Artikelen bij COM(2013)640 - Tweede verslag over de tenuitvoerlegging van de nationale strategische plannen en de gemeenschappelijke strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (2007-2013)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1........... Context en overzicht....................................................................................................... 3

2........... Tenuitvoerlegging van de communautaire prioriteiten........................................................ 7

3........... Vooruitzichten.............................................................................................................. 14

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S

Tweede verslag over de tenuitvoerlegging van de nationale strategische plannen en de communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (2007‑2013)

Dit is het tweede verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over de tenuitvoerlegging van de nationale strategische plannen (NSP’s) en de communautaire strategische richtsnoeren (CSR’s) voor plattelandsontwikkeling (2007-2013).

Dit verslag van de Commissie is gebaseerd op de analyse en de beoordeling van de samenvattende verslagen die in 2012 door de lidstaten zijn ingediend, alsook op andere beschikbare informatie, in het bijzonder de financiële en materiële gemeenschappelijke indicatoren voor het toezicht en bepaalde uitkomsten van het Europees netwerk voor plattelandsontwikkeling.

Het verslag geeft een samenvatting van de belangrijkste ontwikkelingen, trends en uitdagingen van dit moment met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de NSP's en de CSR’s.

Het is belangrijk op te merken dat de gegevens die in de samenvattende verslagen van 2012 door de lidstaten zijn gebruikt, aggregaten zijn van het begin van de programmeringsperiode in 2007 tot eind 2011. In dit verslag is rekening gehouden met de aanpassingen van de NSP’s en de daarmee samenhangende programma’s voor plattelandsontwikkeling (POP’s) die volgden op de in 2010 afgeronde gezondheidscontrole van het GLB (GC) en het in hetzelfde jaar afgeronde Europese economische herstelplan (EEHP).

1. Context en overzicht

1.1         De communautaire prioriteiten voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-2013

In februari 2006 heeft de Raad van de Europese Unie strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007‑20132 vastgesteld met daarin de onderstaande drie thematische kernprioriteiten.

Verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector. Het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) moet bijdragen tot een sterke en dynamische Europese agrovoedingssector door zich te richten op prioriteiten als kennisoverdracht, modernisering, innovatie en kwaliteit in de voedselketen en op prioritaire sectoren voor investeringen in materieel en menselijk kapitaal. De maatregelen in het kader van as 1 moeten hoofdzakelijk bijdragen tot het halen van de doelstelling 'concurrentievermogen' van de POP’s.

Verbetering van het milieu en het platteland. Met het oog op de bescherming en verbetering van de natuurlijke hulpbronnen en het rurale landschap in de EU moeten de voor deze prioriteit uitgetrokken middelen worden ingezet voor drie prioritaire gebieden op EU-niveau: biodiversiteit en de instandhouding en ontwikkeling van landbouw- en bosbouwsystemen met een hoge natuurwaarde en van traditionele agrarische landschappen; water; en klimaatverandering. De maatregelen in het kader van as 2 in de POP’s moeten hoofdzakelijk bijdragen tot het halen van de milieudoelstelling.

Verbetering van de leefkwaliteit op het platteland en bevordering van diversificatie van de plattelandseconomie. De hieraan bestede middelen moeten ten dienste worden gesteld van de overkoepelende prioriteit werkgelegenheid en het scheppen van groeivoorwaarden. De maatregelen moeten vooral tot doel hebben de capaciteitsopbouw, het verwerven van vakkundigheid en de organisatie van de ontwikkeling van lokale strategieën te bevorderen, en moeten ervoor helpen zorgen dat het platteland voor de volgende generaties aantrekkelijk blijft. Wanneer initiatieven ter bevordering van opleiding, voorlichting en ondernemerschap worden genomen, moet aandacht worden besteed aan de specifieke behoeften van vrouwen, jongeren en oudere werknemers. De maatregelen in het kader van as 3 in de POP’s moeten, samen met as 4, hoofdzakelijk bijdragen tot de realisatie van de algemenere doelstellingen van plattelandsontwikkeling.

De strategische richtsnoeren hebben niet alleen de aandacht gevestigd op de thematische prioriteiten, maar ook de noodzaak benadrukt van:

- ontwikkeling van de plaatselijke capaciteit voor werkgelegenheid en diversificatie – terwijl tegelijk aan de thematische prioriteiten wordt bijgedragen. Deze horizontale as, ook de Leader-as (as 4) genoemd, moet door middel van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën een belangrijke rol spelen bij het verbeteren van het bestuur en het mobiliseren van het reeds in de plattelandsgebieden aanwezige ontwikkelingspotentieel.

- zorgen voor samenhang in de programmering. Synergieën tussen en binnen de assen moeten worden geoptimaliseerd. In voorkomende gevallen moet rekening worden gehouden met andere EU‑strategieën. Er moeten instrumenten worden ingezet om het bestuur te verbeteren en de doeltreffendheid van het beleid te verhogen. In het bijzonder moeten Europese en nationale netwerken voor plattelandsontwikkeling worden opgezet die als platform kunnen fungeren voor de uitwisseling van beste praktijken en expertise over alle aspecten van het ontwerpen, beheren en ten uitvoer leggen van het beleid door de betrokken actoren.

- complementariteit van de communautaire instrumenten. Teneinde synergieën tussen het structuur-, werkgelegenheids- en plattelandsontwikkelingsbeleid te bevorderen, moeten de lidstaten waken over de complementariteit en de samenhang van de acties die uit de verschillende Europese fondsen worden gefinancierd.

Deze strategische richtsnoeren verschaften het kader op basis waarvan de lidstaten hun NSP’s hebben opgesteld, die de Europese prioriteiten vertalen in nationale prioriteiten en dienen als referentie voor de POP’s. Deze leggen de prioriteiten ten uitvoer door middel van sets geselecteerde maatregelen die zijn gegroepeerd per as (zie tabel 1 met de lijst van maatregelen per as). De programma’s kunnen nationaal of regionaal zijn en zijn in 2007 en 2008 door de Commissie goedgekeurd. De tenuitvoerlegging van de programma’s wordt bewaakt en geëvalueerd op basis van het gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader (GTEK).

1.2         Overzicht van de begroting en operationele streefwaarden

De ELFPO‑begroting voor de volledige programmeringsperiode 2007‑2013 bedroeg in totaal 96,2 miljard EUR, na toevoeging van 4,95 miljard EUR naar aanleiding van de GC en het EEHP. Om een evenwichtige strategie te waarborgen, zijn in het ELFPO minimumbestedingsniveaus voor elke thematische as vastgesteld die in elk POP moeten worden toegepast (10 % voor as 1, 25 % voor as 2 en 10 % voor as 3). Voor de Leader-as wordt minimaal 5 % (2,5 % voor de nieuwe lidstaten) van de EU‑middelen voor elk programma gereserveerd. In het kader van gedeeld beheer wordt het ELFPO aangevuld met nationale overheidsfinanciering.

Na de voltooiing van de programmering op het niveau van de lidstaten heeft de financiële uitsplitsing over de verschillende assen, alsook de vaststelling van de belangrijkste streefwaarden voor 2013 geleid tot de volgende situatie in december 2011:

- As 1 verbetering van het concurrentievermogen van de land- en bosbouwsector neemt 35 % van het totale ELFPO voor haar rekening. Verwacht wordt dat in het kader van deze as uiterlijk in 2013 een bijdrage aan 600 000 investeringsprojecten voor de modernisering van landbouwbedrijven zal worden geleverd, steun aan 35 000 ondernemingen zal worden verleend ter verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten, en ervoor zal worden gezorgd dat 2,8 miljoen deelnemers met succes een opleidingsactiviteit op het gebied van landbouw en/of bosbouw voltooien.

- As 2 verbetering van het milieu en het platteland overheerst met 47 % van het totale ELFPO. Het beoogde resultaat is dat 47 miljoen hectare landbouwgrond onder agromilieubeheer komt, 55 miljoen ha hectare landbouwgrond in probleem‑ en berggebieden compensatie voor handicaps krijgt, 573 000 ha wordt bebost land en 1,3 miljoen hectare landbouwgrond word ondersteund om te voldoen aan de eisen van Natura 2000.

- As 3 verbetering van de leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie heeft met 18 % van het totale ELFPO een kleiner aandeel. Er wordt verwacht dat deze as uiterlijk in 2013 zal bijdragen tot het verschaffen van betere voorzieningen aan 88 miljoen bewoners van plattelandsgebieden en tot de ondersteuning van 28 000 dorpsvernieuwingsprojecten.

Het aandeel van de as Leader in de totale middelen van het ELFPO is 6 %. Volgens de planning zal het grootste deel van de steun voor de uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën bijdragen tot de diversificatie en de leefkwaliteit (projecten van het type as 3).

Op het niveau van de maatregelen vormen de agromilieubetalingen (214) de belangrijkste maatregel, die voor de hele periode 23 miljard EUR voor zijn rekening neemt. De – uit het oogpunt van de toegewezen begrotingsmiddelen – op een en twee na belangrijkste maatregelen zijn de steun voor probleemgebieden (211+212) met 13,4 miljard EUR en de modernisering van landbouwbedrijven (121) met 11 miljard EUR.

Figuur 1:         Programmering van de ELFPO‑toewijzing (2007‑2013), uitgesplitst naar maatregel (situatie eind 2011) (in miljard EUR)

Wat de specifieke programmering naar aanleiding van de in 2010 afgeronde GC en het in hetzelfde jaar afgeronde EEHP betreft, geeft tabel 2 een overzicht van de naar prioriteit uitgesplitste extra begrotingsmiddelen die zijn vrijgemaakt naar aanleiding van de GC en het EEHP. Het grootste deel van deze middelen gaat naar biodiversiteit (31 % of 1,5 miljard EUR) en waterbeheer (27 % of 1,3 miljard EUR). Van de extra begrotingsmiddelen is 15 % (0,7 miljard EUR) besteed aan de herstructurering van de zuivelsector, 14 % (0,7 miljard EUR) aan maatregelen in verband met de klimaatverandering en 6 % (0,3 miljard EUR) aan hernieuwbare energie. De ontwikkeling van de breedbandinfrastructuur blijft een belangrijke beleidskwestie voor de plattelandsgebieden. De lidstaten hebben dan ook besloten om 35 % van de middelen uit het EEHP (ofwel 360,4 miljoen EUR van de beschikbare 1 miljard EUR) te investeren in breedband.

Figuur 2: Verdeling van de naar aanleiding van de GC en het EEHP vrijgemaakte middelen over de nieuwe uitdagingen (%)

Bron: Tabel 2 van het begeleidende werkdocument van de diensten van de Commissie

De nieuwe middelen die naar aanleiding van de GC en het EEHP zijn vrijgemaakt voor de POP's, vormen aan aanvulling van het globale ELFPO met als doel de globale begroting voor de omschreven specifieke uitdagingen te verhogen. Vaak maakten de ter zake relevante concrete acties al deel uit van de oorspronkelijke programma's en is de financiering ervan verhoogd naar aanleiding van de GC en het EEHP.

2. Tenuitvoerlegging van de communautaire prioriteiten

2.1         Overzicht van de resultaten, problemen en oplossingen

Het totaalbedrag van de ELFPO-uitgaven die eind 2011 door de EU-27 zijn gedaan, beliep 44,5 miljard EUR, wat neerkomt op 46 % van de totale begroting van 96,2 miljard euro voor 2007‑2013. Aangezien het behandelde tijdsbestek 56 % van de betalingsperiode beslaat (5 van de 9 jaar) is het tempo van de jaarlijkse uitgaven versneld na een langzame start tijdens de eerste jaren van de programmeringsperiode 2007‑2013.

Het beeld van de situatie in de lidstaten is allesbehalve homogeen (figuur 2): bij twee lidstaten lag het bestedingsniveau rond 70 %, terwijl vier lidstaten nog geen 40 % hebben uitgegeven. Er moet worden opgemerkt dat de betalingen voor verbintenissen in het kader van de vorige programmeringsperiode 2000-2006, zoals vastgesteld in de overgangsbepalingen, meestal afgelopen waren.

Figuur 3:         Totale uitvoering van de ELFPO‑begroting eind 2011 vergeleken met de totale toewijzing voor 2007-2013

De uitgaven voor as 2 liggen inmiddels op kruissnelheid, voornamelijk omdat essentiële maatregelen (agromilieu, probleemgebieden) over meerdere jaren gespreid zijn en jaarlijks terugkerende betalingen vergen. Ook de uitvoering voor as 1 ligt globaal bekeken op schema. De besteding voor as 3 daarentegen blijft langzaam verlopen, mogelijk omdat potentiële begunstigden moeite hebben om de tegenover de steun te stellen financiering te vinden. Voor as 4 wordt een kenmerkende trage start waargenomen, die wordt verklaard doordat een project pas ten uitvoer kan worden gelegd na de vaststelling van lokale strategieën en de selectie van de plaatselijke groepen (zie tabel 4).

Figuur 4: Totale begroting voor plattelandsontwikkeling (ELFPO, miljard EUR) en eind 2011 besteed aandeel

Als vooral aandacht wordt besteed aan de uitvoering in verband met de GC en het EEHC, blijkt dat eind 2011 1,27 miljard EUR van het geprogrammeerde totaalbedrag van 4,95 miljard EUR is uitgegeven – ofwel 26 % van het totaal. De zeer significante stijging tussen 2010 en 2011 (+ 235 %) wijst er echter op dat na de verwachte bescheiden start in 2010 een positieve trend is ingezet.

Uit de besteding per uitdaging blijkt dat voor klimaatverandering en biodiversiteit de besteding vergeleken met het gemiddelde respectievelijk 52 % en 32 % hoger ligt. Breedband, waterbeheer en hernieuwbare energie blijven achterop met een besteding rond 10 %. De besteding voor biodiversiteit en klimaatverandering ligt hoger omdat deze uitdagingen vooral zijn aangepakt aan de hand van maatregelen in het kader van as 2 die tot op zekere hoogte al waren ingevoerd.

Figuur 5: Totale begroting voor plattelandsontwikkeling naar aanleiding van de GC en het EEHP (ELFPO, miljard EUR) en indicatief aandeel van de besteding eind 2011

De aan de hand van de outputindicatoren gemeten output is, vergeleken met de totale streefwaarden voor 2013 die de lidstaten in hun programma’s hebben vastgelegd, in grote lijnen in overeenstemming met het financiële uitvoeringsniveau. De volledige reeks outputindicatoren is weergegeven in tabel 3.

Algemene problemen bij de uitvoering, gevonden oplossingen

De vaakst door de lidstaten vermelde factor is de economische crisis. Deze crisis heeft geleid tot problemen met de besteding voor investeringsmaatregelen doordat begunstigden over onvoldoende eigen middelen beschikten, aanvragers moeilijkheden ondervonden bij het verkrijgen van leningen en overheidsinitiatieven werden teruggeschroefd als gevolg van begrotingsbeperkingen. De particuliere sector is over het algemeen minder geneigd om risico’s te nemen, en sommige investeringen zijn mogelijk verlegd naar minder ambitieuze projecten of zijn eenvoudigweg uitgesteld. De situatie is niet gelijklopend in de 27 lidstaten. Sommige verkeren nog steeds in moeilijkheden, terwijl andere sinds 2008 toch een zekere mate van herstel hebben gekend. Dit probleem heeft invloed gehad op as 1, maar was het pregnantst bij steunprojecten in het kader van as 3, bijvoorbeeld op het gebied van infrastructuur, die op het gebied van financiering en uitvoering meer tijd vergen.

Voor bepaalde POP's maken administratieve en capaciteitsproblemen het de uitvoeringsorganen (beheersautoriteiten, betaalorganen) nog steeds moeilijk om alle aanvragen te behandelen.

Voorts kan gebrek aan kennis en ervaring bij potentiële begunstigden de uitvoering ondermijnen, met name in bepaalde lidstaten van de EU‑12 (i.e. trage vooruitgang bij maatregelen inzake menselijk kapitaal, ontoereikende aanvragen) of in alle lidstaten van de EU‑27 bij de invoering van nieuwe maatregelen. Enkele lidstaten beschikken inmiddels over voldoende kritieke massa aan opleidingsactiviteiten en landbouwbedrijfsadviesdiensten om deze problemen te overwinnen, maar dat neemt niet weg dat dit proces tijd nodig heeft.

De oplossingen die zijn gevonden, worden voornamelijk in de programma's ingevoerd middels wijzigingen, met name naar aanleiding van aanbevelingen in het kader van de tussentijdse evaluatie. In verband met de financiële crisis hebben de lidstaten verschillende programma-aanpassingen doorgevoerd, zoals: wijzigingen in de dekking van de staatssteun, de hoogte van subsidies, het steunverleningspercentage voor minder aantrekkelijke maatregelen, aanpassing van de selectieprocedures en afbakening, verhoging van het EU‑medefinancieringspercentage, financiële instrumenten zoals garantiefondsen of mechanismen voor de toekenning van rentevrije leningen en/of herverdeling van de middelen.

In deze fase zijn mechanismen die de complementariteit tussen het ELFPO en de structuurfondsen van de EU moeten waarborgen, ingevoerd en operationeel. Deze mechanismen nemen de vorm aan van afbakeningslijnen en coördinatiemechanismen (zoals een interministeriële instantie).

2.2.        Verbetering van het concurrentievermogen van de land- en de bosbouwsector

De totale uitgaven van het ELFPO voor as 1 die voor de periode 2007-2011 zijn geregistreerd, bedragen 42 % van de totale toewijzingen voor 2007-2013 (gemiddelde voor EU-27).

Eind 2011 zijn de belangrijkste resultaten voor deze doelstelling:

· het aantal deelnemers dat met succes een opleiding heeft afgerond op het gebied van de landbouw en/of de bosbouw: 1 353 000 (49 % van het voor 2013 geraamde doel);

· het aantal bedrijven dat nieuwe producten of nieuwe technieken heeft geïntroduceerd: 73 600 (29 % van het voor 2013 geraamde doel).

Tenuitvoerlegging van maatregelen

Maatregel 121 (Modernisering van landbouwbedrijven) is, gemeten aan de begrotingstoewijzing (11 miljard euro), de grootste maatregel van as 1. Voor deze maatregel is 51 % van de totale begroting besteed. 220 000 moderniseringsprojecten zijn al voltooid (37 % van het doel voor 2013), waaronder meer dan 3000 projecten en 765 miljoen aan investeringen (uit de particuliere en de overheidssector) ten bate van de herstructurering van de zuivelsector naar aanleiding van de GC. De positieve besteding wijst op grote belangstelling van de landbouwers voor investeringen. Waar de uitvoeringsgraad lager was dan de streefdoelen, voerden de lidstaten als belangrijkste motivering de economische crisis aan, die een negatief effect had op het investeringsvermogen van de bedrijven.

Maatregel 123 (Verhoging van de toegevoegde waarde van land- en bosbouwproducten), die, gemeten aan de begrotingstoewijzing, de op een na grootste maatregel van as 1 is, laat een besteding van 35 % zien, met 15 770 ondersteunde bedrijven (op een voor 2013 beoogd aantal van 35 250). Voor andere maatregelen in het kader van as 1 zijn de volgende bestedingsniveaus geconstateerd: 50 % voor maatregel 112 (Vestiging van jonge landbouwers, met 100 000 ondersteunde jonge landbouwers) en 51 % voor maatregel 141 (Semizelfvoorzieningsbedrijven, met 40 000 ondersteunde bedrijven).

2.3.        Verbetering van het milieu en het platteland

De totale ELFPO‑uitgaven voor as 2 voor de periode 2007-2011 bedragen 58 % van de totale toewijzing.

De belangrijkste resultaten die eind 2011 voor deze doelstelling zijn bereikt, zijn met name:

· 50 miljoen ha onder succesvol landbeheer dat bijdraagt tot biodiversiteit;

· 32 miljoen ha om de waterkwaliteit te verbeteren;

· 40 miljoen ha om de kwaliteit van de bodem te verbeteren.

Tenuitvoerlegging van maatregelen

De drie maatregelen met de relatief gezien grootste begrotingstoewijzing zijn ook de maatregelen met de hoogste besteding onder de maatregelen van as 2: maatregel 211 (Betalingen voor natuurlijke handicaps aan landbouwers in berggebieden, met een besteding van 74 %), maatregel 212 (Betalingen aan landbouwers in andere gebieden met handicaps dan berggebieden, met een besteding van 67 %) en maatregel 214 (Agromilieubetalingen, met een besteding van 58 %).

In het kader van de maatregelen 211 en 212 wordt steun verleend voor in totaal 52,8 miljoen ha. Via agromilieumaatregelen gaat steun naar 41 miljoen ha, onder meer voor 4 miljoen ha in verband met de uitdagingen klimaatverandering en voor 5,2 miljoen ha in verband met de uitdaging biodiversiteit, en dat naar aanleiding van de GC.

Deze maatregelen worden wat de besteding betreft gevolgd door maatregel 215 (Dierenwelzijnsbetalingen, met een besteding van 50 % en tot nu toe 144 650 contracten waarvoor steun is verleend) en maatregel 221 (Eerste bebossing van landbouwgrond, met een besteding van 41 % en een beboste oppervlakte van tot nu toe 165 600 ha).

2.4.        Verbetering van de kwaliteit van het bestaan op het platteland en bevordering van diversificatie

De totale ELFPO‑uitgaven voor as 3 voor de periode 2007-2011 bedragen 31% van de totale toewijzing voor 2007-2013, met grote verschillen tussen de lidstaten (zie tabel 4). Belangrijkste redenen voor deze trage besteding zijn volgens de lidstaten de financiële crisis (schaarse particuliere en nationale/lokale middelen) en een aantal administratieve vereisten (controleverplichtingen, lange aanvraag‑ en selectieprocedures). Bovendien vindt de tenuitvoerlegging van as 3 in enkele lidstaten uitsluitend plaats via Leader, waardoor vertragingen in de tenuitvoerlegging van Leader ook een negatief effect hadden op de besteding van middelen voor as 3.

De belangrijkste resultaten die eind 2011 voor deze doelstelling zijn bereikt, zijn:

· as 3 heeft bijgedragen tot het scheppen van banen (meer dan 20 000) in een context van toenemende werkloosheid in plattelandsgebieden;

· het aantal bewoners van plattelandsgebieden dat profiteert van verbeterde voorzieningen waarvoor uit het ELFPO steun is verleend, bedraagt 62 miljoen;

· nog eens 3,5 miljoen huishoudens in plattelandsgebieden kunnen toegang hebben tot het internet.

Tenuitvoerlegging van maatregelen

De maatregelen van as 3 met de relatief bekeken grootste toewijzing zijn 321 (Basisvoorzieningen voor de plattelandseconomie en ‑bevolking, met een besteding van 31 % en 35 400 voltooide projecten, waaronder 550 projecten voor uitbreiding van de breedbandinfrastructuur in rurale gebieden, met steun naar aanleiding van het EEHP) en 322 (Dorpsvernieuwing en -ontwikkeling, met een besteding van 42 % en 27 700 dorpen waar vernieuwingsactiviteiten hebben plaatsgevonden).

De hoogste besteding onder de maatregelen van as 3 is geregistreerd voor maatregel 341 (Verwerving van vakkundigheid, dynamisering en uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën, met een besteding van 41 % en 5 600 voltooide projecten) en maatregel 323 (Instandhouding en opwaardering van het landelijke erfgoed, met een besteding van 30 % en tot nu toe 48 400 voltooide projecten).

2.5.        Ontwikkeling van de plaatselijke capaciteit voor werkgelegenheid en diversificatie

Eind 2011 waren 25 lidstaten klaar met de selectie van de plaatselijke groepen. Het totale aantal plaatselijke groepen bedaagt nu 2323. Dit aantal is verdubbeld in vergelijking tot Leader+, en de helft van de gebieden voert de Leader-aanpak voor het eerst uit.

Doordat de selectie van de plaatselijke groepen relatief laat is voltooid, zijn veel van de geselecteerde plaatselijke groepen nog maar net begonnen met de uitvoering van projecten die verband houden met hun plaatselijke ontwikkelingsstrategie. Dit verklaart de lage besteding van ELFPO‑middelen voor as 4 – slechts 18 % van de totale toewijzing voor deze as voor de programmeringsperiode. In het laatste kwartaal zijn de uitgaven echter aanzienlijk gestegen.

Bepaalde lidstaten hebben op specifieke problemen gewezen. Met name heeft de stroomlijning van Leader tot een ingrijpende wijziging van de aanpak geleid, met belangrijke administratieve aanpassingen tot gevolg (administratieve reorganisatie, opleiding van personeel).

3. Vooruitzichten

De tenuitvoerlegging van vele programma’s is pas echt van start gegaan in 2008. Gedurende de daarop volgende jaren wordt het tempo opgevoerd, zo blijkt uit de cijfers. Eind 2011 verloopt de globale besteding bijna volgens schema, en dat ondanks bepaalde ongunstige omstandigheden, zoals de economische situatie. De meeste POP's zullen in staat zijn alle begrotingsmiddelen die hun uit het ELFPO zijn toegewezen, te absorberen.

Wat individuele programma's betreft, zijn de meeste uitvoeringsproblemen inmiddels opgelost. De POP's zijn veelvuldig gewijzigd om de moeilijkheden die zich in de eerste uitvoeringsjaren hebben voorgedaan, op te lossen, om rekening te houden met de uit de tussentijdse evaluaties voortvloeiende aanbevelingen en om aanvullende middelen op te nemen voor de aanpak van nieuwe uitdagingen (de gezondheidscontrole) en de economische crisis (Europees economisch herstelplan). Er worden bepaalde verschuivingen verwacht om de besteding te optimaliseren, maar enkel met betrekking tot het minimale bestedingsniveau voor elke as. Dit neemt niet weg dat het voor enkele POP's, met name in de EU‑12, vanwege de late tenuitvoerlegging van Leader, moeilijk zal zijn om het minimale bestedingsniveau voor as 4 te halen.

Met nog vier uitvoeringsjaren voor de boeg ligt de voortgang richting de in de programma's vastgestelde beleidsstreefdoelen op schema voor de assen 1 en 2, maar blijven de assen 3 en 4 op dit gebied nog steeds wat achterop. Niettemin is de trend over het algemeen positief.

Zo zijn in het kader van as 1 al 220 000 moderniseringsprojecten voltooid (37 % van het streefdoel voor 2013) en hebben 73 600 bedrijven als gevolg van de verschillende maatregelen ter bevordering van investeringen nieuwe producten of nieuwe technieken ingevoerd (29 % van het voor 2013 geraamde doel). In het kader van as 2 zijn tot dusverre op 41 miljoen ha (87 % van het streefdoel voor 2013) milieugerichte maatregelen ten uitvoer gelegd. In het kader van as 3 zijn 35 400 projecten op het gebied van basisvoorzieningen voor de plattelandseconomie en ‑bevolking voltooid (40 % van het streefdoel voor 2013) en zijn 19 000 microbedrijven gesteund of opgericht (25 % van het streefdoel voor 2013). Tot slot is tot nu toe steun verleend voor 55 000 Leader‑projecten (as 4) (25 % van het streefdoel voor 2013).

Het gemeenschappelijk toezicht- en evaluatiekader (GTEK) heeft nuttige informatie verschaft voor de verslaglegging en voor het continue volgen van de voortgang op het gebied van de uitvoering en de prestaties van de programma’s. Uit voorlopige cijfers voor 202 blijkt dat de meeste programma's in het kader van as 3 en as 4 – die eind 2011 nog met een trage besteding te kampen hadden – hun achterstand aan het inhalen zijn.

               Zie titel II, hoofdstuk II, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

               Besluit van de Raad van 20 februari 2006 inzake communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007-2013) (Besluit 2006/144/EG).

               Zie artikel 14 'Verslag van de Commissie' van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005.

               Zie artikel 13 van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005. Deze samenvattende verslagen beschrijven de voortgang die is gemaakt met de tenuitvoerlegging van de nationale strategische plannen en doelstellingen, alsook de bijdrage aan het bereiken van de communautaire strategische richtsnoeren.

               Zie http://ec.europa.eu/agriculture/healthcheck/index_en.htm voor informatie over de gezondheidscontrole van het GLB en het Europees economisch herstelplan, en voor toegang tot de daarmee verband houdende wetgeving die in 2009 is vastgesteld.

               Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO).

               Alle tabellen zijn opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie.

               De begroting van het ELFPO voor de programmeringsperiode 2007-2013 is sinds 2007 verhoogd (in het bijzonder naar aanleiding van de GC en het EEHP) naar 96,2 miljard euro.

               Alle financiële gegevens in het verslag hebben uitsluitend betrekking op het ELFPO.

             Een deel van de middelen die zijn toegewezen aan Leader, technische bijstand en rechtstreekse betalingen, is in de onderstaande figuren en tabel evenredig toegeschreven aan de drie hoofdassen.

             Zie de legenda van maatregelen in tabel 1 van het werkdocument van de diensten van de Commissie.

             Voor innovatie geplande bedragen zijn verdeeld over de andere uitdagingen.

             Betalingen van de lidstaten die betrekking hebben op de kalenderjaren 2007, 2008, 2009, 2010 en 2011. Een vergelijking met het vijfde financieel verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van het ELFPO gaat niet op, aangezien dat verslag gebaseerd is op begrotingsjaren.

             De betalingen mogen worden verricht tot twee jaar na de laatste vastlegging (2013), dus tot eind 2015.

             Op basis van toezichtsgegevens van het GTEK 2011.

             Zie tabel 4 voor de uitsplitsing naar geslacht en leeftijd overeenkomstig artikel 81, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

             Resultaatindicator van het GTEK; een gebied kan bijdragen aan het aanpakken van meerdere uitdagingen.

             Uitsluitend vastleggingen vanaf 2007.

             Afhankelijk van de aard van de in het programma vastgestelde landbeheermethoden, kunnen op één hectare complementaire methoden worden toegepast.

             De werkloosheid is globaal gestegen van 7,1 % in 2007 tot 10,1 % in 2011 in de dun bevolkte rurale gebieden, en van 7 % in 2007 tot 8,5 % in 2011 in de tussenliggende gebieden (bron: Eurostat).

             Inclusief de potentiële bevolking die van de diensten profiteert.

             Zie tabel 4 voor de uitsplitsing naar geslacht en leeftijd overeenkomstig artikel 81, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1698/2005.

             Na afronding van de selectieprocedures in RO en BG in 2012.