Artikelen bij COM(2015)239 - Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2016 in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Raadpleging over de vangstmogelijkheden voor 2016

in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid

Inleiding


In deze mededeling worden de beginselen uiteengezet voor de voorstellen van de Commissie betreffende de vangstmogelijkheden voor 2016. De lidstaten, adviesraden, belanghebbenden en het publiek worden uitgenodigd zich te beraden over de hier beschreven beleidsoriëntaties en de Commissie uiterlijk op 1 oktober 2015 aanbevelingen en suggesties te verschaffen.

De vangstmogelijkheden voor 2016 zullen worden bepaald in het kader van de doelstellingen van het nieuwe gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB), meer bepaald de doelstelling om de impact van de vissersvloten op de bestanden (visserijsterfte) zo snel mogelijk terug te brengen tot het niveau dat nodig is om de bestanden in staat te stellen weer een biomassaniveau te bereiken dat de maximale duurzame opbrengst (maximum sustainable yield – MSY) kan opleveren. Dit zal bijdragen aan het bereiken van een goede milieutoestand in de Europese zeeën tegen 20201 en aan het terugdringen van de invloed van de visserij op het mariene ecosysteem. De Commissie zal zich bij haar voorstellen voor de vangstmogelijkheden baseren op het beschikbare biologische advies2. Indien geen dergelijk advies voorhanden is, zal de Commissie overeenkomstig de GVB-objectieven de voorzorgsbenadering toepassen.


2016 is het jaar waarin de aanlandingsverplichting voor de demersale visserijen in de Noordzee en in de Atlantische wateren van de Europese Unie van kracht wordt en een belangrijk deel van de EU-vloot in het noordoostelijke gedeelte van de Atlantische Oceaan dus verplicht zal worden alle vangsten aan boord te brengen en te houden, en aan te landen. De vangstmogelijkheden voor bestanden die onder de aanlandingsverplichting vallen, moeten aan de hand van biologisch advies worden vastgesteld op basis van de vangsten en niet de aanlandingen, en zonder de MSY-doelstelling in gevaar te brengen of de visserijsterfte te doen toenemen.


Overbevissing is wijd verbreid in de Middellandse en de Zwarte Zee. De Commissie blijft zich actief inzetten om deze samen met de lidstaten en belanghebbenden evenals op internationaal niveau te bestrijden via verbeterde kennis over de bestanden en beheersmaatregelen.


Krachtens artikel 50 van de GVB-verordening moet de Commissie jaarlijks bij het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengen over de vorderingen bij het verwezenlijken van de maximale duurzame opbrengst en over de situatie van de visbestanden. Deze mededeling is bedoeld als verslag over die vorderingen.


MSY en wisselwerking met meerjarenplannen


Na de GVB-hervorming werd een taskforce opgericht om de interinstitutionele impasse inzake meerjarenplannen te doorbreken. Deze taskforce rondde haar werkzaamheden in april 2014 af met een kader voor een vlottere ontwikkeling en invoering van meerjarenplannen in het kader van het GVB. De nieuwe generatie meerjarenplannen dienen streefdoelen voor MSY (met termijnen) te bevatten voor de visserijbepalende bestanden. Bovendien kunnen met deze plannen marges voor exploitatieniveaus (visserijsterftecijfers) worden ingevoerd die in overeenstemming met MSY worden geacht.


Op basis van de conclusies van de taskforce heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een meerjarenplan voor de visserijen in de Oostzee3, dat voorgestelde streefwaarden en termijnen voor het bereiken van MSY bevat. Momenteel worden met belanghebbenden ook andere voorstellen besproken voor een plan voor gemengde visserijen op demersale soorten in de Noordzee en een plan voor gemengde visserijen op demersale soorten in de westelijke wateren. Een meerjarenplan voor de pelagische visserijen in de Atlantische oceaan wordt overwogen. Bij de voorbereiding van haar voorstellen voor deze plannen heeft de Commissie de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) verzocht om voor de betrokken bestanden waarvoor de vangstmogelijkheden door de Raad worden vastgesteld MSY-marges te verschaffen die vervolgens kunnen worden gebruikt bij het beheer van gemengde visserijen in het kader van deze plannen. Voor een groot aantal bestanden heeft ICES dergelijke marges verschaft4.


De Commissie maakt zich ernstige zorgen over de toestand in de Middellandse Zee. Om MSY te bereiken zijn concrete maatregelen nodig. De Commissie wil zich in de eerste plaats richten op de bestanden die (bijna) uitsluitend door EU-vloten worden bevist. Zij is van plan in 2015/2016 EU-meerjarenplannen (inclusief termijnen) voor de Middellandse Zee voor te stellen die in overeenstemming zijn met de MSY-doelstelling: een plan voor ansjovis en sardine in het noordelijke deel van de Adriatische Zee en een plan voor demersale soorten in het noordwestelijke deel van de Middellandse Zee. Momenteel vinden besprekingen met lidstaten en belanghebbenden plaats over andere EU-meerjarenplannen (bv. demersale soorten in de Adriatische Zee en kleine pelagische soorten in het noordwestelijke deel van de Middellandse Zee). De Commissie heeft tevens nationale beheersplannen5 onder de loep genomen om te bekijken of deze op gepaste wijze de MSY-doelstelling weerspiegelen. Ongeveer de helft van de nationale plannen zijn gebaseerd op een MSY-doelstelling (-proxy). Het gaat vooral om de in 2013 en 2014 vastgestelde plannen. Plannen zonder MSY-parameter werden voornamelijk op basis van de voorzorgsbenadering vastgesteld. De Commissie zal het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) verzoeken om een evaluatie en, met prioriteit, om MSY-ramingen voor alle bekende bestanden. De Commissie zal dan contact opnemen met de betrokken lidstaten om ervoor te zorgen dat de nationale beheersplannen waar nodig snel worden aangepast aan de MSY-doelstelling, inclusief de termijn.


Voor bestanden die met derde landen worden gedeeld (zoals demersale bestanden in de Straat van Sicilië, kleine pelagische en demersale bestanden in de Ionische en de Egeïsche Zee), zal de Commissie gepaste actie op het niveau van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (GFCM) bevorderen.


In de Zwarte Zee blijft de Commissie samen met de betrokken lidstaten en op GFCM-niveau werken aan maatregelen, vooral om ongeregistreerde visserij op platvis (tarbot) te bestrijden.


Voorstellen voor totaal toegestane vangsten (TAC's) 2016


Bestanden met MSY-beoordeling


Voor de TAC-voorstellen voor 2016 plant de Commissie te blijven gebruikmaken van de beschikbare puntenwaarden voor MSY en zal zij naar deze puntenwaarden blijven verwijzen totdat een overeenkomst is bereikt over nieuwe meerjarenplannen en deze van kracht zijn.


Onder meer dankzij de aanzienlijke vooruitgang die de Raad heeft geboekt bij het vaststellen van de TAC's in overeenstemming met MSY (van 5 in 2009 naar 36 in 2015), is het aantal bestanden dat op MSY-niveau wordt bevist, gestegen tot 26 bestanden in 2015. Een opmerkelijk voorbeeld is de Oostzee, waar de Raad sinds kort TAC's in overeenstemming met MSY is gaan vaststellen, waardoor het aantal bestanden dat op MSY-niveau wordt bevist, de voorbije jaren is gestegen van 0 naar 3 (van de 6 bestanden met een MSY-beoordeling).


Ook in 2016 en 2017 moet worden voortgegaan op de ingeslagen weg en moeten omstandigheden worden gecreëerd om MSY zo snel mogelijk, en uiterlijk in 2020, te bereiken. Daarom is de Commissie voornemens TAC's voor te stellen die erop gericht zijn om MSY in 2016 te bereiken. Enkel indien dit zou leiden tot aanzienlijke jaarlijkse verlagingen van de vangstmogelijkheden die de sociale en economische duurzaamheid van de betrokken vloten in gevaar zouden brengen, zou het aanvaardbaar zijn de termijn voor het bereiken van de doelstelling te verlengen tot na 2016 (maar niet later dan 2020) door middel van een meer geleidelijke verlaging van de vangstmogelijkheden om MSY tijdig te bereiken.


De Commissie blijft de evolutie van de toestand van de bestanden in alle EU-zeebekkens volgen, met bijzondere aandacht voor de bestanden die nog niet volgens MSY worden bevist, en zij blijft de ontwikkelingen van deze bestanden onderzoeken met het oog op het tijdig bereiken van MSY. De invoering van meer selectieve visserijpraktijken kan daarbij helpen.


Bestaande meerjarenplannen die overeenstemmen met MSY, dienen te worden toegepast. Bij plannen die onverenigbaar met het GVB zijn geworden (bijvoorbeeld omdat ze op een andere dan de MSY-doelstelling zijn gebaseerd of omdat een andere doelstelling is bereikt), is de Commissie voornemens voorstellen voor TAC's op basis van MSY goed te keuren.


Voor met derde landen gedeelde bestanden (met een MSY-beoordeling) wil de Commissie met onze partners overeenstemming bereiken over de benadering. Voor bestanden die via regionale organisaties voor visserijbeheer (ROVB's) worden beheerd, wil de Commissie de benadering volgen die door de Raad is vastgesteld in onderhandelingsrichtsnoeren voor ROVB's, waarin is bepaald dat dezelfde normen en beginselen als in de EU moeten worden gevolgd, en wil zij, waar van toepassing, nauwe samenwerking in het kader van regionale zeeverdragen bevorderen om de gegevens en het wetenschappelijk advies te verbeteren.


Andere bestanden


Voor bestanden waar geen MSY-beoordeling noch ramingen voorhanden zijn, zal de Commissie geraamde waarden in overweging nemen. De TAC-voorstellen zullen op beschikbaar biologisch advies worden gebaseerd, zonder de instandhoudingsbehoeften van de bestanden in gevaar te brengen. De volgende gevallen zijn geconstateerd.


Bestanden waarvoor gegevens beschikbaar zijn voor het bepalen van de MSY-proxy's


Voor deze bestanden, waarvoor talrijke gegevens en voorspellingen van tendensen voorhanden zijn en die beoordeeld zijn op basis van analyse, is doorgaans een MSY-proxy beschikbaar met kwantitatief vangstadvies. Bij haar voorstellen voor de vaststelling van TAC's zal de Commissie een vergelijkbare benadering hanteren als bij bestanden met een volledige MSY-beoordeling.


Bestanden met op basis van surveygegevens beoordeelde tendensen of met reeksen van vangsttijdstippen voor de ontwikkeling van MSY-proxy's


Bij gebrek aan een MSY-beoordeling is het advies kwantitatief; het gaat dan om voorgestelde vangstbeperkingen. De Commissie is voornemens gebruik te maken van het ICES-advies over deze bestanden en zal zich per geval beraden over de situatie, met inachtneming van de voorzorgsbenadering.


Bestanden met een vermoeden van stabiliteit


De Raad en de Commissie hebben in het verleden een akkoord bereikt over de handhaving van de TAC’s voor 26 bestanden, tenzij uit biologisch advies zou blijken dat ze moeten worden aangepast. De meeste daarvan zijn bestanden die enkel als bijvangst worden geëxploiteerd of waarvan de quota slechts in beperkte mate worden benut, bestanden van geringe economische betekenis of met beperkte informatie over de toestand van het bestand. De Commissie is van plan deze benadering te blijven volgen, rekening houdend met eventuele aanwijzingen van ICES die in de richting van een herziening wijzen.


Bestanden zonder biologisch advies


Bij bestanden waarvoor geen biologisch advies beschikbaar is, moet de voorzorgsbenadering in overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de GVB-verordening worden toegepast op systematische, vooraf vastgestelde en transparante wijze. ICES werkt aan de verdere ontwikkeling van hulpmiddelen om de bestaande leemtes op te vullen.


TAC's en de verplichting om alle vangsten aan te landen


In 2016 wordt de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de Noordzee en in het noord- en zuidwestelijke deel van de Atlantische wateren van kracht. Een groot aantal vissers zal voor het eerst onder de aanlandingsverplichting vallen.


De lidstaten werken op regionaal niveau samen voor de toepassing van de aanlandingsverplichting en ontwikkelen daartoe regionale gemeenschappelijke aanbevelingen voor een teruggooiplan (die vervolgens onder vastgestelde voorwaarden kunnen worden omgezet in verordeningen van de Commissie die voor alle betrokken vaartuigen gelden). In vergelijking met de aanlandingsverplichting 2015 hebben de lidstaten meer vrijheid met betrekking tot de geleidelijke invoering van de aanlandingsverplichting (van 2016 voor visserijbepalende soorten tot eind 2018 voor de andere soorten in de visserij).


Voor de betrokken visserijen moet de TAC worden vastgesteld met inachtneming van het feit dat de vangstmogelijkheden worden vastgesteld als afspiegeling van de vangsten en niet meer als afspiegeling van de aanlandingen. In de praktijk dient ICES-advies voortaan op vangsten (met inbegrip van de vangsten die voorheen werden teruggegooid en nu moeten worden aangeland) en niet langer op aanlandingen te zijn gebaseerd.


TAC-aanpassingen maken deel uit van het totale maatregelenpakket dat de toepassing van de aanlandingsverplichting in de desbetreffende visserijen beoogt. Bepalingen in het toepasselijke teruggooiplan kunnen met name de behoefte aan TAC-aanpassingen en de omvang ervan beïnvloeden. Zo kan bijvoorbeeld de invoering van een de-minimisbepaling voor een bepaalde visserij de behoefte aan TAC-aanpassingen verkleinen. Ook een beter quotabeheer op nationaal niveau (waaronder aangepaste strategieën voor quotaoverdracht) en het gebruik van de flexibiliteit met soortoverschrijdende quota kunnen van invloed zijn op de TAC-aanpassingen. Wanneer de Commissie TAC-aanpassingen voorstelt, zal zij deze elementen per geval in overweging nemen.


Gegevens over teruggooi zijn sinds jaar en dag niet altijd volledig en het is voor ICES wellicht niet altijd mogelijk advies te verstrekken over specifieke cijfers. In dergelijke situaties voert de Commissie geen mechanische beleidscriteria in, zoals een vast plafond voor TAC-aanpassingen, maar vraagt zij ICES zo veel mogelijk de totale historische 'uitname' te evalueren, nieuwe beschikbaar gekomen (gevalideerde) gegevens in te voeren en waar nodig extrapolaties te maken, waar dit methodologisch aanvaardbaar is.


De Commissie is voornemens TAC-aanpassingen voor te stellen voor bestanden die onder de aanlandingsverplichting 2016 vallen. Voor bestanden waarvan bepaalde vangsten moeten worden aangeland (in visserijen die vanaf 2016 onder de aanlandingsverplichting vallen), en andere vangsten nog mogen worden teruggegooid (in visserijen die pas tussen 2017 en 2019 onder de aanlandingsplicht komen te vallen), is de Commissie van plan TAC-aanpassingen voor te stellen als het gaat om vangsten uit een bestand die grotendeels onder de aanlandingsverplichting vallen. Voor bestanden waarvoor de aanlandingsverplichting later van kracht wordt, hoeven de TAC's in 2016 niet te worden aangepast.


Voor bestanden die gezamenlijk met internationale partners (derde landen, ROVB's) worden beheerd, zullen eventuele TAC-aanpassingen eerst met deze partners worden besproken.


ICES werd verzocht de beschikbare teruggooigegevens zo veel mogelijk op te nemen in de betrokken evaluaties van de bestanden en in de vangstramingen. ICES zal gebruikmaken van gevalideerde gegevens. De beoordeling van de situatie (waar TAC-aanpassingen gerechtvaardigd zijn) kan echter slechts worden afgerond wanneer de gemeenschappelijke aanbevelingen voor de teruggooiplannen klaar zijn en aan de Commissie zijn voorgelegd.


Algemeen gesteld moeten de aangepaste TAC's verenigbaar blijven met het bereiken van MSY en mogen ze de visserijsterfte niet verhogen.

Ontwikkeling van de toestand van de bestanden

Vorderingen bij het bereiken van MSY

Deze mededeling is de tiende jaarlijkse beleidsverklaring inzake vangstmogelijkheden. In 2006, het jaar van de eerste mededeling van de Commissie, maakte zij ook voor het eerst haar voornemen bekend om MSY in te voeren bij de vaststelling van TAC's6.


In het licht van de verslagleggingsverplichting (artikel 50 van de GVB-verordening) heeft de Commissie het WTECV verzocht een nieuwe methodologie te ontwikkelen voor de verslaglegging inzake de vooruitgang bij het bereiken van MSY7. Bij deze methode mogen tijdreeksen worden gehanteerd om de vooruitgang te meten. Ze geeft aanduidingen over het aantal bestanden dat in overeenstemming met MSY wordt bevist en over relevante biomassaparameters. Ze kan worden toegepast op meer bestanden dan vroeger het geval was. Om verwarring te vermijden, worden de vorige tijdreeksen niet langer bijgewerkt8. Bijlage 1 bevat een eerste overzicht volgens de nieuwe methodologie.


Voor de Middellandse Zee zijn op dit moment geen vergelijkbare ramingen beschikbaar. De Commissie werkt hier samen met het WTECV aan en verwacht verbetering in de nabije toekomst, met name met de invoer van MSY-ramingen.


Regionale evaluatie


Sinds 2006 is de visserij in alle gebieden van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan, de Noordzee en de Oostzee algemeen geëvolueerd in de richting van MSY (bevissing op of onder MSY-niveau). Enkele van de belangrijkste tendensen in deze wateren tussen 2006 en 2014 zijn:


- het aantal op MSY-niveau beviste bestanden steeg van 2 naar 269;

- het aantal bestanden binnen biologisch veilige grenzen nam toe van 11 naar 21;

- het aantal bestanden met kwantitatief vangstadvies is uitgebreid van 59 naar 72.

Tegenwoordig bevinden veel belangrijke pelagische bestanden en bestanden in de Noordzee en de Oostzee zich gemiddeld in de buurt van MSY, maar is er minder vooruitgang in de demersale visserijen in de westelijke EU-wateren (zie bijlage 1, tabel 310). Dit kan te maken hebben met het consistent vaststellen van hogere TAC's (dan voorgesteld) in sommige zeebekkens. Uit de nieuwe verslagleggingsmethode lijkt ook naar voren te komen dat de tendens van forse vooruitgang nu waarschijnlijk vertraagt.

In de Middellandse en de Zwarte Zee zijn de bestanden ruim overbevist en/of in slechte staat, met name bestanden die hoofzakelijk of uitsluitend door EU-marktdeelnemers worden bevist.


Middellandse Zee en Zwarte Zee

In de Middellandse Zee worden bepaalde visbestanden grotendeels door EU-vissersvaartuigen bevist, terwijl andere gezamenlijk met niet-EU-landen worden geëxploiteerd. Van alle beoordeelde bestanden in de Middellandse en de Zwarte Zee (EU- plus gedeelde bestanden) wordt algemeen gezien slechts 8,6 % bevist overeenkomstig het MSY-niveau (bijlage II). Ondanks recente verbeteringen blijft het aantal bestanden met een onbekende status hoog. De Commissie werkt aan een uitbreiding van de gegevensverzameling voor alle betrokken bestanden en heeft het WTEVC om advies over nieuwe bestanden verzocht.

De EU-visbestanden bevinden zich hoofdzakelijk in het noordwestelijke deel van de Middellandse Zee (Noord-Spanje, Balearen, Golfe du Lion, Corsica en Sardinië, Ligurische en Tyrreense Zee) en in het centrale deel van de Middellandse Zee (het noordelijke deel van de Adriatische Zee). Uit gegevens van 2013 blijkt dat 96 % van de EU-visbestanden boven het MSY-niveau worden bevist11. Bij bestanden als heek, mul, zwarte zeeduivel en blauwe wijting ligt de huidige visserijsterfte meer dan zes keer hoger dan MSY. Slechts 4 % van de EU-visbestanden wordt bevist op een niveau in de buurt van MSY12.

Met derde landen gedeelde bestanden bevinden zich voornamelijk in het westelijke (Zee van Alborán en Algerijnse kust), centrale (Straat van Sicilië, het eiland Malta, het zuidelijke deel van de Adriatische Zee en de Ionische Zee) en oostelijke deel (Egeïsche Zee, de eilanden Kreta en Cyprus en de Levantijnse Zee) van de Middellandse Zee en in de Zwarte Zee. Uit gegevens van 2013 blijkt dat 91 % van deze bestanden ver boven het MSY-niveau worden bevist13. Slechts 9 % van deze bestanden wordt bevist op een niveau in de buurt van MSY14. Momenteel worden zowel op EU- als op internationaal niveau voorbereidingen getroffen voor concrete maatregelen met het oog op het bereiken van MSY-streefwaarden.

Deels omdat de bestanden met derde landen worden gedeeld, moet met betrekking tot de Zwarte Zee nog worden gewerkt aan een beter bestuur en beheer van hulpbronnen. Samen met de lidstaten en de GFCM werkt de Commissie aan deze verbetering.

Oostzee

Resolute acties bij de vaststelling van de vangstmogelijkheden hebben de voorbije jaren een ommekeer teweeggebracht in de toestand van (sommige) bestanden: terwijl in 2006 geen enkel bestand op MSY-niveau werd bevist, zijn de TAC's voor haring (4) en sprot (1) dit jaar vastgesteld op MSY-niveau. De vangstmogelijkheden voor westelijke kabeljauw zijn vastgesteld met het oog op het bereiken van MSY tegen 2016 (in twee gelijke stappen). Bij andere bestanden zijn de TAC's in overeenstemming met de voorzorgsbenadering (schol en oostelijke kabeljauw, waar geen biologisch advies beschikbaar is) of met het voorgestelde beheersplan (zalm).

Noordzee, Skagerrak en Kattegat

Demersale bestanden van koolvis, schol en schelvis worden bevist op een niveau dat in overeenstemming met MSY is, net als Nephrops in het Skagerrak, de Fladengronden, de Firth of Forth en de Moray Firth. Tong in de Noordzee wordt net op MSY-niveau bevist. Alle andere bestanden worden ofwel boven MSY bevist of hebben geen volledige beoordeling.  

De visserijsterfte bij kabeljauw in de Noordzee is teruggedrongen (maar bevindt zich nog steeds boven MSY-niveau); de omvang van het bestand groeit, maar ligt slechts iets boven de grenswaarde voor de biomassa (en ver van het voorzorgsniveau). De teruggooipercentages zijn gedaald, maar bedragen nog steeds zo'n 25 % van de aanlandingen. In het Kattegat en het Skagerrak bevinden de kabeljauw- (Kattegat) en tongbestanden zich op een zeer laag niveau. Bovenop de beperkte vangstmogelijkheden kunnen dus extra maatregelen nodig zijn.

Pelagische bestanden van het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan

De meeste haringbestanden (Noordzee, westen van Schotland, Ierse Zee en Keltische Zee) worden bevist op een niveau dat in overeenstemming met MSY is. Voor 2015 zijn de TAC's vastgesteld overeenkomstig de MSY voor deze bestanden. Ook voor zuidelijke horsmakreel is de situatie gunstig en de TAC laat in 2015 nog steeds bevissing op MSY-niveau toe. Voor sommige bestanden is de situatie verbeterd, zoals bijvoorbeeld de westelijke horsmakreel (werd boven MSY bevist, maar de TAC 2015 stemt overeen met MSY). Haring wordt ten noordwesten van Ierland boven MSY bevist en er zijn aanwijzingen dat ook horsmakreel in de Noordzee en in het oostelijke deel van het Kanaal boven MSY zou worden bevist.

Op grond van de recente overeenkomst tussen de Faeröer, Noorwegen en de EU inzake duurzaam beheer van makreel heeft de EU voor 2015 gepleit voor een TAC in overeenstemming met MSY, maar Noorwegen stemde niet in met een TAC die lager ligt dan een TAC in overeenstemming met FPA (visserijsterfte op voorzorgsniveau).  Voor de blauwe wijtingbestanden zijn de kuststaten het eens geworden over een TAC onder MSY, maar er was geen overeenstemming over een herziene quotaverdelingsregeling. Bijgevolg heeft de EU een TAC 2015 vastgesteld op basis van een hypothetish TAC-cijfer onder MSY en op basis van haar aandeel in het bestand in 2014.

Het Iberisch-Atlantische gebied en de Golf van Biskaje

Het zuidelijke heekbestand blijft aangroeien, maar wordt nog steeds boven MSY bevist, evenals het schartongbestand. Zuidelijke zeeduivel is in goede staat en wordt op duurzame wijze bevist. Het langoestinebestand (in de Cantabrische Zee en het noordelijke deel van het Iberisch schiereiland) is nog steeds uitgeput, terwijl het bestand in het zuiden stabiel is of aangroeit.

Ansjovis in de Golf van Biskaje wordt op duurzame wijze bevist. Het bestand heeft dan ook een omvang boven het recente gemiddelde en een maximaal voortplantingspotentieel. Gezien de recente stijging van de visserijsterfte bij tong zijn de betrokken lidstaten extra controle-acties overeengekomen. Doorgaans zijn voor de Golf van Biskaje en het Iberisch-Atlantische gebied slechts een beperkt aantal beoordelingen van de bestanden voorhanden.

Wateren ten westen van Schotland, de Ierse Zee en de Keltische Zee

De schelvisbestanden ten westen van Schotland en in de Ierse Zee geven blijk van verbetering, maar kabeljauw en wijting blijven op een laag niveau, met een hoge visserijsterfte en een grote teruggooi. De lidstaten hebben samen met de sector technische maatregelen ontwikkeld om de kabeljauwsterfte terug te dringen en om ongewenste vangsten te vermijden (bv. in de Ierse zee) en de situatie zal verder worden geëvalueerd. Voor verschillende bestanden bestaat er geen analytische beoordeling (beperkte beschikbaarheid van gegevens of lage vangsten) en zijn extra inspanningen nodig om de gegevensstatus te verbeteren.

In de Keltische Zee werden de vangstmogelijkheden verlaagd omdat het effect van recente sterke aanwas van jonge vis stilaan wegebt. Op grond van MSY-advies (voor het eerst in 2014) werden de vangstmogelijkheden voor kabeljauw en wijting aanzienlijk verlaagd. Schelvis heeft een periode van beperkte aanwas gekend en ook teruggooi is een probleem. De Commissie heeft de uitvoeringsverordening van 2012 (inzake het gebruik van een paneel met vierkante mazen bij bepaalde vlootsegmenten die witvis vangen in de Keltische Zee) gewijzigd om de selectiviteit te verhogen en de teruggooi te beperken. Voor de meeste Nephropsbestanden is er nu biologisch advies beschikbaar dat is gebaseerd op de MSY-benadering. Voor het beheer van Nephrops op de Porcupine Bank geldt nog steeds een aparte sub-TAC en een seizoensgebonden sluiting.

Verscheidene bestanden, waaronder tong in het westelijke deel van het Kanaal, kabeljauw in de Ierse Zee en Nephrops in delen van gebied IX, bevinden zich op een zorgwekkend laag niveau.

Atlantische zeebaars

Atlantische zeebaars (in het zuidelijke deel van de Noordzee en het Kanaal, in de richting van de Keltische Zee en de Atlantische Oceaan) verkeert in een erbarmelijke staat. In januari 2015 heeft de Commissie noodmaatregelen genomen om de paaibestanden te beschermen, waarbij de visserij op zeebaars met pelagische trawls werd gesloten, en de Raad heeft in alle EU-wateren beperkingen voor recreatievissers ingevoerd. De Commissie heeft in 2015 extra beheersmaatregelen voorgesteld (maandelijkse vangstbeperkingen voor verschillende visserijen met impact op zeebaars en een grotere maaswijdte). Zij zal maatregelen voorstellen voor duurzaam beheer van het zeebaarsbestand in het kader van een voorstel voor een meerjarenplan voor de westelijke wateren.

Diepzeesoorten

De vangstmogelijkheden voor diepzeebestanden worden per twee jaar vastgesteld en het volgende ICES-advies wordt verwacht in 2016 (TAC's voor 2017 en 2018). De Commissie monitort de verbintenissen van de lidstaten met het oog op beheersmaatregelen voor zeebrasem en heeft de samenwerking met derde landen (in ICES-gebied IX) vergemakkelijkt. Dit moet leiden tot een beter zicht op de toestand van het bestand en het exploitatiepatroon ervan om zo tot een overeenkomst met derde landen te komen over beheersmaatregelen die een verdere achteruitgang moeten tegenhouden en een duurzaam beheer van het bestand moeten waarborgen.

Economische prestaties van de vloten en MSY

Bevissing op MSY-niveau biedt het vooruitzicht op herstel van het bestand tot een niveau dat hoge opbrengsten oplevert. Een opmerkelijk voorbeeld van een hogere opbrengst door te vissen op MSY-niveau is de visserij op schelvis in het noordoostelijke deel van de Atlantische Oceaan: de rentabiliteit van de vlootsegmenten die het meest afhankelijk zijn van schelvis, is aanzienlijk gestegen15, met een verdubbeling van de nettowinst tussen 2008 en 2012 en een stijging van de bruto toegevoegde waarde met bijna 20 miljoen euro. Een stijging van de aanlandingen (in gewicht) ging gepaard met hogere gemiddelde lonen en behoud van arbeidsplaatsen. Het voorbeeld van Nephrops in de Noordzee toont ook een betere economische prestatie (2009-2012)16. Grafische voorstellingen van voorbeelden zijn te vinden in bijlage III.

Conclusie

Er zijn belangrijke stappen gezet in de richting van de MSY-doelstelling: momenteel worden 32 bestanden (van de 62 die over een MSY-beoordeling beschikken) op of onder MSY-niveau bevist in de Atlantische EU-wateren, de Noordzee en de Oostzee.

De prestaties van de pelagische visserijen in de Atlantische Oceaan en globaal genomen de demersale visserijen in de Noordzee en de Oostzee zijn verbeterd. De situatie in delen van de westelijke wateren is nog steeds zorgwekkend.

De Commissie zal de ontwikkeling in alle gebieden blijven monitoren en is voornemens voorstellen voor vangstmogelijkheden te formuleren die gericht zijn op het tijdig bereiken van MSY voor alle betrokken bestanden. Met het oog op een zo groot mogelijke stabiliteit zal de Commissie voor een aantal bestanden stabiele TAC's voorstellen, tenzij uit advies blijkt dat een herziening zich opdringt.

De situatie in de Middellandse Zee is helemaal anders: zeer langzame vooruitgang, zowel op het vlak van kennis over de bestanden als van duurzame exploitatie van de bestanden. Deze zorgwekkende situatie betreft zowel bestanden die uitsluitend door vloten van de lidstaten worden bevist als voor bestanden die met derde landen worden gedeeld. De Commissie is van plan nog meer inspanningen te leveren in de gebieden met de laagste vooruitgang.

Tijdschema

Het voorlopige tijdschema voor de werkzaamheden ziet er als volgt uit:

VerordeningICES-adviesVoorstel van de CommissieRaad
OostzeeEind meiAugustusOktober
Atlantische Oceaan, Noordzee, andere (niet-EU-)gebiedenEind juni (& oktober)OktoberDecember
Zwarte ZeeEind oktoberNovember


1 Als vereist krachtens Richtlijn 2008/56/EG van 25 juni 2008 (Kaderrichtlijn mariene strategie).

2 Van ICES en, waar van toepassing, van WTECV en van het raadgevend wetenschappelijk comité van de GFCM (Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee).

3 COM(2014) 614 final van 6 oktober 2014.

4 ICES Special Request Advice, 31 maart 2015.

5 Vastgesteld op grond van artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006.

6 COM(2006) 360 def.

7 Verslagleggingsverplichting in het kader van het nieuwe GVB (WTECV-14-23), december 2014.

8 De vorige tijdreeksen (reeksen van vangsttijdstippen) zijn te vinden in mededeling COM(2014) 388 final.

9 Gegevens van 2002 tot 2015.

10 Uit het WTEVC-verslag 'Monitoring van de uitvoering van het gemeenschappelijk visserijbeleid' (WTEVC-15-04) - Wetenschappelijke en beleidsverslagen van het JRC, ter perse 2015.

11 Gemiddelde verhouding huidige bevissing/MSY-bevissing=3,32.

12 Een sardinebestand (ten zuiden van Sicilië) en een roze diepzeegarnaalbestand (verdeeld over de Ligurische Zee en het noorden van de Tyrreense Zee).

13 Gemiddelde verhouding huidige bevissing/MSY-bevissing=2,42.

14 Twee sardinebestanden (noordelijk en zuidelijk deel van de Zee van Alborán), een sprotbestand (Zwarte Zee) en een langoustinebestand (zuiden van Sicilië en eiland Malta).

15 Ondanks een stijging van de brandstofkosten met 30 % tussen 2008 en 2012.

16 Gebaseerd op het jaarlijkse economische verslag inzake de EU-vissersvloot 2014 (WTECV-14-16).

NL NL