Artikelen bij COM(2011)428 - Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de EU in 2010

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52011DC0428

/* COM/2011/0428 definitief */ VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2010


Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2010

ACHTERGROND BIJ HET JAARVERSLAG OVER DE OTO-ACTIVITEITEN

Het jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie wordt opgesteld ingevolge artikel 190 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

Hoewel deze formeel niet onder het toepassingsgebied van dit verslag valt, is bepaalde informatie over ingevolge het Euratom-Verdrag uitgevoerde onderzoeksactiviteiten in het verslag opgenomen.

DE BREDERE CONTEXT IN 2010

In juni 2010 heeft de Europese Raad de Europa 2020-strategie goedgekeurd als de EU-agenda voor groei en werkgelegenheid voor de komende tien jaar. Deze strategie geeft aan hoe Europa de crisis te boven kan komen door zich te concentreren op slimme, duurzame en inclusieve groei. Zij wordt ondersteund door zeven vlaggenschipinitiatieven die als katalysator werken voor de verschillende prioriteiten. Er werden vijf centrale streefdoelen vastgelegd die dienen als mijlpalen van succes.

Een van de pijlers van de strategie is de behoefte van Europa aan een betere onderzoekskwaliteit en een groter innoverend vermogen. Er werd een hoofddoelstelling vastgelegd "om het klimaat voor onderzoek en ontwikkeling te verbeteren, met name om de O&O-intensiteit op 3 % te brengen".

Hoewel de EU in haar geheel in de afgelopen tien jaar geen grote vorderingen heeft gemaakt om het streefcijfer van 3 % te halen, heeft het streefcijfer zowel de publieke als de particuliere sector in de hele EU doen beseffen dat meer in O&O moet worden geïnvesteerd. Het resultaat daarvan is een toename van de O&O-investeringen in reële cijfers in de EU-27. Toch bedraagt de algemene O&O-intensiteit in Europa slechts 2 % (Eurostat 2009).

In oktober 2010 heeft de Commissie de mededeling "Europa 2020-vlaggenschipinitiatief — Innovatie-Unie" aangenomen, waarin zij een strategische en geïntegreerde aanpak van onderzoek en innovatie uiteenzet. In november heeft de Raad (en vervolgens de Europese Raad van februari 2011) zijn steun voor dit initiatief betuigd, waarbij hij de nadruk legde op de noodzaak om de juiste voorwaarden te scheppen voor een innovatieklimaat dat ervoor zorgt dat Europa de concurrentie met de rest van de wereld aankan.

In haar evaluatie van de EU-begroting heeft de Commissie haar ideeën over de opbouw en het doel van de volgende begroting van de Unie voorgesteld en heeft zij het pad geëffend voor het komende voorstel voor het volgende meerjarige financiële kader. Door haar aandacht te richten op slimme begrotingsconsolidatie wil de Commissie tot een toekomstgerichte begroting komen die de doelstellingen van Europa 2020 helpt verwezenlijken en die stoelt op sleutelbeginselen zoals verwezenlijking van de grote beleidsprioriteiten, Europese meerwaarde en resultaatgerichtheid. Omdat onderzoek en innovatie een centrale plaats innemen in het economische beleid en essentieel zijn voor groei en werkgelegenheid, werden zij erkend als een van de meest duurzame motoren van vooruitgang.

Het belangrijkst is dat de Commissie in de begrotingsevaluatie heeft voorgesteld een gemeenschappelijk strategisch kader te ontwikkelen voor alle toekomstige financiering van onderzoek en innovatie in de EU. Het is daarbij de bedoeling, zoals later in een groenboek werd uiteengezet, een samenhangende verzameling instrumenten te ontwikkelen die voor een probleemloze financiering in de hele innovatieketen zorgt, gaande van onderzoek over technologische ontwikkeling tot de demonstratie en vermarkting van innovatieve technologieën en producten.

DE INNOVATIE-UNIE, MET INBEGRIP VAN DE EOR-BELEIDSONTWIKKELINGEN

Europa heeft middels het Innovatie-Unie-initiatief een strategische en geïntegreerde aanpak van innovatie aangenomen, waarbij de doelstellingen om het concurrentievermogen te verbeteren en de maatschappelijke uitdagingen aan te pakken elkaar aanvullen en het streven naar innovatie steeds voor ogen wordt gehouden bij de formulering en uitvoering van maatregelen op alle beleidsterreinen.

Een essentieel onderdeel van de uitvoering van de aanpak zijn Europese innovatiepartnerschappen die alle spelers van de innovatiecyclus samenbrengen, de Europese inspanningen voor de aanpak van dringende maatschappelijke problemen in aanmerking nemen en tegelijkertijd de marktacceptatie van nieuwe technologieën en producten in Europa versnellen.

Het meten van de vooruitgang op het gebied van innovatie

Gevolg gevend aan het verzoek van de Europese Raad van juni 2010 om een nieuwe indicator voor het meten van de vooruitgang op het gebied van innovatie te ontwikkelen, heeft een panel op hoog niveau van leidende bedrijfsinnovatoren en economen de beschikbaarheid en de kwaliteit van mogelijke indicatoren en hun technische haalbaarheid onderzocht. Het panel heeft er rekening mee gehouden dat bij het streven naar een O&O-intensiteit van 3 % dubbel werk moet worden vermeden, dat op resultaten en gevolgen moet worden gefocust en dat internationale vergelijkbaarheid moet worden gewaarborgd.

Volgend op de werkzaamheden van het panel en na raadpleging van de lidstaten werd in het kader van de Innovatie-Unie een indicator voorgesteld op basis van het aandeel van snelgroeiende innoverende ondernemingen in de economie, als een middel om de aandacht te vestigen op de alarmerende kloof die de EU zal moeten dichten om de innovatieleiders in de rest van de wereld bij te benen.

Verbetering van de randvoorwaarden

Een van de prioriteiten van de Innovatie-Unie is de drastische verbetering van het bedrijfsklimaat dat aan de basis ligt van particuliere investeringen in onderzoek en ontwikkeling. Hiertoe moeten een aantal cruciale randvoorwaarden worden gecreëerd. De volgende prioriteiten werden in de Innovatie-Unie en door de Europese Raad naar voren geschoven:

op het gebied van normalisatie : het Europese normalisatiesysteem hervormen teneinde de vaststelling van interoperabele normen sneller en efficiënter te maken, met name in de ICT-sector;

op het gebied van overheidsopdrachten : de huidige wetgeving verbeteren en een soort Small Business Innovation Research-programma opzetten om de acceptatie en het gebruik van innovatieve producten te bevorderen;

op het gebied van intellectuele eigendom : het Europees octrooi invoeren en een Europese kennismarkt ontwikkelen om de toepassing van kennis te vergemakkelijken.

Vlottere toegang tot financiering voor innoverende bedrijven

In 2010 was de toegang tot financiering nog steeds een belangrijk knelpunt voor de verwezenlijking van de Europese doelstelling inzake investering in onderzoek en innovatie.

Om dat probleem aan te pakken, verbindt de Innovatie-Unie zich ertoe op EU-niveau een nieuwe generatie financiële instrumenten te ontwikkelen om leemten in de markt op te vullen en particuliere financiering van onderzoek en innovatie fors te doen toenemen, een regeling uit te werken die ervoor zorgt dat alle in de lidstaten gevestigde risicokapitaalfondsen in de hele Europese Unie vrij kunnen werken en investeren, het voor innoverende bedrijven gemakkelijker te maken om in de hele EU geschikte investeerders te vinden en het kader voor staatssteun voor O&O en innovatie te herzien om duidelijk vast te stellen welke vormen van innovatie passende ondersteuning kunnen krijgen.

De nieuwe generatie financiële instrumenten zal voortbouwen op het opmerkelijke succes van de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF), die werd ingesteld uit hoofde van het zevende kaderprogramma, en andere EU-regelingen.

Maatschappelijke uitdagingen aanpakken: Europese innovatiepartnerschappen

Het concept 'Europese innovatiepartnerschappen' (EIP's) werd voor het eerst gebruikt in de mededeling van de Commissie over de Innovatie-Unie en een voorstel voor een proef-EIP inzake actief en gezond ouder worden. EIP's hebben ten doel alle relevante maatregelen aan de vraag- en aanbodzijde te activeren en te coördineren. Het is daarbij van belang dat knelpunten op regelgevings- of financieel gebied worden aangepakt en dat bestaande steunmaatregelen worden gestroomlijnd om ervoor te zorgen dat innovatieve producten en oplossingen snel op de markt kunnen worden gebracht.

Nadat de Raad in november 2010 zijn steun had uitgesproken, heeft de Commissie de belanghebbenden geraadpleegd over de reikwijdte en de inhoud van de proef-EIP en heeft zij de bestuursregelingen en de selectiecriteria voor de volgende EIP's in een document met veelgestelde vragen geschetst. De Europese Raad heeft het proefpartnerschap op 4 februari 2011 goedgekeurd.

3.5. Totstandbrenging van de Europese onderzoeksruimte (EOR)

3.5.1. EOR-governance

Het doel van het Ljubljanaproces is door middel van gezamenlijke optredens en de vijf EOR-partnerschappen tussen de lidstaten en de EU tekortkomingen en inefficiënties in het Europese onderzoekssysteem ten gevolge van fragmentatie, een gebrek aan coherentie en coördinatie en beperkingen van het vrije verkeer van kennis aan te pakken.

In het kader van de Innovatie-Unie werd aangekondigd dat de Commissie in 2012 een nieuw EOR-kader zal voorstellen. Dat kader zal de belangrijkste knelpunten aanduiden en aanpakken die de totstandbrenging belemmeren van een onderzoekssysteem dat de ambitie van een Europese kenniseconomie werkelijkheid kan doen worden. Om een dergelijk EOR-kader op te zetten, zal de Commissie onderzoeken hoe zij optimaal gebruik kan maken van de sterkere rechtsgrondslag die voor de EOR in het Verdrag van Lissabon is vastgesteld.

Een andere belangrijke stap in de algemene EOR-governance was de goedkeuring van een nieuw mandaat voor het CREST, waarvan de naam is veranderd in comité Europese onderzoeksruimte (CEOR) om de nieuwe klemtoon op de EOR beter tot uitdrukking te brengen.

3.5.2. Onderzoekers

De stuurgroep menselijk potentieel en mobiliteit speelde in 2010 nog steeds een actieve rol bij de uitvoering van het Europees partnerschap voor onderzoekers. Een aantal landen hebben middels nationale actieplannen bijgedragen tot de openstelling en de eenmaking van de Europese arbeidsmarkt voor onderzoekers. Er werd een overeenkomst gesloten om de uitvoering van deze maatregelen op te volgen met het oog op een jaarlijks voortgangsverslag in de komende drie jaar.

Andere belangrijke initiatieven zijn onder andere het omkaderen van de verschillende fasen van de loopbaan van onderzoekers, een studie over het vergemakkelijken van de oprichting van pan-Europese pensioenfondsen voor onderzoekers, onderzoek naar de mobiliteitspatronen en de loopbaan van Europese onderzoekers (MORE) en de uitbreiding van de EURAXESS-verbanden met Europese onderzoekers in India en Singapore.

Later in 2011 zal een vergelijkbare structuur voor onderzoeksloopbanen aangemoedigd worden, zullen verdere inspanningen worden geleverd om de oprichting van een pan-Europees pensioenfonds te vergemakkelijken en zal met het oog op de totstandbrenging van een Europees registratie- en informatiestelsel de idee van een onderzoekerskaart worden getest.

3.5.3. Gezamenlijk programmeringsinitiatief (GPI)

De Raad heeft in zijn conclusies van december 2009 het startsein gegeven voor het proef-GPI inzake neurodegeneratieve ziekten en drie andere thema's voor GPI's geselecteerd, waarover de Commissie aanbevelingen heeft aangenomen: landbouw, voedselzekerheid en klimaatverandering; cultureel erfgoed en mondiale verandering; een gezonde voeding voor een gezond leven. De Raad heeft tijdens zijn zitting van oktober 2010 het startschot gegeven voor de drie genoemde GPI's.

De groep op hoog niveau voor gezamenlijke programmering heeft een tweede groep van zes GPI's vastgesteld, die de Raad in mei 2010 heeft goedgekeurd:

1. langer en beter leven - het potentieel en de uitdagingen van demografische verandering;

2. de microbiële uitdaging - een nieuwe bedreiging voor de gezondheid van de mens;

3. gezonde en productieve zeeën en oceanen;

4. waterproblemen in een veranderende wereld;

5. delen van klimaatkennis in Europa;

6. stedelijk Europa - mondiale uitdagingen, lokale oplossingen;

De Raad heeft zich in zijn conclusies van november 2010 verheugd betoond over het eerste tweejaarlijkse verslag over gezamenlijke programmering, met inbegrip van de vrijwillige richtsnoeren voor randvoorwaarden, waarin de vooruitgang wordt beoordeeld en de toekomst van het GPI-proces in kaart wordt gebracht.

3.5.4. Onderzoeksinfrastructuur

De verordening tot instelling van een wettelijk kader voor een Consortium voor een Europese onderzoeksinfrastructuur (ERIC) moest de totstandbrenging en exploitatie van grootschalige onderzoeksinfrastructuren met de medewerking van verschillende Europese landen vergemakkelijken. De eenvormige en tijdige uitvoering van de ERIC-verordening in de verschillende lidstaten blijft evenwel een probleem. Het eerste verzoek tot oprichting van een ERIC werd in oktober 2010 ingediend; de SHARE ERIC (Survey of Health, Ageing and Retirement in Europe) werd opgericht in maart 2011.

Er is in 2010 aanzienlijke vooruitgang geboekt met de uitvoering van de routekaart van het Europees strategieforum voor onderzoeksinfrastructuren (ESFRI), met name door de projecten die in de voorbereidende fase zijn gefinancierd met middelen die uit hoofde van het zevende kaderprogramma voor onderzoeksinfrastructuur zijn uitgetrokken. In 2010 zijn tien overeenkomsten gesloten en de projecten bevinden zich momenteel net voor of in de bouwfase.

Door zijn rol als incubator is het ESFRI erin geslaagd nieuwe infrastructuurprojecten op te zetten en een gemeenschappelijke EOR-aanpak uit te werken, maar nu is het moment gekomen om de duurzaamheid van pan-Europese onderzoeksinfrastructuren op lange termijn aan te pakken. Het hoge niveau moet worden doorgetrokken naar de werking van reeds bestaande infrastructuren, zodat alle pan-Europese onderzoeksinfrastructuren kunnen worden beoordeeld en een prioriteitsniveau kan worden toegewezen. Daarom werd een werkgroep opgericht, die voor een dergelijke beoordeling en prioriteitsbepaling een methodologisch kader moet uitwerken tegen 2011.

3.5.5. Externe dimensie van de EOR

Het Europese partnerschap voor internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking, dat meer samenhang tussen de EU en de lidstaten beoogt, was ook in 2010 een kernonderdeel van de activiteiten van de Unie op dit gebied. Het Strategisch forum voor internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking (SFIS) heeft bijgedragen tot de vooruitgang die in dat partnerschap is geboekt.

Er werd bijzondere aandacht besteed aan de uitvoering van het proefproject in India inzake problemen op het gebied van water en biologische rijkdommen met het oog op de vaststelling in de loop van 2011 van een gezamenlijke strategische agenda voor onderzoek en innovatie voor de EU, de EU-lidstaten en India. Het SFIS heeft ook een aantal gemeenschappelijke prioriteiten van de EU en de lidstaten geïdentificeerd door gecoördineerde of gemeenschappelijke initiatieven op te starten middels aanvullende geografische 'proefprojecten' met China en de Verenigde Staten.

3.5.6. Kennisoverdracht

De ERAC-werkgroep voor kennisoverdracht bevordert en ziet toe op de uitvoering van de resolutie van de Raad betreffende de door de Commissie vastgestelde aanbeveling en code van goede praktijken inzake kennisoverdracht. De werkgroep heeft wederzijds leren vergemakkelijkt en heeft in 2010 een eerste verslag ingediend met een overzicht van de nationale initiatieven die ter uitvoering van de aanbeveling zijn genomen of zullen worden genomen. De werkgroep heeft vorderingen gemaakt met het opstellen van richtsnoeren voor belanghebbenden betreffende kennisoverdracht en het beheer van intellectuele eigendom voor internationale onderzoekssamenwerking en voor indicatoren.

De Commissie heeft voorts opdracht gegeven voor een driejarige monitoringstudie van de maatregelen die de lidstaten op basis van de aanbeveling nemen en van de gevolgen daarvan. Met het oog op de betrokkenheid van de belanghebbenden heeft de Commissie in november 2010 haar derde Stakeholders' forum georganiseerd.

3.5.7. Universiteiten: moderniseringsagenda

In 2010 heeft een reeks activiteiten voor leren in groepsverband plaatsgevonden over vijf onderwerpen die deel uitmaken van de moderniseringsagenda voor universiteiten. De algemene bevindingen werden in oktober besproken tijdens de conferentie van het Belgische voorzitterschap 'Expertisevoorwaarden in de universiteiten en andere onderzoeksinstellingen'. In maart 2011 werd een ERAC-seminarie georganiseerd tijdens hetwelk de definitieve conclusies zijn opgesteld en werd besproken hoe de resultaten in het beleidsvormingsproces kunnen worden opgenomen.

Intussen werd ook een platform voor belanghebbenden opgericht om gemeenschappelijke beginselen voor externe competitieve onderzoeksfinanciering te ontwikkelen. Het verslag wordt gebruikt als bron voor beleidsdiscussies, bijvoorbeeld in het kader van de voorbereidende werkzaamheden van het EOR-kader en de mededeling over de follow-up van de moderniseringsagenda van het hoger onderwijs.

HET ZEVENDE KADERPROGRAMMA

Tenuitvoerlegging van de werkprogramma's van 2010

In 2010 zijn 63 uitnodigingen tot het indienen van voorstellen afgerond met een totale indicatieve begroting van 3,9 miljard EUR. In totaal werden 12 397 in aanmerking komende voorstellen ingediend, waarvan er 2 582 voor financiering werden geselecteerd. Dat betekent dat 21 % van de voorstellen steun heeft gekregen.

In totaal 57 315 deelnemers hebben aan alle in aanmerking komende voorstellen deelgenomen, bij totale projectkosten van 23,3 miljard EUR en een totale aangevraagde EU-bijdrage van 17,8 miljard EUR. Het aantal deelnemers aan de in aanmerking genomen voorstellen bedroeg in totaal 13 710, bij totale projectkosten van 5,2 miljard EUR en een totale aangevraagde EU-bijdrage van 3,8 miljard EUR. Het algemene succespercentage op aanvragersbasis was 24 %.

De werkprogramma's van 2011

De werkprogramma's van 2011 werden op 19 juli 2010 goedgekeurd en voorzagen in uitnodigingen tot het indienen van voorstellen voor bijna 6,4 miljard EUR aan EU-investeringen in onderzoek en innovatie. Het waren de eerste werkprogramma's van het zevende kaderprogramma na de publicatie van de Europa 2020-strategie. De werkprogramma's omvatten het volgende:

7. het midden- en kleinbedrijf (MKB) krijgt topprioriteit. Het MKB ontvangt bijna 800 miljoen EUR en voor het eerst werden voor verschillende thema's specifieke begrotingen vastgesteld;

8. op het gebied van gezondheid wordt één derde van de volledige begroting van 2011 bestemd voor door onderzoekers aangestuurde klinische proeven, om ervoor te zorgen dat nieuwe medicijnen sneller op de markt kunnen worden gebracht;

9. er wordt ongeveer 1,1 miljard EUR uitgetrokken voor ICT, om de digitale agenda voor Europa te helpen verwezenlijken door uitdagingen als de vergrijzende maatschappij en een koolstofarmere economie aan te pakken door bijzondere aandacht te besteden aan de volgende generatie netwerk- en diensteninfrastructuren, robotsystemen, elektronische en optische onderdelen, technologieën voor digitale inhoud en het internet van de toekomst;

10. de uitnodiging voor 'de oceaan van morgen: de onderzoekskrachten bundelen om de uitdagingen op het gebied van oceaanbeheer aan te gaan' heeft betrekking op verschillende thema's;

11. na de topconferentie EU-Latijns-Amerika/Caraïben in 2010 werd bijzondere aandacht besteed aan de deelname van onderzoeksinstellingen uit Latijns-Amerika en de Caraïben;

12. er werd meer dan 1,3 miljard EUR vrijgemaakt voor de beste creatieve wetenschappers die werden geselecteerd door de Europese Onderzoeksraad;

13. er werd in het kader van Marie Curie-acties bijna 750 miljoen EUR uitgetrokken voor de opleiding en de loopbaanontwikkeling van onderzoekers, met inbegrip van grens- en sectoroverschrijdende mobiliteit.

Gerelateerde initiatieven

Wat initiatieven op grond van artikel 185 betreft, bevestigen de resultaten van de tussentijdse evaluatie van het gemeenschappelijke programma Ambiant Assisted Living (AAL) dat het met succes 23 partnerlanden achter een gemeenschappelijk doel heeft geschaard om innovatieve op ICT-technologieën gebaseerde projecten, ten voordele van ouderen, te financieren en de sector in Europa te ondersteunen. In de loop van 2010 werd in het kader van AAL een derde uitnodiging uitgevoerd met een totale begroting van 55 miljoen EUR, waarvan 23 miljoen EUR werd bijgedragen door de EU.

In 2010 bleef Eurostars met succes Europese kleine en middelgrote ondernemingen aantrekken die actief zijn op het gebied van O&O, aangezien 10 % meer aanvragers gevolg hebben gegeven aan de vijfde uitnodiging. In dat jaar werd ook een tussentijdse evaluatie van Eurostars gemaakt. Er werd geconcludeerd dat Eurostars een goed programma is dat Europese kleine en middelgrote ondernemingen die aan O&O doen een meerwaarde biedt, maar dat er toch nog ruimte voor verbetering is.

De EU heeft 48 miljoen EUR geïnvesteerd in het Europees programma voor metrologisch onderzoek (EPMO), dat betrekking heeft op metrologisch onderzoek in de EU. In het derde jaar van uitvoering is het EPMO nu al goed voor 44 % van alle EOR-onderzoek ter zake.

Het Europese Parlement en de Raad hebben het besluit betreffende het gemeenschappelijk onderzoeksprogramma voor de Oostzee (BONUS) goedgekeurd.

Particuliere bedrijven krijgen financiële steun voor onderzoek en innovatie uit de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF). Eind 2010 had de RSFF leningen uitstaan voor een totaal van 6,305 miljard EUR voor 67 projecten.

De eerste helft van de looptijd van de RSFF is verstreken (eind 2010) en de tussentijdse evaluatie is positief gebleken. De RSFF loopt ver vooruit op de geplande uitvoering en de vraag is groter dan aanvankelijk was verwacht. De financieringsfaciliteit heeft investeringen van 32 maal de bijdrage uit de EU-begroting gegenereerd. In harde cijfers betekent dit dat 500 miljoen EUR uit de EU-begroting in de periode 2007-2010 tot een investering van 16 miljard EUR heeft geleid, ondanks de financiële en economische crisis.

In 2010 werden in het kader van het ITER-project een aantal belangrijke mijlpalen bereikt door de gemeenschappelijke onderneming 'Fusion for Energy'. Sinds de ITER-Raad in juli 2010 de contouren van het project heeft goedgekeurd, met name het toepassingsgebied, de planning en de kostprijs, werkt Euratom met alle andere ITER-partijen samen om het beheer te verbeteren, de kosten onder controle te houden en de risico's met passende maatregelen te beperken. Die werkzaamheden worden in 2011 voortgezet.

Hoogtepunten

Tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma

De tussentijdse evaluatie van het zevende kaderprogramma werd uitgevoerd door een groep van tien onafhankelijke deskundigen, die naar de opzet, de uitvoering en de eerste verwezenlijkingen van het programma hebben gekeken. Daartoe maakten zij gebruik van een uitgebreide verzameling studies en verslagen en hebben zij gesprekken gevoerd met belanghebbenden en medewerkers van de Commissie. De deskundigengroep heeft in de zomer van 2010 bovendien een brede en open onlineraadpleging van de belanghebbenden gehouden.

De deskundigen hebben hun eindverslag op 15 november 2010 ingediend. De belangrijkste algemene conclusie is dat het zevende kaderprogramma op koers is en duidelijk een aanzienlijke bijdrage aan de Europese wetenschap en de EOR levert.

Het verslag geeft aan dat het zevende kaderprogramma al bijzonder positieve resultaten heeft opgeleverd, maar dat zich wel nog aanzienlijke problemen voordoen. Deze worden nader omschreven in 10 aanbevelingen over kwesties als de behoefte aan een meer doorgedreven integratie van de kennisinfrastructuur en een betere scheiding van het EU-niveau en het nationale niveau, de instandhouding van het huidige financieringsniveau, een aanzienlijke vereenvoudiging van het programma, de overweging van een moratorium voor nieuwe onderzoeksinstrumenten en een grondige herziening van de strategie voor internationale onderzoekssamenwerking.

Het formele antwoord van de Commissie werd op 9 februari 2011 goedgekeurd. De mededeling is opgebouwd volgens de tien aanbevelingen van de deskundigengroep. Zij bevat gedetailleerde informatie over de maatregelen die moeten worden genomen of voorgesteld en de richting die moet worden ingeslagen.

In bepaalde gevallen wijst de Commissie in haar mededeling op de grenzen van wat zij alleen kan bereiken en roept zij de andere instellingen en de lidstaten op om mee te werken aan een gezamenlijke aanpak. Zij onderschrijft in haar mededeling ook de bevindingen van de deskundigengroep betreffende de doelen en de uitvoering van toekomstige financieringsprogramma's. De Commissie benadrukt dat een en ander de uitvoering van de Europa 2020-strategie moet ondersteunen, met inbegrip van de doelstellingen van het Innovatie-Unie -initiatief en van gerelateerde vlaggenschipinitiatieven.

Vereenvoudiging

2010 was een keerpunt in de zoektocht naar een optimaal evenwicht tussen vereenvoudiging en betrouwbaarheid. Hoewel al wezenlijke vooruitgang is geboekt, is uit de feedback van de belanghebbenden gebleken dat de complexe regels en de administratieve lasten van de kaderprogramma's nog steeds een bron van zorgen zijn. Zowel de belanghebbenden als de EU-instellingen hebben erkend dat meer inspanningen nodig zijn om de opzet, het beheer, de procedures en de instrumenten te vereenvoudigen en doelmatiger te maken.

De Commissie heeft grondig onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor een verregaande vereenvoudiging van de onderzoeksprogramma's. De resultaten daarvan zijn bekendgemaakt in de mededeling over het vereenvoudigen van de tenuitvoerlegging van de kaderprogramma's voor onderzoek van 29 april 2010. Aan de vereenvoudigingsdoelstelling werd ook aandacht besteed in het herziene Financiële Reglement.

Veel van de door de Commissie voorgestelde maatregelen hebben algemene steun gekregen en in het laatste kwartaal van 2010 werden de vereenvoudigingsinspanningen toegespitst op het uitwerken van kortetermijnmaatregelen die nog in het zevende kaderprogramma konden worden uitgevoerd. Die werkzaamheden hebben geleid tot een voorstel van de Commissie voor een pakket vereenvoudigingsmaatregelen voor het zevende kaderprogramma, dat op 24 januari 2011 is goedgekeurd. Er wordt intussen ook intensief gewerkt aan verdergaande veranderingen in het kader van de voorbereiding van de volgende onderzoeks- en innovatieprogramma's.

Werking van de gezamenlijke technologie-initiatieven

De vijf bestaande gezamenlijke technologie-initiatieven (GTI's) zijn gebaseerd op artikel 187 VWEU (oud artikel 171 VEG). GTI's werden in het zevende kaderprogramma ingevoerd als een nieuwe regeling voor onderzoek op EU-niveau.

De gemeenschappelijke onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI) is een partnerschap tussen de Commissie en de overkoepelende organisatie van de Europese onderzoeksgebaseerde farmaceutische industrie, EFPIA, dat ten doel heeft de volksgezondheid te verbeteren door de preconcurrentiële knelpunten in de geneesmiddelenontwikkeling aan te pakken. Er wordt in een totale inbreng in natura van de farmaceutische industrie van 1 miljard EUR voorzien, die wordt aangevuld met een even grote geldelijke bijdrage uit de EU-begroting. 2010 was het eerste jaar waarin het uitvoerend bureau van de gemeenschappelijke onderneming IMI volledig operationeel was.

Eind 2010 werd de eerste tussentijdse evaluatie van de gemeenschappelijke onderneming IMI verricht. De deskundigen zijn in het algemeen tot positieve conclusies gekomen over de gemeenschappelijke onderneming IMI als 's werelds grootste publiek-private partnerschap op het gebied van gezondheidsonderzoek. De aanbevelingen hebben betrekking op een verdere verbetering van de werking van de gemeenschappelijke onderneming IMI.

In 2010 werd de gemeenschappelijke onderneming brandstofcellen en waterstof (FCH) geconsolideerd door de toekenning van autonomie. In datzelfde jaar werd ook een wijziging van de verordening van de Raad voorbereid. In die wijziging wordt er rekening mee gehouden dat de Onderzoeksgroepering het derde lid van de FCH is geworden en wordt voorgesteld de bijdrage in natura van de onderzoeksinstellingen die aan de projecten deelnemen als gelijkwaardig aan die van de industrie te beschouwen.

De eerste tussentijdse evaluatie van de gemeenschappelijke onderneming FCH wordt momenteel uitgevoerd. Het eindverslag is voorzien voor de lente van 2011.

De gemeenschappelijke onderneming Clean Sky (luchtvaart en luchtvervoer) heeft in 2009 autonomie verkregen en is sedert 2010 volledig in bedrijf. Er werden in de loop van het jaar vijf uitnodigingen gelanceerd en beoordeeld. Daarnaast heeft Clean Sky ook met succes de 7 subsidieovereenkomsten voor leden (genoemde begunstigden) beheerd, wat goed is voor 75 % van de onderzoeksactiviteiten van de gemeenschappelijke onderneming.

De tussentijdse evaluatie van Clean Sky werd in de loop van 2010 uitgevoerd. Deze was doorgaans genomen positief, maar het eindverslag bevatte wel een lijst van ruim 40 aanbevelingen op verschillende niveaus.

De Commissie werkt aan een mededeling in antwoord op de tussentijdse beoordelingsverslagen van de gemeenschappelijke ondernemingen IMI, FCH en Clean Sky, die normaal gezien in de loop van 2011 zal worden voorgesteld.

De gemeenschappelijke onderneming Artemis heeft in het kader van het GTI inzake ingebedde computersystemen in 2010 een derde uitnodiging tot het indienen van voorstellen gelanceerd. Over het algemeen hebben de O&O-activiteiten van 2010 geleid tot het opstarten van 10 nieuwe projecten met een kostprijs van 167,5 miljoen EUR. 50,5 % van de projectkosten wordt gedekt door de deelnemers aan de projecten, 32,8 % door de Artemis-lidstaten en 16,7 % door de gemeenschappelijke onderneming. De EU-steun heeft dus een hefboomeffect van 1:6.

De gemeenschappelijke onderneming Eniac , die het GTI inzake nano-elektronica 2020 uitvoert, heeft in 2010 autonomie verkregen. Zij heeft in 2010 een derde uitnodiging tot het indienen van voorstellen gelanceerd. In het algemeen hebben de O&O-activiteiten van 2010 geleid tot het opstarten van 10 nieuwe projecten, met een kostprijs van 201 miljoen EUR. 56,5 % van de projectkosten wordt gedekt door deelnemers aan het project, 26,8 % door de Eniac-lidstaten en 16,7 % door de gemeenschappelijke onderneming. De EU-steun heeft dus een hefboomeffect van 1:6.

Het verslag van de Commissie over de eerste tussentijdse evaluatie van Artemis en Eniac werd op 16 december 2010 goedgekeurd.

VOORUITZICHTEN VOOR 2011

Met het groenboek „Van uitdagingen naar kansen: naar een gemeenschappelijk strategisch kader voor EU-financiering van onderzoek en innovatie" start de Commissie een brede Europese publieke discussie om opinies in te winnen over een aantal belangrijke vraagstukken, met het oog op de ontwikkeling van een gemeenschappelijk strategisch kader en de vaststelling van de prioriteiten van de Europese financieringsprogramma's voor onderzoek en innovatie na 2013.

Bij de discussie komen vraagstukken aan bod zoals hoe de financiële steun specifiek kan worden bestemd voor het oplossen van de huidige knelpunten en hoe de innovatieactiviteiten van Europese bedrijven doelmatiger kunnen worden ondersteund en tegelijkertijd het Europese kennisfundament en de EOR kunnen worden versterkt. Het resultaat zal worden voorgesteld aan en besproken met de belanghebbenden.

De volgende EU-financieringsprogramma's voor onderzoek en innovatie zullen deel uitmaken van de voorstellen van de Commissie voor het volgende meerjarige financiële kader, dat in juni 2011 wordt voorgesteld. Wat het gemeenschappelijke strategische kader betreft, zal de Commissie naar verwachting tegen eind 2011 wetgevingsvoorstellen indienen.

BRONNEN VOOR NADERE INFORMATIE

Voor meer informatie zijn de volgende documenten publiek beschikbaar:

14. jaarlijkse voortgangsverslagen van het kaderprogramma en de daarbij horende specifieke programma’s;

15. vijfjarenevaluatieverslagen;

16. regelmatige verslagen met de belangrijkste cijfers over wetenschap, technologie en concurrentievermogen;

17. statistieken over wetenschap en technologie in Europa (Eurostat);

18. studies en analyses die in het kader van de onderzoeksactiviteiten en beleidsmaatregelen van de Europese Unie worden gepubliceerd;

19. jaarlijkse activiteitenverslagen van de onderzoeksdirectoraten-generaal;

20. de praktische gids over Europese financieringsmogelijkheden voor onderzoek en innovatie.

De meeste van deze documenten kunnen worden verkregen of besteld op de volgende websites:

21. de CORDIS-site: http://cordis.europa.eu;

22. de website van de Commissie over onderzoek: http://ec.europa.eu/research;

23. de EOR-website: http://ec.europa.eu/research/era;

24. de website over investeren in Europees onderzoek: http://ec.europa.eu/invest-in-research;

25. de ERAWATCH-website: http://cordis.europa.eu/erawatch.


http://ec.europa.eu/europe2020/index_nl.htm

De Europese Raad heeft zich in 2002 ten doel gesteld de O&O-intensiteit in de EU tegen 2010 te verhogen tot 3 %.

Een toename in de EU-27 met 25 % tussen 2000 en 2009.

http://ec.europa.eu/research/innovation-union/index_en.cfm

http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/intm/118096.pdf

http://ec.europa.eu/budget/reform/index_en.htm

De Raad heeft op 10 maart 2011 toestemming gegeven voor nauwere samenwerking tussen de lidstaten voor de instelling van een eenheidsoctrooititel.

http://ec.europa.eu/invest-in-research/funding/funding02_en.htm

http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/intm/118096.pdf

COM(2008) 9076.

Het ERAC is een strategisch orgaan dat de Raad en de Commissie beleidsadvies verstrekt op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling.

Resolutie van de Raad van 26 mei 2010 (3016).

Verordening nr. 723/2009 van de Raad van 25 juni 2009.

http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2011:071:0020:0031:NL:PDF

COM(2008) 1329.

Het betreft institutionele hervorming, de kostprijs van onderzoeksprojecten, excellentie van wereldklasse, aanwerving en de loopbaan van onderzoekers.

Zij haalden alle beoordelingsdrempels en werden in de selectieprocedure op de primaire lijst gezet.

Madrid, 18-19 mei 2010.

ftp://ftp.cordis.europa.eu/pub/fp7/art169/docs/art-185-bonus_en.pdf

http://ec.europa.eu/research/evaluations/index_en.cfm

http://www.iter.org/

http://fusionforenergy.europa.eu/

http://ec.europa.eu/research/evaluations/index_en.cfm

COM(2011) 52 definitief.

COM(2010) 187.

COM(2010) 815.

COM(2011) 174.

COM(2010) 752.

http://ec.europa.eu/research/csfri/index_en.cfm

http://ec.europa.eu/research/evaluations/index_en.cfm?pg=fp7-monitoring

http://ec.europa.eu/research/evaluations/index_en.cfm?pg=five-year-assessment

http://ec.europa.eu/research/era/facts/figures/key_figures_en.htm

http://ec.europa.eu/eurostat

http://ec.europa.eu/research/evaluations/index_en.cfm

http://ec.europa.eu/atwork/synthesis/aar/index_en.htm

http://cordis.europa.eu/eu-funding-guide/home_en.html