Artikelen bij COM(2011)298 - Raadpleging over de vangstmogelijkheden MEDEDELING VAN DE COMMISSIE betreffende een raadpleging over de vangstmogelijkheden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52011DC0298

/* COM/2011/0298 def. */ MEDEDELING VAN DE COMMISSIE betreffende een raadpleging over de vangstmogelijkheden MEDEDELING VAN DE COMMISSIE betreffende een raadpleging over de vangstmogelijkheden


INLEIDING

In dit discussiedocument wordt de vooruitgang beschreven die de voorbije jaren in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid is geboekt en wordt een koers uitgestippeld voor de volgende jaren. Het doel is overleg te plegen over de wijze waarop de totaal toegestane vangsten (TAC’s) voor de visserijtakken in de Europese wateren en voor de Europese vissers moeten worden vastgesteld. De Europese burgers, de lidstaten, de regionale adviesraden en het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur worden verzocht opmerkingen te maken.

Het doel dat voor ogen moet worden gehouden bij de vaststelling van de totaal toegestane vangsten (TAC's), de quota en de visserijinspanningsniveaus voor de Europese visserijtakken voor 2012 is de geleidelijke beëindiging van de overbevissing. Overbevissing betekent niet noodzakelijk dat een bestand met uitsterven of instorten wordt bedreigd; het betekent gewoon dat even veel of zelfs meer vis zou kunnen worden gevangen met minder visserijactiviteit. Dit houdt in dat per jaar een zodanige hoeveelheid vis wordt gevangen dat de resterende vissen de kans krijgen verder te groeien en zich voort te planten op hun hoogste productiviteitsniveau. In deze omstandigheden zullen de langetermijnvangsten van de visbestanden op het niveau liggen dat overeenkomt met de maximale duurzame opbrengst (maximum sustainable yield - MSY). Als te intensief wordt gevist, wordt de vis te vroeg en te klein gevangen en wordt daarbij te veel brandstof verbruikt. De Europese Commissie en de lidstaten van de Unie hebben zich ertoe verbonden uiterlijk in 2015 de visserij op MSY-niveau te brengen.

De visbestanden in de Europese wateren gaan erop vooruit. Het aandeel overbeviste bestanden in de Atlantische Oceaan en de aangrenzende wateren is gedaald van 32 van de 34 bestanden in 2004 naar 22 van de 35 bestanden in 2010, d.i. van 94% naar 63% (zie bijlage I voor nadere gegevens). Deze vooruitgang is goed nieuws, aangezien hiermee wordt aangetoond dat doortastende maatregelen een verschil maken. Nu is bekend dat de tongbestanden in het Skagerrak, het Kattegat, de Oostzee, het westelijke deel van het Kanaal en de Keltische Zee, de bestanden Noordzeeschelvis en Rockall-schelvis, de haringbestanden in de Noordzee, de wateren ten westen van Schotland en de Keltische Zee, de koolvisbestanden in de Noordzee en de wateren ten westen van Schotland, de schartongbestanden voor de kusten van Spanje en Portugal en de langoustinebestanden in de Noordzee niet worden overbevist. De toestand van de diepzeebestanden daarentegen baart wel zorgen.

In de Middellandse Zee wordt 82% van de bekende bestanden overbevist. Het percentage overbeviste bestanden is nog altijd te hoog en er is geen plaats voor zelfgenoegzaamheid: er zijn meer inspanningen nodig om een einde aan de overbevissing te maken.

De vaststelling van de TAC's en quota blijft een cruciaal instandhoudingsinstrument. Uit recent onderzoek blijkt dat niet kan worden aangetoond dat de overcapaciteit van de EU-vloot wezenlijk is gedaald.

Het opschuiven richting MSY zal wellicht grote voordelen opleveren en zal betekenen dat wordt overgeschakeld van de intensieve bevissing van schaarse bestanden naar de lichte bevissing van grotere bestanden. Er zouden even grote of grotere hoeveelheden worden gevangen, maar met een kleinere impact op het milieu. De gevolgen van de visserij voor de zeebodem zullen verminderen en de bijvangsten van kwetsbare organismen, waaronder bruinvissen, dolfijnen en andere zeezoogdieren zullen afnemen, aangezien de algemene intensiteit van de visserij minder groot zal zijn. De brandstofkosten zullen flink dalen omdat het minder tijd vergt om een ton vis te vangen in een rijk dan in een schaars bestand. Hierdoor zullen de koolstofemissies en de brandstofkosten van de vissersvaartuigen dalen.

Een ander belangrijk voordeel is dat de druk om vis terug te gooien zal afnemen. Zwaar beviste bestanden bestaan meestal uit kleinere en minder waardevolle vissen die worden teruggegooid wegens hun geringe marktwaarde of omdat zij volgens de regelgeving ondermaats zijn. Als geleidelijk een einde wordt gemaakt aan de overbevissing, zal dit in grote mate bijdragen tot de vermindering van de teruggooi. Verdere specifieke regelgeving betreffende teruggooi wordt uitgewerkt in het kader van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

De geleidelijke beëindiging van de overbevissing zal de toestand van de visbestanden verbeteren en de impact op het milieu doen afnemen. Zij zal ook de economische rendabiliteit van de vangstsector verhogen. Projecties van de rendabiliteit van sommige vlootsegmenten waarvoor beheersplannen voor de lange termijn gelden, vertonen bemoedigende tekenen dat de economische prestatie van die segmenten aan het verbeteren is.

TOESTAND VAN DE VISBESTANDEN

In 2010 heeft de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) een nieuwe vorm van advies uitgebracht over de TAC’s die de visserij uiterlijk in 2015 op MSY-niveau zullen brengen. De Commissie verheugt zich over dit nieuwe advies en is van plan haar TAC-voorstellen daarop te baseren.

De huidige kennis van de toestand van de visbestanden is samengevat in bijlage Ia; hieronder volgt een beknopte beschrijving.

Voor Atlantisch-Scandinavische haring, blauwe wijting en Noordzeeharing zijn er TAC’s op MSY-niveau vastgesteld en deze soorten worden nu goed beheerd. De Unie is er evenwel niet in geslaagd om met IJsland en de Faeröer tot een akkoord te komen inzake hun deelname aan het beheer van makreel. Het totaal van de door de EU, Noorwegen, de Faeröer, IJsland en Rusland in 2010 vastgestelde TAC’s lag 63% boven het wetenschappelijke advies. Hoewel er nu ruimschoots voldoende makreel is, ligt de bevissingscoëfficiënt duidelijk boven de grenzen van de duurzaamheid en zal dit bestand de volgende jaren waarschijnlijk inkrimpen als er geen akkoord over internationaal beheer wordt bereikt.

In de Noordzee, het Skagerrak en het Kattegat worden alle bekende bestanden, behalve schol, schelvis en haring, overbevist ten opzichte van het MSY-niveau. De TAC’s zijn voor 2011 vastgesteld op een niveau dat 11% hoger ligt dan het wetenschappelijke advies, terwijl dat verschil in 2010 17% en in 2009 37% bedroeg.

Vele bestanden in de wateren ten westen van Schotland, de Ierse Zee en de Keltische Zee worden nog steeds overbevist en de bestanden zijn klein van omvang. De ICES heeft tal van problemen gemeld met het registreren van vangsten en andere gegevens. Acht bestanden zijn zo uitgeput dat zij volgens het wetenschappelijke advies niet meer mogen worden bevist. Acht van de veertien bestanden waarvoor MSY-beoordelingen konden worden opgesteld, bleken te worden overbevist. De TAC’s lagen in 2011 42% hoger dan het advies. De haring en de schelvis in de Keltische Zee doen het goed, maar er zal meer schelvis en wijting worden teruggegooid als de langoustines verder intensief worden bevist met netten van 80 mm zonder dat gebruik wordt gemaakt van vistuig dat de kleine vissen laat ontsnappen. De visserijsector en de betrokken lidstaten moeten selectiever vistuig ontwikkelen en invoeren.

Voor de bestanden in de Golf van Biskaje en de Iberisch-Atlantische Zeeën zijn er slechts enkele ramingen voorhanden. Er is zeer veel zuidelijke heek door een goede aanwas van jonge exemplaren, maar de ICES meldt dat de vangsten in 2010 opnieuw veel groter waren dan het quotum, waardoor de langetermijnduurzaamheid van dit bestand wordt bedreigd. Voor langoustines in de Cantabrische Zee geldt nog steeds het advies de visserij stop te zetten.

Hoewel er geen nauwkeurige ramingen beschikbaar zijn, baart de toestand van vele diepzeebestanden zorgen. De bestanden van Atlantische slijmkop, sommige soorten diepzeehaaien, zeebrasem in de Golf van Biskaje en grenadiersvis zijn uitgeput. Voor de meeste bestanden wordt geadviseerd de visserij hetzij te verminderen, hetzij uitbreiding daarvan niet toe te staan behalve wanneer vaststaat dat het om duurzame visserij gaat. Voor sneller groeiende soorten zoals lom, leng, blauwe leng, zeebrasem en zwarte haarstaartvis kan de visserij in de toekomst op een niveau worden gebracht dat op lange termijn duurzaam is. Voor 2011 wordt geen aparte verordening inzake de vangstmogelijkheden voorgesteld, aangezien de verordening die in 2010 is aangenomen, betrekking heeft op 2011 en 2012.

In de Oostzee worden vier van de zes bekende bestanden overbevist. De kabeljauw in het oostelijke deel van de Oostzee en de haring in de Botnische Zee worden goed beheerd.

In de Middellandse Zee worden de meeste bestanden (82%) overbevist en zijn sommige bestanden tot lage niveaus gedaald (bijlage Ib).

In de Zwarte Zee is de situatie niet wezenlijk veranderd. Sprot is in goede doen dankzij de recente sterke aanwas van jonge exemplaren. Deze soort wordt op duurzame wijze bevist, maar tarbot wordt overbevist.

ECONOMISCHE ANALYSE

Het is nog niet mogelijk een volledig overzicht van alle sectoren van de EU-vloot te maken, aangezien de gegevensreeksen van sommige lidstaten nog onvolledig zijn. Griekenland en Spanje hebben helemaal geen economische gegevens over 2008 verstrekt. België, Bulgarije, Denemarken, Griekenland, Ierland, Letland, Portugal, Roemenië, Slovenië en Spanje hebben onvolledige gegevens over de periode 2002-2008 voorgelegd. Dit gebrek aan gegevens bemoeilijkt heel erg de beoordeling van de algemene economische prestatie van de vissersvloot van de EU.

De gegevens van het economisch jaarverslag 2008 laten zien dat de economische rendabiliteit van de vangstsector van de EU zwak is en de voorbije jaren traag aan het achteruitgaan is.

De winst vóór belasting bedroeg ongeveer 6%, na verrekening van de rechtstreekse subsidies (ongeveer 3,8% zonder die subsidies). De economische crisis lijkt voor vele vissoorten een negatieve impact te hebben gehad op de prijzen bij eerste verkoop, aangezien de huidige prijzen nog steeds ongeveer 10% onder de prijzen van 2007 liggen.

De twee grootste kostencomponenten zijn brandstof (gemiddeld 23% van de totale kosten) en lonen (ongeveer 28%). Er zijn grote variaties in het brandstofgebruik, en trawlers – vooral boomkortrawlers – verbruiken het meest. Door de hoge brandstofprijzen neemt de impact van de brandstofprijzen op de kosten toe, ook al hebben vele vloten hun visserijgedrag aangepast om brandstof te sparen. In vele vlootsegmenten leiden de toenemende brandstofkosten tot een lager winstaandeel voor de bemanning en tot lagere lonen.

Ongeveer 10% tot 20% van de vlootsegmenten creëert negatieve cashflow, wat betekent dat de inkomsten niet groot genoeg zijn om de bedrijfskosten op korte termijn te dekken. Wanneer ook de kapitaalkosten in aanmerking worden genomen, blijkt de langetermijnrendabiliteit van 30% tot 40% van de vloot negatief te zijn.

Boomkortrawlers maken grote verliezen. Demersale trawlers en vaartuigen voor de zegenvisserij doen het iets beter en halen nu eens positieve, dan weer negatieve winstmarges naargelang van de prijzen van de vis bij de eerste verkoop en de brandstofkosten. De segmenten die dregnetten gebruiken, presteerden beter dan de segmenten met ander mobiel vistuig. Alle segmenten die staand vistuig gebruiken, zijn winstgevend.

De projecties van de rendabiliteit voor een aantal vlootsegmenten waarvoor beheersplannen voor de lange termijn gelden, zijn iets beter.

De verwerkende sector is over het algemeen winstgevend. De meeste kustgebieden, die van oudsher afhankelijk zijn van de lokale aanvoer, specialiseren zich nu in de verwerking van ingevoerde vis. De invoer is nu goed voor meer dan 65% van de totale consumptie van zeevisserijproducten in de EU.

AANWIJZINGEN VOOR HET BELEID

Ontbreken van wetenschappelijk advies

Voor ongeveer twee derden van de TAC’s ontbreekt wetenschappelijk advies over de overbevissing. In de meeste gevallen is dit te wijten aan ontbrekende vangstgegevens, onvolledige onderzoeken of slechte bemonstering, maar er zijn ook gevallen waar de onderliggende biologische vraagstukken grote uitdagingen voor de wetenschap vormen. Het aanleveren van wetenschappelijke visserijgegevens valt onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten en in een aantal gevallen wordt die verantwoordelijkheid niet volledig nagekomen.

Op andere gebieden van menselijke activiteit (en ook op het gebied van de visserij in andere delen van de wereld) is het zo dat het verwachte effect van een activiteit eerst naar behoren moet worden beoordeeld voordat die activiteit van start mag gaan. De recente visserijpraktijken zijn ver van deze norm afgeweken. Dit moet worden rechtgezet. Als de bestanden worden bevist zonder dat hun status met betrekking tot overbevissing bekend is, zal aan de overbevissing nooit een einde komen.

Aangezien over zo vele bestanden zo weinig bekend is, moeten de TAC’s, naarmate de onzekerheid groter is, met grotere omzichtigheid worden vastgesteld.

Als de situatie in één keer wordt rechtgetrokken, zou dit tot ernstige verstoring leiden wanneer de visserij moet worden verboden op alle bestanden waarvan de status momenteel onbekend is. In plaats daarvan wordt voorgesteld de onderstaande vier handelswijzen toe te passen.

- Als wetenschappelijk advies over overbevissing ontbreekt, moet een verlaging van de TAC en/of de visserijinspanningsniveaus met 25% worden voorgesteld, tenzij uit wetenschappelijk advies blijkt dat de verlaging groter moet zijn wegens de risico's op korte termijn voor het bestand.

- De lidstaten moeten voldoende middelen aanwenden en dringend de gegevens verstrekken die nodig zijn om de toestand van de bestanden te beoordelen.

- De wetenschappelijke instanties moeten dringend oplossingen voor deze problemen aanreiken, waarbij evenwel niet uit het oog mag worden verloren dat het aan de lidstaten is om voor de kennisbasis te zorgen.

- Er moeten van de commerciële visserij en de wetenschappelijke onderzoeken afkomstige indicatoren worden ontwikkeld zodat strenge regels kunnen worden vastgesteld die de visserij tot een duurzame exploitatie van de bestanden brengen, ook in situaties waar er een gebrek is aan gegevens.

Visserijinspanning

Het beheer van de visserijinspanning (de beperking van de tijd die vissersvaartuigen op zee doorbrengen) moet er, naast de TAC's, voor zorgen dat minder wordt teruggegooid en dat de mogelijkheden voor illegale vangsten worden beperkt. Het beheer van de visserijinspanning is een belangrijke instandhoudingsmaatregel waarvan gebruik wordt gemaakt in tal van langetermijnbeheersplannen, bijv. voor kabeljauw in de Noordzee en de Oostzee, voor schol en tong in de Noordzee, voor tong in het westelijke deel van het Kanaal, voor zuidelijke heek en voor de langoustinebestanden (bijlage II).

De totale visserijinspanning, zoals weergegeven in bijlage II, voor de kabeljauwbestanden in de wateren ten westen van Schotland en in de Noordzee is niet afgenomen en de visserijinspanning waarbij in het Iberisch-Atlantische gebied kieuwnetten (met een maaswijdte van meer dan 60 mm) en grondbeugen worden gebruikt, is toegenomen. Deze situatie moet veranderen, aangezien in de beheersplannen voor zowel kabeljauw als heek voor deze gebieden is bepaald dat de visserijinspanning en de visserijsterfte moeten afnemen, in plaats van toenemen. Er zullen maatregelen worden voorgesteld die moeten garanderen dat de visserijinspanning in de visserij op zuidelijke heek met de grondbeug en met staande netten afneemt.

De regelingen voor het beheer van de visserijinspanning zijn ingewikkeld en moeten zorgvuldig worden onderzocht. Daartoe zal de Commissie de belanghebbenden verzoeken uiterlijk op 1 september moeilijkheden met die regelingen te melden, zodat daaraan de nodige aandacht kan worden besteed voordat de eindejaarsbesluiten worden genomen.

Als na die datum problemen met de regelingen voor het beheer van de visserijinspanning worden gemeld, zal de Commissie een eventueel voorstel tot wijziging van het systeem uitstellen totdat in het daaropvolgende jaar een grondige evaluatie kan worden gemaakt. In de tussentijd zullen de visserijinspanningsniveaus moeten worden aangepast zoals vereist in de plannen.

BEHEER AAN DE HAND VAN MEERJARENPLANNEN

Verschillende van de huidige beheersplannen waren opgesteld met het oog op het herstel van uitgeputte bestanden, maar hadden niet tot doel die bestanden in een optimale toestand te brengen. Daarom moeten de plannen worden herzien om uiterlijk in 2015 een einde aan de overbevissing te maken.

Momenteel worden de volgende plannen opnieuw bekeken: tong in het westelijke deel van het Kanaal, de kabeljauwbestanden, de tong- en scholbestanden in de Noordzee, schelvis, haring, koolvis in de Noordzee, zuidelijke heek, langoustines, en tong in de Golf van Biskaje.

De Commissie zal een nieuw voorstel voor noordelijke heek uitwerken zodra de wetenschappelijke gegevens daarover geconsolideerd zijn. Hierbij kan zij voor een meersoortenaanpak kiezen, aangezien heek in het kader van de gemengde visserij samen met zeeduivel wordt gevangen.

Sommige plannen lijken reeds op de MSY-doelen te zijn afgestemd:

- Noordzeeschelvis (aanvaard in het kader van het bilaterale overleg met Noorwegen);

- haring in de wateren ten westen van Schotland;

- Noordzeeharing;

- Atlantisch-Scandinavische haring (aanvaard door de betrokken kuststaten);

- blauwe wijting (aanvaard door de betrokken kuststaten).

De plannen voor ansjovis in de Golf van Biskaje en voor horsmakreel worden verder besproken in het Parlement en de Raad. Voorts wordt aan andere plannen gewerkt, bijvoorbeeld voor de pelagische bestanden in de Oostzee.

Wat de Middellandse Zee betreft, worden verdere inspanningen geleverd om internationale langetermijnplannen voor de betrokken visserijtakken op te stellen. Krachtens de verordening betreffende de Middellandse Zee moeten de EU-lidstaten meerjarenplannen op nationaal niveau opstellen. Hierbij is voor het eerst vooruitgang geboekt en die zal zich doorzetten.

WERKMETHODE VOOR HET VOORSTELLEN VAN TAC’S

Als er langetermijnplannen bestaan waarin TAC’s of visserijinspanningsniveaus zijn vastgesteld, moeten die worden gevolgd. Dit is de beste aanpak om de duurzaamheid op de lange termijn te garanderen. Voorts moeten, als met derde landen overeenstemming is bereikt over TAC's of andere maatregelen, die TAC’s of andere maatregelen worden toegepast.

De TAC's moeten worden vastgesteld volgens wetenschappelijk advies dat is gebaseerd op volledige gegevens en op een kwantitatieve analyse en ramingen die passen in het “MSY-kader”. Als dergelijk advies voorhanden is, moet het rechtstreeks worden gebruikt om quota- of visserijinspanningsniveaus vast te stellen; dit neemt evenwel niet weg dat een geleidelijke toepassing van dit kader tegen 2015 kan worden aanvaard als dit met het advies verenigbaar is.

Als er geen wetenschappelijk advies is of als de beschikbare gegevens niet geschikt zijn om de omvang van het bestand en de correcte vangsthoeveelheden te berekenen, moet voorzichtiger te werk worden gegaan. Zoals vermeld in punt 4.1 moet de TAC met 25% worden verlaagd en moeten de lidstaten dringend het nodige doen om de juiste bevissingscoëfficiënt vast te stellen.

TIJDSCHEMA VOOR DE VOORSTELLEN

Het tijdschema van de afzonderlijke voorstellen verschilt naargelang van het gebied. De voorbije jaren zijn de TAC-besluiten voor de meeste EU-bestanden in december genomen op grond van voorstellen die midden of eind oktober werden bekendgemaakt. Voor de Atlantische Oceaan, de Noordzee en andere gebieden is het mogelijk vroeger tot een voorstel en een besluit te komen als deze besluiten afzonderlijk worden genomen, zonder dat daarin de vangstmogelijkheden worden verrekend die in het kader van de besprekingen met Noorwegen en andere derde landen worden aanvaard.

Als die nieuwe structuur voor de voorstellen wordt goedgekeurd, kan het schema van de werkzaamheden er uitzien als volgt:

Verordening inzake vangstmogelijk-heden | Advies beschik-baar | Indiening van het voorstel van de Commissie | Mogelijke goedkeuring van het voorstel door de Raad |

Zwarte Zee | oktober | november | december |

Oostzee | mei | begin september | oktober |

Exclusieve EU-bestanden in de Atlantische Oceaan, de Noordzee en andere gebieden | juni (*) | september | november |

Gedeelde bestanden in de Atlantische Oceaan en de Noordzee, en internationaal beheerde bestanden in de Antarctische wateren en andere gebieden | oktober (*) | november | december |

(*) Voor vele bestanden brengt de ICES een eerste advies uit in juni; verdere elementen worden in juli toegevoegd. Voor de pelagische en de wijd verspreide soorten wordt het advies in oktober verstrekt.

CONCLUSIE

De Commissie verzoekt de Europese burgers, het Europees Parlement, de in de Raad vertegenwoordigde lidstaten, de regionale adviesraden en het Raadgevend Comité voor de visserij en de aquacultuur opmerkingen te maken over de in dit document uiteengezette aanpak voor een duurzaam beheer van de visserij overeenkomstig de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid.

BIJLAGE Ia – Het noordoosten van de Atlantische Oceaan en de aangrenzende wateren

Tabel 1. Wetenschappelijke adviezen over de toestand van de bestanden | Aantal visbestanden |

Bestanden die zijn ingedeeld volgens de bovenstaande criteria (vastgesteld referentiepunt) | 1 | 0,9 |

Andere bestanden die niet zijn opgenomen wegens gebrekkige gegevens (nog geen referentiepunt vastgesteld) | 110 | 99,1 |

In aanmerking genomen bestanden (van in totaal 19 soorten) | 111 | 100 |

Ingedeelde bestanden: |

verminderd reproductievermogen | 1 | 100,0 |

volledig reproductievermogen | 0 | 0,0 |

Totaal aantal bestanden | 1 | 100 |

2 – Wetenschappelijke adviezen over de overbevissing van de bestanden in de Middellandse Zee en de Zwarte Zee | Aantal | % |

Bestanden die zijn ingedeeld volgens de criteria (vastgesteld referentiepunt) | 61 | 55,0 |

Andere bestanden die niet zijn opgenomen wegens gebrekkige gegevens (nog geen referentiepunt vastgesteld) | 50 | 45,0 |

In aanmerking genomen bestanden (van in totaal 19 soorten) | 111 | 100 |

Ingedeelde bestanden: |

het bestand wordt overbevist (boven Fmsy of equivalente waarde) | 50 | 82,0 |

het bestand wordt op of onder Fmsy-niveau of equivalente waarde bevist | 11 | 18,0 |

Totaal aantal bestanden | 61 | 100 |

BIJLAGE II – In het kader van meerjarenplannen gereguleerde visserijinspanningen volgens de verslagen van de lidstaten aan het WTECV

(gegevens verstrekt door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek)

[pic] Grafiek 1: Gereguleerde visserijinspanning in het westelijke deel van de Oostzee

[pic]

Grafiek 2: Gereguleerde visserijinspanning in het centrale deel van de Oostzee

[pic] Grafiek 3: Gereguleerde visserijinspanning in het Kattegat

[pic]Grafiek 4 : Gereguleerde visserijinspanning in de Noordzee, het Skagerrak en het oostelijke deel van het Kanaal

[pic]Grafiek 5 : Gereguleerde visserijinspanning in de Ierse Zee

[pic]Grafiek 6 : Gereguleerde visserijinspanning in de wateren ten westen van Schotland

[pic]

Grafiek 7 : Gereguleerde visserijinspanning in het westelijke deel van het Kanaal

[pic]

Grafiek 8 : Gereguleerde visserijinspanning in de Iberisch-Atlantische wateren Noot: Het verschil in trend ten opzichte van vorig jaar is vooral toe te schrijven aan de betere gegevens uit Spanje.

Verduurzaming van de EU-visserij op basis van de maximale duurzame opbrengst. Mededeling van de Commissie aan de Raad en aan het Europees Parlement. COM(2006) 360 definitief.

Verslag over de inspanningen van de lidstaten in 2009 om tot een duurzaam evenwicht tussen vangstcapaciteit en vangstmogelijkheden te komen. Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. COM(2011).

Voor een tabel met de Europese quota en de desbetreffende “verkeerslichten”, zie:

http://ec.europa.eu/fisheries/documentation/publications/poster_tac2011_en.pdf.

Een volledige analyse van de toestand van de visbestanden kan worden gevonden op www.ices.dk en https://stecf.jrc.ec.europa.eu

COM(2000) 1 definitief.

Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad.

Fmsy, de coëfficiënt die de maximale duurzame opbrengst van de visserij oplevert, is de intensiteit van de visserijactiviteit waarbij op lange termijn de hoogste opbrengst van een bestand wordt gehaald, zonder dat op korte termijn de productiecapaciteit van dat bestand wordt uitgeput.

Onder “duurzame vangsten” worden de vangsten verstaan die de ICES en het WTECV adviseren op basis van de voorzorgsaanpak; deze aanpak omvat ook het toepassen van langetermijnplannen voor zover die plannen op basis van het voorzorgsbeginsel zijn vastgesteld.