Artikelen bij SEC(2011)672 - Executive summary of the impact assessment Commission staff working paper executive summary of the impact assessment

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Afwijzing van aansprakelijkheid: Deze samenvatting verbindt uitsluitend de diensten van de Commissie die bij de opstelling ervan betrokken waren en loopt niet vooruit op de uiteindelijke vorm van een mogelijk besluit van de Commissie.

1. Probleemomschrijving

Dit document betreft uitsluitend het Europese normalisatiesysteem waarin de drie onafhankelijke Europese normalisatie-instellingen CEN, Cenelec en ETSI (hierna “de ENI’s” genoemd) een sleutelrol spelen, alsmede de interoperabiliteitsnormen op ICT-gebied.

Normen en normalisatie zijn voor de EU zeer doeltreffende beleidsinstrumenten. Het simpele feit dat er normen bestaan werkt handelsbevorderend, omdat de kosten hierdoor worden gedrukt en de informatie-asymmetrie tussen de vraag- en de aanbodzijde wordt beperkt, zeker bij grensoverschrijdende transacties. In verschillende econometrische studies is een duidelijk verband op macro-economisch niveau aangetoond tussen normalisatie, productiviteitsgroei, handel en algehele economische groei. Uit studies blijkt dat de bestaande normen ongeveer 1 procentpunt per jaar aan het bbp bijdragen. Normen en normalisatie worden gebruikt als beleidsinstrumenten om onder meer de eengemaakte markt goed te laten functioneren, netwerken en systemen, vooral in de ICT‑sector, op elkaar te laten aansluiten, consumenten en het milieu goed te beschermen en innovatie en sociale insluiting te bevorderen, al hebben zij voor de Europese economie veel algemenere voordelen.

Uit de openbare raadpleging van belanghebbenden en een verslag van het Europees Parlement over de toekomst van de Europese normalisatie1 blijkt evenwel dat bepaalde problemen moeten worden aangepakt.

Europese normen zijn zeer belangrijk voor de werking van de interne markt voor industrieproducten. Zij komen in de plaats van nationale normen, die elkaar veelal tegenspreken en daardoor technische belemmeringen voor de toetreding tot een nationale markt kunnen opwerpen. Voor deze effectbeoordeling kunnen twee categorieën Europese normen worden onderscheiden:

- Europese normen die op verzoek van de Commissie zijn ontwikkeld op basis van een zogeheten “mandaat” aan de ENI’s voor de opstelling van technische specificaties van normatieve aard die aan de eisen in het mandaat voldoen. Deze normen kunnen in twee subcategorieën worden onderverdeeld:



- geharmoniseerde normen die ervoor zorgen dat producten aan de essentiële eisen in de EU-wetgeving voldoen. Naleving van een “geharmoniseerde” Europese norm waarborgt dat producten het vereiste veiligheidsniveau hebben. Toch is de toepassing van geharmoniseerde normen niet verplicht en kan een fabrikant een andere technische oplossing kiezen waarmee wordt aangetoond dat zijn product aan de essentiële eisen voldoet. De afgelopen twee decennia is het aandeel van geharmoniseerde normen in het totale aantal Europese normen van 3,55% toegenomen tot 20% in 2009. Hieruit blijkt dat het belang van normen als ondersteunend instrument voor EU-wetgeving toeneemt2;

- andere Europese normen ter ondersteuning van Europees beleid;

- de overige Europese normen, die los van EU-wetgeving worden vastgesteld op initiatief van bedrijven, nationale normalisatie-instellingen of andere belanghebbenden, dan wel op verzoek van de Commissie.

1.1. Probleem 1: de vaststelling van Europese normen op verzoek van de Commissie verloopt te traag

In een snel veranderende wereld en samenleving moeten normen gelijke tred houden met snelle technologische ontwikkelingen, vooral in sectoren die worden gekenmerkt door producten met een zeer korte levensduur en zeer korte ontwikkelingscycli. Volgens sommige belanghebbenden verloopt het hele proces van de totstandkoming van Europese normen te traag, hoewel klachten over de traagheid van normalisatie wellicht minder relevant zijn voor technologieën met een lange ontwikkelings- en aanpassingstijd. Momenteel bedraagt de ontwikkelingstijd voor normen van CEN en Cenelec tussen 21,5 en 36 maanden en voor ETSI-normen gewoonlijk 12 tot 24 maanden. Het volledige proces van de ontwikkeling van normen op verzoek van de Commissie kan echter veel meer tijd in beslag nemen. De ontwikkeling van deze normen omvat vier belangrijke fases: de opstelling van het mandaat en het gunstige advies van het comité dat op grond van Richtlijn 98/34/EG is opgericht; de aanvaarding van het mandaat door de ENI en het begin van de werkzaamheden aan de norm; de ontwikkeling van de norm zelf en de publicatie van de referentie van de geharmoniseerde norm in het PB; en de bezwaarprocedure.

1.2. Probleem 2: ondervertegenwoordiging van mkb en maatschappelijke belanghebbenden in het Europese normalisatieproces

Uit diverse onderzoeken komt naar voren dat het mkb verschillende problemen in verband met normen en normalisatie ondervindt. Volgens veel belanghebbenden is een van de grootste problemen dat het mkb over het algemeen ondervertegenwoordigd is bij normalisatiewerkzaamheden, met name op Europees niveau. Ook hebben normen vaak betrekking op de veiligheid en het welzijn van burgers, de efficiëntie van netwerken, het milieu en andere terreinen van het overheidsbeleid, maar hoewel normen een belangrijke rol spelen in de samenleving, klinkt het standpunt van belangrijke maatschappelijke belanghebbenden in de EU onvoldoende door in het normalisatieproces. Om het probleem van de ondervertegenwoordiging van het mkb en maatschappelijke belanghebbenden bij normalisatiewerkzaamheden op te lossen, wordt financiering verleend aan organisaties die het mkb en maatschappelijke belanghebbenden vertegenwoordigen. Er zijn grote verschillen tussen de criteria voor de toekenning van deze subsidies, de voorwaarden waaronder zij mogen worden gebruikt en het soort financiering. Sommige organisaties ontvangen alleen subsidies voor acties, terwijl andere ook subsidies voor huishoudelijke uitgaven krijgen.

1.3. Probleem 3: in ICT-aanbestedingen kan momenteel niet worden verwezen naar “normen van fora en consortia”

Veel interoperabiliteitsnormen op ICT-gebied zijn niet door de Europese normalisatie-instellingen, maar door wereldwijde fora en consortia ontwikkeld. Dit geldt in het bijzonder voor normen in verband met internet en het wereldwijde web. Met name omdat de traditionele normalisatieorganisaties niet over zeer gespecialiseerde deskundigheid beschikken, hebben zij op ICT‑gebied het nodige laten liggen, waardoor een belangrijk deel van de wereldwijde ICT-normalisatie momenteel buiten het formele Europese of internationale normalisatiesysteem om plaatsvindt.

Verwijzing naar normen in overheidsopdrachten kan een belangrijk middel zijn om innovatie te bevorderen en overheden tegelijkertijd te voorzien van de hulpmiddelen die zij nodig hebben om hun taken te vervullen, in het bijzonder op leidende markten zoals e-gezondheid. Overheidsopdrachten moeten voldoen aan Richtlijn 2004/18/EG, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen formele normen en andere technische specificaties. Voor deze laatste moeten ook de functionele eisen worden beschreven. Wanneer overheden in hun technische specificaties naar technische normen verwijzen, moeten zij ook aangeven of zij inschrijvingen accepteren die niet aan die normen beantwoorden wanneer de inschrijver aantoont dat de inschrijving niettemin aan de specificaties voldoet. Bij de aankoop van ICT-diensten en -producten kunnen aanvullende eisen echter voorrang hebben. Overheden moeten hun eigen ICT-strategie en -architectuur kunnen bepalen en onder meer kunnen zorgen voor grensoverschrijdende interoperabiliteit; zij zullen dan ook ICT-systemen, -diensten en -producten, of onderdelen daarvan, aanschaffen die aan hun eisen voldoen.

2. Doelstellingen

2.1. Algemene beleidsdoelstellingen

Met dit initiatief wordt beoogd de bijdrage van normen en Europese normalisatie aan een beter functionerende interne markt te vergroten, groei en innovatie te stimuleren en het concurrentievermogen van de ondernemingen in de EU, en met name van het mkb, te vergroten.

2.2. Specifieke doelstellingen



1. De duur van het normalisatieproces voor de ontwikkeling van normen op verzoek van de Commissie beperken.

2. Zorgen voor een behoorlijke vertegenwoordiging van het mkb en van maatschappelijke belanghebbenden in het normalisatieproces, met name voor normen die op verzoek van de Commissie worden ontwikkeld.

3. Het gebruik van ICT-normen verbreiden en zo zorgen voor meer interoperabiliteit door een beter geïntegreerde Europese markt voor overheidsopdrachten voor ICT–producten en ‑diensten, met name in verband met de komst van een elektronische interne markt.

4. Dubbelzinnigheden in het bestaande rechtskader wegnemen.

3. Effectbeoordeling

3.1. Probleem 1: vaststellingsproces Europees normen verloopt te traag

3.1.1. Beleidsoptie 1.0: uitgangsscenario

Zoals hierboven beschreven. Het uitgangsscenario dient als referentie voor de beoordeling van de andere opties.

3.1.2. Beleidsoptie 1.A: vaststelling van termijnen voor de ontwikkeling van Europese normen

Deze optie heeft als voordeel dat Europese normen betrekkelijk snel beschikbaar zouden komen. Aangenomen wordt dat de ENI’s de kortere termijnen aanvaarden en dat zij technische deskundigen kunnen overtuigen meer tijd in de ontwikkeling van een norm te steken. De economische baten van de snellere beschikbaarheid van een norm voor de producten of diensten waarop de norm betrekking heeft, kunnen op een groeipercentage van ongeveer 1 procentpunt per jaar worden geraamd.

Afgezien van het feit dat deze optie alleen zou gelden voor geharmoniseerde normen en Europese normen op verzoek van de Commissie, kan een termijn die de ENI’s dwingt het formele normalisatieproces te versnellen negatieve gevolgen hebben voor de kwaliteit van de norm. Tijdwinst kan alleen worden geboekt door de consensus te beperken en een van de tussentijdse overlegfases te verkorten (of te vermijden).

Als termijnen voor alle Europese normen worden ingesteld en in minder tijd ten minste evenveel normen moeten worden geproduceerd, kunnen de kosten op jaarbasis hoger uitvallen (bijvoorbeeld doordat vaker moet worden vergaderd). Als normen binnen twee jaar moeten worden geproduceerd, zouden de jaarlijkse kosten per norm naar schatting 150 000 tot 200 000 euro hoger zijn. Snellere vaststelling van normen is alleen mogelijk als het bedrijfsleven en de andere belanghebbenden overeenkomen de extra kosten te delen of als de Commissie deze financiert. Tenzij specifieke maatregelen worden genomen, hebben termijnen voor alle Europese normen hoe dan ook een nadelig effect op de betrokkenheid van het mkb en van maatschappelijke belanghebbenden.

3.1.3. Beleidsoptie 1.B: oprichting van een Europees agentschap voor normen dat leiding geeft aan het normalisatieproces

Het voordeel van deze optie is dat het agentschap onder toezicht van de Europese wetgever zou staan en dat het moeilijker wordt mandaten voor Europese normen te weigeren. De oprichting van een nieuw Europees normalisatieagentschap zou betekenen dat verzoeken om geharmoniseerde normen met voorrang zouden worden behandeld. De hoeveelheid dubbele administratieve middelen en uitgaven zou afnemen en alle beschikbare deskundigheid zou zijn gebundeld. Bovendien zou de deelname van het mkb aan het normalisatieproces kunnen worden vergroot.

Aan deze optie kleven echter ook een aantal ernstige nadelen. In de eerste plaats is zij alleen uitvoerbaar als nauw met de NNI’s wordt samengewerkt. Zonder hun steun kan een agentschap voor Europese normalisatie niet functioneren. Bovendien kan een agentschap niet het deskundigheidsniveau bieden dat nodig is om de taken van een technisch comité doeltreffend te vervullen. Daarom zou in alle gevallen toch consensus tussen de deskundigen noodzakelijk zijn, ongeacht of de werkzaamheden onder auspiciën van een ENI of van een agentschap worden uitgevoerd. Deze optie leidt beslist tot aanzienlijke extra kosten voor de EU-begroting. Momenteel draagt de Commissie 21,2 miljoen euro aan de inkomsten van de drie ENI’s bij, ofwel ongeveer 47% van het totaal (44 000 000 euro). De overige inkomsten van de ENI’s zijn voornamelijk afkomstig van de vergoedingen en bijdragen van de leden. Niet vergeten mag worden dat de normen in opdracht van de Commissie een vrij klein deel vormen van het totale aantal producten van de ENI’s.

3.1.4. Beleidsoptie 1.C: transparante en vereenvoudigde procedures voor geharmoniseerde normen en andere Europese normen op verzoek van de Commissie

Een beter georganiseerd jaarlijks of meerjaarlijks programmeringsproces leidt tot een hogere werkbelasting voor de diensten van de Commissie, maar heeft in het algemeen een positief effect. Hierdoor zouden de ENI’s kunnen anticiperen op toekomstige verzoeken en kan het acceptatieproces vlotter verlopen, waardoor geharmoniseerde normen sneller op de markt beschikbaar komen en door het bedrijfsleven kunnen worden gebruikt. Deze optie zou een positief effect hebben op de interne markt en op het concurrentievermogen van bedrijven (waaronder het mkb) doordat ongeveer zes maanden eerder een mandaat kan worden verleend (doordat de afzonderlijke raadpleging van het comité wordt geschrapt), terwijl aan het eind van het proces een tijdswinst van nog eens zes maanden kan worden geboekt door efficiëntiewinst in geval bezwaar wordt gemaakt. Er zijn geen negatieve effecten of bijkomende kosten aan verbonden. Hoewel deze optie in het algemeen een positief effect heeft waar geen negatieve effecten tegenover staan, is het belangrijkste nadeel dat zij alleen zou gelden voor geharmoniseerde normen en op verzoek van de Commissie ontwikkelde normen en dat de snelheid van de overige Europese normalisatiewerkzaamheden dus onveranderd blijft.

3.2. Probleem 2: betrokkenheid van mkb en maatschappelijke belanghebbenden in het Europese normalisatieproces

3.2.1. Beleidsoptie 2.0: uitgangsscenario (financiële bijdrage aan vertegenwoordigers van mkb en van maatschappelijke belanghebbenden)

Zoals hierboven beschreven. Het uitgangsscenario dient als referentie voor de beoordeling van de andere opties.

3.2.2. Beleidsoptie 2.A: bevordering van rechtstreekse vertegenwoordiging van mkb en van maatschappelijke belanghebbenden in Europese normalisatieorganisaties

Wanneer medewerkers van mkb-bedrijven en maatschappelijke belanghebbenden met voeling voor techniek langdurig rechtstreeks betrokken zijn bij de vergaderingen en discussies van een technisch comité, kunnen zij binnen de normalisatieorganisaties een reputatie opbouwen. Bovendien kunnen deze medewerkers rechtstreekse invloed op het proces uitoefenen. Voor deelname aan het normalisatieproces is een groot technisch inzicht in de voorgestelde normen en de context ervan vereist. Bovendien moeten de deelnemers bereid zijn van tevoren een aanzienlijke hoeveelheid tijd en energie te investeren om de interne discussies over het onderwerp van de toekomstige norm te kunnen volgen. Een algemeen aanvaard richtsnoer is dat een medewerker ongeveer 20% van zijn tijd moet uittrekken om op zinvolle wijze aan een technisch comité of een werkgroep te kunnen deelnemen.

3.2.3. Beleidsoptie 2.B: toekenning van stemrecht aan vertegenwoordigende organisaties van het mkb en van maatschappelijke belanghebbenden in de Europese normalisatieorganisaties

De toekenning van stemrecht aan een zeer beperkt aantal vertegenwoordigende organisaties over technische werkzaamheden binnen het CEN zou een zeer positief effect hebben op de betrokkenheid van het mkb en maatschappelijke belanghebbenden. Andere vertegenwoordigingen met stemrecht zouden rekening moeten houden met de standpunten van de vertegenwoordigers van het mkb en van maatschappelijke belanghebbenden. Er zijn geen negatieve effecten aan verbonden. Over de toekenning van stemrechten aan andere organisaties dan de NNI’s moet echter worden onderhandeld en overeenstemming worden bereikt met de leden van de ENI’s, waardoor het onzeker is of deze optie uitvoerbaar is. Bovendien zou dit kunnen betekenen dat een hogere lidmaatschapsvergoeding moet worden betaald, waardoor de kosten van deze optie voor vertegenwoordigende organisaties van het mkb en van maatschappelijke belanghebbenden kunnen toenemen.

3.2.4. Beleidsoptie 2.C: versterking van de positie van vertegenwoordigende organisaties van het mkb en van maatschappelijke belanghebbenden binnen de ENI’s door subsidies voor huishoudelijke uitgaven mogelijk te maken

Een positief punt van deze optie is dat vertegenwoordigende organisaties van het mkb en van maatschappelijke belanghebbenden permanent kunnen worden ondersteund, zodat zij een belangrijkere positie in het normalisatieproces kunnen innemen. Een ander positief punt is dat ENI’s door de mogelijkheid van subsidies voor huishoudelijke uitgaven sterk worden gestimuleerd om deze organisaties als solide partners in het normalisatieproces te beschouwen, zodat tijdens de technische werkzaamheden over Europese normen terdege rekening wordt gehouden met de standpunten van deze organisaties. Voor deze optie moet echter een uitzondering worden gemaakt op het degressiviteitsbeginsel in het basisbesluit waarop de toekenning van de subsidies is gebaseerd. Daarnaast moet de begrotingsautoriteit voor deze optie de bedragen die momenteel over verscheidene begrotingsposten verspreid zijn, ten minste op een gelijk niveau houden. Er zijn geen negatieve aspecten aan verbonden.

3.3. Probleem 3: in ICT-aanbestedingen kan momenteel niet worden verwezen naar “normen van fora en consortia”

3.3.1. Beleidsoptie 3.0: uitgangsscenario

Zoals hierboven beschreven. Het uitgangsscenario dient als referentie voor de beoordeling van de andere opties.

3.3.2. Beleidsoptie 3.A: stimulering van de toepassing van de mechanismen van Beschikking 87/95/EEG voor overheidsopdrachten en het beleid

Het voordeel van deze optie is dat zij geen aanpassing van wetgeving vereist en dat de daaraan verbonden administratieve kosten voor de EU-wetgever en de lidstaten kunnen worden voorkomen. Voor de ENI’s levert de omzetting van de normen van fora en consortia in Europese normen evenwel aanvullende lasten, verantwoordelijkheden en kosten op. Een aanzienlijk deel van deze kosten zou door de Commissie gedragen moeten worden. Bovendien zouden de ENI’s verantwoordelijk zijn voor de regelmatige evaluatie en aanpassing van de norm. Ook komen de in artikel 5, lid 3, bedoelde omstandigheden niet meer overeen met de technologische realiteit op de markt. Daarom moeten voor deze optie de bepalingen van Beschikking 87/95/EEG mogelijk zeer ruim worden geïnterpreteerd. Door het gebrek aan rechtszekerheid zouden de effecten op de interne markt, het mkb, de overheden, consumenten en innovatie minimaal zijn. Er zouden echter geen gevolgen voor de begroting aan verbonden zijn.

3.3.3. Beleidsoptie 3.B: verwijzing naar “normen van fora en consortia” mogelijk maken

Het grootste voordeel van deze optie is dat verwacht wordt dat de mogelijkheid om in aanbestedingen op een solide juridische basis naar geselecteerde normen van fora en consortia te verwijzen, de tendens van versnippering van de markt zal tegengaan en een positief effect zal hebben op de interne markt, met name voor bedrijven die goederen of diensten leveren die aan deze normen van fora en consortia beantwoorden. Deze optie zou positieve indirecte effecten hebben op overheden, het mkb en consumenten, gezien de verbreiding van hightech consumentenelektronicaproducten waaraan netwerkeffecten verbonden zijn.

Aan deze positieve effecten kunnen echter ook risico’s verbonden zijn. Een belangrijk risico is dat in de normen van fora en consortia technologie is verwerkt waarop eigendomsrechten rusten (“merkgebonden technologie”), waardoor een feitelijk technologisch monopolie uitmondt in een feitelijk monopolie op de markt voor op die technologie gebaseerde diensten en producten. Hierdoor zou de enige leverancier van die technologie worden bevoordeeld. Daarom zouden de normen van fora en consortia ten minste moeten voldoen aan de FRAND-beginselen (Fair, Reasonable and Non Discriminatory terms) voor IE-beleid, zoals het geval is voor de ENI’s, of op rechtenvrije basis moeten functioneren. Dit is een van de vooraf bepaalde criteria of kenmerken3 op grond waarvan de Commissie de normen moet selecteren en beoordelen, waarbij zij wordt bijgestaan door een raadgevend platform met zeer uiteenlopende belanghebbenden en geïnteresseerde partijen, zonder een beroep te doen op externe deskundigheid tegen betaling.

3.3.4. Beleidsoptie 3.C: toekenning van de status van erkende instelling aan geselecteerde particuliere fora en consortia op grond van Richtlijn 98/34/EG

De effecten van deze optie hangen van een aantal externe factoren af, zoals de bereidheid van de geselecteerde fora en consortia om erkend te worden en zich te onderwerpen aan controles op de naleving van de WTO-criteria voor normalisatie. De fora en consortia zouden terughoudend kunnen zijn om een verzoek om erkenning te doen vanwege de extra kosten van accreditatie, de periodieke verlenging ervan (bv. kosten van interne audit) en de kosten die aan de naleving van de procedurele voorschriften verbonden zijn, alsook om redenen in verband met hun “onafhankelijkheid”. Erkende fora en consortia zouden aan bepaalde procedurele aspecten van formele normalisatie moeten voldoen, waardoor de toekomstige normontwikkeling kan worden vertraagd. De erkenning van particuliere fora en consortia zou enkele belangrijke problemen op het gebied van beheer en coördinatie met zich meebrengen. Particuliere fora en consortia kennen doorgaans hoge lidmaatschapsvergoedingen, die het mkb kunnen afschrikken om aan het normalisatieproces mee te werken en een discriminerende factor kunnen vormen. Het mkb zou te maken krijgen met grotere uitdagingen om actief aan consortia deel te nemen, maar minder problemen ondervinden als het hun activiteiten passief waarneemt. Hierdoor is het waarschijnlijker dat grotere ondernemingen voordeel ondervinden van hun actieve betrokkenheid bij normalisatie. Voor deze optie moet in iedere geval in het selectieproces zorgvuldig worden onderzocht welke procedurele garanties de fora en consortia bieden.

Deze optie brengt aanvullende kosten voor de fora en consortia met zich mee, die met name verband houden met het aantonen dat zij de WTO-criteria naleven en in het bijzonder met de procedurele voorschriften alsook om redenen in verband met hun “onafhankelijkheid”. Erkende fora en consortia zouden aan de procedurele aspecten van formele normalisatie moeten voldoen en de plichten van een erkende instelling moeten vervullen. Geen van deze aspecten heeft een toegevoegde waarde voor de inhoud en de kwaliteit van de norm. Ook zouden aanvullende middelen uit de EU-begroting nodig zijn, omdat organisaties die aan alle criteria voldoen redelijkerwijs recht zouden moeten hebben op een financiële vergoeding van de EU.

4. Vergelijking van de opties

De beleidsopties voor de drie problemen zijn vergeleken aan de hand van de criteria doeltreffendheid (in hoeverre worden de specifieke doelstellingen verwezenlijkt), doelmatigheid (welke kosten brengt dit met zich mee) en samenhang met ander EU-beleid. Op grond daarvan wordt voorgesteld te kiezen voor de volgende opties:

- een combinatie van beleidsopties 1.A (termijnen voor de ontwikkeling van Europese normen) en 1.C (transparante en vereenvoudigde procedures voor geharmoniseerde normen en andere Europese normen op verzoek van de Commissie);

- beleidsoptie 2.C: versterking van de positie van vertegenwoordigende organisaties van het mkb en van maatschappelijke belanghebbenden binnen de ENI’s door subsidies voor huishoudelijke uitgaven mogelijk te maken;

- beleidsoptie 3.B: verwijzing naar “specificaties van fora en consortia” mogelijk maken.

1A7-0276/2010.

2Bijlage 3 bevat gedetailleerde cijfers en bijlage 4 geeft een overzicht van de EU-wetgeving waarbij Europese normen als middel dienen om een vermoeden van conformiteit met de essentiële eisen te vestigen.

3Een lijst van mogelijke kenmerken is opgenomen in punt 2.1 van het witboek van de Commissie “Modernisering van de ICT-normalisatie in de EU - Hoe nu verder?”, COM(2009) 324 van 3.7.2009.

NL NL