Artikelen bij COM(2016)392 - Dertiende verslag overzicht van handelsbeschermingsmaatregelen van derde landen tegen de EU voor het jaar 2015

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 15.6.2016

COM(2016) 392 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

DERTIENDE VERSLAG

OVERZICHT VAN HANDELSBESCHERMINGSMAATREGELEN VAN DERDE LANDEN TEGEN DE EUROPESE UNIE VOOR HET JAAR 2015

{SWD(2016) 197 final}


1. Inleiding

De handelsbescherming (ook wel handelsbeschermende maatregelen genoemd) wordt gewaarborgd door de drie handelsbeschermingsinstrumenten ("HBI"): antidumping- ("AD-"), antisubsidie- ("AS-") en vrijwaringsmaatregelen. Waar AD- en AS-maatregelen gericht zijn op het tegengaan van de negatieve gevolgen van oneerlijke handelspraktijken als gevolg van invoer met dumping of subsidiëring waardoor de binnenlandse industrie ernstige schade lijdt of dreigt te lijden, zijn vrijwaringsmaatregelen gericht op het tijdelijk beschermen van de binnenlandse industrie tegen de negatieve gevolgen van een onvoorziene en aanzienlijke toename van de invoer waardoor zij ernstige schade lijdt of dreigt te lijden. Ook moet worden opgemerkt dat vrijwaringsmaatregelen worden toegepast op de invoer uit alle landen en dus erga omnes werken, terwijl AD- en AS-maatregelen gerichter zijn en worden toegepast op een specifiek land (of zelfs een specifieke onderneming).

De toepassing van HBI wordt geregeld in het kader van de relevante overeenkomsten en jurisprudentie van de Wereldhandelsorganisatie ("de WTO"). Dergelijke regels moeten strikt worden nageleefd, zodat het multilaterale systeem van de WTO naar behoren werkt. De onjuiste toepassing van HBI kan leiden tot onrechtmatige en ongerechtvaardigde maatregelen met negatieve gevolgen voor de vrije en eerlijke handel. Dit geldt met name voor de vrijwaringsmaatregelen, het meest belemmerende instrument, aangezien de maatregelen van toepassing zijn op alle landen van oorsprong, ongeacht of deze hun uitvoer verhogen en/of schade veroorzaken. Daarom zijn in de relevante WTO-jurisprudentie hogere normen vastgesteld voor het instellen van vrijwaringsmaatregelen.

In de afgelopen jaren en in samenhang met de wereldwijde economische en financiële crises is het aantal handelsbeschermende maatregelen tegen de Europese Unie (EU) en de afzonderlijke lidstaten toegenomen. In tijden van economische vertraging, wanneer het binnenlandse verbruik in bepaalde sectoren afneemt, gaan bedrijven op zoek naar andere afzetmogelijkheden om te proberen de productie/werkgelegenheid in stand te houden en hun kosten in de hand te houden. Hierbij wordt natuurlijk gekeken naar uitvoermarkten. Daarom is het van cruciaal belang dat deze uitvoermogelijkheden niet worden belemmerd door ongerechtvaardigde handelsbeschermingsmaatregelen die de markttoegang onterecht beperken.

De WTO-leden hebben het recht gebruik te maken van HBI. Het is echter belangrijk dat de HBI op de juiste wijze worden gebruikt en niet tot protectionistische maatregelen leiden. De EU zelf maakt regelmatig gebruik van deze instrumenten (met name van AD en AS) en haar systeem is gebaseerd op een evenwichtige en gematigde aanpak, met in de EU-wetgeving 1 vastgelegde normen, die zelfs verder gaan dan de WTO-verbintenissen. Zo is een toetsing van algemeen belang verplicht, evenals de toepassing van de regel van het laagste recht, waarbij maatregelen worden ingesteld op niveaus die de dumpingmarges niet overschrijden wanneer deze toereikend zijn om de door de betrokken bedrijfstak geleden schade te verhelpen 2 . De EU verwacht van haar handelspartners dat ook zij bij het gebruik van de instrumenten tegen de EU of afzonderlijke lidstaten de afgesproken WTO-normen strikt naleven. In dit verband zet de Europese Commissie ("de Commissie"), haar inspanningen voort om beste praktijken bij het gebruik van HBI onder haar handelspartners te bevorderen en blijft zij nauwlettend toezicht houden op de activiteiten van derde landen ten aanzien van HBI.

Om bovengenoemde redenen treedt de Commissie indien nodig op om systemische problemen bij het gebruik en de toepassing van handelsbescherming door derde landen aan te pakken en de verenigbaarheid met de WTO-regels te verzekeren. De Commissie dient schriftelijke opmerkingen in en neemt ook regelmatig deel aan openbare hoorzittingen in het kader van HBI-procedures van derde landen, vooral wanneer wordt gedacht dat de rechten en belangen van EU-exporteurs op ongerechtvaardigde wijze worden aangetast. De Commissie treedt bovendien op in relevante institutionele gevallen die het gevolg zijn van onze bilaterale overeenkomsten.

Voorts biedt de Commissie ambtenaren van de onderzoekende autoriteiten van derde landen een uitvoerige HBI-gerelateerde opleiding om haar eigen hoge normen voor HBI-onderzoeken te verspreiden en zodoende de kwaliteit van door derde landen verrichte onderzoeken te verbeteren. Deze opleiding wordt doorgaans een keer per jaar georganiseerd in de vorm van een weekseminarie dat openstaat voor maximaal 25 deelnemers uit verschillende derde landen. Ambtenaren uit India, Japan, Jordanië, Tunesië en Vietnam hebben deelgenomen aan de in 2015 georganiseerde opleiding. In de loop van 2015 heeft de Commissie ook contact gehad met meer derde landen — die regelmatig gebruikmaken van HBI, om een uitwisseling van beste praktijken tot stand te brengen met betrekking tot het gebruik van HBI, in aanvulling op de reeds bestaande dialogen.

In het onderhavige verslag worden de algemene tendensen in de handelsbeschermingsactiviteiten van derde landen beschreven die negatieve gevolgen hebben of kunnen hebben voor de uitvoer uit de EU (AD- en AS-maatregelen van derde landen kunnen de EU in haar geheel of individuele lidstaten treffen). Er wordt ook een overzicht geboden van wat het toezicht op derde landen concreet betekent, met een gedetailleerde analyse per land en gedetailleerde cijfers in de bijlage.

2. Algemene tendensen

2.1.Eind 2015 geldende maatregelen

In 2015 waren 151 3  HBI-maatregelen van kracht die gevolgen hadden voor de EU-uitvoer; dit was een stijging ten opzichte van de 140 4  maatregelen die in 2014 van kracht waren. Zoals blijkt uit de onderstaande grafiek, is er sprake van een duidelijke toename van het aantal geldende maatregelen sinds 2010 en blijven HBI-activiteiten vrij belangrijk.

Totaal aantal geldende maatregelen in 2015


Bron: WTO- en EU-statistieken

India is nog steeds het land dat, samen met China, de meeste maatregelen tegen de uitvoer uit de EU heeft ingesteld, met 19 ingestelde maatregelen (4 vrijwaringsmaatregelen en 15 AD-maatregelen in het geval van India en 17 AD-maatregelen en 2 AS-maatregelen in het geval van China). Voor India is dit een afname met 7 maatregelen (AD) ten opzichte van 2014, maar voor China blijft het aantal relatief stabiel, met een toename met één maatregel sinds 2014. India en China worden gevolgd door de Verenigde Staten, met 18 geldende maatregelen, voornamelijk AD-maatregelen, waarvan twee nieuwe HBI-maatregelen voor de EU-uitvoer (1 AS- en 1 AD-maatregel). Brazilië heeft 16 (AD-)maatregelen die van kracht zijn, een aanzienlijke toename met 7 aanvullende maatregelen ten opzicht van het afgelopen jaar. Tot slot is het aantal geldende maatregelen van Turkije (12) stabiel gebleven. Dit is echter het eerste jaar sinds langere tijd dat in Turkije meer AD-maatregelen (7) dan vrijwaringsmaatregelen (5) van kracht zijn.


Eind 2015 geldende maatregelen per land


Bron: WTO- en EU-statistieken 5

Wat het soort gebruikte instrumenten betreft, zijn 108 van de 151 geldende maatregelen AD-maatregelen, 5 AS-maatregelen en 38 vrijwaringsmaatregelen (er moet nogmaals worden gewezen op het feit dat de vrijwaringsmaatregelen worden ingesteld tegen alle landen van oorsprong en dat deze niet altijd rechtstreekse gevolgen hebben voor de EU, die in sommige gevallen een beperkt economisch belang kan hebben).

Indonesië maakte in 2015 het vaakst gebruik van vrijwaringsmaatregelen (namelijk 8 keer), gevolgd door Turkije (5) en India (4). Wat interessant is, is dat sommige landen voor het eerst gebruik hebben gemaakt van vrijwaringsmaatregelen: Chili, Costa Rica, Ecuador, Maleisië en Zambia. De EU voert de desbetreffende producten echter niet of slechts in beperkte mate uit naar deze landen.


2.2.In 2015 ingestelde maatregelen

Er zijn in 2015 in totaal 37 nieuwe maatregelen ingesteld (21 AD-maatregelen, 15 vrijwaringsmaatregelen en 1 AS-maatregel); dit is een lichte stijging ten opzichte van 2014 (34). Brazilië heeft hiertoe het sterkst bijgedragen met 8 nieuwe maatregelen (alle AD-maatregelen). Dit is een aanzienlijke stijging ten opzichte van het afgelopen jaar, toen Brazilië geen enkele HBI-maatregel instelde tegen de uitvoer uit de EU, maar niet verrassend gezien het grote aantal onderzoeken (7) dat in 2014 werd geopend.


2.3.In 2015 geopende onderzoeken

Wat nieuwe onderzoeken betreft, werden in 2015 18 vrijwaringsonderzoeken, 18 AD-onderzoeken en 1 AS-onderzoek geopend. Dit is iets minder dan in 2014 (37 ten opzichte van 41).

Het aantal nieuwe vrijwaringsonderzoeken in 2014 vertoonde een opwaartse trend, maar het aantal daalde in 2015 weer tot het niveau van 2013. In absolute termen is dit echter nog steeds een aanzienlijk aantal.

Wat sectoren betreft, werden in de sector staal de meeste onderzoeken geopend. 19 van de 37 nieuwe onderzoeken die in 2015 werden geopend, hadden betrekking op staalproducten (meer dan de helft van het totaal aantal nieuwe onderzoeken en meer dan de 12 nieuwe onderzoeken met betrekking tot staal in 2014). Deze sector werd gevolgd door de chemiesector, met 7 nieuwe onderzoeken in 2015 (een afname ten opzichte van de 11 nieuwe onderzoeken in 2014). De papiersector, waarop in 2014 bijzonder veel onderzoeken betrekking hadden (5 nieuwe onderzoeken), was in 2015 het voorwerp van 3 nieuwe onderzoeken.

In 2015 geopende nieuwe onderzoeken per sector


Bron: WTO- en EU-statistieken


Zoals reeds vermeld, had de overgrote meerderheid van de nieuwe gevallen in 2015 betrekking op de sector staal, waarin sprake is van een wereldwijde crisis als gevolg van de buitensporige overcapaciteit. De Verenigde Staten stelden in 2015 voorlopige AS-maatregelen in en een paar ontwikkelingslanden opende vrijwaringsonderzoeken (India opende 2 onderzoeken en Chili, Maleisië, Vietnam en Zambia elk 1 onderzoek). Gezien de erga omnes-aard van de vrijwaringsmaatregelen, kunnen deze leiden tot een verlegging van het handelsverkeer, wat echter op het moment van opstelling van dit verslag nog niet lijkt te zijn gebeurd.


De omvang van de wereldwijde overcapaciteit, in combinatie met de dalende vraag en de lage staalprijzen, zorgen ervoor dat de sector zeer kwetsbaar is voor handelsbeschermende maatregelen van derde partijen. Wanneer het onderliggende probleem van de wereldwijde overcapaciteit niet naar behoren wordt aangepakt, kan dit tot meer handelsbescherming leiden. Dit kan ook gevolgen hebben voor andere sectoren, zoals de sectoren aluminium of keramiek.

3. Terugkerende problemen en belangrijkste resultaten

3.1.Terugkerende problemen

Naast verscheidene problemen die in de afgelopen jaren steeds terugkeerden — zoals het regelmatige gebruik van vrijwaringsmaatregelen door opkomende economieën of een gebrek aan transparantie bij HBI-procedures — nam de Commissie in de loop van 2015 een toenemend aantal anti-ontwijkingsprocedures waar. Aangezien momenteel geen uniforme regels zijn vastgesteld in de WTO-overeenkomsten met betrekking tot de bestrijding van ontwijking, is dit een gebied waarop speciale aandacht nodig is. De Commissie trad ook op in procedures die betrekking hadden op de EU-uitvoer van landbouwproducten.

Vrijwaringsmaatregelen bleven ook in 2015 een moeilijke kwestie. Het vrijwaringsinstrument is het meest beperkende instrument en zou dus enkel in echt uitzonderlijke omstandigheden mogen worden gebruikt. Hoewel niet alle vrijwaringsonderzoeken de EU-uitvoer rechtstreeks treffen, treedt de Commissie systematisch op in bijna alle onderzoeken om ernstige tekortkomingen vaak al in de openingsfase aan te kaarten.

Naast de terugkerende tekortkomingen in verschillende vrijwaringsonderzoeken van derde landen (geen duidelijke toename van de invoer, een gebrek aan transparantie of zwakke en niet-overtuigende beoordelingen van de schade), blijft het aantal zaken en de opkomst van nieuwe gebruikers, met name ontwikkelingslanden, zorgwekkend.

Ondanks het systematische optreden van de Commissie, dat wordt voorbereid in samenwerking met het bedrijfsleven en belanghebbenden, worden in de meeste gevallen toch maatregelen ingesteld.

Dergelijk optreden heeft, ten minste in sommige gevallen, echter wel geleid tot minder beperkende maatregelen (d.w.z. lagere rechten, hogere contingenten, een kortere duur of snellere liberalisering van de maatregel) 6 . In sommige gevallen zijn ook maatregelen vermeden, maar de opening van een onderzoek heeft desalniettemin negatieve gevolgen voor de handelsstromen vanwege de onzekerheid van de uitkomst hiervan.

In 2015 opende Chili verrassend het grootste aantal nieuwe vrijwaringsonderzoeken (4 in totaal; India opende in 2014 7 vrijwaringsonderzoeken). Ook opmerkelijk is, dat Zambia actief is geworden op het gebied van handelsbescherming en voor het eerst een staalonderzoek opende, dat leidde tot de instelling van 1 vrijwaringsmaatregel in 2015. De staalsector werd ook getroffen door vrijwaringsmaatregelen die — gezien de erga omnes-aard van het instrument — altijd kunnen leiden tot een verlegging van de handelsstromen en het risico op een domino-effect met zich meebrengen.

Het recht van verweer van de partijen in het kader van HBI-procedures is een belangrijk aspect van elk onderzoek naar handelsbescherming, aangezien de belanghebbenden de mogelijkheid moeten hebben om een niet-vertrouwelijk dossier op tijd te raadplegen. Daarom is het belangrijk dat dit dossier een niet-vertrouwelijke versie van elk geregistreerd document bevat en/of een relevante samenvatting van de vertrouwelijke informatie.

Helaas wordt in veel onderzoeken en rechtsgebieden, met name wanneer er weinig klagers zijn of slechts één, nauwelijks informatie opgenomen in het niet-vertrouwelijke dossier. In dergelijke gevallen treedt de Commissie op en verzoekt zij de onderzoekende autoriteiten om ten minste informatie te verstrekken in geïndexeerde vorm of als orde van grootte zodat de partijen zich een relevant algemeen beeld van de situatie kunnen vormen.


In 2015 is het aantal gevallen van ontwijking 7 van AD-maatregelen toegenomen. Het doel van een onderzoek ter bestrijding van ontwijking is vast te stellen of een exporteur op wie een AD- of AS-maatregel van toepassing is of een importeur die deze rechten moet betalen probeert deze te ontwijken, vaak door middel van doorvoer door een derde land. Wanneer de onderzoekende autoriteit vaststelt dat sprake is van ontwijking, kunnen de AD- of AS-rechten worden uitgebreid tot het product dat wordt verzonden vanuit dat derde land of dat wordt uitgevoerd door een specifieke exporteur die zich schuldig heeft gemaakt aan ontwijking (vergelijkbare regels zijn van toepassing op de onderdelen of enigszins gewijzigde versies van dat product). Hoewel ontwijking in principe onaanvaardbaar en onrechtmatig is, kunnen onderzoeken ter bestrijding van ontwijking problemen opleveren wanneer deze gevolgen hebben voor eerlijke producenten/exporteurs die niet proberen de maatregelen te omzeilen, maar eenvoudigweg hun normale activiteiten uitvoeren.


Antisubsidiemaatregelen vereisen veel inspanning gezien de discussie over de aard van de EU-steun, met name in gevallen die betrekking hebben op verwerkte landbouwproducten. In het geval van EU-steun wordt de Commissie direct belanghebbende en moet zij meewerken door een specifieke vragenlijst te beantwoorden. De Commissie heeft bijvoorbeeld actief deelgenomen aan de Canadese procedure met betrekking tot geraffineerde suiker en de Egyptische procedure met betrekking tot Edammer, om aan te tonen dat dergelijke EU-regelingen niet-specifiek zijn volgens de WTO-regels en HBI-instrumenten hierop dus niet van toepassing zouden moeten zijn. In het laatste geval bleek dit succesvol, zoals hieronder beschreven.

3.2.Belangrijkste resultaten

3.2.1.Brazilië — opschorting van maatregelen

Het belangrijkste resultaat dat in Latijns-Amerika werd behaald, was de opschorting van de AD-maatregelen tegen de EU voor door polymerisatie in emulsie verkregen styreen-butadieenrubber — ESBR (synthetisch rubber). Brazilië had dit AD-onderzoek in mei 2014 geopend. Het economische belang voor de EU-producenten wordt op ongeveer 80 miljoen euro geschat.


Hoewel de maatregelen voor vijf jaar werden ingesteld op 22 november 2015, werden deze gedurende een jaar opgeschort op grond van het algemeen belang — in dit geval vanwege de prijsstabiliteit. De opschorting kan met nog een jaar worden verlengd. Hierna komen de maatregelen te vervallen. Deze kunnen ook op elk moment weer worden toegepast. De opgeschorte maatregelen variëren van 0 tot 36,4 %.


De Commissie heeft deelgenomen aan een intensief technisch en politiek debat met de Braziliaanse autoriteiten over de geschiktheid van de maatregelen. Dit debat was doorslaggevend voor de opschorting van de rechten.


3.2.2.Verenigde Staten — beperking van de negatieve gevolgen van maatregelen voor papier zonder deklaag

In februari 2015 openden de Amerikaanse autoriteiten een AD-onderzoek naar de invoer van papier zonder deklaag uit onder meer Portugal (met een economisch belang voor EU-producenten van ongeveer 105 miljoen euro). In zijn voorlopige bevindingen stelde het Amerikaanse Ministerie van Handel (USDOC) vast dat een EU-exporteur niet had meegewerkt tijdens het onderzoek. Vervolgens legde USDOC een voorlopige dumpingmarge van 29,53 % op aan deze onderneming, op basis van de beschikbare belastende feiten.

De Commissie kwam in samenwerking met de desbetreffende EU-exporteur tussenbeide en betoogde ten overstaan van USDOC dat de onderneming wel degelijk naar behoren had meegewerkt. USDOC besloot in zijn definitieve vaststelling om de dumpingmarge te beperken tot 7,8 %.


3.2.3.Turkije — geen vrijwaringsmaatregelen ingesteld voor printer- en schrijfpapier

Turkije voerde een vrijwaringsonderzoek uit voor printer- en schrijfpapier met een aanzienlijk economisch belang voor de EU: circa 175 miljoen euro. Uit het openbaar beschikbare bewijsmateriaal bleek dat de zaak vrij zwak was. De Commissie trad op verschillende momenten op, in samenwerking met het bedrijfsleven, en het onderzoek werd in augustus 2015 beëindigd zonder dat maatregelen werden ingesteld.


3.2.4.Marokko — beperking van de negatieve gevolgen van vrijwaringsmaatregelen

De Commissie kwam, in samenwerking met de sector, tussenbeide in het vrijwaringsonderzoek naar koudgewalste staalplaten en geplateerde of beklede staalplaten, met een economisch belang voor EU-exporteurs van ongeveer 130 miljoen euro. Het voornaamste doel was het voorkomen dat de aanzienlijke invoervolumes van de EU in de vrije zone van Tanger zouden worden uitgesloten van het onderzoek en het toepassingsgebied van de maatregelen en te benadrukken dat er geen sprake was van gelijktijdigheid tussen de stijging van de invoer en schade voor de binnenlandse bedrijfstak. De tussenkomsten van de Commissie waren succesvol, aangezien de negatieve gevolgen van de maatregelen werden beperkt.


3.2.5.Egypte — geen ernstige schade als gevolg van de vrijwaringsonderzoeken naar autobatterijen en witte suiker

In december 2014 opende Egypte een vrijwaringsonderzoek naar autobatterijen, met een economisch belang voor EU-exporteurs van ongeveer 40 miljoen euro. De Commissie diende schriftelijke opmerkingen in en nam deel aan de openbare hoorzitting en raadplegingen in het kader van de Euromed-overeenkomst om erop te wijzen dat de beoordeling van de schade en het causale verband niet overtuigend was. Het onderzoek werd in december 2015 beëindigd zonder dat maatregelen werden ingesteld.

In april 2015 opende Egypte een ander vrijwaringsonderzoek naar witte suiker, met een economisch belang voor EU-exporteurs van ongeveer 35 miljoen euro. Op dat moment werden ook voorlopige maatregelen ingesteld. De zaak vertoonde belangrijke tekortkomingen; de binnenlandse bedrijfstak ontwikkelde zich op positieve wijze en er was geen sprake van een recente, sterke en plotselinge stijging van de invoer of van ernstige schade. Na sterk optreden van de Commissie in samenwerking met de bedrijfstak concludeerden de Egyptische autoriteiten in hun verslag van oktober 2015 dat er inderdaad geen sprake was van ernstige schade voor de bedrijfstak, wat leidde tot het formele besluit van februari 2016 om het onderzoek te beëindigen zonder maatregelen in te stellen.


3.2.6.Republiek der Filipijnen — verlaging van de rechten op krantenpapier

In 2013 stelden de Filipijnen een vrijwaringsonderzoek in naar de invoer van krantenpapier dat gevolgen had kunnen hebben voor de invoer vanuit het Verenigd Koninkrijk, Finland, Duitsland en Nederland, met een economisch belang voor EU-producenten van ongeveer 8 miljoen euro. De Commissie was hier vanaf het allereerste begin bij betrokken en werkte nauw samen met de sector en belanghebbenden om de juridische gebreken in het verzoekschrift en de door de onderzoekende autoriteiten bekendgemaakte vaststellingen aan te pakken. Tussen 2013 en 2015 heeft de Commissie verscheidene malen opmerkingen ingediend, zowel schriftelijk als mondeling. Het meest recente optreden van de Commissie was in maart 2015, net voor de goedkeuring van de definitieve vaststelling. Als gevolg van de gecoördineerde inspanningen werden de vrijwaringsrechten uiteindelijk met 60 % verlaagd, van ongeveer 46 tot 18 euro per metrische ton krantenpapier.


3.2.7.Jordanië — beëindiging van een vrijwaringsonderzoek zonder maatregelen

Het vrijwaringsonderzoek naar de invoer van A4-papier betrof een economisch belang voor EU-exporteurs van ongeveer 4 miljoen euro en werd in augustus 2014 op zwakke gronden geopend. De problemen waarmee de lokale bedrijfstak te maken had leken met name het gevolg te zijn van inefficiënties en kwaliteitsproblemen. De EU-bedrijfstak was erg bezorgd over deze zaak, aangezien een 'besmettingsgevaar' werd waargenomen in deze sector: er werden vergelijkbare onderzoeken geopend door Marokko, Turkije en de Verenigde Staten. Na sterk optreden van de Commissie (schriftelijke opmerkingen, deelname aan de openbare hoorzitting en raadpleging in het kader van de associatieovereenkomst) werd het onderzoek in november 2015 beëindigd zonder dat maatregelen werden ingesteld.


3.2.8.Overige zaken die moeten worden genoemd 8

In 2013 openden de Australische autoriteiten een AD-onderzoek met betrekking tot verwerkte producten op basis van tomaten uit Italië. Het economische belang van de EU bedroeg 48 miljoen euro. De Commissie heeft de Italiaanse bedrijfstak bij diverse gelegenheden gesteund en heeft een aantal opmerkingen ingediend en 45 % van de uitvoer werd uitgesloten van de maatregel, terwijl de rechten voor de andere medewerkende exporteurs relatief laag waren (gemiddeld 4 %).    
In 2015, slechts een paar maanden na de beëindiging van dit onderzoek, openden de Australische autoriteiten echter een nieuw onderzoek op zeer zwak lijkende gronden. Het doel is de invoer van twee ondernemingen opnieuw te onderzoeken die eerder werden uitgesloten van de maatregel en die een economisch belang voor de EU vertegenwoordigen van ongeveer 28 miljoen euro. De Commissie trad ook in 2015 sterk op om de Italiaanse exporteurs te steunen. Helaas stelden de Australische autoriteiten begin 2016 maatregelen in op basis van een dubieuze methode met ernstige systematische tekortkomingen. Op 13 april 2016 leidde het Australische beoordelingspanel voor antidumpingmaatregelen op verzoek van de Italiaanse ondernemingen en autoriteiten een administratieve herzieningsprocedure in met betrekking tot de maatregelen. De Commissie is op het moment van opstelling van dit verslag nauw betrokken bij de technische en politieke inspanningen om de bestaande problemen aan te pakken, in samenwerking met de bedrijfstak en belanghebbenden.


In 2014 opende Egypte een AS-onderzoek naar de invoer van Edammer (met een economisch belang van de EU van 20 miljoen euro) uit Nederland. De Commissie benadrukte dat de onderzochte subsidieregelingen niet-specifiek waren en hiertegen dus geen actie kon worden ingesteld op basis van de WTO-regels. De Egyptische autoriteiten accepteerden deze argumenten en beëindigen het onderzoek in maart 2015 zonder maatregelen in te stellen.


Zuid-Afrika stelde definitieve antidumpingrechten voor de invoer van bevroren delen van kippen voor uit Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. In dit geval was sprake van een economisch belang van 30 miljoen euro. Zowel de Commissie als andere belanghebbenden plaatsten vraagtekens bij de dumpingmarges en de berekeningen hiervan voor het VK. ITAC, de Zuid-Afrikaanse onderzoekende autoriteit, heeft die percentages verlaagd, voor zowel individuele Britse producenten (van 18,68 tot 13,07 %) als voor het percentage voor 'alle andere' Britten (van 34,7 tot 22,3 %) in de definitieve vaststelling van 27 februari 2015.


4. Werkzaamheden in de WTO

De Commissie is ook actief in de WTO, om de belangen van de EU in specifieke gevallen te verdedigen of om systemische problemen aan te pakken. Dit doet zij in de vorm van i) het betwisten van HBI-maatregelen in de WTO waarvan de EU van mening is dat zij in strijd zijn met de WTO-regels, ii) optreden als derde partij in de aan HBI gerelateerde geschillen in de WTO en iii) een actieve deelname aan de relevante Comités voor regels in Genève.


i) Wanneer maatregelen in strijd met de WTO-regels worden geacht, kan de Commissie verzoeken om de instelling van een WTO-panel. Dit gebeurde bijvoorbeeld in het geval van de door China ingestelde AD-maatregelen voor de invoer van bepaalde stalen buizen (DS460) en de door Rusland ingestelde AD-maatregelen voor de invoer van lichte bedrijfsvoertuigen (DS479).


In het eerste geval keurde het Orgaan voor Geschillenbeslechting van de WTO (DSB) in oktober 2015 het verslag van de beroepsinstantie goed, met een gunstig resultaat voor de EU, en beval het China aan om zijn maatregelen in overeenstemming te brengen met de WTO-regels. China heeft tot 22 augustus 2016 de tijd om de aanbevelingen en de uitspraak van het DSB ten uitvoer te leggen. In het tweede geval begon het panel zijn werkzaamheden pas in 2015. In de loop van 2016 wordt een beslissing verwacht.


ii) Voorts treedt de Commissie op als derde partij in WTO-procedures op verzoek van derde landen met als voornaamste doelstelling de aanpak en opvolging van problemen van systemisch belang, die ook gevolgen kunnen hebben voor het gebruik van handelsbeschermingsinstrumenten door de EU. Dergelijk optreden heeft ook een offensief belang aangezien de Commissie pleit voor hogere normen in buitenlandse handelsbeschermingsonderzoeken. In 2015 kwam de Commissie weer tussenbeide als derde partij in een aantal zaken.


iii) De Commissie werkt ook actief mee in de desbetreffende WTO-comités in Genève. In de AD-/AS-comités worden de door andere WTO-leden genomen maatregelen onderzocht in het kader van de halfjaarlijkse en maandelijkse verslagen aan de WTO. Bijzondere aandacht wordt besteed aan het Vrijwaringscomité gezien het toenemend gebruik van dit instrument, wat, zoals hierboven uitgelegd, aanleiding geeft tot bezorgdheid. De Commissie stelt afzonderlijke zaken aan de orde waar de EU een economisch of systemisch belang bij heeft. Bovendien neemt de Commissie ook actief deel aan een technische discussiegroep over vrijwaringskwesties die in de marge van dit WTO-comité plaatsvindt en was zij in 2015 voorzitter van de groepsdiscussie. De voornaamste doelstelling is van gedachten wisselen over de respectieve praktijken van WTO-leden.


5. Conclusie

Uit de in dit verslag gepresenteerde gegevens blijkt dat de handelsbeschermingsactiviteiten tegen de EU of haar lidstaten in 2015 aanzienlijk bleef en significante inspanningen van de diensten van de Commissie vereiste.

Het jaar werd ook gekenmerkt door de toegenomen complexiteit van de spelende kwesties als gevolg van verschillende factoren, zoals het lopende debat over de wereldwijde overcapaciteit in de staalsector en de politieke situatie in enkele derde landen waar HBI-maatregelen een protectionistische connotatie kunnen krijgen. Bovendien hebben producenten in EU-lidstaten die te kampen hebben met uitdagingen op de interne markt of hun eigen binnenlandse markten aanzienlijke inspanningen geleverd om hun producten uit te voeren, om doelstellingen op het gebied van groei en werkgelegenheid te behalen, en worden zij dus vaker geconfronteerd met HBI-maatregelen van derde landen.

Tot slot heeft de Commissie in 2015 met succes deelgenomen aan enkele gecompliceerde besprekingen met bepaalde derde landen over de aard van de EU-subsidies, om te verduidelijken dat deze niet als specifiek moeten worden aangemerkt in het kader van de WTO-regels.

De Commissie streeft altijd naar het voeren van een dialoog die bijdraagt tot de ontwikkeling van HBI-systemen van derde landen die de naleving van de WTO-regels bevorderen en aanmoedigen. Bijgevolg was er in de loop van 2015 bilateraal contact met Turkije en Brazilië (twee van de actiefste landen op het gebied van handelsbescherming tegen EU-producenten), met als doel beste praktijken uit te wisselen en het wederzijdse begrip en de samenwerking te verbeteren, wat uiteindelijk bijdraagt tot het voorkomen dat onrechtvaardige maatregelen worden ingesteld tegen EU-ondernemingen. Er bestaat al een dergelijke dialoog met China.

Het belang van het optreden van de Commissie neemt elk jaar toe gezien de opgedane ervaring met opeenvolgende tussenkomsten en de bestaande formele en informele contacten met derde landen. Veel problemen uit de afgelopen jaren houden echter aan en sommige daarvan worden zelfs erger, met name het toenemend gebruik van vrijwaringsmaatregelen en de dubieuze manier waarop dit instrument door een aantal derde landen wordt gebruikt.

De door derde landen ingestelde handelsbeschermingsmaatregelen en lopende onderzoeken hebben grote economische gevolgen voor de uitvoer uit de EU. Daarom zal de Commissie haar inspanningen voortzetten om de hoge normen die de EU toepast onder haar handelspartners te bevorderen, aangezien deze bijdragen tot een strategie voor markttoegang voor eerlijk verhandelde producten. Zij zal ook haar optreden versterken en meer technische ondersteuning en advies bieden aan EU-exporteurs, in het bijzonder wanneer zij worden geconfronteerd met mogelijk misbruik van HBI door derde landen. Deze inspanningen zijn volledig in overeenstemming met de andere inspanningen van de Commissie betreffende markttoegang.

Bij de uitvoering van deze taken speelt de interactie met de bedrijfstakken van de Unie, individuele EU-ondernemingen en de lidstaten een cruciale rol, evenals de bilaterale dialogen en het delen van beste praktijken met derde landen. In die zin gaan de activiteiten van de Commissie betreffende het gebruik van HBI door derde landen veel verder dan enkel toezicht en zijn deze een intensief onderdeel van haar werkzaamheden.

(1)

Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51–73); Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93–126); Verordening (EU) 2015/479 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de uitvoer (PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16–33); Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33-49).

(2)

De Commissie heeft voorgesteld om de wetgeving te wijzigen om het toepassingsgebied van de regel van het laagste recht onder bepaalde voorwaarden te beperken (COM(2013) 192 final van 10.4.2013), maar het Europees Parlement en de Raad moeten hierover nog een beslissing nemen.

(3)

Details ten aanzien van de door derde landen tegen de EU ingestelde maatregelen zijn beschikbaar op de volgende webpagina van DG Handel: http://trade.ec.europa.eu/actions-against-eu-exporters/cases/index.cfm


(4)

Een zaak die tegen de EU wordt ingeleid wordt geteld als één zaak, ongeacht het aantal betrokken EU-lidstaten.

(5)

De overige 11 maatregelen zijn ingesteld door 10 verschillende landen: Chili, Costa Rica, de Dominicaanse Republiek, Ecuador, Japan, Korea, Maleisië, Nieuw-Zeeland, Vietnam en Zambia.

(6)

Zie voor meer gedetailleerde informatie paragraaf 3.2 'Belangrijkste resultaten'.

(7)

Onderzoeken ter bestrijding van ontwijking zijn niet beschikbaar op de in voetnoot 3 bedoelde webpagina.

(8)

Deze paragraaf heeft betrekking op zaken die reeds zijn genoemd in het jaarverslag van 2014, http://ec.europa.eu/trade/policy/accessing-markets/trade-defence/actions-against-exports-from-the-eu/ , en die in de loop van 2015 zijn geformaliseerd.