Artikelen bij COM(2014)633 - Toepassing van de verordening betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52014DC0633

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake de toepassing van Verordening (EU) nr. 1007/2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten /* COM/2014/0633 final */


VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake de toepassing van Verordening (EU) nr. 1007/2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten

1. INLEIDING

Artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1007/2011 van 27 september 2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten („de textielverordening“ of „de verordening“)vereist dat de Commissie uiterlijk 8 november 2014 bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indient over de toepassing van deze verordening, waarin voornamelijk aandacht wordt besteed aan de verzoeken om en de goedkeuring van nieuwe textielvezelbenamingen. Daarnaast vereist dit artikel dat de Commissie zo nodig een wetgevingsvoorstel indient. 

Dit verslag geeft een overzicht van de toepassing van de textielverordening in de Unie tussen 8 mei 2012 en het einde van juni 2014. Het heeft betrekking op de verzoeken om en goedkeuring van nieuwe textielvezelbenamingen, en andere belangrijke problemen die de lidstaten en belanghebbenden aan de Commissie kenbaar hebben gemaakt. Het geeft ook de perceptie die de belanghebbenden van de gevolgen van de verordening hebben. Ten slotte bevat het eventuele toekomstige ontwikkelingen.

Het verslag is vastgesteld op basis van overleg met deskundigen uit de lidstaten, industrie en andere belanghebbenden, voornamelijk in de deskundigengroep van de Commissie inzake benamingen en etikettering van textielproducten ("de textieldeskundigengroep", 'Textile Expert Group' of 'TEG'). Het houdt ook rekening met de informatie die is verkregen uit de antwoorden op de vragenlijsten die onder de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en andere belanghebbenden zijn verspreid.

2. OVERZICHT VAN DE VERORDENING 

2.1. De doelstellingen van de textielverordening en nieuwe elementen

Met ingang van 8 mei 2012 vervangt de textielverordening de drie ingetrokken „textielrichtlijnen“: Richtlijn 2008/121/EG inzake textielbenamingen, Richtlijn 96/73/EG betreffende bepaalde methoden voor de kwantitatieve analyse van binaire mengsels van textielvezels en Richtlijn 73/44/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake de kwantitatieve analyse van ternaire mengsels van textielvezels. Textielproducten die aan Richtlijn 2008/121/EG voldoen en vóór 8 mei 2012 in de handel zijn gebracht, kunnen verder op de markt worden aangeboden tot het einde van de overgangsperiode (9 november 2014).

De verordening deelt de algemene doelstellingen van de vorige textielrichtlijnen, d.w.z. de eliminatie van potentiële belemmeringen voor de goede werking van de interne markt en de verschaffing van toereikende en relevante informatie aan de consument. Bovendien beoogt de verordening meer flexibiliteit te introduceren zodat de wetgeving kan worden aangepast in overeenstemming met de technologische ontwikkelingen die in de sector worden verwacht. Daarbij biedt zij een mogelijkheid tot vereenvoudiging en verbetering van het regelgevingskader voor de ontwikkeling en introductie van nieuwe vezels en tot verbetering van de transparantie van de procedure voor het toevoegen van nieuwe vezels aan de lijst van vezelbenamingen.

De verordening heeft de belangrijkste bepalingen van de textielrichtlijnen herzien in overeenstemming met de recente wettelijke normen om de directe toepasbaarheid ervan te vergemakkelijken en te zorgen dat burgers, marktdeelnemers en overheidsinstanties hun rechten en verplichtingen gemakkelijk kunnen identificeren. De meeste bepalingen zijn in hoofdzaak onveranderd gebleven, maar in sommige gevallen is de formulering of nummering van de artikelen gewijzigd (zie bijlage IX bij de verordening).

De verordening introduceert echter enige belangrijke nieuwe elementen:

· een algemene verplichting om de volledige vezelsamenstelling van textielproducten te vermelden en verduidelijking van de regels inzake de etikettering en merking betreffende de vezelsamenstelling;

· minimale technische voorschriften voor de aanvragen voor nieuwe vezelbenamingen;  

· een verplichting om de aanwezigheid van niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong aan te duiden;

· verduidelijking van de vrijstelling voor maatproducten die door zelfstandige kleermakers zijn gemaakt; en

· de bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde handelingen tot wijziging van de technische bijlagen bij de verordening vast te stellen.

2.2. Toepassingsgebied, onderwerp en rapportageverplichtingen

De textielverordening is van toepassing op textielproducten en producten of textielcomponenten die ten minste 80% van het gewicht van textielvezels vormen. Zij bevat regels betreffende:

- de etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten;

- de etikettering of merking van textielproducten die niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong bevatten; en

- de bepaling van de vezelsamenstelling van textielproducten door kwantitatieve analyse van binaire en ternaire mengsels van textielvezels.

De verordening regelt geen andere vormen van etikettering, zoals de maat- of onderhoudsetikettering. Artikel 24 vereist echter dat de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad uiterlijk 30 september 2013 een verslag indient over eventuele nieuwe, op uniaal niveau in te voeren etiketteringsvoorschriften om consumenten te voorzien van nauwkeurige, relevante, begrijpelijke en vergelijkbare informatie over de eigenschappen van de textielproducten. Bovendien vereist artikel 25 dat de Commissie een onderzoek uitvoert om te beoordelen of er een oorzakelijk verband bestaat tussen allergische reacties en chemische stoffen of mengsels die in textielproducten worden gebruikt.

Bijgevolg heeft de Commissie op 25 september 2013 een verslag uitgebracht inzake eventuele nieuwe etiketteringsvoorschriften voor textielproducten en inzake de studie naar allergene stoffen in textielproducten. In het verslag heeft zij geconcludeerd dat de huidige etiketteringsvoorschriften voor textielproducten voldoende zijn. Met betrekking tot de etiketteringsvoorschriften voor allergene stoffen die in de textielproductie worden gebruikt, heeft de Commissie verdere inspanningen betreffende het onderzoek naar en de ontwikkeling van alternatieve en niet-allergene stoffen als belangrijk beschouwd en op mogelijke maatregelen in dit opzicht gewezen.

2.3. Gedelegeerde handelingen tot wijziging van bepaalde bijlagen bij de verordening.

Artikel 21 van de verordening verleent de Commissie de bevoegdheid gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen II, IV, V, VI, VII, VIII en IX om deze aan te passen aan de vooruitgang van de techniek. Gedelegeerde handelingen kunnen ook worden vastgesteld tot wijziging van bijlage I om nieuwe textielvezelbenamingen in de lijst van textielvezelbenamingen op te nemen. Gedelegeerde handelingen kunnen worden vastgesteld, afhankelijk van de technische criteria en procedurevoorschriften van artikel 22, gedurende een periode van vijf jaar met ingang van 7 november 2011.

Op grond van artikel 22 zal de Commissie uiterlijk negen maanden vóór het einde van de periode, d.w.z. vóór 7 februari 2016, een verslag over de bevoegdheidsdelegatie opstellen. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend verlengd voor een periode van vijf jaar, tenzij het Europees Parlement of de Raad uiterlijk drie maanden vóór het einde van de termijn bezwaar maakt. Het Parlement of de Raad kan de bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken.

3. WERKING VAN DE VERORDENING

3.1. Aanpak en methodologie van dit verslag

Voor dit verslag heeft de Commissie de praktische werking van de verordening en de verwezenlijking van de belangrijkste doelstellingen ervan beoordeeld. Ook heeft zij getracht vast te stellen waar de toepassing van de verordening zou kunnen worden verbeterd.

Een onderzoek is ingesteld en gericht overleg is gepleegd met deskundigen uit de lidstaten, industrie en detailhandelsverenigingen, vakbonden, consumentenverenigingen, Europese normalisatie-instellingen en andere belanghebbenden, voornamelijk via de TEG.

Het onderzoek van de Commissie gestructureerde gegevens van de autoriteiten van de lidstaten en de belanghebbenden te verkrijgen, is uitgevoerd op basis van twee vragenlijsten die op haar website zijn gepubliceerd en via het Enterprise Europe Network en de MKB-netwerken zijn verspreid; één daarvan was aan de overheid gericht en de andere aan andere belanghebbende partijen. De antwoorden zijn in de TEG gepresenteerd en besproken.

Op de eerste vragenlijst hebben 27 lidstaten en Noorwegen volledige of gedeeltelijke antwoorden gegeven. De tweede vragenlijst heeft 29 reacties uit 15 verschillende lidstaten (en een uit Zwitserland) opgeleverd, waaronder 9 van ondernemingen en 14 van brancheorganisaties. De mate van respons wordt als positief beschouwd, gezien het zeer specifieke onderwerp.

Het is moeilijk gebleken om gegevens te verzamelen over de kosten die de bevoegde instanties of marktdeelnemers hebben gemaakt bij de uitvoering van de wettelijke voorschriften, waarschijnlijk omdat deze moeilijk te kwantificeren zijn.

Hieronder volgt een beschrijving van de belangrijkste bevindingen van de evaluatie, die zijn gebaseerd op gesprekken met openbare autoriteiten en belanghebbenden en de informatie die via de twee vragenlijsten is verzameld, alsmede de definitieve beoordeling van de Commissie.

3.2. Aanpassingen aan het nieuwe rechtskader

3.2.1. Aanpassing van de nationale wetgeving

Aangezien de textielverordening rechtstreeks van toepassing is, hoeven de bepalingen ervan niet te worden omgezet. Desondanks moeten de lidstaten zorgen dat hun nationale rechtsstelsels in overeenstemming zijn met de nieuwe wetgeving, bijvoorbeeld door intrekking van de nationale maatregelen ter omzetting van de vorige textielrichtlijnen.

De lidstaten die aan dit verslag hebben bijgedragen, hebben volgens de verstrekte informatie maatregelen getroffen om de correcte toepassing van de verordening te waarborgen. In het algemeen heeft dit geleid tot de intrekking of wijziging van bestaande nationale bepalingen, besluiten en beschikkingen en/of de vaststelling van nieuwe rechtshandelingen. De wijzigingen zijn hoofdzakelijk gericht op de toegekende bevoegdheden van de autoriteiten, waaronder de markttoezichtautoriteiten, en de vaststelling van sancties voor het verstrekken van misleidende of ontoereikende informatie in het kader van de voorschriften van deze verordening. De meerderheid van de lidstaten heeft de nodige aanpassingen op tijd uitgevoerd, maar sommige hebben dit pas gedaan na de datum van inwerkingtreding van de verordening (8 mei 2012). Terwijl dit document werd opgesteld waren sommige lidstaten nog bezig met de aanpassing van hun nationale wetgeving of waren zij van plan in de nabije toekomst wijzigingen te introduceren.

3.2.2. Verspreiding van informatie over de textielverordening

Hoewel de verordening geen voorlichtingscampagnes vereist, heeft het merendeel van de lidstaten maatregelen getroffen om de betrokken marktdeelnemers en belanghebbenden in kennis te stellen van het effect ervan. Campagnes zijn of door overheidsinstanties of door beroepsorganisaties, kamers van koophandel en consumentenorganisaties georganiseerd, vaak in samenwerking met de overheidsinstanties. Informatie is vaak trapsgewijs van de ministeries aan beroepsverenigingen en daarna aan hun leden verstrekt. Informatie is verspreid door middel van seminars en circulaires, achtergrondmateriaal, website-informatie, artikelen in vakbladen en interviews in de nationale kranten en op de radio. Verscheidene belanghebbenden zijn van mening dat aanvullende maatregelen nodig zijn om de kennis van de verordening, met name onder de kleine en middelgrote ondernemingen, te verbeteren. Er zijn geen voorlichtingscampagne op EU-niveau georganiseerd.

De meeste respondenten van de lidstaten hebben een toename gezien van het aantal verzoeken om informatie, voornamelijk van ondernemingen, na de vaststelling van de verordening. De bepaling die verreweg de meeste vragen heeft opgeroepen is artikel 12 betreffende de verplichte vermelding van de aanwezigheid van niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong. De vragen hebben niet alleen betrekking op nieuwe bepalingen, maar ook op oudere, wellicht als gevolg van de voorlichtingscampagnes. De vragen zijn afkomstig van belanghebbenden (waarvan sommige nog niet volledig op de hoogte waren van de bestaande wetgeving) die een hernieuwde belangstelling hebben getoond voor de etikettering van textielproducten, of vanwege het feit dat een aantal oude bepalingen zijn geherformuleerd en hernummerd en daarom anders lijken. Dit kan ook wijzen op de aanwezigheid van nieuwkomers op de markt, nieuwe productsoorten, nieuwe bedrijfsmodellen en distributie- of verkoopstrategieën, onlineverkoop met alleen e-commerce-aanwezigheid.

Daarnaast werd opgemerkt dat elke wetgevingswijziging een toegenomen aantal vragen tot gevolg heeft, ongeacht het aantal bepalingen dat wordt gewijzigd. De Commissie en sommige lidstaten hebben een daling gezien van het aantal verzoeken om informatie in de maanden nadat de verordening van toepassing werd.  

3.3. Belangrijkste geïdentificeerd effecten

De rechtstreekse toepassing van de textielverordening heeft ertoe bijgedragen dat ondernemingen (producenten, importeurs, detailhandelaren, enz.) te maken krijgen met geharmoniseerde en transparante voorwaarden, en dat consumenten naar behoren worden geïnformeerd en bijgevolg meer vertrouwen in hun besluitvorming hebben. De lidstaten en de belanghebbenden zijn het erover eens dat de rechtstreekse toepasselijkheid in alle lidstaten ook het vaak langdurige en omslachtige proces van de uitvoering van EU-wetgeving heeft gestroomlijnd.

Het merendeel van de autoriteiten van de lidstaten heeft geen grote of specifieke problemen gemeld, mogelijk omdat de verordening pas recent van toepassing is geworden. Andere lidstaten en belanghebbenden hebben een aantal problemen kenbaar gemaakt, waarvan sommige betrekking hebben op ongewijzigde bepalingen.

De verplichte vermelding van niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong (artikel 12) en de verplichting tot etikettering of merking van textielproducten in de talen van de lidstaten waar de producten worden aangeboden (artikel 16, lid 3) veroorzaken volgens sommige lidstaten en veel belanghebbenden de meeste problemen (verwarring, onnodige complexiteit en kosten).

Op grond van artikel 12 moet de aanwezigheid van niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong in textielproducten worden vermeld met gebruikmaking van de uitdrukking „Bevat niet uit textiel bestaande delen van dierlijke oorsprong” op het etiket of de merking van de producten die zulke delen bevatten. Zowel de Commissie als de bevoegde autoriteiten in de lidstaten hebben verscheidene navragen van ondernemingen ontvangen met het verzoek om opheldering over de vraag of zelfs zeer kleine delen van dierlijke oorsprong, zoals (stukjes) bot, parel of hoorn, moeten worden aangeduid (dat is inderdaad het geval).

Volgens artikel 16, lid 3, moet de etikettering of merking geschieden in de officiële taal of talen van de lidstaat waar het product aan de consument wordt aangeboden, tenzij deze lidstaat anders voorschrijft. Een aantal belanghebbenden heeft aangevoerd dat dit tot hogere kosten heeft geleid, maar de standpunten wat betreft de omvang ervan varieerden: sommigen hebben beweerd dat de kosten aanzienlijk zijn, terwijl anderen ze eerder beperkt achten.   

Bovendien zijn moeilijkheden gemeld met betrekking tot de toepassing of de interpretatie van andere bepalingen, zoals: artikel 14, lid 2, dat de marktdeelnemers in de toeleveringsketen in staat stelt de etikettering of de merking te vervangen door begeleidende handelsdocumenten; de verwijzing naar bijlage VII in artikel 19 (delen die bij de bepaling van de vezelsamenstelling buiten beschouwing blijven); de „uitzonderingen” in bijlage V (producten waarvoor geen etikettering of merking verplicht is); en de bijzondere bepalingen voor bepaalde textielproducten opgenomen in bijlage IV. 

Hoewel sommige nieuwe bepalingen, in het bijzonder de artikelen 12 en 16, lid 3, als dubbelzinnig, omslachtig en duur voor de belanghebbenden worden beschouwd, wordt ook erkend dat deze bepalingen ervoor hebben gezorgd dat de consument meer informatie krijgt. Het is ook gerechtvaardigd om te zorgen dat de consumenten in hun eigen taal worden geïnformeerd. Bovendien zijn ondernemingen vrij om alle aanvullende informatie te verschaffen die zij nuttig achten, mits deze niet misleidend is voor de consument.   

3.4.  Markttoezichtactiviteiten

Toezicht op de markt voor textielproducten is gebaseerd op dezelfde beginselen die in alle andere productgebieden worden gehanteerd. De textielverordening omvat geen markttoezichtmechanismen bovenop de algemene mechanismen die in de lidstaten van toepassing zijn. Voor het meest efficiënte gebruik van personeel, apparatuur, transport en testmiddelen, werken de autoriteiten op basis van jaarlijkse inspectieprogramma's, meegedeeld aan de Commissie, die rekening houden met eerdere ervaringen en bevindingen, en producten die vaak via het RAPEX-systeem en klachten van consumenten worden gemeld. De programma's geven prioriteit aan groepen consumentenproducten met veel voorkomende risico's voor de gezondheid en veiligheid van de consument, vaak op basis van de informatie van de consumenten, ondernemingen en andere bronnen. Prioriteiten kunnen jaarlijks veranderen of telkens wanneer nieuwe probleemgebieden ontstaan. Bovendien voeren de autoriteiten van de lidstaten, indien vereist (bijv. in noodsituaties), controles en tests uit die niet noodzakelijkerwijs in hun programmering zijn opgenomen.

Slechts enkele landen hebben textiel uitdrukkelijk in hun nationale markttoezichtprogramma‛s opgenomen. In het algemeen, zelfs als uitdrukkelijk naar textielproducten wordt verwezen, hebben markttoezichtcontroles betrekking op compatibiliteitscontroles buiten het toepassingsgebied van de verordening, bijv. veiligheidskwesties zoals de lengte van veters, de knopen en het loskomen van kleine onderdelen die tot verstikking kunnen leiden.

Naast algemene markttoezichtautoriteiten bestaan er andere instanties die gericht zijn op de bescherming van ondernemingen en consumenten tegen oneerlijke concurrentie en misleidende reclame. Iedereen die een vermoeden van dergelijke praktijken heeft, kan rechtstreeks met deze instanties contact opnemen.

Er is niet één enkele benadering van de verschillende soorten controles in verband met de textielverordening, aangezien het gewicht dat de lidstaten aan elke soort inspectie toekennen in zekere mate varieert. Uit het onderzoek onder de nationale autoriteiten is naar voren gekomen dat regelmatige periodieke inspecties en ad-hoccontroles in de meeste lidstaten de meest voorkomende vormen van controle zijn. Directe contacten met de fabrikanten en andere marktdeelnemers zijn minder belangrijk. 

Het onderzoek benadrukt twee soorten problemen die de markttoezichtautoriteiten hebben gemeld met betrekking tot de toepassing van de verordening; zij hebben betrekking op:

- niet‑naleving door ondernemingen, namelijk: het gebruik van textielvezelbenamingen die niet in bijlage I zijn opgenomen; de niet-vermelding van de vezelsamenstelling in de officiële taal van het land waar het product op de markt wordt aangeboden, de onjuiste vermelding van de vezelsamenstelling op een etiket of merking; en helemaal geen etikettering of merking; en

- middelen en instrumenten: de markttoezicht- en testactiviteiten van de nationale instanties die zijn getroffen door de beperkte beschikbaarheid van zowel personele als financiële middelen, met als gevolg dat slechts een beperkt aantal monsters kan worden getest.

Hoewel er op EU-niveau geen statistieken bestaan betreffende de mate waarin de textielproducten aan de verordening voldoen, blijkt in het algemeen dat de markttoezicht- of douaneautoriteiten geen ernstige problemen hebben vastgesteld, mogelijk omdat zij de textielvezelsamenstelling niet altijd als een hoge‑risicoprioriteit beschouwen. Het lijkt er echter op dat het niveau van naleving niet altijd voldoende is. Bovendien, bij gebrek aan voldoende inspecties en controles van de vezelsamenstelling van textielproducten, bestaat er een risico dat consumenten producten kopen die volgens hun etikettering dure vezels bevatten (bijv. kasjmier, zijde), maar eigenlijk van goedkopere vezels zijn gemaakt. De Commissie moedigt lidstaten dan ook aan hun deelname aan gezamenlijke handhavingsmaatregelen te verhogen, waardoor de nationale instanties middelen, kennis en resultaten kunnen delen, en bovendien een gecoördineerde en geharmoniseerde aanpak van de handhaving wordt gewaarborgd. De Commissie beschikt over de mogelijkheid tot medefinanciering van dergelijk gemeenschappelijk optreden, ook op het gebied van de textielvezelsamenstelling. 

3.4.1. Sancties voor overtredingen van de textielverordening

De lidstaten voorzien in een breed scala van sancties, waaronder administratieve en gerechtelijke, voor overtredingen van de textielverordening. De zwaarste administratieve sanctie lijkt het uit de handel nemen van de niet‑conforme producten, maar dit wordt kennelijk slechts in uitzonderlijke gevallen gebruikt. Het niveau van de sancties verschilt aanzienlijk per lidstaat en sommige belanghebbenden hebben gesuggereerd dat een geharmoniseerd Europees systeem onder de verordening moet worden geïntroduceerd. (In haar mededeling een visie voor de interne markt, geeft de Commissie aan dat zij voornemens is een wetgevingsvoorstel in te dienen met betrekking tot een geharmoniseerde aanpak van economische sancties in de interne markt voor industriële producten).

Volgens het onderzoek van de Commissie is bij belanghebbenden het niveau van kennis en informatie met betrekking tot sancties vrij beperkt. Sommige van hen zijn van mening dat de sancties niet ernstig genoeg zijn, aangezien geldboetes geen preventieve werking hebben.

3.5. Begeleiding door de Commissie

Ter aanvulling van de verordening heeft de Commissie een lijst van veelgestelde vragen (FAQ‛s) opgesteld die bedrijven antwoorden geven op vragen in verband met de toepassing ervan. De lijst wordt regelmatig geactualiseerd en openbaar gemaakt op de website van de Commissie. De antwoorden bieden echter geen interpretatie van de bepalingen van de verordening, aangezien een bindende interpretatie van EU-wetgeving de exclusieve bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Unie is.

Volgend op de ervaring met de veelgestelde vragen en het overleg met de belanghebbenden en de lidstaten is een gemeenschappelijk standpunt naar voren gekomen dat de lijst met veelgestelde vragen kan worden vervangen door of aangevuld met een meer gestructureerde en uitgebreide leidraad met een overzicht van de belangrijkste kwesties met betrekking tot het begrip van de verordening. Hij biedt echter geen interpretatie van de bepalingen van de verordening, omdat, zoals hierboven vermeld, een bindende interpretatie van de EU-wetgeving de exclusieve bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Unie is. Het document kan worden besproken en uitgewerkt met de assistentie van de TEG.

De TEG speelt een belangrijke rol bij de toepassing van de verordening. Zij heeft de taken van de vorige werkgroep opgevat, behalve de taken met betrekking tot de omzetting, die niet langer van toepassing zijn op de (rechtstreeks van toepassing zijnde) verordening. De TEG houdt besprekingen en wisselt standpunten uit over de toepassing van de verordening, verzamelt informatie voor een beter inzicht in de problemen en komt met een gemeenschappelijke interpretatie van de bepalingen. De TEG bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten; deskundigen van belanghebbenden kunnen indien nodig vergaderingen bijwonen als waarnemers.

3.6. Normalisatie

Artikel 19 van de verordening vereist dat de controles voor de bepaling van de vezelsamenstelling van textielproducten worden uitgevoerd in overeenstemming met de methoden voor de kwantitatieve analyse van binaire en ternaire vezelmengsels uiteengezet in bijlage VIII, of in overeenstemming met geharmoniseerde normen. Met betrekking tot het mogelijke gebruik van de laatstgenoemde overweegt de Commissie de indiening van een normalisatieverzoek bij het Europees Comité voor Normalisatie (CEN). Voorlopig kan dit verzoek het volgende omvatten:

- de screening van kwantificeringsmethoden (van bijlage VIII en EN ISO-normen);

- identificatie van de verschillen in voorschriften en eventuele corrigerende maatregelen; en

- de ontwikkeling van geharmoniseerde normen voor de analyse van de textielproducten bestaande uit binaire en ternaire vezelmengsels.

Verscheidene lidstaten hebben erop gewezen dat er niet één enkele vastgestelde methode voor de identificatie van vezels bestaat. Er zijn uiteenlopende meningen over de voor- en nadelen van optische, chemische en infrarode vezelidentificatiemethoden.

4. NIEUWE TEXTIELVEZELBENAMINGEN

4.1. De bepalingen van de verordening

Voor de toevoeging van een nieuwe vezel aan de bijlagen bij de vorige textielrichtlijnen, vanaf de eerste aanvraag voor een nieuwe vezel tot de wettelijke goedkeuring ervan op Europees niveau, was een langdurige procedure vereist, waarna de EU-lidstaten hun nationale wetgeving moesten aanpassen. Dit zorgde voor administratieve lasten voor overheidsinstanties, verlies van inkomsten voor ondernemingen en het later op de markt brengen van de nieuwe vezel, met name voor de onderneming die ze heeft ontwikkeld. Dergelijke vertragingen werden gezien als een beperking met negatieve gevolgen voor innovatie.  

Op grond van de textielverordening kunnen nieuwe textielvezelbenamingen worden toegevoegd door middel van gedelegeerde handelingen van de Commissie, die rechtstreeks van toepassing zijn en geen procedure van tenuitvoerlegging door de lidstaten vereisen. 

Op grond van artikel 5 van de verordening mogen alleen de in bijlage I vermelde textielvezelbenamingen worden gebruikt voor de beschrijving van de vezelsamenstelling op het etiket en de merking van textielproducten. Bijlage I beschrijft momenteel twee groepen van vezelbenamingen: tabel 1 omvat natuurlijke vezels (nummers 1 t/m 18), zoals wol, zijde, katoen en linnen; tabel 2 omvat kunstmatige vezels (nummers 19 t/m 49), zoals viscose, nylon, polyester en elastaan. Naast de naam van elke vezel wordt een beschrijving gegeven.

De textielverordening heeft ook een nieuwe bepaling (artikel 6) geïntroduceerd, waardoor elke fabrikant of persoon die namens een fabrikant optreedt bij de Commissie een aanvraag kan indienen om een nieuwe textielvezelbenaming aan bijlage I toe te voegen. De aanvraag omvat een technisch dossier dat ten minste de volgende informatie bevat:

- informatie over de voorgestelde naam en omschrijving van de textielvezel;

- identificatie- en kwantificeringsmethoden;

- bepaalde vezelparameters en -eigenschappen; en

- productieproces en de relevantie voor consumenten.

De aanvrager moet de Commissie voorzien van representatieve monsters van de nieuwe vezel, zowel in zuivere vorm als in de desbetreffende textielvezelmengsels, ten behoeve van de vezelvalidatie en kwantificeringsanalyse.

4.2. Nieuwe textielvezelbenamingen

Ten behoeve van dit verslag worden drie verzoeken om de goedkeuring van nieuwe textielvezelbenamingen in aanmerking genomen. Twee ervan zijn vóór de inwerkingtreding van de textielverordening ingediend, maar de beoordeling van de desbetreffende technische dossiers werd pas voltooid toen de verordening al van toepassing was. Het niveau van de informatie in die dossiers werd echter toereikend geacht om een besluit in vergelijking met de voorschriften van de verordening te kunnen nemen.

Het eerste verzoek betreft „polypropyleen/polyamide bicomponent” en is in 2005 op grond van de oude textielrichtlijnen bij de Commissie ingediend. De naam is aan de lijst in bijlage I toegevoegd volgens de onlangs goedgekeurde textielverordening in overeenstemming met de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 286/2012 van de Commissie;

     Het tweede verzoek is in het begin van 2011 bij de Commissie ingediend en betreft de generieke benaming „triexta” (een soort polyestervezel). Na onderzoek van het technische dossier in samenwerking met de TEG, heeft de Commissie de aanvraag ontvankelijk bevonden. Vervolgens is een diepgaande technische analyse uitgevoerd om de voorgestelde definitie te valideren, de vezeleigenschappen te controleren en de parameters te valideren, op basis waarvan deze vezel van andere vezels kan worden onderscheiden. De resultaten van de analytische werkzaamheden zijn voorgelegd aan en besproken met de deskundigen van de lidstaten en belanghebbenden en zijn publiekelijk beschikbaar. Dit soort vezel, die in commerciële en technische documenten als PTT (polytrimethyleentereftalaat) wordt geïdentificeerd, is voor het eerst in 1940 gepatenteerd en is commercieel beschikbaar gesteld als polyester. Bovendien verschillen de chemische eigenschappen ervan niet wezenlijk ten opzichte van die van andere polyestervezels en de vezel kan derhalve als polyester worden aangeduid. Na de definitieve beoordeling eind mei 2014, heeft de Commissie de aanvrager meegedeeld dat de vezel „triexta” niet aan de lijst in bijlage I bij de verordening zal worden toegevoegd.

     De Commissie heeft het derde verzoek, betreffende de generieke benaming „polyacrylaat”, in januari 2014 ontvangen, d.w.z. na de vaststelling van de verordening. Na onderzoek van het technische dossier is de aanvraag ontvankelijk bevonden. De procedure is lopende en een definitieve beslissing moet nog worden genomen en wordt volgend jaar verwacht.

4.3. Behandeling van aanvragen voor nieuwe vezelbenamingen

Geen van de bovenstaande verzoeken om de goedkeuring van nieuwe vezelbenamingen heeft de volledige beoordelingsprocedure krachtens de textielverordening ondergaan, d.w.z. vanaf de eerste aanvraag tot wettelijke goedkeuring op Europees niveau.

Zij bieden derhalve geen basis voor een volledige evaluatie van de doeltreffendheid en efficiëntie van de verordening wat betreft de vereenvoudiging en versnelling van de procedure tot wijziging van bijlage I om nieuwe textielvezelbenamingen op te nemen. Het is echter te verwachten dat het gebruik van een verordening van de Commissie, in plaats van richtlijnen en een comitéprocedure, het proces van de toevoeging van een nieuwe vezelnaam aan de lijst in bijlage I aanzienlijk heeft versneld.

Met betrekking tot de aanvragen die sinds 2011 zijn ingediend, heeft de verstrekte informatie aan de minimumeisen van bijlage II voldaan. Daarnaast werd de aanvragers verzocht de vezeleigenschappen tijdens een TEG-vergadering te presenteren en, in voorkomend geval, de diensten van de Commissie van aanvullende informatie te voorzien.  

Ondanks de beperkte ervaring met de nieuwe aanvraagprocedure en de goedkeuring van nieuwe vezelbenamingen, is de Commissie voorlopig van mening dat zowel de procedures als de criteria evenwichtig en relevant zijn. Met inachtneming van het bestaande regelgevingskader is er echter enige ruimte voor praktische verbeteringen, met name om bredere raadpleging van belanghebbenden mogelijk te maken.

5. CONCLUSIES EN VOORUITZICHTEN

De periode die de verordening voorziet voor de uitvoering van een beoordeling van de toepassing ervan is beperkt (2012-14) en voorlopig onvoldoende voor opsporing van alle sterke en zwakke punten van de wetgeving.

Uit het algemene resultaat van het onderzoek en het overleg met de deskundigen van de lidstaten en andere belanghebbenden lijkt naar voren te komen dat de verordening sinds haar inwerkingtreding goed heeft gewerkt. Zij voorziet in passende maatregelen om haar doelstellingen te verwezenlijken, namelijk de goede werking van de interne markt, de verschaffing van nauwkeurige informatie aan de consument, de introductie van meer flexibiliteit voor de aanpassing van de wetgeving aan technologische veranderingen en de vereenvoudiging van het regelgevingskader. De overgang van drie richtlijnen naar één enkele verordening heeft geleid tot minder bureaucratie en meer zekerheid voor bedrijven en consumenten. Praktische en nalevingsgerelateerde kwesties die nog steeds vragen oproepen bij marktdeelnemers kunnen op verschillende manieren worden verduidelijkt, met name door middel van technische richtsnoeren. De nieuwe bepalingen hebben mogelijk tot hogere kosten voor ondernemingen geleid, maar er kan worden gesteld dat de betere voorlichting van de consument daartegen opweegt. 

Ondanks de praktische problemen in verband met de toepassing van sommige bepalingen in het huidige regelgevingskader zijn er geen belangrijke verschillen, inconsistenties of administratieve lasten gevonden waardoor een wijziging van de verordening noodzakelijk zou zijn. 

Gezien het bovenstaande en ter verbetering van het bestaande regelgevingskader, concludeert de Commissie dat het volgende kan worden overwogen: 

- de uitgave van een leidraad, op basis van de huidige veelgestelde vragen, ter verduidelijking van de verschillende aspecten van de textielverordening;

- een onderzoek van de praktische mogelijkheden tot verbetering van het proces voor de behandeling van aanvragen voor nieuwe vezelbenamingen; en  

- een verzoek om normalisatiewerkzaamheden van de relevante Europese normalisatie-organisaties, met name de CEN

Bovendien zal de Commissie met de assistentie van de lidstaten en relevante belanghebbenden de lopende en de komende controles van de verordening uitvoeren. Verder zullen de lidstaten worden aangemoedigd extra controles en regeling van textielproducten onder hun nationale markttoezichtprogramma‛s in overweging te nemen.

    Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2011 betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten (PB L 272 van 18.10.2011, blz. 1).

    Meer informatie over de TEG-vergaderingen is beschikbaar op:        http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/textiles/documents/index_en.htm.

    „Textielproducten” worden in artikel 3, lid 1(a), van de verordening gedefinieerd als "alle onbewerkte, halfbewerkte, bewerkte, halfafgewerkte, afgewerkte, halfgeconfectioneerde of geconfectioneerde producten die uitsluitend uit textielvezels zijn samengesteld, ongeacht het toegepaste meng- of assemblageprocedé.

    Textielproducten die zijn verwerkt in andere producten en een integrerend deel ervan uitmaken, indien de samenstelling ervan wordt gespecificeerd, moeten ook als textielproducten worden behandeld (artikel 2, lid 2(d)).

    Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad betreffende eventuele nieuwe etiketteringsvoorschriften voor textielproducten en over een studie naar allergene stoffen in textielproducten, COM(2013) 656 final, 25.9.2013.

    De vragenlijsten zijn overeengekomen tussen de deskundigen van de lidstaten en de Commissie.

    Een samenvatting van de antwoorden op de vragenlijst is beschikbaar op: http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/5710 en http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/5711.

    Nederland heeft geen bijdrage ingezonden.

    Een aantal vragen hadden betrekking op zaken buiten het toepassingsgebied van de verordening, bijv. maat- of onderhoudsetikettering.

   Het RAPEX-systeem is in het leven geroepen op basis van de richtlijn algemene productveiligheid (RAPV) voor geharmoniseerde en niet-geharmoniseerde consumentenproducten en uitgebreid tot alle geharmoniseerde producten op grond van Verordening (EU) nr. 765/2008. Alle RAPEX-kennisgevingen worden wekelijks door de diensten van de Commissie op het internet gepubliceerd op: http://ec.europa.eu/consumers/safety/rapex/index_en.htm.

   Zeven lidstaten (Bulgarije, Frankrijk, Kroatië, Letland, Litouwen, Portugal en Roemenië) en Noorwegen.

   Bijv. de Wettbewerbszentrale in Duitsland, een onafhankelijk en niet-commercieel waarnemingscentrum.

   In één lidstaat had ongeveer 35% van de geteste producten onjuiste vezelgehaltes en had ongeveer 33% van de geteste producten onjuiste etikettering.

   Meer informatie op: www.prosafe.org.

   Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité een visie voor de interne markt voor industrieproducten (COM(2014) 25 final, 22 januari 2014).

   http://ec.europa.eu/enterprise/sectors/textiles/files/regulation-1007-2011-faq_en.pdf.

   De nieuwe vezelbenamingen zijn door middel van een comitéprocedure onder het vroegere stelsel toegevoegd.

   Na de eerste gedelegeerde handeling krachtens de verordening.

   De minimumeisen met betrekking tot het technische dossier dat in de aanvraag moet worden opgenomen, worden vermeld in bijlage II bij de verordening.

   Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 286/2012 van de Commissie van 27 januari 2012 tot wijziging van bijlage I, teneinde daarin een nieuwe textielvezelbenaming op te nemen, en van de bijlagen VIII en IX, teneinde die aan te passen aan de vooruitgang van de techniek, bij Verordening (EU) nr. 1007/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende textielvezelbenamingen en de desbetreffende etikettering en merking van de vezelsamenstelling van textielproducten (PB L 95, 31.3.2012, blz. 1).

   De studie is beschikbaar op:       https://ec.europa.eu/jrc/sites/default/files/ptt_final_report_revision_1_v_14_03_05.pdf.