Artikelen bij COM(2010)448 - Mededeling aan het EP over het Raadsstandpunt inzake een verordening tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

 

|
52010PC0448

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over het standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen /* COM/2010/0448 - COD 2007/0152 */


[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 2.9.2010

COM(2010) 448 definitief

2007/0152 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over het

standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen

2007/0152 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIEAAN HET EUROPEES PARLEMENTovereenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over het

standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen

1. ACHTERGROND

Indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad (document COM(2007) 439 definitief – 2007/0152 (COD): | 23 juli 2007 |

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité: | 16 januari 2008 |

Advies van het Europees Parlement volgens de raadplegingsprocedure: | 9 juli 2008 |

Inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: | 1 december 2009 |

Eerste lezing in het Europees Parlement volgens de gewone wetgevingsprocedure: | 5 mei 2010 |

Politiek akkoord met gekwalificeerde meerderheid: | 7 juni 2010 |

Vaststelling van het standpunt van de Raad in eerste lezing: | 26 juli 2010 |

2. DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Doel van dit voorstel is de bepalingen van Verordening (EG) nr. 883/2004 en de toepassingsverordening (EG) nr. 987/2009 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels uit te breiden tot de onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven en alleen vanwege hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen.

Het voorstel sluit het moderniseringsproces af dat is uitgemond in de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en 987/2009 aangezien het de daarin vervatte nieuwe rechten, procedures en bepalingen inzake elektronische gegevensuitwisseling uitbreidt tot de onderdanen van derde landen die zich binnen de EU verplaatsen maar nog niet onder de bestaande verordeningen vallen.

3. OPMERKINGEN OVER HET STANDPUNT VAN DE RAAD

3.1 Algemene opmerkingen over het standpunt van de Raad

Het standpunt van de Raad neemt de twee door het Europees Parlement voorgestelde amendementen over en behelst daarnaast een aantal door de Raad aangebrachte wijzigingen op het oorspronkelijke voorstel van de Commissie. Alle amendementen en wijzigingen krijgen de volledige steun van de Commissie.

3.2 Amendementen van het Europees Parlement die geheel, gedeeltelijk of in beginsel in het standpunt van de Raad zijn opgenomen

Het Europees Parlement heeft op 9 juli 2008 in het kader van de raadplegingsprocedure bij wetgevingsresolutie twee amendementen aangenomen. Deze werden in het kader van de gewone wetgevingsprocedure op 5 mei 2010 in eerste lezing bevestigd. Beide amendementen werden volledig in het standpunt van de Raad overgenomen.

Bij amendement 1 is een nieuwe overweging toegevoegd met een verwijzing naar artikel 34, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De Commissie is het ermee eens dat het in het kader van dit voorstel belangrijk is er nog eens op te wijzen dat het Handvest eenieder die legaal in de EU verblijft en zich daar legaal verplaatst, recht verleent op socialezekerheidsvoorzieningen overeenkomstig het EU-recht en de nationale wetgevingen.

Bij amendement 2 is een nieuwe overweging toegevoegd waarin verwezen wordt naar de bevordering van een hoog niveau van sociale bescherming en de verbetering van de levensstandaard en van de kwaliteit van het bestaan in de EU. De Commissie is het ermee eens dat deze belangrijke drijfveren achter het voorstel onderstreept moeten worden.

3.3 Belangrijkste verschillen tussen het voorstel van de Commissie en het standpunt van de Raad

- Schrapping van de overgangsbepalingen: de Raad heeft in het oorspronkelijke voorstel artikel 2 en de bijbehorende overweging 12, die overgangsbepalingen behelsden voor de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening, geschrapt. De Raad was het erover eens dat er geen bijzondere overgangsbepalingen voor de inwerkingtreding van dit voorstel nodig waren aangezien de vereiste overgangsbepalingen al in Verordening (EG) nr. 883/2004 zijn opgenomen. De Commissie onderschrijft deze vereenvoudigde benadering, aangezien die met name zal garanderen dat onderdanen van derde landen dezelfde rechten worden verleend als EU-onderdanen wat de overgang naar de gemoderniseerde verordeningen betreft, bijvoorbeeld om uit hoofde van artikel 87, lid 3, een herziening van hun pensioenrechten te vragen.

- Toevoeging van overwegingen voor Ierland en het Verenigd Koninkrijk: de rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 79, lid 2, onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Op grond van de artikelen 1, 2 en 3 van het Protocol (nr. 21) betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht zijn het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet door dit voorstel gebonden, tenzij zij laten weten dat zij aan de vaststelling en toepassing ervan wensen deel te nemen. De Raad heeft overweging 17 toegevoegd om aan te geven dat Ierland bij brief van 24 oktober 2007 heeft laten weten aan de vaststelling en toepassing van de verordening te willen deelnemen, en overweging 18 om aan te geven dat het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt. De Commissie is het ermee eens dat opneming van deze twee overwegingen noodzakelijk is.

- Intrekking van de oude verordening: de Raad heeft in het nieuwe artikel 2 van het voorstel de wijze van intrekking van Verordening (EG) nr. 859/2003 verduidelijkt. Aangezien het Verenigd Koninkrijk niet aan de vaststelling en toepassing van de voorgestelde verordening zal deelnemen maar wel Verordening (EG) nr. 859/2003 zal blijven toepassen, kan deze laatste niet volledig worden ingetrokken. De Commissie onderschrijft de voorgestelde wijziging aangezien daarmee dit praktische punt juridisch duidelijk wordt geregeld.

- Bepaling van de wettige woonplaats: de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 en (EG) nr. 987/2009 zijn van toepassing op onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven. De bepaling van de wettige woonplaats valt echter volledig buiten het bestek van de coördinatieverordeningen en de lidstaten behouden het recht om overeenkomstig het uniaal recht al dan niet een vergunning voor toegang, verblijf, vestiging of arbeid op hun grondgebied te verlenen. De door de Raad aan overweging 10 toegevoegde extra zin benadrukt deze verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en haar lidstaten. De Commissie is het met de opneming van deze zin eens.

- Verduidelijking van de toepassing van het criterium 'legaal verblijf' in geval van invaliditeits-, ouderdoms- of nabestaandenpensioenen: overweging 13 werd door de Raad toegevoegd om te verduidelijken dat de voorwaarde van legaal verblijf op het grondgebied van een lidstaat niet van toepassing is op het tijdstip waarop een persoon die onder de verordening viel, of iemand die aan die persoon rechten ontleent, op grond van de door de verordening verleende rechten een pensioen aanvraagt. Het volstaat dat de betrokkene legaal op het grondgebied van een lidstaat verbleef toen die rechten werden verworven. De Commissie is ingenomen met deze extra overweging, die bedoeld is om verkeerde interpretaties te vermijden, de verworven rechten te beschermen en de uniforme toepassing van de voorgestelde verordening door de lidstaten te waarborgen.

4. CONCLUSIE

De Commissie is van mening dat het standpunt van de Raad haar voorstel op een aantal punten verbetert. Het verschaft duidelijkheid over belangrijke praktische juridische kwesties, zoals de intrekking en de overgangsbepalingen. Daarnaast biedt het een duidelijker inzicht in en dus een betere bescherming van de verworven rechten van onderdanen van derde landen (en degenen die rechten aan hen ontlenen) wanneer zij niet langer in de EU verblijven. Volledige overname van de amendementen van het Europees Parlement plaatst het voorstel in een bredere context.

De Commissie juicht het toe dat de Raad overeenstemming heeft bereikt over dit standpunt, dat een belangrijke stap vooruit betekent in de richting van de doelstelling van artikel 34 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, namelijk dat iedereen die legaal op het grondgebied van de Unie verblijft en zich daar legaal verplaatst, recht heeft op socialezekerheidsvoorzieningen. Het is ook een belangrijke stap in de richting van de voltooiing van het wetgevingspakket met gemoderniseerde socialezekerheidsregels. Het garandeert dat de onderdanen van derde landen dezelfde verbeterde rechten genieten die door de gemoderniseerde regels worden verleend, en het vereenvoudigt de procedures voor de nationale socialezekerheidsorganen, die dezelfde procedures kunnen toepassen ongeacht of de rechten een EU-onderdaan dan wel een onderdaan van een derde land betreffen.

Gezien het vorenstaande staat de Commissie volledig achter het standpunt van de Raad.