Artikelen bij COM(2013)410 - Implementatie van het gemeenschappelijk Europees luchtruim (recast)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN


ê 1070/2009 Art. 1, lid 1 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1 - Doel Ö Onderwerp Õ en werkingssfeer

1. Het initiatief inzake de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim heeft tot doel ð In deze verordening zijn regels vastgesteld voor de totstandbrenging en goede werking van het gemeenschappelijk Europees luchtruim, ï om de huidige veiligheidsnormen voor luchtvervoer aan te scherpen, bij te dragen tot de duurzame ontwikkeling van het luchtvervoerssysteem en de algemene prestaties van het systeem voor luchtverkeersbeveiligings- en luchtvaartnavigatiediensten voor het algemene luchtverkeer in Europa te verbeteren, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van alle luchtruimgebruikers. Dit Ö Het Õ gemeenschappelijke Europees luchtruim omvat een samenhangend pan-Europees netwerk van routes, ð een luchtruim dat op geïntegreerde wijze kan worden geëxploiteerd, ï netwerkbeheer en luchtverkeersbeheerbeveiligingssystemen dat die alleen gebaseerd is zijn op overwegingen van veiligheid, efficiëntie en van technische aard ð interoperabiliteit ï , ten behoeve van alle luchtruimgebruikers. Om deze doelstelling te verwezenlijken, stelt deze verordening een geharmoniseerd regelgevingskader vast voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 2 (aangepast)

2. De toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen laat onverlet de soevereiniteit van de lidstaten over hun luchtruim onverlet, alsmede de behoeften van de lidstaten inzake openbare orde, openbare veiligheid en defensieaangelegenheden, zoals vermeld in artikel 3513. Deze verordening en de in artikel 3 genoemde maatregelen hebben Ö heeft Õ geen betrekking op militaire operaties en trainingen.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 3 (aangepast)

3. De toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen laat onverlet de rechten en plichten van de lidstaten voortvloeiend die voortvloeien uit het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart van 1944 (het 'Verdrag van Chicago') onverlet. In deze context is een aanvullende doelstelling van Ö heeft Õ deze verordening, Ö tot doel om, Õ op de gebieden waarop deze verordening ze van toepassing is, de lidstaten te helpen bij het nakomen van hun verplichtingen op grond van het Verdrag van Chicago, door een basis te verschaffen voor een gemeenschappelijke interpretatie en een uniforme uitvoering van de bepalingen daarvan, en door ervoor te zorgen dat die bepalingen in deze verordening en de uitvoeringsvoorschriften naar behoren in aanmerking worden genomen.

ê 550/2004

HOOFDSTUK I - ALGEMEEN

Artikel 1 - Toepassingsgebied en doel

1. Binnen de werkingssfeer van de kaderverordening, regelt deze verordening de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijk Europees luchtruim. Het doel van deze verordening is gemeenschappelijke eisen vast te stellen voor de veilige en efficiënte verlening van luchtvaartnavigatiediensten in de Gemeenschap.

2. Deze verordening is van toepassing op de verlening van luchtvaartnavigatiediensten voor algemeen luchtverkeer, in overeenstemming met en binnen de werkingssfeer van de kaderverordening.

ê 551/2004

HOOFDSTUK I - ALGEMEEN

Artikel 1 - Doel en werkingssfeer

1. Binnen de werkingssfeer van de kaderverordening, regelt deze verordening de organisatie en het gebruik van het luchtruim in het Gemeenschappelijk Europees Luchtruim. Deze verordening heeft ten doel het concept van een geleidelijk meer geïntegreerd operationeel luchtruim in het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid te ondersteunen en gemeenschappelijke procedures vast te stellen voor inrichting, planning en beheer, opdat een efficiënte en veilige werking van de luchtverkeersbeveiliging kan worden verzekerd.

2. Het luchtruim moet op zodanige wijze worden gebruikt dat de exploitatie van luchtvaartnavigatiediensten als samenhangend en consistent geheel wordt ondersteund overeenkomstig Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en van de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten binnen het gemeenschappelijk Europees luchtruim („de dienstverleningsverordening").

ê 551/2004 (aangepast)

ð nieuw

43. Onverminderd artikel 10, is dDeze verordening is van toepassing op het luchtruim in de EUR-, en AFI- ð en NAT- ï gebieden regio's van ICAO waar lidstaten verantwoordelijk zijn voor de verlening van luchtverkeersdiensten overeenkomstig Ö deze Õ de dienstverleningsverordening. De lidstaten kunnen deze verordening ook toepassen op het luchtruim dat in andere ICAO-gebieden onder hun verantwoordelijkheid valt, mits zij de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis stellen.

ê 551/2004

4. De vluchtinformatiegebieden die vallen binnen het luchtruim waarop deze verordening van toepassing is, worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 1

54. De toepassing van deze verordening op de luchthaven van Gibraltar laat de respectieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland betreffende het geschil inzake de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven gelegen is, onverlet.

ê 552/2004

Artikel 1 - Doel en werkingssfeer

1. Binnen de werkingssfeer van de kaderverordening, heeft deze verordening betrekking op de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging.

2. Deze verordening is van toepassing op de in bijlage I vermelde systemen, de onderdelen ervan en bijbehorende procedures.

3. Het doel van deze verordening is de interoperabiliteit tot stand te brengen tussen de verschillende systemen, onderdelen en bijbehorende procedures van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, met passende inachtneming van de relevante internationale regels. Deze verordening beoogt ook te zorgen voor een snelle, gecoördineerde invoering van nieuwe overeengekomen en goedgekeurde operationele en technologische concepten in luchtverkeersbeveiliging.

ê 549/2004 (aangepast)

Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen gelden de volgende definities:

ê 549/2004 (aangepast)

ð nieuw

              1. 'luchtverkeersleidingsdienst': een dienst die wordt verricht teneinde:

         a) botsingen te voorkomen:

– tussen luchtvaartuigen en

– tussen luchtvaartuigen en hindernissen op dat deel van het luchtvaartterrein dat is bedoeld voor het opstijgen, landen en taxiën met luchtvaartuigen, en

         b) een geordende luchtverkeersstroom tot stand te brengen en te handhaven;

              2. 'plaatselijke verkeersleiding': luchtverkeersleidingsdienst voor luchtvaartterreinverkeer;

              3. 'luchtvaartinlichtingendienst': een binnen het vastgestelde bestreken gebied opgerichte dienst die verantwoordelijk is voor het verstrekken van luchtvaartinformatieinlichtingen en gegevens die nodig zijn voor de veiligheid, regelmaat en efficiency van luchtvaartnavigatie;

              4. 'luchtvaartnavigatiediensten': luchtverkeersleidingsdiensten; communicatie-, navigatie- en plaatsbepalingssurveillancediensten; meteorologische diensten voor de luchtvaartnavigatie, en luchtvaartinlichtingendiensten;

              5. 'verleners van luchtvaartnavigatiediensten': de openbare of particuliere lichamen Ö entiteiten Õ die luchtvaartnavigatiediensten voor het algemene luchtverkeer verlenen;

              6. 'luchtruimblok': Ö een deel van het Õ luchtruim van Ö met Õ vastgestelde afmetingen, in ruimte en tijd, waarbinnen luchtvaartnavigatiediensten worden verleend;

              7. 'luchtruimbeheer': een planningsfunctie ð dienst ï met als belangrijkste doel een maximale benutting van Ö het Õ beschikbaare luchtruim door dynamische time-sharing en, bij gelegenheid, scheiding Ö opsplitsing Õ van Ö het Õ luchtruim tussen verschillende categorieën luchtruimgebruikers op basis van kortetermijnbehoeften;

ê 1070/2009 Art. 1, lid 2, onder a)

              8. 'luchtruimgebruikers': exploitanten van luchtvaartuigen die als algemeen luchtverkeer opereren;

ê 549/2004

ð nieuw

              9. 'regeling van luchtverkeersstromen': een functie ð dienst ï die tot doel heeft bij te dragen aan tot een veilige, ordelijke en vlotte doorstroming van het luchtverkeer door ervoor te zorgen dat de luchtverkeersleidingscapaciteit optimaal wordt benut en dat het verkeersvolume verenigbaar is met de door de betrokken luchtverkeersdienstverleners afgegeven verklaarde capaciteit;

ê 1070/2009 Art. 1, lid 2, onder b)

ð nieuw

              10. 'luchtverkeersbeveiligingbeheer': de verzameling van functies ð diensten ï in de lucht en op de grond (luchtverkeersdiensten, luchtruimbeheer en de regeling van de luchtverkeersstroomen) die nodig zijn om de veiligheid en de doeltreffendheid van de vliegtuigbewegingen in alle fasen te waarborgen;

ê 549/2004

              11. 'luchtverkeersdiensten': vluchtinlichtingendiensten, alarmeringsdiensten, adviesdiensten voor het luchtverkeer en luchtverkeersleiding (algemene luchtverkeersleiding, naderingsluchtverkeersleiding en plaatselijke luchtverkeersleiding);

              12. 'algemene luchtverkeersleiding': luchtverkeersleiding voor gecontroleerde vluchten in een luchtruimblok;

              13. 'naderingsluchtverkeersleiding': luchtverkeersleiding voor aankomende of vertrekkende gecontroleerde vluchten;

ê 1070/2009 Art. 1, lid 2, onder c)

              1413a."masterplan inzake luchtverkeersbeveiligingbeheer": het plan dat wordt goedgekeurd bij Besluit 2009/320/EG van de Raad, overeenkomstig artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssysteem (SESAR);

ò nieuw

15. 'luchtvaartcrisis': omstandigheden waarin de capaciteit van het luchtruim abnormaal is beperkt ten gevolge van bijzonder slechte weersomstandigheden of de onbeschikbaarheid van grote delen van het luchtruim wegens natuurlijke of politieke redenen;

ê 549/2004

              1614. 'pakket van diensten': twee of meer luchtvaartnavigatiediensten;

ê 1070/2009 Art. 1, lid 2, onder d)

              1715. 'certificaat': door een nationale toezichthoudende instantie overeenkomstig het nationale recht afgegeven document, ongeacht de vorm, waarmee wordt bevestigd dat een verlener van luchtvaartnavigatiediensten voldoet aan de eisen voor het verlenen van een specifieke dienst;

ê 549/2004

              1816. 'communicatiediensten': vaste en mobiele diensten ten behoeve van de luchtvaart voor grond-tot-grond-, lucht-tot-grond- en lucht-tot-lucht-communicatie voor luchtverkeersleidingsdoeleinden;

              17. „Europees netwerk voor luchtverkeersbeveiliging": de verzameling van systemen, genoemd in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging („de interoperabiliteitsverordening"), met inbegrip van de interfaces aan grenzen met derde landen;

              18. 'operationeel concept': de criteria voor het operationele gebruik van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging of een deel daarvan;

              19. 'onderdelen': materiële objecten, zoals apparatuur, en immateriële objecten, zoals programmatuur, waarvan de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiligingbeheer afhangt;

ò nieuw

20. 'verklaring': met betrekking tot luchtverkeersbeheer/luchtvaartnavigatie betekent dit elke schriftelijke verklaring

- over de conformiteit of geschiktheid voor gebruik van systemen en onderdelen die is afgegeven door een organisatie die betrokken is bij het ontwerp, de vervaardiging en het onderhoud van systemen en onderdelen voor luchtverkeersbeheer/luchtvaartnavigatie;

- over de overeenstemming van in gebruik te nemen diensten of systemen met de toepasselijke eisen, die door een dienstverlener is afgegeven;

- over de bekwaamheid en middelen om zich te kwijten van de verantwoordelijkheden die gepaard gaan bepaalde vluchtinlichtingendiensten;

ê 549/2004 (aangepast)

              20. „Eurocontrol": de Europese organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart, opgericht bij het Internationaal Verdrag tot samenwerking in het belang van de veiligheid van de luchtvaart van 13 december 1960;

ê 1070/2009 Art. 1, lid 2, onder f) (aangepast)

              2122. 'flexibel gebruik van het luchtruim': een concept van luchtruimbeheer dat in het gebied van de European Civil Aviation Conference wordt toegepast op basis van het door Ö de Europese organisatie voor de veiligheid van de luchtvaart Õ (Eurocontrol) uitgegeven 'Airspace Management Handbook for the application of the Concept of the Flexible Use of Airspace' (Handboek voor de toepassing van het concept 'flexibel gebruik van het luchtruim' in het luchtruimbeheer) Ö Õ ;

ê 549/2004

              23. „vluchtinformatiegebied": een luchtruim van gegeven afmetingen waarbinnen vluchtinlichtingendiensten en alarmeringsdiensten worden verleend;

ê 1070/2009 Art. 1, lid 2, onder g) (aangepast)

              2223 bis. 'vluchtinlichtingendienst': een dienst die adviezen en informatie verstrekt die nuttig zijn voor de veilige en doeltreffende uitvoering van vluchten;

              2323 ter."waarschuwingsdienst": een dienst die bij de verantwoordelijke organisaties melding maakt van vliegtuigen Ö luchtvaartuigen Õ in nood die bijstand behoeven en dergelijke organisaties op verzoek assisteert bijstand verstrekt;

ê 549/2004

              24. 'vliegniveau': een vlak van constante atmosferische druk in relatie tot het referentiedrukvlak van 1013,2 hectopascals en dat van soortgelijke vlakken is gescheiden door bepaalde drukintervallen;

ê 1070/2009 Art. 1, lid 2, onder h)

              2425. 'functioneel luchtruimblok': een, ongeacht de staatsgrenzen, op operationele behoeften gebaseerd luchtruimblok waarbinnen de luchtvaartnavigatiediensten en aanverwante functies op prestatiegerichte en optimale wijze worden verleend met het oogmerk in ieder functioneel luchtruimblok versterkte samenwerking tussen de verleners van luchtvaartnavigatiediensten of, indien van toepassing naargelang, een geïntegreerde dienstverlener, in te voeren;

ê 549/2004 (aangepast)

              2526. 'algemeen luchtverkeer': alle bewegingen van burgerluchtvaartuigen, alsmede alle bewegingen van staatsluchtvaartuigen (met inbegrip van militaire, douane- en politieluchtvaartuigen), voorzover deze bewegingen worden uitgevoerd in overeenstemming met de procedures van de ICAO Ö Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (de ICAO), zoals opgericht bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart uit 1944 Õ ;

              27. „ICAO": de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie, opgericht bij het Verdrag van Chicago inzake de internationale burgerluchtvaart van 1944;

              2628. 'interoperabiliteit': een geheel van functionele, technische en operationele eigenschappen die worden vereist van de systemen en onderdelen van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiligingbeheer en van de procedures voor de werking van het netwerk, teneinde de veilige, naadloze en efficiënte werking van het netwerk te verzekeren. Interoperabiliteit wordt bereikt door er zorg voor te dragen dat de systemen en onderdelen voldoen aan de essentiële eisen;

              2729. 'meteorologische diensten': de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van weersvoorspellingen, instructies en waarnemingen, alsmede andere door lidstaten aangeleverde meteorologische informatie en gegevens voor gebruik in de luchtvaart;

              2830. 'navigatiediensten': de faciliteiten en diensten die luchtvaartuigen voorzien van informatie op het gebied van positionering en timing;

              2931. 'operationele gegevens': informatie over alle vluchtfasen, die nodig is voor het nemen van operationele beslissingen door verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, exploitanten van luchthavens en andere betrokken actoren;

              32. 'procedure, zoals gebruikt in de context van de interoperabiliteitsverordening': een standaardmethode voor het technische of het operationele gebruik van systemen in de context van overeengekomen, gevalideerde operationele concepten die op een uniforme wijze in het gehele Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging moeten worden toegepast;

              3033. 'ingebruiknameneming': eerste operationele gebruik na de initiële installatie of upgrade van een systeem;

              3134. 'routenetwerk': een netwerk van gespecificeerde routes voor de afhandeling van de verkeersstromen van het algemene luchtverkeer, nodig voor het verlenen van luchtverkeersleidingsdiensten;

              35. 'routering': de gekozen route die een luchtvaartuig tijdens de vlucht moet volgen;

              36. 'naadloze werking': een zodanige werking van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging dat het, vanuit de optiek van de gebruiker, functioneert als ware het één systeem;

ê 549/2004

              3238. 'plaatsbepalingssurveillancediensten': de faciliteiten en diensten voor het bepalen van de respectieve posities van luchtvaartuigen waarmee voor een veilige separatie wordt gezorgd;

              3339. 'systeem': het geheel van op de grond gestationeerde en zich in de lucht bevindende onderdelen, alsmede in de ruimte gestationeerde apparatuur, dat ondersteuning geeft aan luchtvaartnavigatiediensten voor alle vluchtfasen;

              3440."upgrade": elke wijziging in de operationele kenmerken van een systeem;

ê 1070/2009 Art. 1, lid 2, onder j)

              3541. 'grensoverschrijdende diensten': iedere situatie waarin luchtvaartnavigatiediensten worden verleend in een lidstaat door een dienstverlener die in een andere lidstaat is gecertificeerd.; ;

ò nieuw

36. 'nationale toezichthoudende instantie': het nationale orgaan of de nationale organen waaraan een lidstaat de toezichtstaken overeenkomstig deze verordening heeft toevertrouwd en de nationale bevoegde autoriteiten waaraan de in artikel 8 ter van Verordening (EG) nr. 216/2008 vermelde taken zijn toevertrouwd;

37. 'ondersteunende diensten': andere luchtvaartnavigatiediensten dan luchtverkeersdiensten en andere diensten en activiteiten die verband houden met de verlening van luchtvaartnavigatiediensten en deze ondersteunen;

38. 'lokale prestatiedoelen': prestatiedoelen die door de lidstaten zijn vastgesteld op lokaal niveau, met name het niveau van een functioneel luchtruimblok, een lidstaat, een heffingszone of een luchthaven.

ê 549/2004

Artikel 3 - Gebieden waarop de Gemeenschap maatregelen treft

1. Deze verordening stelt een geharmoniseerd kader vast voor de totstandbrenging van het gemeenschappelijke Europese luchtruim in combinatie met:

              a) Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de luchtruimverordening");

              b) Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavigatiediensten in het gemeenschappelijke Europese luchtruim („de dienstverleningsverordening"); en

              c) Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging („de interoperabiliteitsverordening");

en met uitvoeringsbepalingen die de Commissie op basis van deze verordening en de bovengenoemde verordeningen vaststelt.

2. De in lid 1 bedoelde maatregelen zijn van toepassing met inachtneming van de bepalingen van deze verordening.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

HOOFDSTUK II - Ö nationale instanties Õ

Artikel 34 - Nationale toezichthoudende instanties

1. De lidstaten gaan, gezamenlijk of afzonderlijk, over tot aanwijzing of instelling van één of meer organen als nationale toezichthoudende instantie, belast met de taken welke krachtens deze verordening en de in artikel 3 bedoelde maatregelen aan een dergelijke instantie toekomen.

2. De nationale toezichthoudende instanties moeten ð juridisch gescheiden en ï onafhankelijk zijn van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten ð , met name wat hun organisatie, hiërarchie en besluitvorming betreft en van alle particuliere of publieke entiteiten die een belang hebben in de activiteiten van dergelijke dienstverleners ï . Deze onafhankelijkheid wordt gerealiseerd door ten minste op functioneel niveau een adequate scheiding tussen de nationale toezichthoudende instanties en deze verleners en aanbieders aan te brengen.

ò nieuw

3. Onverminderd lid 2 kunnen de nationale toezichthoudende instanties, voor wat hun werking betreft, worden toegevoegd aan andere regelgevende organen en/of veiligheidsinstanties.

4. De nationale toezichthoudende instanties die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet juridisch gescheiden zijn van alle verleners van luchtvaartnavigatiediensten of particuliere of publieke entiteiten die een belang hebben in de activiteiten van dergelijke dienstverleners, zoals bepaald in lid 2, moeten uiterlijk op 1 januari 2020 aan deze eis voldoen.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

35. Ö De Õ Nnationale toezichthoudende instanties voeren oefenen hun bevoegdheden op onpartijdige, onafhankelijke en transparante wijze uit. Dit wordt bereikt door adequate beheers- en controlemechanismen, ook binnen het bestuur van een lidstaat ð Ze worden met name zodanig georganiseerd, van personeel voorzien en gefinancierd dat ze hun bevoegdheden op die wijze kunnen uitoefenen. ï Dit mag de nationale toezichthoudende instanties er echter niet van weerhouden hun taken uit te oefenen volgens de organisatievoorschriften van de nationale autoriteiten voor de burgerluchtvaart of andere publieke organen.

ò nieuw

6. Het personeel van de nationale toezichthoudende instanties

a) wordt in dienst genomen op basis van duidelijke en transparante regels die hun onafhankelijkheid waarborgen. De personen die bevoegd zijn voor strategische beslissingen worden aangesteld door het nationale kabinet of de ministerraad of door een andere overheidsinstantie die de verleners van luchtvaartnavigatiediensten niet rechtstreeks controleert en er ook niet rechtstreeks voordeel uit haalt;

b) wordt geselecteerd via een transparante procedure, op basis van hun specifieke kwalificaties, inclusief passende bekwaamheden en relevante ervaring, onder meer op het gebied van auditing, luchtvaartnavigatiediensten en systemen;

c) handelt onafhankelijk, met name van alle belangen die verband houden met verleners van luchtvaartnavigatiediensten, en vraagt noch aanvaardt instructies van overheidsinstanties of andere publieke of private entiteiten bij de uitoefening van de functies van de nationale toezichthoudende instantie;

d) de personen die bevoegd zijn voor het nemen van strategische beslissingen leggen jaarlijks een verbintenisverklaring en een verklaring omtrent hun belangen af, waarin alle directe en indirecte belangen zijn vermeld die kunnen worden geacht afbreuk te doen aan hun onafhankelijkheid en die van invloed kunnen zijn op de uitoefening van hun functies; en

e) de personen die bevoegd zijn voor strategische beslissingen, audits of andere functies die rechtstreeks verband houden met het toezicht op de prestatiedoelen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten mogen na hun termijn bij de nationale toezichthoudende instantie gedurende minstens een jaar niet in dienst treden bij of verantwoordelijkheden opnemen bij een van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

74. De lidstaten zien erop toe dat de nationale toezichthoudende instanties over de noodzakelijke middelen en capaciteiten beschikken om de hun overeenkomstig deze verordening toevertrouwde taken tijdig en doelmatig uit te voeren. ð De nationale toezichthoudende instanties zijn volledig bevoegd voor de indienstname en het beheer van hun personeel, op basis van hun eigen financiële middelen, die onder meer afkomstig zijn van de routeheffingen; deze heffingen moeten in verhouding staan tot de taken die de instanties overeenkomstig artikel 4 moeten vervullen. ï

85. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de namen en adressen van de nationale toezichthoudende instanties en van eventuele wijzigingen daarvan, alsook van de maatregelen die zijn genomen om aan leden 2, 3 en 4 ð dit artikel ï te voldoen.

ò nieuw

9. De Commissie stelt gedetailleerde regels op waarin de procedures voor indienstname en selectie zijn uiteengezet, met het oog op de toepassing van lid 6, onder a) en b). Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 1 (aangepast)

Artikel 42 - Taken van de nationale toezichthoudende instanties

1. De in artikel 34 van de kaderverordening genoemde nationale toezichthoudende instanties Ö worden belast met de volgende taken: Õ

a) zorgen voor passend toezicht op de toepassing van deze verordening, met name met betrekking tot de veilige en efficiënte dienstuitvoering door verleners van luchtvaartnavigatiediensten die diensten verlenen met betrekking tot het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid valt van de lidstaat die de betrokken instantie heeft aangewezen of ingesteld.;

ò nieuw

b) certificaten afgeven aan verleners van luchtvaartnavigatiediensten overeenkomstig artikel 8 ter van Verordening (EG) nr. 216/2008 en toezicht houden op de naleving van de voorwaarden waaronder ze zijn afgegeven;

c) bewijzen van bevoegdheid, bevoegdverklaringen, goedkeuringen en certificaten afgeven aan verleners van luchtvaartnavigatiediensten overeenkomstig artikel 8 ter van Verordening (EG) nr. 216/2008 en toezicht houden op de naleving van de voorwaarden waaronder ze zijn afgegeven;

d) prestatieplannen opstellen en toezicht houden op de tenuitvoerlegging ervan overeenkomstig artikel 11;

e) toezicht houden op de tenuitvoerlegging van het heffingenstelsel overeenkomstig de artikelen 12 en 13;

f) de voorwaarden voor toegang tot operationele gegevens goedkeuren overeenkomstig artikel 22; en

g) toezicht houden op verklaringen en op de ingebruikname van systemen.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 1 (aangepast)

2. Daartoe Ö Elke Õ organiseert elke nationale toezichthoudende instantie organiseert passende inspecties en onderzoeken om na te gaan of aan de eisen van deze verordening, met inbegrip van eisen op het gebied van personeel voor de levering van luchtvaartnavigatiediensten, is voldaan. De betrokken verlener van luchtvaartnavigatiediensten verleent hieraan zijn medewerking.

ò nieuw

Artikel 5 - Samenwerking tussen nationale toezichthoudende instanties

1. De nationale toezichthoudende instanties wisselen informatie uit over hun werkzaamheden, beginselen, praktijken en procedures voor besluitvorming en de tenuitvoerlegging van de wetgeving van de Unie. Zij werken samen met het doel hun besluitvorming in de hele Unie te coördineren. De nationale toezichthoudende instanties nemen deel aan een netwerk dat regelmatig bijeenkomt. De Commissie en het Luchtvaartagentschap van de Europese Unie (hierna 'het EAA') zijn lid van dit netwerk, coördineren en ondersteunen de werkzaamheden ervan en doen aanbevelingen aan het netwerk, voor zover passend. De Commissie en het EAA faciliteren de actieve samenwerking van de nationale toezichthoudende instanties en zorgen voor de uitwisseling van personeel tussen de nationale toezichthoudende instanties op basis van een deskundigenpool die overeenkomstig artikel 17, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 216/2008 door het EAA wordt opgericht.

Met inachtneming van de regels inzake gegevensbescherming van artikel 22 van deze verordening en Verordening (EG) nr. 45/2001 ondersteunt de Commissie de uitwisseling van in alinea een en twee van dit lid vermelde informatie tussen de leden van het netwerk, eventueel met elektronische middelen, waarbij de vertrouwelijkheid van bedrijfsgeheimen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten moet worden gerespecteerd.

2. De toezichthoudende instanties werken nauw samen, onder meer via werkafspraken, om elkaar wederzijdse bijstand te verlenen bij hun toezichtstaken, klachtenbehandeling en onderzoeken.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 1

ð nieuw

3. Voor functionele luchtruimblokken die zich uitstrekken over het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van meer dan één lidstaat valt, sluiten de betrokken lidstaten een overeenkomst inzake het bij dit artikel voorgeschreven toezicht op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten die diensten verlenen met betrekking tot die functionele luchtruimblokken. ð Teneinde die overeenkomst ten uitvoer te leggen stellen de betrokken nationale toezichthoudende instanties een plan op waarin de voorwaarden voor hun samenwerking zijn vermeld. ï

ê 1070/2009 Art. 2, lid 1 (aangepast)

4. Nationale toezichthoudende instanties werken onderling nauw samen om een adequaat toezicht te waarborgen op de verleners van luchtvaartnavigatiediensten die in het bezit zijn van een geldig certificaat van een lidstaat en die ook diensten verlenen met betrekking tot het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van een andere lidstaat valt. Deze samenwerking omvat ook regelingen voor de behandeling van gevallen waarin niet voldaan wordt aan Ö deze verordening en aan Õ de geldende gemeenschappelijke eisen Ö die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 8 ter, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008. Õ van artikel 6 of aan de voorwaarden van bijlage II.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 1 (aangepast)

ð nieuw

5. In het geval van de grensoverschrijdende levering van luchtvaartnavigatiediensten ð in een deel van het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van een andere lidstaat valt, ï omvatten dergelijke Ö de in de leden 2 en 4 vermelde Õ regelingen een overeenkomst over de wederzijdse erkenning van de toezichtstaken zoals bedoeld in ð artikel 4, ï de leden 1 en 2, en van de resultaten van deze taken. Deze wederzijdse erkenning geldt ook wanneer regelingen voor erkenning tussen nationale toezichthoudende instanties zijn gemaakt voor het certificeringsproces van dienstverleners.

6. Nationale toezichthoudende instanties kunnen, indien dit op grond van het nationale recht is toegestaan, met het oog op regionale samenwerking ook regelingen overeenkomen betreffende de verdeling van de verantwoordelijkheden voor toezichtstaken.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 1 (aangepast)

Artikel 63 - Gekwalificeerde entiteiten

1. Nationale toezichthoudende instanties kunnen besluiten de in artikel 42, lid 2, bedoelde inspecties en onderzoeken volledig of ten dele te delegeren aan gekwalificeerde entiteiten die aan de in bijlage I genoemde eisen voldoen.

2. Een dergelijke door een nationale toezichthoudende instantie verleende delegatie is binnen de Gemeenschap Ö Unie Õ geldig gedurende een periode van drie jaar die kan worden hernieuwd. Nationale toezichthoudende instanties kunnen elke gekwalificeerde entiteit die in de Ö Unie Õ Gemeenschap is gevestigd met de uitvoering van deze inspecties en onderzoeken belasten.

ê 552/2004 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 8 - Aangemelde instanties

1.3. Lidstaten stellen de Commissie ð , het EAA ï en de andere lidstaten in kennis van de instanties Ö gekwalificeerde entiteiten waaraan zij taken hebben gedelegeerd overeenkomstig lid 1 Õ die zij aangewezen hebben voor de uitvoering van taken met betrekking tot de beoordeling van de in artikel 5 bedoelde conformiteit of geschiktheid voor gebruik en/of de in artikel 6 bedoelde verificatie, waarbij zij voor elke instantie Ö entiteit Õ het gebied aangeven waarvoor deze verantwoordelijk is alsmede de identificatienummers Ö en alle wijzigingen daarvan Õ meedelen die de Commissie heeft verstrekt. De Commissie maakt de lijst van deze instanties Ö gekwalificeerde entiteiten Õ met hun respectieve identificatienummers en de onder hun verantwoordelijkheid vallende gebieden bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en draagt zorg voor het bijhouden van deze lijst.

2. Lidstaten passen voor de beoordeling van de aan te melden instanties de criteria toe van bijlage V. De instanties die voldoen aan de beoordelingscriteria die in de relevante Europese normen zijn opgenomen, worden geacht aan de genoemde criteria te voldoen.

34. Indien een aangemelde instantie Ö gekwalificeerde entiteit Õ niet meer voldoet aan de criteria Ö eisen Õ van bijlage IV, trekken lidstaten de aanmelding van die instantie Ö delegatie van die entiteit Õ in. Zij brengen Ö De entiteit brengt Õ de Commissie ð het EAA ï en de overige lidstaten daarvan onverwijld op de hoogte.

4. Onverminderd het bepaalde in de leden 1, 2 en 3, mogen lidstaten besluiten om de organisatie(s) die is (zijn) erkend overeenkomstig artikel 3 van de dienstverleningsverordening als aangemelde instantie(s) aan te wijzen.

ò nieuw

5. Organen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn aangewezen als aangemelde instanties overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EG) nr. 552/2004 worden met het oog op de toepassing van dit artikel als gekwalificeerde entiteiten beschouwd.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 5 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 710 - Raadpleging van de belanghebbende partijen

1. De lidstaten ð nationale toezichthoudende instanties ï , handelend in overeenstemming met hun nationale recht Ö wetgeving Õ, zetten raadplegingsmechanismen op om belanghebbende partijen, waaronder belangenorganisaties van beroepspersoneel, op passende wijze te betrekken bij de realisering van het gemeenschappelijke Europeese luchtruim ð voor wat de uitvoering van hun taken betreft ï .

ò nieuw

2. Tot de belanghebbende partijen kunnen behoren:

– verleners van luchtvaartnavigatiediensten,

– luchthavenexploitanten,

– relevante luchtruimgebruikers of relevante groepen luchtruimgebruikers,

– militaire autoriteiten,

– de industrie,

– belangenorganisaties van beroepspersoneel.

ê 550/2004 (aangepast)

HOOFDSTUK III - VOORSCHRIFTEN INZAKE DE VERLENING VAN DIENSTEN Ö DIENSTVERLENING Õ


ê 550/2004 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 6 - Gemeenschappelijke eisen

Er worden volgens de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde procedure gemeenschappelijke eisen vastgesteld voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten. De gemeenschappelijke eisen moeten ten minste betrekking hebben op:

– technische en operationele bekwaamheid en geschiktheid,

– systemen en processen voor veiligheids- en kwaliteitsbeheer,

– rapportages,

– kwaliteit van de diensten,

– financiële draagkracht,

– aansprakelijkheid en verzekering,

– eigendom en organisatiestructuur, met inbegrip van het vermijden van belangenconflicten,

– personeel, met inbegrip van adequate personeelsplanning,

– beveiliging.

Artikel 87 - Certificering van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten

1. De verlening van alle luchtvaartnavigatiediensten in de Gemeenschap Ö Unie Õ wordt door de lidstaten gecertificeerd ð of maakt het voorwerp uit van een verklaring aan de nationale toezichthoudende instanties of het EAA overeenkomstig artikel 8 ter van Verordening (EG) nr. 216/2008 ï .

ê 550/2004

2. Aanvragen voor certificering worden ingediend bij de nationale toezichthoudende instantie van de lidstaat waarin de aanvrager zijn belangrijkste plaats van vestiging heeft en in voorkomend geval statutair is gevestigd.

ò nieuw

2. In het kader van het certificeringsproces moeten de aanvragers ook kunnen aantonen dat zij over voldoende financiële draagkracht beschikken en gedekt zijn door een aansprakelijkheidsverzekering, voor zover dit niet gegarandeerd is door de desbetreffende lidstaat.

ê 550/2004 (aangepast)

ð nieuw

3. Nationale toezichthoudende instanties geven certificaten af aan de verleners van luchtvaartnavigatiediensten indien deze aan de in artikel 6 bedoelde gemeenschappelijke eisen voldoen. Certificaten kunnen worden verleend voor elke in artikel 2 van de kaderverordening genoemde afzonderlijke luchtvaartnavigatiedienst of voor een bundel van dergelijke diensten, onder meer in de situatie waarin een verlener van luchtvaartnavigatiediensten, ongeacht diens juridische status, zijn eigen communicatie-, navigatie- en begeleidingssystemen bedient en in stand houdt. De certificaten worden regelmatig gecontroleerd.

43. In dDe certificaten worden de rechten en plichten van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten aangegeven, met inbegrip van ð zorgen voor ï niet-discriminerende toegang tot diensten voor gebruikers van het luchtruim, met speciale aandacht voor de veiligheid. Aan certificering mogen Ö zijn Õ alleen de voorwaarden van bijlage II verbonden zijn. Deze voorwaarden moeten objectief gerechtvaardigd, niet-discriminerend, evenredig en transparant zijn.

5. Niettegenstaande het bepaalde in lid 1, kunnen lidstaten toestaan dat in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim of een deel daarvan luchtvaartnavigatiediensten worden verleend zonder certificaat, in gevallen waarin de verlener van deze diensten de diensten hoofdzakelijk aanbiedt aan andere bewegingen van luchtvaartuigen dan aan het algemeen luchtverkeer. In deze gevallen stelt de betrokken lidstaat de Commissie en de andere lidstaten in kennis van zijn besluit en van de maatregelen die zijn genomen om maximale overeenstemming met de vastgestelde gemeenschappelijke eisen te waarborgen.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

46. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 8 en 9, krijgen vVerleners van luchtvaartnavigatiediensten, wanneer hen een certificaat wordt afgegeven, Ö krijgen Õ de mogelijkheid om hun diensten aan te bieden aan lidstaten, andere verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers en luchthavens in de Gemeenschap Ö Unie Õ . ð Voor ondersteunende diensten is dit alleen mogelijk als artikel 10, lid 2, wordt nageleefd. ï

7. Nationale toezichthoudende instanties zien toe op de naleving van de gemeenschappelijke eisen en van de aan de certificaten verbonden voorwaarden. Details aangaande dit toezicht worden opgenomen in de jaarlijkse verslagen die door de lidstaten worden ingediend overeenkomstig artikel 12, lid 1, van de kaderverordening. Als een nationale toezichthoudende instantie vaststelt dat de houder van een certificaat niet langer aan deze eisen of voorwaarden voldoet, treft hij passende maatregelen, waarbij tegelijkertijd de continuïteit van de diensten wordt gewaarborgd op voorwaarde dat de veiligheid niet in gevaar komt. Deze maatregelen kunnen de intrekking van het certificaat omvatten.

ê 550/2004

8. Een lidstaat erkent elk certificaat dat in een andere lidstaat is afgegeven in overeenstemming met dit artikel.

9. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen lidstaten de termijn waarbinnen aan dit artikel voldaan moet zijn, verlengen tot zes maanden na de in artikel 19, lid 2, genoemde datum. Lidstaten stellen de Commissie van deze verlenging in kennis, onder vermelding van de redenen daarvoor.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 4 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 98 - Aanwijzing van verleners van luchtverkeersdiensten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat in het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt binnen bepaalde luchtruimblokken op exclusieve basis luchtverkeersdiensten worden verleend. Daartoe wijzen de lidstaten een verlener van luchtverkeersdiensten aan die in het bezit is van een binnen de Gemeenschap Ö Unie Õ geldig certificaat ð of geldige verklaring ï .

2. Bij het verlenen van grensoverschrijdende diensten zorgen de lidstaten ervoor dat Ö de Õ naleving van dit artikel en artikel 18, lid 3, niet wordt belemmerd door hun nationale rechtswetgevingsstelsel dat voorschrijft dat een verlener van luchtverkeersdiensten die diensten aanbiedt in het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van die lidstaat valt ð aan een van de volgende voorwaarden moet voldoen ï :

              a) rechtstreeks of via meerderheidsaandeelhouderschap eigendom moet zijn van die lidstaat of onderdanen daarvan;

              b) zijn hoofdvestiging of geregistreerd kantoor op het grondgebied van die lidstaat moet hebben;, of

              c) alleen faciliteiten in die lidstaat mag gebruiken.

3. Lidstaten definiëren de rechten en plichten waaraan de aangewezen verleners van luchtverkeersdiensten moeten voldoen. Deze plichten kunnen voorwaarden bevatten voor het tijdig verstrekken van relevante informatie, waarmee alle bewegingen van luchtvaartuigen in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim kunnen worden geïdentificeerd.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 4 (aangepast)

ð nieuw

4. Ö De Õ Llidstaten hebben de bevoegdheid om zelf een verlener van luchtverkeersdiensten te kiezen, mits deze voldoet aan de eisen en voorwaarden van de artikelen 6 en 7 ð gecertificeerd is of een verklaring heeft ingediend overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 ï .

ê 1070/2009 Art. 2, lid 4 (aangepast)

5. Voor functionele luchtruimblokken die overeenkomstig artikel 16 9 bis zijn vastgesteld en die zich uitstrekken over het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van meer dan één lidstaat valt, wijzen de betrokken lidstaten, overeenkomstig lid 1 van dit artikel, gezamenlijk en minstens één maand voor de implementatie van het luchtruimblok één of meer verleners van luchtverkeersdiensten aan.

6. Ö De Õ Llidstaten stellen de Commissie en de overige lidstaten onmiddellijk in kennis van alle in het kader van dit artikel genomen besluiten over de aanwijzing van verleners van luchtverkeersdiensten in specifieke luchtruimblokken binnen het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt.

ò nieuw

Artikel 10 - Het verlenen van ondersteunende diensten

1. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om te garanderen dat verleners van ondersteunende diensten, overeenkomstig dit artikel, binnen de Unie met elkaar kunnen concurreren op basis van gelijke, niet-discriminerende en transparante voorwaarden.

Aan de in dit artikel uiteengezette eis moet uiterlijk op 1 januari 2020 zijn voldaan.

2. De lidstaten nemen alle nodige maatregelen om te garanderen dat de verlening van luchtverkeersdiensten gescheiden is van de verlening van ondersteunende diensten. Een van de eisen om deze scheiding te garanderen, is dat luchtverkeersdiensten en ondersteunende diensten door verschillende ondernemingen moeten worden verleend.

3. Bij de keuze van de verlener van ondersteunende diensten houdt de entiteit die deze diensten aankoopt met name rekening met kostenefficiëntie en de algemene kwaliteit en veiligheid van de diensten.

4. Een verlener van ondersteunende diensten mag alleen worden gekozen om diensten te verlenen in het luchtruim van een lidstaat als:

              a) hij gecertificeerd is overeenkomstig artikel 8 ter van Verordening (EG) nr. 216/2008;

              b) zijn hoofdvestiging zich op het grondgebied van een lidstaat bevindt;

              c) lidstaten en/of ingezetenen van lidstaten voor meer dan 50 % eigenaar zijn van de dienstverlener en er daadwerkelijk controle over uitoefenen, hetzij direct, hetzij via een of meer tussenbedrijven, tenzij anders is bepaald in een overeenkomst met een derde land waarbij de Unie partij is; en

              d) de dienstverlener voldoet aan de nationale eisen inzake beveiliging en defensie.

5. De netwerkbeheerder mag diensten ter ondersteuning van de werking van het Europees netwerk voor luchtverkeersbeheer op gecentraliseerde wijze verlenen door deze diensten toe te voegen aan die welke vermeld zijn in artikel 17, lid 2, overeenkomstig artikel 17, lid 3. Deze diensten mogen ook op exclusieve basis worden verleend door een verlener van luchtvaartnavigatiediensten of groepen verleners van luchtvaartnavigatiediensten, met name de diensten die verband houden met de infrastructuur voor luchtverkeersbeheer. De Commissie specificeert de voorwaarden voor de selectie van dienstverleners of groepen dienstverleners, op basis van hun capaciteit en vermogen om de diensten op onpartijdige en kosteneffectieve te verlenen, en stelt een algemene beoordeling op van de geraamde kosten en baten van de gecentraliseerde verlening van de ondersteunende diensten. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. De Commissie stelt dienstverleners of groepen dienstverleners aan overeenkomstig deze uitvoeringshandelingen.

ê 550/2004

Artikel 9 - Aanwijzing van verleners van meteorologische diensten

1. 1. Lidstaten kunnen een verlener van meteorologische diensten aanwijzen om op exclusieve basis met betrekking tot het gehele onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim of een deel daarvan alle meteorologische gegevens of een deel daarvan te verstrekken; daarbij dienen zij rekening te houden met overwegingen op het gebied van de veiligheid.

2. Lidstaten brengen de Commissie en de andere lidstaten onverwijld op de hoogte van elk besluit in het kader van dit artikel inzake de aanwijzing van een verlener van meteorologische diensten.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 5 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 11 - Prestatieregeling

1. Om de prestaties van luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties ð diensten ï in het gemeenschappelijke Europeese luchtruim te verbeteren, wordt een prestatieregeling vastgesteld voor luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties ð diensten ï . Die zal bestaan uit:

              a) prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap Ö Unie Õ ð en bijbehorende lokale prestatiedoelen ï voor de prestatiekerngebieden veiligheid, milieu, capaciteit en kostenefficiëntie;

              b) nationale plannen of plannen voor functionele luchtruimblokken, inclusief prestatiedoelen, die consistentie met ð de naleving van de ï prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap Ö Unie Õ ð en de bijbehorende lokale prestatiedoelen ï waarborgen; en

              c) periodieke beoordeling, monitoring en benchmarking van de prestaties van luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties ð diensten ï .

2. Overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure kan dDe Commissie ð wijst ï Eurocontrol of een ander ð onafhankelijk, ï onpartijdig en bevoegd orgaan aanwijzen ð aan ï als 'prestatiebeoordelingsorgaan'. De rol van dit orgaan is de Commissie, in coördinatie met de nationale toezichthoudende instanties, bij te staan en de nationale toezichthoudende instanties op verzoek bij te staan bij de tenuitvoerlegging van de in lid 1 vermelde prestatieregeling. ð Het EAA, Eurocontrol of een andere bevoegde entiteit kunnen technische bijstand verlenen aan het prestatiebeoordelingsorgaan ï De Commissie ziet erop toe dat het prestatiebeoordelingsorgaan de taken die het van de Commissie heeft gekregen, onafhankelijk uitvoert.

3. a) De prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap voor het netwerk voor luchtverkeersbeveiliging worden door de Commissie goedgekeurd overeenkomstig de regelgevingsprocedure bedoeld in artikel 5, lid 3, waarbij rekening wordt gehouden met relevante inbreng van de nationale toezichthoudende instanties op nationaal niveau of op het niveau van de functionele luchtruimblokken.    

b) De in lid 1, onder b), bedoelde nationale plannen of plannen voor functionele luchtruimblokken worden opgesteld door de nationale toezichthoudende instanties en door de lidsta(a)t(en) goedgekeurd. Deze plannen omvatten bindende nationale ð lokale ï doelen of doelen op het niveau van de functionele luchtruimblokken en een adequate, door de lidsta(a)t(en) vastgestelde stimuleringsregeling. Bij het opstellen van de plannen vindt overleg plaats met de verleners van luchtvaartnavigatiediensten, vertegenwoordigers van luchtruimgebruikers en eventueel luchthavenexploitanten en luchthavencoördinatoren.

4c)         De consistentie ð overeenstemming ï van de nationale doelen ð plannen ï of doelen van ð of de plannen van ï de functionele luchtruimblokken ð en van de lokale doelstellingen ï met de ð EU-wijde ï prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap zal worden beoordeeld door de Commissie, die daarbij gebruikmaakt van de beoordelingscriteria in lid 6, onder d) ð in samenwerking met het prestatiebeoordelingsorgaan ï .

              Indien de Commissie vaststelt dat één of meer nationale doelen of doelen ð de plannen ï van de functionele luchtruimblokken ð of de nationale plannen en de lokale doelstellingen ï niet voldoen aan de beoordelingscriteria ð EU-wijde doelstellingen ï , kan zij, overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, bedoelde raadgevingsprocedure, besluiten een aanbeveling te doen ð vragen ï dat de betrokken nationale toezichthoudende instanties nieuwe prestatiedoelen moeten voorstellen ð lidstaten de nodige corrigerende maatregelen nemen ï . ð De uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 2, vermelde raadplegingsprocedure. ï De betrokken lidsta(a)t(en) stellen nieuwe prestatiedoelen en passende maatregelen vast en stellen de Commissie daarvan te zijner tijd in kennis.

              Indien de Commissie van mening is dat de nieuwe prestatiedoelen en de betreffende maatregelen niet adequaat zijn, kan zij, overeenkomstig de regelgevingsprocedure in artikel 5, lid 3, besluiten dat de betrokken lidstaat corrigerende maatregelen moet nemen.

              De Commissie mag, indien zij beschikt over overtuigend bewijs, ook besluiten de prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap te herzien, overeenkomstig de regelgevingsprocedure in artikel 5, lid 3.

5d)         De ð in lid 1 vermelde ï referentieperiode voor de prestatieregeling is bedraagt minimaal drie en maximaal vijf jaar. In deze periode zullen de ð betrokken ï lidstaten en/of de nationale toezichthoudende instanties, indien de nationale ð lokale ï doelen of doelen van de functionele luchtruimblokken niet worden gehaald, de door hen vastgestelde passende maatregelen ð vaststellen en ï toepassen ð die ontworpen zijn om de situatie recht te zetten ï . ðAls de Commissie van oordeel is dat deze maatregelen niet volstaan om de situatie recht te zetten, kan zij beslissen dat de betrokken lidstaten de nodige corrigerende maatregelen of sancties moeten treffen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. ï De eerste referentieperiode heeft betrekking op de eerste drie jaar na de goedkeuring van de uitvoeringsvoorschriften als bedoeld in lid 6.

6c)         De Commissie voert regelmatig beoordelingen uit over het behalen van Ö gaat regelmatig na of Õ de ð EU-wijde en bijbehorende lokale ï prestatiedoelen Ö zijn gehaald Õ en presenteert de uitkomsten aan het Single Sky-comité.

74. De onderstaande procedures zijn van toepassing op de in lid 1 bedoelde prestatieregeling Ö moet gebaseerd zijn op Õ:

a) het verzamelen, valideren, onderzoeken, evalueren en verspreiden van relevante gegevens over de prestaties van luchtvaartnavigatiediensten en netwerkfuncties ð diensten ï van alle relevante partijen, waaronder verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, luchthavenexploitanten, nationale toezichthoudende instanties, lidstaten en Eurocontrol;

b) het selecteren van passende prestatiekerngebieden op basis van ICAO-document nr. 9854 'Global Air Traffic Management Operational Concept', en conform de in het prestatiekader van het masterplan inzake luchtverkeersbeveiligingbeheer aangemerkte gebieden, inclusief veiligheid, milieu, capaciteit en kostenefficiëntie, indien nodig aangepast om rekening te houden met de specifieke behoeften van het gemeenschappelijke Europeese luchtruim en met relevante doelstellingen voor genoemde terreinen, en het definiëren van een beperkt pakket van prestatiekernindicatoren voor prestatiemeting;

c) het opstellen ð en herzien ï van Ö EU-wijde Õ ð en bijbehorende lokale ï prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap die worden vastgesteld met inachtneming van inputs Ö die zijn Õ geïdentificeerd op nationaal niveau of op dat van functionele luchtruimblokken;

ê 1070/2009 Art. 1, lid 5 (aangepast)

ð nieuw

6. Voor het gedetailleerd functioneren van de prestatieregeling stelt de Commissie, uiterlijk op 4 december 2011 en binnen een passend tijdsbestek om te voldoen aan de termijnen die in deze verordening zijn vastgelegd, uitvoeringsvoorschriften vast overeenkomstig de regelgevingsprocedure in artikel 5, lid 3. Deze uitvoeringsvoorschriften hebben betrekking op:

d)c) de criteria voor de opstelling door de nationale toezichthoudende instanties van de nationale prestatieplannen of prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken met de nationale ð lokale ï prestatiedoelen of de prestatiedoelen van het functionele luchtruimblok en de stimuleringsregeling. De prestatieplannen:

          i) zijn gebaseerd op de bedrijfsplannen van de verleners van luchtvaartnavigatiediensten;

          ii) houden rekening met alle kostenelementen van de nationale kostenbasis of de kostenbasis van het functionele luchtruimblok;

          iii) omvatten bindende ð lokale ï prestatiedoelstellingen die conform ð in overeenstemming zijn met ï de Ö EU-wijde Õ prestatiedoelstellingen voor de gehele Gemeenschap zijn;

ê 1070/2009 Art. 1, lid 5

ð nieuw

ed) het beoordelen van de nationale ð lokale ï prestatiedoelen of prestatiedoelen van het functionele luchtruimblok op basis van het nationale plan of het plan voor het functionele luchtruimblok, en

fe) het monitoren van de nationale prestatieplannen of prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken, met inbegrip van passende waarschuwingsmechanismen.;

ê 1070/2009 Art. 1, lid 5, onder i) (aangepast)

ð nieuw

gd) de criteria om ð sancties op te leggen omdat ï te beoordelen of de nationale doelen of de doelen van het functionele luchtruimblok tijdens de referentieperiode in overeenstemming zijn met de Ö EU-wijde Õ ð en bijbehorende lokale ï prestatiedoelen voor de gehele Gemeenschap ð niet zijn gehaald ï en om waarschuwingssystemen te ondersteunen;

he) de algemene beginselen voor het opstellen door de lidstaten van de stimuleringsregeling;

if) de beginselen voor de toepassing van een overgangsmechanisme dat nodig is voor de aanpassing aan het functioneren Ö de werking Õ van de prestatieregeling gedurende uiterlijk twaalf maanden na de goedkeuring van de uitvoeringsvoorschriften ð in deze alinea bedoelde uitvoeringshandeling ï ;

bj) de Ö passende Õ referentieperioden en de tussenpozen om te beoordelen of de prestatiedoelen bereikt zijn en de vaststelling van Ö om Õ nieuwe doelen Ö vast te stellen Õ ; alsmede

ak) de inhoud en het tijdsbestek ð bijbehorende tijdschema's. ï van de in lid 4 bedoelde procedures

ê 1070/2009 Art. 1, lid 5

ð nieuw

De Commissie kan procedures toevoegen aan de in dit lid bedoelde lijst van procedures ð wordt gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 26, teneinde gedetailleerde regels vast te stellen voor de goede werking van de prestatieregeling, overeenkomstig de in dit lid vermelde punten ï . Deze maatregelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 4, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

85. Bij het opstellen van de prestatieregeling wordt er rekening mee gehouden dat en-routediensten, terminaldiensten en netwerkfuncties ð diensten ï verschillend zijn en als zodanig moeten worden behandeld, zo nodig ook bij prestatiemetingen.

ê 550/2004 (aangepast)

HOOFDSTUK III - HEFFINGENSTELSELS


ê 1070/2009 Art. 2, lid 8 (aangepast)

Artikel 1214 - Algemeene Ö bepalingen inzake het heffingenstelsel Õ

Overeenkomstig de in de artikelen 13 15 en 14 16 vermelde eisen, draagt het heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten bij tot meer transparantie bij het vaststellen, opleggen en innen van heffingen ten laste van luchtruimgebruikers, tot de verbetering van de kostenefficiëntie van het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten en tot de verbetering van de efficiëntie van de vluchten, met inachtneming van een optimaal veiligheidsniveau. Dit Ö Het Õ heffingenstelsel moet ook stroken met artikel 15 van het Verdrag van Chicago van 1944 inzake de internationale burgerluchtvaart en met het heffingensysteem van Eurocontrol voor en-routeheffingen.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 9 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1315 - Algemene bBeginselen Ö met betrekking tot het heffingenstelsel Õ

1. Het heffingenstelsel is gebaseerd op de berekening van de kosten die de verleners van luchtvaartnavigatiediensten ten behoeve van luchtruimgebruikers moeten maken. Het stelsel wijst deze kosten toe aan categorieën gebruikers.

2. De volgende beginselen Ö die in de leden 3 tot en met 8 zijn uiteengezet, Õ worden toegepast bij het vaststellen van de kostenbasis voor de heffingen:.

              3a) dDe onder luchtruimgebruikers te verdelen kosten zijn de bepaalde kosten van de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, met inbegrip van passende bedragen voor rente op kapitaalinvesteringen en afschrijving van activa, alsmede van de kosten van onderhoud, exploitatie, beheer en administratie ð , inclusief de kosten van relevante taken die zijn toevertrouwd aan het EAA ï . bepaalde kosten zijn de door de lidstaat op nationaal niveau of het niveau van de functionele luchtruimblokken bepaalde kosten, hetzij aan het begin van de referentieperiode voor elk kalenderjaar van de in artikel 11 Ö , lid 5, Õ van de kaderverordening bedoelde referentieperiode, hetzij gedurende de referentieperiode, na passende aanpassingen met toepassing van het in artikel 11 van de kaderverordening bedoelde waarschuwingsmechanisme;.

              4b) dDe kosten die in dit verband moeten worden meegenomen, zijn die welke geraamd zijn voor de faciliteiten en diensten die zijn voorzien en worden uitgevoerd in het kader van het ICAO Regional Air Navigation Plan, Europese regio. Hieronder kunnen ð vallen ï ook de kosten vallen van de nationale toezichthoudende instanties en/of gekwalificeerde entiteiten, alsmede andere kosten die door de betrokken lidstaat en dienstverlener zijn gemaakt voor het verlenen van luchtvaartnavigatiediensten. Het omvat echter niet de Ö in artikel 33 vermelde Õ kosten van Ö door de lidstaten opgelegde Õ strafmaatregelen die door de lidstaten zijn opgelegd overeenkomstig artikel 9 van de kaderverordening, noch de kosten van Ö de in artikel 11, lid 5, vermelde Õ corrigerende maatregelen ð of sancties ï die door de lidstaten zijn opgelegd overeenkomstig artikel 11 van de kaderverordening;

              5c) tTen aanzien van de functionele luchtruimblokken en in het kader van hun respectieve kaderovereenkomsten doen de lidstaten redelijke inspanningen om tot afspraken te komen over gemeenschappelijke beginselen voor het beleid inzake heffingen;.

              6d) dDe kosten van de verschillende luchtvaartnavigatiediensten moeten apart worden aangeduid, zoals bepaald in artikel 2112, lid 3;.

              7e) kKruissubsidies tussen en-routediensten en plaatselijke diensten zijn niet toegestaan. Kosten die betrekking hebben op zowel plaatselijke diensten als en-routediensten worden aan de hand van een transparante methode evenredig verdeeld over plaatselijke diensten en en-routediensten. Kruissubsidies worden tussen verschillende luchtvaartnavigatie ð verkeers ï diensten in een van deze categorieën Ö worden Õ alleen toegestaan wanneer deze door objectieve redenen gerechtvaardigd zijn en moeten duidelijk herkenbaar worden gemaakt. ð Kruissubsidies tussen luchtverkeersdiensten en ondersteunende diensten zijn niet toegestaan. ï

              8f) dDe transparantie van de kostenbasis voor de heffingen moet worden gegarandeerd. Uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld voor de verstrekking door de dienstverleners van informatie, met behulp waarvan de prognoses, werkelijke kosten en inkomsten van een dienstverlener kunnen worden beoordeeld. Er moet regelmatig informatie worden uitgewisseld tussen de nationale toezichthoudende instanties, dienstverleners, luchtruimgebruikers, de Commissie en Eurocontrol.

93. De lidstaten moeten de volgende beginselen naleven bij het vaststellen van heffingen overeenkomstig lieden 2 Ö 3 tot en met 8 Õ :

              a) heffingen voor de beschikbaarheid van luchtvaartnavigatiediensten worden vastgesteld onder niet-discriminatoirediscriminerende voorwaarden.; Bbij het opleggen van heffingen aan de verschillende luchtruimgebruikers voor het gebruik van dezelfde dienst wordt geen onderscheid gemaakt op grond van nationaliteit of categorie luchtruimgebruiker;

              b) vrijstelling van bepaalde gebruikers, met name lichte luchtvaartuigen en staatsluchtvaartuigen, kan worden toegestaan, mits de kosten van een dergelijke vrijstelling niet op andere gebruikers worden afgewenteld;

              c) de heffingen worden per kalenderjaar vastgesteld op basis van de bepaalde kosten, of onder voorwaarden die door de lidstaten worden gehanteerd voor het bepalen van de maximumhoogte van het tarief per eenheid of van de inkomsten voor elk jaar over een periode van ten hoogste vijf jaar;

              d) luchtvaartnavigatiediensten mogen voldoende inkomsten genereren die voorzien in een redelijk rendement van het kapitaal, zodat kan worden bijgedragen aan noodzakelijke kapitaalverbeteringen;

              e) heffingen geven de kosten weer die zijn verbonden aan de luchtvaartnavigatiediensten en aan faciliteiten die aan de luchtruimgebruikers ter beschikking worden gesteld, ð inclusief de kosten van relevante taken die zijn toevertrouwd aan het EAA ï rekening houdend met het draagkrachtprincipe van de verschillende betrokken typen luchtvaartuigen;

              f) heffingen moeten de veilige, doelmatige, doeltreffende, daadwerkelijke en duurzame verlening van luchtvaartnavigatiediensten bevorderen teneinde een hoog niveau van veiligheid en kosteneffectiviteit te realiseren en het halen van de prestatiedoelstellingen Ö te halen Õ , en ze vormen een stimulans voor geïntegreerde dienstverlening, en leveren een bijdrage aan het reduceren van de milieugevolgen van de luchtvaart. Daartoe Ö Met het oog op het bepaalde onder f) Õ mogen de nationale toezichthoudende instanties, met betrekking tot de nationale prestatieplannen of prestatieplannen voor functionele luchtruimblokken, mechanismen opzetten, inclusief prikkels in de vorm van financiële voordelen en nadelen, om verleners van luchtvaartnavigatiediensten en/of luchtruimgebruikers aan te moedigen om steun te verlenen aan verbeteringen in de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, zoals verhoogde capaciteit, beperkte vertragingen en duurzame ontwikkeling, onder gelijktijdige handhaving Ö met behoud Õ van een optimaal veiligheidsniveau.

104. 4. De Commissie stelt ð maatregelen vast waarin de bijzonderheden zijn uiteengezet van de procedure die moet worden gevolgd voor de toepassing van de leden 1 tot en met 9. ï gedetailleerde ð Die ï uitvoeringsbepalingen ð handelingen worden vastgesteld ï vast voor dit artikel, overeenkomstig de in artikel 275, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevings ð onderzoeks ï procedure

ê 1070/2009 Art. 2, lid 11 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1416 - Beoordeling van Ö de Õ naleving Ö van de artikelen 12 en 13 Õ

1. De Commissie draagt zorg voor een voortdurende beoordeling van de mate waarin de heffingen aan de in de artikelen 1214 en 1315 genoemde beginselen en voorschriften voldoen, een en ander in samenwerking met de lidstaten. De Commissie tracht de nodige mechanismen vast te stellen om gebruik te kunnen maken van de deskundigheid van Eurocontrol en deelt de resultaten van de beoordeling met de lidstaten, Eurocontrol en de vertegenwoordigers van luchtruimgebruikers.

2. De Commissie onderzoekt, op verzoek van één of meer lidstaten die van mening is/zijn dat de in de artikelen 14 en 15 vermelde beginselen en voorschriften niet naar behoren zijn toegepast of op eigen initiatief, elke bewering van niet-naleving of niet-toepassing van de betrokken beginselen en/of regels ð specifieke maatregelen die door de nationale instanties zijn vastgesteld met betrekking tot de toepassing van de artikelen 12 en 13, voor wat de vaststelling van kosten en heffingen betreft ï . Onverminderd artikel 3218, lid 1, deelt de Commissie de resultaten van dat onderzoek met de lidstaten, Eurocontrol en de vertegenwoordigers van de luchtruimgebruikers. Binnen twee maanden na ontvangst van een verzoek neemt Ö bepaalt Õ de Commissie, na de betrokken lidstaat gehoord te hebben en na raadpleging van het Single Sky-comité Ö of de artikelen 12 en 13 zijn nageleefd en of de maatregel verder mag worden toegepast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld Õ overeenkomstig de in artikel 275, lid 2, Ö vermelde raadplegingsprocedure. Õ van de kaderverordening bedoelde raadgevingsprocedure, een besluit over de wijze waarop de artikelen 14 en 15 van deze verordening zijn toegepast en beslist zij of de praktijk in kwestie mag worden voortgezet

3. De Commissie richt haar besluit tot de betrokken lidstaten en stelt de dienstverlener daarvan in kennis, voor zover deze een wettelijk betrokken partij is. Elke lidstaat kan het besluit van de Commissie binnen één maand aan de Raad voorleggen. De Raad kan binnen één maand met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 10 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1515 - bis Gemeenschappelijke projecten

1. Gemeenschappelijke projecten kunnen bijdragen tot een succesvolle Ö De Õ implementatie van het masterplan inzake luchtverkeersbeveiligingbeheer Ö kan worden ondersteund door gemeenschappelijke projecten Õ . Dergelijke Ö Deze Õ projecten dragen bij aan de doelstellingen van deze verordening, d.w.z. verbetering van de prestaties van het Europese luchtvaartsysteem op kerngebieden als capaciteit en vlucht- en kostenefficiëntie, alsmede milieuduurzaamheid, binnen het kader van de veiligheidsdoelstellingen, die van de hoogste orde zijn. ð De gemeenschappelijke projecten hebben tot doel de luchtverkeersbeheersfuncties tijdig, gecoördineerd en gesynchroniseerd ten uitvoer te leggen, teneinde de essentiële operationele wijzigingen te bereiken die in het masterplan voor luchtverkeersbeheer zijn vermeld. ï

2. De Commissie kan ð maatregelen vaststellen voor het beheer van gemeenschappelijke projecten en prikkels voor de uitvoering ervan. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld ï, overeenkomstig de in artikel 275, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevings ð onderzoeks ï procedure,. Ö Deze maatregelen Õ richtsnoeren ontwikkelen betreffende de wijze waarop dergelijke projecten kunnen bijdragen tot de implementatie van het masterplan inzake luchtverkeersbeveiliging. Dergelijke richtsnoeren laten de mechanismen voor de operationalisering uitvoering van dergelijke Ö de Õ projecten met betrekking tot functionele luchtruimblokken zoals door de partners van die blokken overeengekomen, onverlet.

3. De Commissie kan, overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure, ook besluiten ð gemeenschappelijke projecten vaststellen voor netwerkgerelateerde functies die van bijzonder belang zijn voor de verbetering van de algemene prestaties van het luchtverkeersbeheer en de luchtvaartnavigatiediensten in Europa, waarbij wordt nagegaan welke luchtverkeersbeheersfuncties rijp zijn voor uitrol en het tijdschema en geografische toepassingsgebied van die uitrol worden vastgesteld. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld ï gemeenschappelijke projecten op te zetten voor netwerkgerelateerde functies die van bijzonder belang zijn voor de verbetering van de algehele prestatie van de luchtverkeersbeveiliging en de luchtverkeersnavigatiediensten in Europa ð overeenkomstig de in artikel 27, lid 3, vermelde onderzoeksprocedure ï . Dergelijke Ö De Õ gemeenschappelijke projecten kunnen in aanmerking komen voor communautaire financiering binnen het meerjarig financieel kader. Hiertoe, en onverminderd de bevoegdheid van de lidstaten om te beslissen over het gebruik van hun eigen financiële middelen, voert de Commissie een onafhankelijke kosten-batenanalyse uit en voert ze overeenkomstig artikel 2810 van de kaderverordening passend overleg met de lidstaten en relevante betrokken partijen, waarbij alle passende wijzen van financiering onder de loep worden genomen. De in aanmerking komende kosten van de operationalisering uitvoering van gemeenschappelijke projecten worden overeenkomstig de beginselen van transparantie en non-discriminatie gedekt.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 5 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 169 - bis Functionele luchtruimblokken

1. De lidstaten nemen uiterlijk op 4 december 2012 alle nodige maatregelen om te garanderen dat de functionele luchtruimblokken worden Ö opgericht en Õ geïmplementeerd ð op basis van een geïntegreerde verlening van luchtverkeersdiensten, ï teneinde de vereiste capaciteit en efficiëntie van het netwerk voor luchtverkeersbeveiliging in het gemeenschappelijke Europeese luchtruim te bereiken, een hoog niveau van veiligheid in stand te houden, bij te dragen tot de algehele prestaties van het luchtvervoerssysteem en het effect op het milieu te beperken.

ò nieuw

2. De functionele luchtruimblokken worden, voorzover mogelijk, opgericht op basis van coöperatieve sectoriële partnerschappen tussen verleners van luchtvaartnavigatiediensten, met name met betrekking tot het verlenen van ondersteunende diensten, zoals bepaald in artikel 10. Om optimale prestaties te kunnen bereiken, mogen dergelijke partnerschappen een of meer functionele luchtruimblokken of delen daarvan ondersteunen.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 5 (aangepast)

ð nieuw

3. De lidstaten ð en de verleners van luchtverkeersdiensten ï , en in het bijzonder die lidstaten die aangrenzende functionele luchtruimblokken creëren, werken zoveel mogelijk samen om de naleving van deze bepaling Ö dit artikel Õ te garanderen. Indien van toepassing omvat heeft deze samenwerking ook betrekking op ð verleners van luchtverkeersdiensten uit ï derde landen die aan functionele luchtruimblokken deelnemen.

24. Functionele luchtruimblokken moeten met name:

              a) worden onderbouwd door een veiligheidsstudie;

ò nieuw

              b) zo zijn ontworpen dat de sectoriële partnerschappen zoveel mogelijk synergieën opleveren, teneinde de overeenkomstig artikel 11 vastgestelde prestatiedoelen te verwezenlijken en waar mogelijk te overtreffen;

ê 1070/2009 Art. 2, lid 5 (aangepast)

bc) optimaal gebruik van het luchtruim mogelijk maken, rekening houdende met luchtverkeersstromen;

              cd) zorgen voor consistentie met het Europese routenetwerk dat overeenkomstig artikel 617 van de luchtruimverordening wordt opgericht;

              de) hun rechtvaardiging vinden in een algehele toegevoegde waarde, met inbegrip van een optimaal gebruik van technische en personele middelen, op basis van kosten-batenanalyses;

ê 1070/2009 Art. 2, lid 5

ð nieuw

              (ef) ð voor zover mogelijk ï een vlotte en flexibele overdracht garanderen van verantwoordelijkheid voor de luchtverkeersleiding tussen luchtverkeersleidingscentra;

              fg) de verenigbaarheid tussen de verschillende luchtruimconfiguraties garanderen door onder andere de bestaande vluchtinformatiegebieden te optimaliseren;

ê 1070/2009 Art. 2, lid 5 (aangepast)

              gh) voldoen aan voorwaarden die voortvloeien uit regionale overeenkomsten die binnen de ICAO zijn gesloten;

hi) regionale overeenkomsten eerbiedigen die op de datum van inwerkingtreding van deze verordening van kracht zijn, in het bijzonder de overeenkomsten waarbij derde landen in Europa zijn betrokken; en

ê 1070/2009 Art. 2, lid 5

              i) bijdragen aan consistentie met voor de hele Gemeenschap geldende prestatiedoelstellingen.

ò nieuw

Aan de eisen van lid 4, onder c), d) en g), moet worden voldaan in overeenstemming met de door de netwerkbeheerder uitgevoerde optimalisering van het luchtruimontwerp, zoals vermeld in artikel 17.

5. Verleners van luchtvaartnavigatiediensten mogen aan de eisen van dit artikel voldoen door deel te nemen aan een of meer functionele luchtruimblokken.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 5 (aangepast)

ð nieuw

36. Een fFunctioneele luchtruimblokken ð die zich uitstrekken over delen van het luchtruim die onder de verantwoordelijkheid van meer dan een lidstaat vallen ï wordent uitsluitend ingesteld bij onderlinge overeenstemming ð gezamenlijke aanwijzing ï tussen alle lidstaten en in voorkomend geval derde landen die verantwoordelijk zijn voor een deel van het luchtruim in het functioneel luchtruimblok. ð De gezamenlijke aanwijzing waarbij het functioneel luchtruimblok wordt opgericht, bevat de nodige bepalingen inzake de wijze waarop het blok kan worden gewijzigd en waarop een lidstaat of, indien van toepassing, een derde land zich uit het blok kan terugtrekken, inclusief overgangsregelingen. ï

7. ð de lidstaten stellen de Commissie in kennis van de oprichting van functionele luchtruimblokken. ï Alvorens de Commissie kennis te geven over de instelling in kennis te stellen van de oprichting van een functioneel luchtruimblok, verstrekt(verstrekken) de betrokken lidsta(a)t(en) de Commissie, de andere lidstaten en de andere belanghebbende partijen passende informatie en worden deze in staat gesteld eventuele opmerkingen te maken.

4. Indien een functioneel luchtruimblok betrekking heeft op luchtruim dat volledig of gedeeltelijk onder de verantwoordelijkheid van twee of meer lidstaten valt, bevat de overeenkomst waarbij het functioneel luchtruimblok wordt ingesteld de noodzakelijke bepalingen over de wijze waarop het functioneel luchtruimblok kan worden gewijzigd en de wijze waarop een lidstaat zich uit het functioneel luchtruimblok kan terugtrekken, met inbegrip van overgangsregelingen.

58. Bij geschillen tussen twee of meer lidstaten ten aanzien van een grensoverschrijdend functioneel luchtruimblok dat betrekking heeft op luchtruim onder hun verantwoordelijkheid, kunnen de betrokken lidstaten de zaak gezamenlijk voor advies aan het Single Sky-comité voorleggen. Het advies wordt verstrekt aan de betrokken lidstaten. Onverminderd lid 63 houden de lidstaten met dit advies rekening om een oplossing te vinden.

69. Na door de lidstaten op de hoogte te zijn gebracht van de in Ö overeenkomstig Õ de leden 63 en ð 7 ï 4 bedoelde overeenkomsten en verklaringen, beoordeelt de Commissie of elk functioneel luchtruimblok voldoet aan de in lid 42 bedoelde eisen en presenteert ze de resultaten ter bespreking aan ð de lidstaten ï het Single Sky-comité. Indien de Commissie vaststelt dat één of meerdere functionele luchtruimblokken niet aan de eisen voldoe(t)(n), voert ze gesprekken met de betrokken lidsta(a)t(en) om tot afspraken te komen over de maatregelen die nodig zijn om de situatie te corrigeren.

7. Onverminderd het bepaalde in lid 6 worden de in de leden 3 en 4 bedoelde overeenkomsten en verklaringen aan de Commissie meegedeeld met het oog op bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. In die bekendmaking wordt de datum vermeld waarop het besluit in kwestie in werking treedt.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 5 (aangepast)

ð nieuw

810. Uiterlijk op 4 december 2010 worden ð De Commissie stelt gedetailleerde maatregelen vast voor de in lid 6 bedoelde gezamenlijke aanwijzing van de verlener(s) van luchtverkeersdiensten, met opgave van de voorwaarden voor de selectie van de dienstverlener(s), de aanwijzingsperiode, de toezichtsregelingen, de beschikbaarheid van te verstrekken diensten en aansprakelijkheidsregelingen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld ï overeenkomstig de in artikel 275, lid 32, van de kaderverordening bedoelde onderzoeksprocedure richtsnoeren voor de instelling en wijziging van functionele luchtruimblokken ontwikkeld.

911. De Commissie stelt ð kan ï , uiterlijk op 4 december 2011 en overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure, uitvoeringbepalingen Ö maatregelen Õ vast Ö stellen Õ betreffende de Ö in lid 6 vermelde Õ door de betrokken lidsta(a)t(en) te verstrekken informatie., vóór de instelling en wijziging van een functioneel luchtruimblok overeenkomstig lid 3 van dit artikelÖ Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 3, vermelde onderzoeksprocedure. Õ

ê 1070/2009 Art. 2, lid 5

Artikel 9 - ter Systeemcoördinator van functionele luchtruimblokken

1. Teneinde de instelling van functionele luchtruimblokken te vergemakkelijken, kan de Commissie een natuurlijk persoon als coördinator van het systeem van functionele luchtruimblokken (de „coördinator") aanwijzen. De Commissie handelt overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 5, lid 3, van de kaderverordening.

2. Onverminderd artikel 9 bis, lid 5, helpt de coördinator, op verzoek van alle betrokken lidstaten en, indien van toepassing, derde landen die in hetzelfde functionele luchtruimblok deelnemen, bij het vinden van oplossingen voor problemen in de onderhandelingen, teneinde de instelling van functionele luchtruimblokken te bespoedigen. De coördinator opereert op basis van een mandaat van alle betrokken lidstaten en, indien van toepassing, derde landen die in hetzelfde functionele luchtruimblok deelnemen.

3. De coördinator opereert onpartijdig, in het bijzonder ten aanzien van de lidstaten, derde landen, de Commissie en andere betrokken partijen.

4. De coördinator maakt informatie die hij bij de uitoefening van zijn functie verkrijgt niet openbaar, tenzij hem dat door de betrokken lidsta(a)t(en) en, indien van toepassing, de betrokken derde landen wordt toegestaan.

5. De coördinator brengt voor het eerst drie maanden na zijn aanwijzing, en daarna om de drie maanden, verslag uit aan de Commissie, het Single Sky-comité en het Europees Parlement. Het verslag omvat een beknopt overzicht van de onderhandelingen en de resultaten daarvan.

6. Het mandaat van de coördinator loopt af op het moment van ondertekening van de laatste overeenkomst voor functionele luchtruimblokken, maar ten laatste op 4 december 2012.

ê 1070/2009 Art. 3, lid 6 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 176 - Ontwerp en beheer van het netwerk

1. De netwerkfuncties ð diensten ï voor luchtverkeersbeveiligingbeheer maken het mogelijk het luchtruim optimaal te benutten, garanderen dat luchtruimgebruikers volgens geprefereerde trajecten kunnen opererenvliegen en voorzien in een maximale toegang tot het luchtruim en tot luchtvaartnavigatiediensten.

Deze netwerkfuncties ð diensten ï zijn gericht op het ondersteunen van initiatieven op nationaal niveau en op het niveau van functionele luchtruimblokken en worden op zodanige wijze uitgevoerd dat de scheiding van regelgevende en uitvoerende taken wordt gehandhaafd.

2. Om de in lid 1 vermelde doelstellingen te verwezenlijken en onverminderd de verantwoordelijkheden van de lidstaten met betrekking tot nationale routes en luchtruimstructuren, ziet de Commissie erop toe dat de volgende functies ð diensten ï worden uitgevoerd ð onder de verantwoordelijkheid van een netwerkbeheerder ï :

              a) Ö het Õ ontwerp van het Europese routenetwerk;

              b) Ö de Õ coördinatie van schaarse hulpbronnen binnen de luchtvaartfrequentiebanden, die door het algemene luchtverkeer worden gebruikt, met name radiofrequenties en coördinatie van radartranspondercodes.; ;

ò nieuw

c) de centrale functie voor het beheer van de luchtverkeersstromen;

d) de terbeschikkingstelling van een luchtvaartinlichtingenportaal, overeenkomstig artikel 23;

e) de optimalisering van het luchtruimontwerp in samenwerking met de verleners van luchtvaartnavigatiediensten en de in artikel 16 vermelde functionele luchtruimblokken;

f) de centrale functie voor de coördinatie van luchtvaartcrisissen.

ê 1070/2009 Art. 3, lid 6

ð nieuw

              De in de eerste deze alinea genoemde functies ð diensten ï hebben geen betrekking op de vaststelling van bindende maatregelen van algemene aard of op het nemen van politieke beslissingen. Hierbij wordt rekening gehouden met voorstellen gedaan op nationaal niveau en op het niveau van functionele luchtruimblokken. Bij de uitvoering ervan vindt coördinatie plaats met militaire autoriteiten, overeenkomstig overeengekomen procedures inzake een flexibel gebruik van het luchtruim.

ê 1070/2009 Art. 3, lid 6 (aangepast)

ð nieuw

              De Commissie kan, na raadpleging van het Single Sky-comité en in overeenstemming met de in lid 4 bedoelde uitvoeringsbepalingen, de taken noodzakelijk voor de uitvoering van de in de eerste alinea genoemde functies aan Eurocontrol toevertrouwen of aan een ander onpartijdig en bevoegd orgaan Ö aanstellen Õ ð om de taken van netwerkbeheerder uit te voeren ï . Deze taken worden op onpartijdige en kosteneffectieve wijze uitgevoerd namens de lidstaten en belanghebbenden. Er wordt hierop een passend beheer toegepast, waarbij de gescheiden verantwoordelijkheden voor dienstverlening en regulering worden aangehouden, rekening houdend met de behoeften van het gehele netwerk voor luchtverkeersbeveiliging; de luchtruimgebruikers en de verleners van luchtvaartnavigatiediensten moeten bij de uitvoering van deze taken volledig worden betrokken. ð Tegen 1 januari 2020 wijst de Commissie de netwerkbeheerder aan als zelfstandige dienstverlener; indien mogelijk wordt de netwerkbeheerder opgezet als een sectorieel partnerschap. ï

ê 1070/2009 Art. 3, lid 6

ð nieuw

3. De Commissie mag ð wordt gemachtigd om gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 26 vast te stellen teneinde ï taken toe te voegen aan de in lid 2 genoemde lijst van functies ð diensten, zodat deze lijst wordt aangepast aan de technische en operationele vooruitgang met betrekking tot het op gecentraliseerde wijze verlenen van ondersteunende diensten ï na afdoende overleg met belanghebbenden uit de sector. De maatregelen die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 4, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

4. ð De Commissie stelt ï Ggedetailleerde regels ð vast ï voor de uitvoering van de in dit artikel vermelde maatregelen, met uitzondering van de in de leden 6 tot en met 9 bedoelde maatregelen, worden vastgesteld volgens de regelgevingsprocedure in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening. Deze uitvoeringsbepalingen betreffen met nameð met betrekking tot ï:

              a) de coördinatie en harmonisering van processen en procedures ter verbetering van de doelmatigheid van het beheer van luchtvaartfrequentiesaeronautisch frequentiebeheer, inclusief de ontwikkeling van beginselen en criteria;

              b) de centrale functie voor het coördineren van de vroege vaststelling van en tegemoetkoming aan frequentiebehoeften in de frequentiebanden toegewezen aan het algemene Europese luchtverkeer ter ondersteuning van het ontwerp en de exploitatie van het Europese luchtverkeersnetwerk;

              c) aanvullende functies ð diensten ï voor het netwerk zoals omschreven in het masterplan inzake luchtverkeersbeveiligingbeheer;

d) gedetailleerde regelingen voor coöperatieve besluitvorming tussen de lidstaten, de verleners van luchtvaartnavigatiediensten en de netwerkbeheersfunctie voor de in lid 2 bedoelde taken;

ò nieuw

e) gedetailleerde regelingen voor het beheer van de netwerkbeheerder, waarbij alle operationele belanghebbenden worden betrokken;

ê 1070/2009 Art. 3, lid 6

ð nieuw


              fe) regelingen voor overleg met de relevante belanghebbenden in het besluitvormingsproces, zowel op nationaal als op Europees niveau; en

              gf) binnen het radiospectrum toegewezen aan algemeen luchtverkeer door de Internationale Telecommunicatieunie, een verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de netwerkbeheersfunctie en nationale frequentiebeheerders, om ervoor te zorgen dat de nationale frequentiebeheersfuncties ð diensten ï de frequentietoewijzingen blijven uitvoeren die niet van invloed zijn op het netwerk. Voor gevallen die van invloed zijn op het netwerk werken de nationale frequentiebeheerders samen met de verantwoordelijken voor de netwerkbeheersfunctie om het gebruik van frequenties te optimaliseren.

ò nieuw

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 27, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

ê 1070/2009 Art. 3, lid 6 (aangepast)

ð nieuw

5. Andere aspecten van het ontwerp van het luchtruim dan die welke in lieden 2 ð en 4, onder c), ï zijn vermeld, worden op nationaal niveau of op het niveau van functionele luchtruimblokken behandeld. In dit ontwerpproces wordt rekening gehouden met de vraag naar vervoer en de complexiteit van dat vervoer en met de prestatieplannen voor nationale of functionele luchtruimblokken, en is bepaald dat relevante luchtruimgebruikers of relevante groepen die luchtruimgebruikers vertegenwoordigen, en, in voorkomend geval, militaire autoriteiten, volledig moeten worden geraadpleegd.

6. De uitvoering van de regeling van de luchtverkeersstroom wordt door de lidstaten toevertrouwd aan Eurocontrol of een ander onpartijdig en bevoegd orgaan. Dit wordt onderworpen aan passende controleregelingen.

7. Uitvoeringsvoorschriften voor de regeling van de luchtverkeersstroom, waaronder de noodzakelijke controleregelingen, worden ontwikkeld overeenkomstig de in artikel 5, lid 2, van de kaderverordening bedoelde raadpleginsprocedure en vastgesteld overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure met het oog op het optimaliseren van de beschikbare capaciteit bij het gebruik van het luchtruim en het verbeteren van de processen voor de regeling van de luchtverkeersstroom. Deze bepalingen moeten transparantie en efficiëntie als uitgangspunt hebben, opdat capaciteit op flexibele en tijdige wijze beschikbaar wordt gesteld in overeenstemming met de aanbevelingen van het ICAO Regional Air Navigation Plan, Europese regio.

ê 1070/2009 Art. 3, lid 6

8. De uitvoeringsvoorschriften voor de regeling van de luchtverkeersstroom ondersteunen de operationele besluiten van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchthavenexploitanten en luchtruimgebruikers en bestrijken de volgende gebieden:

              a) vluchtplanning;

              b) gebruik van beschikbare luchtruimcapaciteit tijdens alle fasen van de vlucht, met inbegrip van de slottoewijzing, en

              c) routegebruik door het algemeen luchtverkeer, met inbegrip van

– het tot stand brengen van één enkele publicatie voor route en verkeersoriëntering,

– opties voor de omleiding van het algemene luchtverkeer weg van gebieden waar congestie optreedt, en

– voorrangsregels voor toegang tot het luchtruim voor het algemene luchtverkeer, met name in tijden van congestie en crisis.

9. Bij het ontwikkelen en vaststellen van de uitvoeringsbepalingen houdt de Commissie, in voorkomend geval en zonder afbreuk te doen aan de veiligheid, rekening met de samenhang tussen vluchtplannen en luchthavenslots, alsmede met de noodzakelijke coördinatie met aangrenzende regio's.

ê 550/2004 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 1810 - Betrekkingen tussen dienstverleners

1. Verleners van luchtvaartnavigatiediensten kunnen gebruikmaken van de diensten van andere dienstverleners die in de Gemeenschap ð Unie ï gecertificeerd zijn ð of die een verklaring hebben ingediend ï .

2. Verleners van luchtvaartnavigatiediensten leggen hun werkafspraken formeel vast door middel van schriftelijke overeenkomsten of daaraan gelijkwaardige juridische regelingen, waarin de specifieke verplichtingen en taken van de verschillende dienstverleners worden vastgelegd en die de uitwisseling van operationele gegevens tussen alle dienstverleners voor wat het algemene luchtverkeer betreft, mogelijk maken. Deze regelingen worden gemeld aan de betrokken nationale toezichthoudende instantie(s).

3. Waar het gaat om het verlenen van luchtverkeersdiensten, is de goedkeuring van de betrokken lidstaten vereist. Waar het gaat om het verlenen van meteorologische diensten, is de goedkeuring van de betrokken lidstaten vereist indien zij overeenkomstig artikel 9, lid 1, op exclusieve basis een verlener van deze diensten hebben aangewezen.

ò nieuw

Artikel 19 - Betrekkingen met belanghebbenden

De verleners van luchtvaartnavigatiediensten stellen raadplegingsmechanismen vast om met relevante groepen van luchtruimgebruikers en luchthavenexploitanten te overleggen over alle belangrijke kwesties die verband houden met de verleende diensten of over relevante wijzigingen van de luchtruimconfiguratie. De luchtruimgebruikers worden ook betrokken bij de goedkeuring van strategische investeringsplannen. De Commissie stelt maatregelen vast waarin in detail is uiteengezet hoe het overleg plaatsvindt en hoe de luchtruimgebruikers worden betrokken bij de goedkeuring van de investeringsplannen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 6

Artikel 2011 - Betrekkingen met de militaire autoriteiten

Lidstaten nemen in het kader van het gemeenschappelijke vervoersbeleid de noodzakelijke stappen om ervoor te zorgen dat er voor het beheer van specifieke luchtruimblokken schriftelijke overeenkomsten tussen de bevoegde civiele en militaire autoriteiten of gelijkwaardige juridische regelingen worden aangegaan of hernieuwd.

ê 550/2004 (aangepast)

Artikel 2112 - Transparantie van rekeningen

1. Verleners van luchtvaartnavigatiediensten moeten, ongeacht hun eigendomsstructuur of rechtsvorm, hun jaarrekeningen opstellen, aan een onafhankelijke accountantscontrole onderwerpen en publiceren. Deze jaarrekeningen moeten voldoen aan de door de Gemeenschap Ö Unie Õ goedgekeurde internationale standaarden voor jaarrekeningen. Wanneer deze rekeningen wegens de juridische status van de dienstverlener niet volledig aan de internationale standaarden voor jaarrekeningen kunnen beantwoorden, streeft de betrokken verlener ernaar om zoveel mogelijk aan deze standaarden te voldoen.

2. In ieder geval moeten de verleners van luchtvaartnavigatiediensten een jaarverslag publiceren en worden zij regelmatig onderworpen aan een onafhankelijke accountantscontrole.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 7

3. Wanneer verleners van luchtvaartnavigatiediensten een bundel diensten aanbieden, doen zij opgave van de kosten van en opbrengsten uit verleende luchtvaartnavigatiediensten, opgesplitst overeenkomstig het in artikel 1214 vermelde heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten en houden zij, voor zover toepasselijk, geconsolideerde rekeningen bij voor andere diensten die niet de luchtvaartnavigatie betreffen, op dezelfde wijze als verplicht zou zijn wanneer de betrokken diensten zouden worden uitgevoerd door aparte ondernemingen.

ê 550/2004

ð nieuw

4. Lidstaten wijzen de bevoegde instanties aan die recht op inzage hebben in de boekhouding van dienstverleners die diensten verlenen in het onder hun verantwoordelijkheid vallende luchtruim.

5. Lidstaten kunnen de overgangsbepalingen van artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1606/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 2002 betreffende de toepassing van internationale standaarden voor jaarrekeningen toepassen op de onder de werkingssfeer van deze verordening vallende verleners van luchtvaartnavigatiediensten.

Artikel 2213 - Toegang tot en bescherming van gegevens

1. Voor wat het algemene luchtverkeer betreft, worden relevante operationele gegevens in real time uitgewisseld tussen alle verleners van luchtvaartnavigatiediensten onderling, luchtruimgebruikers en luchthavens teneinde aan hun operationele behoeften tegemoet te komen. De gegevens worden alleen voor operationele doeleinden gebruikt.

2. Toegang tot relevante operationele gegevens wordt op niet-discriminatoire basis verleend aan bevoegde instanties, gecertificeerde verleners van luchtvaartnavigatiediensten ð of verleners van luchtvaartnavigatiediensten die een verklaring hebben ingediend ï , luchtruimgebruikers en luchthavens.

3. Gecertificeerde dienstverlenersð of dienstverleners die een verklaring hebben ingediend ï, luchtruimgebruikers en luchthavens stellen standaardvoorwaarden op voor de toegang tot hun andere relevante operationele gegevens dan de in lid 1 bedoelde. Deze standaardvoorwaarden worden goedgekeurd door de nationale toezichthoudende instanties. ð De Commissie kan maatregelen vaststellen betreffende de procedures die moeten worden gevolgd voor gegevensuitwisseling en het type gegevens waarop deze toegangsvoorwaarden betrekking hebben. ï Waar nodig, worden gedetailleerde regels met betrekking tot dergelijke voorwaarden vastgesteld ð Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig ï volgens de in artikel 275, lid 3, van de kaderverordening bedoelde procedure.

ê 551/2004 (aangepast)

HOOFDSTUK II - IV


Ö HET Õ LUCHTRUIMARCHITECTUUR

ê 1070/2009 Art. 3, lid 2 (nieuw)

Artikel 3 - Europees vluchtinformatiegebied voor het hogere luchtruim (EUIR)

1. De Gemeenschap en de lidstaten streven naar de oprichting en erkenning door de ICAO van één EUIR. Daartoe legt de Commissie, voor de aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de Gemeenschap vallen, overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag uiterlijk op 4 december 2011 een aanbeveling voor aan de Raad.

2. Het EUIR wordt op zodanige wijze ingericht dat het het luchtruim bestrijkt dat overeenkomstig artikel 1, lid 3, onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten valt en kan ook luchtruim omvatten van derde landen in Europa.

3. De instelling van het EUIR laat de verantwoordelijkheid van lidstaten onverlet om overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de dienstverleningsverordening verleners van luchtverkeersdiensten aan te wijzen voor het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt.

4. De lidstaten behouden hun verantwoordelijkheden tegenover de ICAO binnen de geografische grenzen van de vluchtinformatiegebieden voor het hogere luchtruim en vluchtinformatiegebieden die door de ICAO aan hen zijn toegewezen op de datum van de inwerkingtreding van deze verordening.

ê 1070/2009 Art. 3, lid 3 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 233 - bis Elektronische aeronautische informatie luchtvaartinlichtingen

1. Onverminderd de publicatie van aeronautische informatieluchtvaartinlichtingen door de lidstaten en op een wijze die in overeenstemming is met deze publicatie, garandeert de Commissie, in samenwerking met Eurocontrol ð de netwerkbeheerder ï , dat elektronische aeronautische informatieluchtvaartinlichtingen van hoge kwaliteit beschikbaar is, die op geharmoniseerde wijze is gepresenteerd en tegemoet komt aan de vereisten van alle relevante gebruikers in termen van kwaliteit van gegevens en tijdigheid.

2. Met het oog op lid 1 zal de Commissie:

              a) zorgen voor de ontwikkeling van een communautaire Ö EU-wijde Õ infrastructuur voor aeronautische informatieluchtvaartinlichtingen in de vorm van een geïntegreerd elektronisch briefingportaal met onbeperkte toegang voor belanghebbenden. Deze infrastructuur moet het mogelijk maken vereiste gegevens zoals, onder meer aeronautische informatieluchtvaartinlichtingen, informatie van de luchtverkeersmeldingspost (ARO), meteorologische informatie en informatie over het beheer van de luchtverkeersstromen te raadplegen en te verstrekken;

              b) steun verlenen om het verstrekken van aeronautische informatie, in de breedste zin van het woord, te moderniseren en te harmoniseren, in nauwe samenwerking met Eurocontrol en de ICAO.

3. De Commissie stelt gedetailleerde uitvoeringsbepalingen ð maatregelen ï vast voor ð de oprichting en toepassing van een geïntegreerd elektronisch briefingportaal ï ð Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld ï dit artikel, overeenkomstig de in artikel 275, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevings ð onderzoeks ï procedure.

ê 1070/2009 Art. 3, lid 4

Artikel 4 - Luchtverkeersregels en luchtruimclassificatie

De Commissie stelt, overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure, uitvoeringsbepalingen vast om:

              a) passende bepalingen inzake luchtverkeersregels vast te stellen op basis van de ICAO-normen en aanbevolen praktijken;

              b) de toepassing van de ICAO-luchtruimclassificatie te harmoniseren, met passende aanpassingen, teneinde te garanderen dat luchtverkeersdiensten in het gemeenschappelijke Europese luchtruim naadloos, veilig en doelmatig worden verleend.

ê 551/2004 (aangepast)

HOOFDSTUK III - FLEXIBEL GEBRUIK VAN HET LUCHTRUIM IN HET GEMEENSCHAPPELIJK EUROPEES LUCHTRUIM


ê 551/2004

ð nieuw

Artikel 7 - Flexibel gebruik van het luchtruim

1. Rekening houdend met de organisatie van de militaire aspecten die onder hun verantwoordelijkheid vallen, zorgen lidstaten voor de uniforme toepassing in het gemeenschappelijk Europees luchtruim van het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim, zoals dat door de ICAO is omschreven en door Eurocontrol is ontwikkeld, opdat het beheer van het luchtruim en de luchtverkeersbeveiliging binnen het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid wordt bevorderd.

2. Lidstaten brengen jaarlijks verslag uit aan de Commissie over de toepassing, in het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid, van het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim op het luchtruim dat onder hun verantwoordelijkheid valt.

3. Wanneer het, in het bijzonder op grond van de door lidstaten ingediende verslagen, noodzakelijk wordt de toepassing van het concept van het flexibel gebruik van het luchtruim in het gemeenschappelijk Europees luchtruim te versterken en te harmoniseren, worden in het kader van het gemeenschappelijk vervoersbeleid uitvoeringsmaatregelen vastgesteld volgens de procedure van artikel 8 van de kaderverordening.

Artikel 8 - Tijdelijke opschorting

1. In gevallen waarin de toepassing van artikel 7 tot aanzienlijke operationele moeilijkheden leidt, kunnen de lidstaten de toepassing daarvan tijdelijk opschorten, mits zij de Commissie en de overige lidstaten daarvan onverwijld in kennis stellen.

2. Na de instelling van een tijdelijke opschorting kunnen voor het luchtruim dat onder de verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaat of lidstaten valt, aanpassingen worden uitgewerkt in de krachtens de toepassing van artikel 8, lid 3, vastgestelde maatregelen volgens de procedure van artikel 7 van de kaderverordening.

ò nieuw

Artikel 24 - Technologische ontwikkeling en interoperabiliteit van het luchtverkeersbeheer

1. De Commissie stelt gedetailleerde regels vast voor de bevordering van de technologische ontwikkeling en interoperabiliteit van het luchtverkeersbeheer die verband houdt met de ontwikkeling en uitvoering van het masterplan voor luchtverkeersbeheer. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 27, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. Wat betreft de regels die vermeld zijn in lid 1, is artikel 17, lid 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 216/2008 van toepassing. Voor zover van toepassing verzoekt de Commissie het EAA om deze regels op te nemen in het in artikel 56 van die verordening vermelde jaarlijks werkprogramma.

ê 552/2004

ð nieuw

3. Implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit moeten met name

(a) specifieke eisen bevatten ter aanvulling op of verfijning van de essentiële eisen, met name op het gebied van veiligheid, naadloze werking en prestaties, en/of

(b) voorzover nodig, specifieke eisen omschrijven ter aanvulling op of verfijning van de essentiële eisen, met name met betrekking tot de gecoördineerde invoering van nieuwe overeengekomen en goedgekeurde operationele concepten, of technologische ontwikkelingen, en/of

(c) de onderdelen van systemen bepalen, en/of

(d) de procedures voor de beoordeling van specifieke conformiteit omschrijven, met inschakeling, voorzover nodig, van de in artikel 8 bedoelde aangemelde instanties, gebaseerd op de in Besluit 93/465/EEG gedefinieerde modules die moeten worden gebruikt voor de beoordeling van de conformiteit of de geschiktheid voor gebruik van onderdelen, en van de verificatie van systemen, en/of

(e) de implementatievoorwaarden vermelden, inclusief, voorzover nodig, de datum waarop de belanghebbende partijen daaraan moeten voldoen.

ê 552/2004

HOOFDSTUK II - ESSENTIËLE EISEN, IMPLEMENTATIEMAATREGELEN VOOR INTEROPERABILITEIT EN COMMUNAUTAIRE SPECIFICATIES

Artikel 2 - Essentiële eisen

Het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, de systemen, de onderdelen ervan en bijbehorende procedures moeten voldoen aan toepasselijke essentiële eisen. De essentiële eisen staan vermeld in bijlage II.

Artikel 3 - Implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit

1. Er worden implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit vastgesteld wanneer dat nodig is om de doelstellingen van deze verordening op een samenhangende wijze te bereiken.

2. De systemen, onderdelen en bijbehorende procedures moeten gedurende de gehele gebruikscyclus aan de toepasselijke implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit voldoen.

4. Bij het opstellen, goedkeuren en herzien van implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt rekening gehouden met de geschatte kosten en baten van technische oplossingen waarmee aan die maatregelen kan worden voldaan, teneinde de best haalbare oplossing te kunnen vaststellen, met passende aandacht voor de handhaving van een hoog veiligheidsniveau. Een raming van de kosten en baten van die oplossingen voor alle belanghebbende partijen wordt aan elke concept implementatiemaatregel voor interoperabiliteit gehecht.

5. Implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8 van de kaderverordening.

Artikel 4 - Communautaire specificaties

1. Om het doel van deze verordening te bereiken, kunnen communautaire specificaties worden vastgesteld. Dergelijke specificaties kunnen:

              a) Europese normen zijn voor systemen of onderdelen, samen met de relevante procedures, die zijn opgesteld door de Europese normalisatie-instellingen in samenwerking met Eurocae, in opdracht van de Commissie, overeenkomstig artikel 6, lid 4, van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij en krachtens de op 13 november 1984 ondertekende algemene richtsnoeren voor samenwerking tussen de Commissie en de normalisatie-instellingen,

              of

              b) specificaties zijn die door Eurocontrol in reactie op het verzoek van de Commissie zijn opgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 2, van de kaderverordening voor kwesties inzake operationele coördinatie tussen verleners van luchtvaartnavigatiediensten.

2. Het voldoen aan de essentiële eisen en/of de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt aangenomen voor systemen en de bijbehorende procedures, of voor onderdelen die voldoen aan de relevante communautaire specificaties en waarvan de referentienummers bekendgemaakt zijn in het Publicatieblad van de Europese Unie.

3. De Commissie maakt de referentienummers van de in lid 1, onder a), bedoelde Europese normen bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4. De Commissie maakt de referentienummers van de in lid 1, onder b), bedoelde specificaties van Eurocontrol bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 2, van de kaderverordening.

5. Wanneer een lidstaat of de Commissie van mening is dat conformiteit met een bekendgemaakte communautaire specificatie niet garandeert dat voldaan wordt aan de essentiële eisen en/of implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit waarop de betrokken communautaire specificatie bedoelt betrekking te hebben, is de procedure van artikel 5, lid 2, van de kaderverordening van toepassing.

6. In het geval van tekortkomingen in bekendgemaakte Europese normen, kan overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 2, van de kaderverordening, na consultatie van het krachtens artikel 5 van Richtlijn 98/34/EG opgerichte comité, worden besloten die normen geheel of gedeeltelijk te verwijderen uit de publicaties die deze bevatten of tot wijziging ervan.

7. In het geval van tekortkomingen in bekendgemaakte specificaties van Eurocontrol, kan volgens de procedure van artikel 5, lid 2, van de kaderverordening worden besloten die normen geheel of gedeeltelijk te verwijderen uit de publicaties die deze bevatten of tot wijziging ervan.

HOOFDSTUK III - VERIFICATIE VAN NAKOMING

Artikel 5 - EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik van onderdelen

1. Onderdelen gaan vergezeld van een EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik. De elementen van die verklaring staan in bijlage III.

2. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gemachtigde vertegenwoordiger garandeert en verklaart aan de hand van de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik, dat hij de bepalingen van de essentiële eisen en van de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit heeft toegepast.

3. Het voldoen aan de essentiële eisen en de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt aangenomen met betrekking tot díe onderdelen die vergezeld gaan van de EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik.

4. In de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt, voorzover nodig, vermeld welke taken met betrekking tot de beoordeling van conformiteit of geschiktheid voor gebruik van onderdelen uitgevoerd moeten worden door de in artikel 8 bedoelde aangemelde instanties.

Artikel 6 - EG-verklaring van verificatie van systemen

1. De verlener van luchtvaartnavigatiediensten geeft voor systemen een EG-verificatie af, overeenkomstig de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit, om ervoor te zorgen dat deze aan de essentiële eisen van deze verordening en de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit voldoen wanneer zij in het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging worden geïntegreerd.

2. Voordat een systeem in dienst wordt gesteld, stelt de betrokken verlener van luchtvaartnavigatiediensten een EG-verklaring van verificatie op waarin nakoming bevestigd wordt, en dient hij die, met een technisch dossier, in bij de nationale toezichthoudende autoriteit. De elementen van die verklaring en van het technische dossier staan in bijlage IV. De nationale toezichthoudende autoriteit kan eventueel aanvullende informatie eisen die nodig is om op de nakoming toe te zien

3. In de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit wordt, voorzover nodig, vermeld welke taken met betrekking tot de verificatie van systemen uitgevoerd moeten worden door de in artikel 8 bedoelde aangemelde instanties.

4. De EG-verklaring van verificatie laat onverlet dat de nationale toezichthoudende autoriteit om andere redenen dan interoperabiliteit beoordelingen kan uitvoeren.

ê 1070/2009 Art. 4, lid 1

Artikel 6 - bis Alternatieve verificatie van de naleving

Een certificaat dat is afgegeven overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, in geval het van toepassing is op onderdelen of systemen, wordt met het oog op de toepassing van de artikelen 5 en 6 van deze verordening beschouwd als een EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik, of als een EG-verklaring van verificatie, voor zover in het certificaat is aangetoond dat aan de essentiële eisen van deze verordening en de relevante uitvoeringsregels voor interoperabiliteit is voldaan.

ê 552/2004

Artikel 7 - Vrijwaringsbepalingen

1. Wanneer de nationale toezichthoudende instantie constateert dat

              a) een onderdeel dat vergezeld gaat van een EG-verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik, of

              b) een systeem dat vergezeld gaat van een EG-verklaring van verificatie,

niet voldoet aan de essentiële eisen en/of de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit, treft hij alle nodige maatregelen, met passende aandacht voor de noodzaak om de veiligheid en continuïteit van de operaties te garanderen, om het toepassingsgebied van het betrokken onderdeel of systeem te beperken, of om het gebruik ervan door de onder de verantwoordelijkheid van de instantie vallende eenheden te verbieden.

2. De betrokken lidstaat stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van dergelijke maatregelen, onder opgaven van zijn redenen, met name of naar zijn mening het niet voldoen aan de essentiële eisen te wijten is aan:

              a) het niet naleven van de essentiële eisen;

              b) een onjuiste toepassing van de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit en/of de communautaire specificaties, en/of

              c) tekortkomingen in de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit en/of de communautaire specificaties.

3. De Commissie raadpleegt de betrokken partijen zo spoedig mogelijk. Na die raadpleging stelt de Commissie de lidstaten van haar bevindingen in kennis en deelt zij mee of de maatregelen die door de nationale toezichthoudende instantie zijn genomen, naar haar oordeel gerechtvaardigd zijn.

4. Indien de Commissie vaststelt dat de maatregelen die door de nationale toezichthoudende autoriteit zijn genomen, niet gerechtvaardigd zijn, verzoekt zij de betrokken lidstaat ervoor zorg te dragen dat deze onmiddellijk worden ingetrokken. Zij stelt de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gemachtigd vertegenwoordiger daarvan onmiddellijk in kennis.

5. Indien de Commissie vaststelt dat het niet voldoen aan de essentiële eisen te wijten is aan een onjuiste toepassing van de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit en/of de communautaire specificaties, neemt de betrokken lidstaat passende maatregelen tegen degene die de verklaring van conformiteit of geschiktheid voor gebruik of de EG-verklaring van verificatie heeft opgesteld, en stelt de Commissie en de overige lidstaten daarvan in kennis.

6. Indien de Commissie vaststelt dat het niet voldoen aan de essentiële eisen te wijten is aan tekortkomingen in de communautaire specificaties, zijn de procedures van artikel 4, lid 6 of lid 7, van toepassing.

HOOFDSTUK IV - V


slotbepalingen

ê 1070/2009 Art. 2, lid 11 (aangepast)

Artikel 2517 - Herziening Ö Aanpassing Õ van de bijlagen

De maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van de bijlagen te wijzigen teneinde rekening te houden met technische of operationele ontwikkelingen, worden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 4, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruikmaken van de urgentieprocedure bedoeld in artikel 5, lid 5, van de kaderverordening.

ò nieuw

De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in bijlage I vermelde eisen voor gekwalificeerde entiteiten en de in bijlage II vermelde voorwaarden voor certificaten die aan verleners van luchtvaartnavigatiediensten worden afgegeven, aan te vullen of te wijzigen, teneinde rekening te houden met de ervaring die door de nationale toezichthoudende instanties is opgedaan bij de toepassing van deze eisen en de omstandigheden of de ontwikkeling van het systeem voor luchtverkeersbeheer in termen van interoperabiliteit en geïntegreerde verlening van luchtvaartnavigatiediensten.

ò nieuw

Artikel 26 - Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De delegatie van de bevoegdheid, als bedoeld in artikel 11, lid 7, artikel 17, lid 3, en artikel 25 wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie verleend.

3. De in artikel 11, lid 7, artikel 17, lid 3, en artikel 25 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een overeenkomstig artikel 12, lid 4, artikel 19, lid 3, en artikel 29 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

ê 549/2004

ð nieuw

Artikel 27 - 5 Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Single Sky-cComité, hierna te noemen 'het comité', bestaande uit twee vertegenwoordigers van elke lidstaat en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. Het comité verzekert dat de belangen van alle categorieën op passende wijze in acht worden genomen. ð Het betreft een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011. ï

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de is artikelen 3 en 7 ð 4 ï van Besluit 1999/468/EG ð Verordening (EU) nr. 182/2011 ï van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de is artikelen 5 en 7 ð 5 ï van Besluit 1999/468/EG ð Verordening (EU) nr. 182/2011 ï van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 4

4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

5. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 5 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 2810 - Ö Raadpleging van belanghebbenden door de Commissie Õ

12. De Commissie zet op communautair Ö het Õ niveau Ö van de Unie Õ een raadplegingsmechanisme op ð om overleg te plegen over kwesties die verband houden met de tenuitvoerlegging van deze verordening, voor zover van toepassing ï . Het specifieke Comité voor de sectorale dialoog, dat is opgericht bij Besluit 98/500/EG, wordt bij de raadpleging betrokken.

3. Raadpleging van de belanghebbende partijen heeft in het bijzonder betrekking op de ontwikkeling en de invoering van nieuwe concepten en technologieën in het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging.

2. Tot de belanghebbende partijen kunnen behoren:

– verleners van luchtvaartnavigatiediensten,

– luchthavenexploitanten,

– relevante luchtruimgebruikers of relevante groepen luchtruimgebruikers,

– militaire autoriteiten,

– de industrie, en

– belangenorganisaties van beroepspersoneel.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 5 (aangepast)

Artikel 296 - Raadgevend orgaan voor de luchtvaartsector

Onverminderd de rol van het Comité en van Eurocontrol, richt de Commissie een raadgevend orgaan voor de luchtvaartsector op waar verleners van luchtvaartnavigatiediensten, verenigingen van luchtruimgebruikers, luchthavenexploitanten, de industrie en belangenorganisaties van het beroepspersoneel deel van uitmaken. De taak van dit orgaan bestaat er uitsluitend in de Commissie te adviseren met betrekking tot de implementatie van het gemeenschappelijke Europeese luchtruim.

Artikel 307 - Betrekkingen met derde landen in Europa

ê 1070/2009 Art. 1, lid 5 (aangepast)

ð nieuw

De Gemeenschap Ö Unie Õ en haar lidstaten zetten zich in voor en ondersteunen de uitbreiding van het gemeenschappelijke Europeese luchtruim tot landen die geen lid zijn van de Europese Unie. Daartoe streven zij ernaar om, hetzij in het kader van overeenkomsten met aangrenzende derde landen, hetzij in de context van overeenkomsten over functionele luchtruimblokken ð gezamenlijke aanwijzingen van functionele luchtruimblokken of overeenkomsten over netwerkfuncties ï , de toepassing ð doelstellingen ï van deze verordening en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen tot ð ook toe te passen op ï die landen uit te breiden.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 5 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 318 - Ö Ondersteuning door externe organen Õ Uitvoeringsbepalingen

1. Voor de opstelling van uitvoeringsbepalingen verstrekt dDe Commissie ð kan voor de uitvoering van haar taken uit hoofde van deze verordening ondersteuning vragen aan ï een mandaat aan Eurocontrol of, indien gepast, aan een ander ð een extern ï orgaan, waarin de uit te voeren taken en het tijdschema daarvoor wordt vastgelegd, met inachtneming van de termijnen die in de onderhavige verordening zijn vastgelegd. De Commissie handelt volgens de raadgevingsprocedure van artikel 5, lid 2.

2. Bij het volgens lid 1 verstrekken van de mandaten streeft de Commissie ernaar optimaal gebruik te maken van de bestaande regelingen voor het betrekken en raadplegen van alle belanghebbende partijen, voor zover deze regelingen overeenstemmen met de gebruiken van de Commissie inzake transparantie en de raadplegingsprocedures en niet in strijd zijn met haar institutionele verplichtingen.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 1

Artikel 4 - Veiligheidseisen

De Commissie stelt, overeenkomstig de in artikel 5, lid 3, van de kaderverordening vermelde regelgevingsprocedure, uitvoeringsbepalingen vast die de relevante bepalingen van de Eurocontrol Safety Regulatory Requirements (ESARRs) en latere wijzigingen op deze ESARRs in het kader van deze verordening omvatten, waar nodig met passende aanpassingen.

ê 550/2004 (aangepast)

HOOFDSTUK IV - SLOTBEPALINGEN


ê 1070/2009 Art. 4, lid 2

Artikel 9 - Herziening van de bijlagen

De maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van de bijlagen te wijzigen teneinde rekening te houden met technische of operationele ontwikkelingen, worden vastgesteld volgens de in artikel 5, lid 4, van de kaderverordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 11

Artikel 3218 - Vertrouwelijkheid

1. Nationale toezichthoudende instanties, die handelen overeenkomstig hun nationale wetgeving, noch de Commissie maken vertrouwelijke informatie bekend, in het bijzonder informatie over verleners van luchtvaartnavigatiediensten, hun zakenrelaties of hun kostencomponenten.

2. Lid 1 laat het recht van openbaarmaking door nationale toezichthoudende instanties of de Commissie onverlet indien dit noodzakelijk is voor de uitvoering van hun taak, in welk geval de openbaarmaking evenredig moet zijn en rekening moet houden met de gewettigde belangen van verleners van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruimgebruikers, luchthavens of andere belanghebbenden inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

3. Informatie en gegevens die in het kader van de het in artikel 1214 bedoelde heffingenregelingstelsel zijn verstrekt, worden openbaar gemaakt.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 5 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 339 - Sancties

De sancties die de lidstaten vaststellen Ö regels vast inzake sancties die van toepassing zijn op Õ voor de overtredingen van deze verordening, en van de in artikel 3 bedoelde maatregelen met name door luchtruimgebruikers en dienstverleners ð , en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat die sancties worden toegepast. De vastgestelde sancties ï zijn doeltreffend en proportioneel en hebben een ontmoedigende werking.

ê 549/2004 (aangepast)

Artikel 3412 - Toezicht, controle Ö Evaluatie Õ en methoden voor effectbeoordeling

1. Het toezicht, de controle en de methoden voor effectbeoordeling worden gebaseerd op de indiening door de lidstaten van jaarlijkse verslagen over de uitvoering van de ingevolge deze verordening ondernomen acties en de in artikel 3 bedoelde maatregelen.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 6, onder a) (aangepast)

ð nieuw

12. De Commissie evalueert geregeld de toepassing van deze verordening en de in artikel 3 bedoelde maatregelen en brengt voor het eerst verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad, uiterlijk op 4 juni 2011 en vervolgens aan het einde van iedere referentieperiode als bedoeld in artikel 11, lid 53, onder d). Indien dit gerechtvaardigd is, kan de Commissie de lidstaten om aanvullende informatie verzoeken naast de informatie uit de overeenkomstig lid 1 van dit artikel door de lidstaten ingediende verslagen ð die relevant is voor de toepassing van deze verordening ï .

ê 549/2004

3. Bij het opstellen van de in lid 2 bedoelde verslagen wint de Commissie het advies in van het comité.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 6, onder b)

24. De verslagen bevatten een beoordeling van de resultaten die zijn bereikt met de ingevolge deze verordening ondernomen acties, met inbegrip van adequate informatie over ontwikkelingen in de sector, met name betreffende economische, sociale, milieu-, werkgelegenheids- en technologische aspecten, alsmede over de kwaliteit van de dienstverlening, een en ander in het licht van de oorspronkelijke doelstellingen en met het oog op toekomstige behoeften.

ê 1070/2009 Art. 2, lid 12 (aangepast)

Artikel 18 - bis Evaluatie

Uiterlijk op 4 december 2012 zal de Commissie het Europees Parlement en de Raad een studie voorleggen met een evaluatie van de wettelijke, veiligheids-, industriële, economische en sociale gevolgen van de toepassing van marktbeginselen op het verlenen van diensten op het gebied van communicatie, navigatie, bewaking en aeronautische informatie, vergeleken met bestaande of alternatieve organisatorische beginselen en met inachtneming van ontwikkelingen ten aanzien van de functionele luchtruimblokken en op het gebied van de beschikbare technologie.

ê 551/2004 (aangepast)

HOOFDSTUK IV - SLOTBEPALINGEN

Artikel 10 - Beoordeling

In het kader van de periodieke beoordeling zoals bedoeld in artikel 12, lid 2, van de kaderverordening zal de Commissie een toekomstige studie voltooien naar de voorwaarden voor toepassing in de toekomst van de in de artikelen 3, 5 en 6 vermelde concepten op het lager luchtruim.

Op basis van de conclusies van de studie en in het licht van de geboekte vooruitgang legt de Commissie uiterlijk op 31 december 2006 een verslag voor aan het Europees Parlement en de Raad, zonodig vergezeld van een voorstel om de toepassing van deze concepten uit te breiden tot het lager luchtruim of om andere stappen te nemen. Ingeval uitbreiding beoogd is, dienen de relevante besluiten bij voorkeur te worden genomen voor 31 december 2009.

ê 549/2004

Artikel 3513 - Vrijwaringsbepalingen

Deze verordening belet een lidstaat niet de maatregelen te nemen die nodig zijn om essentiële belangen op het gebied van het veiligheidsbeleid of het defensiebeleid te beschermen. Dat zijn met name maatregelen die noodzakelijk zijn:

a) voor de bewakingsurveillance van het luchtruim dat onder zijn verantwoordelijkheid valt, overeenkomstig regionale luchtvaartnavigatieovereenkomsten van de ICAO, met inbegrip van het vermogen om alle luchtvaartuigen die dat luchtruim gebruiken op te sporen, te identificeren en te evalueren, in het streven om de veiligheid van de vluchten te waarborgen en actie te ondernemen om te voorzien in de behoeften inzake veiligheid en defensie;

b) in het geval van ernstige binnenlandse onlusten waardoor de openbare orde wordt verstoord;

c) in het geval van oorlog of ernstige internationale spanningen die oorlogsgevaar inhouden;

d) om te voldoen aan internationale verplichtingen die een lidstaat is aangegaan voor het behoud van de vrede en de internationale veiligheid;

e) ten behoeve van militaire operaties en trainingen, met inbegrip van de daarvoor benodigde oefeningsmogelijkheden.

ê 1070/2009 Art. 1, lid 7 (aangepast)

ð nieuw

Artikel 3613 - bis Europees A ð Luchtvaarta ï gentschap voor de veiligheid van de luchtvaart ð van de Europese Unie (EAA) ï

Bij de tenuitvoerlegging van deze verordening en de Verordeningen (EG) nr. 550/2004, (EG) nr. 551/2004 en (EG) nr. 552/2004 en (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart zorgen de lidstaten en de Commissie, overeenkomstig hun respectieve rol als bepaald bij deze verordening, voor passende coördinatie met het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart ð EAA ï teneinde te garanderen dat alle veiligheidsaspecten naar behoren worden geregeld.

ê 552/2004 (aangepast)

Artikel 10 - Overgangsbepalingen

1. Met ingang van 20 oktober 2005 zijn de essentiële eisen van toepassing op het in dienst stellen van systemen en onderdelen van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging, tenzij in de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit iets anders is bepaald.

2. Voldoen aan de essentiële eisen is uiterlijk op 20 april 2011 verplicht voor alle systemen en onderdelen van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging die thans in gebruik zijn, tenzij in de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit iets anders is bepaald.

ê 1070/2009 Art. 4, lid 3 (aangepast)

2a. Voor de toepassing van lid 2 van dit artikel kunnen lidstaten verklaren dat systemen en onderdelen van het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging in overeenstemming zijn met de essentiële eisen en vrijgesteld zijn van de bepalingen van de artikelen 5 en 6.

ê 552/2004 (aangepast)

3. Indien er,

– vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening of, voorzover van toepassing,

– vóór de datum van inwerkingtreding van één of meer relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit,

systemen voor het Europese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging zijn besteld of daarvoor contracten zijn ondertekend, als gevolg waarvan geen garantie kan worden gegeven dat zij binnen de in lid 1 vermelde termijn voldoen aan de essentiële eisen en/of de relevante implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit, zendt de betrokken lidstaat aan de Commissie gedetailleerde informatie over de essentiële eisen en/of de implementatiemaatregelen voor interoperabiliteit, daar waar onzekerheid over nakoming is geconstateerd.

De Commissie raadpleegt de betrokken partijen alvorens overeenkomstig de procedure van artikel 5, lid 3, van de kaderverordening een besluit te nemen.

ê 552/2004 (aangepast)

Artikel 3711 - Intrekking

Richtlijn 93/65/EEG, Richtlijn 97/15/EG, Verordeningen (EG) nr. 2082/2000 Ö 549/2004, 550/2004, 551/2004 Õ en Verordening (EG) nr. 980/2002 Ö 552/2004 Õ worden op 20 oktober 2005 ingetrokken.

Ö Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III. Õ

ê 550/2004 (aangepast)

Artikel 3819 - Inwerkingtreding

1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op na die van haar de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

ê 550/2004 (aangepast)

2. De artikelen 7 en 8 treden evenwel in werking één jaar na de bekendmaking van de in artikel 5 genoemde gemeenschappelijke eisen in het Publicatieblad van de Europese Unie.

ê 550/2004

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.