Artikelen bij COM(2007)546 - Gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake kredietovereenkomsten voor consumenten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

Belangrijke juridische mededeling

|
52007PC0546

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake kredietovereenkomsten voor consumenten /* COM/2007/0546 def. - COD 2002/0222 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 21.9.2007

COM(2007) 546 definitief

2002/0222 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake kredietovereenkomsten voor consumenten

2002/0222 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad inzake kredietovereenkomsten voor consumenten

1. CHRONOLOGISCH OVERZICHT

Indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad (document COM(2002) 443 definitief – 2002/0222 COD): | 12 september 2002 |

Advies van het Economisch en Sociaal Comité: | 17 juli 2003 |

Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: | 20 april 2004 |

Indiening van het eerste gewijzigde voorstel: | 29 oktober 2004 |

Indiening van het tweede gewijzigde voorstel: | 7 oktober 2005 |

Politiek akkoord in de Raad Concurrentievermogen: | 21 mei 2007 |

Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: | 20.9.2007 |

2. DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Het voorstel voor een nieuwe richtlijn inzake consumentenkrediet heeft twee doelen: een hoog niveau van consumentenbescherming verzekeren en een proces voor het vaststellen van de voorwaarden voor een echte interne markt in consumentenkredieten op gang brengen.

De richtlijn van 1987 was gebaseerd op een minimale harmonisatie. Vrijwel alle lidstaten zijn in meer of mindere mate verder gegaan dan deze normen, hetgeen de vorming van een interne markt heeft belemmerd. De volledige harmonisatie van de vijf belangrijkste modules van de richtlijn (precontractuele en contractuele informatie, jaarlijks kostenpercentage (JKP), herroepingsrecht en recht op vervroegde aflossing) moet bijdragen aan de vorming van een interne markt voor consumentenkredieten omdat de kredietgevers hun producten niet hoeven aan te passen aan de verschillende nationale wetgevingen in de lidstaten.

De huidige richtlijn inzake consumentenkrediet (87/10/EG) is vastgesteld in 1987 en voorziet slechts in basale consumentenbeschermingsmaatregelen. De recente ontwikkelingen in de markt maken een aanpassing van deze voorschriften noodzakelijk.

3. COMMENTAAR OP HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

3.1 Algemene opmerkingen

Voor de Commissie waren de belangrijkste elementen de harmonisatie van: precontractuele en contractuele informatievereisten, berekening van het JKP, recht op vervroegde aflossing en herroepingsrecht.

De Commissie steunt de invoering van een standaardformulier om aan de precontractuele informatieverplichtingen van de kredietgevers te voldoen.

3.2 Door het Europees Parlement in eerste lezing aangebrachte amendementen

In het gemeenschappelijk standpunt opgenomen amendementen

Wat het toepassingsgebied van de richtlijn betreft, heeft het EP een aantal uitzonderingen voorgesteld die al dan niet in gewijzigde vorm zijn aanvaard.

De uitzondering van zekerheidsovereenkomsten van het toepassingsgebied van de richtlijn is opgenomen in het gewijzigde voorstel en in het gemeenschappelijk standpunt [artikel 2, lid 1].

Het voorstel om niet alleen hypothecaire kredieten, maar ook kredieten met een andere vergelijkbare zekerheid uit te zonderen, maakt ook deel uit van het gemeenschappelijk standpunt [artikel 2, lid 2, onder a)] en de Raad heeft (op het gebied van kredieten) nieuwe uitzonderingen betreffende de financiering van de aankoop van onroerend goed toegevoegd (zie onderstaand punt 3.3).

Wat de uitzonderingen betreft, heeft het Parlement voorgesteld kredietovereenkomsten tot 500 euro en boven 100 000 euro uit te zonderen. Het gewijzigde voorstel van de Commissie voorzag in een lichte regeling voor kredieten tot 300 euro. De Raad heeft ingestemd met een volledige uitzondering voor kredieten van minder dan 200 euro en, in overeenstemming met het advies van het Parlement, de vaststelling van een bovengrens van 100 000 euro [artikel 2, lid 2, onder c)]. Deze oplossing is aanvaardbaar omdat consumenten in de hele EU kunnen worden beschermd door hun lidstaat indien deze beschermingsvoorschriften noodzakelijk acht. Bovendien worden deze kleine kredieten zelden over de grens opgenomen. Kredieten boven 100 000 euro zijn geen typische consumentenkredieten en hebben de beschermingsmechanismen van de richtlijn daarom niet nodig.

Op het gebied van debetstanden en overschrijdingen hebben de Commissie en de Raad het idee van het Parlement van lichte regelingen (d.w.z. de lijst van verplichtingen verkorten) opgevolgd om deze producten flexibel te houden [artikel 2, leden 3 en 4]. Niettemin hebben de onderhandelingen in de Raad uiteindelijk geleid tot een langere lijst dan die welke door het Parlement en de Commissie is voorgesteld.

De Raad heeft op basis van het gewijzigde voorstel van de Commissie lichte regelingen voor andere specifieke kredietovereenkomsten ingevoerd (kredieten verleend door kredietcoöperaties [artikel 2, lid 5] en regelingen tussen kredietgever en consument met betrekking tot uitstel van betaling wanneer de consument al in gebreke is [artikel 2, lid 6]). In de amendenten van het Parlement werd voor deze gevallen een volledige uitzondering voorgesteld.

Wat de definities betreft, gaf het aanvankelijke voorstel van de Commissie een ruime definitie van de totale kredietkosten (alle kosten die de consument in verband met de kredietovereenkomst moet betalen). Het Parlement stelde een beperktere definitie voor, waarbij alleen de bij de kredietgever bekende kosten in verband met het beheer van de kredietovereenkomst zijn inbegrepen en de aan derden (notaris, belastingdienst) verschuldigde kosten zijn uitgesloten. De Commissie heeft het amendement overgenomen door de bij de kredietgever bekende kosten in verband met de kredietovereenkomst in de definitie op te nemen en de aan derden verschuldigde kosten uit te sluiten. De Commissie stelde echter voor, de kosten in verband met nevendiensten met betrekking tot de kredietovereenkomst op te nemen (met name verzekeringspremies) indien deze dienst een verplichte voorwaarde is om het krediet, in voorkomend geval tegen de geadverteerde condities, te verkrijgen, en het contract is afgesloten met de kredietgever of, onder bepaalde omstandigheden, met een derde partij. Het gemeenschappelijk standpunt stemt overeen met het gewijzigde voorstel van de Commissie, met uitzondering van de belastingen, die niet zijn uitgesloten [artikel 3, onder g)]. Hoewel uitsluiting van de belastingen de voorkeur zou hebben, kan de Commissie deze oplossing bij wijze van compromis aanvaarden.

Met betrekking tot gelieerde kredietovereenkomsten heeft de Raad een definitie van het Parlement met een lichte wijziging overgenomen [artikel 3, onder n)].

Wat de informatievereisten ten aanzien van reclame betreft, is in het gemeenschappelijk standpunt rekening gehouden met het gewijzigde voorstel van de Commissie waarin een lijst wordt voorgesteld met belangrijke informatie (JKP, duur van de kredietovereenkomst, aantal en hoogte van de maandelijkse betalingen en totale kredietkosten) die moet worden verstrekt tenzij de advertentie geen specifiek kredietvoorstel bevat. In het gemeenschappelijk standpunt wordt de lijst met verplichte informatie echter afhankelijk gesteld van de vraag of de advertentie een rentepercentage of een ander cijfer vermeldt. Hierdoor wordt er rekening mee gehouden dat consumenten meer informatie nodig hebben (zoals het JKP) wanneer er een cijfer in de advertentie wordt genoemd, om te voorkomen dat zij door een enkel cijfer worden misleid. De Raad was van mening dat deze bepaling niet hoeft te worden toegepast op gevallen in de lidstaten waar de nationale wetgeving een vermelding van het JKP voorschrijft voor advertenties waarin geen cijfer wordt vermeld [artikel 4, lid 1, tweede zin]. De Commissie stemt hiermee in; deze uitzondering betreft alleen gevallen die niet onder de richtlijn vallen en zorgt dat de betrokken lidstaten hun wetgeving kunnen handhaven.

De lijst van de verstrekte informatie is gewijzigd en de Raad heeft de mogelijkheid voor de lidstaten ingevoerd om de vermelding van het JKP niet voor te schrijven in het geval van een rekening-courantkrediet [artikel 4, lid 2, onder c]. Deze speelruimte voor de lidstaten is aanvaardbaar aangezien rekening-courantkredieten op het ogenblik vrijwel geen grensoverschrijdende werking hebben.

Wat de voorschriften inzake precontractuele informatie betreft, heeft de Commissie, na amendementen van het Europees Parlement geheel of gedeeltelijk te hebben overgenomen, in haar gewijzigde voorstel vereisten voorgesteld die op hun beurt geheel of gedeeltelijk door de Raad zijn overgenomen. De Raad heeft nieuwe elementen ingevoerd (zoals het standaardformulier voor precontractuele informatie, zie onderstaand punt 3.3).

Bij de vaststelling van de algemene verplichtingen van de kredietgever vóór de sluiting van de kredietovereenkomst heeft de Raad het voorstel van de Commissie voor een gewijzigd voorstel opgevolgd om de beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument verplicht te stellen. De kredietgever moet de kredietwaardigheid van de consument beoordelen op basis van toereikende informatie die, in voorkomend geval, is verkregen van de consument en, waar nodig, op basis van een raadpleging van een gegevensbestand [artikel 8, lid 1]. De Raad heeft het beginsel van verantwoord geldlenen echter losgelaten. Dit is aanvaardbaar omdat de Raad akkoord is gegaan met de verplichting voor lidstaten om erop toe te zien dat kredietgevers de consument een adequate toelichting verstrekken om hem in staat stellen te beoordelen of de voorgestelde kredietovereenkomst aan zijn behoeften en financiële situatie beantwoordt [artikel 5, lid 6].

Het Parlement en de Raad hebben andere gegevens aan de aanvankelijk kortere lijst van voorgeschreven precontractuele informatie toegevoegd. Van de toevoegingen van het Parlement (extra kosten mits deze bij de kredietgever bekend zijn; kosten van een rekening die speciaal voor de betrokken lening is geopend; kosten voor het gebruik van betaalmiddelen; kosten voor betalingstransacties; totale kredietkosten voor de consument; procedures voor het herroepingsrecht; aflossingsmethode; in het geval van achterstallige betalingen de interest en kosten, de regelingen voor de aanpassingen ervan en de kosten van niet-nakoming) heeft de Raad de volgende overgenomen: de kosten voor het aanhouden van een of meer rekeningen [artikel 5, lid 1, onder i)], de kosten voor het gebruik van een betaalmiddel en andere kosten [artikel 5, lid 1, onder i] en de informatie over achterstallige betalingen [artikel 5, lid 1, onder l)]. Op basis van het gewijzigd Commissievoorstel heeft de Raad toegevoegd: de vermelding van notariskosten [artikel 5, lid 1, onder j] de verplichting tot afname van een nevendienst in verband met de kredietovereenkomst [artikel 5, lid 1, onder k], het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht [artikel 5, lid 1, onder o], het recht van vervroegde aflossing [artikel 5, lid 1, onder p], het recht om in kennis te worden gesteld van het resultaat van een raadpleging van een gegevensbestand [artikel 5, lid 1, onder q] en betalingen door de consument die geen aanleiding geven tot directe overeenkomstige aflossing van het totale kredietbedrag [artikel 5, lid 5]. Bovendien heeft de Raad op eigen initiatief toegevoegd: de informatie over het soort krediet [artikel 5, lid 1, onder a)], de identiteit en het adres van de kredietgever [artikel 5, lid 1, onder b)], een waarschuwing voor de gevolgen van het niet tijdig verrichten van betalingen [artikel 5, lid 1, onder m)], het recht om op verzoek een exemplaar van de ontwerp-kredietovereenkomst te ontvangen [artikel 5, lid 1, onder r)] en, in voorkomend geval, de periode waarbinnen de kredietgever door de precontractuele informatie is gebonden [artikel 5, lid 1, onder s)].

Terwijl de Commissie stelde dat de lijst van voorschriften inzake precontractuele informatie niet moet worden uitgebreid met meer dan hetgeen in haar gewijzigde voorstel stond, teneinde een teveel aan informatie te vermijden, stemde zij in met de lijst van informatie die nu beschikbaar is, er rekening mee houdend dat sommige van de toegevoegde gegevens alleen in specifieke gevallen relevant zijn en alleen in deze omstandigheden in het verplichte formulier zullen worden opgenomen (zie 3.3).

Met betrekking tot precontractuele informatie in specifieke gevallen zoals rekening-courantkrediet is de door het Parlement voorgestelde lichte regeling opgenomen in het gemeenschappelijk standpunt, maar is de informatielijst uitgebreid [artikel 6, leden 1, 2 en 3]. Aangezien deze specifieke gevallen geen significante grensoverschrijdende werking hebben, heeft de Commissie geen bezwaren tegen deze lijst geuit. Dit standpunt is eveneens van toepassing op de speelruimte voor de lidstaten ten aanzien van de aanduiding van het JKP bij rekening-courantkredieten [artikel 6, lid 2].

Wat de toegang tot gegevensbestanden betreft, heeft het Parlement voorgesteld af te zien van de verplichting voor lidstaten om een centraal gegevensbestand te beheren. De Commissie en de Raad hebben overeenstemming bereikt over deze wijziging [artikel 9]. Het Parlement heeft voorgesteld vast te houden aan het voorschrift dat kredietgevers van andere lidstaten toegang tot bestaande gegevensbestanden moeten hebben onder de zelfde voorwaarden als kredietgevers van die lidstaat. De Commissie voegde hieraan toe dat de toegang niet-discriminerend moet zijn, hetgeen door de Raad is overgenomen [artikel 9, lid 1]. De tweede bepaling die het Parlement wenste te handhaven, betreft de verplichting om de consument onverwijld en zonder kosten in kennis te stellen van het resultaat van een raadpleging van een gegevensbestand. Dit amendement is overgenomen in het gewijzigde Commissievoorstel, zij het beperkt tot gevallen waarin de consument deze informatie vraagt. De Raad heeft de verplichting om de consument te informeren nader beperkt tot gevallen waarin de afwijzing van een kredietaanvraag is gebaseerd op de raadpleging van een gegevensbestand [artikel 9, lid 2]. Dit is aanvaardbaar omdat het de situatie dekt waarin het zeer belangrijk is voor de consument om op de hoogte te zijn van een raadpleging van een gegevensbestand.

Wat de contractuele informatie betreft, is het Parlementsvoorstel overgenomen om de informatie toe te voegen aan de te volgen procedure voor de uitoefening van het recht van beëindiging van de kredietovereenkomst [artikel 10, lid 2, onder r)].

Wat het JKP betreft, had het Parlement voorgesteld dat verzekeringskosten alleen in het JKP moeten worden opgenomen indien zij voor de verkrijgen van het krediet verplicht zijn. Dit is door de Commissie en de Raad aanvaard, maar om duidelijkheidsredenen is het in de definitie van de totale kosten van het krediet opgenomen [artikel 3, onder g)]. Het Parlement had ook twee hypothesen voorgesteld voor gevallen waarin de rente tijdens de contracttermijn kan variëren of wanneer een voordelige rente wordt aangeboden die alleen voor het begin van de krediettermijn geldt. Deze suggestie was volledig aanvaard door de Commissie en de Raad en is nu opgenomen in bijlage I, punt II, onder i) en j).

Wat de debetrentevoet betreft, heeft het Parlement aanvullende voorwaarden voor variabele debetrentevoeten voorgesteld. Deze toevoegingen zijn in aanmerking genomen en zij zijn nu opgenomen in de definitie van 'vaste debetrentevoet' (nl. niet variabel) in artikel 3, onder k).

Ten aanzien van vervroegde aflossing had het Parlement veranderingen in het ontwerp voorgesteld die in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen: de consument mag te allen tijde vervroegd aflossen [artikel 16].

Wat de overdracht van rechten betreft, had het Parlement voorgesteld dat de consument moet worden meegedeeld dat het contract aan een derde partij is overgedragen. Dit is opgenomen in het gemeenschappelijk standpunt, maar het is niet van toepassing wanneer de oorspronkelijke kredietgever, in overleg met de nieuwe houder van de schuldvorderingen, ten opzichte van de consument het krediet nog steeds beheert [artikel 17].

Wat gelieerde transacties en de gevolgen van het recht van herroeping van zulke transacties betreft, hebben de Commissie en de Raad bevestigd dat indien de consument het aankoopcontract herroept op grond van het Gemeenschapsrecht, hij niet meer aan de daarmee gelieerde kredietovereenkomst is gebonden [artikel 15]. Het Parlement heeft bovendien voorgesteld dat lidstaten moet worden toegestaan stelsels van hoofdelijke aansprakelijkheid te handhaven of in te voeren. Dit wordt weergegeven in het gemeenschappelijk standpunt [artikel 15, lid 2].

De Raad en de Commissie hebben het idee van het Parlement gevolgd dat elke partij een kredietovereenkomst met onbepaalde looptijd kan beëindigen door middel van een eenvoudige opzegging. Bovendien wordt in het gemeenschappelijk standpunt bij wijze van consumentenbeschermingsmaatregel voorgesteld om voor kredietgevers een termijn van ten minste twee maanden verplicht te stellen [artikel 13].

Ten aanzien van overschrijdingen is het deel van het door het Parlement voorgestelde amendement betreffende consumenteninformatie (boetes en moratoire interesten) aanvaard en opgenomen in het gemeenschappelijk standpunt [artikel 18].

Wat de regulering van kredietgevers en –bemiddelaars betreft, is het amendement van het Parlement waarin wordt voorgesteld dat de regulering van en het toezicht op hen moet gebeuren door een onafhankelijke instantie of autoriteit, overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt [artikel 20]. De kredietbemiddelaars vallen nu echter niet meer onder dit artikel.

Niet in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen amendementen die door de Commissie toch aanvaardbaar werden geacht

Het Parlement heeft voorgesteld dat de kredietgever aan zijn precontractuele informatieverplichtingen kon voldoen door een ontwerp-kredietovereenkomst te verschaffen met daarin alle noodzakelijke informatie over het contract. De Raad heeft dit voorstel niet overgenomen. Aangezien de voorwaarden van een kredietovereenkomst voor de gemiddelde consument moeilijk te begrijpen zijn en het verplichte formulier (zie 3. 3) een goede oplossing is om de consument begrijpelijke precontractuele informatie te verschaffen, stemt de Commissie in met een verplichting voor kredietverstrekkers om het formulier altijd te gebruiken.

In de bepaling over gelieerde transacties had het Parlement het bestaan van een vooraf bestaande overeenkomst voorgesteld tussen de kredietgever en de leverancier als noodzakelijke voorwaarde voor de consument om tegen de kredietgever te procederen ingeval van niet-levering, gedeeltelijke levering of non-conformiteit. Dit is aanvaard door de Commissie, maar de Raad heeft het idee niet overgenomen. In het gemeenschappelijk standpunt wordt echter – zoals voorgesteld door het Parlement – aan de lidstaten overgelaten om te bepalen in welke mate en onder welke voorwaarden die rechten worden uitgeoefend.

Wat de kredietovereenkomsten met onbepaalde looptijd betreft, was de Commissie niet tegen de verplichting om de kredietnemer vóór de verlenging van een overeenkomst expliciete voorafgaande instemming te vragen, maar deze is in het gemeenschappelijk standpunt niet overgenomen.

Het door het Parlement voorgestelde amendement betreffend het artikel over de uitvoering van een zekerheidsovereenkomst was niet van toepassing aangezien de hele kwestie van zekerheden van het toepassingsgebied van de richtlijn was uitgesloten. Dit geldt ook voor het artikel betreffende ingebrekestelling en invorderbaarheid.

Onaanvaardbare amendementen

Het voorstel van het Parlement om te bepalen dat kredietovereenkomsten schriftelijk moeten worden opgesteld, is niet overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt omdat de Commissie en de Raad van mening zijn dat de formele vereisten moeten overeenstemmen met alle kenmerken van verkoop op afstand. De Raad heeft echter voorzien in de mogelijkheid voor de lidstaten om de nationale voorschriften over de geldigheid van de sluiting van het contract te handhaven.

Wat het JKP betreft, had het Parlement voorgesteld de berekeningsformule in het relevante artikel uitvoeriger uit te leggen. De Raad en de Commissie hebben overwogen dat de vermelding van de formule in de bijlage, die niet alleen een indicatieve functie heeft maar ook deel van de wettekst uitmaakt, voldoende was.

De hypothese van een constante kapitaalbalans voor de berekening van het JKP in het geval van open kredietovereenkomsten, zoals voorgesteld door het Parlement, is niet aanvaard omdat het de realiteit van een kredietovereenkomst met onbepaalde looptijd niet weerspiegelt.

Wat gelieerde transacties betreft, heeft het Parlement voorgesteld dat de consument bij herroeping van de kredietovereenkomst niet meer door de ermee gelieerde aankoopovereenkomst mag zijn gebonden. De Commissie en de Raad hebben dit niet aanvaard omdat deze richtlijn betrekking heeft op kredietovereenkomsten en niet op verkoopovereenkomsten. Bovendien kan dit ertoe leiden dat leveranciers de levering van goederen of diensten uitstellen tot de herroepingstermijn is verstreken. Lidstaten mogen dergelijke systemen nog wel handhaven of invoeren op nationaal niveau.

Wat overschrijdingen betreft, is de door het Parlement voorgesteld formulering met de woorden 'niet-geautoriseerde overschrijding' niet overgenomen omdat het begrip betrekking heeft op iets dat door de kredietgever is goedgekeurd en daarom per definitie niet 'niet-geautoriseerd' is [artikel 18].

Met betrekking tot de harmonisatie als uitgangspunt had het Parlement voorgesteld een minimale-harmonisatieclausule in de richtlijn op te nemen. Dit is niet overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt. De Commissie is van oordeel dat de minimumclausule in de huidige richtlijn inzake consumentenkrediet heeft geleid tot zeer gecompliceerde wetgeving in de lidstaten, met belemmeringen voor nieuwe marktdeelnemers en versplintering van de markt als gevolg. Aangezien de totstandbrenging van een echte interne markt voor consumentenkrediet een van de belangrijkste doelstellingen van de Richtlijn is, acht de Commissie de volledige harmonisatie zoals voorzien in het gemeenschappelijk standpunt [artikel 22] absoluut noodzakelijk, niet alleen voor het JKP zoals voorgesteld in de amendementen van het Parlement, maar ook voor andere belangrijke kwesties/hoofdpunten die in de richtlijn worden geregeld.

3.3 Nieuwe bepalingen die door de Raad zijn toegevoegd

De Raad heeft rekening-courantkredieten die binnen een maand moeten worden afgelost, toegevoegd aan de lijst van gevallen die buiten het toepassinggebied van de richtlijn vallen [artikel 2, lid 2, onder e)]. Toch moet er in de precontractuele fase een korte lijst met informatie worden verstrekt [artikel 6, lid 5]. Aangezien deze kredieten slechts een zeer korte periode bestrijken en daarom niet tot hoge kosten zullen leiden, is deze uitzondering aanvaardbaar.

Op het gebied van hypothecaire kredieten heeft de Raad twee nieuwe uitzonderingen ingevoerd voor kredieten waarmee de aankoop van onroerende zaken op een soortgelijke wijze als hypothecaire kredieten wordt gefinancierd [artikel 2, lid 2, onder a), tweede alternatief] en kredieten van banken op basis van Islamitische beginselen in het VK [artikel 2, lid 2, onder b)]. De Commissie onderschrijft deze uitzonderingen aangezien zij zijn bedoeld voor specifieke met hypothecaire kredieten vergelijkbare juridische oplossingen in sommige lidstaten.

In overeenstemming met de lichte regelingen voor rekening-courantkredieten en overschrijdingen heeft de Raad voor beide typen kredietovereenkomsten definities ingevoerd; voor rekening-courantkredieten op basis van een voorstel van de Commissie [artikel 3, onder d) en e)].

Voor precontractuele informatie heeft de Raad een verplicht standaardformulier ingevoerd dat in alle lidstaten exact hetzelfde is en dat door de kredietverstrekkers moet worden gebruikt om de consument precontractuele informatie te geven [artikel 5, lid 1, tweede zin / Bijlage II]. De Commissie ondersteunt dit volledig omdat de vorm de vergelijking van aanbiedingen voor consumenten vergemakkelijkt en de precontractuele informatie begrijpelijker wordt voor de consument.

Voor lichte regelingen heeft de Raad een speciaal standaardformulier ontworpen (bijlage III) dat niet verplicht is maar dat kredietgevers kunnen gebruiken om aan hun precontractuele informatieverplichtingen te voldoen [artikel 6, lid 1, vierde en vijfde zin)].

De Raad heeft enkele nieuwe bepalingen voor de kredietovereenkomst zelf ingevoerd. Aan de vereiste informatie heeft de Raad gegevens over andere contractuele voorwaarden toegevoegd [artikel 10, lid 2, onder t)], de toezichthoudende autoriteit [artikel 10, lid 2, onder u)] en een algemene waarschuwing voor de gevolgen van het niet tijdig verrichten van betalingen [artikel 10, lid 2, onder m)]. Wat rekening-courantkredieten betreft, is voor de lidstaten dezelfde speelruimte voor de vermelding van het JKP voorzien [artikel 10, lid 2, onder g)]. Al deze toevoegingen kunnen worden gesteund door de Commissie, maar het amendement van de Raad dat inhoudt dat artikel 10 geen afbreuk doet aan nationale voorschriften inzake de geldigheid van de sluiting van kredietovereenkomsten, is problematischer. Artikel 10 moet een volledig geharmoniseerde bepaling zijn, en daarom mogen de lidstaten niet vrij zijn om op nationaal niveau formele vereisten vast te stellen (zoals de ondertekening van het contract). Zulke – niet-geharmoniseerde – formele vereisten kunnen belemmeringen voor de interne markt vormen.

Wat de informatie over de debetrentevoet [artikel 11] betreft, heeft de Raad bepaald dat de informatie bij een wijziging in de debetrentevoet alleen periodiek hoeft te worden verstrekt indien deze verband houdt met een wijziging in een referentierentevoet, om onnodige bureaucratie en een teveel aan informatie voor de consument te voorkomen.

De Raad heeft een meer gedetailleerde beschrijving van de procedure voor de uitoefening van het de uitoefening van het herroepingsrecht . Ook voegde hij een lid toe (artikel 14, lid 6) op grond waarvan lidstaten nationale bepalingen kunnen handhaven waarmee een periode kan worden vastgesteld waarbinnen niet met de uitvoering van het contract mag worden begonnen.

Wat vervroegde aflossing [artikel 16] betreft, heeft de Raad voor kredietgevers de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde omstandigheden een vergoeding aan te rekenen wanneer de consument vervroegd aflost. Lidstaten mogen een drempel voor het vervroegd afgeloste bedrag van maximaal 10 000 euro vaststellen waaronder geen compensatie mag worden aangerekend; de maximumcompensatie bedraagt 1 % van het afgeloste bedrag indien het rentepercentage voor meer dan een jaar is vastgesteld, en anders 0,5 %. Bovendien heeft de kredietgever geen recht op compensatie indien het referentiepercentage van de ECB is gestegen tussen de datum van sluiting van de overeenkomst en de datum van de vervroegde aflossing. De Commissie is van mening dat harmonisatie van de berekening van compensatie nuttig is met het oog op de doelstelling van de interne markt, en dat de voorwaarden waarmee de Raad heeft ingestemd het niveau van consumentenbescherming niet schaden. Toch zou de Commissie de voorkeur hebben gegeven aan een hoger niveau van harmonisatie.

De Raad heeft de mogelijkheid van een comitéprocedure toegevoegd (overeenkomstig artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, van Besluit 1999/468/EG, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit) ter vaststelling van de voor de berekening van het JKP van bepaalde krediettypen te gebruiken hypothesen [artikel 19, lid 5]. Deze mogelijkheid is opgenomen in het gemeenschappelijk standpunt in artikel 25, en wordt gesteund door de Commissie. Deze kwestie was door de zeer technische aard niet geschikt voor een diepgaande discussie in de Raad, die daarom besloot deze in een meer geschikte procedure aan de orde te laten komen.

De Richtlijn omvat een aantal regelgevingsopties voor de lidstaten (mogelijkheid om een lichte regeling alleen op bepaalde kredietovereenkomsten toe te passen [artikel 2, leden 5 en 6], om voor advertenties alleen een vermelding van het JKP voor te schrijven [artikel 4, lid 1], het recht om de vermelding van het JKP niet voor te schrijven voor rekening-courantkrediet in advertenties, precontractuele en contractuele informatie [artikel 4, lid 2, onder c), artikel 6, lid 2, en artikel 10, lid 2, onder g)], mogelijkheid om de bijstand van consumenten aan te passen [artikel 5, lid 6], om niet te voorzien in een herroepingsrecht voor notariële akten [artikel 14, lid 5], recht om te voorzien in beroepsmogelijkheden voor gelieerde kredietovereenkomsten [artikel 15, lid 2] recht om voorschriften over de geldigheid van de sluiting van contracten te handhaven of in te voeren [artikel 10, lid 1] en om een drempel van maximaal 10 000 euro vast te stellen waaronder geen vergoeding bij vervroegde aflossing mag worden berekend [artikel 16, lid 4]. De Raad heeft een verplichting voor de lidstaten toegevoegd om de Commissie op de hoogte te stellen wanneer zij gebruikmaken van de meeste van deze mogelijkheden, zodat deze informatie openbaar kan worden gemaakt [artikel 26]. Deze wordt aangevuld met een bepaling die voorziet in toezicht van de Commissie op de gevolgen van het gebruik van deze regelgevingsopties voor de consument en de interne markt [artikel 27, lid 2]. De Commissie is het met al deze toevoegingen eens.

4. CONCLUSIES

Het gemeenschappelijk standpunt is bevredigend wat vier van de vijf hoofdpunten van de richtlijn betreft. Precontractuele informatie, contractuele informatie, JKP en herroepingsrecht zijn volledig geharmoniseerd en zorgen voor een hoge graad van bescherming en voorlichting van de consument, en tegelijkertijd voor de voorwaarden voor een echte interne markt voor consumentenkrediet. Het door de Raad ingevoerde standaardformulier met precontractuele informatie verschaft de consument een goede basis om aanbiedingen te vergelijken.

De Commissie was voorstander van verdere harmonisatie op het gebied van vervroegde aflossing. De Commissie was tegen de mogelijkheid voor de lidstaten om nationale wetgeving inzake de geldigheid van de sluiting van kredietovereenkomsten te handhaven of in te voeren. Toch is zij van mening dat het door de Raad bereikte compromis steun verdient, rekening houdend met de vooruitgang die op andere hoofdpunten is geboekt en met het gegeven dat het altijd moeilijk is om binnen de Raad overeenstemming te bereiken.