Artikelen bij COM(2016)406 - Handels- en investeringsbelemmeringen en protectionistische tendenzen 1 juli 2014 - 31 december 2015 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2016)406 - Handels- en investeringsbelemmeringen en protectionistische tendenzen 1 juli 2014 - 31 december 2015. |
---|---|
document | COM(2016)406 |
datum | 20 juni 2016 |
Brussel, 20.6.2016
COM(2016) 406 final
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT
over handels- en investeringsbelemmeringen en protectionistische tendenzen
1 juli 2014 - 31 december 2015
{SWD(2016) 204 final}
SAMENVATTING
Dit verslag omvat en vervangt het Verslag over de monitoring van mogelijk handelsbeperkende maatregelen van het directoraat-generaal Handel van de Europese Commissie (het 'Protectionismeverslag') en het Verslag van de Commissie over handels- en investeringsbelemmeringen (het 'VHIB'). Beide zijn sinds 2008 en 2011 geregeld gepubliceerd.
Het eerste deel van dit verslag stemt overeen met het Protectionismeverslag. Daarin wordt een overzicht gegeven van protectionistische tendenzen bij 31 handelspartners van de EU 1 in de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2015 (de 'referentieperiode'), in aanvulling op een vergelijkbaar tweejaarlijks WTO-verslag over protectionistische maatregelen die de landen van de G20 hebben genomen. 2 Daarin wordt geconstateerd dat het totale aantal handelsbeperkende maatregelen dat sinds 2008 werd ingesteld, blijft stijgen, hoewel iets minder snel dan in vorige jaren.
Het tweede deel stemt overeen met het VHIB en geeft een overzicht van de belangrijkste handelsbelemmeringen die een aantal van de belangrijkste economische partners van de EU (Mercosur, China, India, Japan, Rusland en de Verenigde Staten (VS)) momenteel toepassen, nieuwe dergelijke belemmeringen die tijdens de referentieperiode zijn ingevoerd en EU-maatregelen om daar iets tegen te doen.
In het derde deel wordt de strategie van de Commissie beschreven om handels- en investeringsbelemmeringen aan te pakken. Daarin wordt onderstreept dat de onderhandelingen over en de uitvoering van multilaterale, plurilaterale en bilaterale overeenkomsten, alsook de markttoegangsstrategie in deze context van groot belang zijn. In het licht van de mededeling van de Commissie 'Handel voor iedereen' 3 wordt benadrukt dat de Commissie, de EUlidstaten, het Europees Parlement en de belanghebbenden bij de uitvoering een gedeelde verantwoordelijkheid dragen, en wordt voorgesteld daartoe een 'versterkt partnerschap' tot stand te brengen.
I. Wereldwijde macroeconomische situatie en belangrijkste trends
Een overzicht van protectionistische tendenzen kan niet worden losgekopppeld van de wereldwijde economische trends.
A. Gecombineerd beeld van de macro-economische situatie en de handelsprestaties
In 2015 versnelde de groei in geavanceerde economieën (met inbegrip van de EU), terwijl de uitdagingen waarmee de opkomende economieën werden geconfronteerd veel aanzienlijker waren als gevolg van de vertraging van de groei in China, de daling van de grondstoffenprijzen en de scherpere voorwaarden voor financiering wereldwijd. De groei van de wereldeconomie daalde gemiddeld licht tot 3,1 % (tegenover 3,4 % in 2014). In deze context was de wereldwijde handelsactiviteit in 2015 relatief zwak: de handelsvolumes krompen in de eerste helft van het jaar (-0,7 % in Q1 en Q2, op kwartaalbasis) en begonnen in het derde kwartaal weer te groeien (+1,9 %) 4 . Volgens de laatste vooruitzichten van het IMF zou de groei van de wereldwijde handelsvolumes (goederen en diensten) in 2016 tot 3,4 % versnellen 5 . Het IMF vestigt ook de aandacht op een lange lijst van risico's die mogelijk tot zwakkere handelsprestaties kunnen leiden dan voorspeld. De WTO onderstreept bovendien dat de groei van de wereldhandel reeds onder het gemiddelde van 5 % van de laatste 20 jaar (1995-2015) blijft.
De vooruitzichten zijn bijgevolg erg onzeker. De diepe recessie in geavanceerde economieën na het uitbreken van de wereldwijde financiële crisis baande de weg voor een atypisch wereldwijd herstel dat werd gedragen door de opkomende economieën, die structureel kwetsbaar bleven en te afhankelijk bleken te zijn van China, alsook van een zeer grote instroom van kapitaal en van inkomsten uit de uitvoer van grondstoffen. Dat maakt de wereldwijde economische vooruitzichten onzeker en dreigt de versnelling van de groei van de handel tijdens de komende maanden te beperken. Er bestaat ook bezorgdheid dat de huidige trage groei van de handel structureler van aard is en eraan te wijten is dat de handel in de loop der jaren minder elastisch op het bbp is gaan reageren. Gezien de macroeconomische onzekerheid in de opkomende economieën en de ontwikkelingslanden, in combinatie met de volatiliteit van de valuta- en financiële markten die in de komende maanden waarschijnlijk zal toenemen, moet de monitoring van protectionistische maatregelen een beleidsprioriteit blijven.
B. nieuwe mogelijk handelsbeperkende maatregelen tijdens de periode van 1 juli 2014 tot en met 31 december 2015
1. Algemene protectionistische tendenzen
(a)Algemeen
Net als in eerdere verslagen over protectionistische maatregelen heeft de Commissie de mogelijk handelsbeperkende maatregelen ("relevante maatregelen") in kaart gebracht die tijdens de referentieperiode door 31 handelspartners van de EU werden ingesteld of aanzienlijk werden gewijzigd of waarvan de vaststelling zich in een vergevorderd stadium bevindt. De werkdocumenten van de diensten van de Commissie die bij dit verslag zijn gevoegd, bevatten lijsten van al deze maatregelen per land en een gedetailleerdere analyse van de protectionistische tendenzen. Op de website van de Commissie staat een lijst van alle relevante maatregelen, opgeheven maatregelen en handelsbevorderende maatregelen sinds 2008 (" overzicht van mogelijk handelsbeperkende maatregelen - december 2015 ").
Afhankelijk van de complexiteit, productomschrijving, duur en omvang van de relevante maatregelen, kan het effect ervan op de handel variëren en meer of minder verreikende gevolgen hebben voor het bedrijfsleven in de EU of in derde landen. De Commissie heeft misschien ook geen volledig overzicht van alle nieuwe relevante maatregelen, die vaak op een niettransparante manier worden ingesteld. Dit deel heeft bijgevolg net als eerdere verslagen over protectionistische maatregelen tot doel een overzicht van de protectionistische tendenzen te geven, en niet een exhaustieve lijst van nieuwe handelsbelemmeringen op te stellen. In dit deel wordt geen uitspraak gedaan over de vraag of de relevante maatregelen al dan niet legaal zijn. Niettemin kunnen alle vermelde relevante maatregelen de handel op onrechtmatige wijze belemmeren.
Tijdens de referentieperiode van 18 maanden werden in totaal 201 nieuwe relevante maatregelen ingevoerd, terwijl slechts 16 eerder ingestelde relevante maatregelen actief werden ingetrokken. Een herberekening op basis van een fictieve periode van 13 maanden met het oog op de vergelijking met eerdere verslagen over protectionistische maatregelen komt op een totaal van ongeveer 145 nieuwe relevante maatregelen; dat is een daling met 15 % in vergelijking met de 170 relevante maatregelen die in het vorige verslag over protectionistische maatregelen werden geteld. Daardoor groeit het totale aantal relevante maatregelen dat sinds 2008 in kaart is gebracht echter tot 1 059 aan, terwijl sindsdien slechts 180 maatregelen werden ingetrokken.
De protectionistische tendenzen die tijdens eerdere periodes en in het 14e Handelsmonitoringverslag van de WTO 6 zijn vastgesteld, worden tijdens deze referentieperiode dus grotendeels bevestigd. Dat geldt eveneens voor verschillende leden van de G20, ondanks hun belofte om geen nieuwe protectionistische maatregelen in te stellen en bestaande maatregelen in te trekken (zie voetnoot 2).
Dezelfde opkomende economieën als in het laatste verslag over protectionistische maatregelen hebben het grootste deel van de nieuwe relevante maatregelen ingesteld: China, Rusland, Indonesië en India zijn samen goed voor bijna de helft van alle nieuwe relevante maatregelen. Zij worden gevolgd door Zuid-Afrika, Argentinië, Turkije, Ecuador, Algerije, Brazilië, Mexico, Thailand, de VS, Egypte, Nigeria en Maleisië.
De grafieken 1 en 2 geven de belangrijkste bevindingen weer voor deze referentieperiode.
Grafiek 1: mogelijk handelsbeperkende maatregelen per land sinds oktober 2008 (* - G20landen)
Grafiek 2: mogelijk handelsbeperkende maatregelen per soort sinds oktober 2008
(b)Grensmaatregelen
Zoals blijkt uit grafiek 2, hebben de landen, wat het soort relevante maatregelen betreft, eens te meer hoofdzakelijk teruggegrepen op grensmaatregelen die rechtstreekse gevolgen hebben voor de in en uitvoer, en met name op hogere tarieven, kwantitatieve beperkingen, invoervergunningen of regelrechte handelsverboden. Tijdens deze 18 maanden was het aantal nieuwe invoermaatregelen opnieuw veel hoger (80) dan het aantal uitvoerbeperkingen (12). Over een periode van 13 maanden (met het oog op de vergelijking met het laatste verslag over protectionistische maatregelen) blijft het aantal nieuwe invoermaatregelen stabiel, terwijl het aantal nieuwe invoerbeperkingen met de helft is gedaald. Hoewel dit op zich een positieve ontwikkeling is, worden ter compensatie van de stijging van het aantal grensbeperkingen nog steeds te weinig soortgelijke maatregelen ingetrokken.
(c)Maatregelen achter de grens
Tijdens de referentieperiode is ook het aantal nieuwe maatregelen 'achter de grens' (81) aanzienlijk gestegen. Dit wijst erop dat meer wordt vertrouwd op interne maatregelen die de buitenlandse concurrentie beïnvloeden, en die zijn vaak moeilijker aan te pakken dan grensmaatregelen. Het gaat daarbij onder meer om nieuwe maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten (23) en op het gebied van diensten en investeringen (27) (beide cijfers stroken met het gemiddelde van de laatste zeven jaar), alsook om 31 'andere' maatregelen achter de grens. China, gevolgd door Rusland, heeft eens te meer het hoogste aantal maatregelen achter de grens ingevoerd.
Rusland, gevolgd door de VS, heeft het hoogste aantal beperkende maatregelen op het gebied van overheidsopdrachten ingevoerd. In vergelijking met de vorige verslagperiode is het aantal dergelijke maatregelen in Rusland aanzienlijk gestegen, maar is het gedaald in de VS. De aanhoudende protectionistische tendenzen op dit gebied bevestigen hoe belangrijk het is om te garanderen dat de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (GPA - Government Procurement Agreement) en de inspanningen van de EU bij de onderhandelingen over de hoofdstukken inzake overheidsopdrachten in vrijhandelsovereenkomsten (FTA's - free trade agreements), met inbegrip van het Trans-Atlantisch Partnerschap voor handel en investeringen (TTIP - Transatlantic Trade and Investment Partnership), zoveel mogelijk in aanmerking worden genomen. Hieruit blijkt ook dat het van belang is dat voortgang wordt gemaakt met het voorgestelde 'Instrument voor internationale overheidsopdrachten' (zie punt III.A.1).
Met name op het gebied van diensten en investeringen heeft China, gevolgd door Indonesië, het hoogste aantal beperkende maatregelen ingesteld. De aanhoudende protectionistische tendens in veel landen op dit gebied onderstreept de behoefte aan een ambitieuze plurilaterale Overeenkomst betreffende de handel in diensten (Trade in Services Agreement - TiSA) en aan ambitieuze resultaten van de bilaterale onderhandelingen over diensten en investeringen, te beginnen met de bilaterale overeenkomst betreffende investeringen met China (zie punt III).
Voorts vertegenwoordigen de 31 'andere' maatregelen achter de grens dan die welke betrekking hebben op diensten, investeringen of overheidsopdrachten nog steeds een belangrijk deel (38 %) van de nieuwe maatregelen achter de grens, hoewel hun aantal in vergelijking met de vorige rapporteringsperiode is afgenomen (met ongeveer 34 %). Het zijn hoofdzakelijk discriminerende belastingmaatregelen of andere discriminerende bepalingen die de plaatselijke bedrijven begunstigen, waarbij aan vereisten inzake plaatselijke inbreng (LCR's - local content requirements) of aan registratieprocedures en andere normen en technische voorschriften moet worden voldaan. Dergelijke maatregelen komen het vaakst voor in China, gevolgd door Argentinië, Thailand, Indonesië en Algerije. Ook Rusland past een invoersubstitutiebeleid toe met een groot aantal maatregelen dat LRC's bevat, onder meer in zijn subsidieregelingen (zie punt II.F).
(d)Stimuleringspakketten en andere stimulerende maatregelen
Tot slot zijn veel landen hun marktdeelnemers blijven steunen met nieuwe subsidies en stimulerende en andere maatregelen (28). Hoewel we kunnen vaststellen dat het aantal soortgelijke maatregelen in vergelijking met de vorige monitoringperiode is gedaald, geldt dit niet voor het aantal nieuwe stimulerende maatregelen die tot doel hebben de uitvoer te bevorderen (11), want dat aantal blijft stabiel. Dergelijke maatregelen kunnen de concurrentievoorwaarden wereldwijd vervalsen en komen geregeld ter sprake in de WTOcommissie Subsidies en compenserende maatregelen (SCM - Subsidies and Countervailing Measures).
(e)Handelsbevorderende maatregelen
De Commissie heeft niet alleen protectionistische tendenzen gemonitord. Zij heeft ook de maatregelen in kaart gebracht die de voorwaarden voor handel of investeringen kunnen verbeteren. Tijdens de referentieperiode werden 70 handelsbevorderende maatregelen geteld. Meer dan 40 % daarvan werd door China, Argentinië en Mexico ingesteld. Berekend over een periode van 13 maanden ligt dit aantal (46) aanzienlijk hoger dan tijdens de laatste monitoringperiode (36). Dit is een positieve ontwikkeling, aangezien deze maatregelen bijdragen tot de liberalisering van de wereldwijde handelsstromen en de bestaande protectionistische tendenzen helpen afzwakken, bijvoorbeeld door invoer- of uitvoerrechten te verlagen, invoerprocedures te vereenvoudigen of beperkingen op buitenlandse eigendom te versoepelen. Deze maatregelen worden echter niet beschouwd als maatregelen die bestaande belemmeringen opheffen in de zin van de belofte van de landen van de G20 (zie voetnoot 2).
2. Protectionistische tendenzen in specifieke sectoren
Zoals in eerdere verslagen over protectionistische maatregelen werd opgemerkt, handhaven veel landen nog steeds belemmeringen voor de uitvoer van grondstoffen en discriminerende bepalingen inzake energiegoederen. Tijdens de referentieperiode werden de bestaande uitvoerbeperkingen voor grondstoffen grotendeels gehandhaafd (bijvoorbeeld in Algerije, Indonesië, Egypte, India en ZuidAfrika) en werden er nieuwe ingesteld (bijvoorbeeld in Indonesië, Maleisië en Oekraïne). In de energiesector werd frequent gebruikgemaakt van LCR's (bijvoorbeeld in Marokko, Nigeria, Turkije en ZuidKorea). Het opheffen van belemmeringen van de toegang tot de markt en het openen van markten in deze sectoren blijven tot de prioriteiten behoren. Als onderdeel van de bredere werkzaamheden om een Europese energie-unie 7 tot stand te brengen en overeenkomstig het grondstoffeninitiatief 8 heeft de Commissie zich er eveneens toe verbonden 9 om in elke handelsovereenkomst een hoofdstuk over energie en grondstoffen op te nemen.
Voorts heeft de digitalisering van de economie nieuwe soorten handelsbelemmeringen opgeworpen. Sinds 2008 zijn voor de sector informatie- en communicatietechnologie (de ICT-sector) (hoofdzakelijk in China, India, Rusland en Indonesië) meer dan 35 relevante maatregelen vastgesteld, waarvan meer dan 15 tijdens de referentieperiode. Vaak betreffen die maatregelen onder meer lokalisatie of LCR's. De Commissie zal gebruikmaken van alle beschikbare handelsinstrumenten om deze uitdagingen aan te gaan. Door middel van handelsovereenkomsten, met name FTA's en TiSA (zie punt III.A.1), zal zij trachten regels vast te stellen in verband met ICTnormen, e-handel en grensoverschrijdende gegevensstromen en zal zij nieuwe vormen van digitaal protectionisme bestrijden 10 . Een positieve noot is dat de onlangs gesloten Overeenkomst inzake informatietechnologie (ITA2, zie punt III.A.1) een belangrijke rol zal vervullen bij het verder afschaffen van douanerechten op ICTproducten.
Tot slot heeft de acute verslechtering van de wereldwijde overcapaciteit in de staalsector geleid tot een toename van het aantal protectionistische maatregelen in deze sector, in het bijzonder in de vorm van grensmaatregelen (hoofdzakelijk rechten), alsook tot een frequenter gebruik van handelsbeschermingsinstrumenten, waaronder vrijwaringsmaatregelen (zie punt III.A.3.). De EU bekijkt ook op bilateraal niveau met haar partners (met name met China) en binnen de Staalcommissie van de OESO hoe de diepere oorzaken van deze problematische overcapaciteit kunnen worden aangepakt. Aangezien echte oplossingen waarschijnlijk enige tijd op zich zullen laten wachten, zal deze trend zich na de referentieperiode waarschijnlijk voortzetten. Dat wordt bijvoorbeeld bevestigd door de invoervergunningsregeling en de quota voor staalproducten die Algerije, de op één na belangrijkste uitvoermarkt voor staal uit de EU, begin 2016 heeft ingevoerd.
II.DE BELANGRIJKSTE HANDELS- EN INVESTERINGSBELEMMERINGEN DIE EEN AANTAL VAN DE BELANGRIJKSTE ECONOMISCHE PARTNERS VAN DE EU OP 31 DECEMBER 2015 TOEPASTEN
In dit punt komen de belangrijkste handelsbelemmeringen aan bod die een aantal van de belangrijkste economische partners van de EU toepassen. Net als eerdere verslagen over handels- en investeringsbelemmeringen besteedt dit verslag in het bijzonder aandacht aan Argentinië/Brazilië (Mercosur), China, India, Japan, Rusland en de VS.
A. Argentinië
Hoewel Argentinië nog steeds tot de landen behoort die sinds 2008 het hoogste aantal relevante maatregelen hebben ingesteld, is de situatie tijdens de referentieperiode bemoedigend, aangezien er minder dergelijke maatregelen werden ingesteld dan in eerdere periodes en er zich na het aantreden van de nieuwe Argentijnse regering in december 2015 verschillende positieve ontwikkelingen hebben voorgedaan.
Eén van de handelsbevorderende maatregelen is de afschaffing in december 2015 van de verklaring op erewoord voorafgaand aan de invoer (DJAI - Declaración Jurada Anticipada a la Importación) voor de invoer van goederen (die de laatste jaren een belangrijke belemmering vormde) na een uitspraak van de WTO in een zaak die de EU en andere partijen hadden ingeleid (DS438). Voor diensten blijft de DJAI echter gelden. Voor goederen werd zij vervangen door een nieuw invoermonitoringsysteem (SIMI - Sistema Integral de Monitoreo de Importaciones) en nieuwe vergunningsvereisten (automatisch voor het grootste deel van de invoer, maar niet voor ongeveer 1400 tariefposten). Daarnaast moeten importeurs van schoeisel en textiel een verklaring op erewoord afleggen wat de samenstelling van het product betreft. De Commissie zal deze nieuwe maatregelen nauwgezet volgen.
Voorts heeft de nieuwe regering de meeste valutacontroles opgeheven en heeft zij de koers van de peso vrij laten fluctueren met de bedoeling meer vreemde valuta en investeringen aan te trekken.
Zij heeft ook de regeling voor uitvoervergunningen en de meeste 11 uitvoerheffingen op landbouw- en industrieproducten afgeschaft (een reeds lang aanslepend probleem voor de EUeconomie wat een open en verzekerde toegang tot grondstoffen betreft). De uitvoerheffingen op sojabonen en bijproducten van soja werden verlaagd. Tot slot heeft Argentinië ook de luxeheffing die van toepassing was op voertuigen, motorfietsen en boten gewijzigd door een einde te maken aan de directe discriminatie van ingevoerde producten. De gewijzigde heffing zal op niet-discriminerende wijze worden toegepast, maar kan nog steeds zwaardere gevolgen hebben voor bepaalde (duurdere) ingevoerde auto's dan voor ter plaatse geproduceerde auto's.
B. Brazilië
Het aantal nieuwe relevante maatregelen dat Brazilië tijdens de referentieperiode heeft ingesteld, bleef stabiel, maar er blijven aanzienlijke belemmeringen bestaan. Brazilië blijft evenzeer gebruikmaken van grensmaatregelen als van maatregelen achter de grens, onder meer door discriminerende steun te verlenen aan zijn plaatselijke economie in een groot aantal economische sectoren.
Investeringen: in een aantal sectoren, waaronder media en communicatie, luchtvaart, vervoer, postdiensten, mijnbouw en de gezondheidszorg, gelden nog steeds beperkingen op buitenlandse eigendom. De EU probeert zowel op bilateraal niveau in het kader van de Mercosur als via multilaterale onderhandelingen iets aan deze beperkingen te doen.
In veel sectoren, in het bijzonder voor motorvoertuigen, elektronica, geautomatiseerde machines en andere gerelateerde goederen, blijven van plaatselijke inbreng afhankelijke belastingen en subsidies gelden. De EU heeft bij de WTO een zaak tegen Brazilië (DS472) ingeleid wegens discriminerende belastingvoordelen in de automobiel-, elektronica- en technologiesector. Daartoe werd op 17 december 2014 een panel samengesteld. Dat geschil is sindsdien voor de procedure samengevoegd met een vergelijkbare zaak die door Japan werd ingeleid (DS497). In juli 2014 heeft Brazilië het 'Reintegraprogramma' opnieuw ingevoerd, dat uitvoersubsidies toekent in de vorm van belastingvoordelen voor binnenlandse bedrijven die 50 % of meer van hun productie uitvoeren. Het grootste deel van de uitvoer uit Brazilië profiteert tegenwoordig van dat programma. De Commissie volgt de situatie samen met Brazilië op de voet tijdens de aan de handel gewijde vergaderingen van het gemengd comité EU-Brazilië, en heeft daarbij bijzondere aandacht voor de methode waarmee de belastingkredieten worden berekend. Er wordt ook beoordeeld of dat programma verenigbaar is met de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen (SCM).
Andere vormen van fiscale discriminatie: na een uitspraak van het hooggerechtshof over de berekeningsbasis voor de socialezekerheidsbijdragen 12 heeft Brazilië deze bijdragen in juni 2015 verhoogd voor ingevoerde goederen, met een sterkere stijging voor bepaalde specifieke productcategorieën (bijvoorbeeld geneesmiddelen, cosmetica en banden). Dat had een discriminerende behandeling van de invoer en een sterkere bescherming van de markt tot gevolg. De EU blijft Brazilië hierop aanspreken.
Overheidsopdrachten: Brazilië blijft maatregelen toepassen die voor bepaalde nationale producten bij openbare aanbestedingen preferentiemarges (van 8 tot 25 % in tal van sectoren) toekennen. De Commissie pakt dit probleem aan in het kader van haar strategie inzake overheidsopdrachten.
Sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS - Sanitary and Phytosanitary): Brazilië past nog steeds lange, complexe en onvoorspelbare goedkeuringsprocedures toe, bijvoorbeeld voor de goedkeuring van etikettering voor producten van dierlijke oorsprong, termijnen voor het uitvoeren van audits, of dure ziekterisicoanalyses voor plantaardige producten die door de bevoegde autoriteit in Brazilië (het MAPA, het Ministerie van Landbouw, Visserij en Bevoorrading) moeten worden verricht. Daardoor is er reeds lang een grote achterstand voor EUaanvragen om dierlijke en plantaardige producten in de handel te brengen. Brazilië past evenmin de internationale normen inzake de regionalisatie van planten- en dierziekten toe en vertraagt vaak de voorlopige opneming op haar lijsten van EU-inrichtingen die producten van dierlijke oorsprong naar Brazilië wensen uit te voeren. De Commissie brengt dergelijke thema's geregeld aan de orde tijdens haar bilaterale contacten (zoals de jaarlijkse vergaderingen van het SPS-overlegmechanisme EU-Brazilië) en in de SPS-commissie van de WTO.
Handelsbevorderende maatregelen: een positieve ontwikkeling is dat de discriminerende regeling voor de interne belasting op wijn en gedistilleerde dranken op 30 december 2015 werd afgeschaft. Ten opzichte van andere gedistilleerde dranken blijft er een nominale fiscale discriminatie van 5 % bestaan ten gunste van cachaça, maar de voorstellen voor de hogere discriminatiemarge van 13 % hebben het niet gehaald gezien de bezwaren van de EU en van andere belanghebbenden. Brazilië heeft ook nieuwe wetgeving aangekondigd die zijn procedures voor de goedkeuring van etikettering zou moeten versnellen en vereenvoudigen en die naar verwachting in 2016 zal worden goedgekeurd, en het heeft de LCR's voor de opsporing van olie en gas versoepeld door een nieuw stimuleringsprogramma goed te keuren. Op het gebied van SPS werd in 2015, na politieke toezeggingen in Brazilië en in de EU, aanzienlijke vooruitgang geboekt wat de uitvoer uit de EU naar Brazilië betreft van zuivel, varkensvlees, vis, honing, rundvlees en gerelateerde producten en van diverse planten en plantaardige producten. Er loopt nog geen gestructureerde dialoog over de in- en uitvoer (waarbij de inventaris zou worden opgemaakt van de wettelijke en administratieve stappen en de termijnen om alle hangende aanvragen voor markttoegang en lopende SPS-dossiers af te handelen), maar het MAPA heeft aangekondigd de markt voor nog andere producten te zullen openen, voorziet in audits in verschillende EUlidstaten in 2015 en 2016, en is begonnen systemische problemen en de verwerking van de lange lijst lopende aanvragen aan te pakken.
C. China
China heeft tijdens de refentieperiode meer nieuwe relevante maatregelen ingevoerd dan welk ander land ook, ondanks de verbintenis die het was aangegaan om de markttoegang voor de privésector en onder meer voor buitenlandse ondernemingen te verbeteren 13 . Meestal gaat het bij de nieuwe maatregelen om maatregelen achter de grens, met name met betrekking tot diensten en investeringen.
De ondernemingen in de EU blijven in China op tal van belemmeringen stuiten, onder meer op belemmeringen die verband houden met vereisten inzake plaatselijke partners, markttoegangsbeperkingen, goedkeuringsprocedures, technologieoverdracht en discriminerende praktijken nadat de onderneming zich heeft gevestigd, bijvoorbeeld op het gebied van technische voorschriften en normen.
Nationale veiligheidsvoorschriften: veel van de nieuwe maatregelen werden genomen onder het voorwendsel van 'nationale veiligheid', onder meer op cybergebied. Zo zijn er de nationale veiligheidswet, de antiterrorismewet, het wetsontwerp cyberveiligheid, het wetsontwerp inzake het beheer van buitenlandse ngo's, en de genomen maatregelen in het kader van 'veilige en controleerbare ICT' (in de bank- en de verzekeringssector). Veel van deze wetgeving gaat verder dan wat uit nationale veiligheidsoverwegingen essentieel is, bevat algemene en onduidelijke definities van nationale veiligheid die aanleiding geven tot rechtsonzekerheid, verplichten ondernemingen ertoe de overheid gevoelige gegevens te verstrekken en houden over het algemeen het risico in dat zij de handelsactiviteiten onnodig beperken. Dit is niet coherent met de verbintenis die China in de hierboven genoemde derde plenaire vergadering is aangegaan, namelijk om 'voorspelbare en open investeringsvoorwaarden' te scheppen, en het kan de handel, de investeringen en de innovatie in China afremmen.
De EU heeft China tijdens bilaterale onderhandelingen reeds herhaaldelijk op deze thema's aangesproken en heeft haar standpunt over de bovenstaande wetgeving tijdens openbare raadplegingen kenbaar gemaakt. Dit blijkt effect te hebben gesorteerd in verband met de opheffing van de richtsnoeren inzake veilige ICT voor het bankwezen. De bovenstaande punten van zorg blijven echter bestaan, en de Commissie blijft de situatie op de voet volgen.
Investeringen: er wordt nog steeds slechts langzaam vooruitgang geboekt bij het openen van sectoren die voor directe buitenlandse investeringen (DBI) gesloten zijn. De beperkingen betreffen onder meer vereisten voor joint ventures en beperkingen inzake technologieoverdracht, alsook vereisten inzake plaatselijke inbreng en inzake voorafgaande administratieve goedkeuring. Voorts bevat de ontwerpwet inzake buitenlandse investeringen, die in 2015 werd gepubliceerd, een aantal positieve elementen, maar verscherpt hij ook de nationale veiligheidsscreening en bepaalt hij dat investeringen boven een bepaalde drempel vooraf moeten zijn goedgekeurd. Er blijkt weinig verandering te zijn gekomen op de gebieden waar buitenlandse investeringen bijzonder beperkt zijn, en er zijn nieuwe beperkingen op een aantal gebieden. In oktober 2015 heeft China een landelijke regeling op basis van 'negatieve lijsten' aangekondigd die voorziet in de vaststelling van twee lijsten van sectoren waar investeringen verboden of beperkt zijn: een lijst voor binnenlandse investeerders (en buitenlandse investeerders uit rechtsgebieden die met China een investeringsovereenkomst hebben gesloten) en een andere lijst voor andere buitenlandse investeerders. De regeling zou eenvoudiger en transparanter moeten zijn, aangezien er voor de sectoren die niet in de lijst zijn opgenomen, in principe geen voorafgaande goedkeuring voor investeringen meer nodig is. De regeling moet echter nog worden uitgevoerd en ze is nog steeds discriminerend. Ook kunnen nationale veiligheidsoverwegingen de bovenhand krijgen.
Tijdens de lopende onderhandelingen tussen de EU en China over een investeringsovereenkomst wordt vooral aandacht besteed aan markttoegang voor investeerders en protectionistische maatregelen, waaronder een beter regelgevingskader. In 2015 waren sectorspecifieke aangelegenheden tijdens de onderhandelingen nog niet aan bod gekomen.
Overheidsopdrachten: de EU blijft China ertoe aanmoedigen zijn markttoegangsaanbod te verbeteren met het oog op zijn toetreding tot de Overeenkomst inzake overheidsopdrachten (GPA) van de WTO en zijn wetgeving daarop af te stemmen. In december 2014 heeft China een herzien GPAaanbod ingediend. De EU is verheugd over de vooruitgang op lagere niveaus dan het centrale, maar verdere verbeteringen blijven noodzakelijk, in het bijzonder met betrekking tot staatsbedrijven.
Intellectuele eigendom: de Commissie maakt zich nog steeds grote zorgen om de eisen met betrekking tot het verkrijgen van octrooien, kwaadwillige aanvragen voor merkenregistratie, de bescherming van handelsgeheimen en het inleiden van concurrentiezaken tegen buitenlandse houders van intellectuele eigendom. Het administratieve en gerechtelijke handhavingssysteem in China blijft problematisch, in het bijzonder voor buitenlandse ondernemingen. Platformen voor elektronische handel hebben China's zware probleem met namaak nog verergerd. De EU spreekt China op al deze thema's op bilateraal niveau aan, met name tijdens de jaarlijkse dialoog EU-China over intellectuele eigendom en de tweejaarlijkse werkgroep over intellectuele eigendom.
Sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS - Sanitary and Phytosanitary measures): China is voor de EU nog steeds een zeer belangrijke uitvoermarkt voor agrovoedingsmiddelen, en het heeft een buitengewoon groot groeipotentieel. Ondernemingen uit de EU worden in China met tal van SPS-gerelateerde invoermaatregelen geconfronteerd, ondanks de zeer strenge EUnormen voor voedselveiligheid. Het gaat onder meer om al te belastende goedkeuringsprocedures, die in een aantal gevallen (met name voor vlees) tot jarenlange vertragingen leiden; landelijke verboden zonder wetenschappelijke rechtvaardiging (zoals een meer dan 15 jaar oud verbod op de invoer van rundvlees uit de meeste EU-lidstaten, zogezegd wegens BSE); het niet naleven van internationale normen; en landelijke verboden na een uitbraak van zware ziekten (zoals vogelpest en Afrikaanse varkenspest), die niet in overeenstemming zijn met de internationale regels inzake regionalisatie. Voorts heeft China in 2015 haar voedselveiligheidswet herzien, in het bijzonder wat de invoer van melkproducten betreft. De Commissie heeft haar opmerkingen over het desbetreffende ontwerp van uitvoeringsregels kenbaar gemaakt, met als doel onnodige beperkingen te voorkomen. Over SPS-aangelegenheden wordt in diverse bilaterale dialogen onderhandeld.
Technische handelsbelemmeringen: voor medische hulpmiddelen en farmaceutische producten zou het Chinese regelgevingssysteem in lijn moeten worden gebracht met internationale normen inzake kwesties als klinische proeven en registratievoorschriften. Ook de registratieprocedure voor nieuwe ingrediënten van cosmetische producten zou moeten worden verbeterd en zou moeten worden beperkt tot ingrediënten die een groter risico inhouden. Wat het aanbrengen van een nieuw etiket op cosmetische producten (het zogenoemde 'overstickering') betreft, is het een positieve ontwikkeling dat China een maatregel heeft opgeheven die het aanbrengen van een nieuw etiket verbood. De Commissie stelt deze kwesties aan de orde tijdens bilaterale handelsdialogen en sectorspecifieke technische dialogen.
D. India
India behoort nog steeds tot de vier landen met het hoogste aantal nieuwe relevante maatregelen.
Tarieven: het heeft de rechten voor veel producten, en onder meer voor ICT, staal en motorvoertuigen, verhoogd. Wat ICT betreft, past India in de praktijk een douanerecht van 10 % toe op vier groepen ICTproducten, met het argument dat deze niet onder de overeenkomst inzake informatietechnologie 1 (ITA1) vallen. De Commissie heeft de kwestie geregeld bij India onder de aandacht gebracht, onder meer in de ICTwerkgroep EU-India en het subcomité voor handel, en er werd bij de EUdelegatie in Delhi een markttoegangsteam ingesteld (waarin de EU, de lidstaten en de belanghebbenden zitting hebben), dat nauwlettend op ICTkwesties moet toezien. Wat staal betreft, heeft India, mogelijk in een poging om de negatieve gevolgen van wereldwijde overcapaciteiten te beperken, een voorlopige vrijwaringsmaatregel van 20 % ingesteld, de douanerechten voor bepaalde staalproducten verhoogd en de verplichte certificering door het Bureau of Indian Standards (BIS) verlengd (zie TBT hieronder).
SPS: de Indische eisen lijken buiten proportie te zijn en wijken vaak af van de internationale normen. Onder meer de uitvoer uit de EU van dieren en dierlijke producten (in het bijzonder rundersperma en varkensvlees), planten en plantaardige producten, verwerkte levensmiddelen en alcoholische dranken wordt hierdoor getroffen. India onderzoekt momenteel de opmerkingen van ondernemingen en autoriteiten uit de EU op zijn ontwerpreglementering van 2015 betreffende alcoholische dranken en de bevoegde autoriteit (FSSAI) heeft ermee ingestemd met de EU in dialoog te treden en de Europese bedrijfstak te ontmoeten.
Voorts heeft India de invoer van appels in september 2015 beperkt tot de haven van Bombay, waardoor de EUexporteurs meer kosten moeten maken om de eindbestemming te bereiken. India heeft de maatregel in januari 2016 uiteindelijk ingetrokken, nadat de EU deze kwestie bilateraal en in WTOcommissies onder de aandacht had gebracht.
Technische handelsbelemmeringen (TBT - Technical Barriers to Trade): voor ICT, staalproducten en banden gelden nog steeds buitensporige conformiteitsbeoordelingseisen die niet in overeenstemming lijken te zijn met de TBT-overeenkomst van de WTO. In het bijzonder de voorgestelde verplichte veiligheidstest en certificering in India van onderdelen van telecommunicatienetwerken (uitgesteld tot april 2016) doet vragen rijzen over testmethoden, kosten en vertragingen. Voorts is de verplichte certificeringsregeling van het Bureau of Indian Standards (BIS) voor 15 staalproducten uitgebreid tot 21 andere staalproducten en tot drie producten van roestvrij staal. De lastige en lange conformiteitsbeoordelingsprocedures en fabrieksinspecties die daaraan zijn verbonden, vormen een extra belasting voor de Europese staalindustrie. Wat banden betreft, blijven markeringsvergoedingen en bankgarantievereisten belangrijke belemmeringen voor exporteurs uit de EU. Zo voert de nieuwe test- en inspectieregeling van het BIS voor de certificering van auto's en luchtbanden voor passagiersauto's het concept 'controle-eenheid' (5 000 banden van dezelfde familie) in en bepaalt zij dat elke tiende controle-eenheid moet worden getest. Dat is een verbetering in vergelijking met de vorige regeling waarbij alle bandenformaten die in India werden ingevoerd om de drie maanden een COP-test (conformiteit van de productie) moesten ondergaan, maar de regeling blijft erg belastend. De EU heeft India hierop aangesproken en heeft gevraagd dat de WTO in kennis zou worden gesteld van de maatregel. In 2015 ondervonden ondernemingen uit de EU ook TBT's bij de uitvoering van de Indiase liberalisering op het gebied van retail- en verzekeringsdiensten en van het in de handel brengen en etiketteren van alcoholische dranken.
De Commissie brengt deze niet-tarifaire maatregelen (NTM's) geregeld onder de aandacht in de TBT-commissie en de SPS-commissie van de WTO, en op bilateraal niveau in de desbetreffende werkgroepen EU-India en in het subcomité handel EU-India. Er worden ook nauwe contacten onderhouden met de EUlidstaten en de belanghebbenden in Delhi en in Brussel.
Overheidsopdrachten: er kan geen verdere substantiële vooruitgang worden gemeld wat de uitvoering betreft van het preferentiële markttoegangsbeleid voor in eigen land vervaardigde elektronica bij het plaatsen van overheidsopdrachten.
Intellectuele eigendom: een doeltreffende octrooibescherming in India blijft moeilijk. De redenen daarvoor zijn onder meer restrictieve octrooieerbaarheidscriteria, zoals de al te restrictieve definitie van 'uitvinderswerkzaamheid' om octrooibescherming te weigeren voor innovatieve farmaceutische producten die voortbouwen op reeds bestaande producten, in combinatie met problemen om octrooien te handhaven en bijzonder ruime criteria om verplichte vergunningen toe te kennen of om octrooien nietig te verklaren. Dat is het geval voor farmaceutische producten, chemische producten en andere sectoren waar plaatselijke innovatie bevorderd wordt. Tot nu toe heeft India de oproepen van de EU tot een geregelde dialoog over intellectuele eigendom (overeenkomstig een specifieke overeenkomst uit 2005) afgewezen, maar de Commissie blijft haar bezorgdheid uiten tijdens andere bilaterale contacten, onder meer in het subcomité voor handel EU-India.
Investeringen: wat de detailhandel in verscheidene merken betreft, heeft de nieuwe Indiase regering het bestaande maximum van 51 % DBI niet opgeheven (ondanks de aankondiging tijdens de verkiezingen dat zij dit deel van de detailhandel van DBI zou sluiten), maar heeft zij de uitvoering ervan overgelaten aan elke afzonderlijke Indiase deelstaat, zonder centrale handhaving. Dat beperkt de facto de Europese investeringen in de meeste Indiase deelstaten. Een positieve ontwikkeling is dat de 30 % LCR voor DBI in de detailhandel in één enkel merk (die moet worden gehaald binnen vijf jaar na ontvangst van de eerste DBIschijf) in november 2015 werd versoepeld tot 30 % LCR binnen vijf jaar nadat het bedrijf operationeel is geworden. De huidige tekst van de kennisgeving vermeldt dat de 30 % LCR moet worden gerealiseerd zodra het bedrijf operationeel is, maar de bevoegde minister heeft beloofd dit te corrigeren. Na geregeld overleg tussen de EU en de bevoegde Indiase autoriteiten, mogen detailhandelaren in één enkel merk sinds november 2015 online verkopen.
E. Japan
Tijdens de onderhandelingen over een brede FTA met Japan poogt de EU de talrijke reeds lang bestaande belemmeringen van de toegang tot de markt (waaronder tarieven, niettarifaire maatregelen (NTM's zoals TBT en SPS) en de beperkingen op het gebied van overheidsopdrachten) uit de weg te ruimen. Dat heeft reeds een aantal concrete resultaten opgeleverd:
NTM's: een aantal TBT/SPS-belemmeringen (bijvoorbeeld voor biologische levensmiddelen en voor het verlenen van vergunningen voor de groothandel in gedistilleerde dranken) zijn reeds uit de weg geruimd. Voor een aantal andere belemmeringen waaraan Japan tijdens het eerste jaar van de onderhandelingen iets zou doen, kan aanzienlijke vooruitgang worden gemeld, waaronder de vaststelling van internationale normen (bijvoorbeeld voor farmaceutische producten, levensmiddelenadditieven, vergunningsprocedures voor medische hulpmiddelen en normen voor de automobielsector op basis van VN/ECE-reglementen). Tegen 31 december 2015 had Japan voorts zijn oude invoerverbod voor rundvlees (dat gebaseerd was op een vermeend BSErisico) voor vier EUlidstaten opgeheven, en bevonden de aanvraagprocedures voor drie andere lidstaten zich in een gevorderd stadium. Er wordt ook nog verder onderhandeld over de beperkingen van de invoer van varkensvlees en producten daarvan uit bepaalde EUlidstaten die Japan nog steeds handhaaft.
In het algemeen worden de onderhandelingen over NTM's voortgezet op basis van een tweede lijst die de EU in december 2014 heeft verstrekt. Deze lijst bevat veel nog onopgeloste SPS-gerelateerde maatregelen, zoals de goedkeuring van levensmiddelenadditieven. Over andere mogelijke NTM's wordt onderhandeld in het kader van specifieke FTAhoofdstukken, zoals subsidies waarvoor binnen het concurrentiehoofdstuk disciplines worden besproken.
Overheidsopdrachten: de EU onderhandelt eveneens over de toekomstige opening van de Japanse markt voor overheidsopdrachten, met inbegrip van de Japanse spoorwegmarkt. Als onderdeel van het debat over het zogenoemde 'pakket voor één jaar', heeft Japan reeds concrete maatregelen genomen om zijn markt voor spoorwegopdrachten transparanter te maken. Momenteel wordt verder onderhandeld met als doel de markttoegang voor ondernemingen uit de EU te verbeteren, met name door de zogenoemde 'operationeleveiligheidsclausule', waarop Japan zich kan beroepen om openbareaanbestedingsprocedures te vermijden, aan de orde te stellen.
F. Rusland
Het EUhandelsbeleid ten aanzien van Rusland is vooral gericht op het vinden van een oplossing voor een aantal handelsbeperkende maatregelen die Rusland onlangs heeft ingesteld, waaronder een aantal waardoor het zijn WTOverplichtingen niet naleeft. Na China is Rusland het land dat tijdens de referentieperiode het meest nieuwe relevante maatregelen heeft ingesteld. Meestal gaat het daarbij om maatregelen direct aan de grenzen.
SPS: Rusland heeft tijdens de referentieperiode tien nieuwe SPS-gerelateerde invoerverboden ingesteld. Bij de WTO loopt een zaak van de EU tegen de invoerbeperkingen van Rusland ten aanzien van levende varkens, varkensvlees en bepaalde producten daarvan van oorsprong uit de EU (DS 475). Op 7 augustus 2014 heeft Rusland een nieuw, politiek gemotiveerd, verbod ingesteld op landbouwproducten en levensmiddelen uit de EU, dat geldt voor landen – waaronder EUlidstaten – die sancties hebben genomen tegen Rusland in de context van de Oekraïnecrisis. De totale verliezen voor de EUuitvoer werden gedeeltelijk gecompenseerd door een stijging van de uitvoer naar China, Zuid-Korea, Hongkong, Turkije en de VS. Een aantal lidstaten en sectoren werden echter hard getroffen (bijvoorbeeld de zuivelsector in Finland en in de Baltische staten).
Tarieven: de tarieven die Rusland toepast op papier en papierproducten, toestellen (zoals koelkasten) en palmolie lijken een niet-naleving in te houden van de geconsolideerde tariefverbintenissen in het kader van de WTO. Op 31 oktober 2014 heeft de EU een zaak bij de WTO aanhangig gemaakt waarbij zij dergelijke tarieven aanvecht (DS485). Op 15 september 2014 heeft zij bij de WTO ook een zaak aanhangig gemaakt (DS479) waarbij zij de illegale heffing door Rusland van antidumpingrechten op lichte commerciële voertuigen uit Duitsland en Italië aanvecht.
TBT: een aantal van de Russische technische voorschriften, die nu op het niveau van de Euraziatische Economische Unie werden goedgekeurd, leggen al te belastende conformiteitsbeoordelingseisen op die niet aan de internationale normen beantwoorden. Twee daarvan baren de Commissie in het bijzonder zorgen: het ontwerp van technisch voorschrift inzake de veiligheid van alcoholische dranken (in het bijzonder de bepalingen daarin over bier, wijn en gedistilleerde dranken) en de ontwerp-amendementen op het voorschrift inzake de 'Veiligheid van producten voor kinderen en adolescenten'. De Commissie heeft op bilateraal niveau en in het TBTcommissie van de WTO haar bezorgdheid omtrent deze voorschriften geuit en heeft Rusland verzocht voldoende tijd te laten vóór de inwerkingtreding, zodat de producenten zich kunnen aanpassen.
Subsidies: Rusland heeft een aantal discriminerende subsidieprogramma's goedgekeurd die Russische producenten bevoordelen, in het bijzonder in de vorm van subsidies met LCR's in de autosector en aan producenten van landbouwmateriaal en landbouwmachines. Dit is nadelig voor EU-exporteurs van auto's en landbouwmachines (in het bijzonder van maaidorsers), voor wie de Russische markt zeer belangrijk is. De Commissie heeft dit probleem verschillende keren bilateraal en in WTOcommissies aan de orde gesteld.
Overheidsopdrachten: Rusland heeft tijdens de referentieperiode een aantal sectorspecifieke maatregelen genomen die de toegang tot overheidsopdrachten voor nietRussische ondernemingen beperkt. Rusland heeft de GPA niet ondertekend, maar het is waarschijnlijk dat deze reeks maatregelen uiteindelijk economisch contraproductief zal zijn. Het heeft eveneens wetgeving goedgekeurd die tot doel heeft het beleid te formaliseren dat opdrachten van Russische staatsbedrijven en investeringsprojecten (ook met particuliere ondernemingen) waarbij de participatie van de staat minstens 10 % bedraagtvoorkeur geven aan Russische goederen.
G. Verenigde Staten (VS)
Voor de VS komen de belemmeringen van de toegang tot de markt hoofdzakelijk aan bod tijdens de lopende TTIPonderhandelingen.
Overheidsopdrachten: na Rusland was de VS het land dat tijdens de referentieperiode het hoogste aantal nieuwe beperkingen voor overheidsopdrachten heeft ingesteld. 'Buy American' geldt nog steeds voor een groot deel van de overheidsaankopen op het niveau van de staat, van de deelstaten en van de plaatselijke overheden.
Intellectuele eigendom: ondernemingen uit de EU ondervinden problemen om intellectueleeigendomsrechten te beschermen, in het bijzonder Europese geografische aanduidingen in de wijn-, kaas- en vleessector.
SPS/TBT: de VS past nog steeds verschillende oude TBT's toe (zoals certificering door derden of plaatselijke normen in bepaalde sectoren, met name engineering); zij past ook nog SPS-invoerbeperkingen toe op vlees (schaap, rund en geit) en op eiproducten. De termijnen voor de behandeling van aanvragen van ondernemingen uit de EU voor de invoer van bepaalde dierlijke en plantaardige producten zijn er nog steeds buitensporig lang.
De TTIPonderhandelingen bieden een belangrijke kans om deze beperkingen op te heffen, de Europese geografische aanduidingen in de VS beter te beschermen en van de VS de belofte te krijgen dat SPSaanvragen sneller zullen worden behandeld.
Subsidies: tijdens de referentieperiode heeft de EU een nieuwe zaak tegen de VS bij de WTO aanhangig gemaakt, namelijk betreffende subsidies aan Boeing (DS487).
III.EUstrategie om handels- en investeringsbelemmeringen aan te pakken
A. Multi- en plurilateraal handelskader en multi- en plurilaterale handelsbesprekingen
1. Multi- en plurilaterale handelsbesprekingen
De constante toename van het aantal handelsbeperkingen wereldwijd en het beperkte aantal handelsbeperkingen dat wordt opgeheven, zoals hierboven beschreven, onderstrepen het belang van een sterk multilateraal handelskader dat dergelijke protectionistische maatregelen doeltreffend aanpakt. De EU blijft daarom een sterk voorstander van de bevordering van de agenda inzake multilaterale handel en van de geschillenbeslechtingsregeling, die de hoeksteen van het EUhandelsbeleid blijven 14 .
In deze context werd met het 'Nairobi-pakket' van de WTO, dat tijdens de 10e ministerconferentie van de WTO van 15-18 december 2015 ("MC10") werd goedgekeurd, een zeer belangrijk akkoord voltooid dat tot doel heeft een eerlijker wereldhandel te garanderen en de ontwikkeling te ondersteunen. Er werd onder meer overeenstemming bereikt over de afschaffing van subsidies en andere regelingen die de uitvoer van landbouwproducten op oneerlijke wijze ondersteunen; de garantie dat voedselhulp voor ontwikkelingslanden op zodanige wijze wordt verleend dat de plaatselijke markten niet worden verstoord; de vereenvoudiging van de voorwaarden waaraan de producten van exporteurs uit de armste landen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor handelsovereenkomsten (oorsprongsregels) en het bieden van meer kansen voor bedrijven uit de armste landen om in andere WTO-landen diensten te verlenen. Uit de resultaten die werden geboekt op het gebied van thema's die specifiek de minst ontwikkelde landen betreffen, alsook uit de beslissingen inzake de toetreding van Afghanistan en Liberia blijkt dat de WTO aandacht heeft voor de behoeften van haar kwetsbaarste leden. Tijdens de MC10 werd bovendien de Overeenkomst inzake informatietechnologie 2 (ITA2) gesloten, die de douanerechten op meer dan 200 hightechproducten (waaronder halfgeleiders, medische apparatuur, spelconsoles en GPStoestellen) opheft en aldus de ITA van 1996 uitbreidt tot een waarde van 1,3 miljard EUR aan wereldwijde handel.
Op 5 oktober 2015 heeft de EU de Handelsfacilitatieovereenkomst (TFA - Trade Facilitation Agreement) van de WTO, het belangrijkste multilaterale handelsakkoord sinds de jaren '90, geratificeerd. De TFA zal de douaneprocedures wereldwijd naar verwachting aanzienlijk vereenvoudigen en moderniseren. Dat moet in het bijzonder de toegang van kleine bedrijven tot uitvoermogelijkheden verbeteren. De TFA moet ook de bijdrage van de ontwikkelingslanden tot de wereldwijde waardeketens aanzienlijk vergroten 15 .
Op plurilateraal niveau zijn de onderhandelingen over een TiSA goed opgeschoten; naar verwachting zal het tempo in 2016 nog worden opgedreven. Momenteel onderhandelen 23 WTOleden (waaronder de EU), die samen goed zijn voor 70 % van de wereldwijde handel in diensten, over de TiSA. De TiSA heeft tot doel de handel in diensten verregaander te liberaliseren dan de GATS dat doet op gebieden zoals vergunningen, financiële diensten, telecom, ehandel, zeevervoer, en professionals die tijdelijk in het buitenland gaan wonen om er diensten te verlenen. Diensten zijn goed voor ongeveer 70 % van het bbp en de werkgelegenheid in de EU en maken een steeds belangrijker deel uit van de internationale handel. De TiSA heeft aanzienlijk potentieel om de bedrijven in de EU te helpen diensten te exporteren.
Sinds juli 2014 onderhandelen de EU en 16 andere WTOleden ook over een overeenkomst om de wereldwijde handel in milieugoederen te liberaliseren (de 'Overeenkomst inzake milieugoederen' of 'EGA' - Environmental Goods Agreement), met als doel de belemmeringen uit de weg te ruimen voor de handel en de investeringen in goederen, diensten en technologieën die bijdragen tot de bescherming en de verbetering van het milieu. Momenteel zijn de onderhandelingen vooral gericht op het opheffen van tarieven op een hele reeks milieugoederen. De EU heeft eveneens de ambitie om diensten op te nemen die verband houden met de uitvoer van milieugoederen (zoals reparatie en onderhoud van windturbines) en om niet-tarifaire belemmeringen, zoals LCR's of beperkingen op het gebied van investeringen, aan te pakken. Aangezien de EU een wereldleider is wat de in- en uitvoer van milieugoederen betreft, zou de EGA voor het bedrijfsleven in de EU aanzienlijke kansen kunnen scheppen.
De herziene GPA is op 6 april 2014 van kracht geworden. Terwijl de ratificering loopt, wordt verder onderhandeld over de toekomstige toetredingen tot de overeenkomst, in het bijzonder van China en Australië. De EU neemt aan deze onderhandelingen deel om een zo breed mogelijk akkoord te garanderen.
Daarnaast heeft de Commissie op 29 januari 2016 een gewijzigd voorstel goedgekeurd voor een 'instrument voor internationale overheidsopdrachten' 16 , een instrument om de markten voor overheidsopdrachten wereldwijd verder te openen. De EU is weliswaar een open economie, maar veel belangrijke handelspartners van de EU passen restrictieve praktijken toe die bedrijven uit de EU discrimineren. Tijdens de referentieperiode werden ook veel dergelijke nieuwe maatregelen ingesteld (zie punt I.B.1.c). Het voorgestelde nieuwe instrument moet de Commissie de mogelijkheid bieden om een openbaar onderzoek te openen in geval van vermoedelijke discriminatie van bedrijven uit de EU op markten voor overheidsopdrachten in derde landen. Indien de discriminatie bevestigd wordt, zou de Commissie het betrokken land kunnen uitnodigen om over het openen van zijn markt voor overheidsopdrachten te onderhandelen. Indien dat mislukt, kunnen offertes van ondernemingen uit het betrokken land voor overheidsopdrachten in de EU aan een prijsaanpassingsmechanisme worden onderworpen, waardoor offertes van andere ondernemingen van buiten de EU en ondernemingen uit de EU een concurrentievoordeel krijgen. Eind 2015 bevond het voorstel zich bij de Raad. Het zou volgens de gewone wetgevingsprocedure (medebeslissing) moeten worden goedgekeurd.
2. WTOcommissies en geschillenbeslechtingsprocedures
De EU behoort nog steeds tot de meest proactieve WTOleden in de WTOcommissies voor TBT, SPS, SCM, invoervergunningsprocedures en handelsgerelateerde investeringsmaatregelen. Deze commissies zijn doeltreffende fora om de bezorgdheid van de EU aan de orde te brengen, te informeren, aan bewustmaking te doen en allianties te smeden met andere getroffen WTOleden, alsook om problemen op te lossen of - indien nodig - het terrein te effenen voor verdere handhavingsmaatregelen.
WTO-geschillenbeslechting (DS - Dispute Settlement) blijft de meest geschikte optie wanneer andere handhavingsinstrumenten ontoereikend zijn gebleken. Hoewel dergelijke procedures veel tijd en middelen vergen, kunnen zij aanzienlijke belemmeringen op systematische wijze aanpakken en op lange termijn meer rechtszekerheid bieden.
Tijdens de referentieperiode heeft de EU twee DS-zaken bij de WTO aanhangig gemaakt: een tegen Rusland met betrekking tot tarieven (DS485) en een tegen de VS met betrekking tot subsidies aan Boeing (DS487). Er werden ook WTOpanels ingesteld in een geschil met Brazilië over belastingvoordelen voor binnenlandse producenten van motorvoertuigen, elektronica en geautomatiseerde goederen (DS472) en in twee geschillen met Rusland over bepaalde maatregelen ten aanzien van de invoer van varkens en varkensvlees (DS475) en over antidumpingrechten op lichte commerciële voertuigen (DS479). Verder werd de procedure gesloten in een belangrijk geschil met Argentinië over invoerbeperkingen (DS438), met een positief resultaat voor de EU (zie punt II). Een ander belangrijk voorbeeld van een succesvolle zaak (DS 432) die door de EU aanhangig is gemaakt, betreft beperkingen door China op de uitvoer van zeldzame aardmetalen, waar China in januari en april 2015 respectievelijk heeft besloten zijn uitvoerquota's en zijn uitvoerrrechten af te schaffen na een uitspraak van de WTO die in augustus 2014 door het Orgaan voor Geschillenbeslechting werd goedgekeurd.
3. Handelsbeschermingsinstrumenten (HBI's)
Het gebruik van HBI's (antidumpingmaatregelen (AD), compenserende maatregelen (AS - antisubsidie) en vrijwaringsmaatregelen) is onderhavig aan WTOregels. Deze maatregelen zijn niet opgenomen in dit verslag als potentieel protectionistische maatregelen, aangezien zij precies tot doel hebben mededingingsbeperkende gedrag te corrigeren of op plotselinge toenames van schade veroorzakende invoer te reageren. Aan het eind van de rapporteringsperiode bleef het aantal HBI-maatregelen dat van kracht was ten aanzien van de EU of haar lidstaten stabiel (151). De landen die het actiefst dergelijke maatregelen oplegden, waren Brazilië, Indië, Australië, Indonesië, Marokko en Turkije. Vooral de toename van het aantal vrijwaringsmaatregelen (24 tijdens de rapporteringsperiode) baart de EU zorgen. Dergelijke maatregelen gelden ten aanzien van alle landen van oorsprong, ongeacht of zij de binnenlandse bedrijfstak schade berokkenen, en zonder dat oneerlijke handelspraktijken worden aangetoond.
De Commissie blijft handelsbeschermingzaken die derde landen ten aanzien van ondernemingen in de EU 17 hebben ingeleid actief monitoren om te garanderen dat de toegepaste maatregelen volledig in overeenstemming zijn met de desbetreffende WTOregels. Zo bijvoorbeeld heeft de EU tijdens de referentieperiode bij de WTO een DS-zaak aanhangig gemaakt tegen Rusland wegens een oneerlijk antidumpingrecht op lichte commerciële voertuigen (zie punt II.F).
Op haar beurt past de EU ook HBI toe ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken van derde landen. Eind 2015 waren in totaal 97 definitieve maatregelen van kracht (86 AD en 11 AS). De meeste maatregelen betroffen de staal- en de chemiesector. Het land waarop het meest maatregelen van toepassing waren, was China met 56 geldende maatregelen. Niettemin gelden slechts HBI's voor minder dan 1 % van de totale invoer in de EU. Dat betekent dat de EU algemeen genomen slechts zeer matig gebruikmaakt van HBI's.
Gezien de huidige aanzienlijke overcapaciteit en sterke prijzendruk in de staalsector, kon sinds de tweede helft van 2015 worden vastgesteld dat voor staalproducten vaker een beroep wordt gedaan op HBI's. Eind 2015 betroffen 14 van de 33 geldende definitieve maatregelen voor staal (30 AD en 3 AS) de invoer van staal van oorsprong uit China (13 AD en 1 AS), en andere onderzoeken lopen nog. Om de staalcrisis het hoofd te bieden, hebben andere landen (de VS, Marokko en India in het bijzonder) ook dergelijke maatregelen ingesteld, waaronder vrijwaringsmaatregelen (India).
B. Agenda inzake bilaterale handel
1. Onderhandelingen
De EU streeft naar bilaterale en regionale overeenkomsten op een wijze die eraan bijdraagt dat de WTO weer in het middelpunt van de wereldhandel komt te staan 18 . Zij heeft de meest ambitieuze agenda inzake bilaterale handel ter wereld, heeft preferentiële handelsovereenkomsten gesloten met 52 landen en onderhandelt over vrijhandelsovereenkomsten en economische partnerschapsovereenkomsten (EPO's) met 80 landen, onder meer met een aantal van haar belangrijkste economische partners (de VS, Japan, Mercosur en India – hoewel de onderhandelingen met het laatste land momenteel geblokkeerd zijn). Zij onderhandelt eveneens over investeringsovereenkomsten met China en Myanmar 19 . Tien jaar geleden betroffen de geldende FTA's minder dan een vierde van de EUhandel. Nu is dat meer dan een derde, en indien alle lopende onderhandelingen tot een goed eind worden gebracht, wordt dat meer dan twee derden.
Bilaterale en regionale onderhandelingen zijn zeer belangrijk om handelsbelemmeringen uit de weg te ruimen en markten te openen. Dat is zowel het geval tijdens als bij het afsluiten van de onderhandelingen. Zo bijvoorbeeld werd nog vóór de officiële opening van de lopende FTA-onderhandelingen met Japan grondig werk gemaakt van niet-tarifaire maatregelen, en dat heeft tijdens de onderhandelingen concrete resultaten opgeleverd, zoals de kwestie van de vergunningen voor de groothandel in gedistilleerde dranken (zie punt II).
Voorts werden in december 2015 de FTAonderhandelingen met Vietnam afgerond 20 . Overeenkomstig de gebruikelijke procedure zal de tekst van de FTA nu juridisch worden getoetst en in alle talen van de EU worden vertaald, en vervolgens ter ratificatie aan de Raad en het Europees Parlement worden voorgelegd. Tijdens deze periode werkt de Commissie reeds nauw samen met Vietnam om wetgeving te inventariseren die beide partijen moeten vaststellen of wijzigen om die in overeenstemming te brengen met de nieuwe FTA. Naar verwachting zullen als onderdeel van dit proces verschillende reeds lang bestaande belemmeringen van de toegang tot de markt worden opgeheven, zodat snel resultaten zullen kunnen worden geboekt zodra de FTA in werking treedt (zie de website van de Commissie: " overzicht van mogelijk handelsbeperkende maatregelen - december 2015 ").
Op 17 juli 2014 werden ook de onderhandelingen tussen de EU en Ecuador over een Protocol van toetreding tot de FTA EUColombia/Peru afgerond. Het Protocol wordt momenteel door de partijen ondertekend en geratificeerd. Ook de onderhandelingen over de FTA EU-Canada (CETA - Comprehensive Economic and Trade Agreement) zijn op 26 september 2014 afgesloten, en die over de FTA EUSingapore op 17 oktober 2014.
2. Bestaande FTA's uitvoeren en handhaven
Zoals in de mededeling 'Handel voor iedereen' wordt onderstreept, is het van cruciaal belang te garanderen dat FTA's ten volle worden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat ze, als ze eenmaal in werking zijn getreden, resulteren in de beloofde opening van de markt en kansen voor de bedrijven op het terrein. Momenteel gebeurt dit hoofdzakelijk via de markttoegangsstrategie (zie punt C.). Er wordt namelijk gebruikgemaakt van de specifieke structuren die door de FTA's werden ingesteld (zoals specifieke handelscomités die in het geval van marktbelemmeringen een vroegtijdige uitwisseling en een diplomatieke oplossing, en in laatste instantie specifieke DS-mechanismen mogelijk maken), alsook van de bestaande algemene structuren zoals de WTOcommissies of, indien dat beter beschikt is, WTODS 21 .
De FTA EUZuidKorea, die sinds 1 juli 2011 wordt toegepast, toont aan hoe belangrijk het is doeltreffend te monitoren om een zo volledig mogelijke uitvoering van de FTA te garanderen 22 . Tijdens de periode waarop dit verslag betrekking heeft, kon een aantal problemen met de uitvoering van de FTA en met de markttoegang op deze manier worden opgelost. Op het gebied van financiële diensten bijvoorbeeld werd, na aanhoudende druk van de EU en overeenkomstig de verbintenis die Korea in de FTA was aangegaan, in juni 2015 een nieuw kader vastgesteld waardoor financiële instellingen uit de EU gegevens naar nietEUlidstaten mochten transfereren en ITfaciliteiten mochten uitbesteden, wat hun activiteiten in Korea veel gemakkelijker heeft gemaakt. Ook is in februari 2015 voor biologische levensmiddelen een in augustus 2014 afgeronde gelijkwaardigheidsregeling in werking getreden, die sindsdien probleemloos wordt toegepast. Wat voorts de automobielsector betreft, aanvaarden de Koreaanse autoriteiten, na interventie van de EU, sinds de zomer van 2015 voertuigen met een 'Euro VI'goedkeuring zonder buitensporige bijkomende verzoeken om informatie. Er blijven in deze sector niettemin markttoegangsproblemen bestaan, en voortgezette nauwlettende monitoring blijft belangrijk.
Ook de uitvoering van de FTA EU-Colombia/Peru 23 verloopt goed. Er blijven een paar punten van bezorgdheid bestaan, bijvoorbeeld op het gebied van SPS voor Peru en op het gebied van belasting van gedistilleerde dranken in Colombia en Peru. Een positief punt is dat Colombia in juni 2015 één procedure heeft gepresenteerd die alle nodige fasen voor de goedkeuring van EU-uitvoer van dierlijke producten omvat. Dat vereenvoudigt de formaliteiten die aan uitvoer uit de EU worden opgelegd en verkort de wachttijden, waardoor de toegang tot de markt voor ondernemingen uit de EU wordt vergemakkelijkt. Voorts hebben 526 Colombiaanse en 1 133 Peruviaanse ondernemingen, waaronder vrij veel kmo's, voor het eerst sinds de inwerkingtreding van de FTA naar de EU uitgevoerd.
De start van de uitvoering van de diepe en brede vrijhandelsovereenkomsten EU-Georgië en EU-Republiek Moldavië op 1 september 2014 heeft een nauwe samenwerking met bedrijfsorganisaties mogelijk gemaakt en heeft de lidstaten de mogelijkheid geboden om hervormingen van het handelsbeleid te ondersteunen en handelsbelemmeringen in die landen intensiever aan te pakken. Het ondernemingsklimaat in Georgië is in het algemeen gunstig, maar de Commissie heeft intensief gewerkt aan een oplossing voor verschillende problemen die ondernemingen in de Republiek Moldavië ondervinden (zoals op het gebied van energie, verzekeringen, douaneformaliteiten, gronddiensten). Naar verwachting zal de uitvoering van de hervormingsagenda van de diepe en brede vrijhandelsovereenkomsten voor de ondernemingen uit de EU en de plaatselijke ondernemingen in die landen gelijke concurrentievoorwaarden scheppen.
Een werkzame monitoring en doeltreffende uitvoering van FTA's scheppen dus nieuwe kansen wat de markttoegang betreft en helpen bestaande belemmeringen op te heffen.
C. De markttoegangsstrategie: streven naar een 'versterkt partnerschap'
De markttoegangsstrategie (MAS) 24 vormt een aanvulling op de multilaterale, plurilaterale en bilaterale handelsbesprekingen van de EU omdat die garandeert dat de handelsmogelijkheden die door handelsovereenkomsten (zowel FTA's als WTOovereenkomsten) worden gecreëerd, in werkelijke markttoegang voor Europese exporteurs worden omgezet. De markttoegangsstrategie is gebaseerd op een 'markttoegangspartnerschap', dat bestaat in een geregelde coördinatie tussen de Commissie, de lidstaten en het bedrijfsleven, zowel in Brussel als in derde landen. De markttoegangsstrategie is een doeltreffend instrument gebleken om informatie over handelsbelemmeringen te verzamelen en om een gemeenschappelijke strategie voor het opheffen van belemmeringen vast te stellen en de prioriteiten daarvan te bepalen. In die strategie kan het gaan van diplomatieke stappen, over onderhandelingen in specifieke WTO- of FTAcommissies, comités of structuren, tot bemiddeling en formele geschillenbeslechting.
In het licht van de steeds vollere agenda inzake bilaterale handel en het aantal FTA's dat tijdens de komende jaren in werking zal treden, zal de markttoegangsstrategie een steeds belangrijker rol vervullen in de verdediging van de handelsbelangen en -rechten van de EU. Het zal van cruciaal belang zijn dat de FTA's die de EU sluit naar behoren worden uitgevoerd en gehandhaafd om te garanderen dat zij resulteren in werkelijke markttoegang en kansen voor exporteurs uit de EU in nietEUlidstaten. Dat is echter niet de exclusieve taak van de Commissie, maar een gedeelde verantwoordelijkheid van de Commissie, de lidstaten, het Europees Parlement en de belanghebbenden. In haar mededeling uit 2015 'Handel voor iedereen' heeft de Commissie voor de uitvoering van handelsovereenkomsten dan ook een 'versterkt partnerschap' met de lidstaten, het Europees Parlement en de belanghebbenden voorgesteld. Daardoor zal de huidige markttoegangsstrategie worden uitgebreid en versterkt en verder gaan dan het opheffen van belemmeringen voor handel en investeringen. Het zal de uitvoering van de FTA's omvatten, en onder meer ook versterkte bewustmakings- en douanesamenwerkingsactiviteiten, handelsbevordering en duurzame ontwikkeling.
Conclusie
In de context van de lichte vertraging van de wereldeconomie en de relatief zwakke wereldwijde handelsactiviteit in 2015 werd tijdens de referentieperiode van juli 2014 tot en met december 2015 vaker gebruikgemaakt van potentieel handelsbeperkende maatregelen en werden slechts weinig eerdere maatregelen opgeheven. Het totale aantal handelsbeperkende maatregelen dat sinds 2008 werd ingesteld, blijft dus toenemen. Net als in vorige jaren hebben opkomende landen het sterkst gebruikgemaakt van restictieve maatregelen, maar ook ontwikkelde landen, waaronder G20landen, blijven dergelijke maatregelen toepassen ondanks hun herhaalde toezeggingen dat zij geen nieuwe handelsbeschermende maatregelen zouden instellen en bestaande maatregelen zouden opheffen.
Ook een aantal van de belangrijkste economische partners van de EU die in dit verslag worden geanalyseerd, houden een groot aantal handelsbelemmeringen in stand. Wat de VS en Japan betreft, probeert de EU daar iets tegen te ondernemen in het kader van de FTAonderhandelingen, en in het bijzonder voor Japan konden reeds een aantal belemmeringen uit de weg worden geruimd. Er blijven weliswaar nog veel significante belemmeringen bestaan, maar de inspanningen van de EU op bilateraal en multilateraal vlak en in het kader van de FTA-onderhandelingen hebben voor de landen van de Mercosur (voor Brazilië en in het bijzonder voor Argentinië) tot positieve ontwikkelingen geleid. Wat India betreft, blijft het moeilijk om vooruitgang te boeken, en het opheffen van belemmeringen van de toegang tot de Chinese en Russische markt vormt nog steeds een grote uitdaging, met slechts beperkte positieve resultaten tijdens de rapporteringsperiode.
In deze context blijft het van cruciaal belang dat verder effectieve vooruitgang wordt geboekt met de agenda inzake multilaterale, plurilaterale en bilaterale handel. Tegelijkertijd is het ook essentieel dat de nadruk versterkt wordt gelegd op de doeltreffende uitvoering en handhaving van de handelsovereenkomsten. De markttoegangsstrategie van de EU met haar markttoegangspartnerschap tussen de Commissie, de lidstaten en de belanghebbenden, blijft in dit opzicht van wezenlijk belang. In de context van de steeds vollere agenda inzake bilaterale handel wordt een 'versterkt partnerschap' met de lidstaten, het Europees Parlement en belanghebbenden voorgesteld om de handelsovereenkomsten met vereende krachten toe te passen en te garanderen dat deze zoveel mogelijk resulteren in werkelijke markttoegang en kansen voor de bedrijven.
Tegelijkertijd moet ook verder worden aangedrongen op meer antiprotectionistische vastberadenheid op mondiaal politiek niveau. Daarbij moeten de positieve effecten van open markten op innovatie, productiviteit, economische groei en welvaart in gedachten worden gehouden.
(1) Algerije, Argentinië, Australië, Belarus, Brazilië, Canada, China, Ecuador, Egypte, de Filipijnen, India, Indonesië, Japan, Kazachstan, Maleisië, Mexico, Nigeria, Oekraïne, Pakistan, Paraguay, Rusland, SaudiArabië, Taiwan, Thailand, Tunesië, Turkije, de VS, Vietnam, Zuid-Afrika, Zuid-Korea en Zwitserland.
(2) Op het ogenblik dat dit verslag werd opgesteld, was het 14e WTO-handelsmonitoringverslag over de handelsmaatregelen van de G20 van 30 oktober 2015 ( https://www.wto.org/english/news_e/news15_e/g20_wto_report_oct15_e.pdf ) het recentste. Sinds het begin van de wereldwijde economische crisis hebben de leiders van de G20 geregeld herhaald dat zij geen nieuwe handels- en investeringsbelemmeringen zouden instellen en de bestaande belemmeringen zouden opheffen. Deze belofte werd nog eens bevestigd op de laatste drie G20tops.
(3) Mededeling van de Commissie "Handel voor iedereen – Naar een meer verantwoord handels- en investeringsbeleid", 14 oktober 2015 ( http://ec.europa.eu/trade/policy/in-focus/new-trade-strategy/ ).
(4) Zie http://www.cpb.nl/cijfer/cpb-wereldhandelsmonitor-inclusief-verslagmaand-november-2015
(5) IMF, World Economic Outlook Update, januari 2016.
(6) De methodologie van het handelsmonitoringverslag van de WTO over de handelsmaatregelen van de G20 verschilt van die van dit verslag, aangezien het verslag van de WTO een kleinere groep landen en een kortere periode (namelijk zes maanden) betreft. Het omvat, in tegenstelling tot dit verslag, ook handelsbeschermingsinstrumenten. Niettemin lopen de bevindingen van de twee verslagen grotendeels gelijk, en concluderen beide verslagen dat bestaande handelsbelemmerende maatregelen niet snel genoeg worden ingetrokken om het groeiende aantal nieuwe maatregelen substantieel te compenseren.
(7) Mededeling van de Commissie 'Een kaderstrategie voor een schokbestendige energie-unie met een toekomstgericht beleid inzake klimaatverandering', COM(2015) 80 final.
(8) Mededeling van de Commissie 'Het grondstoffeninitiatief ', COM(2008) 699.
(9) Mededeling van de Commissie 'Handel voor iedereen' (zie voetnoot 3).
(10) Zie de mededeling van de Commissie 'Handel voor iedereen' (zie voetnoot 3), blz. 12.
(11) Belangrijke uitzondering vormen sojabonen en bijproducten van soja, biodiesel en zeven tariefposten betreffende 'resten en afval van gietijzer, van ijzer of van staal (schroot)'.
(12) PIS ("Programa de Integração Social") en COFINS ("Contribuição para o Financiamento da Seguridade Social").
(13)
De derde plenaire vergadering van het 18e nationale congres van het centraal comité van de communistische partij van China vond plaats in november 2013. Het zet de koers uit voor het beleid van China tot 2020 (http://www.china.org.cn/china/third_plenary_session/2014-01/16/content_31212602.htm).
(14) Zie de mededeling van de Commissie 'Handel voor iedereen' (zie voetnoot 3), blz. 27-29.
(15) http://trade.ec.europa.eu/doclib/press/index.cfm?id=1374
(16) Gewijzigd voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad over toegang van goederen en diensten uit derde landen tot de interne aanbestedingsmarkt van de Unie en procedures tot ondersteuning van onderhandelingen over toegang van goederen en diensten uit de Unie tot de aanbestedingsmarkten van derde landen, COM (2016) 34 final van 29 januari 2016.
(17) Elk jaar maakt de Commissie een gedetailleerde analyse van de beschermingsmaatregelen van derde landen ten aanzien van ondernemingen uit de EU. Die analyse wordt bekendgemaakt op http://ec.europa.eu/trade/policy/accessing-markets/trade-defence/actions-against-exports-from-the-eu/
(18) Zie de mededeling van de Commissie 'Handel voor iedereen' (zie voetnoot 3), blz. 29 en volgende.
(19) Voor een overzicht, zie http://ec.europa.eu/trade/policy/countries-and-regions/agreements/
(20) Zie http://trade.ec.europa.eu/doclib/press/index.cfm?id=1449
(21) Tot nu toe heeft handhaving uitsluitend via WTOkanalen plaatsgevonden, maar FTAhandhavingskanalen kunnen aan belang winnen naarmate meer FTA's met specifieke DSmechanismen in werking treden.
(22) Voor het laatste uitvoeringsverslag, zie http://ec.europa.eu/trade/policy/countries-and-regions/countries/south-korea/
(23) Het tweede jaarverslag betreffende de uitvoering van de handelsovereenkomst tussen de EU en Colombia/Peru is op 10 februari 2016 goedgekeurd ( https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/1/2016/NL/1-2016-58-NL-F1-1.PDF ).
(24) Zie de mededeling van de Commissie 'Europa als wereldspeler: een sterker partnerschap voor markttoegang ten behoeve van Europese exporteurs' van 18 april 2007, COM(2007) 183 definitief ( markttoegangsstrategie ).