorie” (“p.m.”).

8.2. Invoering van een nieuwe begrotingspost 21 01 04 10 – Bijdrage van het EOF voor gemeenschappelijke uitgaven voor administratieve ondersteuning

De Commissie stelt ook voor om een nieuwe begrotingspost 21 01 04 10 te creëren, zoals werd gedaan in het VOGB 5/2006.

Een deel van het budget dat bij het Intern Akkoord voor het 9e EOF aan het Europees Ontwikkelingsfonds is toegewezen, dient ter dekking van de kosten die door de Gemeenschapsbegroting ten laste worden genomen en die betrekking hebben op uitgaven van het EOF voor ondersteuning in de EU-delegaties (b.v. voor extern personeel, huur, elektriciteit, enz.). Omdat het EOF en de Gemeenschap gescheiden begrotingen hebben, stelt de Commissie bij het begin van elk begrotingsjaar daarvoor een terugvorderingsopdracht op; het betreft een raming gebaseerd op de uitgaven in het vorige begrotingsjaar. De uitgaven, billijk gespreid over de verschillende administratieve begrotingsposten en over de EOF's, worden in de loop van het jaar geboekt op een speciale, niet-budgettaire rekening. Dat betekent dat het door het EOF gefinancierde bedrag van de uitgaven momenteel niet tot uiting komt in de begrotingsverslaggeving van de Commissie.

Met het oog op een efficiënte verwerking en een volledige verslaggeving over de begrotingsuitvoering, wordt voorgesteld een begrotingsonderdeel in te voeren waarop vastleggingen en betalingen automatisch worden geboekt nadat de bedragen van het EOF zijn ontvangen. De voorgestelde maatregel is vanuit technisch oogpunt noodzakelijk in verband met het in de delegaties in te voeren boekhoudsysteem op transactiebasis, en zal het gemakkelijker maken om rekening en verantwoording van verrichtingen te doen en zal de verrichtingen doorzichtiger maken. Zij heeft geen gevolgen voor de inkomende en uitgaande bedragen of voor de hoogte van de financiering.

Tevens zal het mogelijk worden om ook voor ontvangsten en uitgaven van het EOF de gewone verslaggevingsinstrumenten te gebruiken. De financiële bijdragen van het EOF worden als bestemmingsontvangsten beschouwd en bij de betalings- en de vastleggingskredieten wordt de vermelding 'p.m.' opgenomen.

9. EUROPEES INVESTERINGSFONDS

De eigen middelen van het Europees Investeringsfonds raken medio 2007 uitgeput en daarom stelt de raad van bestuur van het EIF voor om het geplaatste kapitaal nominaal met 50% te verhogen. Ingevolge artikel 3 van Besluit 94/375/EG van de Raad wordt over de eventuele verhoging van het kapitaal van het fonds door de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, met eenparigheid van stemmen een besluit genomen.

Een wetgevingsvoorstel over de kapitaalverhoging van het EIF zal wellicht tegen het einde van het jaar door de Commissie worden goedgekeurd. De kosten van de kapitaalverhoging zullen in de periode 2007-2010 worden gedekt door begrotingspost 01 04 09 01, zoals voorgesteld in het VOB 2007. De totale prijs die voor de aankoop van de participaties aan het fonds moet worden betaald, bestaat uit de nominale waarde van het gestorte kapitaal en het agio, dat de financiële resultaten van het fonds weergeeft. Vanwege de onzekerheid over de prijs stelt de Commissie voor om de dividenden die het fonds over de periode van vier jaar aan de Gemeenschap uitkeert, te gebruiken om een deel van de kosten van de kapitaalverhoging te dekken.

Artikel 10 van de uitvoeringsvoorschriften van het Financieel Reglement bepaalt dat passende begrotingsstructuren en toelichtingen nodig zijn voor de opneming van de bestemmingsontvangsten. Daarom wordt in de nota van wijzigingen voorgesteld de begrotingstoelichting in uitgavenbegrotingspost 01 04 09 01 “EIF-Terbeschikkingstelling van de te storten bedragen van het geplaatste kapitaal”, en artikel 850 ontvangsten “Door het EIF uitgekeerde dividenden” bij te werken.

10. PLATFORM VAN EUROPESE NIET-GOUVERNEMENTELE ORGANISATIES UIT DE SOCIALE SECTOR

Het voorstel van de Commissie tot vaststelling voor de periode 2007-2013 van het programma 'Burgers voor Europa' ter bevordering van een actief Europees burgerschap bevat als acties onder meer de structurele steun voor maatschappelijke organisaties die op Europees niveau werkzaam zijn (De tweede actie: Een actieve civiele samenleving in Europa).

Onder de vorige financiële vooruitzichten werd het Europees Platform van niet-gouvernementele organisaties uit de sociale sector en ook de andere organisaties uit de civiele samenleving gefinancierd onder rubriek 3. In het nieuwe meerjarig financieel kader is de rechtsgrondslag “Burgers voor Europa” in rubriek 3b. Aangezien alle activiteiten van DG EMPL worden gefinancierd onder rubriek 1a werd begrotingsartikel 04 04 09 dat overeenstemt met de huishoudelijke kosten van het Europees Platform van niet-gouvernementele organisaties uit de sociale sector ingevoegd in het VOB 2007 onder rubriek 1a. Daarom is een technische correctie nodig om dit begrotingsartikel in te voegen in rubriek 3b in overeenstemming met de rechtsgrondslag. Dit wil zeggen dat 620 000 EUR vastleggings- en betalingskredieten van rubriek 1a naar rubriek 3b worden verschoven.

11. DE DEELNEMING VAN DE ZWITSERSE BONDSSTAAT AAN DE COMMUNAUTAIRE PROGRAMMA'S

Om rekening te houden met de uitvoering van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake deelneming van Zwitserland aan een aantal communautaire programma’s moet de betrokken begrotingstoelichting bij deze programma’s worden aangepast. De volledige details zijn opgenomen in de budgettaire bijlage en hebben betrekking op het Communautair Statistisch Programma, Levenslang leren, Jeugd in actie, Media en het Europees Milieuagentschap.

OVERZICHTSTABEL PER RUBRIEK VAN HET FINANCIEEL KADER

Financieel kader Rubriek/subrubriek | Financieel kader 2007 | VOB 2007 (inclusief NvW 1/2007) | NvW 2/2007 | VOB 2006 + NvW 1 en 2/2007 |

|VK |BK |VK |BK |VK |BK |VK |BK | | 1. DUURZAME GROEI | | | | | | | | | | 1a. Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid |8 918 000 000 | |8 796 103 511 |6 943 524 511 |+520 380 000 |+3 780 000 |9 316 483 511 |6 947 304 511 | |1b. Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid |45 487 000 000 | |45 486 558 504 |37 790 265 808 | |+8 437 870 |45 486 558 504 |37 798 703 678 | | Totaal | 54 405 000 000 | |54 282 662 015 | 44 733 790 319 | |12 217 870 | 54 803 042 015 | 44 746 008 189 | | Marge | | |122 337 985 | | | |101 957 985

| | | 2. INSTANDHOUDING EN BEHEER VAN NATUURLIJKE HULPBRONNEN | | | | | | | | | | waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen |45 759 000 000 | |43 684 007 000 |43 407 987 756 | | |43 684 007 000 |43 407 987 756 | | Totaal | 58 351 000 000 | |57 217 576 036 | 55 683 381 736 | | |57 217 576 036 | 55 683 381 736 | | Marge | | |1 133 423 964 | | | |1 133 423 964 | | | 3. BURGERSCHAP, VRIJHEID, VEILIGHEID EN RECHTVAARDIGHEID | | | | | | | | | | 3a. Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid |637 000 000 | | 571 339 000 |426 989 000 | | |571 339 000 |426 989 000 | |3b. Burgerschap | 636 000 000 | |603 055 000 |679 632 652 |+620 000 |+620 000 |603 675 000 |680 252 652 | | Totaal | 1 273 000 000 | |1 174 394 000 | 1 106 621 652 | | |1 175 014 000 | 1 107 241 652 | | Marge | | |98 606 000 | | | |97 986 000 | | | 4. DE EU ALS MONDIALE PARTNER

|6 578 000 000 | | 6 702 527 000 |7 447 469 578 | | | 6 702 527 000 |7 447 469 578 | | Marge | | | 110 000 000 | | | | 110 000 000 | | | 5. ADMINISTRATIE

|7 039 000 000 | |7 002 283 649 | 7 002 183 649 | | |7 002 283 649 | 7 002 183 649 | | Marge | | | 112 716 351 | | | | 112 716 351 | | | 6. COMPENSATIES | 445 000 000 | |444 646 152 | 444 646 152 | | |444 646 152 | 444 646 152 | | Marge | | | 353 848 | | | | 353 848 | | | TOTAAL | 128 091 000 000 | 123 790 000 000 | 126 824 088 852 | 116 418 093 086 | +521 000 000 | +12 837 870 | 127 345 088 852 | 116 430 930 956 | | Marge | | |1 577 438 148 | 7 447 906 914 | | |1 556 438 148 | 7 435 069 044 | |

PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

Dit bedrag is het verschil tussen het totaal van de geannuleerde vastleggingskredieten en de vastleggingskredieten van de structurele maatregelen (Rubriek 2 van de Financiële Vooruitzichten 2000-2006 en de toekomstige rubriek 1b van het nieuw meerjarig financieel kader 2007-2013.)

Hierna 'het PEACE Programma' genoemd.

Conclusies van het voorzitterschap – Europese Raad van Brussel van 15 en 16 december 2005; Raad van de EU No 15914/1/05 (Concl 3) van 16.12.2005.

Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005

NvW 1/2007 had geen effect op de uitgaven, maar alleen op de ontvangsten.

Met het EFG werd geen rekening gehouden bij de berekening van de marge onder rubriek 1a.

De marge voor 2007 in rubriek 4 houdt geen rekening met de kredieten betreffende de reserve voor noodhulp (234,5 miljoen EUR).

Om de marge ten opzichte van het maximum van rubriek 5 te berekenen, wordt rekening gehouden met voetnoot 1 van het financieel kader 2007-2013 voor een bedrag van 76 miljoen EUR aan bijdragen van de personeelsleden in het pensioenstelsel.