Artikelen bij COM(2015)320 - Technische aanpassing van het financieel kader voor 2016 in overeenstemming met de ontwikkeling van het BNI (volgens het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020)

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Technische aanpassing van het financieel kader voor 2016 in overeenstemming met de ontwikkeling van het bni

(Artikel 6 van Verordening nr. 1311/2013 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020)

1. Inleiding

Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-20201 (de MFK-verordening), zoals gewijzigd bij Verordening (EU, Euratom) 2015/623 van de Raad van 21 april 20152, bevat de tabel van het financieel kader voor de EU-28 voor 2014-2020, uitgedrukt in prijzen van 2011 (tabel 1).

In artikel 6, lid 1, van de MFK-verordening is bepaald dat de Commissie ieder jaar vóór de begrotingsprocedure van het begrotingsjaar n+1 overgaat tot de technische aanpassing van het meerjarig financieel kader (MFK) op grond van de ontwikkeling van het bruto nationaal inkomen (bni) van de EU en van de prijzen, en dat de resultaten van deze aanpassing worden meegedeeld aan de twee takken van begrotingsautoriteit. Wat de prijzen betreft, zijn de uitgavenmaxima tegen lopende prijzen vastgesteld op grond van de in artikel 6, lid 2, van de MFK-verordening vermelde vaste deflator van 2%. Wat de ontwikkeling van het bni betreft, zijn de meest recente economische prognoses in deze mededeling opgenomen.

Tegelijkertijd worden volgende berekeningen door de Commissie verricht: de marge die onder het overeenkomstig Besluit 2007/436/EG, Euratom vastgestelde maximum van de eigen middelen beschikbaar blijft, het absolute bedrag van de marge voor onvoorziene uitgaven bedoeld in artikel 13, de in artikel 5 bedoelde overkoepelende marge voor betalingen en de in artikel 14 van de MFK-verordening bedoelde overkoepelende marge voor vastleggingen. Voorts moet op grond van artikel 3, lid 1, van de MFK-verordening het submaximum van rubriek 2 met betrekking tot marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen worden aangepast ingevolge de overschrijvingen tussen pijler I en plattelandsontwikkeling overeenkomstig de rechtshandeling tot vaststelling van deze overschrijvingen.

Bij deze mededeling wordt de begrotingsautoriteit het resultaat van de technische aanpassingen (EU-28) voor het begrotingsjaar 2016 meegedeeld, overeenkomstig artikel 6 van de MFK-verordening.

2. Aanpassing van de MFK-tabel (tabellen 1-2)

Tabel 1 heeft betrekking op het financieel kader voor EU-28 in prijzen van 2011, zoals opgenomen in bijlage I van de MFK-verordening, aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 1, en artikel 5.

Tabel 2 heeft betrekking op het voor 2016 aangepast financieel kader voor EU-28 (dus uitgedrukt in lopende prijzen). Het in procent van het bni weergegeven financieel kader is geactualiseerd aan de hand van de meest recente economische ramingen (voorjaar 2015) en langetermijnprognoses, en is aangepast overeenkomstig artikel 3, lid 1, en artikel 5 van de MFK-verordening.


2.1. Totaalbedrag bni

Het bni voor 2016 is aan de hand van de meest recente raming vastgesteld op 14 794 057,7 miljoen EUR in lopende prijzen voor EU-28. Overeenkomstig artikel 6, lid 4, worden er geen andere technische aanpassingen verricht ten aanzien van het betrokken jaar, noch in de loop van het begrotingsjaar, noch bij wijze van correctie achteraf in latere jaren. Daarom, uitsluitend ter informatie, is het geactualiseerde bni vastgesteld op 13 614 438,8 miljoen EUR voor 2014 en 14 247 432,6 miljoen EUR voor 2015.

2.2. Belangrijkste resultaten van de technische aanpassing van het MFK voor 2016

Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2016 (154 738 miljoen EUR) komt overeen met 1,05 % van het bni.

Het corresponderende totale maximum voor de betalingskredieten (144 685 miljoen EUR) komt overeen met 0,98 % van het bni. Op basis van de meest recente economische ramingen laat dit een marge van 37 282 miljoen EUR (0,25 % van het bni voor EU-28) onder het maximum van de eigen middelen (1,23 %).


2.3. Aanpassing van het submaximum van rubriek 2

Op grond van artikel 3, lid 1, van de MFK-verordening moet het submaximum van rubriek 2 voor marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen in de periode 2014-2020 worden aangepast ingevolge de overschrijvingen tussen pijler I en plattelandsontwikkeling overeenkomstig de rechtshandeling tot vaststelling van deze overschrijvingen.

Het submaximum van rubriek 2 werd een eerste keer aangepast in het kader van de technische aanpassing van het MFK voor 20153. Door deze eerste reeks overschrijvingen werd het nettosaldo dat beschikbaar is voor de uitgaven van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) 427,5 miljoen EUR kleiner in 2014-2020 en werd de toewijzing voor het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) met hetzelfde bedrag verhoogd. Het MFK-submaximum voor marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen in 2014-2020 werd aangepast van 312 735 miljoen EUR tot 312 309 miljoen EUR. Het totale bedrag van het maximum voor rubriek 2 is ongewijzigd gebleven.

Nog twee rondes overschrijvingen tussen de twee pijlers van het GLB zijn door de lidstaten ter kennis gebracht, respectievelijk tot 31 december 2013 en tot 1 augustus 2014, wat andermaal resulteerde in een vermindering van het beschikbare nettosaldo voor het ELGF en een overeenkomstige verhoging van de toewijzing voor het ELFPO. Deze overschrijvingen stonden in verband met de flexibiliteit tussen de pijlers overeenkomstig artikel 136, onder a), van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad4 en artikel 14 van Verordening (EU) nr. 1307/20135, maar ook met de geraamde uitkomst van de verlagingen van de rechtstreekse betalingen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van deze laatste verordening. Al deze aanpassingen zijn geregeld in de relevante gedelegeerde verordeningen van de Commissie, nl. nr. 994/2014 van 13 mei 20146 en nr. 1378/2014 van 17 oktober 20147, en zijn tevens weerspiegeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/141 van de Commissie van 29 januari 20158.

De totale overschrijving uit de eerste pijler naar plattelandsontwikkeling bedraagt voor de begrotingsjaren 2015-2020 3 581,9 miljoen EUR (d.w.z. een netto-overschrijving van de eerste pijler naar het ELFPO van EUR 3 024,354 miljoen en een verlaging van de rechtstreekse betalingen met 557,546 miljoen EUR in totaal). Het MFK-submaximum voor marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen in 2014-2020 dient als gevolg daarvan van 312 309 miljoen EUR tot 308 729 miljoen EUR te worden aangepast. Het totale bedrag van het maximum voor rubriek 2 blijft ongewijzigd.

In de onderstaande tabellen worden de drie rondes overschrijvingen tussen de pijlers van het GLB en de gevolgen daarvan voor het submaximum van rubriek 2 weergegeven.


De wijziging van het submaximum voor R2 in lopende prijzen moet worden omgerekend in prijzen van 2011 met het oog op de technische aanpassing van de MFK-tabel in prijzen van 2011.

Hiertoe wordt het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is, eerst omgezet in prijzen van 2011 door gebruik te maken van een vaste deflator van 2%. Vervolgens wordt het resultaat afgerond om het aangepaste submaximum voor R2 te verkrijgen, aangezien de MFK-maxima in miljoenen EUR worden uitgedrukt. Slechts na deze afronding kan worden gegarandeerd dat het MFK-submaximum altijd hoger is dan het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is. Het resulterende kleine verschil vormt geen beschikbare marge, maar is uitsluitend het gevolg van de afronding, aangezien alle bedragen in de MFK-tabel in miljoenen EUR moeten worden uitgedrukt. Voor elke jaarbegroting maakt de Commissie gebruikt van de exacte bedragen van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is, zoals reeds het geval was voor de begroting 2014. Dezelfde benadering werd gevolgd bij de technische aanpassing van het MFK voor 2015.


3. Overkoepelende marge voor betalingen (OMB)

Overeenkomstig artikel 5 van de MFK-verordening wordt het maximum voor betalingen voor de jaren 2015-2020 door de Commissie naar boven bijgesteld met een bedrag dat gelijk is aan het verschil tussen de uitgevoerde betalingen en het MFK-maximum voor betalingen van het jaar n-1. Aanpassingen naar boven toe worden volledig verrekend met een overeenkomstige verlaging van het maximum voor de betalingskredieten voor het jaar n-1.

Het maximum voor betalingen bedroeg voor 2014 135 866 miljoen euro in lopende prijzen. De marge voor onvoorziene uitgaven is aangesproken voor een bedrag van 3 168 233 715 EUR aan betalingskredieten boven het maximum voor betalingen van het meerjarig financieel kader (MFK). Dit omvat een bedrag van 350 miljoen EUR dat is opgenomen in afwachting van een akkoord over de betalingen voor andere speciale instrumenten. In afwachting daarvan is het bedrag van 2 818 233 715 EUR opgetekend als bedrag waarvoor de marge voor onvoorziene uitgaven is gebruikt en dat zal worden verrekend met de maxima voor de jaren 2018-209. De betalingen voor andere specifieke instrumenten worden beschouwd als overschrijding van de MFK-maxima voor de berekening van de OMB. Het voor de berekening van de OMB in aanmerking te nemen totale maximum bedraagt dus 138 684 miljoen EUR. Mochten instellingen anders overeenkomen inzake de betalingskredieten voor speciale instrumenten, dan zal de Commissie daarmee rekening houden bij de berekening van de OMB in toekomstige technische aanpassingen.

De in 2014 uitgevoerde betalingen bedragen 138 922,7 miljoen EUR. Dit bedrag omvat de uitgevoerde betalingen op de in de begroting 2014 toegestane betalingskredieten (137 135,6 miljoen EUR ) en de overdrachten van 2014 naar 2015 (1 787,1 miljoen EUR)10. De betalingen voor de speciale instrumenten (342,7 miljoen EUR11) zijn buiten de uitvoering gelaten, waardoor de voor de berekening van de OMB in aanmerking genomen uitvoering 138 580 miljoen EUR bedraagt.

De resterende marge onder het maximum van de betalingen voor 2014 bedraagt 104,2 miljoen EUR in lopende prijzen. Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de MFK-verordening, wordt voor de berekening van de OMB en de corresponderende aanpassing van de maxima een deflator van 2 % gebruikt. Het maximum voor 2014 wordt bijgevolg verlaagd met 104 miljoen EUR en het maximum voor 2015 verhoogd met 106 miljoen EUR in lopende prijzen. Het totale maximum voor betalingen in lopende prijzen komt uit op 1 023 956 miljoen EUR.

De OMB in prijzen van 2011 komt uit op 98 miljoen EUR. Het maximum voor betalingen in 2014 zal worden verminderd en het maximum voor betalingen in 2015 verhoogd met dit bedrag. Het totale maximum voor betalingen voor de periode 2014-20 blijft ongewijzigd op 908 400 miljoen EUR in prijzen van 2011.

Onderstaande tabel bevat de details van de berekening van de OMB en van de corresponderende aanpassingen van de maxima voor betalingen.


4. Speciale instrumenten

Een aantal instrumenten staat ter beschikking buiten de in het financieel kader 2014-2020 overeengekomen uitgavenmaxima om. Deze instrumenten dienen om snel te kunnen reageren op uitzonderlijke of onvoorziene gebeurtenissen, en zij geven – binnen bepaalde grenzen – enige flexibiliteit boven de overeengekomen uitgavenmaxima.


4.1. Reserve voor noodhulp

Overeenkomstig artikel 9 van de MFK-verordening kan de reserve voor noodhulp voor maximaal 280 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 309 miljoen EUR in 2016 in lopende prijzen (2 209 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). Het deel van het niet-bestede bedrag van het voorgaande jaar kan worden overgedragen.


4.2. Solidariteitsfonds van de Europese Unie

Overeenkomstig artikel 10 van de MFK-verordening kan het Solidariteitsfonds van de Europese Unie voor maximaal 500 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 552 miljoen EUR in 2016 in lopende prijzen (3 945 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). Het deel van het niet-bestede bedrag van het voorgaande jaar kan worden overgedragen.


4.3. Flexibiliteitsinstrument

Overeenkomstig artikel 11 van de MFK-verordening kan het Flexibiliteitsinstrument voor maximaal 471 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 520 miljoen EUR in 2016 in lopende prijzen (3 716 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen). Het deel van de niet-bestede jaarlijkse bedragen van de vorige 3 jaren kan worden overgedragen.


4.4. Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

Overeenkomstig artikel 12 van de MFK-verordening kan het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering voor maximaal 150 miljoen EUR per jaar in prijzen van 2011 worden aangesproken, d.w.z. 166 miljoen EUR in 2016 in lopende prijzen (1 183 miljoen EUR voor de hele periode in lopende prijzen).


4.5. Marge voor onvoorziene uitgaven

Overeenkomstig artikel 13 van de MFK-verordening wordt een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie gevormd buiten de in het financieel kader vastgestelde maxima voor de periode 2014-2020.

Het absolute bedrag van de marge voor onvoorziene uitgaven voor het jaar 2016 is 4 438,2 miljoen EUR.


4.6. Overkoepelende marge voor vastleggingen voor groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren (OMV)

Overeenkomstig artikel 14 van de MFK-verordening vormen marges die beschikbaar blijven onder de MFK-maxima voor vastleggingskredieten voor de jaren 2014-2017 een overkoepelende MFK-marge voor vastleggingen, die beschikbaar worden gesteld boven de maxima die in de bijlage van de MFK-verordening zijn vastgesteld voor de jaren 2016 tot en met 2020 voor beleidsdoelstellingen met betrekking tot groei en werkgelegenheid, in het bijzonder voor jongeren.

De marge onder het plafond voor vastleggingen die in 2014 beschikbaar is gebleven, bedraagt 521,9 miljoen EUR. Dit komt overeen met het bedrag van de marges onder het plafond voor vastleggingskredieten in de definitieve begroting 2014. De vastleggingen op speciale instrumenten worden niet in aanmerking genomen, aangezien zij worden uitgevoerd boven de maxima van het MFK.

Overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de MFK-verordening, wordt voor de berekening van de OMV een deflator van 2 % gebruikt. Het bedrag van de resterende marge van 2014 dat voor 2016 beschikbaar worden gesteld, is 543,0 miljoen EUR in lopende prijzen12. De OMV in prijzen van 2011 komt uit op 491,8 miljoen EUR.

Onderstaande tabel bevat de details van de berekening van de OMV.

 x miljoen EUR
Maximum VK 2014142.540,0
Totaal toegestane kredieten begroting 2014142.690,3
waarvan speciale instrumenten:672,2
Solidariteitsfonds van de Europese Unie126,7
Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering159,2
Reserve voor noodhulp297,0
Flexibiliteitsinstrument89,3
Overkoepelende marge voor vastleggingen 2014 (prijzen 2014)521,9
Overkoepelende marge voor vastleggingen 2014 (prijzen 2011)491,8
In 2016 beschikbare OMV (prijzen 2016)543,0


1PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884.

2PB L 103 van 22.4.2015, blz. 1.

3COM(2014) 307 final van 28.5.2014.

4Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PB L 30 van 31.1.2009, blz. 16).

5Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 608).

6Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 994/2014 van de Commissie van 13 mei 2014 tot wijziging van de bijlagen VIII en VIII quater bij Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad, van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen II, III en VI bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad. PB L 280 van 24.9.2014, blz. 1.

7Gedelegeerde verordening (EU) nr. 1378/2014 van de Commissie van 17 oktober 2014 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad en van de bijlagen II en III bij Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad. PB L 367 van 23.12.2014, blz. 16.

8Uitvoeringsverordening (EU) 2015/141 van de Commissie van 29 januari 2015 houdende wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2014/367 tot vaststelling van het nettosaldo dat voor de uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (PB L 24 van 30.1.2015, blz. 11).

9Besluit (EU) 2015/435 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2014 over de gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven, PB L 72 van 17.3.2015, blz. 4.

10Mocht een van de overdrachten 2014–2015 vervallen in 2015, dan zal het overeenkomstige bedrag worden opgeteld bij de berekening van de OMB in 2016.

11Het verschil met 350 miljoen EUR (7,3 miljoen EUR) komt overeen met de onderbesteding van de EFG-kredieten.

12Bij gebruik van de totaliteit of een deel van het bedrag in de jaren 2017-20 zal het dienovereenkomstig worden aangepast door toepassing van de deflator van 2 % overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de MFK-verordening.

NL NL