Artikelen bij COM(2017)247 - Nieuwe EU-agenda voor het hoger onderwijs - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2017)247 - Nieuwe EU-agenda voor het hoger onderwijs. |
---|---|
document | COM(2017)247 |
datum | 30 mei 2017 |
Brussel, 30.5.2017
COM(2017) 247 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
Een nieuwe EU-agenda voor het hoger onderwijs
{SWD(2017) 164 final}
1. EEN NIEUWE IMPULS VOOR HET HOGER ONDERWIJS IN DE EU
Een nieuwe EU-agenda voor het hoger onderwijs...
Het vermogen van de EU om een betere toekomst voor de Europese burger op te bouwen is een belangrijke voorwaarde voor het welslagen van het Europese project. Dat is een kernboodschap van het Witboek van de Commissie over de Toekomst van Europa. 1 Deze boodschap staat ook centraal in het initiatief 'Investeren in de jongeren van Europa' 2 en de Nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa 3 . In beide documenten wordt duidelijk geformuleerd dat effectieve onderwijs- en opleidingsstelsels een fundament vormen voor eerlijke, open en democratische samenlevingen en voor duurzame groei en werkgelegenheid. In de Europese pijler van sociale rechten 4 en de recente discussienota over het in goede banen leiden van de globalisering 5 worden onderwijs en vaardigheden als een prioriteit voor Europese samenwerking aangewezen.
Hoger onderwijs heeft een unieke functie. De vraag naar hooggekwalificeerde en maatschappelijk betrokken mensen neemt toe, maar verandert tezelfdertijd. In de periode tot 2025 zal naar verwachting de helft van alle banen een hoog kwalificatieniveau vereisen. Maar zelfs nu is er al een tekort aan hoogwaardige vaardigheden. De digitale technologie maakt banen steeds flexibeler en complexer. Ondernemend zijn, complexe informatie verwerken, autonoom en creatief denken, slim gebruikmaken van (digitale) hulpmiddelen, veerkrachtig zijn en effectief communiceren zijn meer dan ooit belangrijke eigenschappen. Daarnaast heeft Europa meer hoog presterende mensen nodig, die de geavanceerde technologie en oplossingen kunnen ontwikkelen waarvan onze toekomstige welvaart afhankelijk is. Om de toenemende polarisatie in onze samenlevingen en het wantrouwen jegens democratische instellingen tegen te gaan, moet tegelijkertijd iedereen – dus ook leerkrachten en studenten in het hoger onderwijs – actiever betrokken zijn bij de gemeenschap waarin wij leven en sociale integratie en mobiliteit bevorderen.
Zonder instellingen voor hoger onderwijs en onderwijsstelsels die effectief zijn op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie en in contact staan met de samenleving kan Europa niet inspelen op deze uitdagingen. Hervorming van het hoger onderwijs is een verantwoordelijkheid van de lidstaten en maakt deel uit van hun inspanningen om het beste onderwijs en de beste opleidingen te ontwikkelen. De EU kan de lidstaten helpen bij hun onderwijshervormingen. Deze nieuwe agenda voor het hoger onderwijs 6 heeft tot doel ervoor te zorgen dat de initiatieven van de EU ter ondersteuning van de modernisering van het hoger onderwijs gericht zijn op thema’s die van belang zijn en draagt er tegelijkertijd bij tot de voorbereiding van de volgende EU-financieringsperiode.
...die voortbouwt op wat al bereikt is ...
De EU heeft in het verleden goede resultaten geboekt met de ondersteuning van hoger onderwijs door beleidsmatige samenwerking en financieringsprogramma's. Het Europees semester is een belangrijke motor van hervormingen, met name door zijn landenspecifieke aanbevelingen op het gebied van onderwijs. Als onderdeel van de Europa 2020-strategie en van het strategisch kader voor Europese samenwerking op het gebied van onderwijs en opleiding (ET 2020) is de Raad overeengekomen dat tegen 2020 40 % van de jongeren moet beschikken over een tertiaire of een hieraan gelijkwaardige onderwijskwalificatie. Ter ondersteuning van deze doelstelling heeft de agenda voor de modernisering van het hoger onderwijs 7 sinds 2011 de activiteiten van de EU en de lidstaten strategisch gericht op:
·het inventariseren van wat goed werkt in het hoger onderwijs (op het gebied van onderwijs, onderzoek, innovatie en systeemontwerp) door middel van studies, deskundigengroepen en analyse en monitoring van benchmarks en indicatoren;
·de ondersteuning van samenwerking, wederzijds leren en gericht beleidsadvies tussen regeringen en instanties die verantwoordelijk zijn voor hoger onderwijs;
·de versterking van de capaciteit en de prestaties van instellingen voor hoger onderwijs door de financiering van innovatieve samenwerkingsprojecten tussen instellingen en hun partners (Erasmus +, Horizon 2020), en via de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), investeringen in infrastructuur, faciliteiten, vaardigheden en innovatie. Investeringen in infrastructuur voor het hoger onderwijs hebben ook steun gekregen van projecten van de Europese Investeringsbank, onder meer via het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI);
·de ondersteuning van de internationale mobiliteit van studenten, personeel en onderzoekers als een manier om hun ervaring en vaardigheden te ontwikkelen (Erasmus + en Marie Skłodowska-Curie-acties); en
·samenwerking tussen hoger onderwijs, onderzoek en bedrijfsleven.
... met speciale aandacht voor de huidige en toekomstige kansen en uitdagingen
De positieve impact van de activiteiten van de EU en de internationale dimensie daarvan is erkend door de lidstaten, de sociale partners en de sector van het hoger onderwijs. De EU is goed op weg om de doelstelling van 40 % te bereiken, maar, zoals blijkt uit de openbare raadpleging over de toekomstige steun van de EU voor het hoger onderwijs in 2016 8 , staat het hoger onderwijs in Europa voor verschillende uitdagingen, waaronder 9 :
·een discrepantie tussen de vaardigheden die de EU nodig heeft en de vaardigheden waarover zij beschikt: veel delen van de EU hebben te kampen met tekorten aan arbeidskrachten in bepaalde hooggekwalificeerde beroepen 10 , zowel vanwege de vereiste kwalificaties als de kwaliteit van de bijbehorende vaardigheden. Tegelijkertijd studeren te veel leerlingen af met gebrekkige basisvaardigheden (lezen, schrijven en rekenen) en zonder het scala aan transversale vaardigheden (probleemoplossend vermogen, communicatie, enz.) die zij nodig hebben om te beschikken over de nodige veerkracht in een veranderende wereld;
·aanhoudende en toenemende maatschappelijke kloven: mensen uit sociaaleconomische achterstandsgroepen en met een migratieachtergrond maken veel minder kans om hoger onderwijs te volgen en te voltooien. Academici en afgestudeerden worden te vaak gezien als groepen die buiten de samenleving staan en er tekent zich nog altijd een duidelijke genderkloof af tussen bepaalde studierichtingen;
·een innovatiekloof: de bijdrage van instellingen voor hoger onderwijs aan innovatie in de bredere economie, en in hun eigen regio in het bijzonder, is vaak minder groot dan zou kunnen. De prestaties van het hoger onderwijs op het gebied van innovatie verschillen sterk tussen de verschillende regio's van de EU;
·de verschillende aspecten van de stelsels voor hoger onderwijs sluiten niet altijd naadloos op elkaar aan: de financierings-, aanmoedigings- en beloningsmechanismen in het hoger onderwijs zijn niet altijd van die aard dat zij goed onderwijs en onderzoek, innovatie, sociale integratie en betrokkenheid belonen. Samenwerking met scholen, aanbieders van beroepsopleidingen en volwasseneneducatie is vaak beperkt.
2. PRIORITEITEN VOOR ACTIE
Het is tijd om een nieuwe richting te geven aan de EU-steun voor hoger onderwijs. De vier genoemde uitdagingen zullen worden aangepakt door de focus te leggen op de vier daarbij aansluitende prioriteiten voor actie, ondersteund door maatregelen op EU-niveau:
1.toekomstige discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden aanpakken en topkwaliteit bij de ontwikkeling van vaardigheden bevorderen;
2.inclusieve en samenhangende stelsels voor hoger onderwijs ontwikkelen;
3.ervoor zorgen dat instellingen voor hoger onderwijs bijdragen aan innovatie;
4.effectieve en efficiënte stelsels voor hoger onderwijs ondersteunen.
2.1 Discrepanties tussen gevraagde en aangeboden vaardigheden aanpakken en topkwaliteit bij de ontwikkeling van vaardigheden bevorderen
Om tegemoet te komen aan de Europese behoefte aan hoogwaardige vaardigheden moet actie worden ondernomen. Ten eerste moeten meer mensen instromen in studierichtingen die leerlingen voorbereiden op banen waarin tekorten bestaan of zich aan het ontwikkelen zijn. In veel lidstaten van de EU voldoet het aantal afgestudeerden in de exacte wetenschappen, technologische richtingen, ingenieurswetenschappen, (kunsten) en wiskunde (de STE(A)M-wetenschappen), de medische beroepen en onderwijsopleidingen niet aan de behoefte 11 . Ten tweede moeten alle leerlingen die geavanceerd onderwijs volgen, ongeacht hun studierichting, hoogwaardige transversale vaardigheden verwerven en de belangrijkste competenties verwerven die zij nodig hebben voor succes. Vaardigheden zoals hoogwaardige digitale competenties 12 , rekenvaardigheid, autonomie, kritisch denken en probleemoplossend vermogen zijn meer en meer van cruciaal belang.
De studiekeuze in het hoger onderwijs hangt af van persoonlijke motivatie, goede begeleiding en de aanwezigheid van aantrekkelijke leer- en carrièremogelijkheden. Carrièremogelijkheden hangen uiteindelijk af van werkgevers en de economie in bredere zin, maar onderwijs en opleiding vervullen wel een sleutelrol. Scholen kunnen leerlingen stimuleren om zich voor alle vakken te interesseren, dus ook voor wiskunde en wetenschappen, en hen begeleiden bij hun keuze. Zij hebben ook een uiterst belangrijke functie bij het aanpakken van de ondervertegenwoordiging van vrouwen, minderheden en andere ondervertegenwoordigde groepen in de wetenschappelijke en technische studierichtingen in het hoger onderwijs en daarna in de daaraan gerelateerde beroepen. Goede voorlichting over wat afgestudeerden doen, contacten met alumni en prognoses over toekomstige behoeften aan vaardigheden zijn allemaal waardevol voor studieadviseurs. Het hoger onderwijs moet ervoor zorgen dat de inhoud van het onderwijs mee met de tijd evolueert, relevante studieprogramma's aanbieden op gebieden waar een tekort aan vaardigheden bestaat en studie- en onderwijsmethodes ontwikkelen waarmee leerlingen de benodigde vaardigheden kunnen verdiepen en verbreden.
Goed opgezette programma's en curricula in het hoger onderwijs, afgestemd op de leerbehoeften van de studenten, zijn van het grootste belang voor een effectieve ontwikkeling van vaardigheden. Een breder scala van keuzes, met inbegrip van tweejarige 13 opleidingen en mogelijkheden voor continue professionele ontwikkeling, draagt ertoe bij dat het hoger onderwijs beter kan inspelen op de behoeften van de mensen. De technologie biedt nieuwe mogelijkheden voor het organiseren van leren en lesgeven 14 , onder meer door middel van open, online en gemengd leren 15 om de flexibiliteit en de interactie tussen leerkrachten en leerlingen te vergroten. Open leermiddelen (OER’s) en leerprocesanalyse 16 kunnen het leerproces verbeteren, maar blijven onderbenut. Hoewel in het hoger onderwijs de onderwijstaken veelal zijn ondergebracht bij instituten waar ook onderzoek wordt verricht, wordt dat onderzoek onvoldoende benut in de onderwijsstof en zijn bachelorstudenten vaak niet bij onderzoek betrokken. Daardoor hebben zij minder mogelijkheden om vertrouwd te raken met hedendaagse vraagstukken en om hun onderzoeksvaardigheden te ontwikkelen. Digitaal ondersteunde open wetenschap 17 biedt nieuwe mogelijkheden om dit aan te pakken.
Verder zou het hoger onderwijs ervoor moeten zorgen dat studenten vaardigheden kunnen verwerven en ervaring opdoen via activiteiten die verband houden met problemen uit de echte wereld, dat ze opleidingen op de werkplek kunnen volgen en, indien mogelijk, internationale mobiliteit krijgen aangeboden. Dankzij samenwerking met werkgevers kunnen instellingen voor hoger onderwijs de relevantie van hun onderwijsprogramma verbeteren en dit op een doeltreffendere manier aanbieden en studenten meer mogelijkheden aanbieden om toegang te krijgen tot hoogwaardige opleidingen op de werkplek.
Het ontwikkelen, opbouwen en aanbieden van goede studieprogramma's is niet eenvoudig. Goede leerkrachten zijn van cruciaal belang. Te veel leerkrachten in het hoger onderwijs hebben geen of weinig pedagogische scholing en stelselmatige investeringen in de continue professionele ontwikkeling van leerkrachten zijn vooralsnog uitzonderlijk. Hoewel er steeds meer nationale en institutionele strategieën zijn om carrièremogelijkheden te verbeteren en goede leerkrachten te belonen, is dit nog steeds geen gemeengoed.
De Commissie zal:
1.het initiatief nemen voor een Europees volgsysteem voor afgestudeerden om op nationaal en EU-niveau meer kennis te verwerven over hun loopbaan of vervolgopleiding. Dit moet bijdragen aan verbeteringen op het gebied van loopbaanbegeleiding, programmaontwikkeling, institutionele strategieën en beleidsontwikkeling. De in het kader van dit pakket voorgestelde aanbeveling van de Raad 18 zal worden ondersteund middels onderzoek op EU-niveau inzake afgestudeerden en samenwerking ter verbetering van de nationale volgsystemen voor afgestudeerden;
2.een grotere EU-coalitie voor STE(A)M 19 lanceren die verschillende onderwijssectoren, bedrijven en werkgevers in de overheidssector samenbrengt om de studie van relevante STE(A)M-wetenschappen te bevorderen en deze en andere onderwijsprogramma's te moderniseren, onder andere door meer multidisciplinaire programma's en samenwerking tussen de betrokken faculteiten en instellingen voor hoger onderwijs;
3.de integratie van middels ECTS-punten erkende stages in de studieprogramma's van het hoger onderwijs bevorderen, de bedrijfsconsortia in het kader van Erasmus+ versterken zodat er meer en betere stages beschikbaar zijn, en in het kader van Erasmus+ steun verlenen aan leerlingenstages die op digitale vaardigheden 20 zijn toegespitst;
4.een model voor digitale paraatheid ontwikkelen en uitrollen om de instellingen voor hoger onderwijs en hun personeel en leerlingen te helpen bij de uitvoering van digitale leerstrategieën en het gebruik van de mogelijkheden van geavanceerde technologie, inclusief leerprocesanalyse. Dit zal vergezeld gaan van voorlichting over initiatieven inzake open onderwijs;
5.de strategische ondersteuning van leerkrachten in het hoger onderwijs, promovendi en postdoctorale onderzoekers via Erasmus+ intensiveren en hen ondersteunen bij de ontwikkeling van pedagogische vaardigheden en competenties inzake leerplanontwikkeling door middel van gerichte mobiliteitsmogelijkheden voor het volgen van pedagogische opleidingen en samenwerking tussen opleidingscentra voor leerkrachten in de EU.
2.2. Inclusieve en samenhangende stelsels voor hoger onderwijs ontwikkelen
Het hoger onderwijs moet zijn bijdrage leveren aan de aanpak van de sociale en democratische uitdagingen waarmee Europa wordt geconfronteerd. Dit betekent dat ervoor moet worden gezorgd dat het hoger onderwijs inclusief is, openstaat voor talent uit alle lagen van de bevolking 21 , en dat de instellingen voor hoger onderwijs geen ivoren torens zijn, maar leergemeenschappen met burgerzin die in contact staan met de maatschappij. Academici en studenten spelen een cruciale rol bij het verdedigen van empirische feiten en bewijzen en bij het efficiënt en ruim verspreiden van onderzoeksresultaten.
Het profiel van de studentenpopulatie die naar het hoger onderwijs gaat en daar afstudeert moet een afspiegeling zijn van de samenleving als geheel. Dit vraagt om maatregelen van de overheid, scholen en het hoger onderwijs. De sociale groepen die in het hoger onderwijs het minst vertegenwoordigd zijn, zullen waarschijnlijk minder over toereikende basisvaardigheden (lezen, schrijven, rekenen en digitale vaardigheden) beschikken, minder ervaring hebben met zelfstandig leren en een minder goed idee hebben van wat hoger onderwijs inhoudt. Stelselmatige samenwerking tussen instellingen voor hoger onderwijs, scholen en aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding is nodig om leerlingen voor te bereiden en te begeleiden op basis van hun talenten en niet op basis van hun achtergrond, en om flexibele overstapmogelijkheden aan te bieden tussen de verschillende soorten onderwijs en opleiding. Goede loopbaanbegeleiding en begeleiding door mentoren zijn van het grootste belang.
Inclusiever hoger onderwijs vereist de juiste omstandigheden waarin leerlingen met verschillende achtergronden succesvol kunnen zijn. Dit gaat verder dan alleen financiële ondersteuning van achterstandsgroepen, ook al is dat wel van groot belang voor leerlingen uit lage-inkomensgroepen. Om een succesvolle afsluiting van de studies te bevorderen, moeten de aanbieders van hoger onderwijs de manier van lesgeven en evalueren vanuit een holistisch oogpunt bekijken en maatregelen invoeren om studenten te begeleiden en academische en niet-academische steun aan te bieden 22 . Campussen van instellingen voor hoger onderwijs moeten voor alle studenten veilig zijn en vrij zijn van gendergeweld en -discriminatie. Vroegtijdige signalering van problemen is cruciaal voor een goed inzicht in de ondersteuning die studenten nodig hebben. Flexibele studiemogelijkheden (parttime of online) en een ruimere erkenning van eerdere leerervaringen zijn ook nodig om het hoger onderwijs toegankelijker te maken, met name voor volwassen lerenden. Strategieën voor de ondersteuning van leerlingen uit een achterstandssituatie bij de toegang tot en het succesvol doorlopen van het hoger onderwijs zijn een veelbelovende manier om deze doelstellingen te bereiken.
Het doorbreken van barrières tussen het hoger onderwijs en de rest van de samenleving kan studenten helpen hun sociale en burgerschapscompetenties 23 te ontwikkelen. Sommige instellingen profileren zich als 'maatschappelijk betrokken universiteiten' door lokale, regionale en maatschappelijke vraagstukken in onderwijsprogramma's te verwerken, de lokale gemeenschap bij onderwijs- en onderzoeksprojecten te betrekken, volwasseneneducatie aan te bieden en banden met lokale gemeenschappen op te bouwen. Goed georganiseerd vrijwilligers- en gemeenschapswerk kan een bijzonder effectieve manier zijn om studenten te helpen bij de ontwikkeling van ruimere praktische ervaring en vaardigheden. Instellingen voor hoger onderwijs moeten betrokken zijn bij de ontwikkeling van de steden en regio's waarin ze zijn gevestigd, hetzij door bij te dragen aan ontwikkelingsstrategieën, samenwerking met bedrijven, de overheid en vrijwilligersorganisaties, hetzij door het ondersteunen van de publieke dialoog over maatschappelijke vraagstukken. Activiteiten buiten de academische gemeenschap in de lokale taal moeten worden gestimuleerd en beloond, ook als onderdeel van de loopbaanontwikkeling.
De Commissie zal:
6.steun van Erasmus+ inzetten om de instellingen voor hoger onderwijs te helpen bij de ontwikkeling en uitvoering van geïntegreerde institutionele strategieën voor integratie, gendergelijkheid en studiesucces van bij de toelating tot aan het afstuderen, onder meer door samenwerking met scholen en de aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding;
7.het ontwikkelen en uittesten van flexibel en modulair opgezette programma's bevorderen, om de toegang tot hoger onderwijs te ondersteunen door specifieke prioriteiten voor strategische samenwerkingsverbanden in het kader van Erasmus+;
8.steun verlenen aan instellingen voor hoger onderwijs die studenten ECTS-punten voor vrijwillige en maatschappelijke activiteiten willen toekennen op basis van bestaande positieve voorbeelden;
9.de erkenning van kwalificaties van vluchtelingen ondersteunen om hun toegang tot het hoger onderwijs te vergemakkelijken. De activiteiten zullen voortbouwen op een reeds bestaand project in het kader van Erasmus+, dat niet alleen praktische richtsnoeren aanbiedt, maar ook peer-counselling tussen NARIC's 24 en belanghebbenden omvat, evenals e-learningmodules, zodat zij een aanvulling zullen vormen op het instrument voor het opstellen van een vaardigheidsprofiel voor onderdanen van derde landen.
2.3 Ervoor zorgen dat instellingen voor hoger onderwijs bijdragen aan innovatie
Veel instellingen voor hoger onderwijs ontwikkelen nieuwe oplossingen voor economische, maatschappelijke en milieuproblemen. Het is geen eenvoudige opgave om ervoor te zorgen dat deze inspanningen hun doel treffen en zowel uitdagingen op korte als op lange termijn aanpakken. Innovatie is de belangrijkste motor van economische groei. Onderzoeksinstituten, onderzoeksintensieve universiteiten en universiteiten voor toegepaste wetenschappen dragen op uiteenlopende en onderling verweven manieren bij aan innovatie, zowel binnen de geografische grenzen als grensoverschrijdend. Het hoger onderwijs zal haar bijdrage tot innovatie alleen maar kunnen vergroten als actie wordt ondernomen met betrekking tot alle activiteiten van de instellingen voor hoger onderwijs: onderwijs, onderzoek en maatschappelijke betrokkenheid. Instellingen moeten een naar buiten gerichte cultuur van innovatie en ondernemerschap ontwikkelen.
Nieuwe ideeën en ontdekkingen komen voort uit menselijke nieuwsgierigheid, creativiteit en zin voor initiatief. Alle vormen van hoger onderwijs moeten ernaar streven om studenten toe te rusten met het vermogen om nieuwe concepten te begrijpen, kritisch en creatief te denken en ondernemingszin aan de dag te leggen bij de ontwikkeling en toepassing van nieuwe ideeën. Hoogwaardige postdoctorale en doctoraatsopleidingen zijn van het grootste belang. Zij produceren onderzoekers, ontwikkelaars en 'innovatiemanagers' die de aanzet geven tot wetenschappelijke ontdekkingen en de bevordering en acceptatie van nieuwe ideeën. In vergelijking met de VS en Japan werken in de EU te weinig doctors buiten de academische wereld. Instellingen voor hoger onderwijs moeten dit juist bevorderen door in doctoraatsprogramma's meer aandacht te schenken aan de toepassing van kennis en contacten met toekomstige werkgevers.
Ook moeten instellingen voor hoger onderwijs een grotere rol spelen bij de lokale en regionale ontwikkeling. De investeringen van de EU in regionale ontwikkeling door innovatie gaan uit van het beginsel van slimme specialisatie, waarbij regionale investeringen en inspanningen zich toespitsen op innovatie in sectoren met veel groeipotentieel. Instellingen voor hoger onderwijs kunnen meer doen om contacten tussen wetenschappers, ondernemers en overheden te bevorderen, om hun onderwijsaanbod af te stemmen op de behoeften die in strategieën voor slimme specialisatie naar voren zijn gekomen, om innovatiekansen in voorrangssectoren te benutten en om het lokale bedrijfsleven en andere organisaties te helpen inzicht te krijgen in nieuwe manieren van denken en deze toe te passen. De inspanningen op dit gebied moeten deel uitmaken van een bredere cultuuromslag, waarbij instellingen voor hoger onderwijs veranderen in 'ondernemingsgerichte actoren'. Het door de EU gesteunde instrument HEInnovate 25 helpt om van innovatie en ondernemerschap een essentieel onderdeel van de algemene institutionele strategie te maken. De Excellentiekeur biedt bijkomende mogelijkheden voor investeringen in onderzoek en innovatie 26 .
De innovaties van morgen hangen af van het onderzoek van vandaag en van het creatieve talent om de resultaten te benutten. Overheden en stelsels voor hoger onderwijs moeten intelligent investeren om op terreinen waarop zij nu goed presteren te komen tot grensverleggend onderzoek. Internationale samenwerking en mobiliteit zijn belangrijke voorwaarden voor het bereiken van topkwaliteit in onderzoek. Zij vormen daarom een belangrijk aspect van het Horizon 2020-programma. Maar de EU kan meer doen om kenniscentra in meer delen van Europa te versterken en om de omzetting van wetenschappelijke vooruitgang in vermarktbare innovatie te bevorderen.
De Commissie zal:
10.het model van de regionale innovatieregeling van het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT RIS) uitbreiden en het EIT-merk 27 aan meer universiteiten en regio’s toekennen, teneinde de ontwikkeling van ondernemerschap en innovatieve vaardigheden te versterken en promovendi en afgestudeerden beter voor te bereiden op werken in innoverende bedrijven;
11.het verder ontwikkelen en testen van onderwijsmethoden voor creativiteit en innovatie in het hoger onderwijs ondersteunen, waarbij wordt voortgebouwd op de gezamenlijke werkzaamheden van de OESO en de Europese Commissie 28 op het gebied van onderwijs;
12.het project hoger onderwijs voor slimme specialisatie 29 verder uitrollen, advies verlenen aan overheidsdiensten over de manier waarop instellingen voor hoger onderwijs en eventueel ook kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG’s) van het EIT kunnen worden betrokken bij de uitwerking en uitvoering van strategieën voor slimme specialisatie;
13.in het kader van de Marie Skłodowska-Curie-acties mogelijkheden ontwikkelen om de kloof tussen lidstaten en regio's op het gebied van onderzoek en innovatie te verkleinen en iets te doen aan de hersenvlucht uit minder ontwikkelde regio's;
14.de steun van de EU aan samenwerking tussen universiteiten en het bedrijfsleven intensiveren en het tweejaarlijkse University Business Forum laten uitgroeien tot een centraal podium voor uitwisselingen over instellingen voor hoger onderwijs en regionale ontwikkeling op Europees niveau, alsook de totstandkoming van regionale en nationale fora van universiteiten en bedrijven in heel Europa bevorderen.
2.4. Effectieve en efficiënte stelsels voor hoger onderwijs ondersteunen
Om ervoor te zorgen dat instellingen en stelsels voor hoger onderwijs kunnen leveren wat Europa nodig heeft, zijn er niet alleen voldoende mensen en financiële middelen, maar ook passende stimuleringsmaatregelen en beloningen nodig. Overheden zijn in de meeste lidstaten van de EU nog steeds de belangrijkste financiers van het hoger onderwijs en spelen in alle gevallen een cruciale rol bij het vaststellen van stimulansen, doelstellingen en kwaliteitsnormen voor het hoger onderwijs in het algemeen.
Wordt het hoger onderwijs gevraagd meer te doen, dan is het voor overheden en instellingen voor hoger onderwijs lastiger om te bepalen hoe zo gericht en evenwichtig mogelijk kan worden geïnvesteerd. Een van de vragen die zich stellen, is of er meer privaat geld kan en moet worden gebruikt voor de bekostiging van het hoger onderwijs. Een tweede vraag is hoe financieringsstelsels zodanig kunnen worden opgezet dat het hoger onderwijs wordt gestimuleerd om datgene te leveren wat de samenleving nodig heeft en dat er een evenwicht wordt gevonden tussen de doelstellingen van effectiviteit, eerlijkheid en efficiëntie. Veel lidstaten experimenteren met vormen van prestatiegebonden financiering en overeenkomsten met instellingen waarin wordt vastgelegd welke doelen deze instelling moet bereiken in ruil voor financiering door de overheid. Hoewel de eerste resultaten hiervan veelbelovend zijn, is het toch een uitdaging om voldoende brede indicatoren te ontwikkelen waarmee vooruitgang kan worden gemeten.
Naast structurele maatregelen in het financieringssysteem als geheel voeren sommige landen gerichte stimuleringsmaatregelen in om specifieke aspecten van het hoger onderwijs te verbeteren. Om het prestige en de beloningen die bij goed onderwijs horen te verbeteren, hebben sommige lidstaten nieuwe vormen van leerkrachtenbeurzen en kaders voor uitmuntend onderwijs ingevoerd. Andere initiatieven zijn gericht op de versterking van de relatie tussen onderwijs en onderzoek door een betere integratie van kwaliteitskaders en financieringssystemen 30 . Financieringsinitiatieven zijn ook gebruikt om banden tussen instellingen voor hoger onderwijs en externe partners te ontwikkelen, op onderzoek gebaseerd onderwijs te bevorderen, interdisciplinair onderwijs en onderzoek te ondersteunen en praktische innovatie in de collegezaal te brengen.
Omdat instellingen voor hoger onderwijs opereren in een door de overheid vastgesteld kader (financiering, accreditatie, kwaliteitsborging) heeft de toewijzing van middelen en de ontwikkeling van stimuleringsmaatregelen binnen instellingen een grote impact. Goed institutioneel leiderschap en effectieve interne samenwerking en middelenbeheer zijn nog veel belangrijker wanneer het takenpakket van instellingen groter wordt en er meer nadruk wordt gelegd op het meten en aantonen van prestaties.
De Commissie zal:
15.in samenwerking met de OESO onderzoek doen naar regelingen voor financiering, stimulering en beloning in stelsels voor hoger onderwijs en voortbouwen op het programma van wederzijdse ondersteuning voor EU-lidstaten voor goed opgezette stimuleringsmaatregelen en financiering in het hoger onderwijs;
16.waarborgen dat onderzoekers worden gestimuleerd om ook onderwijstaken te verrichten en/of daarvoor te worden opgeleid, als integraal onderdeel van de Marie Skłodowska-Curie-acties.
3. STROOMLIJNEN VAN DE EU-ONDERSTEUNING VOOR HET HOGER ONDERWIJS
Om vooruitgang te boeken, moeten de activiteiten en de financiering van de EU beter worden gecoördineerd ...
De hier geschetste prioriteiten geven aan in welke mate de taken van het hoger onderwijs op het gebied van onderwijs, onderzoek, maatschappij en innovatie — de vier elementen van de kennishelix — verbonden zijn 31 . Stelsels voor hoger onderwijs kunnen alleen effectief werken als deze verwevenheid wordt erkend en versterkt in de strategieën van de individuele instellingen voor hoger onderwijs, in nationaal en regionaal beleid voor hoger onderwijs en in de activiteiten van de EU.
... om beleidsontwikkeling en praktijk op feiten te kunnen baseren
Door de resultaten van het beleid, de stelsels en de individuele instellingen voor hoger onderwijs op een vergelijkbare manier te meten, draagt de EU ertoe bij om inzicht te verwerven in wat werkt. Deze informatie kan vervolgens worden gebruikt als basis voor discussies binnen de nationale stelsels en instellingen en als uitgangspunt voor het zoeken naar betere oplossingen voor problemen.
Om de verzamelde informatie over het hoger onderwijs te consolideren en te verbeteren, zal de Commissie:
17.synergieën tussen de informatie-instrumenten van de EU optimaliseren door het instellen van een kenniscentrum voor hoger onderwijs. Door het Europees Register voor Tertiair Onderwijs (ETER) 32 , U-Multirank 33 en de voorgestelde proeffase van het volgsysteem voor afgestudeerden hierin op te nemen, zullen de kwaliteit, de vergelijkbaarheid, de verzameling van de gegevens en de indicatoren verbeteren en kunnen er lessen worden getrokken uit de ervaring met de informatie-instrumenten voor het hoger onderwijs in de EU die reeds in gebruik zijn genomen;
18.het Eurydice-netwerk en de samenwerking van de Commissie met de OESO en haar lidstaten op het gebied van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie versterken om dubbel werk te voorkomen en te profiteren van gezamenlijke inspanningen.
... en beschikbare middelen te gebruiken om strategisch te investeren in hoger onderwijs
Naast financiering door Erasmus+ zijn ook veel middelen van de Europese structuur- en investeringsfondsen toegewezen aan het hoger onderwijs in veel delen van de EU, met name in minder ontwikkelde regio’s 34 . Het HESS-project 35 vormt een belangrijk onderdeel van de strategie van de Commissie om de instellingen voor hoger onderwijs te helpen optimaal gebruik te maken van deze middelen door hun impact op de regionale economie en innovatiecapaciteit te vergroten. Het Europees fonds voor strategische investeringen (EFSI) wordt nu ook gebruikt om private investeringen aan te trekken voor specifieke activiteiten in het hoger onderwijs die goede vooruitzichten bieden op financieel rendement, maar niet interessant genoeg zijn voor traditionele kredietverstrekkers uit de private sector.
... en internationale samenwerking, uitwisselingen en mobiliteit te bevorderen om de kwaliteit een impuls te geven
De acties van de Commissie zijn bedoeld om goede praktijken te waarborgen en te zorgen dat de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie in Europa en daarbuiten zo breed mogelijk worden gedeeld en toegepast. Dit internationale verkeer van ideeën wordt gestimuleerd door samenwerking tussen studenten, onderzoekers, personeel, instellingen en overheden, door de fysieke mobiliteit van personen en door steun voor 'internationalisering in eigen huis' binnen Europese instellingen voor hoger onderwijs. Dit helpt op zijn beurt instellingen om zich meer voor de wereld open te stellen en draagt ertoe bij dat de hersenvlucht een halt wordt toegeroepen.
Hoger onderwijs en onderzoeksprogramma's in de EU richten zich steeds meer op internationale samenwerking om tegemoet te komen aan het scala van expertise dat nodig is om complexe wereldwijde uitdagingen op te lossen. De Commissie werkt verder aan de vereenvoudiging van mobiliteit van studenten en personeel door ervoor te zorgen dat de lidstaten voldoen aan de herschikte richtlijn betreffende studenten en onderzoekers 36 en door de elektronische uitwisseling van gegevens tussen Europese instellingen voor hoger onderwijs en mobiele studenten en personeel te bevorderen. Met het oog op de ministeriële conferentie in het kader van het Bolognaproces van 2018 zal de Commissie de lidstaten van de EU ook uitnodigen om de koers van de toekomstige samenwerking in de Europese ruimte voor hoger onderwijs te bespreken.
Nu de Commissie zich voorbereidt op de volgende meerjarenbegroting van de EU zal zij zich samen met de lidstaten buigen over de toekomst van de gezamenlijke streefdoelen van de EU op het gebied van onderwijs, onderzoek en innovatie en trachten de samenwerking op deze gebieden te versterken, zodat de doelstellingen uit deze mededeling kunnen worden verwezenlijkt.
De Commissie zal:
19.de mobiliteit van studenten vereenvoudigen door voort te bouwen op bestaande Erasmus+-projecten 37 voor de elektronische uitwisseling van gegevens over studenten en de haalbaarheid van elektronische identificatiesystemen voor studenten onderzoeken met het oog op grensoverschrijdende toegang tot diensten en gegevens voor studenten;
20.in het kader van de tussentijdse evaluatie van Erasmus+ met lidstaten en belanghebbenden in gesprek gaan over efficiënte ondersteuning van studenten, personeel, instellingen en stelsels voor hoger onderwijs.
4. CONCLUSIES EN VOLGENDE STAPPEN
Voor de uitvoering van deze nieuwe agenda moeten de belanghebbenden binnen en buiten het hoger onderwijs met elkaar samenwerken. De Commissie zal een dialoog opstarten over de uitvoering van deze acties en samen met de betrokken partijen en de lidstaten, het Europees Parlement, het Comité van de Regio's, het Economisch en Sociaal Comité en de Europese Investeringsbankgroep werk maken van deze agenda, die zal worden afgestemd op de prioriteiten in de huidige en toekomstige financieringsprogramma's van de EU.
Deze hernieuwde agenda voor hoger onderwijs maakt deel uit van de bredere strategie van de Commissie om jongeren te steunen en de Europese pijler van sociale rechten te versterken. In aanvulling op de Mededeling over de ontwikkeling van scholen en uitstekend onderwijs en het Europees Solidariteitskorps erkent de Commissie de vitale rol van het hoger onderwijs bij het leggen van de fundamenten voor welvarende, inclusieve en democratische samenlevingen. Bij de verwezenlijking van deze agenda is dit het uiteindelijke doel dat de Commissie, de lidstaten en alle betrokken partijen voor ogen moeten houden.
(1)
COM(2017) 2025 definitief.
(2)
COM(2016) 940 definitief.
(3)
COM(2016) 381 definitief .
(4)
COM(2017) 250 definitief.
(5)
https://ec.europa.eu/commission/publications/reflection-paper-harnessing-globalisation_nl
(6)
Aangekondigd in COM(2016) 941 definitief.
(7)
COM(2011) 567 definitief .
(8)
Zie Bijlage II van het Werkdocument van de diensten van de Commissie bij de Nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa.
(9)
Zie begeleidend Werkdocument van de diensten van de Commissie.
(10)
Zie Skill shortage and surplus occupations in Europe (CEDEFOP, 2016). In dit document staat dat de top vijf van de beroepen waarvoor er in de EU een tekort is aan vaardigheden wordt ingenomen door ICT-professionals; artsen; wetenschappers, technologen, ingenieurs en wiskundigen (de STEM-wetenschappen); verpleegkundigen en verloskundigen; en verplegers. De situatie verschilt naargelang de regio.
(11)
Zie COM(2017) 228.
(12)
(DigComp): https://ec.europa.eu/jrc/en/digcomp
(13)
Opleidingen van korte duur (EKK 5).
(14)
https://ec.europa.eu/jrc/en/open-education
(15)
Hierbij wordt meestal gebruik gemaakt van een combinatie van online leren en contactonderwijs.
(16)
Op basis van gegevens over de lerenden en hun situatie worden de leerbehoeften van studenten in kaart gebracht.
(17)
Open wetenschap is een beweging die wetenschappelijk onderzoek en wetenschappelijke gegevens voor iedereen toegankelijk wil maken.
(18)
Hierbij zal het gaan om afgestudeerden van het hoger onderwijs en beroepsonderwijs en -opleidingen (BOO), alsook degenen die een opleiding zonder diploma verlaten.
(19)
Voortbouwend op reeds bestaande EU-projecten, waaronder de EU-coalitie voor STEM . De ontwikkeling van STEM naar STEAM weerspiegelt het feit dat in het hoger onderwijs wordt erkend dat interdisciplinaire benaderingen aan belang winnen. De interactie tussen STEM-wetenschappen en kunst en design leidt tot inhoudelijke innovatie en creativiteit.
(20)
Zie COM(2017) 228. Een voorbeeld hiervan is het door Horizon 2020 gesteunde proefproject 'Digital Opportunity'.
(21)
In overeenstemming met duurzameontwikkelingsdoelstelling 4 van de VN inzake inclusief en hoogwaardig onderwijs voor iedereen.
(22)
Hiertoe behoren ook opleidingen die leerkrachten leren omgaan met diversiteit in hun klassen.
(23)
Zoals vastgesteld in het Europees kader voor sleutelcompetenties.
(24)
Nationale informatiecentra voor academische erkenning van diploma's (National Academic Recognition Information Centres, NARIC).
(25)
https://heinnovate.eu
(26)
De Excellentiekeur is een kwaliteitslabel van de Europese Commissie dat wordt toegekend aan uitstekende projectvoorstellen op het gebied van onderzoek en innovatie die in het kader van Horizon 2020 zijn ingediend en een positieve beoordeling kregen, maar die vanwege de beperkte middelen toch niet konden worden gefinancierd (https://ec.europa.eu/research/soe/index.cfm?pg=opportunities_msca).
(27)
https://eit.europa.eu/activities/education/eit-label
(28)
Het CREASSESS-project.
(29)
http://s3platform.jrc.ec.europa.eu/hess
(30)
Sommige financieringsstelsels voor onderzoek hanteren het gebruik van onderzoek in het onderwijs als selectiecriterium.
(31)
Zie de beschrijving van de vierledige helix in het bijgevoegde werkdocument van de diensten van de Commissie.
(32)
https://ec.europa.eu/education/resources/european-tertiary-education-register_nl .
(33)
http://www.umultirank.org/#!/home?trackType=home .
(34)
Voor de periode tot 2020 is bijna 13 miljard euro uit de structuur- en investeringsfondsen uitgetrokken voor hoger onderwijs en openbare onderzoeksinfrastructuur.
(35)
Hoger onderwijs voor slimme specialisatie.
(36)
Richtlijn (EU) 2016/801
(37)
https://www.erasmuswithoutpaper.eu/ , http://europeanstudentcard.eu/ , http://www.emrex.eu