Artikelen bij COM(2014)271 - Doorrekening en opnemen in het budget van de begrotingscorrectie gezien de budgettaire imbalanzen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52014DC0271

WERKDOCUMENT VAN DE COMMISSIE inzake de berekening, financiering, betaling en opneming in de begroting van de correctie van begrotingsonevenwichtigheden ten behoeve van Verenigd Koninkrijk ("de Britse korting") overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van Besluit 2014/xxx/EU, Euratom van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie /* COM/2014/0271 final */


INLEIDING

In overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van 7-8 februari 2013 en het Besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie van (…) wordt werkdocument 9851/07 van de Commissie van 23 mei 2007 door het onderhavige document vervangen. Tenzij anders bepaald, hebben alle verwijzingen naar artikelen betrekking op het eigenmiddelenbesluit van (…), hierna 'EMB 2014' genoemd.

In dit document worden voor de Britse korting bepalingen vastgesteld betreffende:

· de berekening van de hoogte van de korting voor jaar n,

· de wijze waarop de korting in het daaropvolgende jaar zal worden gefinancierd,

· de definities van de budgettaire grootheden,

· de opneming van de korting in de begroting.

De wijzigingen van het eigenmiddelenstelsel die het gevolg zijn van de conclusies van de Europese Raad van 7-8 februari 2013, hebben geen invloed op de Britse korting voor de jaren voorafgaand aan 2014. Gelet op de inwerkingtreding van het EMB 2014, wordt hetgeen in dit document is bepaald van kracht op 1 januari 2014. Dat betekent dat het van toepassing is op de berekening van de Britse korting voor 2014, die voor het eerst in de begroting zal worden opgenomen in 2015.

Elk gebruik van de algemene begroting van de Unie die aanleiding geeft tot compensatie volgens de bepalingen van artikel 12 van de intergouvernementele overeenkomst over de werking van het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds ("GAM-gerelateerde uitgaven") heeft geen invloed op de Britse korting. Zowel de GAM-gerelateerde uitgaven als het overeenkomstige aanvullend gebruik van de bni-middelen worden bijgevolg niet meegeteld bij de berekening. 

1        DE BRITSE KORTING

1.1     De berekening van de korting (artikel 4 van EMB 2014)

Het bedrag van de korting voor jaar t wordt overeenkomstig artikel 4 vastgesteld:

a) door het verschil te berekenen tussen:

- het procentuele aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de som van de btw-grondslagen (niet afgetopt) en

- het procentuele aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de totale toegerekende uitgaven;

b) door het onder a) verkregen verschil te vermenigvuldigen met de totale toegerekende uitgaven;

c) door het resultaat van b) te vermenigvuldigen met 0,66;

· Het resultaat van de bewerkingen a) tot en met c) wordt het oorspronkelijke bedrag van de Britse korting genoemd.

d) door van het resultaat van c) het verschil af te trekken tussen

- het product van het procentueel aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de niet-afgetopte btw-grondslagen vermenigvuldigd met de in artikel 2, lid 1, onder b) en c), bedoelde totale betalingen - afdrachten ter financiering GAM-gerelateerde uitgaven niet meegerekend - door alle lidstaten voor het begrotingsjaar t (d.w.z. het bedrag dat door het Verenigd Koninkrijk afgedragen zou zijn als de bni-middelen niet hadden bestaan en de btw-middelen niet waren afgetopt) voor de financiering van de totale uitgaven (zoals gedefinieerd in punt 3.1. hieronder);

en tevens

- de in artikel 2, lid 1, onder b) en c), bedoelde afdrachten van het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot begrotingsjaar t voor de financiering van de totale uitgaven (zoals gedefinieerd in punt 3.1. hieronder), exclusief afdrachten ter financiering van de bij artikel 2, lid 5, bepaalde brutoverminderingen van de bni-bijdragen van Oostenrijk, Denemarken, Nederland en Zweden, en afdrachten ter financiering GAM-gerelateerde uitgaven niet meegerekend;

· Het in stap d) bedoelde verschil zal het voordeel voor het Verenigd Koninkrijk worden genoemd (omdat dit het voordeel is dat voor het VK voortvloeit uit de aftopping van de btw, de verlaging van het uniforme btw-percentage en de invoering van de bni-middelen);

· Het resultaat verkregen door het voordeel voor het Verenigd Koninkrijk af te trekken van het oorspronkelijke bedrag (d.w.z. het resultaat van stap d)) zal de kernkorting worden genoemd;

e) door van het resultaat van d) de voordelen voor het Verenigd Koninkrijk af te trekken die het gevolg zijn van de verhoging van het percentage (van 10 %naar 20 %) van de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde middelen dat door de lidstaten ter dekking van hun inningskosten wordt ingehouden.

         Dit betekent dat van het resultaat van d) wordt afgetrokken, het resultaat van de vermenigvuldiging van:

- 12,5 %van de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde netto totale middelen die in de EU-begroting worden opgevoerd na aftrek van de inningskosten, en

- het verschil tussen het aandeel van het Verenigd Koninkrijk in de in artikel 2, lid 1, onder a), bedoelde middelen en zijn aandeel in de niet-afgetopte btw-grondslag van de EU.

· De in stap e) bedoelde voordelen zullen de met TEM (traditionele eigen middelen) verband houdende buitengewone voordelen worden genoemd;

· De aftrek van de met de TEM verband houdende buitengewone voordelen van de kernkorting maakt de berekening van de Britse korting volledig (d.w.z. het resultaat van e));

f) de totale toegerekende uitgaven, waarnaar wordt verwezen in de punten a), tweede streepje en b), zullen in de lidstaten die na 30 april 2004 tot de EU zijn toegetreden in mindering worden gebracht, behalve de rechtstreekse landbouwbetalingen en marktgerelateerde uitgaven, alsmede het gedeelte van de uitgaven voor plattelandsontwikkeling dat afkomstig is uit het EOGFL, afdeling Garantie.

         De in de onderstaande tabel opgenomen percentages zullen worden gebruikt bij de berekening van het deel van uitgaven voor plattelandsontwikkeling die voortvloeien uit het EOGFL, afdeling Garantie, voor elke betrokken lidstaat.

1.2.    Formalisering van de berekening van de Britse korting

De Britse korting voor jaar t (voor het eerst in de begroting van jaar t+1 op te nemen) is gelijk aan:

Elk element daarvan wordt als volgt bepaald:

OORSPRONKELIJK BEDRAG (1.1, a) tot en met c), plus 1.1, f))

waarbij

: niet-afgetopte btw-grondslag van lidstaat/groep lidstaten XX (waarbij XX = VK of EU) in jaar t;

: aan XX toegerekende EU-uitgaven (waarbij XX = VK of EU) in jaar t;

: EU-uitgaven, behalve landbouwuitgaven (zoals gedefinieerd in punt 1.1.f)), in jaar t toegerekend aan lidstaten die na 30 april 2004 tot de EU zijn toegetreden;

VOORDEEL VOOR HET VERENIGD KONINKRIJK (zie punt 1.1, d))

waarbij

: niet-afgetopte btw-grondslag van lidstaat/groep lidstaten XX (waarbij XX = VK of EU) in jaar t;

: totale bni-bijdragen van XX (waarbij XX = VK of EU) in jaar t;

: totale afgetopte btwafdrachten van XX (waarbij XX = VK of EU) in jaar t;

met TEM verband houdende buitengewone voordelen (punt 1.1, e))

waarbij

: netto traditionele eigen middelen van lidstaat/groep lidstaten XX (waarbij XX = VK of EU) in jaar t;

: niet-afgetopte btw-grondslag van lidstaat/groep lidstaten XX (waarbij XX = VK of EU) in jaar t;

2. Financiering van de Britse korting in het volgende jaar (artikel 5 van het EMB 2014)

De financiële last van de Britse korting voor jaar t wordt als volgt door de overige lidstaten gedragen in jaar t+1:

a) De financiële last wordt verdeeld naar evenredigheid van het aandeel van elke lidstaat in de afdrachten als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder c), voor jaar t+1, exclusief het aandeel van het Verenigd Koninkrijk en geen rekening houdend met de brutoverminderingen van de bni-bijdragen van Denemarken, Nederland, Oostenrijk, Zweden als bedoeld in artikel 2, lid 5;

b) vervolgens wordt de verdeling zodanig aangepast dat het aandeel in de financiering van Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden tot een vierde van het overeenkomstig a) berekende aandeel wordt beperkt.

De korting wordt aan het Verenigd Koninkrijk toegestaan in de vorm van een vermindering van de btw-afdrachten; als zij meer bedraagt dan de btw-afdrachten, wordt de korting via een vermindering van de bni-bijdragen verleend.

De door de andere lidstaten gedragen last wordt bij hun btw-afdrachten en bni-bijdragen opgeteld.

          In de onderstaande tabel wordt de toepassing van deze berekeningsmethode geïllustreerd aan de hand van de bni-ramingen die bij de opstelling van de goedgekeurde begroting 2013 zijn gebruikt.

BEREKENING VAN DE BEREKENING VAN DE BRITSE KORTING

Lidstaat || Aandeel percentage in bni || Aandeel zonder het VK || 3/4 van het aandeel van DE, NL, AT en SE in kolom (2) || Kolom 3 verdeeld onder andere lidstaten dan VK, DE, NL, AT en SE || Financieringssleutel

|| (1) || (2) || (3) || (4) || (5)=(2)+(3)+(4)

België || 2,95 || 3,47 || || 1,51 || 4,98

Bulgarije || 0,30 || 0,36 || || 0,16 || 0,51

Tsjechië || 1,08 || 1,27 || || 0,56 || 1,83

Denemarken || 1,95 || 2,29 || || 1,00 || 3,29

Duitsland || 20,93 || 24,59 || -18,44 || 0,00 || 6,15

Estland || 0,13 || 0,15 || || 0,07 || 0,22

Ierland || 1,02 || 1,20 || || 0,52 || 1,72

Griekenland || 1,39 || 1,63 || || 0,71 || 2,34

Spanje || 7,86 || 9,24 || || 4,03 || 13,27

Frankrijk || 15,97 || 18,76 || || 8,19 || 26,95

Kroatië || 0,16 || 0,19 || || 0,08 || 0,28

Italië || 11,87 || 13,94 || || 6,09 || 20,03

Cyprus || 0,12 || 0,14 || || 0,06 || 0,20

Letland || 0,18 || 0,21 || || 0,09 || 0,30

Litouwen || 0,25 || 0,30 || || 0,13 || 0,43

Luxemburg || 0,25 || 0,29 || || 0,13 || 0,42

Hongarije || 0,72 || 0,85 || || 0,37 || 1,22

Malta || 0,05 || 0,06 || || 0,03 || 0,08

Nederland || 4,65 || 5,46 || -4,10 || 0,00 || 1,37

Oostenrijk || 2,42 || 2,85 || -2,13 || 0,00 || 0,71

Polen || 2,93 || 3,45 || || 1,51 || 4,95

Portugal || 1,21 || 1,43 || || 0,62 || 2,05

Roemenië || 1,05 || 1,24 || || 0,54 || 1,78

Slovenië || 0,26 || 0,31 || || 0,14 || 0,44

Slowakije || 0,55 || 0,65 || || 0,28 || 0,93

Finland || 1,52 || 1,79 || || 0,78 || 2,56

Zweden || 3,31 || 3,89 || -2,92 || 0,00 || 0,97

Verenigd Koninkrijk || 14,89 || 0,00 || || 0,00 || 0,00

Totaal || 100,00 || 100,00 || -27,59 || 27,59 || 100,00

bni-raming opgenomen in OGB nr. 6/2013

Kolom (1) van de tabel bevat de respectieve aandelen van de lidstaten in de bni-bijdragen (artikel 2, lid 1, onder c)) in jaar t+1. Kolom (2) geeft die aandelen na toepassing van punt a) hierboven. In kolom (3) is de vermindering van de respectieve aandelen van Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden opgenomen (drie vierden van hun aandeel na toepassing van punt a) hierboven).

In kolom (4) is de verdeling van de aan Duitsland, Nederland, Oostenrijk en Zweden toegestane verminderingen over de andere lidstaten zonder de betrokken vier landen en het Verenigd Koninkrijk opgenomen. Kolom (5) ten slotte, toont de respectieve aandelen in de financiering van de Britse korting die het resultaat zijn van deze berekening.

3. DE DEFINITIE VAN DE BUDGETTAIRE GROOTHEDEN

3.1     Totale uitgaven voor jaar t

Het begrip uitgaven dat bij de berekening van de Britse korting wordt gebruikt, omvat de werkelijke betalingen (besteding van de kredieten voor betalingen) in het betrokken jaar (het jaar t) uit de kredieten van dat jaar alsmede uit naar het volgende jaar (van het jaar t naar het jaar t+1) overgedragen niet-bestede kredieten. Alleen de gebruikte kredieten voor betalingen, d.w.z. het werkelijk betaalde bedrag, wordt in aanmerking genomen.

3.2.    Totale toegerekende uitgaven

Voor de toerekening van de totale uitgaven, zoals gedefinieerd onder 3.1 hierboven, aan de lidstaten gelden de volgende regels:

In het algemeen worden de betalingen toegerekend aan de lidstaat waar de voornaamste ontvanger is gevestigd. In gevallen waarin de Commissie weet dat de betrokken ontvanger als tussenpersoon optreedt, worden de betalingen voor zover mogelijk toegerekend aan de lidstaat of lidstaten waar de eindbegunstigde(n) is (zijn) gevestigd, overeenkomstig hun aandelen in deze betalingen.

Met GAM-gerelateerde uitgaven wordt geen rekening gehouden.

Sommige uitgavenonderdelen kunnen, in hun geheel of gedeeltelijk, niet aan de lidstaten worden toegerekend. Uit de totale uitgaven van de algemene begroting van de Europese Unie dienen ten minste twee hoofdcategorieën van uitgaven te worden uitgesloten (deze lijst is indicatief en niet noodzakelijkerwijs volledig):

1. Externe uitgaven, grosso modo overeenkomend met rubriek 4 – De EU als mondiale partner – van het financiële kader 2014-2020. Deze categorie omvat ook tot andere rubrieken behorende uitgaven ten voordele van ontvangers buiten de Unie, zoals uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, onderzoeksuitgaven en administratieve uitgaven buiten de EU, enz.

2. Niet-toerekenbare of identificeerbare uitgaven. Uitgaven die niet kunnen worden toegerekend of geïdentificeerd als gevolg van conceptuele of andere moeilijkheden, zoals uitgaven voor representatie, dienstreizen en vergaderingen en andere bijeenkomsten, alsmede betalingen in verband met grensoverschrijdende communautaire initiatieven, de bevordering van interregionale samenwerkingsacties en andere grensoverschrijdende acties.

De toegerekende uitgaven komen in principe overeen met de rubrieken 1, 2, 3, 5 en 6 van het financiële kader 2014-2020.

4        OPNEMING IN DE BEGROTING VAN DE BRITSE KORTING VAN JAAR t

4.1     Voorlopige raming (op te nemen in het ontwerp van begroting van jaar t+1)

Het bedrag van de Britse korting van jaar t zal voorlopig worden berekend bij de opstelling van het ontwerp van begroting (OB) van jaar t+1. De berekening is gebaseerd op de meest recente gegevens die voor bijdragen en uitgaven beschikbaar zijn.

De Britse korting krijgt in de praktijk de vorm van een vermindering van de btw-afdrachten en de bni-bijdragen van het Verenigd Koninkrijk. De btw-afdrachten en de bni-bijdragen van de andere lidstaten worden verhoogd met het bedrag van hun respectieve aandeel in de financiering.

4.2     Actualisering van de voorlopige raming (tussen jaar t+1 en jaar t+3)

Zo nodig kan de Commissie op elk willekeurig moment tussen jaar t+1 en jaar t+3 een actualisering van de voorlopige raming voorstellen. Een dergelijke actualisering wordt opgenomen in een ontwerp van gewijzigde begroting (OGB).

De actualisering wordt voorgesteld indien de Commissie redenen heeft om aan te nemen dat de aanvankelijke prognose van de voorlopige berekening aanmerkelijk zal verschillen van de definitieve berekening (zie hieronder) van de in de OGB van jaar t+4 voor te stellen Britse korting.

Een actualisering kan ook worden voorgesteld indien blijkt dat de in de OB van het jaar t+1 opgenomen geraamde bni-grondslagen aanmerkelijk zullen verschillen van de definitieve bni-grondslagen en aldus een aanzienlijke wijziging van de aandelen in de financiering van de Britse korting zullen meebrengen.

4.3     Definitieve berekening van de Britse korting (op te nemen in een OGB van jaar t+4)

4.3.1. Berekening van het definitieve bedrag

De procedure voor de berekening van het definitieve bedrag van de correctie staat in hoofdstuk 1 van dit document.

De bij de berekening van de definitieve Britse korting te gebruiken gegevens zijn de btw- en bni-grondslagen en de ramingen inzake toegerekende uitgaven betreffende het jaar t, zoals deze op 31 december van t+3 bekend zijn en moeten worden omgerekend in euro tegen de jaarlijkse gemiddelde wisselkoers van het jaar t.

Teneinde het 'voordeel voor het Verenigd Koninkrijk' ten behoeve van de definitieve berekening te ramen (hoofdstuk 1.1, onder d)) moet rekening worden gehouden met de bijdragen van de traditionele eigen middelen en andere inkomsten in het jaar t. Dit betekent dat een nieuwe berekening moet worden gemaakt van een theoretische begroting op basis van de definitieve gegevens voor elk type middelen en inkomsten.

4.3.2. Berekening van de definitieve financiering van de korting en de opneming daarvan in de begroting

In hoofdstuk 2 werd de procedure voor de berekening van de financiering van de definitieve korting beschreven. De definitieve financieringsgegevens zijn de btw- en bni-grondslagen van het jaar t+1 zoals die op 31 december van het jaar t+3 bekend zijn.

De definitieve financieringsgegevens worden vergeleken met de betalingen die reeds in de begroting zijn opgenomen (dat wil zeggen in de begroting van t+1 en eventueel in de begroting van t+2 of t+3 indien in die jaren een actualisering heeft plaatsgevonden).

De verschillen per lidstaat zullen in een passend begrotingshoofdstuk van een OGB van het jaar t+4 worden opgenomen en worden omgerekend in de nationale munt tegen de jaarlijkse gemiddelde wisselkoers van het jaar van financiering van de korting (jaar t+1).

       De berekening, financiering, betaling en opneming in de begroting van de correctie van begrotingsonevenwichtigheden overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van het Besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (Raad van de Europese Unie, 9851/07 ADD 2 van 23 mei 2007).

       Bestrijkt gevallen van niet-contractuele aansprakelijkheid en de hiermee verband houdende kosten, met betrekking tot de uitoefening van bevoegdheden door de instellingen van de Unie in het kader van Verordening (xx GAM).

Het percentage van 12,5 % is de verhouding van het als inningskosten ingehouden aanvullend deel van TEM (10%) gedeeld door de netto geïnde TEM (80 %)