Artikelen bij COM(2013)245 - Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij [tot intrekking van Verordening 1198/2006, Verordening 861/2006 en Verordening XXX/2011 inzake het geïntegreerd maritiem beleid]

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Inhoudsopgave

TITEL I - DOELSTELLINGEN

HOOFDSTUK I - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1 - Onderwerp

Deze verordening betreft financiële maatregelen van de Unie voor de tenuitvoerlegging van:

a) het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB),

b) ter zake relevante maatregelen betreffende het zeerecht,

c) de duurzame ontwikkeling van de visserijgebieden en de binnenvisserij,

d) het geïntegreerd maritiem beleid (GMB).

Artikel 2 - Toepassingsgebied in geografische zin

Deze verordening is van toepassing op concrete acties die worden uitgevoerd op het grondgebied van de Unie, tenzij in deze verordening uitdrukkelijk anders wordt bepaald.

Artikel 3 - Definities

1. Voor de toepassing van de onderhavige verordening en onverminderd lid 2 gelden de definities van artikel 5 van de [GVB‑verordening], artikel 5 van de [verordening inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten], artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en artikel 2 van de [verordening inzake gemeenschappelijke bepalingen].

2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1) 'gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur' (CISE ‑ Common Information Sharing Environment): een gedecentraliseerd opgezet netwerk van systemen voor de uitwisseling van informatie tussen gebruikers uit verschillende sectoren met als doel het situationele bewustzijn inzake activiteiten op zee te verbeteren;

(2) 'sectoroverschrijdende concrete acties': initiatieven die verschillende sectoren en/of sectorale beleidsgebieden zoals bedoeld in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ten goede komen en die niet hun volledige rendement halen indien ze ten uitvoer worden gelegd aan de hand van maatregelen binnen de grenzen van één bepaald beleidsgebied;

(3) 'elektronisch registratie- en meldsysteem' (ERS ‑ electronic recording and reporting system): een systeem voor de elektronische registratie en melding van gegevens zoals bedoeld in de artikelen 15, 24 en 63 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad;

(4) 'Europees marien observatie- en datanetwerk': een netwerk waarin nationale programma's voor mariene observatie en data worden geïntegreerd tot een gemeenschappelijk en toegankelijk Europees instrument;

(5) 'visserijgebied': een door de lidstaat als zodanig aangemerkt gebied aan de kust van een zee of een meer of met vijvers of een riviermonding, en met een belangrijke werkgelegenheid in de visserijsector of de aquacultuursector;

(6) 'visser': een door de lidstaat als zodanig erkend persoon die de beroepsvisserij uitoefent aan boord van een in bedrijf zijnd vissersvaartuig of een door de lidstaat als zodanig erkend persoon die beroepsmatig mariene organismen oogst zonder vaartuig;

(7) 'geïntegreerd maritiem beleid' (GMB): een EU‑beleid dat erop gericht is een gecoördineerde en coherente besluitvorming tot stand te brengen teneinde middels coherente beleidslijnen op het gebied van maritieme zaken en middels ter zake relevante internationale samenwerking te komen tot een optimale duurzame ontwikkeling, economische groei en sociale cohesie in de lidstaten, met name in de kust‑, eiland‑ en ultraperifere gebieden van de Unie en in de maritieme sectoren;

(8) 'geïntegreerde maritieme bewaking': een EU‑initiatief om de bewaking van de Europese zeeën efficiënter en doeltreffender te maken middels sector‑ en grensoverschrijdende informatie‑uitwisseling en samenwerking;

(9) 'onregelmatigheid': een onregelmatigheid zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2988/95 van de Raad;

(10) 'binnenvisserij': visserij voor commerciële doeleinden die wordt verricht hetzij door vaartuigen die uitsluitend actief zijn in de binnenwateren hetzij met andere voorzieningen die voor het vissen op het ijs worden gebruikt;

(11) 'geïntegreerd beheer van kustgebieden': strategieën en maatregelen zoals omschreven in Aanbeveling 2002/413/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2002 betreffende de uitvoering van een geïntegreerd beheer van kustgebieden in Europa;

(12) 'geïntegreerd maritiem bestuur': het gecoördineerde beheer van alle sectorale beleidsgebieden van de EU die gevolgen hebben voor de zeeën, oceanen en kustgebieden;

(13) "mariene regio’s": geografische gebieden zoals omschreven in bijlage I bij Besluit 2004/585/EG van de Raad en de door de regionale organisaties voor visserijbeheer ingestelde gebieden;

(14) 'maritieme ruimtelijke ordening': een proces in het kader waarvan de openbare autoriteiten de verdeling van menselijke activiteiten in mariene gebieden in ruimte en tijd analyseren en organiseren om zo ecologische, economische en sociale doelstellingen te verwezenlijken;

(15) 'maatregel': een samenstel van concrete acties;

(16) 'overheidsuitgaven': een bijdrage tot de financiering van een concrete actie uit de begroting van de lidstaten, van de regionale of plaatselijke overheden of van de Europese Unie, alsmede vergelijkbare uitgaven; elke bijdrage aan de financiering van concrete acties die afkomstig is uit de begroting van publiekrechtelijke instellingen of verenigingen van een of meer regionale of plaatselijke overheden of publiekrechtelijke instellingen die handelen overeenkomstig Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten wordt beschouwd als een overheidsbijdrage;

(17) 'zeegebiedstrategie': een gestructureerd samenwerkingskader voor een bepaald geografisch gebied, dat wordt ontwikkeld door de Europese instellingen, de lidstaten, de regio's van de lidstaten en, in voorkomend geval, derde landen, met name wanneer het gaat om een met derde landen gedeeld zeegebied; in de strategie wordt rekening gehouden met de specifieke geografische, klimatologische, economische en politieke kenmerken van het betrokken zeegebied;

(18) 'kleinschalige kustvisserij': de visserij door vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 meter die geen gebruik maken van gesleept vistuig zoals bedoeld in tabel 3 van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 26/2004 van de Commissie van 30 december 2003 betreffende het communautaire gegevensbestand over de vissersvloot;

(19) 'vaartuigen die uitsluitend in de binnenwateren actief zijn': vaartuigen voor de commerciële visserij in binnenwateren die niet in het EU‑gegevensbestand over de vissersvloot zijn opgenomen.

TITEL II - ALGEMEEN KADER

HOOFDSTUK I - Instelling en doelstellingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

Artikel 4 - Instelling

Hierbij wordt het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) ingesteld.

Artikel 5 - Doelstellingen

Het EFMZV draagt bij tot de volgende doelstellingen:

(b) bevordering van een duurzame en concurrerende visserij en aquacultuur;

(c) bevordering van de ontwikkeling en de uitvoering van het geïntegreerd maritiem beleid van de EU op een manier die complementair is aan het cohesiebeleid en aan het gemeenschappelijk visserijbeleid;

(d) bevordering van een evenwichtige en inclusieve territoriale ontwikkeling van de visserijgebieden;

(e) bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB.

Artikel 6 - EU‑prioriteiten

De verwezenlijking van de EFMZV‑doelstellingen draagt bij tot de Europa 2020‑strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. Hiertoe wordt uitvoering gegeven aan de zes onderstaande EU‑prioriteiten die aansluiten op de thematische doelstellingen van het gemeenschappelijk strategisch kader (hierna 'GSK'genoemd):

(1) Bevordering van de werkgelegenheid en de territoriale cohesie aan de hand van de volgende doelstellingen:

(a) stimulering van de economische groei, de sociale inclusie, de werkgelegenheidscreatie en de arbeidsmobiliteit in kustgemeenschappen en landinwaarts gelegen gemeenschappen die aangewezen zijn op de visserij en de aquacultuur;

(b) diversifiëring van de visserijactiviteiten naar andere sectoren van de maritieme economie, en uitbreiding van de maritieme economie, onder meer in het kader van de matiging van de klimaatverandering.

(2) Bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde visserij door de nadruk te leggen op:

(a) steun voor de intensivering van technologische ontwikkeling, innovatie en kennisoverdracht;

(b) versterking van het concurrentievermogen en de rendabiliteit van de visserij, met name van de kleinschalige kustvisserij, en verbetering van de veiligheid en de arbeidsomstandigheden;

(c) ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden en een leven lang leren;

(d) verbetering van de ordening van de markt voor visserijproducten.

(3) Bevordering van een innovatieve, concurrerende en kennisgebaseerde aquacultuur door de nadruk te leggen op:

(a) steun voor de intensivering van technologische ontwikkeling, innovatie en kennisoverdracht;

(b) versterking van het concurrentievermogen en de rendabiliteit van aquacultuurondernemingen, en in het bijzonder van kmo's;

(c) ontwikkeling van nieuwe beroepsvaardigheden en een leven lang leren;

(d) verbetering van de ordening van de markt voor aquacultuurproducten.

(4) Bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte visserij door de nadruk te leggen op:

(a) reductie van de impact van de visserij op het mariene milieu;

(b) bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen, met inbegrip van de diensten die deze leveren.

(5) Bevordering van een duurzame en hulpbronefficiënte aquacultuur door de nadruk te leggen op:

(a) versterking van de ecosystemen die verbonden zijn met de aquacultuur en bevordering van een hulpbronefficiënte aquacultuur;

(b) bevordering van een aquacultuur die wordt gekenmerkt door een hoog niveau van milieubescherming. diergezondheid, dierenwelzijn, volksgezondheid en veiligheid.

(6) Bevordering van de tenuitvoerlegging van het GVB aan de hand van:

(a) het beschikbaar stellen van wetenschappelijke kennis en gegevensverzameling;

(b) het ondersteunen van controle en handhaving, het versterken van de institutionele capaciteit en efficiënte overheidsdiensten.

HOOFDSTUK II - Gedeeld en direct beheer

Artikel 7 - Gedeeld en direct beheer

1. Maatregelen en technische bijstand zoals bedoeld in respectievelijk titel V en artikel 92, worden uit het EFMZV gefinancierd overeenkomstig het beginsel van tussen de lidstaten en de Unie gedeeld beheer en overeenkomstig de gemeenschappelijke voorschriften die zijn vastgesteld bij [Verordening (EU) nr. inzake gemeenschappelijke bepalingen].

2. Maatregelen zoals bedoeld in titel VI, met uitzondering van de in artikel 92 bedoelde technische bijstand, worden uit het EFMZV gefinancierd overeenkomstig het beginsel van direct beheer.

HOOFDSTUK III - Algemene beginselen van de steunverlening in het kader van gedeeld beheer

Artikel 8 - Staatssteun

1. Onverminderd lid 2 van het onderhavige artikel zijn de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag van toepassing op steun die de lidstaten verlenen aan ondernemingen in de visserij‑ en de aquacultuursector.

2. De artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag zijn evenwel niet van toepassing op betalingen die de lidstaten doen op grond van en in overeenstemming met deze verordening en binnen de werkingssfeer van artikel 42 van het Verdrag.

3. Nationale bepalingen voor overheidsfinanciering die verder gaan dan de bepalingen van deze verordening betreffende de in lid 2 bedoelde financiële bijdragen, worden op basis van lid 1 als één geheel beoordeeld.

Artikel 9 - Partnerschap

In afwijking van artikel 5, lid 4, van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] worden de organisaties die de partners op EU‑niveau vertegenwoordigen, tijdens de programmeringsperiode ten minste twee keer door de Commissie geraadpleegd over de tenuitvoerlegging van de EFMZV‑steun.

Artikel 10 - Coördinatie

Naast de in artikel 4 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde beginselen geldt dat de Commissie en de lidstaten erop toezien dat de EFMZV‑steun wordt gecoördineerd met en complementair is aan de steun die wordt verleend op grond van andere beleidsgebieden en financiële instrumenten van de EU, zoals Verordening (EU) nr. [tot vaststelling van het kaderactieprogramma voor milieu en klimaatverandering (LIFE‑kaderprogramma)], en op grond van het externe optreden van de Unie. Zowel de steun uit het EFMZV als die uit het LIFE‑kaderprogramma wordt met name gecoördineerd door de financiering van activiteiten die een aanvulling vormen op krachtens het LIFE‑kaderprogramma gefinancierde geïntegreerde projecten, te bevorderen en door het gebruik van oplossingen, methoden en benaderingen die krachtens het LIFE‑kaderprogramma zijn gevalideerd, te stimuleren.

Artikel 11 - Voorafgaande voorwaarden

De in bijlage III bij deze verordening opgenomen voorafgaande voorwaarden zijn van toepassing op het EFMZV.

HOOFDSTUK IV - Ontvankelijkheid van aanvragen en niet voor steun in aanmerking komende concrete acties

Artikel 12 - Ontvankelijkheid van aanvragen

1. Aanvragen die worden ingediend door de volgende marktdeelnemers, komen gedurende een vastgestelde periode niet in aanmerking voor EFMZV‑steun:

(a) marktdeelnemers die een ernstige inbreuk hebben gepleegd zoals bedoeld in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 of in artikel 90, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009:

(b) marktdeelnemers die zijn betrokken bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de EU‑lijst van IOO‑vaartuigen zoals bedoeld in artikel 40, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008;

(c) marktdeelnemers die andere inbreuken op de GVB‑voorschriften hebben begaan die de duurzaamheid van de betrokken bestanden ernstig in gevaar brengen.

2. Aanvragen die worden ingediend door marktdeelnemers die in het kader van het EVF of het EFMZV een onregelmatigheid hebben begaan, komen gedurende een vastgestelde periode niet in aanmerking voor steun.

3. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot:

(a) de vaststelling van de in de leden 1 en 2 bedoelde periode die evenredig moet zijn aan de ernst van de inbreuk of de niet‑naleving of aan het aantal keren dat deze is begaan;

(b) de vaststelling van de begin‑ of einddatum van de in lid 1 bedoelde periode;

(c) de vaststelling van in lid 1, onder c), bedoelde andere gevallen van niet‑naleving die de duurzaamheid van de betrokken bestanden ernstig in gevaar brengen.

4. De lidstaten verplichten de marktdeelnemers die een aanvraag in het kader van het EFMZV indienen, ertoe ten aanzien van de beheersautoriteit schriftelijk te verklaren dat zij voldoen aan de in lid 1 vastgestelde criteria en dat zij geen in lid 2 bedoelde onregelmatigheid hebben begaan in het kader van het EVF of het EFMZV. Alvorens de concrete actie goed te keuren, gaan de lidstaten na of deze schriftelijke verklaring waarheidsgetrouw is.

5. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van een systeem voor de uitwisseling van informatie over onregelmatigheden tussen de lidstaten.

Artikel 13 - Niet‑subsidiabele concrete acties

De volgende concrete acties komen niet in aanmerking voor steun in het kader van het EFMZV:

(a) concrete acties die de vangstcapaciteit van het vaartuig vergroten;

(b) de bouw van nieuwe vissersvaartuigen en de buitenbedrijfstelling of de invoer van vissersvaartuigen;

(c) de tijdelijke stopzetting van visserijactiviteiten;

(d) de experimentele visserij;

(e) de overdracht van de eigendom van een bedrijf;

(f) het rechtstreeks uitzetten van vis, behalve als instandhoudingsmaatregel waarin uitdrukkelijk bij een rechtshandeling van de Unie is voorzien of wanneer sprake is van het experimenteel uitzetten van vis.

TITEL III - FINANCIEEL KADER

Artikel 14 - Begrotingsuitvoering

1. De EU‑begroting die op grond van titel V aan het EFMZV wordt toegewezen, wordt uitgevoerd in het kader van gedeeld beheer overeenkomstig artikel 4 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen].

2. De EU‑begroting die op grond van titel VI aan het EFMZV wordt toegewezen, wordt rechtstreeks door de Commissie uitgevoerd overeenkomstig artikel 55, lid 1, onder a), van het [nieuw financieel reglement].

3. De Commissie annuleert alle onder gedeeld beheer vallende vaststellingen, of een deel daarvan, overeenkomstig het [nieuw financieel reglement] en overeenkomstig artikel 1247 van de onderhavige verordening

4. Het beginsel van goed financieel beheer wordt toegepast overeenkomstig de artikelen 27 en 50 van het [nieuw financieel reglement].

Artikel 15 - Gedeeld beheerde begrotingsmiddelen

1. De gedeeld beheerde middelen die in het kader van het EFMZV beschikbaar zijn voor vastleggingen voor de periode 2014 – 2020, bedragen overeenkomstig de in bijlage II vastgestelde jaarlijkse verdeling 5 520 000 000 euro, uitgedrukt in huidige prijzen.

2. Van het in lid 1 genoemde bedrag wordt 4 535 000 000 euro toegewezen voor de duurzame ontwikkeling van de visserij, de aquacultuur en de aquacultuurgebieden, zoals bedoeld in respectievelijk hoofdstuk I, hoofdstuk II en hoofdstuk III van titel V.

3. Van het in lid 1 genoemde bedrag wordt 477 000 000 euro toegewezen voor in artikel 78 bedoelde controle‑ en handhavingsmaatregelen.

4. Van het in lid 1 genoemde bedrag wordt 358 000 000 euro toegewezen voor in artikel 79 bedoelde maatregelen inzake gegevensverzameling.

5. De financiële middelen die worden toegewezen voor in titel V, hoofdstuk V, bedoelde compensatie ten bate van de ultraperifere gebieden, mogen jaarlijks niet meer bedragen dan:

– 4 300 000 euro voor de Azoren en Madeira;

– 5 800 000 euro voor de Canarische Eilanden;

– 4 900 000 euro voor Frans Guyana en Réunion.

6. Van het in lid 1 genoemde bedrag wordt 45 000 000 euro toegewezen voor in artikel 72 bedoelde opslagsteun die wordt verleend vanaf begin 2014 tot eind 2018.

Artikel 16 - Direct beheerde begrotingsmiddelen

Uit het EFMZV wordt 1 047 000 000 euro toegewezen voor direct beheerde maatregelen zoals bedoeld in de hoofdstukken I en II van titel VI. Hierin is tevens de in artikel 91 bedoelde technische bijstand begrepen.

Artikel 17 - Financiële verdeling onder gedeeld beheer

1. De in artikel 15, leden 2 tot en met 6, genoemde en in de tabel in bijlage II opgenomen bedragen die beschikbaar zijn voor vastleggingen door de lidstaten voor de periode 2014 – 2020, worden vastgesteld aan de hand van de volgende objectieve criteria:

(a) wat titel V betreft:

i) het werkgelegenheidsniveau in de visserij en de aquacultuur,

ii) het productieniveau in de visserij en de aquacultuur, en

iii) het aandeel van de kleinschalige kustvisserijvloot in de vissersvloot;

(b) wat de artikelen 78 en 79 betreft:

i) de reikwijdte van de controletaken van de betrokken lidstaat, geraamd op basis van de omvang van de nationale vissersvloot, de aangelande hoeveelheid en de waarde van de invoer uit derde landen;

ii) de in verhouding tot de reikwijdte van de controletaken van de betrokken lidstaat beschikbare controlemiddelen, geraamd op basis van het aantal controles op zee en het aantal inspecties van aanlandingen;

iii) de reikwijdte van de gegevensverzamelingstaken van de betrokken lidstaat, geraamd op basis van de omvang van de nationale vissersvloot, de aangelande hoeveelheid, het aantal wetenschappelijke monitoringtaken op zee en het aantal onderzoeken waaraan de lidstaat deelneemt, en

iv) de voor de gegevensverzameling beschikbare middelen, afgezet tegen de reikwijdte van de gegevensverzamelingstaken van de lidstaat, het aantal waarnemers op zee en de personele en technische middelen die nodig zijn voor de uitvoering van het nationale steekproefprogramma voor gegevensverzameling;

(c) voor alle maatregelen: de historische toewijzingen in het kader van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad en de historische benutting in het kader van Verordening (EG) nr. 861/2006 van de Raad.

2. De Commissie stelt middels een uitvoeringshandeling een besluit vast inzake de jaarlijkse verdeling van de totale middelen over de lidstaten.

TITEL IV - PROGRAMMERING

HOOFDSTUK I - Programmering van onder gedeeld beheer gefinancierde maatregelen

Artikel 18 - Opstellen van operationele programma’s

1. Elke lidstaat stelt één operationeel programma op waarmee uitvoering wordt gegeven aan de EU‑prioriteiten die uit het EFMZV worden gecofinancierd.

2. De lidstaat stelt het operationele programma op na nauwe samenwerking met de partners zoals bedoeld in artikel 5 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen]. De raadpleging van de partners over de voorbereidende documenten wordt zo georganiseerd dat de partners de gelegenheid hebben deze te bestuderen.

3. Wat het in artikel 20, lid 1, onder n), bedoelde gedeelte van het operationele programma betreft, stelt de Commissie uiterlijk op 31 mei 2013 middels een uitvoeringshandeling de EU‑prioriteiten voor het handhavings‑ en controlebeleid vast.

4. Het in artikel 20, lid 1, onder o), bedoelde gedeelte van het operationele programma dat betrekking heeft op het voor 2014 geldende gedeelte van het in artikel 37, lid 5, van de [GVB‑verordening] bedoelde meerjarenprogramma, wordt uiterlijk op 31 oktober 2013 ingediend.

Artikel 19 - Leidende beginselen voor het operationele programma

Bij het opstellen van hun operationele programma houden de lidstaten rekening met de volgende leidende beginselen:

(a) voor elke EU‑prioriteit worden relevante combinaties van maatregelen opgenomen die logisch voortvloeien uit de voorafgaande evaluatie en de SWOT‑analyse (Strengths, Weaknesses, Opportunities and Threats ‑ sterke en zwakke punten, kansen en gevaren);

(b) in het programma wordt een steekhoudende benadering ten aanzien van innovatie en van matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering geïntegreerd;

(c) er worden adequate maatregelen gepland om de uitvoering van het programma te vereenvoudigen en te vergemakkelijken;

(d) in voorkomend geval wordt gezorgd voor samenhang tussen de in artikel 6, leden 3 en 5, van de onderhavige verordening vastgestelde EU‑prioriteiten voor het EFMZV en het nationaal strategisch meerjarenplan voor de aquacultuur zoals bedoeld in artikel 43 van de [GVB‑verordening].

Artikel 20 - Inhoud van het operationele programma

1. Naast de in artikel 24 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde elementen bevat het operationele programma:

(a) de in artikel 48 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde voorafgaande evaluatie;

(b) een SWOT-analyse van de situatie en een omschrijving van de behoeften van het geografische gebied waaraan het programma tegemoet moet komen;

De analyse wordt opgebouwd rond de EU‑prioriteiten. Op het gebied van de matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering en op het gebied van de bevordering van innovatie wordt voor elke EU‑prioriteit beoordeeld hoe het best aan de specifieke behoeften kan worden voldaan; een synthese van de sterke en zwakke punten van de situatie van de voor ondersteuning in aanmerking komende beleidsterreinen;

(c) het bewijs dat een steekhoudende benadering ten opzichte van innovatie, het milieu, met inbegrip van de specifieke behoeften van de NATURA 2000-gebieden, en de matiging van en aanpassing aan de klimaatverandering in het programma is geïntegreerd;

(d) de beoordeling van de voorafgaande voorwaarden en, in voorkomend geval, de in artikel 17, lid 4, van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde maatregelen, en de voor de toepassing van artikel 19 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] vastgestelde mijlpalen;

(e) een lijst van naar EU‑prioriteit uitgesplitste maatregelen;

(f) een beschrijving van de criteria voor de selectie van projecten;

(g) een beschrijving van de criteria voor de selectie van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën in het kader van titel V, hoofdstuk III;

(h) een duidelijke verwijzing naar de onder titel V, hoofdstuk III, vallende concrete acties die collectief mogen worden uitgevoerd en daarom overeenkomstig artikel 95, lid 3, in aanmerking komen voor een hogere steunintensiteit;

(i) een analyse van de behoeften in verband met de monitoring- en evaluatievoorschriften en het in artikel 49 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde evaluatieplan. De lidstaten voorzien in voldoende middelen en in voldoende activiteiten voor de opbouw van de betrokken capaciteit om aan de vastgestelde behoeften tegemoet te komen;

(j) een financieringsplan dat met inachtneming van de artikelen 18 en 20 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] en het in artikel 17, lid 3, van de onderhavige verordening bedoelde besluit van de Commissie is opgesteld en de volgende elementen bevat:

i) een tabel met de voor elk jaar geplande totale EFMZV‑bijdrage;

ii) een tabel met de financiële EFMZV‑middelen die beschikbaar zijn voor en het EFMZV‑cofinancieringspercentage dat van toepassing is op enerzijds de in artikel 6 vastgestelde prioriteiten en anderzijds de technische bijstand. In voorkomend geval wordt in de tabel afzonderlijk melding gemaakt van de financiële EFMZV‑middelen en de cofinancieringspercentages die in afwijking van de in artikel 94, lid 1, vastgestelde algemene regel van toepassing zijn op steun zoals bedoeld in artikel 72, artikel 73, artikel 78, lid 2, onder a) tot en met d), en onder f) tot en met j), artikel 78, lid 2, onder e), en artikel 79;

(k) informatie over de complementariteit met maatregelen die worden gefinancierd in het kader van andere GSK‑fondsen of het LIFE‑kaderprogramma;

(l) de regelingen voor de uitvoering van het programma, die omvatten:

i) de aanwijzing door de lidstaat van alle in artikel 107 113 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde autoriteiten en, ter informatie, een beknopte beschrijving van de het beheers- en controlesysteemstructuur;

ii) een beschrijving van de monitoring- en evaluatieprocedures en de samenstelling van het monitoringcomité;

iii) de bepalingen die zijn vastgesteld om ervoor te zorgen dat overeenkomstig artikel 12043 bekendheid aan het programma wordt gegeven;

(m) de aanwijzing van de in artikel 5 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde partners en de resultaten van het overleg met de partners;

(n) voor de in artikel 6, lid 6, bedoelde doelstelling inzake bevordering van de naleving via controle, en overeenkomstig artikel 18, lid 3:

i) een lijst van organisaties die het controle‑, inspectie‑ en handhavingssysteem ten uitvoer leggen, en een beknopt overzicht van zowel de personele en financiële middelen als de voorzieningen, met name het aantal vaartuigen, vliegtuigen en helikopters, die deze organisaties ter beschikking staan voor controle‑, inspectie‑ en handhavingstaken op visserijgebied;

ii) de overkoepelende doelstellingen van de controlemaatregelen die moeten worden uitgevoerd aan de hand van overeenkomstig artikel 11033 vast te stellen gemeenschappelijke indicatoren;

iii) de specifieke doelstellingen die in overeenstemming met de in artikel 6 vastgestelde EU‑prioriteiten moeten worden gehaald en een gedetailleerd, naar uitgavencategorie uitgesplitst overzicht van het aantal individuele aankopen in de loop van de hele programmeringsperiode;

(o) voor de in artikel 6, lid 6, en artikel 18, lid 4, bedoelde doelstelling inzake gegevensverzameling voor duurzaam visserijbeheer, en overeenkomstig het in artikel 37, lid 5, van de [GVB‑verordening] bedoelde EU‑meerjarenprogramma:

i) een beschrijving van de activiteiten op het gebied van gegevensverzameling die moeten worden uitgevoerd om te komen tot:

– een evaluatie van de visserijsector (biologische, economische en horizontale variabelen, alsmede onderzoek op zee);

– een evaluatie van de economische situatie van de aquacultuur‑ en de verwerkingssector;

– een evaluatie van de impact van de visserijsector op het ecosysteem;

ii) een beschrijving van de methoden voor de opslag, het beheer en het gebruik van gegevens;

iii) een bewijs van de capaciteit voor een gezond financieel en administratief beheer van de verzamelde gegevens.

Dit gedeelte van het operationele programma wordt aangevuld met het bepaalde in artikel 23.

2. Het operationele programma omvat de methoden voor de berekening van vereenvoudigde kosten als bedoeld in artikel 57 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen], extra kosten of gederfde inkomsten overeenkomstig artikel 97 103, of de methode voor de berekening van de compensatie overeenkomstig ter zake relevante criteria voor elk van de in artikel 38, lid 1, bedoelde activiteiten.

3. Daarnaast omvat het operationele programma een beschrijving van de specifieke acties ter bevordering van gelijke kansen en ter voorkoming van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid, met inbegrip van de regelingen om de integratie van het genderperspectief in de operationele programma's en op operationeel niveau te garanderen.

4. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast voor de wijze waarop de in de leden 1, 2 en 3 beschreven elementen moeten worden weergegeven. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 128 51, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 21 - Goedkeuring van de operationele programma's

1. Naast de in artikel 25 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde bepalingen en met inachtneming van de voorafgaande evaluatie beoordeelt de Commissie of de operationele programma's coherent zijn met de onderhavige verordening en een doeltreffende bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de in artikel 6 vastgestelde EU‑prioriteiten voor het EFMZV.

2. De Commissie keurt de operationele programma's goed middels een uitvoeringshandeling.

Artikel 22 - Wijziging van de operationele programma's

1. De Commissie keurt de wijziging van operationele programma's goed middels een uitvoeringshandeling.

2. Met het oog op de aanpassing aan de technische behoeften in verband met de controleactiviteiten kan het in artikel 20, lid 1, onder n), bedoelde gedeelte van het operationele programma om de twee jaar, en voor het eerst met ingang van 1 januari 2015, worden gewijzigd.

Hiertoe stelt de Commissie middels een uitvoeringshandeling een besluit vast met daarin enerzijds de veranderingen aan de EU‑prioriteiten op het gebied van het handhavings‑ en controlebeleid zoals bedoeld in artikel 18, lid 3, en anderzijds de overeenkomstige subsidiabele concrete acties die prioriteit moeten krijgen.

De lidstaten dienen in het licht van de nieuwe prioriteiten die in het in de tweede alinea van dit lid bedoelde besluit zijn vastgesteld, uiterlijk op 31 oktober van het jaar vóór het betrokken uitvoeringsjaar bij de Commissie de wijziging van het operationele programma in.

3. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel worden de in lid 2 bedoelde programmawijzigingen behandeld in het kader van een krachtens artikel 24 vastgestelde vereenvoudigde procedure.

Artikel 23 - Jaarlijks werkprogramma voor gegevensverzameling

1. Met het oog op de toepassing van artikel 20, lid 1, onder o), dienen de lidstaten uiterlijk op 31 oktober van elk jaar een jaarlijks werkprogramma in bij de Commissie. Het jaarlijkse werkprogramma bevat een beschrijving van de procedures en methoden die moeten worden gebruikt voor het verzamelen en analyseren van gegevens en voor het inschatten van de accuraatheid en nauwkeurigheid van deze gegevens.

2. De lidstaten dienen het jaarlijkse werkprogramma via elektronische weg in.

3. De goedkeuring van de jaarlijkse werkprogramma's door de Commissie vindt uiterlijk op 31 december van elk jaar plaats.

4. Het eerste jaarlijkse werkprogramma heeft betrekking op de activiteiten voor 2014 en wordt uiterlijk op 31 oktober 2013 bij de Commissie ingediend.

Artikel 24 - Voorschriften inzake procedures en tijdschema's

1. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen voorschriften inzake de procedures, het format en de tijdschema's vaststellen met betrekking tot:

– de goedkeuring van de operationele programma’s;

– de indiening en de goedkeuring van voorstellen tot wijziging van operationele programma's, onder meer inzake de inwerkingtreding en de frequentie van indiening ervan tijdens de programmeringsperiode;

– de indiening en de goedkeuring van voorstellen tot wijziging zoals bedoeld in artikel 22, lid 2;

– de indiening van jaarlijkse werkprogramma's voor gegevensverzameling.

De procedures en tijdschema's worden vereenvoudigd wanneer sprake is van wijzigingen van operationele programma's die betrekking hebben op:

(a) een overdracht van financiële middelen tussen EU‑prioriteiten;

(b) de invoering of de intrekking van maatregelen of soorten concrete acties;

(c) veranderingen in de beschrijving van maatregelen, met inbegrip van verandering van de subsidiabiliteitsvoorwaarden;

(d) in artikel 22, lid 2, bedoelde wijzigingen en aanvullende wijzigingen van het in artikel 20, lid 1, onder n), bedoelde programmagedeelte.

Wijzigingen zoals bedoeld onder a) en b), komen slechts in aanmerking voor behandeling in het kader van deze vereenvoudigde procedure indien zij betrekking hebben op maximaal 5 % van het aan de EU‑prioriteit toegewezen bedrag en op maximaal 10 % van het voor elke maatregel toegewezen bedrag.

2. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 12851, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK II - Programmering van onder direct beheer gefinancierde maatregelen

Artikel 25 - Jaarlijks werkprogramma

1. Met het oog op de uitvoering van titel VI, hoofdstukken I en II, en artikel 92 stelt de Commissie middels uitvoeringshandelingen een jaarlijks werkprogramma vast dat overeenstemt met de in die hoofdstukken uiteengezette doelstellingen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12851, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. Het jaarlijkse werkprogramma bevat de doelstellingen, de verwachte resultaten, de uitvoeringsmethode en het voor het jaarlijkse programma geoormerkte totale bedrag. Het bevat tevens een beschrijving van de te financieren activiteiten, een indicatie van het voor elke activiteit toegewezen bedrag, een indicatief tijdschema voor de uitvoering en informatie over de tenuitvoerlegging van de activiteiten. Met betrekking tot de subsidies worden in het jaarlijkse werkprogramma de prioriteiten, de essentiële evaluatiecriteria en het maximale cofinancieringspercentage opgenomen.

TITEL V - ONDER GEDEELD BEHEER GEFINANCIERDE MAATREGELEN

HOOFDSTUK I - Duurzame ontwikkeling van de visserij

Artikel 26 - Specifieke doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde steun draagt bij tot de verwezenlijking van de in artikel 6, leden 2 en 4, bedoelde EU‑prioriteiten.

Artikel 27 - Algemene voorwaarden

1. De eigenaar van een vissersvaartuig die op grond van artikel 32, lid 1, onder b), artikel 36, artikel 39, lid 1, onder a), of artikel 40, lid 2, steun heeft ontvangen, mag het betrokken vaartuig gedurende ten minste 5 jaar na de datum waarop de steun daadwerkelijk aan de begunstigde is betaald, niet overdragen naar een buiten de Unie gelegen derde land.

2. Werkingskosten zijn niet subsidiabel tenzij in dit hoofdstuk uitdrukkelijk anders wordt bepaald.

Artikel 28 - Innovatie

1. Om innovatie in de visserij te stimuleren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor projecten die gericht zijn op de ontwikkeling of de invoering van ten opzichte van de stand van de techniek nieuwe of substantieel verbeterde producten en nieuwe of verbeterde processen en beheers‑ en organisatiesystemen.

2. Op grond van dit artikel gefinancierde concrete acties worden uitgevoerd in samenwerking met een door de betrokken lidstaat erkende wetenschappelijke of technische organisatie die de resultaten van dergelijke concrete acties evalueert.

3. De lidstaten geven overeenkomstig artikel 12043 voldoende ruchtbaarheid aan de resultaten van op grond van dit artikel gefinancierde concrete acties.

Artikel 29 - Adviesdiensten

1. Om de globale prestatie en het concurrentievermogen van de marktdeelnemers te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) haalbaarheidsstudies waarin de rendabiliteit van projecten die in aanmerking kunnen komen voor steun op grond van dit hoofdstuk, wordt beoordeeld;

(b) de verstrekking van professioneel advies over bedrijfs‑ en afzetstrategieën.

2. De haalbaarheidsstudies en het advies zoals bedoeld in lid 1, onder a) respectievelijk b), worden verstrekt door erkende wetenschappelijke of technische organisaties met de vereiste adviesbevoegdheden zoals erkend in het nationale recht van elke lidstaat.

3. De in lid 1 bedoelde steun wordt verleend aan door de lidstaat erkende marktdeelnemers of vissersorganisaties die de in lid 1 bedoelde haalbaarheidsstudie laten uitvoeren.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat op grond van dit artikel te financieren concrete acties worden geselecteerd aan de hand van een versnelde procedure.

5. De in lid 1 bedoelde steun neemt de vorm aan van een forfaitair bedrag van maximaal 3000 euro. Deze bovengrens is niet van toepassing wanneer de begunstigden vissersorganisaties zijn.

Artikel 30 - Partnerschappen tussen wetenschappers en vissers

1. Om de overdracht van kennis tussen wetenschappers en vissers te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) het opzetten van een netwerk bestaande uit enerzijds één of meer wetenschappelijke organisaties en anderzijds een aantal vissers of één of meer vissersorganisaties;

(b) de activiteiten van een onder a) bedoeld netwerk.

2. Onder de in lid 1, onder b), bedoelde activiteiten wordt verstaan: gegevensverzameling, studie en verspreiding van kennis en beste praktijken.

3. De in lid 1 bedoelde steun kan worden verleend aan publiekrechtelijke instanties, vissers, organisaties van vissers en door de lidstaat erkende niet‑gouvernementele organisaties of aan in artikel 62 omschreven plaatselijke visserijgroepen of "FLAG's" (Fisheries Local Action Groups).

Artikel 31 - Verbetering van het menselijk kapitaal en de sociale dialoog

1. Om het menselijk kapitaal en de sociale dialoog te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) een leven lang leren, verspreiding van wetenschappelijke kennis en innoverende praktijken, en de verwerving van nieuwe beroepsvaardigheden, met name in verband met duurzaam beheer van mariene ecosystemen, activiteiten in de maritieme sector, innovatie en ondernemerschap;

(b) netwerkvorming, uitwisseling van ervaringen en beste praktijken tussen belanghebbende partijen, onder meer organisaties ter bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen;

(c) bevordering van de sociale dialoog op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau tussen vissers en andere relevante belanghebbende partijen.

2. De in lid 1 bedoelde steun wordt ook verleend aan de echtgenoten of, mits en voor zover erkend in het nationale recht, levenspartners van zelfstandige vissers, die, anders dan als werknemer of als vennoot, gewoonlijk en onder de in het nationale recht bepaalde voorwaarden deelnemen aan de uitoefening van de activiteit van de zelfstandige vissers of ondersteunende taken verrichten.

Artikel 32 - Bevordering van de diversifiëring en de werkgelegenheidscreatie

1. Om de diversifiëring en de werkgelegenheidcreatie buiten de visserijsector te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) het opstarten van ondernemingen buiten de visserijsector;

(b) het aanpassen van kleinschalige kustvisserijvaartuigen om deze inzetklaar te maken voor activiteiten buiten de visserijsector.

2. De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt verleend aan vissers die:

(a) een bedrijfsplan voor de ontwikkeling van hun nieuwe activiteiten indienen;

(b) beschikken over voldoende beroepsvaardigheden die zij kunnen verwerven in het kader van concrete acties die op grond van artikel 31, lid 1, onder a), worden gefinancierd.

3. De in lid 1, onder b), bedoelde steun wordt verleend aan kleinschalige kustvissers die eigenaar zijn van een EU‑vissersvaartuig dat als actief is geregistreerd en die in de twee jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag gedurende ten minste 60 dagen visserijactiviteiten op zee hebben verricht. De aan het vissersvaartuig gekoppelde visvergunning wordt definitief ingetrokken.

4. Begunstigden van de in lid 1 bedoelde steun mogen gedurende vijf jaar na de ontvangst van de laatste steunbetaling beroepsmatig geen visserijactiviteiten uitoefenen.

5. De in het kader van lid 1, onder b), subsidiabele kosten mogen niet meer bedragen dan de kosten van de aanpassing die het vaartuig heeft ondergaan om voor een ander doel dan visserij te worden ingezet.

6. De in lid 1, onder a), bedoelde steun bedraagt niet meer dan 50 % van de begroting die in het bedrijfsplan voor elke concrete actie is geoormerkt, met dien verstande dat dit bedrag per concrete actie niet hoger mag zijn dan 50 0000 euro.

Artikel 33 - Gezondheid en veiligheid aan boord

1. Om de arbeidsomstandigheden van de vissers aan boord te verbeteren, mag uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen aan boord of in afzonderlijke voorzieningen, op voorwaarde dat deze investeringen verder gaan dan wat op grond van het nationale of het EU‑recht vereist is.

2. De steun wordt verleend aan vissers of aan eigenaren van vissersvaartuigen.

3. Wanneer de concrete actie een investering aan boord behelst, wordt maximaal één keer per programmeringsperiode steun voor het betrokken vaartuig verleend. Wanneer de concrete actie een investering in afzonderlijkevoorzieningen behelst, wordt maximaal één keer per programmeringsperiode steun aan de betrokken begunstigde verleend.

4. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de soorten concrete acties die subsidiabel zijn krachtens lid 1.

Artikel 34 - Steun voor systemen van overdraagbare visserijconcessies in het kader van het GVB

1. Teneinde in het kader van artikel 27 van [GVB‑verordening] systemen van overdraagbare visserijconcessies vast te stellen of te wijzigen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) het ontwerpen en ontwikkelen van de technische en administratieve instrumenten die nodig zijn voor het opzetten of voor de werking van een systeem van overdraagbare visserijconcessies;

(b) de participatie van de belanghebbende partijen bij het ontwerpen en ontwikkelen van systemen van overdraagbare visserijconcessies;

(c) de monitoring en de evaluatie van systemen van overdraagbare visserijconcessies;

(d) het beheer van systemen van overdraagbare visserijconcessies.

2. De in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde steun wordt slechts verleend aan overheidsinstanties. De in lid 1, onder d), van het onderhavige artikel bedoelde steun wordt verleend aan overheidsinstanties, natuurlijke of rechtspersonen en erkende producentenorganisaties die betrokken zijn bij het collectieve beheer van samengevoegde overdraagbare visserijconcessies zoals bedoeld in artikel 28, lid 4, van [GVB‑verordening].

Artikel 35 - Steun voor de tenuitvoerlegging van instandhoudingsmaatregelen in het kader van het GVB

1. Met het oog op de doeltreffende tenuitvoerlegging van in de artikelen 17 en 21 van [GVB verordening] bedoelde instandhoudingsmaatregelen kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) het ontwerpen en ontwikkelen van de technische en administratieve instrumenten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van in de artikelen 17 en 21 van [GVB verordening] bedoelde instandhoudingsmaatregelen;

(b) de participatie van de belanghebbende partijen bij het ontwerpen en ontwikkelen van in de artikelen 17 en 21 van [GVB verordening] bedoelde instandhoudingsmaatregelen.

2. De in lid 1 bedoelde steun wordt slechts verleend aan overheidsinstanties.

Artikel 36 - Beperking van de impact van de visserij op het mariene milieu

1. Om de impact van de visserij op het mariene milieu te beperken, de afschaffing van de teruggooi te bevorderen en de overgang te vergemakkelijken naar een exploitatie van de levende mariene biologische hulpbronnen op een niveau dat het mogelijk maakt de populaties van de gevangen soorten boven een peil te brengen en te houden dat de MSY kan opleveren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen in voorzieningen die:

(a) de selectiviteit van het vistuig op grootte en soort verfijnen;

(b) ongewenste vangsten van commerciële bestanden of andere bijvangsten reduceren;

(c) de fysieke en biologische impact van de visserij op het ecosysteem of de zeebodem beperken.

2. Gedurende de programmeringsperiode mag slechts één keer steun worden verleend voor een bepaald EU‑vissersvaartuig of voor een specifiek type vistuig.

3. Er mag slechts steun worden verleend voor vistuigen of in lid 1 bedoelde voorzieningen die aantoonbaar beter selecteren op grootte of een geringere impact op de niet‑doelsoorten hebben dan de standaard vistuigen of andere voorzieningen die zijn toegestaan op grond van het EU‑recht of het nationale recht van de lidstaten dat is vastgesteld in het kader van de regionalisering zoals bedoeld in [GVB‑verordening].

4. De steun wordt verleend aan:

(a) eigenaren van een EU‑vissersvaartuig dat als actief is geregistreerd en dat in de twee jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag gedurende ten minste 60 dagen visserijactiviteiten op zee heeft verricht;

(b) vissers die eigenaar zijn van het te vervangen vistuig en die in de twee jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag gedurende ten minste 60 dagen aan boord van een EU‑vissersvaartuig hebben gewerkt;

(c) door de lidstaten erkende vissersorganisaties.

Artikel 37 - Innovatie in verband met de instandhouding van mariene biologische hulpbronnen

1. Om de afschaffing van de teruggooi te bevorderen en de overgang te vergemakkelijken naar een exploitatie van de levende mariene biologische hulpbronnen op een niveau dat het mogelijk maakt de populaties van de gevangen soorten boven een peil te brengen en te houden dat de MSY kan opleveren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor projecten ten bate van de ontwikkeling of de invoering van nieuwe technische of organisatorische kennis die leidt tot een beperking van de impact van de visserijactiviteiten op het milieu of tot een duurzamer gebruik van de mariene biologische hulpbronnen.

2. Op grond van dit artikel gefinancierde concrete acties worden uitgevoerd in samenwerking met een op grond van het nationale recht van de lidstaten erkende wetenschappelijke of technische organisatie die de resultaten van deze concrete acties evalueert.

3. De lidstaten geven overeenkomstig artikel 12043 voldoende ruchtbaarheid aan de resultaten van op grond van dit artikel gefinancierde concrete acties.

4. Het aandeel van de vissersvaartuigen dat betrokken is bij op grond van dit artikel gefinancierde projecten mag niet groter zijn dan 5 % van de vissersvaartuigen van de nationale vloot of niet meer dan 5 % van de brutotonnage van de nationale vissersvloot, berekend bij de indiening van de aanvraag.

5. Concrete acties die het testen van nieuwe vistuigen of vistechnieken behelzen, worden uitgevoerd binnen de grenzen van de aan de betrokken lidstaat toegewezen vangstmogelijkheden.

6. De netto‑inkomsten die voortvloeien uit de deelname van het vissersvaartuig aan de concrete actie, worden in mindering gebracht op de subsidiabele uitgaven van de concrete actie.

7. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de wijze waarop de in lid 6 bedoelde netto‑inkomsten voor een relevante periode worden berekend.

Artikel 38 - Bescherming en herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen in het kader van duurzame visserijactiviteiten

1. Om de betrokkenheid van de vissers bij de bescherming en het herstel van de mariene biodiversiteit en de mariene ecosystemen, met inbegrip van de diensten die zij in het kader van duurzame visserijactiviteiten leveren, te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de volgende concrete acties:

(a) het verzamelen van afval op zee, zoals verloren vistuig en zwerfvuil;

(b) het bouwen of installeren van vaste of verplaatsbare voorzieningen om de mariene flora en fauna te beschermen en te ontwikkelen;

(c) het bijdragen tot een beter beheer of een betere instandhouding van de hulpbronnen;

(d) het beheren, herstellen en monitoren van NATURA 2000‑sites overeenkomstig Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, overeenkomstig Richtlijn 2009/147/EG van Europees Parlement en de Raad inzake het behoud van de vogelstand, en overeenkomstig de prioritaire actiekaders die zijn vastgesteld op grond van Richtlijn 92/43/EEG;

(e) het beheren, herstellen en monitoren van beschermde mariene gebieden met het oog op de tenuitvoerlegging van de in artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG van het Europees Parlement en de Raad bedoelde ruimtelijke beschermingsmaatregelen;

(f) het deelnemen aan andere acties ten bate van de instandhouding en de ontwikkeling van de biodiversiteit en ecosysteemdiensten, zoals het herstel van specifieke mariene en kusthabitats ter ondersteuning van de duurzaamheid van de visbestanden.

2. In dit artikel bedoelde concrete acties worden uitgevoerd door publiekrechtelijke instanties met medewerking van vissers, door de lidstaten erkende vissersorganisaties of niet-gouvernementele organisaties, in partnerschap met vissersorganisaties of plaatselijke visserijgroepen zoals bedoeld in artikel 62.

3. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van:

(a) de soorten concrete acties die subsidiabel zijn krachtens lid 1 van het onderhavige artikel;

(b) de kosten die subsidiabel zijn krachtens lid 1 van het onderhavige artikel

Artikel 39 - Matiging van de klimaatverandering

1. Om de gevolgen van de klimaatverandering te matigen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) investeringen aan boord om de uitstoot van verontreinigende stoffen of broeikasgassen te reduceren en de energie‑efficiency van de vissersvaartuigen te verhogen;

(b) audits en regelingen op het gebied van energie‑efficiency.

2. De steunverlening mag niet bijdragen tot de vervanging of de modernisering van hoofd‑ of hulpmotoren. De steun wordt slechts verleend aan eigenaren van vissersvaartuigen en gedurende de programmeringsperiode mag slechts een keer steun worden verleend voor een bepaald vissersvaartuig.

3. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de investeringen die subsidiabel zijn krachtens lid 1, onder a).

Artikel 40 - Productkwaliteit en gebruik van ongewenste vangsten

1. Om de kwaliteit van de gevangen vis te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor daarop gerichte investeringen aan boord.

2. Om het gebruik van ongewenste vangsten te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen aan boord die tot doel hebben ongewenste vangsten van commerciële bestanden optimaal te gebruiken en de onvoldoende gebruikte delen van de gevangen vis te valoriseren overeenkomstig artikel 15 van [GVB‑verordening] en artikel 8, onder b), van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten].

3. Gedurende de programmeringsperiode mag op grond van dit artikel slechts één keer steun worden verleend voor een bepaald vissersvaartuig of een bepaalde begunstigde.

4. De in lid 1 bedoelde steun wordt slechts verleend aan eigenaren van een EU‑vissersvaartuig dat in de twee jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag gedurende ten minste 60 dagen visserijactiviteiten op zee heeft verricht.

Artikel 41 - Vissershavens, aanlandings- en beschuttingsplaatsen

1. Om de kwaliteit van het aangelande product, de energie‑efficiency, de milieubescherming en de veiligheids‑ en arbeidsomstandigheden te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen ter verbetering van de infrastructuur van vissershavens en aanlandingsplaatsen, met inbegrip van investeringen in voorzieningen voor de verzameling van afval en zwerfvuil op zee.

2. Om het gebruik van ongewenste vangsten te faciliteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen in vissershavens en aanlandingsplaatsen die gericht zijn op het optimale gebruik van ongewenste vangsten van commerciële bestanden en de valorisering van onvoldoend gebruikte delen van de gevangen vis overeenkomstig artikel 15 van [GVB‑verordening] en artikel 8, onder b), van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten].

3. Ter verhoging van de veiligheid van de vissers kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen voor de bouw of de modernisering van beschuttingsplaatsen.

4. Er mag geen steun worden verleend voor de aanleg van nieuwe havens, nieuwe aanlandingsplaatsen of nieuwe afslagen.

Artikel 42 - Binnenvisserij

1. Om de impact van de binnenvisserij op het milieu te verminderen en de energie‑efficiency, de kwaliteit van de aangelande vis en de veiligheids‑ en arbeidsomstandigheden te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) in artikel 33 bedoelde investeringen in voorzieningen aan boord of afzonderlijke voorzieningen, overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde voorwaarden;

(b) in artikel 36 bedoelde investeringen in voorzieningen, overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde voorwaarden;

(c) in artikel 39 bedoelde investeringen aan boord en audits en regelingen op het gebied van energie‑efficiency, overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde voorwaarden;

(d) in artikel 41 bedoelde investeringen in bestaande havens en aanlandingsplaatsen, overeenkomstig de in dat artikel vastgestelde voorwaarden.

2. Voor de toepassing van lid 1:

(a) gelden verwijzingen die in de artikelen 33, 36 en 39 naar vissersvaartuigen worden gemaakt, als verwijzingen naar vaartuigen die uitsluitend in binnenwateren actief zijn;

(b) gelden verwijzigen die in artikel 36 worden gemaakt, als verwijzingen naar het milieu waarin het binnenvisserijvaartuig actief is;

3. Om de diversifiëring door binnenvissers te ondersteunen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de aanpassing van vaartuigen die in de binnenvisserij actief zijn naar andere activiteiten buiten de visserij, overeenkomstig de in artikel 32 vastgestelde voorwaarden.

4. Voor de toepassing van lid 3 gelden verwijzingen die in de artikel 32 naar vissersvaartuigen worden gemaakt, als verwijzingen naar vaartuigen die uitsluitend in binnenwateren actief zijn.

5. Om de aquatische flora en fauna te beschermen en te ontwikkelen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor de participatie van binnenvissers bij het beheren, herstellen en monitoren van de NATURA 2000‑sites die rechtstreeks in verband staan met visserijactiviteiten, en bij het rehabiliteren van binnenwateren, met inbegrip van paaigronden en migratieroutes voor migrerende soorten, onverminderd artikel 38, lid 1, onder d).

6. De lidstaten zorgen ervoor dat vaartuigen die krachtens dit artikel steun ontvangen, hun activiteiten uitsluitend in binnenwateren blijven ontplooien.

HOOFDSTUK II - Duurzame ontwikkeling van de aquacultuur

Artikel 43 - Specifieke doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde steun draagt bij tot de verwezenlijking van de in artikel 6, leden 2 en 4, bedoelde EU‑prioriteiten.

Artikel 44 - Algemene voorwaarden

1. De in dit hoofdstuk bedoelde steun wordt slechts verleend aan aquacultuurbedrijven, tenzij uitdrukkelijk anders wordt bepaald.

2. Indien de concrete acties betrekking hebben op investeringen in voorzieningen of infrastructuur die borg moeten staan voor de inachtneming van de in het EU‑recht vastgestelde voorschriften op het gebied van milieu, gezondheid van mens en dier, hygiëne en dierenwelzijn en die na 2014 van kracht worden, mag de hier bedoelde steun worden verleend tot de datum waarop de normen bindend worden voor de bedrijven.

Artikel 45 - Innovatie

1. Om innovatie in de aquacultuur te stimuleren, kan uit het EFMZV steun worden verleend ten bate van concrete acties:

(a) voor de invoering van nieuwe technische of organisatorische kennis in aquacultuurbedrijven die tot doel heeft de impact van deze bedrijven op het milieu te reduceren of een duurzamer gebruik van de hulpbronnen in de aquacultuur te bevorderen;

(b) voor de ontwikkeling of de invoering van ten opzichte van de stand van de techniek nieuwe of substantieel verbeterde producten en nieuwe of verbeterde processen en beheers‑ en organisatiesystemen.

2. In dit artikel bedoelde concrete acties worden uitgevoerd in samenwerking met een op grond van het nationale recht van de lidstaten erkende wetenschappelijke of technische organisatie die de resultaten van deze concrete acties evalueert.

3. De lidstaten geven overeenkomstig artikel 12043 voldoende ruchtbaarheid aan de resultaten van op grond van het onderhavige artikel gefinancierde concrete acties.

Artikel 46 - Investeringen in de offshore aquacultuur en de non-food aquacultuur

1. Om aquacultuurmethoden met een groot groeipotentieel te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen in de ontwikkeling van offshore aquacultuur en non-food aquacultuur.

2. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de soorten concrete acties en de subsidiabele kosten in dit verband.

Artikel 47 - Nieuwe bronnen van inkomsten en toegevoegde waarde

1. Om het ondernemerschap in de aquacultuur te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen die bevorderlijk zijn voor:

(a) het toevoegen van waarde aan aquacultuurproducten, met name door de aquacultuurbedrijven toe te staan hun eigen aquacultuurproductie te verwerken, af te zetten en rechtstreeks te verkopen;

(b) het diversifiëren van het inkomen van de aquacultuurbedrijven via de ontwikkeling van nieuwe aquacultuursoorten met goede marktvooruitzichten;

(c) het diversifiëren van het inkomen van de aquacultuurbedrijven via de ontwikkeling van aanvullende activiteiten buiten de aquacultuur.

2. De in artikel 1, onder c), bedoelde steun wordt slechts verleend aan aquacultuurbedrijven indien de aanvullende activiteiten die zij buiten de aquacultuur ontplooien, in verband staan met de kernactiviteit van het bedrijf (d.w.z. aquacultuur), zoals hengeltoerisme, aquacultuurgebonden milieudiensten of educatieve activiteiten in verband met aquacultuur.

Artikel 48 - Beheers‑, verzorgings‑ en adviesdiensten voor aquacultuurbedrijven

1. Om de globale prestatie en het concurrentievermogen van de aquacultuurbedrijven te verbeteren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) het opzetten van beheers‑, verzorgings‑ en adviesdiensten voor aquacultuurbedrijven;

(b) het verstrekken van adviesdiensten op het gebied van technische, wetenschappelijke, juridische of economische aangelegenheden aan aquacultuurbedrijven.

2. De in lid 1, onder b), bedoelde adviesdiensten hebben betrekking op:

(a) de behoeften van de aquacultuurbedrijven op het gebied van het beheer dat vereist is om aan de nationale en de EU‑wetgeving inzake milieubescherming en aan de voorschriften inzake maritieme ruimtelijke ordening te voldoen;

(b) de milieueffectbeoordeling;

(c) de behoeften van de aquacultuurbedrijven op het gebied van het beheer dat vereist is om te voldoen aan de EU‑wetgeving inzake de gezondheid en het welzijn van waterdieren en de volksgezondheid;

(d) gezondheids‑ en veiligheidsnormen die gebaseerd zijn op nationale en EU‑wetgeving;

(e) afzet‑ en bedrijfsstrategieën.

3. De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt slechts verleend aan publiekrechtelijke instanties die geselecteerd zijn om bedrijfsadviesdiensten op te zetten. De in lid 1, onder b), bedoelde steun wordt slechts verleend aan aquacultuur‑kmo's of aquacultuurproducentenorganisaties.

4. Voor elk van de in lid 2, onder a) tot en met e) bedoelde adviesdiensten wordt gedurende de programmeringsperiode slechts één keer steun aan de betrokken aquacultuurbedrijven verleend.

Artikel 49 - Bevordering van menselijk kapitaal en netwerkvorming

1. Om het menselijk kapitaal en de netwerkvorming in de aquacultuur te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) een leven lang leren, de verspreiding van wetenschappelijke kennis en innovatieve praktijken en de verwerving van nieuwe beroepsvaardigheden in de aquacultuur;

(b) netwerkvorming en uitwisseling van ervaringen en beste praktijken tussen aquacultuurbedrijven of beroepsorganisaties en andere belanghebbende partijen, waaronder wetenschappelijke organisaties of organisaties die gelijke kansen van mannen en vrouwen bevorderen.

2. De in lid 1, onder a), bedoelde steun wordt niet verleend aan grote aquacultuurbedrijven.

Artikel 50 - Vergroting van het potentieel van aquacultuurlocaties

1. Om bij te dragen tot de ontwikkeling van de aquacultuurlocaties en de aquacultuurinfrastructuur, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) het afbakenen en in kaart brengen van gebieden die het best geschikt zijn voor de ontwikkeling van aquacultuur, in voorkomend geval met inachtneming van processen voor maritieme ruimtelijke ordening;

(b) het verbeteren van de infrastructuur van de aquacultuurgebieden, onder meer middels landinrichting, energiebevoorrading of waterbeheer;

(c) maatregelen die de bevoegde autoriteiten in het kader van artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2009/147/EG of artikel 16, lid 1, van Richtlijn 92/43/EG vaststellen en uitvoeren om ernstige schade aan de aquacultuur te voorkomen.

2. De hier bedoelde steun mag slechts worden verleend aan publiekrechtelijke instanties.

Artikel 51 - Aantrekken van nieuwe aquacultuurexploitanten

1. Om het ondernemerschap in de aquacultuur te stimuleren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor het opzetten van aquacultuurbedrijven door beginnende exploitanten.

2. De in lid 1 bedoelde steun wordt aan beginnende aquacultuurexploitanten verleend op voorwaarde dat deze:

(a) over voldoende beroepsvaardigheden en deskundigheid beschikken;

(b) voor het eerst een micro‑ of kleine aquacultuuronderneming opzetten als hoofd van een dergelijke onderneming;

(c) een bedrijfsplan voor de ontwikkeling van hun aquacultuuractiviteiten indienen.

3. Beginnende aquacultuurexploitanten komen voor de verwerving van de nodige beroepsvaardigheden in aanmerking voor in artikel 49, lid 1, onder a), bedoelde steun.

Artikel 52 - Bevordering van een aquacultuur die wordt gekenmerkt door een hoog niveau van milieubescherming

Om de impact van de aquacultuur op het milieu substantieel te reduceren, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor investeringen:

(a) die leiden tot een substantiële reductie van de impact van de aquacultuurbedrijven op het water, met name door de gebruikte hoeveelheid water te verminderen of de kwaliteit van de reststromen te verbeteren, onder meer dankzij de invoering van multitrofe aquacultuursystemen;

(b) die leiden tot een beperking van de negatieve impact van de aquacultuurbedrijven op de natuur of de biodiversiteit;

(c) in de aankoop van voorzieningen die de aquacultuurbedrijven beschermen tegen wilde roofdieren die worden beschermd op grond van Richtlijn 2009/147/EEG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 92/43/EG van de Raad;

(d) die leiden tot meer energie‑efficiency en tot de omschakeling van aquacultuurbedrijven op hernieuwbare energiebronnen;

(e) in het herstel van bestaande aquacultuurvijvers via de verwijdering van slib, of in maatregelen voor de preventie van slibafzetting.

Artikel 53 - Omschakeling naar milieubeheer‑ en milieu‑auditregelingen en naar biologische aquacultuur

1. Om de ontwikkeling van een biologische of energie-efficiënte aquacultuur te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) de omschakeling van conventionele productiemethoden naar de biologische aquacultuur in de zin van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91, en overeenkomstig Verordening (EG) nr. 710/2009 van de Commissie van 5 augustus 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 889/2008 tot vaststelling van de bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad, betreffende de vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor de biologische dierlijke aquacultuurproductie en de biologische productie van zeewier;

(b) deelname aan de milieubeheer- en milieuauditsystemen van de EU die zijn ingesteld bij Verordening (EG) nr. 761/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 inzake de vrijwillige deelneming van organisaties aan een communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem (EMAS).

2. De hier bedoelde steun wordt slechts verleend aan begunstigden die zichzelf ertoe verbinden ten minste 3 jaar aan het EMAS deel te nemen of ten minste 5 jaar aan de voorschriften inzake biologische productie te voldoen.

3. De hier bedoelde steun wordt verleend in de vorm van een compensatie die maximaal twee jaar wordt uitbetaald gedurende de periode van omschakeling naar de biologische productie of gedurende de voorbereiding van de deelname aan het EMAS‑systeem.

4. De lidstaten berekenen de compensatie op basis van:

(a) de gederfde inkomsten of de extra kosten gedurende de periode van omschakeling van de conventionele naar de biologische productie, wat concrete acties op grond van lid 1, onder a), betreft;

(b) de extra kosten die voortvloeien uit het aanvragen en het voorbereiden van de deelname aan het EMAS‑systeem, wat concrete acties op grond van lid 1, onder b), betreft;

Artikel 54 - Aquacultuur die milieudiensten levert

1. Om de ontwikkeling van een aquacultuur die milieudiensten levert, te bevorderen, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) aquacultuurmethoden die compatibel zijn met specifieke milieubehoeften en die onderworpen zijn aan specifieke beheersvoorschriften die voortvloeien uit de aanwijzing van NATURA 2000‑gebieden in overeenstemming met Richtlijn 92/43/EEG van de Raad en Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad;

(b) deelname aan maatregelen voor de ex situ instandhouding en de ex situ reproductie van waterdieren in het kader van door overheidsinstanties of onder toezicht van overheidsinstanties ontwikkelde instandhoudingsprogramma's en programma's voor het herstel van de biodiversiteit;

(c) vormen van extensieve aquacultuur, onder meer op het gebied van milieu‑instandhouding en –verbetering, biodiversiteit en beheer van het landschap en de traditionele kenmerken van aquacultuurgebieden.

2. De in lid 1, onder a), bedoelde steun kan worden verleend in de vorm van een jaarlijkse compensatie voor de extra kosten of de gederfde inkomsten die terug te voeren zijn op de in de betrokken gebieden geldende beheersvoorschriften in verband met de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad of Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad.

3. De in lid 1, onder c), bedoelde steun wordt slechts verleend op voorwaarde dat de begunstigden zichzelf ertoe verbinden ten minste vijf jaar aquamilieuvoorschriften in acht te nemen die verder gaan dan op grond van het EU‑ en het nationale recht vereist is. De milieubaten van de concrete actie worden aangetoond aan de hand van een voorafgaande beoordeling door een bevoegde instantie die door de lidstaat wordt aangewezen, tenzij de milieubaten van een bepaalde concrete actie al zijn aangetoond.

4. De in lid 1, onder c), bedoelde steun wordt verleend in de vorm van een jaarlijkse compensatie voor de extra kosten die zijn gemaakt.

5. De lidstaten geven overeenkomstig artikel 12043 voldoende ruchtbaarheid aan de resultaten van op grond van het onderhavige artikel gefinancierde concrete acties.

Artikel 55 - Maatregelen op het gebied van volksgezondheid

1. Weekdierkwekers die de oogst van kweekweekdieren uitsluitend omwille van de volksgezondheid tijdelijk moeten stilleggen, krijgen hiervoor steun uit het EFMZV.

2. De hier bedoelde steun mag slechts worden verleend indien de oogst tijdelijk wordt stilgelegd omdat de weekdieren verontreinigd zijn als gevolg van de groei van toxineproducerend plankton of als gevolg van de aanwezigheid van biotoxinehoudend plankton, en indien:

a) de verontreiniging langer duurt dan vier opeenvolgende maanden; of

b) het verlies als gevolg van de stillegging van de oogst meer bedraagt dan 35 % van de jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf, berekend op basis van de gemiddelde omzet van dat bedrijf in de voorgaande drie jaar.

3. De hier bedoelde compensatie kan in de programmeringsperiode gedurende maximaal 12 maanden worden verleend.

Artikel 56 - Maatregelen op het gebied van diergezondheid en dierenwelzijn

1. Om de dierengezondheid en het dierenwelzijn in aquacultuurbedrijven te bevorderen, met name op het gebied van preventie en bioveiligheid, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) de bestrijding en de uitroeiing van ziekten in de aquacultuur overeenkomstig Richtlijn 2009/470/EG betreffende bepaalde uitgaven op veterinair gebied;

(b) de ontwikkeling van algemene en soortenspecifieke beste praktijken of gedragscodes inzake de behoeften van de aquacultuursector op het gebied van bioveiligheid of dierenwelzijn;

(c) het bevorderen van een grotere beschikbaarheid van diergeneesmiddelen voor gebruik in de aquacultuur, en het bevorderen van het adequate gebruik van deze geneesmiddelen door farmaceutische studies te laten verrichten en informatie te verspreiden en uit te wisselen.

2. De in lid 1, onder c), bedoelde steun mag niet worden verleend voor de aankoop van diergeneesmiddelen.

3. De lidstaten geven overeenkomstig artikel 12043 voldoende ruchtbaarheid aan de resultaten van op grond van lid 1, onder c), gefinancierde studies en zien toe op adequate rapportage over deze resultaten.

4. De hier bedoelde steun mag tevens worden verleend aan publiekrechtelijke instanties.

Artikel 57 - Aquacultuurbestandsverzekering

1. Om het inkomen van de aquacultuurexploitanten te vrijwaren, kan uit het EFMZV steun worden verleend in de vorm van een bijdrage in een aquacultuurbestandsverzekering tegen verliezen die het gevolg zijn van:

(a) natuurrampen:

(b) ongunstige weersomstandigheden;

(c) plotse veranderingen van de waterkwaliteit;

(d) ziekten in de aquacultuur of vernieling van productievoorzieningen.

2. Ongunstige weersomstandigheden of de uitbraak van een ziekte in de aquacultuur moeten officieel als zodanig worden erkend door de betrokken lidstaat.

De lidstaten stellen in voorkomend geval vooraf criteria vast op grond waarvan deze officiële erkenning wordt verleend.

3. De hier bedoelde steun wordt slechts verleend voor contracten ter verzekering van aquacultuurbestanden die in lid 1 bedoelde verliezen dekken die overeenstemmen met meer dan 30 % van de gemiddelde jaarproductie van de betrokken aquacultuurexploitant.

HOOFDSTUK III - Duurzame ontwikkeling van visserijgebieden

Deel 1 - Toepassingsgebied en doelstellingen

Artikel 58 - Toepassingsgebied

Uit het EFMZV wordt steun verleend om de visserijgebieden duurzaam te ontwikkelen aan de hand van een door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkelingsbenadering zoals bedoeld in artikel 28 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen].

Artikel 59 - Specifieke doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde steun draagt bij tot de verwezenlijking van de in artikel 6, lid 1, bedoelde EU‑prioriteiten.

Deel 2 - Visserijgebieden, plaatselijke partnerschappen en plaatselijke ontwikkelingsstrategieën

Artikel 60 - Visserijgebieden

1. Om voor steun in aanmerking te komen, moet een visserijgebied:

(a) beperkt zijn in omvang en in de regel kleiner zijn dan NUTS‑niveau 3 van de gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek in de zin van Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS); en

(b) met name wat de visserij‑ en de aquacultuursector betreft, geografisch, economisch en sociaal coherent zijn en op het vlak van personele, financiële en economische middelen voldoende kritische massa bezitten om als draagvlak voor een uitvoerbare plaatselijke ontwikkelingsstrategie te fungeren.

2. De lidstaten stellen in het operationele programma de procedure voor de selectie van de gebieden vast, met inbegrip van de toepasselijke criteria.

Artikel 61 - Geïntegreerde plaatselijke ontwikkelingsstrategieën

1. Met het oog op de toepassing van het EFMZV worden de in artikel 28, lid 1, onder c), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde geïntegreerde plaatselijke ontwikkelingsstrategieën gebaseerd op de interactie tussen de actoren en projecten van de verschillende plaatselijke economische sectoren in het algemeen en van de visserij‑ en de aquacultuursector in het bijzonder.

2. Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de in artikel 59 bedoelde doelstellingen, moeten de plaatselijke ontwikkelingsstrategieën ervoor zorgen dat:

(a) de visserij‑ en de aquacultuursector optimaal betrokken worden bij de duurzame ontwikkeling van de kustvisserijgebieden en de binnenvisserijgebieden;

(b) de plaatselijke gemeenschappen optimaal gebruik maken van en baat hebben bij de kansen die gepaard gaan met maritieme ontwikkeling en kustontwikkeling.

3. De strategieën zijn afgestemd op de kansen en behoeften die in het gebied zijn geïdentificeerd, alsmede op het EU‑prioriteiten voor het EFMZV. De strategieën zijn toegespitst op uiteenlopende gebieden, gaande van de visserij op zich tot bredere onderwerpen, zoals diversifiëring van visserijgebieden. De strategie behelst meer dan een verzameling van concrete acties of de juxtapositie van sectorale maatregelen.

4. Om voor EFMZV‑financiering in aanmerking te komen, bevatten de in artikel 29 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde geïntegreerde plaatselijke ontwikkelingsstrategieën ten minste ook de volgende elementen:

(a) een beschrijving en motivering van het lidmaatschap van de plaatselijke visserijgroep;

(b) een motivering van de voorgestelde EFMZV‑begroting en de verdeling van de financiële middelen over de vastgestelde plaatselijke prioriteiten.

5. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de inhoud van het actieplan zoals bedoeld in artikel 29, lid 1, onder e), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen].

6. De lidstaten stellen in het operationele programma criteria voor de selectie van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën vast die een weerspiegeling zijn van de toegevoegde waarde van de door de gemeenschap aangestuurde benadering.

Artikel 62 - Plaatselijke visserijgroepen

1. Met het oog op de toepassing van het EFMZV worden de in artikel 28, lid 1, onder b) van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde plaatselijke groepen aangewezen als plaatselijke visserijgroepen.

2. De plaatselijke visserijgroepen stellen op basis van ten minste de in artikel 61 genoemde elementen een geïntegreerde plaatselijke ontwikkelingsstrategie voor, en zijn verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan.

3. De plaatselijke visserijgroepen:

(a) geven het voornaamste aandachtspunt van hun strategie en de sociaaleconomische samenstelling van het betrokken gebied weer door te zorgen door een evenwichtige vertegenwoordiging van de voornaamste belanghebbende partijen, onder meer uit de particuliere en de openbare sector en uit het maatschappelijk middenveld;

(b) zien toe op een significante vertegenwoordiging van de visserij‑ en de aquacultuursector.

4. Indien voor de plaatselijke ontwikkelingsstrategie naast EFMZV‑steun nog steun uit andere fondsen wordt verleend, wordt voor de uit het EFMZV gefinancierde projecten een specifieke selectie‑orgaan opgericht overeenkomstig de in lid 3 opgenomen criteria.

5. De plaatselijke visserijgroepen voeren ten minste de in artikel 30, lid 3, van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] vastgestelde taken uit.

6. De plaatselijke visserijgroepen kunnen extra taken uitvoeren die aan hen worden gedelegeerd door de beheersautoriteit en/of het betaalorgaan.

7. In het operationele programma wordt een beschrijving gegeven van de taken van respectievelijk de plaatselijke visserijgroepen, de beheersautoriteit/het betaalorgaan bij de tenuitvoerlegging van de strategie.

Deel 3 - Subsidiabele concrete acties

Artikel 63 - Steun uit de EFMZV voor geïntegreerde plaatselijke ontwikkeling

1. De concrete acties die op grond van dit deel voor steun in aanmerking komen, zijn vastgesteld in artikel 31 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] vastgestelde taken.

2. Plaatselijke groepen kunnen de beheersautoriteit bevoegde betaalorganen verzoeken om betaling van een voorschot wanneer het operationele programma in deze mogelijkheid voorziet. Het bedrag van de voorschotten mag niet meer bedragen dan 50 % van de overheidssteun voor de werkingskosten.

Artikel 64 - Voorbereidende steun

1. Voorbereidende steun wordt verleend voor capaciteitsopbouw, opleiding en netwerkvorming met het oog op de voorbereiding en de uitvoering van een plaatselijke ontwikkelingsstrategie.

2. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de subsidiabele kosten van de in lid 1 vermelde activiteiten.

Artikel 65 - Uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën

1. Er kan steun voor de uitvoering van plaatselijke ontwikkelingsstrategieën worden verleend die gericht is op:

(a) het toevoegen van waarde, het creëren van werkgelegenheid en het bevorderen van innovatie in alle stadia van de leveringsketen van de visserij‑ en de aquacultuursector;

(b) het ondersteunen van de diversifiëring van de economische bedrijvigheid in visserijgebieden, met name naar andere maritieme sectoren, en het ondersteunen van de werkgelegenheidscreatie in visserijgebieden, met name in andere maritieme sectoren;

(c) het versterken en optimaal benutten van de milieubaten van de visserijgebieden, onder meer via concrete acties ter matiging van de klimaatverandering;

(d) het bevorderen van het maatschappelijk welzijn en het culturele erfgoed, inclusief het maritieme culturele erfgoed, in visserijgebieden;

(e) het versterken van de rol van visserijgemeenschappen in de plaatselijke ontwikkeling en in het bestuur op het gebied van plaatselijke visserijhulpbronnen en maritieme activiteiten.

2. De hier bedoelde steun kan tevens worden verleend voor maatregelen zoals bedoeld in de hoofdstukken I en II van deze titel, op voorwaarde dat er een duidelijke reden bestaat om deze maatregelen plaatselijk te beheren. Wanneer steun wordt verleend voor concrete acties die met deze maatregelen stroken, gelden de desbetreffende voorwaarden en de percentages van de bijdragen per concrete actie zoals bedoeld in de hoofdstukken I en II van deze titel.

Artikel 66 - Samenwerkingsactiviteiten

1. De in artikel 31, onder c), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde steun kan worden verleend voor:

(a) interterritoriale of transnationale samenwerkingsprojecten;

(b) voorbereidende technische ondersteuning voor interterritoriale en transnationale samenwerkingsprojecten, op voorwaarde dat de plaatselijke groepen kunnen aantonen bezig te zijn met de uitvoering van een project.

Onder 'interterritoriale samenwerking' wordt verstaan samenwerking binnen een lidstaat. Onder „transnationale samenwerking” wordt verstaan samenwerking tussen gebieden in verscheidene lidstaten en met gebieden in derde landen.

2. Plaatselijke visserijgroepen kunnen in het kader van het EFMZV naast andere plaatselijke visserijgroepen ook plaatselijke publiekprivate partnerschappen als partner hebben die de plaatselijke ontwikkelingsstrategie binnen of buiten de Unie uitvoeren.

3. Wanneer de samenwerkingsprojecten niet door de plaatselijke visserijgroepen worden geselecteerd, stellen de lidstaten een regeling inzake doorlopende aanvragen voor samenwerkingsprojecten vast. Zij maken uiterlijk twee jaar na de datum van de goedkeuring van hun operationele programma de nationale of regionale administratieve procedures voor de selectie van transnationale samenwerkingsprojecten bekend, alsmede een lijst van subsidiabele kosten.

4. De goedkeuring van de samenwerkingsprojecten vindt uiterlijk vier maanden na de datum van indiening van de projecten plaats.

5. De lidstaten delen de goedgekeurde transnationale samenwerkingsprojecten mee aan de Commissie.

Artikel 67 - Werkingskosten en dynamiseringskosten

1. De in artikel 31, onder d), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde werkingskosten zijn kosten die verband houden met het beheer van de uitvoering van de plaatselijke ontwikkelingsstrategie door de plaatselijke visserijgroepen.

2. De in artikel 31, onder d), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde kosten van de dynamisering van het visserijgebied zijn kosten die verband houden met concrete acties betreffende voorlichting over de plaatselijke ontwikkelingsstrategie en met projectontwikkelingstaken.

3. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de subsidiabele kosten van de concrete acties zoals bedoeld in de leden 1 en 2.

HOOFDSTUK IV - Maatregelen in verband met afzet en verwerking

Artikel 68 - Specifieke doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde steun draagt bij tot de verwezenlijking van de in de hoofdstukken I en II van deze titel vastgestelde specifieke doelstellingen.

Artikel 69 - Productie- en afzetprogramma's

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend door de voorbereiding en de uitvoering van productie‑ en afzetprogramma's zoals bedoeld in artikel 32 van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten].

2. Uitgaven die verband houden met productie‑ en afzetprogramma's komen slechts in aanmerking voor een EFMZV‑bijdrage nadat het in artikel 32, lid 4, van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten] bedoelde jaarverslag is goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten.

3. De op grond van dit artikel aan een producentenorganisatie verleende steun bedraagt jaarlijks niet meer dan 3 % van de gemiddelde jaarwaarde van de productie die die producentenorganisatie bij eerste verkoop heeft afgezet in de periode 2009 ‑ 2011. De op grond van dit artikel aan een pas erkende producentenorganisatie verleende steun bedraagt jaarlijks niet meer dan 3 % van de gemiddelde jaarwaarde van de productie die de leden van die producentenorganisatie bij eerste verkoop hebben afgezet in de periode 2009 – 2011.

4. De lidstaten kunnen 50 % van de steun voorschieten nadat het productie‑ en afzetprogramma is goedgekeurd overeenkomstig artikel 32, lid 2, van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten].

5. De in lid 1 bedoelde steun wordt verleend aan producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties.

Artikel 70 - Opslagsteun

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor erkende producentenorganisaties en unies van producentenorganisaties die in bijlage II bij Verordening (EU) nr. [inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten] vermelde producten opslaan, op voorwaarde dat die producten worden opgeslagen overeenkomstig de artikelen 35 en 36 van die verordening:

(a) de opslagsteun mag niet meer bedragen dan de technische en financiële kosten van de maatregelen die vereist zijn voor de stabilisatie en de opslag van de betrokken producten;

(b) de hoeveelheden waarvoor opslagsteun kan worden verleend, mogen niet meer bedragen dan 15 % van de hoeveelheden van het betrokken product die jaarlijks door de producentenorganisatie te koop worden aangeboden;

(c) de jaarlijks verleende steun mag niet meer bedragen dan het onderstaande procentuele aandeel van de gemiddelde jaarwaarde van de productie die de leden van de producentenorganisatie bij eerste verkoop hebben afgezet in de periode 2009 – 2011. Wanneer de leden van de producentenorganisatie in de periode 2009 – 2011 geen productie hebben afgezet, wordt de gemiddelde jaarwaarde van de productie die de leden in de eerste drie productiejaren hebben afgezet, in aanmerking genomen:

– 1 % in 2014

– 0,8 % in 2015

– 0,6 % in 2016

– 0,4 % in 2017

– 0,2 % in 2018

2. De in lid 1 bedoelde steun wordt tegen 2019 geleidelijk uitgefaseerd.

3. De steun mag slechts worden verleend nadat de betrokken producten voor menselijke consumptie op de markt zijn gebracht.

4. De lidstaten bepalen het bedrag van de binnen hun grondgebied toepasselijke technische en financiële kosten als volgt:

(a) de technische kosten worden jaarlijks berekend op basis van de rechtstreekse kosten in verband met de voor stabilisatie en opslag vereiste maatregelen;

(b) de financiële kosten worden jaarlijks berekend aan de hand van de rentevoet die jaarlijks in elke lidstaat wordt vastgesteld;

(c) de technische en financiële kosten worden bekendgemaakt.

5. De lidstaten voeren controles uit om na te gaan of de producten waarvoor opslagsteun wordt verleend, voldoen aan de in dit artikel vastgestelde voorwaarden. Met het oog op deze inspecties houden de begunstigden van de opslagsteun een register bij van elke categorie producten die worden ingeslagen en later weer voor menselijke consumptie op de markt worden gebracht.

Artikel 71 - Afzetmaatregelen

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor afzetmaatregelen ten bate van visserij‑ en aquacultuurproducten die gericht zijn op:

(a) het verbeteren van de voorwaarden voor het op de markt brengen van:

i) soorten waarvan er een overschot is of die onderbevist zijn;

ii) ongewenste vangsten die worden aangeland overeenkomstig artikel 15 van [GVB‑verordening] en artikel 8, onder b), tweede streepje, van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten];

iii) producten die worden verkregen aan de hand van methoden met een lage milieu‑impact, of biologische aquacultuurproducten zoals omschreven in Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie;

(b) het verbeteren van de kwaliteit, door het stimuleren van:

i) de indiening van aanvragen tot registratie van producten op grond van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen;

ii) de certificering en afzetbevordering voor onder meer duurzame visserij‑ en aquacultuurproducten en milieuvriendelijke verwerkingsmethoden;

iii) de rechtstreekse afzet van visserijproducten door kleinschalige kustvissers;

(c) het bevorderen van de transparantie van de productie en de markten, en het verrichten van marktonderzoek;

(d) het opstellen van standaardcontracten die verenigbaar zijn met het EU‑recht;

(e) het opzetten van producentenorganisaties, unies van producentenorganisaties en brancheorganisaties zoals erkend in het kader van hoofdstuk II, afdeling III, van [Verordening (EU) nr. inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten];

(f) het houden van regionale, nationale of transnationale afzetbevorderingscampagnes voor visserijproducten en aquacultuurproducten.

2. In lid 1, onder b), bedoelde concrete acties kunnen onder meer betrekking hebben op de integratie van productie‑, verwerkings‑ en afzetactiviteiten die in de leveringsketen plaatsvinden.

Artikel 72 - Verwerking van visserijproducten en aquacultuurproducten

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de volgende investeringen in de verwerking van visserijproducten en aquacultuurproducten:

(a) investeringen die energie helpen besparen of de milieu‑impact helpen reduceren, met inbegrip van afvalbehandeling;

(b) investeringen voor de verwerking van soorten met weinig of geen commercieel belang;

(c) investeringen voor de verwerking van bijproducten van de voornaamste verwerkingsactiviteiten;

(d) investeringen voor de verwerking van biologische aquacultuurproducten zoals bedoeld in de artikelen 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad.

2. De in lid 1 bedoelde steun wordt slechts verleend via de financiële instrumenten zoals bedoeld in titel IV van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen].

HOOFDSTUK V - Compensatie van in de ultraperifere gebieden gemaakte extra kosten in verband met visserijproducten en aquacultuurproducten

Artikel 73 - Compensatieregeling

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend ten bate van de compensatieregeling die is ingevoerd bij Verordening (EG) nr. 791/2007 van de Raad tot instelling van een regeling ter compensatie van de extra kosten voor de afzet van bepaalde visserijproducten van de ultraperifere gebieden van de Azoren, Madeira, de Canarische Eilanden, Frans Guyana en Réunion.

2. Elke betrokken lidstaat bepaalt voor zijn in artikel 1 bedoelde gebieden de lijst van de voor compensatie in aanmerking komende visserijproducten en aquacultuurproducten en de hoeveelheid van die producten.

3. Bij het opstellen van de in lid 2 bedoelde lijst en hoeveelheid nemen de lidstaten alle ter zake relevante factoren in aanmerking, met name de noodzaak ervoor te zorgen dat de compensatie volledig verenigbaar is met de GVB‑voorschriften.

4. De compensatie wordt niet verleend voor visserijproducten en aquacultuurproducten die:

(a) zijn gevangen door vaartuigen van derde landen, met uitzondering van vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren en in EU‑wateren actief zijn;

(b) zijn gevangen door EU‑vissersvaartuigen die niet in een haven van een van de in lid 1 bedoelde gebieden zijn geregistreerd;

(c) zijn ingevoerd uit derde landen.

5. Lid 4, onder b), is niet van toepassing indien de bestaande capaciteit van de verwerkingssector in het betrokken ultraperifere gebied de hoeveelheid grondstoffen die overeenkomstig de in dit artikel vastgestelde bepalingen wordt geleverd, overschrijdt.

Artikel 74 - Berekening van de compensatie

De compensatie wordt betaald aan marktdeelnemers die in de betrokken regio's actief zijn, en wordt berekend met inachtneming van:

(a) voor elk visserijproduct of voor elk aquacultuurproduct: de extra kosten die gepaard gaan met de specifieke handicaps van het betrokken gebied, en

(b) andere soorten overheidsmaatregelen die van invloed zijn op het niveau van de extra kosten.

Artikel 75 - Compensatieplan

1. De betrokken lidstaten dienen bij de Commissie voor elk betrokken gebied een compensatieplan in met daarin de in artikel 73 bedoelde lijst en hoeveelheid, het in artikel 74 bedoelde compensatieniveau en de in artikel 99108 bedoelde bevoegde autoriteit.

2. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de inhoud van het compensatieplan, met inbegrip van de criteria voor de berekening van de extra kosten die gepaard gaan met de specifieke handicaps van de betrokken gebieden.

HOOFDSTUK VI - Begeleidende maatregelen voor het gemeenschappelijk visserijbeleid onder gedeeld beheer

Artikel 76 - Toepassingsgebied in geografische zin

In afwijking van artikel 2 is dit hoofdstuk tevens van toepassing op concrete acties die buiten het grondgebied van de Europese Unie worden uitgevoerd.

Artikel 77 - Specifieke doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen ondersteunen de uitvoering van de artikelen 37 en 46 van [GVB‑verordening].

Artikel 78 - Controle en handhaving

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de tenuitvoerlegging van een EU‑systeem voor controle, inspectie en handhaving zoals bedoeld in artikel 46 van [GVB‑verordening] en in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen.

2. Met name de volgende soorten concrete acties komen in aanmerking voor steun:

(a) de aankoop en/of de ontwikkeling van technologieën, met inbegrip van hardware en software, vaartuigdetectiesystemen (VDS), CCTV‑systemen en IT‑netwerken voor het verzamelen, beheren, valideren, analyseren en uitwisselen van gegevens met betrekking tot de visserij, voor het ontwikkelen van steekproefmethoden voor deze gegevens, en voor het totstandbrengen van een verbinding met sectoroverschrijdende gegevensuitwisselingssystemen;

(b) de aankoop en de installatie van de componenten die nodig zijn voor de transmissie van gegevens door bij de visserij en de afzet van visserijproducten betrokken actoren aan de betrokken autoriteiten van de lidstaat en de EU, met inbegrip van de voor controledoeleinden vereiste componenten voor elektronische registratie- en rapportagesystemen (ERS), volgsystemen voor vaartuigen (VMS) en automatische identificatiesystemen (AIS);

(c) de aankoop en de installatie van de componenten die nodig zijn ter waarborging van de traceerbaarheid van visserijproducten en aquacultuurproducten zoals bedoeld in artikel 58 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad;

(d) de uitvoering van programma’s voor het uitwisselen van gegevens tussen de lidstaten en de gezamenlijke analyse daarvan;

(e) de modernisering en de aankoop van patrouillevaartuigen, ‑vliegtuigen en ‑helikopters, op voorwaarde dat deze ten minste 60 % van de tijd voor visserijcontroledoeleinden worden gebruikt;

(f) de aankoop van andere controle‑instrumenten, waaronder apparatuur om het motorvermogen te meten en weegapparatuur;

(g) de uitvoering van proefprojecten inzake visserijcontrole, met inbegrip van de analyse van vis‑DNA en de ontwikkeling van websites inzake controle;

(h) programma's voor de opleiding en uitwisseling van personeelsleden die zijn belast met monitoring-, controle- en bewakingstaken op visserijgebied, ook op het niveau van meerdere lidstaten;

(i) de kosten-batenanalyse en de beoordeling van de audits die de bevoegde autoriteiten hebben uitgevoerd en van de uitgaven die zij hebben gedaan in het kader van hun monitoring‑, controle‑ en bewakingsopdracht;

(j) initiatieven, met inbegrip van seminars en het gebruik van media-instrumenten, om enerzijds de vissers en andere actoren zoals inspecteurs, openbare aanklagers en rechters, en anderzijds het grote publiek bewuster te maken van de noodzaak om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te bestrijden en om de GVB-voorschriften toe te passen.

3. De in lid 2, onder h), i) en j), opgenomen maatregelen komen slechts voor steun in aanmerking indien zij betrekking hebben op door een overheidsinstantie verrichte controleactiviteiten.

4. Met betrekking tot in lid 2, onder d) en h),opgenomen maatregelen wordt slechts een van de betrokken lidstaten als betaalorgaan beheersautoriteit aangewezen.

Artikel 79 - Verzameling van gegevens

1. Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de verzameling, het beheer en het gebruik van primaire biologische, technische, ecologische en sociaaleconomische gegevens zoals in het kader van het in artikel 37, lid 5, van [GVB‑verordening] bedoelde meerjarenprogramma van de Unie.

2. Met name de volgende soorten concrete acties komen in aanmerking voor steun:

(a) het beheer en het gebruik van gegevens voor wetenschappelijke analyse en voor de uitvoering van het GVB;

(b) nationale meerjarige steekproefprogramma’s;

(c) mariene monitoring van de commerciële en de recreatievisserij;

(d) onderzoeken op zee;

(e) deelname van vertegenwoordigers van de lidstaten aan regionale coördinatievergaderingen zoals bedoeld in artikel 37, lid 4, [GVB‑verordening], aan vergaderingen van regionale organisaties voor visserijbeheer waarbij de EU overeenkomstsluitende partij of waarnemer is, of aan vergaderingen van internationale organisaties die belast zijn met het verstrekken van wetenschappelijk advies.

TITEL VI - ONDER DIRECT BEHEER GEFINANCIERDE MAATREGELEN

HOOFDSTUK I - Geïntegreerd maritiem beleid

Artikel 80 - Toepassingsgebied in geografische zin

In afwijking van artikel 2 is dit hoofdstuk tevens van toepassing op concrete acties die buiten het grondgebied van de Europese Unie worden uitgevoerd.

Artikel 81 - Toepassingsgebied en doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde steun draagt bij tot de ontwikkeling en de uitvoering van het geïntegreerd maritiem beleid van de Unie. De steun heeft tot doel:

(a) de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van een geïntegreerd bestuur inzake maritieme en kustgerelateerde zaken op plaatselijk, regionaal, nationaal, internationaal en EU‑niveau en op het niveau van het betrokken zeegebied te bevorderen, met name door:

i) maatregelen te stimuleren om de lidstaten en de EU‑regio's aan te moedigen tot de ontwikkeling, invoering of uitvoering van een geïntegreerd maritiem bestuur;

ii) de dialoog en de samenwerking met en tussen de lidstaten en de belanghebbende partijen op het gebied van mariene en maritieme zaken te bevorderen, onder meer via de ontwikkeling van zeegebiedstrategieën;

iii) sectoroverschrijdende samenwerkingsplatforms en ‑netwerken te stimuleren, waaraan wordt deelgenomen door onder meer vertegenwoordigers van overheidsinstanties, regionale en plaatselijke overheden, de industriesector, de toeristische sector, bij onderzoek betrokken partijen, burgers, organisaties van het maatschappelijk middenveld en de sociale partners;

iv) de uitwisseling van beste praktijken en de dialoog op internationaal niveau, onder meer in de vorm van een bilaterale dialoog met derde landen, te stimuleren, onverminderd andere overeenkomsten of regelingen tussen de EU en de betrokken derde landen;

v) de zichtbaarheid van de geïntegreerde benadering van maritieme zaken te vergroten en zowel de overheid en de particuliere sector als het grote publiek bewuster te maken van deze aanpak;

(b) bij te dragen tot de ontwikkeling van sectoroverschrijdende initiatieven ten bate van de maritieme sectoren en/of het sectorale beleid die rekening houden met en voortbouwen op bestaande instrumenten en initiatieven, met name op het gebied van:

i) geïntegreerde maritieme bewaking, met als doel de efficiëntie en de doeltreffendheid via de sector‑ en grensoverschrijdende uitwisseling van informatie te verbeteren met inachtneming van bestaande en toekomstige systemen;

ii) maritieme ruimtelijke ordening en geïntegreerd beheer van kustgebieden;

iii) de geleidelijke ontwikkeling van een omvattende, openbaar toegankelijke en degelijke mariene‑kennisbasis om het delen, hergebruiken en verspreiden van deze gegevens en deze kennis tussen verschillende gebruikersgroepen te vergemakkelijken;

(c) duurzame economische groei, werkgelegenheid, innovatie en nieuwe technologieën in opkomende en toekomstgerichte maritieme sectoren in kustgebieden te ondersteunen op een manier die complementair is aan de bestaande sectorale en nationale activiteiten;

(d) de bescherming van het mariene milieu, met name de biodiversiteit ervan alsmede beschermde mariene gebieden zoals de NATURA 2000‑gebieden, te bevorderen, het duurzame gebruik van de mariene en kusthulpbronnen te stimuleren en de grenzen van de duurzaamheid van menselijke activiteiten met een impact op het mariene milieu nader te omschrijven, met name in de context van de kaderrichtlijn mariene strategie

Artikel 82 - Subsidiabele concrete acties

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor concrete acties die overeenstemmen met de in artikel 81 vastgestelde doelstellingen, zoals:

(a) studies;

(b) projecten, waaronder testprojecten en samenwerkingsprojecten;

(c) publieksvoorlichting, uitwisseling van beste praktijken, bewustmakingscampagnes en de bijbehorende communicatie‑ en verspreidingsactiviteiten zoals publiciteitscampagnes, evenementen, ontwikkeling en onderhoud van websites en platforms van belanghebbende partijen, met inbegrip van communicatie betreffende politieke prioriteiten van de Europese Unie die betrekking hebben op de algemene doelstellingen van deze verordening;

(d) conferenties, seminars en workshops;

(e) uitwisseling van beste praktijken, coördinatieactiviteiten, met inbegrip van informatie‑uitwisselingsnetwerken en stuurmechanismen voor zeegebiedstrategieën;

(f) de ontwikkeling, de exploitatie en het onderhoud van IT‑systemen en ‑netwerken voor het verzamelen, beheren, valideren, analyseren en uitwisselen van gegevens met betrekking tot de visserij, voor het ontwikkelen van steekproefmethoden voor deze gegevens, en voor het totstandbrengen van een verbinding met sectoroverschrijdende gegevensuitwisselingssystemen.

2. Ter verwezenlijking van de in artikel 81, onder b), vastgestelde specifieke doelstellingen, namelijk de ontwikkeling van sectoroverschrijdende concrete acties, kan uit het EFMZV steun worden verleend voor:

(a) de ontwikkeling en de tenuitvoerlegging van technische instrumenten voor geïntegreerde maritieme bewaking die met name tot doel hebben een gedecentraliseerde structuur voor gegevensuitwisseling op maritiem gebied (CISE: common information sharing environment) te ontwikkelen, te exploiteren en te onderhouden, met name door bestaande en toekomstige systemen met elkaar te verbinden;

(b) activiteiten op het gebied van coördinatie en samenwerking tussen de lidstaten met als doel een maritieme ruimtelijk ordening en een geïntegreerd beheer van kustgebieden te ontwikkelen, met inbegrip van systemen en praktijken voor de uitwisseling en monitoring van gegevens, evaluatieactiviteiten, het opzetten en exploiteren van deskundigennetwerken en het opzetten van een programma om de capaciteit op te bouwen die de lidstaten met het oog op maritieme ruimtelijke ordening nodig hebben;

(c) de technische instrumenten voor het opzetten en exploiteren van een operationeel Europees marien observatie- en datanetwerk dat het via samenwerking tussen de instellingen van de lidstaten die bij het netwerk betrokken zijn, gemakkelijker maakt mariene gegevens te verzamelen, samen te voegen, op kwaliteit te controleren, te hergebruiken en te verspreiden.

HOOFDSTUK II - Begeleidende maatregelen voor het gemeenschappelijk visserijbeleid en het geïntegreerd maritiem beleid onder direct beheer

Artikel 83 - Toepassingsgebied in geografische zin

In afwijking van artikel 2 is dit hoofdstuk tevens van toepassing op concrete acties die buiten het grondgebied van de Europese Unie worden uitgevoerd.

Artikel 84 - Specifieke doelstellingen

De in dit hoofdstuk bedoelde maatregelen dragen bij tot de tenuitvoerlegging van het GVB en het GMB, met name op het gebied van:

(a) wetenschappelijk advies in het kader van het GVB;

(b) specifieke controle‑ en handhavingsmaatregelen in het kader van het GVB;

(c) vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties;

(d) adviesraden;

(e) marktonderzoek;

(f) communicatieactiviteiten betreffende het gemeenschappelijk visserijbeleid en het geïntegreerd maritiem beleid.

Artikel 85 - Wetenschappelijk advies en wetenschappelijke kennis

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de aanlevering van de wetenschappelijke informatie die nodig is voor een goede en doeltreffende besluitvorming op het gebied van het beheer van het GVB, met name via projecten op het gebied van toegepast onderzoek die rechtstreeks verband houden met de verstrekking van wetenschappelijke standpunten en wetenschappelijk advies.

2. Met name de volgende soorten concrete acties komen in aanmerking voor steun:

(a) studies en proefprojecten die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging en de ontwikkeling van het GVB, onder meer op het gebied van alternatieve technieken voor een duurzaam visserijbeheer;

(b) de voorbereiding en verstrekking van wetenschappelijke standpunten en wetenschappelijk advies door wetenschappelijke instellingen, waaronder internationale adviesorganisaties die belast zijn met de beoordeling van de bestanden, door onafhankelijke deskundigen en door onderzoeksinstellingen;

(c) deelname van deskundigen aan vergaderingen over wetenschappelijke en technische visserijaangelegenheden, aan deskundigengroepen, aan internationale adviesorganisaties en aan vergaderingen waar een bijdrage van visserijdeskundigen vereist is;

(d) uitgaven die de Commissie doet voor diensten in verband met het verzamelen, beheren en gebruiken van gegevens, in verband met de organisatie en het beheer van deskundigenvergaderingen over visserij en het beheer van jaarlijkse werkprogramma's betreffende visserijgerelateerde wetenschappelijke en technische expertise, in verband met de verwerking van dataoproepen en datareeksen, en in verband met de voorbereidingsfase die voorafgaat aan het verstrekken van wetenschappelijke standpunten en wetenschappelijk advies;

(e) samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van gegevensverzameling, inclusief het opzetten en exploiteren van geregionaliseerde databanken voor de opslag, het beheer en het gebruik van gegevens die bevorderlijk zijn voor de regionale samenwerking, de gegevensverzameling en het gegevensbeheer en de wetenschappelijke expertise ter ondersteuning van het visserijbeheer.

Artikel 86 - Controle en handhaving

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de tenuitvoerlegging van een EU‑systeem voor controle, inspectie en handhaving zoals bedoeld in artikel 46 [GVB‑verordening] en in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen.

2. Met name de volgende soorten concrete acties komen in aanmerking voor steun:

(a) gezamenlijke aankopen van patrouillevaartuigen, ‑vliegtuigen en ‑helikopters door verschillende lidstaten uit hetzelfde geografische gebied, op voorwaarde dat deze ten minste 60 % van de tijd voor visserijcontroledoeleinden worden gebruikt;

(b) uitgaven in verband met de beoordeling en de ontwikkeling van nieuwe controletechnologieën;

(c) alle operationele uitgaven in verband met de inspecties die de inspecteurs van de Commissie verrichten op de uitvoering van het GVB door de lidstaten, en in het bijzonder de uitgaven voor inspectiebezoeken, veiligheidsvoorzieningen, de opleiding van de inspecteurs, vergaderingen en de huur of aanschaf door de Commissie van inspectiemiddelen zoals bedoeld in titel X van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009.

3. Met betrekking tot de in lid 2, onder a), opgenomen maatregel wordt slechts één van de betrokken lidstaten als begunstigde aangewezen

Artikel 87 - Vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties

Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de volgende soorten concrete acties op het gebied van internationale betrekkingen:

(a) vrijwillige financiële bijdragen aan de organisaties van de Verenigde Naties en andere organisaties die actief zijn op het gebied van het zeerecht;

(b) vrijwillige financiële bijdragen voor de voorbereiding van nieuwe internationale organisaties of internationale verdragen die van belang zijn voor de Europese Unie;

(c) vrijwillige financiële bijdragen voor door internationale organisaties uitgevoerde werkzaamheden of programma's die van bijzonder belang zijn voor de Europese Unie;

(d) financiële bijdragen voor activiteiten (werk-, informele of buitengewone vergaderingen van de overeenkomstsluitende partijen) die de belangen van de Europese Unie in internationale organisaties dienen en de samenwerking met haar partners in die organisaties versterken. Wanneer het in dit verband in het belang van de Europese Unie is dat vertegenwoordigers van derde landen aanwezig zijn tijdens onderhandelingen en vergaderingen in internationale fora en organisaties, worden de kosten van de deelname van deze vertegenwoordigers uit het EFMZV betaald.

Artikel 88 - Adviesraden

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de werkingskosten van de adviesraden die krachtens artikel 52 van [GVB‑verordening] zijn opgericht.

2. Een adviesraad met rechtspersoonlijkheid kan in zijn hoedanigheid van organisatie die een doelstelling van algemeen Europees belang nastreeft, EU‑steun aanvragen.

Artikel 89 - Marktonderzoek

Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor activiteiten die de Commissie overeenkomstig artikel 49 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aqaucultuurproducten] verricht op het gebied van de ontwikkeling en de verspreiding van marktonderzoeksresultaten met betrekking tot visserijproducten en aquacultuurproducten.

Artikel 90 - Communicatieactiviteiten in verband met het gemeenschappelijk visserijbeleid en het geïntegreerd maritiem beleid

Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor:

(a) de kosten van voorlichtings‑ en communicatieactiviteiten in verband met het gemeenschappelijk visserijbeleid en het geïntegreerd maritiem beleid, met inbegrip van:

(b) de kosten in verband met het maken, vertalen en verspreiden van schriftelijk, audiovisueel en elektronisch materiaal dat is toegesneden op de specifieke behoeften van de verschillende doelgroepen;

(c) de kosten in verband met de voorbereiding en de organisatie van evenementen en vergaderingen waar informatie wordt verstrekt en de standpunten van de verschillende partijen die betrokken zijn bij het gemeenschappelijke visserijbeleid en het geïntegreerd maritiem beleid, worden ingewonnen;

(d) de reis‑ en verblijfskosten van deskundigen en vertegenwoordigers van belanghebbende partijen die door de Commissie voor haar vergaderingen worden uitgenodigd.

(e) de kosten in verband met de communicatie betreffende politieke prioriteiten van de Europese Unie die betrekking hebben op de algemene doelstellingen van deze verordening.

HOOFDSTUK III - Technische bijstand

Artikel 91 - Technische bijstand op initiatief van de Commissie

Uit het EFMZV kan op initiatief van de Commissie ten bedrage van maximaal 1,1 % van dit fonds steun worden verleend voor:

(a) de voor de uitvoering van de onderhavige verordening vereiste maatregelen inzake technische bijstand zoals bedoeld in artikel 51, lid 1, van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen];

(b) de tenuitvoerlegging van duurzamevisserijovereenkomsten en de deelname van de EU aan regionale organisaties voor visserijbeheer;

(c) het opzetten van een Europees netwerk van plaatselijke visserijgroepen met het oog op capaciteitsopbouw, informatieverspreiding, uitwisseling van ervaring en van beste praktijken, en samenwerking tussen plaatselijke partnerschappen. Dit netwerk werkt samen met in het kader van het EFRO, het ESF en het ELFPO opgezette organisaties voor plaatselijke ontwikkeling die actief zijn op het gebied van netwerkvorming en technische ondersteuning, met name op het gebied van de activiteiten van deze organisaties met betrekking tot plaatselijke ontwikkeling en transnationale samenwerking.

Artikel 92 - Technische bijstand op initiatief van de lidstaten

1. Uit het EFMZV kan op initiatief van de Commissie ten bedrage van maximaal 5 % van het totale bedrag voor het operationele programma steun worden verleend voor:

a) de maatregelen inzake technische bijstand zoals bedoeld in artikel 52, lid 1, van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen];

b) het opzetten van nationale netwerken voor de verspreiding van informatie, de opbouw van capaciteit, de uitwisseling van beste praktijken en de ondersteuning van de samenwerking tussen de plaatselijke visserijgroepen in het door hen bestreken grondgebied.

2. In uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde omstandigheden kan het in lid opgenomen maximum worden overschreden.

3. Kosten in verband met de auditautoriteit certificerende instantie komen niet in aanmerking voor steun op grond van lid 1.

4. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de omschrijving van de activiteiten van de in lid 1 bedoelde nationale netwerken.

TITEL VII - TENUITVOERLEGGING ONDER GEDEELD BEHEER

HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen

Artikel 93 - Toepassingsgebied

Deze titel is van toepassing op onder gedeeld beheer gefinancierde maatregelen zoals bedoeld in titel V.

HOOFDSTUK II - Uitvoeringsmechanisme

Deel 1 - Steun uit het EFMZV

Artikel 94 - Bepaling van de cofinancieringspercentages

1. In het besluit van de Commissie tot goedkeuring van een operationeel programma wordt de maximale EFMZV‑bijdrage tot dat programma vastgesteld.

2. De EFMZV‑bijdrage wordt berekend op basis van het bedrag aan subsidiabele overheidsuitgaven.

In het operationele programma wordt vastgesteld welke procentuele bijdrage uit het EFMZV van toepassing is op elke doelstelling die is vastgesteld in het kader van de EU‑prioriteiten voor het EFMZV zoals bedoeld in artikel 6. De maximale procentuele bijdrage uit het EFMZV bedraagt 75 % van de subsidiabele overheidsuitgaven.

De minimale procentuele bijdrage uit het EFMZV bedraagt 20%.

3. In afwijking van lid 2 bedraagt de bijdrage uit het EFMZV:

(a) 100 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het opslagsteun betreft zoals bedoeld in artikel 70;

(b) 100 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het het compensatiesysteem betreft zoals bedoeld in artikel 73;

(c) 50 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het steun betreft zoals bedoeld in artikel 78, lid 2 onder e);

(d) 80 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het steun betreft zoals bedoeld in artikel 78, lid 2, onder a) tot en met d), en onder f) tot en met j);

(e) 65 % van de subsidiabele overheidsuitgaven, wanneer het steun betreft zoals bedoeld in artikel 79.

4. In afwijking van lid 2 wordt het maximumniveau van de EFMZV-bijdrage voor doelstellingen in het kader van een EU‑prioriteit met tien procentpunten verhoogd indien de in artikel 6, lid 1, vastgestelde EU‑prioriteit in haar geheel wordt bereikt aan de hand van door de gemeenschap aangestuurde plaatselijke ontwikkeling.

Artikel 95 - Intensiteit van de overheidssteun

1. De lidstaten passen op de totale subsidiabele uitgaven voor de concrete actie een maximale overheidssteunintensiteit van 50 % toe.

2. In afwijking van lid 1 passen de lidstaten een overheidssteunintensiteit van 100 % van de subsidiabele overheidsuitgaven voor de concrete actie toe wanneer:

(a) de begunstigde een publiekrechtelijke instantie is;

(b) de concrete actie betrekking heeft op opslagsteun zoals bedoeld in artikel 70;

(c) de concrete actie betrekking heeft op het compensatiesysteem zoals bedoeld in artikel 73;

(d) de concrete actie betrekking heeft op gegevensverzameling zoals bedoeld in artikel 79.

3. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten een overheidssteunintensiteit van 50 % tot en met 100 % van de totale subsidiabele uitgaven toepassen wanneer de concrete actie wordt uitgevoerd in het kader van titel V, hoofdstuk III, en deze concrete actie voldoet aan één van de volgende criteria:

(a) collectief belang;

(b) collectieve begunstigde;

(c) openbare toegang tot de resultaten van de concrete actie;

(d) innovatieve kenmerken van het project op plaatselijke niveau.

4. In afwijking van lid 1 zijn de in bijlage I opgenomen aanvullende percentages voor de overheidssteunintensiteit van toepassing.

5. De minimale overheidssteunintensiteit bedraagt 20 % van de totale subsidiabele uitgaven voor de concrete actie.

6. De Commissie bepaalt middels uitvoeringshandelingen die volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure worden vastgesteld, hoe de verschillende percentages voor overheidssteunintensiteit worden toegepast wanneer aan verschillende, in bijlage I vastgestelde voorwaarden is voldaan.

Deel 2 - Financieel beheer en gebruik van de euro

Artikel 96 - Regelingen voor voorfinanciering

1. Met inachtneming van de algemene voorschriften van artikel 72 van [Verordening(EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] en met inachtneming van het besluit van de Commissie tot goedkeuring van het operationele programma betaalt de Commissie een initieel voorfinancieringsbedrag voor de hele programmeringsperiode. Dit bedrag komt overeen met 4 % van de bijdrage die uit de EU‑begroting voor het betrokken operationele programma wordt betaald. Het bedrag kan, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, in twee tranches worden opgesplitst.

2. De renteopbrengsten van de voorfinanciering worden voor het betrokken operationele programma bestemd en in mindering gebracht op het in de einddeclaratie van de uitgaven vermelde bedrag aan overheidsuitgaven.

Artikel 97 - Boekjaar

Het boekjaar heeft betrekking op de gedane uitgaven en de geïnde ontvangsten die het betaalorgaan voor begrotingsjaar 'N', dat begint op 16 oktober van jaar 'N-1' en eindigt op 15 oktober van jaar 'N', heeft opgenomen in de rekeningen van de EFMZV‑begroting.

Artikel 98 - Tussentijdse betalingen

1. Voor elk operationeel programma worden tussentijdse betalingen verricht. Zij worden berekend door het cofinancieringspercentage voor elke EU‑prioriteit toe te passen op de voor die prioriteit gecertificeerde overheidsuitgaven.

2. Onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen verricht de Commissie tussentijdse betalingen om de uitgaven te vergoeden die de erkende betaalorganen hebben gedaan voor de tenuitvoerlegging van de programma's.

3. Elke tussentijdse betaling wordt verricht mits is voldaan aan de volgende eisen:

a) de indiening bij de Commissie, overeenkomstig artikel 124, lid 1, onder c), van een door het erkende betaalorgaan ondertekende uitgavendeclaratie;

b) geen overschrijding van de totale EFMZV‑bijdrage die voor elke EU‑prioriteit voor de hele looptijd van het betrokken programma is toegekend;

c) de indiening bij de Commissie van het meest recente jaarverslag over de uitvoering van het operationele programma.

4. Indien een van de in lid 3 vastgestelde eisen niet in acht is genomen, meldt de Commissie dit onmiddellijk aan het erkende betaalorgaan. Indien een van de in lid 3, onder a) en c), vastgestelde eisen niet in acht is genomen, is de uitgavendeclaratie niet ontvankelijk.

5. De Commissie verricht de betrokken tussentijdse betalingen binnen 45 dagen te rekenen vanaf de registratie van een uitgavendeclaratie die voldoet aan de in lid 3 vastgestelde voorschriften, onverminderd de artikelen 123 en 127.

6. De erkende betaalorganen stellen de tussentijdse uitgavendeclaraties voor de operationele programma's op en sturen deze toe aan de Commissie binnen de termijnen die de Commissie vaststelt middels uitvoeringshandelingen die zij aanneemt volgens de in artikel 151, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

De tussentijdse uitgavendeclaraties voor de op of na 16 oktober gedane uitgaven worden ten laste van de begroting van het volgende jaar gebracht.

Artikel 99 - Betaling van het saldo en afsluiting van het programma

1. Na ontvangst van het laatste jaarverslag over de voortgang van de uitvoering van een operationeel programma betaalt de Commissie, onder voorbehoud van de beschikbaarheid van middelen, het saldo op basis van het vigerende financieringsplan, de jaarrekeningen voor het laatste jaar van uitvoering van het betrokken operationele programma en het betrokken goedkeuringsbesluit. Deze rekeningen worden uiterlijk 6 maanden na de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven ingediend bij de Commissie en hebben betrekking op de uitgaven die het betaalorgaan tot en met de einddatum voor de subsidiabiliteit van de uitgaven heeft gedaan.

2. Het saldo wordt betaald uiterlijk zes maanden nadat de in lid 1 bedoelde informatie en documenten door de Commissie ontvankelijk zijn bevonden en de laatste jaarrekening is goedgekeurd. Onverminderd artikel 100 worden de na de saldobetaling resterende vastleggingen binnen zes maanden door de Commissie doorgehaald.

3. Indien het laatste jaarlijkse voortgangsverslag en de documenten die nodig zijn voor de goedkeuring van de rekeningen over het laatste jaar van uitvoering van het programma, niet binnen de in lid 1 vastgestelde termijn aan de Commissie zijn toegezonden, wordt het saldo overeenkomstig artikel 100 ambtshalve doorgehaald.

Artikel 100 - Doorhaling

Het gedeelte van een vastlegging voor een operationeel programma dat uiterlijk op 31 december van het tweede jaar na het jaar van de vastlegging niet is gebruikt voor de voorfinanciering of voor tussentijdse betalingen of waarvoor uiterlijk op deze datum geen uitgavendeclaratie bij haar is ingediend die voldoet aan de in artikel 98, lid 3, genoemde eisen, wordt door de Commissie doorgehaald.

Artikel 101 - Gebruik van de euro

1. De in het voorgelegde operationele programma van de lidstaat vastgestelde bedragen, de bedragen van gecertificeerde uitgavenstaten, betalingsaanvragen en uitgaven zoals vermeld in de jaarverslagen en het eindverslag over de uitvoering worden in euro uitgedrukt.

2. De lidstaten die op de datum van de betalingsaanvraag de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, rekenen de bedragen van de in de nationale munteenheid gedane uitgaven om in euro.

Deze omrekening in euro gebeurt aan de hand van de maandelijkse boekhoudkundige koers voor de euro van de Commissie in de maand waarin de uitgave in de rekeningen van het betaalorgaan van het betrokken operationele programma is opgenomen. Deze boekhoudkundige wisselkoers wordt maandelijks elektronisch bekendgemaakt door de Commissie.

3. Bedragen die in de nationale munteenheid worden teruggevorderd door lidstaten die op de datum van de terugvordering de euro niet als munteenheid hebben aangenomen, worden in euro omgerekend aan de hand van de in lid 2 bedoelde koers.

4. Wanneer de euro de munteenheid van een lidstaat wordt, blijft de in lid 3 beschreven omrekeningsprocedure van toepassing op alle uitgaven die in de rekeningen van het betaalorgaan zijn opgenomen vóór de datum van inwerkingtreding van de vaste omrekeningskoers tussen de nationale munteenheid en de euro.

Deel 2 - 3 Subsidiabiliteit van de uitgaven en duurzaamheid

Artikel 96102 - Subsidiabele uitgaven

1. Met inachtneming van artikel 55, lid 1, van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] worden de door de begunstigden verrichte betalingen gestaafd aan de hand van facturen en betalingsbewijzen.

2. Alleen indirecte kosten die onder titel V, hoofdstuk III, vallen, komen in aanmerking voor een EFMZV‑bijdrage.

3. In afwijking van artikel 55, lid 7, van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] komen uitgaven die naar aanleiding van een wijziging van het programma overeenkomstig artikel 22, lid 2, van deze verordening subsidiabel zijn geworden, pas voor steun in aanmerking met ingang van 1 januari van het jaar na indiening van nadat de lidstaat de betrokken wijziging overeenkomstig artikel 24, lid 1, bij de Commissie heeft ingediend.

Artikel 97103 - Berekening van vereenvoudigde kosten, extra kosten en gederfde inkomsten

Wanneer steun wordt verleend op basis van vereenvoudigde kosten, extra kosten of gederfde inkomsten, zorgen de lidstaten ervoor dat de betrokken berekeningen deugdelijk en nauwkeurig zijn en op voorhand zijn vastgesteld op basis van een eerlijke, evenwichtige en verifieerbare berekening.

Artikel 104 - Voorschotten

1. Voorschotten worden pas betaald wanneer een bankgarantie of een gelijkwaardige garantie ten belope van 100 % van het voor te schieten bedrag is gesteld.

2. Van de publiekrechtelijke begunstigden mogen gemeenten, regionale instanties en verenigingen daarvan en publiekrechtelijke instanties voorschotten ontvangen.

3. Een door een overheidsinstantie ter beschikking gestelde garantiefaciliteit wordt beschouwd als gelijkwaardig aan de in lid 1 bedoelde garantie op voorwaarde dat de instantie zich ertoe verbindt het door die garantie gedekte bedrag te betalen wanneer geen recht op betaling van het voorschot wordt vastgesteld.

4. De garantie kan worden vrijgegeven zodra het bevoegde betaalorgaan vaststelt dat de werkelijke uitgaven in verband met de overheidsbijdrage voor de concrete actie hoger zijn dan het voorschot.

Artikel 98105 - Geldigheidsduur van de criteria voor ontvankelijkheid van de concrete acties

1. De begunstigde blijft, na de indiening van zijn aanvraag, gedurende de hele periode van uitvoering van de concrete actie en, voor bepaalde soorten concrete acties, ook nog gedurende een nader bepaalde periode na de laatste betaling aan de in artikel 12, lid 1, bedoelde ontvankelijkheidsvoorwaarden voldoen.

2. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van:

(a) de soorten concrete acties waarvoor ook nog na de laatste betaling aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden moet worden voldaan, en

(b) de in lid 1 bedoelde periode.

De Commissie oefent deze machtiging uit met volledige inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en in het volledige besef van het risico dat niet‑naleving van de respectieve GVB‑voorschriften een ernstige bedreiging vormt zowel voor de duurzame exploitatie van de levende mariene biologische hulpbronnen op een niveau dat het mogelijk maakt de populaties van de gevangen soorten boven een peil te brengen en te houden dat de MSY kan opleveren, als voor de duurzaamheid van de betrokken bestanden of voor de instandhouding van het mariene milieu.

HOOFDSTUK III - Beheers- en controlesystemen

Artikel 106 - Verantwoordelijkheden van de lidstaten

De lidstaten zorgen voor het opzetten van een beheers‑ en controlesysteem voor het operationele programma dat borg staat een duidelijke verdeling van afzonderlijke taken over de beheersautoriteit, het betaalorgaan en de certificerende instantie. De lidstaten zorgen ervoor dat hun systeem gedurende de gehele programmeringsperiode doeltreffend functioneert.

Artikel 107 - Bevoegde autoriteiten

1. De lidstaten wijzen voor elk operationeel programma de volgende autoriteiten aan:

(a) de met het beheer van het betrokken programma belaste beheersautoriteit, die hetzij een op nationaal of regionaal niveau werkende publiekrechtelijke of privaatrechtelijke organisatie kan zijn, hetzij de lidstaat zelf wanneer die taak door hem wordt verricht;

(b) het erkende betaalorgaan in de zin van artikel 109;

(c) de certificerende instantie in de zin van artikel 112.

2. De lidstaten omschrijven duidelijk de taken van de beheersautoriteit, het betaalorgaan en, in het kader van duurzame plaatselijke ontwikkeling, de in artikel 62 bedoelde plaatselijke groepen, wat betreft de toepassing van de subsidiabiliteits- en selectiecriteria en de selectieprocedure voor projecten.

Artikel 99108 - Beheersautoriteit

1. Onverminderd de algemene voorschriften van artikel 114 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] zorgt De de beheersautoriteit is ervoor verantwoordelijk dat het programma op efficiënte, doeltreffende en correcte wijze wordt beheerd en uitgevoerd, en zorgt er met name voor dat:

(a)     er een geschikt beveiligd elektronisch systeem is voor het registreren, bijhouden, beheren en rapporteren van statistische informatie over het programma en de uitvoering ervan met het oog op monitoring en evaluatie, en met name informatie die nodig is om de voortgang naar de vastgestelde doelstellingen en EU prioriteiten te monitoren;

(ab)de Commissie op kwartaalbasis halfjaarlijks relevante gegevens ontvangt over de voor financiering geselecteerde concrete acties, met inbegrip van de belangrijke kenmerken van de begunstigde en de concrete actie. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften voor de indiening van deze gegevens vast volgens de in artikel 128, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure;

(c)     de begunstigden en de andere bij de uitvoering van de concrete acties betrokken instanties:

i) worden geïnformeerd over hun verplichtingen die uit de toegekende steun voortvloeien, en voor alle verrichtingen betreffende de concrete actie hetzij een afzonderlijk boekhoudsysteem, hetzij een passende boekhoudkundige code gebruiken;

ii) op de hoogte zijn van de eisen inzake de verstrekking van gegevens aan de beheersautoriteit en inzake de registratie van de outputs en resultaten;

(d)     de in artikel 48 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde voorafgaande evaluatie in overeenstemming is met het in artikel 131 van de onderhavige verordening bedoelde evaluatie‑ en monitoringsysteem, en dat deze evaluatie wordt goedgekeurd en bij de Commissie wordt ingediend;

(e)     er een in artikel 49 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoeld evaluatieplan voorhanden is, dat de in artikel 140 van de onderhavige verordening bedoelde evaluatie achteraf binnen de aldaar vastgestelde termijn wordt verricht, dat deze evaluatie in overeenstemming is met het in artikel 131 van de onderhavige verordening bedoelde monitoring‑ en evaluatiesysteem en dat deze evaluatie wordt ingediend bij het in artikel 136 van de onderhavige verordening bedoelde monitoringcomité en bij de Commissie;

(f)      het in artikel 136 bedoelde monitoringcomité de nodige informatie en documenten ontvangt om toezicht op de uitvoering van het programma te kunnen uitoefenen in het licht van de specifieke doelstellingen en prioriteiten ervan;

(g)     het in artikel 138 bedoelde jaarlijkse uitvoeringsverslag wordt opgesteld, met inbegrip van geaggregeerde monitoringtabellen, en dat dit verslag, na goedkeuring ervan door het in artikel 136 bedoelde monitoringcomité, wordt ingediend bij de Commissie;

(h)     dat het betaalorgaan, voordat de betalingen worden geautoriseerd, alle nodige gegevens inzake de voor financiering geselecteerde concrete acties ontvangt, met name inzake de toegepaste procedures en de verrichte controles;

(bi)    bekendheid wordt gegeven aan het programma door potentiële begunstigden, beroepsorganisaties, de economische en sociale partners, organisaties voor de bevordering van gelijke kansen voor mannen en vrouwen en de betrokken niet‑gouvernementele organisaties, met inbegrip van milieuorganisaties, te informeren over de door het programma geboden mogelijkheden en over de wijze waarop gebruik kan worden gemaakt van de financiering in het kader van het programma;,

(cj)    alsook bekendheid wordt gegeven aan het programma door de begunstigden van de bijdrage van de Unie en het brede publiek te informeren over de rol van de Unie in het programma.

2. De lidstaat of de beheersautoriteit kan een of meer intermediaire instanties, waaronder regionale of plaatselijke autoriteiten of niet-gouvernementele organisaties, aanwijzen die worden belast met het beheer of de uitvoering van concrete acties in het kader van het operationele programma.

2. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften voor de indiening van deze gegevens vast volgens de in artikel 128, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure

3. Indien een deel van de taken van de beheersautoriteit wordt gedelegeerd aan een andere organisatie, blijft de beheersautoriteit er volledig verantwoordelijk voor dat deze taken efficiënt en correct worden beheerd en uitgevoerd. De beheersautoriteit zorgt ervoor dat er passende bepalingen zijn om de andere organisatie in staat te stellen alle voor de uitvoering van deze taken vereiste gegevens en informatie te verkrijgen.

Artikel 109 - Erkenning van de betaalorganen en intrekking van die erkenning

1. De betaalorganen zijn nationale gespecialiseerde diensten of instanties die verantwoordelijk zijn voor het beheer en de controle van de uitgaven. Behoudens betalingen kan de uitvoering van deze taken worden gedelegeerd.

2. Als betaalorgaan erkennen de lidstaten de diensten of instanties die voldoen aan de erkenningscriteria die de Commissie uit hoofde van artikel 111, lid 2, heeft vastgesteld.

3. De verantwoordelijke persoon van het erkende betaalorgaan stelt de informatie op als bedoeld in artikel 75, lid 1, onder ), b) en c), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen].

4. Wanneer een erkend betaalorgaan niet of niet meer aan een of meer van de in lid 2 bedoelde erkenningscriteria voldoet, trekt de lidstaat de erkenning ervan in tenzij het betaalorgaan binnen een naargelang van de ernst van het probleem vast te stellen termijn de nodige aanpassingen verricht.

5. De betaalorganen zorgen voor het beheer en de controle van de verrichtingen in verband met de openbare interventie waarvoor zij verantwoordelijk zijn, en blijven eindverantwoordelijk op dit gebied.

Artikel 110 - Volledige uitkering van betalingen aan de begunstigden

Tenzij in de EU-wetgeving uitdrukkelijk anders is bepaald, worden betalingen die verband houden met de financiering in het kader van deze verordening, volledig aan de begunstigden uitgekeerd.

Artikel 111 - Bevoegdheden van de Commissie

Om een goede werking van het in artikel 106 vastgestelde systeem te waarborgen, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot:

a) minimale voorwaarden voor de erkenning van betaalorganen betreffende interne omgeving, controleactiviteiten, informatie en communicatie en monitoring, alsook regels betreffende de procedure voor verlening en intrekking van de erkenning;

b) regels betreffende het toezicht op en de procedure voor de herziening van de erkenning van de betaalorganen;

c) de verplichtingen van de betaalorganen wat betreft de inhoud van hun verantwoordelijkheden op het gebied van beheer en controle.

Artikel 112 - Certificerende instanties

1. De certificerende instantie is een door de lidstaat aangewezen publieke of particuliere auditorganisatie die een oordeel geeft over de beheersverklaring betreffende de volledigheid, nauwkeurigheid en waarachtigheid van de jaarrekeningen van het betaalorgaan, over de goede werking van het internecontrolesysteem ervan, over de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, en over de naleving van het beginsel van een goed financieel beheer. Deze certificerende instantie is operationeel onafhankelijk van zowel het betrokken betaalorgaan als de beheersautoriteit en de autoriteit die dat betaalorgaan heeft erkend.

2. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van voorschriften voor de status van de certificerende instanties, voor de specifieke taken, waaronder de controles die zij moeten verrichten, en voor de door deze instanties op te stellen certificaten en rapporten, samen met de begeleidende documenten.

Artikel 113 - Ontvankelijkheid van de door de betaalorganen verrichte betalingen

De uitgaven in het kader van gedeeld beheer overeenkomstig titel V en in het kader van technische bijstand zoals bedoeld in artikel 92 mogen slechts door de EU worden gefinancierd wanneer die uitgaven zijn gedaan door erkende betaalorganen.

HOOFDSTUK IV - Controle door de lidstaten

Artikel 114 - Verantwoordelijkheden van de lidstaten

1. De lidstaten stellen in het kader van het EFMZ alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen en alle andere maatregelen vast die nodig zijn om een doeltreffende bescherming van de financiële belangen van de Unie te waarborgen, en met name om:

(a) zich te vergewissen van de wettigheid en regelmatigheid van de gefinancierde verrichtingen, onder meer om te verifiëren of de medegefinancierde producten en diensten zijn geleverd en of de door de begunstigden gedeclareerde uitgaven door hen zijn betaald en voldoen aan het toepasselijke EU‑ en nationale recht, aan het operationele programma en aan de voorwaarden voor de steun voor de concrete actie;

(b) ervoor te zorgen dat de begunstigden die betrokken zijn bij de uitvoering van concrete acties die op basis van werkelijk gemaakte subsidiabele kosten worden vergoed, hetzij een afzonderlijk boekhoudsysteem, hetzij een passende boekhoudkundige code gebruiken voor alle verrichtingen die op een concrete actie betrekking hebben;

(c) procedures in te stellen die garanderen dat alle documenten met betrekking tot uitgaven en audits die nodig zijn om voor een toereikend controlespoor te zorgen, worden bewaard overeenkomstig artikel 62, onder g), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen];

(d) een doeltreffende fraudepreventie te bieden, vooral op de gebieden met een hoger risiconiveau, die zorgt voor een afschrikkende werking en waarbij rekening wordt gehouden met de kosten en baten en met de evenredigheid van de maatregelen;

(e) onregelmatigheden en fraude te voorkomen, op te sporen en te corrigeren;

(f) overeenkomstig EU- of nationaal recht de vereiste financiële correcties toe te passen die doeltreffend, afschrikkend en evenredig zijn;

(g) onverschuldigd betaalde bedragen met rente terug te vorderen en zo nodig gerechtelijke procedures in te leiden.

2. De lidstaten zetten efficiënte beheers- en controlesystemen op om ervoor te zorgen dat deze verordening wordt nageleefd.

3. Met het oog op de inachtneming van de in lid 1, onder a) en b), bedoelde vereisten omvatten de door de lidstaten opgezette systemen:

(a) administratieve controles voor elke betalingsaanvraag van begunstigden;

(b) controles ter plaatse van concrete acties.

Wat de controles ter plaatse betreft, trekt de verantwoordelijke autoriteit haar steekproef voor controles uit de hele populatie van aanvragers en bestaat de steekproef, waar dat dienstig is, uit een aselect gedeelte en een op een risicoanalyse gebaseerd gedeelte teneinde een representatief foutenpercentage te verkrijgen en de controles ook toe te spitsen op de belangrijkste fouten.

4. Controles ter plaatse van individuele concrete acties krachtens lid 3, onder b), kunnen steekproefsgewijs worden uitgevoerd.

5. Als de beheersautoriteit tevens begunstigde van het operationele programma is, moeten de regelingen voor de in lid 1, onder a), bedoelde controles een adequate scheiding van functies garanderen.

6. De lidstaten delen aan de Commissie de bepalingen en maatregelen mee die op grond van de leden 1, 2, 3 en 5 zijn vastgesteld. Door de lidstaten vastgestelde voorwaarden ter aanvulling van de in deze verordening opgenomen bepalingen moeten controleerbaar zijn.

7. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen voorschriften vaststellen die gericht zijn op een uniforme toepassing van de leden 1 tot en met 4. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

8. De Commissie neemt overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen waarin voorschriften voor de regelingen voor het in lid 1, onder c), bedoelde controlespoor worden vastgesteld.

Artikel 115 - Terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen

1. In het in artikel 114, lid 1, onder g), bedoelde geval vorderen de lidstaten onverschuldigd betaalde bedragen terug, verhoogd met rente bij laattijdige betaling. Zij melden dergelijke gevallen aan de Commissie en houden haar op de hoogte van het verloop van de desbetreffende administratieve en gerechtelijke procedures.

2. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 150 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van voorschriften inzake de in lid 1 bedoelde verplichtingen van de lidstaten.

Artikel 116 - Onregelmatigheden

1. De lidstaten vorderen onverschuldigd betaalde bedragen die verband houden met onregelmatigheden of andere gevallen van niet‑naleving, binnen een jaar na de eerste indicatie dat zo'n onregelmatigheid heeft plaatsgevonden, terug van de begunstigde en nemen de desbetreffende bedragen op in het debiteurenboek van het betaalorgaan.

2. Indien geen inning heeft plaatsgevonden binnen vier jaar na de datum van het verzoek tot terugbetaling of binnen acht jaar na die datum als over de terugvordering een zaak is aangespannen bij een nationale rechtbank, worden de financiële gevolgen van de niet-inning door de betrokken lidstaat gedragen, zulks onverminderd de eis dat de betrokken lidstaat de terugvorderingsprocedures overeenkomstig artikel 115 moet voortzetten.

Indien in het kader van de terugvorderingsprocedure in een administratief of gerechtelijk besluit met een definitief karakter wordt geconstateerd dat er geen sprake is van een onregelmatigheid, declareert de betrokken lidstaat de financiële last die hij op grond van de eerste alinea van het onderhavige lid heeft gedragen, aan het EFMZV als uitgave.

3. In naar behoren gemotiveerde gevallen kan een lidstaat besluiten de terugvordering niet voort te zetten. Een dergelijk besluit kan alleen in de volgende gevallen worden genomen:

(a) indien het totaal van de reeds gemaakte en de nog te verwachten terugvorderingskosten hoger is dan het te innen bedrag, of

(b) indien de inning onmogelijk blijkt als gevolg van de overeenkomstig het nationale recht van de betrokken lidstaat geconstateerde en erkende insolventie van de debiteur of van de personen die juridisch aansprakelijk zijn voor de onregelmatigheid.

Wanneer het in de eerste alinea bedoelde besluit wordt genomen voordat lid 2 van toepassing is op het nog uitstaande bedrag, worden de financiële gevolgen van de niet‑inning gedragen door de EU-begroting.

4. De ten laste van de lidstaat komende financiële gevolgen van de toepassing van lid 2 worden door de betrokken lidstaat opgenomen in de jaarrekeningen die op grond van artikel 125, lid 1, onder c), iii), bij de Commissie moeten worden ingediend. De Commissie controleert de jaarlijkse rekeningen en besluit zo nodig middels een uitvoeringshandeling deze te wijzigen.

5. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen besluiten om ten laste van de EU‑begroting gebrachte bedragen in de volgende gevallen aan EU-financiering te onttrekken:

(a) de lidstaat heeft de in lid 1 genoemde termijnen niet in acht genomen;

(b) zij is van oordeel dat het door een lidstaat krachtens lid 3 genomen besluit om de terugvordering niet voort te zetten, ongegrond is;

(c) zij is van oordeel dat de onregelmatigheid of de niet-inning het gevolg is van onregelmatigheden of nalatigheden die te wijten zijn aan de overheidsdiensten of een andere officiële instantie van de betrokken lidstaat.

6. Voordat in dit artikel bedoelde besluiten middels uitvoeringshandelingen worden vastgesteld, wordt de in artikel 129, lid 6, bedoelde procedure toegepast.

Artikel 10017 - Financiële correcties door de lidstaten

1. De lidstaten zijn in eerste instantie verantwoordelijk voor het onderzoeken van onregelmatigheden en andere gevallen van niet‑naleving, voor het toepassen van de vereiste financiële correcties en voor het voortzetten van terugvorderingen. Bij een systemische onregelmatigheid breidt de lidstaat zijn onderzoek uit tot alle concrete acties die invloed kunnen ondervinden van die onregelmatigheid.

2. De lidstaat past de financiële correcties toe die noodzakelijk zijn in verband met eenmalige of systemische onregelmatigheden of andere gevallen van niet‑naleving die bij concrete acties of het operationele programma zijn geconstateerd. De door de lidstaat verrichte correcties bestaan in een volledige of gedeeltelijke intrekking van de overheidsbijdrage aan de concrete actie of het operationele programma. De lidstaat houdt rekening met de aard en de ernst van de onregelmatigheden en met het financiële verlies voor de EFMZV en past een evenredige correctie toe. Financiële correcties worden door het betaalorgaan opgenomen in de jaarrekeningen voor het boekjaar waarin tot de intrekking wordt besloten.

3. Onverminderd artikel 135 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] zijn de lidstaten in eerste instantie ook verantwoordelijk voor het onderzoeken van gevallen waarin de in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid geldende voorschriften niet zijn nageleefd.

4. Wanneer sprake is van financiële correcties op uitgaven die rechtstreeks verbonden zijn met de niet‑naleving van artikel 98105, stellen de lidstaten het bedrag van de correctie vast op basis van de ernst van de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften door de begunstigde, het economische voordeel dat voortvloeit uit de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften of het belang van de EFMZV‑bijdrage voor de economische activiteit van de begunstigde. De overeenkomstig lid 1 ingetrokken bijdrage uit het EFMZV kan door de lidstaat, behoudens lid 5, worden hergebruikt binnen het betrokken operationele programma.

5. De overeenkomstig lid 2 ingetrokken bijdrage mag niet worden hergebruikt voor de concrete actie(s) waarop de correctie is toegepast, en mag, als het gaat om een financiële correctie voor een systemische onregelmatigheid of andere gevallen van niet‑naleving, evenmin worden hergebruikt voor concrete acties die invloed kunnen ondervinden van die systematische onregelmatigheid of andere gevallen van niet‑naleving.

HOOFDSTUK V - Controle door de Commissie

Deel 1 - Uitstel en schorsing van betalingen

Artikel 101118 - Uitstel van betalingen

De gedelegeerde ordonnateur in de zin van het Financieel Reglement kan de termijn voor een aanvraag betreffende een tussentijdse betaling maximaal negen maanden uitstellen in de in artikel 74, lid 1, onder a), b) en c), van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde gevallen en bovendien ook indien de Commissie in een middels een uitvoeringshandeling aangenomen besluit heeft vastgesteld dat een lidstaat verplichtingen in het kader van het GVB aantoonbaar niet is nagekomen en deze niet‑naleving van invloed kan zijn op de in een gecertificeerde uitgavenstaat opgenomen uitgaven waarvoor een tussentijdsebetalingsaanvraag is ingediend.

Artikel 102119 - Schorsing van betalingen

1. Onverminderd artikel 134 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] kan de De Commissie kan de tussentijdse betalingen in verband met het operationele programma middels een uitvoeringshandeling geheel of gedeeltelijk schorsen indien:

(a) het beheers- en controlesysteem van het operationele programma ernstige tekortkomingen vertoont waarvoor geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

(b) uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat verband houden met een ernstige onregelmatigheid of andere gevallen van niet‑naleving ten aanzien waarvan geen corrigerende maatregelen zijn genomen;

(c) de lidstaat heeft nagelaten de nodige maatregelen te nemen om een einde te maken aan de situatie op grond waarvan de betalingen krachtens artikel 118 zijn uitgesteld;

(d) het monitoringsysteem ernstige tekortkomingen vertoont op het gebied van kwaliteit en betrouwbaarheid;

(e) de Commissie zij in een middels een uitvoeringshandeling aangenomen besluit heeft vastgesteld dat een lidstaat zijn verplichtingen in het kader van het GVB       niet is nagekomen. Deze niet‑naleving kan van invloed zijn op de in een gecertificeerde uitgavenstaat opgenomen uitgaven waarvoor een tussentijdsebetalingsaanvraag is ingediend;.

(f) de in artikel 17, lid 5, en artikel 20, lid 3, van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde voorwaarden zijn vervuld.

2. De Commissie kan middels een uitvoeringshandeling besluiten de tussentijdse betalingen geheel of gedeeltelijk te schorsen nadat zij de lidstaat in de gelegenheid heeft gesteld binnen twee maanden zijn opmerkingen te maken. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen die volgens de in artikel 12851, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure worden aangenomen, voorschriften vaststellen over het deel van de betalingen dat kan die kunnen worden geschorst, vaststellen. Deze bedragen van deze betalingen moeten evenredig zijn aan de aard en het belang van de tekortkoming, de onregelmatigheid of het geval van niet‑naleving door de lidstaat.

3. De Commissie besluit middels een uitvoeringshandeling om de gehele of gedeeltelijke schorsing van de tussentijdse betalingen op te heffen indien de lidstaat de nodige maatregelen heeft genomen om opheffing van de schorsing mogelijk te maken. Indien dergelijke maatregelen niet door de lidstaten worden genomen, kan de Commissie middels een uitvoeringshandeling besluiten financiële correcties toe te passen door de EU‑bijdrage aan het operationele programma geheel of gedeeltelijk in te trekken overeenkomstig artikel 128 en overeenkomstig de in artikel 129 bedoelde procedure.

Artikel 103120 - Bevoegdheden van de Commissie

1. De Commissie wordt ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de vaststelling van de in artikel 10118 en artikel 10219, lid 1, onder e), bedoelde gevallen van niet‑naleving en onder meer van de lijst van ter zake relevante GVB‑bepalingen die van essentieel belang zijn voor de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen. Het uitstel of de schorsing van betalingen moet in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet-naleving.

2. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen voorschriften over de uitstel‑ en de schorsingsprocedure vaststellen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12851, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Deel 2 - Goedkeuring van de rekeningen informatieuitwisseling en financiële correcties

Artikel 121 - Controles ter plaatse door de Commissie

1. Onverminderd de controles die de lidstaten verrichten in het kader van hun nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of artikel 287 van het Verdrag, en onverminderd de controles in het kader van artikel 322 van het Verdrag, kan de Commissie in de lidstaten controles ter plaatse organiseren om met name na te gaan:

a) of de administratieve praktijken in overeenstemming zijn met de EU‑voorschriften;

b) of de nodige bewijsstukken voorhanden zijn en of deze corresponderen met de uit het EFMZV gefinancierde concrete acties;

c) op welke wijze de uit het ELGF of het ELFPO gefinancierde concrete acties worden uitgevoerd en gecontroleerd.

2. De personen die de Commissie voor de controles ter plaatse heeft gemachtigd, of de ambtenaren van de Commissie die handelen in het kader van de hun verleende bevoegdheden, hebben toegang tot de boeken en alle andere documenten, met inbegrip van de op een elektronische informatiedrager opgestelde of ontvangen en bewaarde documenten en metagegevens die betrekking hebben op de uit het EFMZV gefinancierde uitgaven.

3. De bevoegdheden om controles ter plaatse te verrichten, doen niet af aan de toepassing van nationale bepalingen op grond waarvan bepaalde handelingen alleen mogen worden verricht door ambtenaren die daartoe specifiek krachtens de nationale wetgeving zijn aangewezen. De door de Commissie gemachtigde personen nemen onder meer niet deel aan bezoeken thuis of aan formele ondervragingen van personen in het kader van de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat. Wel hebben zij toegang tot de aldus verkregen informatie.

4. Vóór een controle ter plaatse stelt de Commissie de betrokken lidstaat of de lidstaat op wiens grondgebied de controle moet plaatsvinden, tijdig daarvan in kennis. Ambtenaren van de betrokken lidstaat kunnen aan deze controle deelnemen.

5. Op verzoek van de Commissie en met instemming van de betrokken lidstaat voeren de bevoegde instanties van deze lidstaat aanvullende controles uit van of onderzoeken naar de concrete acties die onder deze verordening vallen. Ambtenaren van de Commissie of door haar gemachtigde personen kunnen aan deze controles deelnemen.

6. Ter verbetering van de controles kan de Commissie met instemming van de betrokken lidstaten overheidsdiensten van deze lidstaten bij bepaalde controles of onderzoeken betrekken.

7. De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen die volgens de in artikel 151, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure worden aangenomen, voorschriften vaststellen met betrekking tot de procedures voor de uitvoering van de in de leden 5 en 6 bedoelde aanvullende controles.

Artikel 10422 - Toegang tot informatie

1. De lidstaten houden alle informatie die voor de goede werking van het EFMZV nodig is, ter beschikking van de Commissie en nemen alle adequate maatregelen om de controles die de Commissie in het kader van het beheer van de EU‑financiering nuttig acht, met inbegrip van controles ter plaatse, te vergemakkelijken.

2. Op verzoek van de Commissie delen de lidstaten haar de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen mee die zij voor de tenuitvoerlegging van de EU-handelingen inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid hebben vastgesteld, voor zover deze handelingen financiële gevolgen hebben voor het EFMZV.

3. De lidstaten houden alle informatie ter beschikking van de Commissie die betrekking heeft op geconstateerde onregelmatigheden en gevallen waarin mogelijk sprake is van fraude, en op de stappen die zijn gezet om onverschuldigd betaalde bedragen die verband houden met deze onregelmatigheden en fraudegevallen, terug te vorderen uit hoofde van artikel 116.

Artikel 123 - Toegang tot documenten

De erkende betaalorganen bewaren de bewijsstukken betreffende de verrichte betalingen en de documenten over de uitvoering van de bij de EU-wetgeving voorgeschreven administratieve en fysieke controles en stellen deze documenten en informatie ter beschikking van de Commissie.

Wanneer deze documenten worden bewaard door een in opdracht van een betaalorgaan handelende instantie die belast is met de autorisatie van de uitgaven, dient deze instantie bij het erkende betaalorgaan verslagen in over het aantal verrichte controles, over de inhoud ervan en over de in het licht van de resultaten ervan genomen maatregelen.

Artikel 124 - Goedkeuring van de rekeningen

1. Vóór 30 april van het jaar na het betrokken begrotingsjaar en op basis van de overeenkomstig artikel 125, onder c), verstrekte informatie besluit de Commissie middels uitvoeringshandelingen over de goedkeuring van de rekeningen van de erkende betaalorganen.

2. Het in lid 1 bedoelde besluit tot goedkeuring van de rekeningen heeft betrekking op de volledigheid, de juistheid en de waarheidsgetrouwheid van de ingediende jaarrekeningen. Het besluit wordt vastgesteld onverminderd de besluiten die later uit hoofde van artikel 128 worden vastgesteld.

Artikel 125 - Melding van informatie

De lidstaten melden de volgende gegevens, verklaringen en documenten aan de Commissie:

(a) met betrekking tot het erkende betaalorgaan:

i) het besluit tot erkenning ;

ii) de functie;

iii) in voorkomend geval, de intrekking van de erkenning,

(b) met betrekking tot de certificerende instantie:

i) de naam;

ii) het adres,

(c) met betrekking tot maatregelen die verband houden met de gefinancierde concrete acties:

i) de door het erkende betaalorgaan ondertekende uitgavendeclaraties die tevens gelden als betalingsaanvraag, vergezeld van de nodige gegevens;

ii) de geactualiseerde ramingen van de uitgavendeclaraties die in de loop van het jaar zullen worden ingediend, alsmede de ramingen van de uitgavendeclaraties voor het volgende begrotingsjaar;

iii) de beheersverklaring en de jaarrekeningen van de erkende betaalorganen;

iv) een samenvatting van de resultaten van alle beschikbare audits en controles die zijn uitgevoerd.

Artikel 10526 - Vertrouwelijkheid

De lidstaten en de Commissie zetten alle nodige stappen ter waarborging van de vertrouwelijkheid van de informatie die wordt verstrekt of verkregen in het kader van de controles ter plaatse of in het kader van maatregelen op het gebied van de goedkeuring van de rekeningen die in het kader van deze verordening ten uitvoer zijn gelegd.

De beginselen die zijn neergelegd in artikel 8 van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden, zijn van toepassing op die gegevens.

Artikel 127 - Bevoegdheden van de Commissie

De Commissie kan middels uitvoeringshandelingen voorschriften vaststellen inzake:

(a) de vorm, de inhoud, de frequentie, de termijnen en de wijze van toezending of terbeschikkingstelling aan de Commissie van:

i) de uitgavendeclaraties en de ramingen van de uitgaven alsmede de actualisering daarvan, waaronder de bestemmingsontvangsten;

ii) de beheersverklaring en de jaarrekeningen van de betaalorganen, alsmede de resultaten van alle beschikbare audits en controles die zijn uitgevoerd;

iii) de verslagen betreffende de certificering van de rekeningen;

iv) de identificatiegegevens van de erkende betaalorganen en van de certificerende instanties;

v) de nadere bepalingen betreffende de boeking en betaling van de uit het EFMZV gefinancierde uitgaven;

vi) de kennisgevingen van de door de lidstaten verrichte financiële correcties in het kader van de concrete acties of de operationele programma's, alsmede de samenvattende overzichten van de in verband met onregelmatigheden door de lidstaten ingeleide terugvorderingsprocedures;

vii) informatie over de maatregelen die zijn genomen om de financiële belangen van de Commissie te beschermen;

(b) de wijze van uitwisseling van informatie en documenten tussen de Commissie en de lidstaten en het opzetten van informatiesystemen waaronder het soort, de vorm en de inhoud van de door die systemen te verwerken gegevens en de regels voor de bewaring ervan;

(c) de toezending van informatie, documenten, statistieken en verslagen door de lidstaten aan de Commissie, alsmede de termijnen en de wijze van toezending;

(d) de samenwerkingsverplichtingen waaraan de lidstaten moeten voldoen met het oog op de toepassing van de artikelen 121 en 122.

Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 151, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 10628 - Toepassing van financiële correcties door de Commissie en criteria voor de financiële correcties

1. Onverminderd artikel 20, lid 4, en artikel 77 en artikel 136, lid 1, van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] past de Commissie financiële correcties toe door de EU‑bijdrage aan een operationeel programma middels uitvoeringshandelingen geheel of gedeeltelijk in te trekken als zij, na het nodige onderzoek, tot de conclusie komt dat:

(a)     het beheers- en controlesysteem van het programma ernstige tekortkomingen vertoont die een risico inhouden voor de reeds voor het operationele programma betaalde EU‑bijdrage;

(b)     de uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat onregelmatigheden vertonen of beïnvloed zijn door een ander gevallen van niet‑naleving van de GVB‑voorschriften door de begunstigde, en deze uitgaven niet door de lidstaat zijn gecorrigeerd voordat de in dit lid bedoelde correctieprocedure werd ingeleid;. Financiële correcties ten gevolge van deze gevallen moeten in verhouding staan tot de aard, de omvang, de duur en het al dan niet herhaaldelijke karakter van de niet-naleving;

(c)     een lidstaat niet aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 117 heeft voldaan voordat de in dit lid bedoelde correctieprocedure werd ingeleid;

(b)(d) de uitgaven in een gecertificeerde uitgavenstaat beïnvloed zijn door gevallen van niet‑naleving door de lidstaten van GVB‑voorschriften die van essentieel belang zijn voor de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen.

2. Met betrekking tot de in lid 1, onder a), b) en c), bedoelde gevallen baseert de Commissie haar financiële correcties op geconstateerde individuele onregelmatigheden of andere individuele gevallen van niet‑naleving, waarbij zij rekening houdt met de systemische aard van de onregelmatigheid of het geval van niet‑naleving. Wanneer het bedrag van de onregelmatige uitgaven die aan het EFMZV in rekening zijn gebracht, niet precies kan worden bepaald, past de Commissie een forfaitaire of een geëxtrapoleerde financiële correctie toe.

32. Met betrekking tot in lid 1, onder ab), bedoelde gevallen in het kader van een geval van niet‑naleving van artikel 98105 en met betrekking tot in lid 1, onder bd), bedoelde gevallen baseert de Commissie haar financiële correcties uitsluitend op de uitgaven die rechtstreeks in verband staan met de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften. Bij het bepalen van het bedrag van een correctie houdt de Commissie rekening met de ernst van de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften door de lidstaat of door de begunstigde, met het economische voordeel dat voortvloeit uit de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften of met het belang van de EFMZV‑bijdrage voor de economische activiteit van de begunstigde.

43. Wanneer het bedrag van de uitgaven die in verband staan met de niet‑naleving van de GVB‑voorschriften door de lidstaat, niet precies kan worden bepaald, past de Commissie een forfaitaire of een geëxtrapoleerde financiële correctie toe overeenkomstig lid 46, onder a).

5. Indien de Commissie haar standpunt baseert op feiten die zijn geconstateerd door andere auditeurs dan die van haar eigen diensten, trekt zij met betrekking tot de financiële consequenties haar eigen conclusies, na onderzoek van de op grond van artikel 117 door de betrokken lidstaat genomen maatregelen, de op grond van artikel 125, onder c), gemelde gegevens en de eventuele antwoorden van de lidstaat.

64. De Commissie wordt gemachtigd om overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

(a) de vaststelling van de criteria voor het bepalen van het niveau van de toe te passen financiële correctie in het geval van forfaitaire of geëxtrapoleerde financiële correcties;

(b) de opsomming van de in lid 1, onder bd), bedoelde GVB‑voorschriften die van essentieel belang zijn voor de instandhouding van de mariene biologische hulpbronnen.

Artikel 10729 - Procedure

1. Voordat de Commissie middels een uitvoeringshandeling tot een financiële correctie besluit, leidt zij de procedure in door de lidstaat in kennis te stellen van haar voorlopige conclusies en deze lidstaat te verzoeken binnen twee maanden zijn opmerkingen te doen toekomen.

2. Als de Commissie een in artikel 106, lid 2, bedoelde geëxtrapoleerde of forfaitaire financiële correctie voorstelt, wordt de lidstaat onverminderd artikel 137, lid 2, van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] in de gelegenheid gesteld om, door onderzoek van de betrokken documentatie, aan te tonen dat de werkelijke omvang van de onregelmatigheid of een ander geval van niet‑naleving, waaronder niet‑naleving van de GVB‑voorschriften, net als de band tussen de niet‑naleving en de uitgaven, geringer is dan de Commissie in haar beoordeling stelt. In overleg met de Commissie kan de lidstaat dit onderzoek beperken tot een passend deel of passende steekproef van de betrokken documentatie. Behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen mag dit onderzoek niet langer duren dan een aanvullende termijn van twee maanden na de in lid 1 bedoelde termijn van twee maanden.

3. De Commissie houdt rekening met alle bewijsstukken die de lidstaat binnen de in de leden 1 en 2 bedoelde termijnen aanvoert.

4. Als de lidstaat de voorlopige conclusies van de Commissie niet aanvaardt, nodigt de Commissie de lidstaat uit voor een hoorzitting om te waarborgen dat zij haar conclusies over de toepassing van de financiële correctie op alle relevante informatie en opmerkingen kan baseren.

5. Als de Commissie financiële correcties toepast, doet zij dit middels uitvoeringshandelingen en binnen zes maanden na de datum van de hoorzitting of, als de lidstaat ermee instemt na de hoorzitting aanvullende informatie in te dienen, binnen zes maanden na de datum van ontvangst van die informatie. De Commissie houdt rekening met alle in de loop van de procedure ingediende informatie en opmerkingen. Als er geen hoorzitting plaatsvindt, begint de termijn van zes maanden twee maanden na de datum van de door de Commissie gezonden uitnodiging voor de hoorzitting.

6. Wanneer de Commissie of de Rekenkamer onregelmatigheden in de naar de Commissie gestuurde jaarrekeningen ontdekt, wordt het met de resulterende financiële correctie overeenstemmende bedrag in mindering gebracht op de EFMZV‑steun voor het operationele programma.

Artikel 130 - Verplichtingen van de lidstaten

Een door de Commissie toegepaste financiële correctie laat de verplichting van de lidstaat tot terugvordering van bedragen op grond van artikel 117, lid 2, van deze verordening en tot terugvordering van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag en van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad onverlet.

HOOFDSTUK VI - Monitoring, evaluatie, informatie en communicatie


Deel 1 VASTSTELLING VAN EEN MONITORING‑ EN EVALUATIESYTEEM EN DE DOELSTELLINGEN VAN DAT SYSTEEM

Artikel 10831 - Monitoring- en evaluatiesysteem

1. Om de prestatie van het EFMZV te meten, wordt een gemeenschappelijk monitoring- en evaluatiesysteem voor gedeeld beheerde concrete acties in het kader van het EFMZV opgezet. Met het oog op een effectieve meting van de prestatie wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de inhoud en de opzet van dit kader.

2. De impact van het EFMZV wordt afgetoetst aan de in artikel 6 bedoelde EU‑prioriteiten.

De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de reeks indicatoren voor deze EU‑prioriteiten vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12851, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

3. De lidstaten verstrekken de Commissie alle informatie die nodig is voor de monitoring en de evaluatie van de betrokken maatregelen. De Commissie houdt rekening met de gegevensbehoeften en de synergieën tussen potentiële gegevensbronnen, en met name met het eventuele gebruik ervan voor statistische doeleinden. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast met betrekking tot de door de lidstaten te melden informatie en met betrekking tot de gegevensbehoeften en de synergieën tussen potentiële gegevensbronnen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12851, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

4. De Commissie brengt om de vier jaar verslag over de tenuitvoerlegging van dit artikel uit aan het Europees Parlement en de Raad. Het eerste verslag wordt uiterlijk op 31 december 2017 ingediend.

Artikel 10932 - Doelstellingen

Het monitoring- en evaluatiesysteem heeft tot doel:

(a) de voortgang en de verwezenlijkingen van het maritiem beleid en het visserijbeleid aan te tonen en de impact, doelmatigheid, doeltreffendheid en relevantie van de concrete acties in het kader van het EFMZV te evalueren;

(b) bij te dragen tot specifieker gerichte steun voor het maritiem beleid en het visserijbeleid;

(c) een gemeenschappelijk leerproces met betrekking tot monitoring en evaluatie te ondersteunen;

(d) met het oog op het besluitvormingsproces degelijke, op bewijsmateriaal gebaseerde evaluaties van de concrete acties in het kader van het EFMZV te verstrekken.

Deel 2 - TECHNISCHE BEPALINGEN

Artikel 11033 - Gemeenschappelijke indicatoren

1. Om aggregatie van gegevens op EU‑niveau mogelijk te maken, wordt in het in artikel 10831 bedoelde monitoring- en evaluatiesysteem een lijst van gemeenschappelijke indicatoren vastgesteld die op elk programma toepasbaar zijn en betrekking hebben op zowel de uitgangssituatie als de financiële uitvoering, de outputs, de resultaten en de impact van het programma.

2. De gemeenschappelijke indicatoren staan in verband met de mijlpalen en streefdoelen die in overeenstemming met de in artikel 6 bedoelde EU‑prioriteiten zijn vastgesteld in de operationele programma's. Deze gemeenschappelijke indicatoren worden gebruikt voor het in artikel 19, lid 1, van [Verordening (EU) nr. [..] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde prestatiekader en maken het mogelijk de voortgang, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de beleidsuitvoering te toetsen aan de doelstellingen en streefdoelen op EU‑, nationaal en programmaniveau

Artikel 11134 - Elektronisch informatiesysteem

1. Belangrijke informatie over de uitvoering van het programma, over elke voor financiering geselecteerde concrete actie alsook over voltooide concrete acties, die nodig is voor monitoring en evaluatie, met inbegrip van belangrijke kenmerken van de begunstigde en het project, wordt elektronisch geregistreerd en bijgehouden.

2. De Commissie zorgt ervoor dat er een geschikt beveiligd elektronisch systeem voor het registreren, bijhouden en beheren van belangrijke informatie is en brengt verslag uit over monitoring en evaluatie.

Artikel 11235 - Informatieverstrekking

Begunstigden van EFMZV‑steun, met inbegrip van plaatselijke groepen, verbinden zich ertoe de beheersautoriteit en/of de aangewezen evaluatoren of andere instanties die zijn aangewezen om namens haar functies uit te oefenen, alle nodige informatie te verstrekken om monitoring en evaluatie van het programma mogelijk te maken, met name met betrekking tot het halen van specifieke doelstellingen en prioriteiten.

Deel 3 - Monitoring

Artikel 11336 - Monitoringprocedures

1. De in artikel 99108 bedoelde beheersautoriteit en het in artikel 41 van [Verordening (EU) nr. [..] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde monitoringcomité monitoren de kwaliteit van uitvoering van de programma's.

2. De beheersautoriteit en het monitoringcomité monitoren de operationele programma's aan de hand van financiële, output- en doelindicatoren.

Artikel 11437 - Verantwoordelijkheden van het monitoringcomité

Het monitoringcomité vervult de in artikel 43 van [Verordening (EU) nr. [..] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde functies en controleert bovendien de prestatie van het operationele programma en de doeltreffendheid van de uitvoering ervan. Daartoe vervult het monitoringcomité de volgende functies:

(a) binnen vier maanden na het besluit tot goedkeuring van het programma wordt het geraadpleegd en brengt het advies uit over de criteria voor de selectie van de gefinancierde concrete acties; de selectiecriteria worden herzien naargelang van de behoeften in het kader van de programmering;

(b) het onderzoekt de activiteiten en outputs met betrekking tot het evaluatieplan van het programma;

(c) het onderzoekt acties in het programma met betrekking tot de naleving van de voorafgaande voorwaarden;

(d) het bestudeert de jaarlijkse uitvoeringsverslagen en keurt deze goed voordat ze aan de Commissie worden toegezonden;

(e) het onderzoekt acties om gelijkheid van mannen en vrouwen, gelijke kansen en non‑discriminatie, met inbegrip van toegankelijkheid voor mensen met een handicap, te bevorderen;

(f) het wordt niet geraadpleegd over het in artikel 23 bedoelde jaarlijkse werkprogramma voor gegevensverzameling.

Artikel 11538 - Jaarlijks uitvoeringsverslag

1. Uiterlijk op 31 mei 2016 en 31 mei van elk daaropvolgend jaar tot en met 2023 dient de lidstaat bij de Commissie een jaarlijks uitvoeringsverslag in over de uitvoering van het operationele programma in het vorige kalenderjaar. Het in 2016 ingediende verslag heeft betrekking op de kalenderjaren 2014 en 2015.

2. Naast de in artikel 44 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde elementen bevat het uitvoeringsverslag:

(a) informatie over vastleggingen en uitgaven, uitgesplitst naar maatregel;

(b) een samenvatting van de activiteiten die verricht zijn in verband met het evaluatieplan;

(c) informatie over de niet‑naleving van de in artikel 98105 bedoelde voorwaarden in verband met de geldigheidsduur, en van de door de lidstaten ondernomen corrigerende actie, onder meer in het geval van noodzakelijke financiële correcties zoals bedoeld in artikel 13517, lid 2, van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen].

3. Naast de in artikel 44 van [Verordening (EU) nr. [...] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde elementen bevat het in 2017 en 2019 ingediende jaarlijkse uitvoeringsverslag enerzijds een beoordeling van de vooruitgang die is geboekt met de toepassing van een geïntegreerde benadering van het gebruik van het EFMZV en andere financiële instrumenten van de EU ter ondersteuning van de territoriale ontwikkeling, onder meer via plaatselijke ontwikkelingsstrategieën, en anderzijds een overzicht van de mate waarin de in het operationele programma opgenomen streefdoelen voor elke prioriteit zijn verwezenlijkt.

4. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen voorschriften vast met betrekking tot de vorm en de presentatie van de jaarlijkse uitvoeringsverslagen. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12851, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

Deel 4 - Evaluatie

Artikel 11639 - Algemene bepalingen

1. De Commissie stelt middels uitvoeringshandelingen de elementen vast die moeten worden opgenomen in de verslagen van de in de artikelen 48 en 50 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde voorafgaande evaluaties en evaluaties achteraf en stelt de minimumeisen voor het in artikel 49 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde evaluatieplan vast. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 12851, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de evaluaties in overeenstemming zijn met het overeenkomstig artikel 10831 overeengekomen gemeenschappelijke evaluatiesysteem, organiseren de productie en verzameling van de nodige gegevens en verstrekken de verschillende gegevens die het monitoringsysteem oplevert, aan de evaluatoren.

3. De evaluatieverslagen worden door de lidstaten ter beschikking gesteld op internet en door de Commissie op de website van de Unie.

Artikel 11740 - Voorafgaande evaluatie

De lidstaten zorgen ervoor dat de evaluator die de voorafgaande evaluatie uitvoert, reeds in een vroeg stadium bij het ontwikkelingsproces van het EFMZV‑programma is betrokken, met inbegrip van de ontwikkeling van de in artikel 20, lid 1, onder b), bedoelde analyse, het ontwerp van de interventieaanpak voor het programma en de vaststelling van de streefdoelen van het programma.

Artikel 11841 - Evaluatie achteraf

Overeenkomstig artikel 50 van [Verordening (EU) nr. […] inzake gemeenschappelijke bepalingen] stellen de lidstaten een verslag van de evaluatie achteraf van het operationele programma op. Dat verslag wordt uiterlijk op 31 december 2023 bij de Commissie ingediend.

Artikel 11942 - Samenvattingen van evaluaties

Onder verantwoordelijkheid van de Commissie worden op het niveau van de Unie samenvattingen van de voorafgaande evaluaties en de evaluaties achteraf opgesteld. De samenvattingen van de evaluatieverslagen worden uiterlijk op 31 december van het jaar na de indiening van de desbetreffende evaluaties voltooid.

Deel 5 - Informatie en communicatie

Artikel 12043 - Informatie en publiciteit

1. Overeenkomstig artikel 99108, lid 1, onder bi), zorgt het betaalorgaan in samenwerking met de beheersautoriteit voor:

(a) de oprichting van één website of portaalsite die informatie over het operationele programma in die lidstaat geeft, alsook toegang tot dat programma;

(b) de verstrekking van informatie aan potentiële begunstigden over de financieringsmogelijkheden in het kader van het operationele programma;

(c) het bij de burgers van de Unie onder de aandacht brengen van de rol en de verwezenlijkingen van het EFMZV door middel van voorlichtings- en communicatieacties betreffende de resultaten en de impact van partnerschapscontracten, operationele programma's en concrete acties.

2. Om de steun uit het EFMZV inzichtelijk te maken, houden de lidstaten een lijst in CSV- of XML-formaat van de concrete acties bij, die via de website of portaalsite toegankelijk is en een lijst en samenvatting van het operationele programma bevat.

De lijst van concrete acties wordt ten minste elke drie maanden bijgewerkt.

In bijlage IV wordt vastgesteld welke gegevens de lijst van concrete acties ten minste moet bevatten, met inbegrip van specifieke informatie betreffende concrete acties in het kader van de artikelen 28, 37, 45, 54 en 56.

3. In bijlage IV zijn voorschriften vastgesteld betreffende de op het publiek gerichte voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen, alsook betreffende de op aanvragers en begunstigden gerichte voorlichtingsmaatregelen.

4. De technische kenmerken van voorlichtings- en publiciteitsmaatregelen voor concrete acties alsmede de instructies over de vormgeving van het embleem en een beschrijving van de genormaliseerde kleuren worden door de Commissie vastgesteld middels uitvoeringshandelingen volgens de in artikel 12851, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

TITEL VIII - TENUITVOERLEGGING ONDER DIRECT BEHEER

HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen

Artikel 12144 - Toepassingsgebied

Deze titel is van toepassing op onder direct beheer gefinancierde maatregelen zoals bedoeld in titel VI.

HOOFDSTUK II - Controle

Artikel 12245 - Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1. De Commissie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van krachtens de onderhavige verordening gefinancierde maatregelen, de financiële belangen van de Unie worden beschermd door het toepassen van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere illegale activiteiten, door het verrichten van doelmatige controles en, wanneer onregelmatigheden worden ontdekt, door het terugvorderen van onverschuldigd betaalde bedragen en, in voorkomend geval, door het opleggen van doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties.

2. De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer zijn bevoegd om op basis van documenten en controles ter plaatse audits van alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die EU‑middelen hebben ontvangen, te verrichten.

Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 controles ter plaatse en inspecties van direct of indirect bij de financiering betrokken marktdeelnemers uitvoeren, teneinde vast te stellen of de financiële belangen van de Europese Unie nadeel hebben ondervonden van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten met betrekking tot subsidieovereenkomsten, subsidiebesluiten, contracten of EU‑financiering.

Onverminderd de vorige alinea's worden de Commissie, de Rekenkamer en OLAF in samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, in subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten en in contracten die voortvloeien uit de uitvoering van deze verordening, uitdrukkelijk gemachtigd tot het verrichten van dergelijke audits, inspecties en controles ter plaatse.

Artikel 12346 - Audits

1. Ambtenaren van de Commissie en van de Rekenkamer of hun vertegenwoordigers mogen tot drie jaar na de eindbetaling door de Commissie audits ter plaatse van krachtens deze verordening gefinancierde concrete acties verrichten op voorwaarde dat deze audit, behoudens dringende gevallen, ten minste tien werkdagen vooraf is aangekondigd.

2. Ambtenaren van de Commissie en van de Rekenkamer of hun vertegenwoordigers die naar behoren gemachtigd zijn tot het verrichten van audits ter plaatse, krijgen inzage in de boeken en alle andere documenten, inclusief in elektronische vorm opgetekende of ontvangen en vastgelegde documenten en metagegevens die betrekking hebben op uitgaven die gefinancierd zijn overeenkomstig deze verordening.

3. De in lid 2 bedoelde auditbevoegdheden doen niet af aan de toepassing van nationale bepalingen die bepaalde handelingen voorbehouden aan bij de nationale wetgeving specifiek aangewezen ambtenaren. Met name nemen ambtenaren van de Commissie en van de Rekenkamer of hun vertegenwoordigers niet deel aan huiszoekingen of aan de formele ondervraging van personen overeenkomstig de nationale wetgeving van de betrokken lidstaat. Wel hebben zij toegang tot de aldus verkregen informatie.

4. Indien op grond van deze verordening toegekende financiële EU‑steun vervolgens wordt toegewezen aan een derde als eindbegunstigde, verstrekt de oorspronkelijke begunstigde, aangezien hij de ontvanger van de financiële EU‑steun is, de Commissie alle relevante informatie over de identiteit van die eindbegunstigde.

5. Met het oog op de bovenbedoelde audits moeten de begunstigden alle betrokken documenten gedurende een periode van maximaal drie jaar na de eindbetaling door de Commissie beschikbaar houden.

Artikel 12447 - Schorsing van betalingen en verlaging en annulering van de financiële bijdrage

1. Indien de Commissie van mening is dat financiële EU‑middelen niet in overeenstemming met de bij deze verordening of bij enig ander toepasselijk EU‑besluit vastgestelde voorwaarden zijn gebruikt, meldt zij dit aan de begunstigden die vervolgens een maand vanaf de datum van die kennisgeving de tijd krijgen om hun opmerkingen aan de Commissie toe te zenden.

2. Indien de begunstigden niet binnen die termijn antwoorden of de Commissie niet tevreden is met de door hen gemaakte opmerkingen, verlaagt de Commissie de toegekende financiële bijdrage, trekt zij deze in of schorst zij de betalingen. Elk onverschuldigd betaald bedrag moet aan de Commissie worden terugbetaald. Over niet tijdig terugbetaalde bedragen kan rente worden aangerekend volgens de voorwaarden van [het Financieel Reglement].

HOOFDSTUK III - Evaluatie en verslaglegging

Artikel 12548 - Evaluatie

1. De op grond van deze verordening gefinancierde concrete acties worden regelmatig gemonitord om de uitvoering ervan te kunnen volgen.

2. De Commissie draagt zorg voor een regelmatige onafhankelijke externe evaluatie van de gefinancierde concrete acties.

Artikel 12649 - Verslaglegging

De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad de volgende documenten in:

(a) uiterlijk op 31 maart 2017, een verslag over de tussentijdse evaluatie dat betrekking heeft op de behaalde resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de uitvoering van de op grond van deze verordening gefinancierde concrete acties;

(b) uiterlijk op 30 augustus 2018, een mededeling over de voortzetting van de op grond van deze verordening gefinancierde concrete acties;

(c) uiterlijk op 31 december 2021, een verslag over de evaluatie achteraf.

TITEL IX - PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 12750 - Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid tot vaststelling van gedelegeerde handelingen wordt aan de Commissie verleend onder de in dit artikel gestelde voorwaarden.

2. De in de artikelen 12, 33, 37, 38, 39, 46, 61, 64, 67, 75, 92, 105, 108, 111, 112, 114, 115, 119, 127, 131 en 153 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt met ingang van 1 januari 2014 verleend voor onbepaalde tijd.

3. De bevoegdheid tot vaststelling van de in de artikelen 12, 33, 37, 38, 39, 46, 61, 64, 67, 75, 92, 105, 108, 111, 112, 114, 115, 119, 127, 131 en 153 bedoelde gedelegeerde handelingen kan te allen tijde worden ingetrokken door het Europees Parlement of door de Raad. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit treedt in werking op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een latere datum die in het besluit wordt vermeld. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5. Een krachtens de artikelen 12, 33, 37, 38, 39, 46, 61, 64, 67, 75, 92, 105, 108, 111, 112, 114, 115, 119, 127, 131 and 153 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt pas in werking als noch het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van 2 maanden na de datum van kennisgeving bezwaar heeft gemaakt tegen de gedelegeerde handeling, of als zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie vóór het verstrijken van deze termijn heeft meegedeeld niet voornemens te zijn bezwaar te maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad kan deze termijn met twee maanden worden verlengd.

Artikel 12851 - Comitologie

1. De Commissie wordt bij de tenuitvoerlegging van de voorschriften van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij terzijde gestaan door een Comité voor het Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij. Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

TITEL X - SLOTBEPALINGEN

Artikel 12952 - Intrekking

1. De Verordeningen (EG) nr. 1198/2006, (EG) nr. 861/2006, (EU) nr. […/2011 tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid], (EG) nr. 791/2007, (EG) nr. 2328/2003 en artikel 103 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden op 1 januari 2014 ingetrokken.

2. Verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening.

Artikel 13053 - Overgangsbepalingen

1. Om de overgang van de systemen die zijn vastgesteld bij de Verordeningen EG) nr. 1198/2006, (EG) nr. 861/2006, (EU) nr. […/2011 tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid], en (EG) nr. 791/2007, naar het bij de onderhavige verordening vastgestelde systeem te vergemakkelijken, wordt de Commissie ertoe gemachtigd overeenkomstig artikel 12750 gedelegeerde handelingen aan te nemen met betrekking tot de voorwaarden om de steun die de Commissie op grond van die verordeningen goedkeurt, te integreren in de op grond van de onderhavige verordening verleende steun, onder meer op het gebied van technische bijstand en evaluaties achteraf.

2. Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting noch aan de wijziging, met inbegrip van de gehele of gedeeltelijke intrekking, van de betrokken projecten tot de afsluiting daarvan of van de steun die de Commissie heeft goedgekeurd op grond van de Verordeningen EG) nr. 1198/2006, (EG) nr. 861/2006, (EU) nr. […/2011 tot vaststelling van een programma ter ondersteuning van de verdere ontwikkeling van een geïntegreerd maritiem beleid], (EG) nr. 791/2007 en artikel 103 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 of van enige andere regelgeving die op 31 december 2013 op de betrokken bijstand van toepassing is.

3. Aanvragen die uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1198/2006 van de Raad zijn ingediend, blijven geldig.

Artikel 13154 - Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.