Artikelen bij COM(2017)365 - Geconsolideerde jaarrekening van de EU 2016 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2017)365 - Geconsolideerde jaarrekening van de EU 2016. |
---|---|
document | COM(2017)365 |
datum | 26 juni 2017 |
Brussel, XXX
[...](2017) XXX draft
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE
GECONSOLIDEERDE JAARREKENING VAN DE EUROPESE UNIE 2016
INHOUD
VOORWOORD
POLITIEK KADER VAN DE EUROPESE UNIE, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING
NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
BALANS BALANS
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
KASSTROOMOVERZICHT KASSTROOMOVERZICHT
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN
FINANCIËLE STATEN - BESPREKING EN ANALYSE
VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST
VOORWOORD
Het is mij een genoegen de jaarrekening 2016 van de Europese Unie voor te stellen. Deze rekening geeft een compleet overzicht van de financiën van de EU voor 2016 — dit omvat informatie over de financiële situatie van de Unie, de manier waarop de begroting voor het jaar werd uitgevoerd, de voorwaardelijke verplichtingen, alsmede de financiële vastleggingen en verplichtingen die de Unie is aangegaan. Conform het meerjarige karakter van de activiteiten van de Unie gaat de rekening vergezeld van toelichtingen bij de financiële kerngegevens en de ontwikkeling ervan. 2016 was voor de Europese Unie een jaar van resultaten, maar ook van uitdagingen. De focus van de EU-begroting lag op de versterking van de economie, de stimulering van werkgelegenheid en groei en investeringen in onderzoek. Er was beterschap voor de Europese economie en de arbeidsmarkt, en de werkloosheid in de EU verminderde. |
Minder dan anderhalf jaar na de lancering heeft het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), het sluitstuk van het investeringsplan voor Europa, al tastbare resultaten opgeleverd. Het fonds is in alle 28 lidstaten actief om het economisch herstel aan te zwengelen en had medio mei 2017 al ruim 190 miljard EUR aan investeringen losgemaakt, wat meer dan de helft is van de doelstelling van 315 miljard EUR voor medio 2018. Eind 2016 was het garantiefonds dat de EFSI-verrichtingen van de EIB-groep dekt, voorzien van middelen uit de EU-begroting en voor in 1 miljard EUR opgenomen in deze jaarrekening.
De werkgelegenheid, groei en investeringen stimuleren blijft de belangrijkste prioriteit van de EU-begroting. De Commissie blijft zich beijveren om het economische herstel in de EU te versterken en te investeren in de jeugd en werkzoekenden, alsook in startende ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). Een goed voorbeeld is de leninggarantiefaciliteit in het kader van het COSME-programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen, die ook in 2016 zeer succesvol is gebleken, mede dankzij de aanvullende risicodragende capaciteit van het EFSI. Eind 2016 hadden reeds ruim 143 000 kleine en middelgrote ondernemingen in 21 landen financiering ten belope van meer dan 5,5 miljard EUR gekregen met steun van het COSME-programma.
Het programma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020 is cruciaal voor het tot stand brengen van een op kennis gebaseerde economie en maatschappij in de EU. Het heeft 49 000 deelnames opgeleverd en er zijn voor in totaal 20,5 miljard EUR subsidieovereenkomsten ondertekend. Ruim 21 % van alle deelnames betreft kleine of middelgrote ondernemingen. De uitbreiding van de Horizon 2020-activiteiten weerspiegelt zich in een bijna 40% hogere waardering van de garantie-instrumenten voor Horizon 2020 in vergelijking met de jaarrekening van vorig jaar.
Met de Aankondiging inzake de initiële diensten is het Galileo-programma, dat Europa zijn eigen wereldomspannende satellietnavigatiesysteem verschaft, in 2016 na de ontplooiingsfase nu de exploitatiefase binnengetreden. De operationele Galileosatellieten en de grondinfrastructuur zijn in deze jaarrekening per eind 2016 gewaardeerd op 2 miljard EUR. Projecten uitgevoerd in het kader van Horizon 2020 hebben de ontwikkeling van nieuwe Galileo-toepassingen gestimuleerd. Deze projecten hebben al geleid tot 13 innovaties die op de markt werden gebracht, 5 octrooien, 34 geavanceerde prototypes, twee gecommercialiseerde producten en 223 gepubliceerde wetenschappelijke artikelen. Het wereldwijde markt van satellietnavigatiesystemen zal naar verwachting groeien van 5,8 miljard apparaten in gebruik in 2017 tot naar schatting 8 miljard in 2020.
De Connecting Europe Facility (CEF), die tot doel heeft de toegang tot financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken, heeft bijgedragen aan de realisatie van de Brenner Base Rail-tunnel, die met zijn 64 km de langste hogecapaciteitsspoortunnel ter wereld zal zijn. Het CEF-schuldinstrument in de jaarrekening biedt risicodeling aan ten behoeve van financiering in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van projectobligaties.
In 2016 heeft Europa nieuwe uitdagingen als gevolg van de veranderende geopolitieke situatie verder beantwoord. De EU-begroting heeft de lidstaten gesteund om migratiestromen doelmatig te beheren, de diepere oorzaken van migratie aan te pakken en het Schengengebied te beschermen. De uitvoering van de nationale programma’s van de lidstaten in het kader van het Fonds voor asiel, migratie en integratie en het Fonds voor interne veiligheid kwam in 2016 in een hogere versnelling.
De Commissie richtte ook de Faciliteit voor vluchtelingen in Turkije op, die op 17 februari 2016 operationeel is geworden en waarvoor 630 miljoen EUR aan in 2016 geïnde bijdragen van de lidstaten in de jaarrekening is opgenomen. Samen met andere initiatieven heeft dit de Commissie in staat gesteld een vernieuwend programma, het sociale vangnet voor noodgevallen genaamd, te lanceren om tot één miljoen van de meest kwetsbare vluchtelingen in Turkije periodiek de beschikking te geven over cash. Dit illustreert hoe steun uit de EU-begroting in toenemende mate wordt gebruikt als efficiënte en effectieve manier om hulp te verlenen aan personen in noodsituaties.
In juni 2016 heeft de Commissie in het kader van de Europese migratieagenda een nieuw partnerschapskader met derde landen voorgesteld. Het gaat om een Europese benadering om de samenwerking met landen van herkomst, doorreis of bestemming van de migratiestromen te verdiepen. Zij wordt ondersteund door het merendeel van de „Europa als wereldspeler”-programma’s van de begroting, en ook door de betrokken EU-trustfondsen, in het bijzonder het trustfonds voor Syrië, dat is opgenomen in de jaarrekening. Adequate financiering voor het partnerschapskader is essentieel om intensiever te kunnen samenwerken met de prioritaire partnerlanden en de inspanningen op de migratieroute van het centrale Middellandse Zeegebied voort te zetten.
Andere wereldwijde uitdagingen, zoals de aanpak van de klimaatverandering, behielden hun prioritaire status in de EU-begroting. In 2016 werd de totale bijdrage om het klimaat in alle beleidsdomeinen te integreren geraamd op 20,9 %, wat in lijn was met de doelstelling voor het huidige MFK 2014-2020.
Vanuit begrotingsoogpunt blijven de Europese structuur- en investeringsfondsen en het gemeenschappelijk landbouwbeleid de grootste investeringsposten van de EU. De EU-begroting spendeerde in 2016 57,4 miljard EUR aan landbouw en plattelandsontwikkeling en, ondanks aanvankelijke vertragingen bij het opstarten en de tenuitvoerlegging van het huidige MFK, 37,8 miljard euro aan economische, sociale en territoriale samenhang.
De Commissie heeft een debat op gang gebracht over de toekomst en prioriteiten van de EU met 27 lidstaten. Wij zullen samen blijven werken aan een toekomst met meer welvaart, concurrentievermogen en veiligheid.
Günther H. Oettinger
Commissaris voor Begroting en Personeelszaken, Europese Commissie
POLITIEK KADER VAN DE EUROPESE UNIE, GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING
De Europese Unie (EU) is een Unie waaraan de 28 1 deelnemende Europese landen (de lidstaten) bevoegdheden verlenen om hun gemeenschappelijke doelstellingen te verwezenlijken. De waarden waarop de Unie berust, zijn eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, gelijkheid, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, waaronder de rechten van personen die tot minderheden behoren. Deze waarden hebben de lidstaten gemeen in een samenleving die wordt gekenmerkt door pluralisme, non-discriminatie, verdraagzaamheid, rechtvaardigheid, solidariteit en gelijkheid van vrouwen en mannen.
1.POLITIEK KADER
EU-Verdragen | De overkoepelende doelstellingen en beginselen van de Unie en de Europese instellingen zijn vastgelegd in de Verdragen. De Unie en de EU-instellingen mogen alleen optreden binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de Verdragen zo om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken en moet dit doen in overeenstemming met de beginselen 2 van subsidiariteit en evenredigheid. |
Om haar doelstellingen te verwezenlijken en haar beleid uit te voeren, voorziet de Unie zich van de nodige financiële middelen. De Commissie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de doelstellingen in samenwerking met de lidstaten en in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer. |
De EU streeft de doelstellingen die worden genoemd in het Verdrag na met behulp van een aantal instrumenten, waaronder de begroting van de EU. Andere zijn bijvoorbeeld het voorstellen van wetgevingshandelingen of het uitvoeren van beleidsstrategieën.
De Europa 2020 -strategie | De Europa 2020-strategie, in 2010 overeengekomen door de staatshoofden en regeringsleiders van de EU-lidstaten, is een strategisch tienjarenplan voor groei en werkgelegenheid op EU-niveau 3 . De strategie omvat drie elkaar versterkende prioriteiten – slimme, duurzame en inclusieve groei – en vijf kerndoelen voor de EU. Het welslagen ervan hangt af van de collectieve inzet van alle actoren van de Unie. |
De EU-begroting is slechts een van de hefbomen van de EU die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van Europa 2020. Een breed scala aan acties wordt ondernomen op nationaal, EU- en internationaal niveau opdat de Europa 2020-strategie tastbare resultaten zou voortbrengen. |
Politieke prioriteiten van de Commissie | De politieke prioriteiten zijn vastgelegd in de politieke richtsnoeren van de voorzitter van de Commissie, die een routekaart vormen voor het optreden van de Commissie en volledig consistent en verenigbaar zijn met de Europa 2020-groeistrategie voor de lange termijn. |
10 PRIORITEITEN | |||
een nieuwe impuls voor banen, groei en investeringen | een redelijke en evenwichtige vrijhandelsovereenkomst met de Verenigde Staten | ||
een connectieve digitale eengemaakte markt | een ruimte van justitie en grondrechten op basis van wederzijds vertrouwen | ||
een veerkrachtige energie-unie en een toekomstgericht klimaatveranderingsbeleid | naar een nieuw beleid op het gebied van migratie | ||
een diepere en eerlijkere interne markt met een sterkere industriële basis | een krachtiger rol op het wereldtoneel | ||
een diepere en billijkere economische en monetaire unie (EMU) | een Unie van democratische verandering |
Het door de EU-begroting ondersteunde beleid wordt ten uitvoer gelegd in overeenstemming met het meerjarig financieel kader (MFK).
Het MFK | Het MFK vertaalt de politieke prioriteiten van de EU in financiële middelen voor ten minste 5 jaar. Het bepaalt de jaarlijkse maximumbedragen (plafonds) voor de EU-uitgaven in hun totaliteit en voor de belangrijkste uitgavencategorieën (rubrieken). De som van de maxima van alle rubrieken vormt het totale maximum van de vastleggingskredieten. |
Het MFK ondersteunt het optreden van de EU ter verwezenlijking van haar beleidsdoelstellingen, en dit over een periode die lang genoeg is om effectief te zijn en te zorgen voor een coherente langetermijnvisie voor de begunstigden en de medefinancierende nationale autoriteiten. Het MFK 2014-2020 en de constituerende programma’s, waarin de maximale begrotingsvastleggingen voor de periode zijn vastgesteld op 960 miljard EUR en de betalingen op 908 miljard EUR (prijzen van 2011), zijn ontworpen vanuit een sterk Europese logica en focussen op meerwaarde om bij te dragen tot de verwezenlijking van de gezamenlijk overeengekomen doelstellingen van de Europa 2020-strategie voor banen en groei. |
Het MFK wordt unaniem goedgekeurd om aan te tonen dat alle lidstaten achter de doelstellingen en de uitgaven staan. De EU-begroting financiert tal van beleidsmaatregelen en programma's in de hele EU. In overeenstemming met de prioriteiten die het Europees Parlement en de Raad in het MFK hebben vastgesteld, zorgt de Commissie voor de tenuitvoerlegging van de programma's, activiteiten en projecten. Binnen het belangrijke uitgavengebied van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) gaat de EU de juridische verbintenis aan deze acties uit te voeren door de goedkeuring van de operationele programma’s.
Interinstitutioneel Akkoord | Het MFK wordt aangevuld door het Interinstitutioneel Akkoord betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer 4 ; het betreft een politiek akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. Het doel van dit akkoord, |
dat in 2013 is aangenomen in overeenstemming met artikel 295 van het VWEU, is de begrotingsdiscipline toe te passen en het verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied te verbeteren en goed financieel beheer te waarborgen. | |
Jaarlijkse begroting | De jaarlijkse begroting wordt door de Commissie voorbereid en normaal gezien midden december aangenomen door het Europees Parlement en de Raad volgens de procedure van artikel 314 VWEU. Overeenkomstig het evenwichtsbeginsel moeten de totale ontvangsten gelijk zijn aan de totale uitgaven (betalingskredieten) voor een bepaald begrotingsjaar. |
De belangrijkste financieringsbron van de EU zijn ontvangsten uit eigen middelen, die worden aangevuld door andere inkomsten. Er zijn drie soorten eigen middelen: de traditionele eigen middelen (o.a. douanerechten en suikerheffingen), de eigen middelen gebaseerd op de belasting op de toegevoegde waarde (btw) en de middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni). De diverse ontvangsten als gevolg van de activiteiten van de EU (bv. mededingingsgeldboeten) bedragen gewoonlijk minder dan 10 % van de totale ontvangsten. Het totale bedrag van de ter financiering van de begroting vereiste eigen middelen wordt bepaald door van de totale uitgaven de overige ontvangsten af te trekken. Het totale bedrag aan eigen middelen mag niet meer bedragen dan 1,23 % van het totale bruto nationaal inkomen (bni) van de lidstaten.
De beleidsuitgaven van de EU bestrijken de verschillende rubrieken van het MFK en nemen verschillende vormen aan, afhankelijk van de wijze waarop de financiële middelen worden uitgekeerd en beheerd. De EU-begroting wordt uitgevoerd aan de hand van drie beheersvormen:
Gedeeld beheer: bij deze methode worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de uitgaven valt onder deze beheersvorm, bv. op gebieden als landbouwuitgaven en structurele maatregelen.
Direct beheer: in dit geval valt de begrotingsuitvoering rechtstreeks onder de verantwoordelijkheid van de diensten van de Commissie.
Indirect beheer: in dit geval vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht, zoals de EU-agentschappen, of aan internationale organisaties.
Financieel Reglement | Het Financieel Reglement (FR) van toepassing op de algemene begroting is een cruciaal onderdeel van het regelgevingskader van de EU-financiën waarin de financiële spelregels voor de EU zijn vastgelegd. Hij bepaalt de algemene regels voor de begroting van de EU. |
2.GOVERNANCE EN REKENING EN VERANTWOORDING IN DE EU
2.1.INSTITUTIONELE STRUCTUUR
De organisatiestructuur van de EU bestaat uit instellingen, agentschappen en andere EU-organen die vermeld staan in toelichting 9 van de toelichtingen bij de geconsolideerde financiële staten. Als het gaat om de verantwoordelijkheid voor het opstellen van beleid en het nemen van beslissingen, zijn de belangrijkste instellingen het Europees Parlement, de Europese Raad en de Commissie.
De Commissie is het uitvoerende orgaan van de Europese Unie en waakt over het algemeen belang. Zij doet dit door wetgeving voor te stellen, het EU-beleid ten uitvoer te leggen, erop toe te zien dat de Verdragen en de Europese wetgeving correct worden toegepast, de EU-begroting te beheren en de Unie naar buiten toe te vertegenwoordigen.
De interne werking van de Commissie is gebaseerd op een aantal hoofdbeginselen van goed bestuur: duidelijke taken en verantwoordelijkheden, een sterke inzet voor resultaten en naleving van het wettelijke kader, duidelijke verantwoordingsmechanismen, een hoogwaardig en inclusief regelgevingskader, openheid en transparantie, en hoge ethische normen.
2.2.DE GOVERNANCESTRUCTUUR VAN DE COMMISSIE
De Europese Commissie heeft een uniek governancesysteem, met een duidelijk onderscheid tussen politieke en administratieve toezichtsstructuren en duidelijk afgebakende verantwoordelijkheden en verplichtingen inzake financiële verantwoording. Het systeem is gebaseerd op de Verdragen en de structuur heeft zich aangepast aan een veranderende omgeving en om in overeenstemming te blijven met de goede werkmethoden zoals die zijn neergelegd in de relevante internationale normen 5 .
§Het College van commissarissen draagt collegiale politieke verantwoordelijkheid voor de werkzaamheden van de Commissie. De operationele uitvoering van de begroting wordt gedelegeerd aan de directeuren-generaal en diensthoofden, die bovenaan de administratieve structuur van de Commissie staan 6 .
§Het College delegeert de taken van financieel beheer aan de directeuren-generaal of diensthoofden, die zodoende gedelegeerd ordonnateur worden. Deze taken kunnen verder worden gedelegeerd aan directeuren, eenheidshoofden en anderen, die zodoende gesubdelegeerd ordonnateur worden. De verantwoordelijkheid van de ordonnateurs omvat het hele beheersproces, vanaf het vaststellen wat er moet worden gedaan om de beleidsdoelstellingen te realiseren die door de instelling zijn vastgelegd tot het beheren van de activiteiten die gestart zijn, zowel vanuit operationeel als budgettair standpunt.
Binnen de Commissie heerst er derhalve duidelijkheid omtrent de afbakening en de uitvoering van de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van financieel beheer. Deze gedecentraliseerde werkwijze met een duidelijke opzet heeft tot doel een bestuurscultuur te creëren die ambtenaren stimuleert verantwoordelijkheid te nemen voor activiteiten waarover zij de leiding hebben en hen de controle geeft over de activiteiten waarvoor zij verantwoordelijk zijn.
In het kader van de cyclus van strategische planning en programmering van de Commissie dient elke ordonnateur een „jaarlijks activiteitenverslag” over de activiteiten en de beleidsverwezenlijkingen en -resultaten van het jaar op te stellen waarin hij/zij verklaart dat de middelen zijn gebruikt overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer en dat hij/zij controleprocedures heeft ingesteld die de nodige garanties bieden betreffende de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen. Op Commissieniveau worden deze resultaten goedgekeurd en in geaggregeerde vorm gepubliceerd in het jaarlijks beheer- en prestatieverslag over de EU-begroting, dat aan het Europees Parlement en de Raad wordt toegezonden en het belangrijkste instrument is waarmee het College van commissarissen de politieke verantwoordelijkheid op zich neemt voor het begrotingsbeheer.
De rekenplichtige van de Commissie is op centraal niveau verantwoordelijk voor het beheer van de kasmiddelen en de terugvorderingsprocedures, stelt de boekhoudregels vast op basis van internationaal aanvaarde boekhoudnormen en -methodes voor de overheidssector, valideert de boekhoudsystemen en stelt de rekeningen van de Commissie en de geconsolideerde jaarrekening van de EU op. Daarnaast dient de rekenplichtige de jaarrekening af te tekenen en daarbij te verklaren dat die in alle materiële aspecten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstroom geeft. De rekenplichtige oefent zijn taak op onafhankelijke wijze uit en draagt een grote verantwoordelijkheid voor de financiële verslaglegging door de Commissie. De functie van intern controleur van de Commissie is eveneens centraal en onafhankelijk.
De rol van de bestuursraad in de corporate governance van de Commissie bestaat uit het uitoefenen van toezicht op en het verstrekken van strategische oriëntaties inzake belangrijke bestuurlijke aangelegenheden, zoals het beheer van de financiële en personele middelen. De raad wordt voorgezeten door de secretaris-generaal en brengt op gezette tijden de directeuren-generaal en de kabinetten bijeen die verantwoordelijk zijn voor begroting, personeelsbeheer en IT, om ervoor te zorgen dat de nodige organisatorische en technische structuren in de Commissie aanwezig zijn om de politieke prioriteiten van de voorzitter op efficiënte en effectieve manier te realiseren.
2.3.EEN SOLIDE PRESTATIEKADER
De inachtneming van solide prestatiekaders is van essentieel belang voor een krachtige focus op resultaten, een EU-meerwaarde en goed beheer van de EU-programma’s. Bij de uitvoering van de EU-begroting moet rekening worden gehouden met de diversiteit van de doelstellingen, alsmede met de complementariteit en mainstreaming van beleid en programma’s en met de cruciale rol van de lidstaten bij de uitvoering van de EU-begroting. De Commissie verplicht zich ertoe om met de EU-begroting betere resultaten voort te brengen in het belang van de burgers en de politieke prioriteiten te ondersteunen. Om ervoor te zorgen dat middelen aan de prioriteiten worden toegewezen en dat elke actie goede resultaten en een meerwaarde oplevert, is er het Commissie-initiatief voor een resultaatgerichte EU-begroting. Op basis van het prestatiekader 2014-2020 streeft het naar een beter evenwicht tussen naleving van de regels en resultaten. Prestatiekaders zijn in de lopende programmeringsperiode 2014-2020 opgenomen als nieuw verplicht element waarop de grotere resultaatgerichtheid steunt. Zij omvatten de vaststelling van duidelijke en meetbare doelstellingen, indicatoren en streefcijfers alsmede regelingen inzake toezicht, verslaglegging en evaluatie.
Het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting geeft een uitgebreid overzicht van de uitvoering, het beheer en de bescherming van de EU-begroting. Daarin wordt toegelicht hoe de politieke prioriteiten van de Europese Unie door de EU-begroting zijn ondersteund, welke resultaten met de EU-begroting zijn behaald en op welke wijze de Commissie de hoogste normen op het gebied van budgettair en financieel beheer heeft aangehouden.
2.4.FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
Het belangrijkste element van de financiële verslaglegging is het pakket geïntegreerde financiële rapportage (IFRP) van de EU, bestaande uit de geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie en andere verslagen bij de rekening, nl. het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting en het verslag over de follow-up van de kwijting. De IFRP verschaft het publiek jaarlijks een alomvattend beeld van de financiële en operationele situatie van de EU.
De geconsolideerde jaarrekening van de EU verstrekt financiële informatie over de activiteiten van de instellingen, agentschappen en andere organen van de EU gezien zowel vanuit het oogpunt van de boekhouding op transactiebasis als vanuit begrotingsoogpunt. Deze rekening omvat niet de jaarrekeningen van de lidstaten.
De geconsolideerde jaarrekening van de EU bestaat uit twee afzonderlijke, maar aan elkaar gekoppelde delen:
a) de geconsolideerde financiële staten, en
b) verslagen over de uitvoering van de begroting, waarin die begrotingsuitvoering in haar totaliteit wordt beschreven.
De geconsolideerde jaarrekening van de EU gaat bovendien vergezeld van een sectie “Financiële staten - bespreking en analyse”, waarin belangrijke veranderingen en trends in de financiële staten beknopt worden beschreven en aanzienlijke risico’s en onzekerheden waarmee de EU is geconfronteerd en die zij in de toekomst moet aanpakken, worden toegelicht.
Verslaglegging en rekening en verantwoording in de Commissie:
Pakket geïntegreerde financiële rapportage | Geconsolideerde jaarrekening van de EU Jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de begroting Verslag over de follow-up van de kwijting |
Andere verslagen | Algemeen verslag over de werkzaamheden van de EU De jaarlijkse activiteitenverslagen van de directoraten-generaal Verslag over het begrotings- en financieel beheer |
2.5.CONTROLES
Externe controle
De Europese Rekenkamer („de Rekenkamer”) is de externe controleur van de Europese instellingen (en organen). De Rekenkamer heeft als opdracht bij te dragen tot de verbetering van het financieel beheer van de EU, het afleggen van rekenschap en verantwoording en de transparantie te bevorderen, en op te treden als onafhankelijk hoedster van de financiële belangen van de burgers van de EU. De rol van de Rekenkamer als onafhankelijk extern controleur van de EU is na te gaan of de EU-middelen naar behoren zijn geboekt, of ze zijn geïnd en besteed in overeenstemming met de geldende regels en of ze kosteneffectief besteed zijn.
De jaarrekening en het beheer van de middelen van de EU worden gecontroleerd door de Rekenkamer, die als onderdeel van haar activiteiten het volgende opstelt voor het Europees Parlement en de Raad:
(1) een jaarverslag over de activiteiten die gefinancierd zijn uit de algemene begroting, met gedetailleerde opmerkingen bij de jaarrekening en de onderliggende verrichtingen;
(2) een oordeel, dat gebaseerd is op haar controles en in het jaarverslag gegeven wordt in de vorm van een betrouwbaarheidsverklaring over i) de betrouwbaarheid van de rekening en ii) de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen voor wat betreft de geïnde ontvangsten en de betalingen aan eindbegunstigden; en
(3) speciale verslagen over specifieke domeinen.
Kwijting
De laatste stap van een begrotingscyclus is de kwijting van de begroting voor een bepaald begrotingsjaar. Er wordt kwijting verleend aan de Commissie en alle andere instellingen en organen van de EU. De kwijting vormt het politieke aspect van de externe controle van de uitvoering van de begroting. Het is het besluit waarmee het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, de Commissie (en andere EU-organen) „ontslaat” van haar verantwoordelijkheid voor het beheer van een bepaalde begroting door aan te geven dat die begroting ophoudt te bestaan. Het Europees Parlement is de met kwijting belaste autoriteit binnen de EU. Dit betekent dat na de controle en de voltooiing van de jaarrekening de Raad een aanbeveling moet doen en het Europees Parlement kwijting moet verlenen aan de Commissie en andere EU-organen voor de uitvoering van de EU-begroting van het vorige begrotingsjaar. Dat besluit is gebaseerd op een onderzoek van de jaarrekening, het jaarlijks beheers- en prestatieverslag over de EU-begroting van de Commissie, het jaarverslag, de accountantsverklaring en de speciale verslagen van de Rekenkamer, en de antwoorden van de Commissie op vragen en verdere informatieverzoeken.
Deze kwijtingsprocedure kan drie resultaten opleveren: het verlenen, het uitstellen of het weigeren van de kwijting. De hoorzittingen waarbij commissarissen vragen moeten beantwoorden van de leden van de Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement betreffende de beleidsterreinen die onder hun verantwoordelijkheid vallen, maken deel uit van de jaarlijkse kwijtingsprocedure in het Europees Parlement. Het definitieve kwijtingsverslag, met daarin specifieke aanbevelingen aan de Commissie om maatregelen te nemen, wordt in plenaire zitting door het Europees Parlement aangenomen. De kwijtingsaanbevelingen van de Raad worden vastgesteld door de Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin). Het kwijtingsverslag van het Europees Parlement en de aanbevelingen tot kwijting van de Raad krijgen navolging in een jaarlijks verslag waarin de Commissie uiteenzet welke concrete maatregelen zij heeft genomen om de gedane aanbevelingen uit te voeren.
NOTA BIJ DE GECONSOLIDEERDE JAARREKENING
De geconsolideerde jaarrekening van de Europese Unie voor het jaar 2016 is opgesteld op basis van de inlichtingen die de instellingen en organen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie hebben verstrekt. Ik verklaar dat de jaarrekening is opgesteld overeenkomstig titel IX van dit Financieel Reglement en de in de toelichtingen bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.
Ik heb van de rekenplichtigen van deze instellingen en organen, die voor de betrouwbaarheid instaan, alle inlichtingen verkregen die nodig zijn voor het opstellen van de jaarrekening die een beeld van de activa en de passiva van de Europese Unie en de uitvoering van de begroting geeft.
Ik verklaar dat ik op basis van deze inlichtingen en op basis van de controles die ik noodzakelijk achtte om de jaarrekening van de Europese Commissie te kunnen aftekenen, redelijke zekerheid heb dat de jaarrekening in alle materiële opzichten een getrouw beeld van de vermogenspositie, de resultaten van de verrichtingen en de kasstromen van de Europese Unie geeft.
[ondertekend]
Rosa ALDEA BUSQUETS
Rekenplichtige van de Commissie
23 juni 2017
EUROPESE UNIE
BEGROTINGSJAAR 2016
GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUD
BALANS
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
KASSTROOMOVERZICHT
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN
1. 1 . BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
2. 2 . TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
3. 3 . TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
4. 4 . VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA
5. 5 . VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN
6. 6 . FINANCIEEL RISICOBEHEER
7. 7 . INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN
8. 8 . GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM
9. 9 . CONSOLIDATIEBEREIK
BALANS
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2016 | 31.12.2015 | |
VASTE ACTIVA | |||
Immateriële activa | 2.1 | 381 | 337 |
Materiële vaste activa | 2.2 | 10 068 | 8 700 |
Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode | 2.3 | 528 | 497 |
Financiële activa | 2.4 | 62 247 | 56 965 |
Voorfinanciering | 2.5 | 21 901 | 29 879 |
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 2.6 | 717 | 870 |
95 842 | 97 248 | ||
VLOTTENDE ACTIVA | |||
Financiële activa | 2.4 | 3 673 | 9 907 |
Voorfinanciering | 2.5 | 23 569 | 15 277 |
Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | 2.6 | 10 905 | 9 454 |
Voorraden | 2.7 | 165 | 138 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 2.8 | 28 585 | 21 671 |
66 897 | 56 448 | ||
TOTAAL ACTIVA | 162 739 | 153 696 | |
LANGLOPENDE VERPLICHTINGEN | |||
Pensioenen en andere personeelsbeloningen | 2.9 | (67 231) | (63 814) |
Voorzieningen | 2.10 | (1 936) | (1 716) |
Financiële verplichtingen | 2.11 | (55 067) | (51 764) |
(124 234) | (117 293) | ||
KORTLOPENDE VERPLICHTINGEN | |||
Voorzieningen | 2.10 | (675) | (314) |
Financiële verplichtingen | 2.11 | (2 284) | (7 939) |
Crediteuren | 2.12 | (40 005) | (32 191) |
Overlopende posten | 2.13 | (67 580) | (68 402) |
(110 544) | (108 846) | ||
TOTAAL PASSIVA | (234 778) | (226 139) | |
NETTOACTIVA | (72 040) | (72 442) | |
Reserves | 2.14 | 4 841 | 4 682 |
Bij de lidstaten op te vragen bedragen* | 2.15 | (76 881) | (77 124) |
NETTOACTIVA | (72 040) | (72 442) |
* Het Europees Parlement heeft op 1 december 2016 een begroting goedgekeurd waarin is bepaald dat de verplichtingen op korte termijn van de Unie worden betaald uit eigen middelen die in 2017 bij de lidstaten worden geïnd of opgevraagd. Daarnaast waarborgen de lidstaten overeenkomstig artikel 83 van het Statuut (Verordening nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968, zoals gewijzigd) gezamenlijk de uitbetaling van de pensioenen.
STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 2016 | 2015 | |
ONTVANGSTEN | |||
Ontvangsten uit niet-ruiltransacties | |||
Bni-middelen | 3.1 | 95 578 | 95 355 |
Traditionele eigen middelen | 3.2 | 20 439 | 18 649 |
Btw-middelen | 3.3 | 15 859 | 18 328 |
Geldboeten | 3.4 | 3 858 | 531 |
Terugvordering van uitgaven | 3.5 | 1 947 | 1 547 |
Overige | 3.6 | 5 740 | 5 067 |
143 422 | 139 478 | ||
Ontvangsten uit ruiltransacties | |||
Financiële baten | 3.7 | 1 769 | 1 846 |
Overige | 3.8 | 996 | 1 562 |
2 765 | 3 408 | ||
Totale ontvangsten | 146 187 | 142 886 | |
UITGAVEN | |||
Uitgevoerd door de lidstaten | 3.9 | ||
Europees Landbouwgarantiefonds | (44 152) | (45 032) | |
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling | (12 604) | (16 376) | |
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds | (35 045) | (38 745) | |
Europees Sociaal Fonds | (9 366) | (9 849) | |
Overige | (1 606) | (2 380) | |
Uitgevoerd door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen | 3.10 | (15 610) | (15 626) |
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen | 3.11 | (2 547) | (1 209) |
Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties | 3.11 | (3 258) | (3 031) |
Uitgevoerd door andere entiteiten | 3.11 | (2 035) | (2 107) |
Personeels- en pensioenkosten | 3.12 | (9 776) | (10 273) |
Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen | 3.13 | (1 068) | (2 040) |
Financieringskosten | 3.14 | (1 904) | (1 986) |
Aandeel in het resultaat van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen | 3.15 | 2 | (641) |
Overige uitgaven | 3.16 | (5 486) | (6 623) |
Totale uitgaven | (144 454) | (155 919) | |
ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR | 1 733 | (13 033) |
KASSTROOMOVERZICHT
in miljoen EUR | |||
2016 | 2015 | ||
Economisch resultaat voor het jaar | 1 733 | (13 033) | |
Bedrijfsactiviteiten | |||
Afschrijving | 88 | 74 | |
Waardevermindering | 575 | 489 | |
(Toename)/afname leningen | 1 774 | 1 591 | |
(Toename)/afname voorfinanciering | (314) | 7 439 | |
(Toename)/afname van vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie | (1 297) | 5 253 | |
(Toename)/afname voorraden | (26) | (10) | |
Toename/(afname) verplichting pensioenen en andere personeelsbeloningen | 3 417 | 5 198 | |
Toename/(afname) voorzieningen | 581 | (253) | |
Toename/(afname) financiële passiva | (2 351) | (977) | |
Toename/(afname) vorderingen | 7 813 | (10 989) | |
Toename/(afname) in overlopende posten | (821) | 12 429 | |
Begrotingsoverschot van vorig jaar opgevoerd als non-cash ontvangsten | (1 349) | (1 435) | |
Overige non-cash mutaties | 18 | 32 | |
Investeringsactiviteiten | |||
(Toename)/afname immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen | (2 073) | (1 381) | |
(Toename)/afname beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode | (31) | (87) | |
(Toename)/afname voor verkoop beschikbare financiële activa | (822) | (213) | |
(Toename)/afname financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort | (0) | - | |
NETTOKASSTROOM | 6 914 | 4 126 | |
Netto toename/(afname) geldmiddelen en kasequivalenten | 6 914 | 4 126 | |
Geldmiddelen en kasequivalenten aan het begin van het jaar | 21 671 | 17 545 | |
Geldmiddelen en daarmee gelijk te stellen middelen per jaareinde | 28 585 | 21 671 |
MUTATIEOVERZICHT VAN DE NETTOACTIVA
in miljoen EUR | |||||
Reserves (A) | Bij de lidstaten op te vragen bedragen (B) | Nettoactiva = (A)+(B) | |||
Reëlewaarde-reserve | Overige reserves | Gecumuleerd overschot/(tekort) | Economisch resultaat voor het jaar | ||
SALDO OP 31.12.2014 | 238 | 4 197 | (51 161) | (11 280) | (58 006) |
Mutatie in de reserve Garantiefonds | – | 189 | (189) | – | – |
Mutaties reële waarde | 54 | – | – | – | 54 |
Overige | – | 2 | (24) | – | (22) |
Toewijzing economisch resultaat 2014 | – | 3 | (11 283) | 11 280 | – |
Begrotingsresultaat 2014 gecrediteerd aan de lidstaten | – | – | (1 435) | – | (1 435) |
Economisch resultaat voor het jaar | – | – | – | (13 033) | (13 033) |
SALDO OP 31.12.2015 | 292 | 4 390 | (64 091) | (13 033) | (72 442) |
Mutatie in de reserve Garantiefonds | – | 82 | (82) | – | – |
Mutaties reële waarde | 33 | – | – | – | 33 |
Overige | – | 39 | (54) | – | (15) |
Toewijzing economisch resultaat 2015 | – | 5 | (13 038) | 13 033 | – |
Begrotingsresultaat 2015 gecrediteerd aan de lidstaten | – | – | (1 349) | – | (1 349) |
Economisch resultaat voor het jaar | – | – | – | 1 733 | 1 733 |
SALDO OP 31.12.2016 | 325 | 4 516 | (78 614) | 1 733 | (72 040) |
TOELICHTINGEN BIJ DE FINANCIËLE STATEN
1.BELANGRIJKSTE GEHANTEERDE GRONDSLAGEN VOOR FINANCIËLE VERSLAGLEGGING
1.1.RECHTSGRONDSLAG EN BOEKHOUDREGELS
De boekhouding van de EU wordt gevoerd overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 houdende vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1) (hierna 'het Financieel Reglement' genoemd) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften van dat Financieel Reglement (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
Overeenkomstig artikel 143 van het Financieel Reglement stelt de EU haar financiële staten op op grond van boekhoudregels op transactiebasis die zijn afgeleid van de internationaal aanvaarde boekhoudnormen voor de overheidssector (Ipsas). De door de rekenplichtige van de Commissie vastgestelde boekhoudregels moeten worden toegepast in alle Europese instellingen en organen die binnen het consolidatiebereik vallen en moeten uitgroeien tot een uniform kader voor het opstellen en presenteren van de rekeningen om tot een geharmoniseerde financiële verslaglegging en consolidatie te komen.
1.2.BOEKHOUDBEGINSELEN
De financiële staten zijn bedoeld om een breed scala aan gebruikers nuttige informatie te verschaffen over de vermogenspositie, de resultaten en de kasstromen van een bepaalde organisatie. Voor de EU als een organisatie in de openbare sector moeten deze staten meer in het bijzonder informatie verschaffen die nuttig is voor de besluitvorming en getuigen van de controleerbaarheid van de organisatie met betrekking tot de middelen die aan haar zijn toevertrouwd. Het spreekt voor zich dat dit document in deze geest is opgesteld.
De globale overwegingen (of boekhoudbeginselen) die bij de voorbereiding van de financiële staten moeten worden gevolgd, zijn vastgesteld in EU-boekhoudregel 1 en zijn dezelfde als die welke in IPSAS 1 zijn beschreven, namelijk: juiste weergave, transactiebasis, continuïteit, consistentie van de presentatie, materialiteit, hergroepering, verrekening en vergelijkende informatie. Volgens artikel 144 van het Financieel Reglement moet de financiële verslaglegging informatie verschaffen die relevant, betrouwbaar, vergelijkbaar en begrijpelijk is (kwalitatieve kenmerken).
1.3.CONSOLIDATIE
Consolidatiebereik
De geconsolideerde financiële staten van de EU omvatten alle betekenisvolle entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (d.w.z. de EU-instellingen (met inbegrip van de Commissie) en de EU-agentschappen), geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen. De volledige lijst van geconsolideerde entiteiten kan worden gevonden in toelichting 9 van de EU-jaarrekening. Het omvat thans 52 entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend en één geassocieerde deelneming. Entiteiten die onder de consolidatie vallen maar niet materieel zijn voor de geconsolideerde financiële EU-staten als geheel, moeten niet worden geconsolideerd of verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode indien dit disproportioneel veel tijd of middelen van de EU zou vergen. Deze entiteiten worden aangeduid als „kleine entiteiten” en afzonderlijk vermeld in toelichting 9. In 2016 zijn 7 entiteiten ingedeeld als kleine entiteiten.
Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend
Het besluit een entiteit in het consolidatiebereik op te nemen, is gebaseerd op het concept 'zeggenschap'. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, omvatten alle entiteiten waarop de EU een blootstelling heeft of het recht op veranderlijke voordelen die uit haar betrokkenheid voortvloeien, en het vermogen om de aard en het bedrag van die voordelen te beïnvloeden vanwege haar zeggenschap over de andere entiteit. Deze macht moet actueel uitoefenbaar zijn en betrekking hebben op de activiteiten van de entiteit. Entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn volledig geconsolideerd. De consolidatie begint op de eerste datum waarop de zeggenschap bestaat, en eindigt wanneer die zeggenschap niet langer bestaat.
De meeste gebruikelijke indicatoren van zeggenschap binnen de EU zijn de volgende: oprichting van de entiteit bij de oprichtingsverdragen of afgeleide wetgeving, financiering van de entiteit uit de algemene begroting, het bestaan van stemrechten in de bestuursorganen, controle door de Europese Rekenkamer en kwijting door het Europees Parlement. Voor elke entiteit apart wordt nagegaan of één of alle van de bovengenoemde criteria voldoende zijn om tot zeggenschap te leiden.
Vanuit deze optiek worden de EU-instellingen (met uitzondering van de Europese Centrale Bank) en -agentschappen (met uitsluiting van de agentschappen van de vroegere tweede pijler) geacht onder de uitsluitende zeggenschap van de EU te staan. Daarom zijn zij in het consolidatiebereik opgenomen. Ook de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) wordt beschouwd als een entiteit waarover zeggenschap wordt uitgeoefend.
Alle materiële verrichtingen en posities tussen entiteiten waarover door de EU zeggenschap wordt uitgeoefend, zijn buiten beschouwing gelaten. Niet-gerealiseerde baten en verliezen op dergelijke verrichtingen zijn niet materieel en zijn daarom niet buiten beschouwing gelaten.
Gezamenlijke overeenkomsten
Een gezamenlijke overeenkomst is een overeenkomst waarover de EU en een of meer partijen gezamenlijke zeggenschap uitoefenen. Gezamenlijke zeggenschap is het contractueel afgesproken delen van de zeggenschap over een overeenkomst, waarvan slechts sprake is wanneer besluiten over de relevante activiteiten unanieme instemming vereisen van de partijen die de zeggenschap delen. Gezamenlijke overeenkomsten kunnen gezamenlijke bedrijfsactiviteiten of gemeenschappelijke ondernemingen zijn. Indien een gezamenlijke overeenkomst in een afzonderlijk vehikel is gestructureerd en de partijen bij de gezamenlijke overeenkomst rechten hebben op de nettoactiva van de overeenkomst, kan de gezamenlijke overeenkomst als een gemeenschappelijke onderneming worden bestempeld. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4). Wanneer de partijen rechten hebben op de activa en aansprakelijk zijn voor de verplichtingen die verband houden met de overeenkomst, wordt de gezamenlijke overeenkomst als een gezamenlijke bedrijfsactiviteit bestempeld. Met betrekking tot haar belang in gezamenlijke bedrijfsactiviteiten neemt de EU in haar financiële staten op: de activa en passiva, de inkomsten en uitgaven, evenals haar aandeel in de gezamenlijke activa, passiva, baten en lasten.
Geassocieerde ondernemingen
Geassocieerde deelnemingen zijn entiteiten waarover de EU geen zeggenschap uitoefent, maar waarin zij direct of indirect betekenisvolle invloed uitoefent. Er wordt aangenomen dat er sprake is van betekenisvolle invloed wanneer de EU direct of indirect 20 % of meer van de stemrechten bezit. Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode (zie toelichting 1.5.4).
Niet-geconsolideerde entiteiten waarvan de Commissie de middelen beheert
De middelen van het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering voor personeelsleden van de EU, het Europees Ontwikkelingsfonds en het Garantiefonds voor deelnemers worden namens hen door de Commissie beheerd. Maar omdat deze entiteiten niet onder zeggenschap van de EU staan, worden zij niet in haar jaarrekening geconsolideerd.
1.4.OPSTELLINGSGRONDSLAG
De financiële staten zijn per jaar. Het boekjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.
2.Munteenheid en omrekeningsbeginselen
Functionele en rapporteringsvaluta
De financiële staten worden opgemaakt in miljoen euro, tenzij anders bepaald, aangezien de euro de functionele en rapporteringsvaluta van de EU is.
Verrichtingen en saldi
Verrichtingen in vreemde valuta worden omgerekend in euro tegen de op de transactiedatum geldende wisselkoers. Wisselkoersbaten en -verliezen die voortvloeien uit de afwikkeling van verrichtingen in vreemde valuta's en uit de omrekening per jaareinde van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Omrekeningsverschillen betreffende niet-monetaire financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa staan aangemerkt, worden opgenomen in de reëlewaardereserve.
Er worden verschillende omrekeningsmethoden toegepast voor de vaste bedrijfsmiddelen en de immateriële activa, die hun waarde in euro behouden tegen de bij de aankoop geldende koers.
De saldi aan het einde van het jaar van in vreemde valuta's luidende monetaire activa en passiva worden omgerekend in euro tegen de op 31 december geldende wisselkoersen van de Europese Centrale Bank (ECB).
Wisselkoersen met de euro
Valuta | 31.12.2016 | 31.12.2015 | Valuta | 31.12.2016 | 31.12.2015 |
BGN | 1.9558 | 1.9558 | PLN | 4.4103 | 4.2639 |
CZK | 27.0210 | 27.0230 | RON | 4.5390 | 4.5240 |
DKK | 7.4344 | 7.4626 | SEK | 9.5525 | 9.1895 |
GBP | 0.8562 | 0.7340 | CHF | 1.0739 | 1.0835 |
HRK | 7.5597 | 7.6380 | JPY | 123.4000 | 131.0700 |
HUF | 309.8300 | 315.9800 | USD | 1.0541 | 1.0887 |
3.Gebruik van ramingen
Overeenkomstig de Ipsas en algemeen aanvaarde boekhoudbeginselen bevatten de financiële staten onvermijdelijk bedragen die steunen op ramingen en veronderstellingen die op basis van de meest betrouwbare beschikbare informatie door het management zijn gedaan. Belangrijke ramingen betreffen onder andere, maar niet uitsluitend: de bedragen voor verplichtingen inzake personeelsbeloningen, voorzieningen, financiële risico's verbonden aan voorraden en vorderingen, toegerekende baten en lasten, voorwaardelijke activa en verplichtingen, waardeverminderingen van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en bedragen die in de toelichting over de financiële instrumenten zijn opgenomen. De werkelijke bedragen kunnen van deze ramingen afwijken. Veranderingen in ramingen worden weergegeven in de periode waarin ze bekend worden.
3.1.BALANS
4.Immateriële activa
Aangekochte licenties voor computersoftware worden geboekt tegen kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De activa worden lineair afgeschreven over hun geraamde nuttige levensduur (3-11 jaar). De geraamde nuttige levensduur van immateriële activa hangt af van hun specifieke economische levensduur of van hun juridische levensduur op grond van een overeenkomst. Intern geproduceerde immateriële activa worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen als zij aan de relevante criteria van de EU-boekhoudregels voldoen en hebben uitsluitend betrekking op de ontwikkelingsfase van het actief. De opneembare kosten omvatten alle direct toerekenbare kosten die nodig zijn om het actief te creëren, te produceren en voor te bereiden zodat het kan worden gebruikt op de manier die het management beoogt. De kosten voor onderzoeksactiviteiten en de niet-opneembare kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden als uitgaven geboekt wanneer ze zich voordoen.
5.Materiële vaste activa
Alle materiële vaste activa worden geboekt tegen historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen en waardeverminderingsverliezen. De historische kostprijs omvat uitgaven die direct aan de aanschaf, bouw of overdracht van het actief kunnen worden toegerekend.
De daarna gemaakte kosten worden, naargelang het geval, slechts in de boekwaarde van het actief opgenomen of als afzonderlijk actief geboekt wanneer het waarschijnlijk is dat de daaruit in de toekomst voortkomende economische baten of het daaruit voortkomende dienstenpotentieel aan de EU zullen toevloeien en de kosten op betrouwbare wijze kunnen worden gemeten. De herstel- en onderhoudskosten worden in de staat van de financiële resultaten geboekt tijdens de begrotingsperiode waarin ze zich voordoen.
Op terreinen en kunstwerken worden geen afschrijvingen toegepast, aangezien ervan wordt uitgegaan dat ze een onbeperkte levensduur hebben. Activa in aanbouw worden niet afgeschreven, aangezien deze activa nog niet beschikbaar zijn voor gebruik. De afschrijvingen op andere activa worden voor de toerekening van de kosten aan de restwaarde over hun geraamde levensduur als volgt berekend volgens de lineaire methode:
Type actief | Lineair afschrijvingspercentage |
Gebouwen | 4 % tot 10 % |
Ruimteobjecten | 8 % tot 20 % |
Materieel en apparatuur | 10 % tot 25 % |
Meubilair en wagenpark | 10 % tot 25 % |
Computerhardware | 25 % tot 33 % |
Overige | 10 % tot 33 % |
Baten en verliezen van vervreemdingen worden bepaald door de opbrengsten verminderd met de verkoopkosten te vergelijken met de boekwaarde van het verkochte actief. Ze worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Leaseovereenkomsten
Leases van materiële activa waarbij de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen heeft, worden ingedeeld als financiële leases. Financiële leases worden gekapitaliseerd bij het begin van de leaseovereenkomst tegen de reële waarde van het geleasede actief of de huidige waarde van de minimale leasebetalingen, afhankelijk van welke waarde de laagste is. Het rentebestanddeel van de leasebetalingen wordt gespreid over de leaseperiode ten laste van de uitgaven gebracht volgens een constant periodiek percentage in verhouding tot het uitstaande saldo. De huurverplichtingen, zonder financieringslasten, worden opgenomen onder financiële verplichtingen (kort- en langlopende). Het rentebestanddeel van de financieringslasten wordt gespreid over de leaseperiode in de staat van de financiële resultaten opgenomen, zodat voor elke periode een constante periodieke rente over het resterende saldo van de verplichting wordt verkregen. De via financiële lease verkregen activa worden afgeschreven over de levensduur van het actief of de leaseperiode, afhankelijk van welke periode het kortst is.
Leases waarbij de leasegever een significant deel van de aan eigendom verbonden risico's en voordelen behoudt, worden als operationele leases ingedeeld. Operationele-leasebetalingen worden als last opgenomen in de staat van de financiële resultaten, lineair gespreid over de leaseperiode.
6.Afwaardering van niet-financiële activa
Op activa zonder beperkte levensduur worden geen afschrijvingen/waardeverminderingen toegepast; ze worden jaarlijks op waardevermindering beoordeeld. Activa waarop afschrijvingen/waardeverminderingen worden toegepast, worden op waardevermindering gecontroleerd telkens als er op grond van gebeurtenissen of veranderde omstandigheden aanleiding is om te veronderstellen dat de boekwaarde niet realiseerbaar is. Een afwaarderingsverlies is het bedrag waarmee de boekwaarde van een actief zijn realiseerbare (dienst)waarde overtreft. De realiseerbare (dienst)waarde is de reële waarde van een actief verminderd met de verkoopkosten of de gebruikswaarde ervan, afhankelijk van welke waarde het hoogst is.
De restwaarde en de nuttige levensduur van de immateriële activa en de vaste bedrijfsmiddelen worden ten minste éénmaal per jaar beoordeeld en zo nodig aangepast. De boekwaarde van een actief wordt onmiddellijk verminderd tot de realiseerbare waarde indien de boekwaarde groter is dan de geraamde realiseerbare (dienst)waarde. Indien de gronden voor afwaarderingen waarmee tijdens de vorige jaren rekening is gehouden, niet langer gelden, worden de afwaarderingsverliezen dienovereenkomstig teruggeboekt.
7.Beleggingen die worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode
Participaties in geassocieerde deelnemingen en gemeenschappelijke ondernemingen
Beleggingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode, worden de eerste maal tegen kostprijs opgenomen. Het belang van de EU in die beleggingen wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten, en haar aandeel in mutaties van de reserves in de reëlewaardereserves onder de nettoactiva. De boekwaarde van de belegging in de financiële staten op balansdatum wordt bepaald door de oorspronkelijke kostprijs plus alle mutaties (verdere bijdragen, aandeel in de economische resultaten en mutaties van de reserves, waardeverminderingen en dividenden). Uitkeringen die op een belegging worden ontvangen, verlagen de boekwaarde van het actief.
Indien het aandeel van de EU in de tekorten van een belegging verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode gelijk is aan of groter is dan haar belang in de belegging, neemt de EU haar aandeel in verdere verliezen niet langer op ("verborgen verliezen"). Nadat het belang van de EU tot nul is afgeboekt, worden additionele verliezen voorzien en wordt er een verplichting opgenomen, uitsluitend voor zover de EU wettelijke of feitelijke verplichtingen is aangegaan of betalingen heeft gedaan namens de entiteit.
Indien er aanwijzingen van waardeverminderingen bestaan, moet worden afgeschreven tot de laagst mogelijke realiseerbare waarde. De realiseerbare waarde wordt bepaald zoals beschreven in toelichting 1.5.3. Indien de grond voor waardevermindering later niet meer geldt, wordt het waardeverminderingsverlies teruggeboekt tot de boekwaarde die zou zijn bepaald als er geen waardeverminderingsverlies was geboekt.
Bij participaties van 20 % of meer in een durfkapitaalfonds streeft de EU er niet naar betekenisvolle invloed uit te oefenen. Dergelijke fondsen worden daarom als financiële instrumenten behandeld en als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeeld.
Geassocieerde deelnemingen en joint ventures ingedeeld als kleine entiteiten worden niet verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode. EU-bijdragen aan deze entiteiten worden geboekt als uitgave van de periode.
8.Financiële activa
Indeling
De EU deelt haar financiële activa in de volgende categorieën in: financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort; leningen en vorderingen; tot einde looptijd aangehouden beleggingen; en voor verkoop beschikbare financiële activa. De indeling van de financiële instrumenten wordt bepaald bij de eerste opname en op elke balansdatum herbekeken.
(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort
Financiële activa worden in deze categorie ingedeeld als ze hoofdzakelijk zijn verworven om op korte termijn te worden verkocht of als ze als zodanig door de EU zijn aangewezen. Derivaten worden ook in deze categorie ingedeeld. Activa in deze categorie worden ingedeeld als vlottende activa indien verwacht wordt dat ze binnen de twaalf maanden na de balansdatum zullen worden gerealiseerd.
(II)Leningen en kortlopende vorderingen
Leningen en kortlopende vorderingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of voorzienbare betalingen die niet op een actieve markt zijn genoteerd. Zij ontstaan wanneer de EU geld, goederen of diensten rechtstreeks aan een debiteur verstrekt zonder de bedoeling de vordering te verhandelen, of indien de EU is gesubrogeerd in de rechten van de oorspronkelijke kredietverstrekker na een betaling door de EU in het kader van een garantieovereenkomst. Betalingen die verschuldigd zijn binnen 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als vlottende activa. Betalingen die verschuldigd zijn binnen meer dan 12 maanden na de balansdatum worden ingedeeld als niet-vlottende activa. Leningen en kortlopende vorderingen omvatten termijndeposito’s met een oorspronkelijke looptijd van meer dan drie maanden.
(III)Tot einde looptijd aangehouden beleggingen
Tot einde looptijd aangehouden beleggingen zijn niet-afgeleide financiële activa met vaste of te verwachten betalingen en vaste vervaldagen, die de EU voornemens en bij machte is om tot het einde van de looptijd aan te houden. De EU had in dit begrotingsjaar geen beleggingen van deze categorie.
(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa
Voor verkoop beschikbare financiële activa zijn niet-afgeleide instrumenten die in deze categorie zijn ingedeeld of die niet in een van de andere categorieën zijn ingedeeld. Ze worden opgenomen onder de vlottende of niet-vlottende activa, naargelang de termijn waarbinnen de EU verwacht om ze van de hand te doen, wat doorgaans de resterende looptijd is. Investeringen in entiteiten die noch geconsolideerd, noch verwerkt worden volgens de vermogensmutatiemethode en andere investeringen van het type eigen vermogen (bv. durfkapitaalverrichtingen), worden ook ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa.
Eerste opname en waardering
Aan- en verkopen van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, tot einde looptijd aangehouden beleggingen en voor verkoop beschikbare financiële activa worden opgenomen op de transactiedag, de dag waarop de EU tot de aankoop of de verkoop van het actief overgaat. Kasequivalenten en leningen worden opgenomen wanneer geld wordt uitbetaald aan de ontlener. Financiële instrumenten worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde. In het geval van financiële activa die niet worden gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort, wordt de reële waarde bij de eerste opname met de transactiekosten vermeerderd. Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden voor het eerst opgenomen tegen reële waarde en de transactiekosten worden onder de uitgaven opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
De reële waarde van een financieel actief bij de eerste opname is gewoonlijk de transactieprijs (d.w.z. de reële waarde van de ontvangen vergoeding), tenzij de reële waarde van dat instrument wordt gestaafd door een vergelijking met andere waarneembare actuele markttransacties in hetzelfde instrument, of op basis van een waarderingstechniek waarvan de variabelen alleen uit gegevens van waarneembare markten bestaan (bijvoorbeeld in het geval van sommige afgeleide contracten). Wanneer een langlopende lening echter renteloos of tegen een rentevoet beneden de marktvoorwaarden wordt verstrekt, kan de reële waarde worden geraamd als de contante waarde van alle toekomstige ontvangsten van kasmiddelen, verdisconteerd met de geldende marktrentevoet voor een vergelijkbaar instrument met een vergelijkbare kredietrating.
Leningen die worden verstrekt, worden gewaardeerd tegen hun nominale bedrag, dat geacht wordt de reële waarde van de lening te zijn. De redenen hiervoor zijn de volgende:
-De 'marktomgeving' waarin de EU leningen opneemt, is zeer specifiek en verschilt van de kapitaalmarkt die wordt gebruikt om bedrijfs- of staatsobligaties uit te geven. Omdat de leners op deze markten uit verschillende beleggingen kunnen kiezen, wordt de opportuniteitskost in de marktprijzen verrekend. De EU kan echter niet uit verschillende beleggingen kiezen, omdat zij geen geld mag beleggen op de kapitaalmarkten; zij neemt alleen leningen op om leningen te verstrekken tegen hetzelfde tarief. Dit betekent dat de EU voor de geleende bedragen niet over alternatieve leningen of beleggingen beschikt. Er is dus geen opportuniteitskost en daarom geen grondslag voor vergelijking met de markttarieven. De leningsoperatie van de EU vormt in feite op zichzelf de markt. Omdat de 'optie' van de opportuniteitskost niet van toepassing is, weerspiegelt de marktprijs niet correct het wezen van de leningstransacties van de EU. Daarom is het niet aangewezen om de reële waarde van de door de EU opgenomen leningen te bepalen door naar bedrijfs- of staatsobligaties te verwijzen.
-Aangezien er geen actieve markt of soortgelijke transacties zijn om mee te vergelijken, moet de rentevoet die de EU moet gebruiken om de reële waarde van haar leningsoperaties in het kader van het Europees financieel stabilisatiemechanisme of betalingsbalans of van soortgelijke leningen te bepalen, de aangerekende rentevoet zijn.
-Daarnaast is er voor deze leningen het effect van compensatie tussen de opgenomen en de verstrekte leningen, omdat het om back-to-backverrichtingen gaat. De werkelijke rentevoet van de verstrekte lening is gelijk aan de rentevoet waartegen de lening wordt opgenomen. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
Financiële instrumenten worden uitgeboekt wanneer de rechten op kasstromen uit de beleggingen zijn vervallen en de EU in wezen alle aan eigendom verbonden risico's en voordelen aan een andere partij heeft overgedragen.
Waardering na eerste opname
(I)Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van de categorie 'financiële instrumenten gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort' worden opgenomen in de economische resultatenrekening van de periode waarin zij zich voordoen.
(II)Leningen en kortlopende vorderingen worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. In het geval van leningen die verstrekt worden uit geleende middelen, wordt dezelfde effectieverentemethode op beide leningen toegepast, aangezien deze leningen de kenmerken hebben van back-to-backverrichtingen en de verschillen tussen de voorwaarden van beide leningen niet materieel zijn. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
(III)Tot einde looptijd aangehouden activa worden opgenomen tegen geamortiseerde kostprijs op basis van de effectieverentemethode. De EU heeft momenteel geen tot einde looptijd aangehouden beleggingen.
(IV)Voor verkoop beschikbare financiële activa worden vervolgens tegen reële waarde gewaardeerd. Baten en verliezen als gevolg van veranderingen in de reële waarde van voor verkoop beschikbare activa worden opgenomen in de reëlewaardereserve, behalve voor omrekeningsverschillen op monetaire activa die worden opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Wanneer activa die als voor verkoop beschikbare financiële activa zijn ingedeeld, worden uitgeboekt of afgewaardeerd, worden de voordien in de reëlewaardereserve opgenomen gecumuleerde waardeaanpassingen opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Rente over voor verkoop beschikbare financiële activa die volgens de effectieverentemethode is berekend, wordt in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Dividenden op voor verkoop beschikbare vermogensinstrumenten worden opgenomen wanneer het recht van de EU om de betaling te ontvangen is vastgesteld.
De reële waarden van op actieve markten genoteerde beleggingen is gebaseerd op de actuele biedkoers. Indien de markt voor een financieel actief niet actief is (en voor niet-genoteerde effecten en OTC-derivaten), stelt de EU een reële waarde vast met gebruikmaking van waarderingstechnieken. Daarbij gaat het onder meer om het gebruik van recente, vergelijkbare zakelijke verrichtingen als vergelijkingsbasis, vergelijking met de actuele marktwaarde van een ander instrument dat in wezen hetzelfde is, contantewaardeberekeningen en optiewaarderingsmodellen en andere courant door marktdeelnemers gebruikte waarderingstechnieken.
Investeringen in durfkapitaalfondsen, ingedeeld als voor verkoop beschikbare financiële activa, die geen genoteerde marktprijs op een actieve markt hebben, worden gewaardeerd tegen de toerekenbare intrinsieke waarde, die moet worden beschouwd als een equivalent van hun reële waarde.
Wanneer de reële waarde van beleggingen in vermogensinstrumenten die niet op een actieve markt zijn genoteerd niet op betrouwbare wijze kan worden vastgesteld, worden de betrokken beleggingen gewaardeerd tegen kostprijs verminderd met waardeverminderingsverliezen.
Afwaardering van financiële activa
De EU gaat op elke balansdatum na of er objectief bewijs voorhanden is om te besluiten dat de waarde van een financieel actief verminderd is. De waarde van een financieel actief is verminderd en er worden waardeverminderingsverliezen geleden als, en alleen dan, er objectief bewijs voorhanden is van een waardevermindering als gevolg van gebeurtenissen na de eerste opname van het actief die een weerslag hebben op de op betrouwbare wijze geraamde toekomstige kasstromen van dat financieel actief.
(a)Activa gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
Indien er objectief bewijs voorhanden is dat een waardeverminderingsverlies is geleden op leningen, vorderingen of tot einde looptijd aangehouden beleggingen die tegen geamortiseerde kostprijs zijn gewaardeerd, is het bedrag van dat verlies het verschil tussen de boekwaarde van het actief en de contante waarde van geraamde toekomstige kasstromen (exclusief toekomstige kredietverliezen), verdisconteerd met de oorspronkelijke effectieve rentevoet van het financiële instrument (realiseerbare waarde). De boekwaarde van het actief wordt verlaagd en het bedrag van het verlies wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Indien een lening of tot einde looptijd aangehouden belegging een variabele rente draagt, is de disconteringsvoet voor het bepalen van een eventueel waardeverminderingsverlies de actuele effectieve rentevoet bepaald op basis van het contract. In de berekening van de contante waarde van geschatte toekomstige kasstromen van een financieel actief tegen onderpand wordt rekening gehouden met de kasstromen die uit executie kunnen voortvloeien, verminderd met de kosten van het verwerven en verkopen van het onderpand, ongeacht of executie waarschijnlijk is. Indien in een volgende periode het bedrag van de bijzondere waardeverminderingen afneemt en de daling objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na de afboeking, wordt de afboeking van het financieel actief teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.
(b)Activa geboekt tegen reële waarde
In het geval van als voor verkoop beschikbare financiële activa ingedeelde beleggingen in eigenvermogensinstrumenten wordt rekening gehouden met een significante of blijvende (aanhoudende) afname van de reële waarde van het instrument beneden de kostprijs om te bepalen of er sprake is van een waardevermindering. Indien dergelijk bewijs aanwezig is met betrekking tot voor verkoop beschikbare financiële activa wordt het gecumuleerde verlies – gewaardeerd als het verschil tussen de verwervingsprijs en de actuele reële waarde verminderd met eventuele eerder in de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen op die activa - uit de reserves verwijderd en in de staat van de financiële resultaten opgenomen. In de staat van de financiële resultaten opgenomen waardeverminderingsverliezen worden niet teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten. Indien in een latere periode de reële waarde van een schuldinstrument dat als voor verkoop beschikbaar financieel actief is ingedeeld, toeneemt en de toename objectief in verband kan worden gebracht met een gebeurtenis die plaatsvond na opname van het verlies, dient het verlies te worden teruggeboekt via de staat van de financiële resultaten.
9.Voorraden
Voorraden worden gewaardeerd tegen kostprijs of de realiseerbare nettowaarde, afhankelijk van welke waarde het laagst is. De kostprijs wordt bepaald aan de hand van de FIFO-methode (first in, first out). De kosten van afgewerkte goederen en werk in uitvoering omvatten de grondstoffen, directe arbeidskosten, andere directe kosten en gerelateerde indirecte productiekosten (gebaseerd op de normale bedrijfscapaciteit). De realiseerbare nettowaarde is de geraamde verkoopprijs in het gewone zakelijke verkeer, verminderd met de afwerkings- en verkoopkosten. Wanneer de voorraden worden aangehouden voor distributie zonder kosten of tegen een nominaal bedrag, worden ze gewaardeerd tegen kostprijs of tegen de actuele vervangingswaarde. De actuele vervangingswaarde is wat de EU zou moeten betalen om het actief op de verslagdatum aan te schaffen.
10.Voorfinanciering
Voorfinanciering heeft ten doel de begunstigde te voorzien van een voorschot, dus van contante middelen. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen gedurende een periode die in het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling is vastgesteld. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of terugbetaald. Indien de begunstigde geen subsidiabele uitgaven doet, moet hij de voorfinanciering aan de EU terugbetalen. Het voorfinancieringsbedrag kan (geheel of gedeeltelijk) worden verminderd naarmate subsidiabele kosten worden aanvaard (die als uitgaven worden opgenomen).
Voorfinanciering wordt op latere balansdata gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans min subsidiabele uitgaven (inclusief geschatte bedragen waar nodig) gedurende de periode.
Rente op voorfinancieringen wordt opgenomen wanneer ze verworven is volgens de bepalingen van de desbetreffende overeenkomst. Aan het einde van het jaar wordt op basis van de meest betrouwbare informatie een raming van de aan de periode toerekenbare renteopbrengsten gemaakt, die in de balans wordt opgenomen.
Andere voorschotten aan lidstaten die afkomstig zijn van terugbetaling door de EU van de door de lidstaten als voorschot aan hun begunstigden betaalde bedragen (met inbegrip van „financieringsinstrumenten onder gedeeld beheer”) worden opgenomen als activa en in de rubriek voorfinanciering opgenomen. Andere voorschotten aan de lidstaten worden vervolgens gewaardeerd tegen het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen op de balans, verminderd met een beste raming van de subsidiabele uitgaven die door de eindbegunstigden zijn gedaan, berekend op basis van redelijke en gefundeerde hypothesen.
De EU-bijdragen aan de trustfondsen van het Europees Ontwikkelingsfonds of andere niet-geconsolideerde entiteiten worden ook ingedeeld als voorfinanciering, aangezien zij tot doel hebben contante middelen te geven aan het trustfonds om specifieke acties te financieren in het kader van de doelstellingen van het trustfonds. De EU-bijdragen aan de trustfondsen worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag van de EU-bijdrage min subsidiabele uitgaven, waar nodig inclusief geschatte bedragen, door het trustfonds gedaan tijdens de verslagperiode en toegerekend aan de EU-bijdrage in overeenstemming met de onderliggende overeenkomst.
11.Vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie
Omdat de boekhoudregels van de EU vereisen dat ruil- en niet-ruiltransacties afzonderlijk worden weergegeven, worden vorderingen voor het opstellen van de rekening omschreven als afkomstig van ruiltransacties en verhaalbare bedragen als afkomstig van niet-ruiltransacties (waarbij de EU waarde van een andere entiteit ontvangt zonder onmiddellijk een gelijkwaardige tegenprestatie te leveren) die niet voortvloeien uit een contract (bv. op de lidstaten verhaalbare bedragen betreffende de eigen middelen).
Vorderingen uit ruiltransacties voldoen aan de definitie van financiële instrumenten en worden dus beschouwd als leningen en vorderingen en worden dienovereenkomstig gemeten (zie toelichting 1.5.5). De in de toelichting op de financiële instrumenten vermelde informatie over vorderingen op ruiltransacties bevat overlopende posten van ruiltransacties omdat zij niet materieel zijn.
Verhaalbare bedragen uit niet-ruiltransacties worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke bedrag (gecorrigeerd voor rente en boeten) minus waardeverminderingen. Er wordt een waardevermindering op verhaalbare bedragen op niet-ruiltransacties geboekt wanneer er objectief bewijs bestaat dat de EU niet alle volgens de oorspronkelijke voorwaarden verschuldigde bedragen zal kunnen innen. De waardevermindering is het verschil tussen de boekwaarde van het actief en het realiseerbare bedrag. De waardevermindering wordt opgenomen in de staat van de financiële resultaten. Daarnaast wordt op basis van vroegere ervaringen een algemene waardevermindering opgenomen voor uitstaande invorderingsopdrachten waarvoor nog geen specifieke waardevermindering is toegepast. Zie toelichting 1.5.14 betreffende de behandeling van aan de periode toerekenbare ontvangsten aan het einde van het jaar. Bedragen weergegeven en opgevoerd als vorderingen op niet-ruiltransacties zijn geen financiële instrumenten omdat zij niet voortvloeien uit een contract waaruit een financiële verplichting of eigenvermogensinstrument ontstaat. In de toelichting bij de financiële staten worden vorderingen op niet-ruiltransacties echter in voorkomend geval samen met vorderingen op ruiltransacties opgevoerd.
12.Geldmiddelen en kasequivalenten
Geldmiddelen en kasequivalenten zijn financiële instrumenten en omvatten liquide middelen, bij banken onmiddellijk of op korte termijn opvraagbare deposito’s en andere kortlopende, zeer liquide beleggingen met een oorspronkelijke looptijd van ten hoogste drie maanden.
13.Pensioenen en andere personeelsbeloningen
Pensioenverplichtingen
Bij de EU worden toegezegd-pensioenregelingen gebruikt. Hoewel de personeelsleden uit hun salaris een derde van de verwachte kosten van deze beloningen betalen, is er geen kapitaaldekking van de verplichting. De in de balans opgenomen verplichting in verband met de toegezegd-pensioenregeling is de contante waarde van de toegezegde pensioenen op de balansdatum minus de reële waarde van de activa van de regeling. De pensioenverplichtingen worden berekend door actuarissen volgens de methode op basis van opgebouwde rechten (projected unit credit method). De contante waarde van de pensioenverplichtingen wordt bepaald door verrekening van de geraamde toekomstige betalingen met de rente op staatsobligaties luidend in de valuta waarin het pensioen zal worden uitbetaald en met een looptijd die vergelijkbaar is met die van de overeenkomstige pensioenverplichting.
Actuariële winsten en verliezen uit ervaringsaanpassingen en veranderingen in actuariële veronderstellingen worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen. Kosten na pensionering worden onmiddellijk in de staat van de financiële resultaten opgenomen, tenzij werknemers gedurende een bepaalde periode (de wachtperiode) in dienst moeten blijven voordat veranderingen in de pensioenregeling effectief worden. In dat geval worden de kosten na pensionering lineair afgeschreven gedurende de wachtperiode.
Ziektekosten na tewerkstelling
De EU biedt haar personeelsleden verstrekkingen in verband met de gezondheid aan via de terugbetaling van medische uitgaven. Voor de dagelijkse administratie daarvan is een afzonderlijk fonds opgericht. Zowel personeelsleden als gepensioneerden, weduwen en weduwnaars en hun verwanten komen voor het stelsel in aanmerking. De voordelen die aan 'inactieven' worden toegekend (gepensioneerden, wezen enz.) worden als "personeelsbeloningen na tewerkstelling” ingedeeld. Gelet op de aard van deze voordelen is een actuariële berekening aangewezen. De verplichting in de balans is bepaald op een soortgelijke grondslag als die voor de pensioenverplichtingen (zie hierboven).
14.Voorzieningen
Voorzieningen worden opgenomen wanneer de EU een bestaande in rechte afdwingbare of feitelijke verplichting tegenover derden heeft als gevolg van gebeurtenissen in het verleden, het zeer waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen nodig zal zijn om de verbintenis af te wikkelen en het bedrag op betrouwbare wijze kan worden geraamd. Voor toekomstige exploitatieverliezen moeten geen voorzieningen worden opgenomen. Het bedrag van de voorziening is de beste raming van de uitgaven die naar verwachting nodig zullen zijn om de huidige verbintenis op de verslagdatum af te wikkelen. Indien de te waarderen voorziening een groot aantal posten omvat, wordt de verplichting geraamd door alle mogelijke resultaten af te wegen volgens de waarschijnlijkheid dat ze zich zullen voordoen.
15.Financiële verplichtingen
Financiële verplichtingen worden ingedeeld als financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort of als financiële verplichtingen die tegen geamortiseerde kostprijs gewaardeerd zijn. Opgenomen leningen omvatten leningen van kredietinstellingen en in een waardepapier belichaamde schulden. Ze worden de eerste maal opgenomen tegen reële waarde, zijnde de opbrengsten van de emissie (reële waarde van de ontvangen vergoeding), verminderd met de transactiekosten, en vervolgens gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs aan de hand van de effectieverentemethode; verschillen tussen de opbrengsten verminderd met de transactiekosten en de aflossingswaarde worden gedurende de looptijd van de leningen opgenomen in de staat van de financiële resultaten met gebruikmaking van de effectieverentemethode.
Financiële verplichtingen worden onder de niet-vlottende activa opgenomen, tenzij de looptijd binnen de twaalf maanden na de balansdatum verstrijkt. In het geval van leningen die uit geleende middelen worden verstrekt, mag de effectieverentemethode om materialiteitsoverwegingen niet afzonderlijk voor opgenomen en verstrekte leningen worden toegepast. De transactiekosten van de EU die aan de begunstigde van de lening in rekening worden gebracht, worden direct in de staat van de financiële resultaten opgenomen.
EU-trustfondsen beschouwd als deel uitmakend van de operationele activiteiten van de Commissie worden opgenomen in de boeken van de Commissie en vervolgens geconsolideerd in de jaarrekening van de EU. Bijdragen van andere donoren aan de EU-trustfondsen voldoen derhalve aan de criteria van ontvangsten uit niet-ruiltransacties onder bepaalde voorwaarden en worden vermeld als financiële passiva totdat aan de voorwaarden voor de bijdragen is voldaan d.w.z. de subsidiabele uitgaven door het trustfonds zijn gedaan. Trustfondsen zijn opgericht om specifieke projecten te financieren en moeten resterende middelen terugstorten op het moment van afwikkeling. Op de balansdatum worden de uitstaande bijdrageverplichtingen gewaardeerd als de ontvangen bijdragen minus de door het trustfonds gedane uitgaven, inclusief waar nodig geschatte bedragen. Voor verslagleggingsdoeleinden worden de netto-uitgaven toegerekend aan de bijdragen van andere donors in verhouding tot de nettobijdragen per 31 december. Deze toerekening van bijdragen is louter indicatief. Bij de afwikkeling van het trustfonds wordt over de precieze verdeling van de resterende middelen beslist door de raad van beheer van het trustfonds.
Financiële passiva die zijn ingedeeld tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort omvatten derivaten wanneer hun reële waarde negatief is. Zij worden boekhoudkundig op dezelfde manier verwerkt als financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of verlies (zie toelichting 1.5.5).
16.Crediteuren
Een aanzienlijk bedrag van de post crediteuren van de EU betreft onvereffende kostendeclaraties van begunstigden van subsidies of andere vormen van EU-financiering (niet-ruiltransacties). Ze worden geboekt als te betalen posten voor het gevraagde bedrag wanneer de kostendeclaratie wordt ontvangen. Na verificatie en aanvaarding van de subsidiabele kosten, worden de crediteuren gewaardeerd tegen het aanvaarde en subsidiabele bedrag.
Te betalen posten die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden bij ontvangst van de factuur opgenomen voor het oorspronkelijke bedrag en de overeenkomstige uitgaven worden in de boeken opgenomen wanneer de goederen of diensten worden geleverd en door de EU worden aanvaard.
17.Overlopende posten
Transacties en gebeurtenissen worden in de financiële staten opgenomen in de periode waarop zij betrekking hebben. Wanneer er aan het einde van het jaar geen factuur is opgesteld en de dienst is verstrekt of de goederen zijn geleverd door de EU of er een contractuele overeenkomst bestaat (bv. op grond van een verdrag) worden de aan de periode toerekenbare inkomsten in de financiële staten opgenomen. Wanneer er bovendien aan het einde van het jaar een factuur is opgesteld, maar de dienst nog niet is verstrekt of de goederen nog niet zijn geleverd, worden de ontvangsten uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode geboekt.
Ook uitgaven worden geboekt in de periode waarop zij betrekking hebben. Aan het einde van de boekhoudkundige periode worden de toegerekende uitgaven opgenomen tegen het geraamde bedrag van de voor de periode verschuldigde overdracht. De berekening van toegerekende uitgaven gebeurt volgens gedetailleerde operationele en praktische richtsnoeren die zijn gepubliceerd door de Commissie en die tot doel hebben te waarborgen dat de financiële staten een getrouw beeld geven van de economische en andere bijzonderheden die zij willen weergeven. Naar analogie zal voor vooruitbetaling van goederen en diensten die nog niet zijn ontvangen, de uitgave worden uitgesteld en in de volgende boekhoudkundige periode worden geboekt.
17.1.STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
18.Ontvangsten
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES
De overgrote meerderheid van de ontvangsten van de EU heeft betrekking op niet-ruiltransacties:
Bni- en btw-middelen
De ontvangsten worden opgenomen voor de periode waarvoor de Commissie de door de lidstaten bij te dragen bedragen opvraagt. Ze worden gewaardeerd tegen het opgevraagde bedrag. Omdat de btw- en bni-middelen op ramingen van de gegevens voor het betrokken begrotingsjaar gebaseerd zijn, zijn ze — totdat de lidstaten de definitieve gegevens verstrekken — voor herziening vatbaar naarmate veranderingen optreden. Het effect van een verandering in de raming wordt opgenomen wanneer het netto-overschot of -tekort voor de periode waarin de verandering is opgetreden, wordt bepaald.
Traditionele eigen middelen
De vorderingen op niet-ruiltransacties en de daarmee samenhangende ontvangsten worden opgenomen wanneer de desbetreffende maandelijkse A-boekhouding (met de geïnde rechten en verschuldigde bedragen die gewaarborgd en niet betwist zijn) van de lidstaten wordt ontvangen. Op de verslagdatum worden de voor de periode door de lidstaten geïnde ontvangsten die nog niet aan de Commissie zijn gestort, geraamd en opgenomen als toegerekende inkomsten. De driemaandelijkse B-boekhouding (met de rechten die niet geïnd noch gewaarborgd zijn, en de gewaarborgde bedragen die door de schuldenaar worden betwist) die van de lidstaten is ontvangen, wordt als ontvangsten opgenomen verminderd met de inningskosten waarop de lidstaten recht hebben. Bovendien wordt een waardevermindering opgenomen ten bedrage van het geraamde oninbare gedeelte.
Geldboeten
Ontvangsten uit geldboeten worden opgenomen wanneer het besluit van de EU om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. Wanneer er twijfel bestaat omtrent de solvabiliteit van de onderneming, wordt een waardevermindering op het recht opgenomen. Na de kennisgeving van het besluit waarbij een geldboete is opgelegd, heeft de debiteur twee maanden de tijd om:
-hetzij het besluit te aanvaarden, waarna hij de geldboete binnen de gestelde termijn moet betalen en het bedrag definitief wordt geïnd door de EU;
-hetzij het besluit niet te aanvaarden, hetgeen betekent dat hij beroep instelt op grond van de EU-wetgeving.
Zelfs indien er beroep is ingesteld, moet de hoofdsom van de geldboete binnen de gestelde termijn van drie maanden worden betaald, want het beroep heeft geen schorsende werking (artikel 278 van het EU-Verdrag). Onder bepaalde omstandigheden kan de onderneming met instemming van de rekenplichtige van de Commissie een bankgarantie voor het bedrag geven.
Indien de onderneming tegen het besluit beroep instelt en de geldboete al voorlopig heeft betaald, wordt het bedrag als een voorwaardelijk passief opgenomen. Aangezien een beroep tegen een besluit van de EU echter geen schorsende werking heeft, wordt het ontvangen geld wel gebruikt om de vordering af te wikkelen. Indien in plaats van betaling een bankgarantie is gegeven, blijft de geldboete een vordering. Indien de kans bestaat dat het Gerecht zich ten nadele van de EU uitspreekt, wordt een voorziening opgenomen die dit risico dekt. Indien een bankgarantie is gegeven, wordt de uitstaande vordering afgeschreven zoals vereist. De cumulatieve rente die de Commissie ontvangt op de bankrekeningen waarop de ontvangen betalingen worden gestort, wordt als ontvangsten opgenomen en eventuele voorwaardelijke passiva worden evenredig verhoogd.
Sedert 2010 worden alle voorlopig geïnde geldboeten door de Commissie beheerd in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd, en belegd in financiële instrumenten.
ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
Ontvangsten uit de verkoop van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de beduidende risico's en voordelen verbonden aan de eigendom van de goederen op de koper zijn overgegaan. Baten uit een verrichting die de levering van diensten behelst, worden opgenomen in verhouding tot de mate van voltooiing van de verrichting op de verslagdatum.
Rentebaten en -lasten
Rentebaten en -lasten worden in de staat van de financiële resultaten opgenomen volgens de effectieverentemethode. Dit is een methode om de geamortiseerde kostprijs van een financieel actief of een financiële verplichting te berekenen en om de rentebaten of -uitgaven toe te rekenen aan de periode waarop ze betrekking hebben. Bij de berekening van de effectieve rente raamt de EU de kasstromen waarbij rekening wordt gehouden met alle contractvoorwaarden van het financieel instrument (bv. vooruitbetalingsopties), maar laat zij toekomstige kredietverliezen buiten beschouwing. Alle vergoedingen betaald of ontvangen door de partijen bij het contract die integraal deel uitmaken van de effectieve rente, transactiekosten en alle andere premies of kortingen, worden in de berekening opgenomen.
Wanneer de boekwaarde van een financieel actief of een groep verwante financiële activa is verlaagd als gevolg van een waardeverminderingsverlies, worden rentebaten opgenomen, vastgesteld aan de hand van de rentevoet waarmee de toekomstige kasstromen zijn verdisconteerd om het waardeverminderingsverlies te bepalen.
Dividendinkomen
Baten uit dividenden worden opgenomen wanneer het recht om betaling te ontvangen is vastgesteld.
19.Uitgaven
De kosten van niet-ruiltransacties maken het merendeel van de uitgaven van de EU uit. Het gaat om overdrachten aan begunstigden, die van drieërlei aard kunnen zijn: rechten, overdrachten bij overeenkomst en subsidies, bijdragen en giften.
Overdrachten worden als uitgaven opgenomen in de periode waarin de gebeurtenissen die aanleiding geven tot de overdracht zich voordoen, mits de overdracht bij besluit (Financieel Reglement, Statuut of ander besluit) is toegestaan of een overeenkomst is ondertekend waarbij de overdracht wordt toegestaan, de begunstigde heeft voldaan aan eventuele subsidiabiliteitscriteria en van het bedrag een redelijke raming kan worden gemaakt.
Betalingsverzoeken of kostendeclaraties die aan de voorwaarden voor erkenning voldoen, worden als uitgaven opgenomen voor het in aanmerking komende bedrag. Aan het einde van het jaar worden in aanmerking komende bedragen die aan de begunstigden verschuldigd zijn, maar waarvoor nog geen declaratie heeft plaatsgevonden, geraamd en geboekt als toegerekende uitgaven.
De kosten van ruiltransacties die voortvloeien uit de aanschaf van goederen en diensten worden opgenomen wanneer de goederen zijn geleverd en door de EU zijn aanvaard. Ze worden gewaardeerd tegen het oorspronkelijke factuurbedrag. Voorts worden op de balansdatum de uitgaven voor dienstprestaties gedurende de periode waarvoor nog geen factuur is ontvangen of aanvaard, geraamd en opgenomen in de staat van de financiële resultaten.
19.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA EN VERPLICHTINGEN
20.Voorwaardelijke activa
Een voorwaardelijk actief is een mogelijk actief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van één of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Een voorwaardelijk actief wordt opgenomen wanneer een instroom van economische baten of dienstenpotentieel waarschijnlijk is.
21.Voorwaardelijke verplichtingen
Een voorwaardelijk passief is een mogelijk passief dat voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden en waarvan het bestaan alleen wordt bevestigd door het al dan niet plaatsvinden van een of meer onzekere toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft, of een bestaande verplichting die voortvloeit uit gebeurtenissen in het verleden, maar die niet is opgenomen omdat: het niet waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen die economische voordelen of dienstenpotentieel in zich bergen vereist zal zijn om de verplichting af te wikkelen of, in zeldzame omstandigheden, omdat het bedrag van de verplichting onvoldoende betrouwbaar kan worden bepaald.
21.1.KASSTROOMOVERZICHT
Informatie over de kasstroom wordt gebruikt om een basis te verschaffen voor het beoordelen van het vermogen van de EU om geldmiddelen en kasequivalenten te genereren, en van haar behoeften om deze kasstromen te gebruiken.
Voor het opstellen van het kasstroomoverzicht is gebruik gemaakt van de indirecte methode. Dat betekent dat het economisch resultaat voor het begrotingsjaar wordt aangepast om rekening te houden met de gevolgen van transacties van niet-contante aard, latenties of voorzieningen voor reeds of nog te ontvangen of betalen kasstromen uit de beleidsactiviteiten, en baten of lasten die verband houden met beleggings- of financieringskasstromen.
Kasstromen die voortkomen uit transacties in vreemde valuta moeten worden gepresenteerd in de rapporteringsvaluta van de EU (de euro) door op het bedrag in de vreemde valuta de wisselkoers toe te passen die op de datum van de kasstroom geldt tussen de euro en de vreemde valuta.
Het kasstroomoverzicht geeft een overzicht van de kasstromen tijdens de periode, ingedeeld volgens operationele activiteiten en beleggingsactiviteiten (de EU heeft geen financieringsactiviteiten).
Operationele activiteiten zijn de activiteiten van de EU die geen beleggingsactiviteiten zijn. Het betreft het grootste deel van de activiteiten. Aan begunstigden verstrekte leningen (en de daarmee samenhangende opgenomen leningen, indien van toepassing) worden niet beschouwd als investerings- (of financierings)activiteiten, aangezien zij deel uitmaken van de algemene doelstellingen en daarom van de dagelijkse activiteiten van de EU. Onder de operationele activiteiten vallen ook investeringen zoals investeringen in het Europees Investeringsfonds (EIF), de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) en risicokapitaalfondsen. Het doel van deze activiteiten is immers om bij te dragen tot de verwezenlijking van beleidsdoelen.
Beleggingsactiviteiten zijn de verwerving en vervreemding van immateriële activa en vaste bedrijfsmiddelen en van andere beleggingen die niet in kasequivalenten zijn vervat. Aan begunstigden verstrekte leningen vallen niet onder de beleggingsactiviteiten. Het doel is een overzicht te geven van de beleggingen van de EU.
22.TOELICHTINGEN BIJ DE BALANS
ACTIVA
22.1.IMMATERIËLE ACTIVA
in miljoen EUR | |
Brutoboekwaarde op 31.12.2015 | 698 |
Toevoegingen | 137 |
Vervreemdingen | (22) |
Overdrachten tussen categorieën van activa | 0 |
Overige wijzigingen | 7 |
Brutoboekwaarde op 31.12.2016 | 820 |
Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2015 | (361) |
Afschrijvingskosten voor het jaar | (88) |
Vervreemdingen | 12 |
Overdrachten tussen categorieën van activa | 0 |
Overige wijzigingen | (2) |
Gecumuleerde afschrijving op 31.12.2016 | (439) |
Nettoboekwaarde op 31.12.2016 | 381 |
Nettoboekwaarde op 31.12.2015 | 337 |
Deze bedragen hebben hoofdzakelijk te maken met computersoftware.
22.2.VASTE BEDRIJFSMIDDELEN
De categorie ruimteobjecten omvat vaste activa met betrekking tot de twee ruimteprogramma’s van de EU: de wereldwijde satellietnavigatiesystemen (GNSS) — Galileo en Egnos, en Copernicus, het Europees programma voor aardobservatie. In 2015 werden de vaste activa met betrekking tot Egnos en Copernicus ten bedrage van 584 miljoen EUR opgenomen onder de rubriek materieel en apparatuur.
Voor Galileo werd na de verklaring over de initiële diensten van Galileo op 15 december 2016 een som van 2 165 miljoen EUR aan satellieten en grondcomponenten overgedragen van activa in aanbouw naar vaste activa; het betreft 14 operationele Galileo-satellieten en grondinfrastructuur. De operationele vaste activa van Galileo werden op 31 december 2016 gewaardeerd op 2 146 miljoen EUR na afschrijvingen. De resterende activa in aanbouw van in totaal 756 miljoen EUR (2015: 2 110 miljoen EUR) omvatten 4 in 2016 gelanceerde satellieten waarvan de tests in de omloopbaan op de balansdatum nog niet waren voltooid. De ontwikkeling van het Galileosysteem gaat door totdat het systeem zijn volledige operationele capaciteit heeft bereikt. De voltooide Galileoconstellatie zal 30 satellieten tellen.
Voor de operationele Copernicus-satellieten (Sentinels 1A, 2A, 3A en 1B) is 1 073 miljoen EUR na cumulatieve afschrijvingen geboekt onder de rubriek ruimteobjecten (2015: 498 miljoen EUR). Nog eens 1 133 miljoen EUR in verband met Copernicus-satellieten is geboekt als activa in aanbouw (2015: 1 188 miljoen EUR).
Vaste activa in verband met grondinfrastructuur van het European Geostationary Navigation Overlay System (Egnos) zijn voor 83 miljoen EUR (2015: 85 miljoen EUR) eveneens onder de rubriek ruimteobjecten geboekt. De Egnos-activa in aanbouw bedragen 21 miljoen EUR (2015: 14 miljoen EUR).
De activa in verband met de ruimteprogramma’s van de EU worden gebouwd met assistentie van het Europees Ruimteagentschap (ESA).
Materiële vaste activa
in miljoen EUR | |||||||||
Terreinen en gebouwen | Ruimte-objecten | Installaties en uitrusting | Meubilair en wagenpark | Computer-hardware | Overige | Financiële leasing | Activa in aanbouw | Totaal | |
Brutoboekwaarde op 31.12.2015 | 4 856 | 725 | 563 | 248 | 627 | 277 | 2 784 | 3 832 | 13 911 |
Toevoegingen | 145 | 14 | 28 | 22 | 73 | 20 | 5 | 1 639 | 1 945 |
Vervreemdingen | (2) | (1) | (14) | (10) | (49) | (10) | (3) | 0 | (90) |
Overdrachten tussen categorieën van activa | 294 | 2 864 | 3 | 6 | 3 | 9 | (2) | (3 177) | – |
Overige wijzigingen | 5 | 1 | 4 | 3 | 4 | 2 | 0 | (3) | 16 |
Brutoboekwaarde op 31.12.2016 | 5 297 | 3 603 | 583 | 269 | 658 | 298 | 2 783 | 2 292 | 15 783 |
Cumulatieve afschrijving op 31.12.2015 | (2 701) | (141) | (440) | (176) | (517) | (182) | (1 054) | - | (5 211) |
Afschrijvingskosten voor het jaar | (166) | (160) | (47) | (19) | (62) | (29) | (100) | - | (583) |
Teruggeboekte afschrijving | - | - | 1 | 0 | 6 | 1 | - | - | 8 |
Vervreemdingen | 2 | 0 | 13 | 10 | 42 | 7 | 3 | - | 77 |
Overdrachten tussen categorieën van activa | 0 | - | 0 | 0 | (2) | 0 | 2 | - | – |
Overige wijzigingen | 0 | 0 | (2) | (1) | (2) | 0 | (1) | - | (6) |
Cumulatieve afschrijving op 31.12.2016 | (2 865) | (301) | (474) | (186) | (535) | (203) | (1 150) | – | (5 715) |
NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2016 | 2 432 | 3 302 | 109 | 83 | 122 | 95 | 1 633 | 2 292 | 10 068 |
NETTOBOEKWAARDE OP 31.12.2015 | 2 155 | 584 | 124 | 72 | 110 | 94 | 1 730 | 3 832 | 8 700 |
22.3.BELEGGINGEN DIE WORDEN VERWERKT VOLGENS DE VERMOGENSMUTATIEMETHODE
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen | 2.3.1 | – | 5 |
Belangen in geassocieerde deelnemingen | 2.3.2 | 528 | 491 |
Totaal | 528 | 497 |
23.Belangen in gemeenschappelijke ondernemingen
Er zijn een aantal entiteiten die deels door de EU worden gefinancierd die voldoen aan de vereisten om te worden verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde financiële staten van de EU, maar die niet van materieel belang zijn voor de financiële staten als geheel en daarom niet zijn verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde financiële staten voor 2016. Deze entiteiten worden aangeduid als „kleine entiteiten” – zie toelichting 1.3. De immaterialiteit wordt jaarlijks beoordeeld om te bepalen of deze uitsluiting gerechtvaardigd blijft. De EU-bijdragen aan deze entiteiten zijn geboekt als uitgave. De lijst van deze entiteiten in 2016 is opgenomen in toelichting 9.
24.Belangen in geassocieerde deelnemingen
Het belang van de EU in het Europees Investeringsfonds (EIF) wordt aangemerkt als een geassocieerde deelneming volgens de vermogensmutatiemethode. Het EIF is de financiële instelling van de EU die gespecialiseerd is in het leveren van durfkapitaal en garanties aan kleine en middelgrote ondernemingen. Het EIF is gevestigd in Luxemburg en werkt als publiek-privaat partnerschap, met de Europese Investeringsbank (EIB), de EU en een groep van financiële instellingen als partners. Op 31 december 2016 had de EU een belang van 28,1 % in het EIF (2015: 26,5%) en 28,1% van de stemrechten (2015: 26,5%). Overeenkomstig de statuten moet het EIF ten minste 20 % van zijn jaarlijkse nettowinst in een verplichte reserve storten totdat de reserve in totaal 10 % van het geplaatste kapitaal bedraagt. Deze reserve is niet uitkeerbaar.
in miljoen EUR | |
Europees Investeringsfonds | |
Belang op 31.12.2015 | 491 |
Bijdragen | 41 |
Ontvangen dividenden | (6) |
Aandeel in het nettoresultaat | 34 |
Verandering in de reëlewaardereserve | (0) |
Overige vermogensmutaties | (32) |
Belang op 31.12.2016 | 528 |
De volgende bedragen kunnen aan de EU worden toegerekend op basis van het percentage van haar participatie:
in miljoen EUR | ||||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |||
Totaal EIF | EU-aandeel | Totaal EIF | EU-aandeel | |
Activa | 2 301 | 647 | 2 183 | 578 |
Verplichtingen | (423) | (119) | (328) | (87) |
Ontvangsten | 240 | 67 | 192 | 51 |
Uitgaven | (118) | (33) | (95) | (25) |
Overschot/(tekort) | 122 | 34 | 97 | 26 |
De EU heeft 20 % van haar belang gestort en het niet-opgevraagde saldo bedroeg 986 miljoen EUR.
in miljoen EUR | ||
Totaal kapitaal EIF | EU-inschrijving | |
Totaal aandelenkapitaal | 4 382 | 1 232 |
Volgestort | (876) | (246) |
Niet-opgevraagd | 3 506 | 986 |
24.1.FINANCIËLE ACTIVA
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Niet-vlottende financiële activa | |||
Voor verkoop beschikbare financiële activa | 2.4.1 | 9 131 | 7 222 |
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort | 2.4.2 | – | – |
Leningen | 2.4.3 | 53 116 | 49 743 |
62 247 | 56 965 | ||
Vlottende financiële activa | |||
Voor verkoop beschikbare financiële activa | 2.4.1 | 1 311 | 2 399 |
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort | 2.4.2 | 0 | – |
Leningen | 2.4.3 | 2 361 | 7 508 |
3 673 | 9 907 | ||
Totaal | 65 920 | 66 871 |
25.Voor verkoop beschikbare financiële activa
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
BUFI-beleggingen | 2 013 | 2 647 |
EGKS in liquidatie | 1 685 | 1 699 |
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling | 188 | 188 |
3 886 | 4 534 | |
Garantiefondsen voor garanties uit de begroting: | ||
Garantiefonds voor externe acties | 2 069 | 2 002 |
EFSI-garantiefonds | 948 | - |
3 017 | 2 002 | |
Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd: | ||
Horizon 2020 | 1 213 | 765 |
Financieringsfaciliteit met risicodeling | 719 | 773 |
Connecting Europe Facility* | 483 | 425 |
ETF-startersregeling | 476 | 485 |
Verrichtingen met risicodragend kapitaal | 132 | 152 |
Europees Fonds voor Zuidoost-Europa | 118 | 118 |
Overige | 398 | 366 |
3 539 | 3 084 | |
Totaal | 10 442 | 9 620 |
Langlopend | 9 131 | 7 222 |
Kortlopend | 1 311 | 2 399 |
* De bedragen van vorig jaar hebben betrekking op het initiatief inzake projectobligaties en het garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten. Deze twee instrumenten zijn in 2016 gefuseerd tot de Connecting Europe Facility.
Op een totaal van 10 442 miljoen EUR heeft de EU voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van schuldtitels (zoals obligaties) ten belope van 8 920 miljoen EUR , vermogensinstrumenten van 1 302 miljoen EUR en beleggingen in het EIB Unitary Fund (een geldmarktfonds) van 221 miljoen EUR. De schuldtitels en de eenheden in het EIB Unitary Fund worden voornamelijk gebruikt om aan de EU-garantie- en -risicodelingsinstrumenten toegewezen bedragen tijdelijk te beleggen zolang zij niet worden gebruikt om de aanspraken op garanties te voldoen.
BUFI-beleggingen
Voorlopig geïnde geldboeten in mededingingszaken worden in een speciaal fonds (BUFI - Budget Fines) gestort en door de Commissie belegd in schuldinstrumenten die als voor verkoop beschikbare financiële activa worden ingedeeld.
EGKS in liquidatie
Alle voor verkoop beschikbare financiële activa betreffende de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal in liquidatie zijn schuldtitels in euro die genoteerd zijn op actieve markten.
Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling
Omdat de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) niet beursgenoteerd is en volgens haar statuten participaties ten hoogste tegen aankoopprijs en uitsluitend aan bestaande aandeelhouders mogen worden verkocht, is de participatie van de EU gewaardeerd tegen kostprijs.
in miljoen EUR | ||
Totaal kapitaal EBWO | Inschrijving door de Commissie op 31.12.2016 | |
Totaal geplaatst aandelenkapitaal | 29 703 | 900 |
Volgestort | (6 207) | (188) |
Niet-opgevraagd | 23 496 | 712 |
GARANTIEFONDSEN VOOR BEGROTINGSGARANTIES
Garantiefonds voor externe acties
Het Garantiefonds voor externe acties dekt de door de EU-begroting gegarandeerde leningen, met name leningsoperaties van de EIB buiten de EU, gefinancierd uit de eigen middelen van de EIB, alsmede leningen in het kader van macrofinanciële bijstand (MFB-leningen) en leningen van Euratom buiten de EU (zie toelichting 4.1.1). Het is een langetermijninstrument (niet-vlottend gedeelte: 1 946 miljoen EUR) dat door de EIB wordt beheerd, ter dekking van leningen waarvoor de debiteur in gebreke blijft en de EU borg staat. Het fonds wordt gevoed met betalingen uit de EU-begroting, met de rente op de belegging van de beschikbare middelen van het fonds en met de bij de in gebreke gebleven debiteuren teruggevorderde bedragen voor wie het fonds tot uitbetaling heeft moeten overgaan in verband met een afgegeven garantie. Het in het fonds aan te houden bedrag zou moeten overeenkomen met 9 % van de per jaareinde uitstaande gegarandeerde leningen. Het verschil tussen het streefbedrag en de waarde van de activa van het fonds aan het einde van het jaar wordt gedekt uit de EU-begroting in jaar n+2; eventuele overschotten worden teruggestort aan de EU-begroting.
EFSI-garantiefonds
Volgens de EFSI-verordening moet het EFSI-garantiefonds voor een liquiditeitsbuffer zorgen tegen mogelijke verliezen van de EIB op haar financierings- en investeringsverrichtingen die op grond van de EFSI-overeenkomst in aanmerking komen voor de EU-EFSI-garantie (zie toelichting 4.1.1). Het EFSI-garantiefonds wordt gefinancierd met bijdragen uit de EU-begroting. Het wordt ook gevuld met de opbrengsten van belegde middelen van het garantiefonds, inkomsten die de EU op grond van de EFSI-overeenkomst als vergoeding voor de garantie ontvangt, alsook door de EIB uit hoofde van eerdere garantie-aanspraken van in gebreke blijvende debiteuren gevorderde bedragen. Het fonds wordt beheerd door de Commissie, die gemachtigd is tot het investeren van de activa van het EFSI-garantiefonds op de financiële markten in overeenstemming met het beginsel van goed financieel beheer en met inachtneming van adequate prudentiële regels. Het EFSI-garantiefonds is in april 2016 operationeel geworden. Het zal tussen 2016 en 2022 progressief worden voorzien van middelen tot 8 miljard EUR, zijnde 50 % van het totale bedrag van de EU-EFSI-garantie.
FINANCIERINGSINSTRUMENTEN DIE UIT DE EU-BEGROTING WORDEN GEFINANCIERD
Voor een overzicht van alle financieringsinstrumenten die uit de begroting worden gefinancierd, zie de bespreking en analyse van de financiële staten.
Horizon 2020
Bij de EU-verordening tot vaststelling van Horizon 2020 — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), zijn nieuwe financieringsinstrumenten ingesteld om de toegang tot financiering te verbeteren voor entiteiten die aan onderzoek en innovatie (O&I) doen. Deze instrumenten zijn: de InnovFin Leningen- en garantiedienst voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie waarmee de Commissie een deel van de financiële risico’s die verbonden zijn aan een portefeuille nieuwe, door de EIB aangegane financieringsoperaties op zich neemt; de InnovFin-garantieregeling voor kmo’s, met inbegrip van het instrument voor onbeperkte garantie in het kader van het kmo-initiatief (SIUGI) — door het EIF beheerde faciliteiten voor het verstrekken van garanties en tegengaranties aan financiële intermediairs voor nieuwe portefeuilles leningen (via SIUGI deelt de Commissie het financiële risico verbonden aan de garantie met de lidstaten, het EIF en de EIB); en de InnovFin eigenvermogensfaciliteit voor onderzoek en innovatie, die belegt in risicokapitaalfondsen en beheerd wordt door het EIF.
Risicodelende financieringsfaciliteit
De financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) wordt door de EIB beheerd en de beleggingsportefeuille van de Commissie wordt gebruikt om voorzieningen aan te leggen voor financiële risico's in verband met leningen en garanties die door de EIB worden gegeven aan onderzoeksprojecten die daarvoor in aanmerking komen. In totaal heeft de EU in het kader van het MFK 2007-2013 maximaal 1 miljard EUR toegewezen aan de RSFF. In het kader van het MFK 2014-2020 zijn er geen nieuwe bijdragen uit de begroting aan de RSFF gepland. Het globale risico voor de EU is beperkt tot haar inbreng in de faciliteit.
Connecting Europe Facility
Zoals in Verordening (EU) nr. 1316/2013 is bepaald, heeft de Connecting Europe Facility (CEF) tot doel het vinden van financiering voor infrastructuurprojecten in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie te vergemakkelijken. De faciliteit wordt beheerd door de EIB op grond van een overeenkomst met de EU. Het CEF-financieel schuldinstrument is de voortzetting van het leninggarantie-instrument voor TEN-T-projecten (LGTT) en van de proeffase van het initiatief inzake projectobligaties (PBI). De LGTT- en PBI-portefeuilles zijn met ingang van 1 januari 2016 samengevoegd in het CEF-financieringsinstrument. Het biedt risicodeling voor schuldfinanciering aan in de vorm van niet-achtergestelde en achtergestelde schulden of garanties, evenals ondersteuning van projectobligaties.
ETF-startersregeling
Dit betreft eigenvermogensinstrumenten die werden gefinancierd door het programma voor groei en werkgelegenheid, het meerjarenprogramma, het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie en het proefproject technologieoverdracht, administratief beheerd door het EIF, ter ondersteuning van de oprichting en financiering van beginnende kleine en middelgrote ondernemingen door middel van investeringen in geschikte gespecialiseerde durfkapitaalfondsen.
26.Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort
in miljoen EUR | ||||||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |||||
Notioneel bedrag (“receive leg”) | Notio-neel bedrag (“pay leg”) | Reële waarde | Notioneel bedrag 'receive' | Notio-neel bedrag 'pay' | Reële waarde | |
Termijncontracten in vreemde valuta | 50 | (50) | 0 | – | – | – |
In 2016 heeft de EU twee valutatermijncontracten afgesloten ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds. Overeenkomstig deze termijncontracten levert de EU het contractueel overeengekomen notionele bedrag in vreemde valuta (“pay leg”) en ontvangt zij het notionele bedrag in EUR (“receive leg”) op de vervaldatum. Deze derivatencontracten worden gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum en ingedeeld als financiële activa of financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort naargelang hun reële waarde positief of negatief uitvalt. Op 31 december 2016 leverde een valutatermijncontract met een onderliggende waarde van 50 miljoen EUR een positieve reële waarde van 0,5 miljoen EUR op, geboekt onder de financiële activa. Het andere contract, met een onderliggende waarde van 101 miljoen EUR, leverde een negatieve reële waarde op en is als zodanig onder de financiële passiva opgenomen (zie toelichting 2.11.2).
Op 31 december 2016 zijn alle financiële activa tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort ingedeeld in niveau 2 van de reëlewaardehiërarchie — zie onderstaande tabel.
Reëlewaardehiërarchie van financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Activa van niveau 1: prijsnoteringen op actieve markten | 8 910 | 8 123 |
Activa van niveau 2: waarneembare input, anders dan prijsnoteringen | 231 | 188 |
Activa van niveau 3: waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input | 1 302 | 1 310 |
Totaal | 10 442 | 9 620 |
Er hebben in de verslagperiode geen overdrachten tussen niveau 1 en niveau 2 plaatsgevonden.
Aansluiting van financiële activa, gewaardeerd aan de hand van waarderingstechnieken met niet op waarneembare marktgegevens gebaseerde input (niveau 3):
in miljoen EUR | |
Beginsaldo op 31.12.2015 | 1 310 |
Aan- en verkopen | 32 |
Winsten of verliezen over de periode in financiële inkomsten of financieringskosten | (54) |
Baten en verliezen die in de nettoactiva zijn opgenomen | 13 |
Overdrachten naar niveau 3 | – |
Overdrachten vanuit niveau 3 | – |
Overige | – |
Eindsaldo op 31.12.2016 | 1 302 |
27.Leningen
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Leningen voor financiële bijstand | 2.4.3.1 | 55 134 | 56 874 |
Andere leningen | 2.4.3.2 | 343 | 377 |
Totaal | 55 477 | 57 251 | |
Langlopend | 53 116 | 49 743 | |
Kortlopend | 2 361 | 7 508 |
28.Leningen voor financiële bijstand
in miljoen EUR | ||||||
EFSM | BB-mecha-nisme | Macro-financiële bijstand | Euratom | EGKS in liquidatie | Totaal | |
Totaal op 31.12.2015 | 47 509 | 5 811 | 3 024 | 301 | 229 | 56 874 |
Nieuwe leningen | 4 750 | - | 10 | – | - | 4 760 |
Aflossingen | (4 750) | (1 500) | (70) | (49) | - | (6 369) |
Wisselkoersverschillen | - | - | – | – | (33) | (33) |
Veranderingen in boekwaarde | (53) | (40) | – | – | (5) | (98) |
Afwaardering | - | - | – | – | - | – |
Totaal op 31.12.2016 | 47 456 | 4 272 | 2 964 | 252 | 191 | 55 134 |
Langlopend | 46 800 | 3 050 | 2 889 | 199 | 101 | 53 039 |
Kortlopend | 656 | 1 222 | 75 | 53 | 90 | 2 096 |
De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.
De totale nominale waarde van de leningen voor financiële bijstand op 31 december 2016 is 54 373 miljoen EUR (2015: 56 011 miljoen EUR).
Het EFSM maakt het mogelijk financiële bijstand te verlenen aan een lidstaat in geval van moeilijkheden of ernstige dreiging van grote moeilijkheden veroorzaakt door buitengewone gebeurtenissen die deze lidstaat niet kan beheersen. De bijstand kan de vorm aannemen van een lening of een kredietlijn. Volgens de conclusies van de Raad (Ecofin) van 9 mei 2010 bedragen de middelen van de faciliteit ten hoogste 60 miljard EUR, maar bij wettelijke bepaling wordt het uitstaande bedrag aan leningen of kredietlijnen beperkt tot de marge die beschikbaar is onder het plafond van de eigen middelen. De leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden door de EU-begroting gewaarborgd. Er zijn geen plannen waarbij het EFSM nieuwe financieringsprogramma's zou aangaan of nieuwe leningfaciliteitsovereenkomsten zou sluiten.
De betalingsbalansfaciliteit, een financieel beleidsinstrument, biedt de lidstaten van de EU die niet voor de euro hebben gekozen financiële bijstand op middellange termijn. Er kunnen leningen worden verstrekt aan lidstaten die zich voor feitelijke of ernstig dreigende moeilijkheden met betrekking tot hun betalingsbalans of kapitaalverkeer gesteld zien. Het maximale uitstaande bedrag van in het kader van het instrument toegekende leningen is beperkt tot 50 miljard EUR. De leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden door de EU-begroting gewaarborgd.
Macrofinanciële bijstand is een financieel beleidsinstrument voor niet-gebonden en niet-specifieke betalingsbalans- en/of begrotingssteun aan partnerlanden die momenteel een IMF-programma uitvoeren. Macrofinanciële bijstand wordt verstrekt in de vorm van middellange- of langetermijnleningen of subsidies, of een combinatie daarvan, en dient in het algemeen ter aanvulling van de financiering in het kader van een door het IMF gesteund aanpassings- en hervormingsprogramma. Die leningen zijn gewaarborgd door het Garantiefonds voor externe maatregelen. Op 31 december 2016 was 1 313 miljoen EUR betreffende een leningfaciliteitovereenkomst in het kader van macrofinanciële bijstand toegekend aan Oekraïne (1 200 miljoen euro), Tunesië (100 miljoen EUR) en Georgië (13 miljoen EUR), maar nog niet uitbetaald (zie toelichting 4.1.2).
De juridische entiteit Euratom (die door de Commissie wordt vertegenwoordigd) verstrekt leningen aan lidstaten en niet-lidstaten voor de financiering van projecten in verband met energie-installaties. Op 31 december 2016 was 300 miljoen EUR aan leningen aan Oekraïne toegekend, maar nog niet uitbetaald (zie toelichting 4.1.2). Van derden is 252 miljoen EUR (2015: 301 miljoen EUR) ontvangen uit hoofde van garanties voor leningen van Euratom.
Leningen van de EGKS in vereffening zijn verstrekt uit geleende middelen overeenkomstig de artikelen 54 en 56 van het EGKS-Verdrag.
Effectieve rentevoeten van leningen (uitgedrukt als een rente-interval)
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Macrofinanciële bijstand | 0 % tot 4,54 % | 0 % tot 4,54 % |
Euratom | 0 % tot 5,76 % | 0,08 % tot 5,76 % |
Betalingsbalans | 2,37 % tot 3,37 % | 2,37 % tot 3,62 % |
Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM) | 0,62 % tot 3,75 % | 0,62 % tot 3,75 % |
EGKS in liquidatie | 5,23 % tot 5,81 % | 5,23 % tot 5,81 % |
29.Andere leningen
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Leningen met bijzondere voorwaarden | 93 | 113 |
Gesubrogeerde leningen | – | – |
Door de EGKS in vereffening verstrekte woningleningen | 5 | 6 |
Termijndeposito’s op 3 tot 12 maanden | 245 | 257 |
Totaal | 343 | 377 |
Langlopend | 77 | 88 |
Kortlopend | 266 | 290 |
De totale nominale waarde van overige leningen bedroeg op 31 december 2016 673 miljoen EUR (2015: 609 miljoen EUR).
Leningen met bijzondere voorwaarden omvatten voornamelijk leningen met een speciale rentevoet die in het kader van de samenwerking met niet-lidstaten zijn verstrekt.
Gesubrogeerde leningen zijn noodlijdende leningen die werden verstrekt door de EIB en waarvoor alle rechten zijn gesubrogeerd aan de EU na betaling uit het Garantiefonds voor externe acties. Deze leningen zijn volledig afgeschreven voor een bedrag van 332 miljoen EUR (2015: 218 miljoen EUR).
Waardevermindering op andere leningen
in miljoen EUR | ||||||
31.12.2015 | Toevoegingen | Terugnemingen | Afschrijving | Overige | 31.12.2016 | |
Leningen met bijzondere voorwaarden | 13 | 0 | (6) | 0 | 0 | 7 |
Gesubrogeerde leningen | 218 | 114 | 0 | 0 | 0 | 332 |
Door de EGKS in vereffening verstrekte woningleningen | – | – | – | – | – | – |
Totaal | 231 | 114 | (6) | 0 | 0 | 339 |
29.1.VOORFINANCIERING
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Langlopende voorfinanciering | |||
Voorfinanciering | 2.5.1 | 20 219 | 28 543 |
Overige voorschotten voor de lidstaten | 2.5.2 | 1 651 | 1 332 |
Bijdragen aan trustfondsen | 31 | 4 | |
21 901 | 29 879 | ||
Kortlopende voorfinanciering | |||
Voorfinanciering | 2.5.1 | 21 386 | 11 498 |
Overige voorschotten voor de lidstaten | 2.5.2 | 2 183 | 3 779 |
23 569 | 15 277 | ||
Totaal | 45 470 | 45 156 |
Het niveau van de voorfinancieringen in de verschillende programma’s moet toereikend zijn om de begunstigden te kunnen voorzien van de middelen die zij nodig hebben om hun projecten te kunnen opstarten, maar tegelijkertijd moeten de financiële belangen van de EU worden gevrijwaard en moet er rekening worden gehouden met juridische en operationele beperkingen en overwegingen in verband met kosteneffectiviteit. De Commissie heeft met al deze elementen rekening gehouden om de follow-up van voorfinanciering te proberen te verbeteren.
30.Voorfinanciering
in miljoen EUR | ||||||
Brutobedrag | Afgewikkeld in het kader van afsluiting | Netto-bedrag op 31.12.2016 | Brutobedrag | Afgewikkeld in het kader van afsluiting | Nettobedrag op 31.12.2015 | |
Gedeeld beheer | ||||||
Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling | 3 955 | – | 3 955 | 4 726 | (1 629) | 3 097 |
EFRO & CF | 19 858 | (4 727) | 15 131 | 24 268 | (7 416) | 16 852 |
ESF | 6 477 | (617) | 5 860 | 7 251 | (1 325) | 5 926 |
Overige | 4 219 | (2 393) | 1 826 | 4 359 | (2 365) | 1 994 |
34 509 | (7 737) | 26 772 | 40 604 | (12 735) | 27 869 | |
Direct beheer | ||||||
Uitgevoerd door: | ||||||
Commissie | 12 424 | (8 843) | 3 581 | 12 512 | (9 536) | 2 976 |
uitvoerende EU-agentschappen | 13 136 | (8 348) | 4 788 | 11 065 | (7 767) | 3 298 |
trustfondsen | 142 | (82) | 60 | 14 | (5) | 9 |
25 701 | (17 273) | 8 429 | 23 591 | (17 308) | 6 283 | |
Indirect beheer | ||||||
Uitgevoerd door: | ||||||
andere EU-agentschappen & -organen | 616 | (157) | 459 | 627 | (95) | 532 |
derde landen | 1 861 | (1 135) | 726 | 2 151 | (1 229) | 922 |
internationale organisaties | 7 230 | (4 432) | 2 797 | 6 640 | (4 014) | 2 626 |
andere entiteiten | 6 498 | (4 077) | 2 422 | 5 330 | (3 521) | 1 809 |
16 206 | (9 801) | 6 404 | 14 748 | (8 859) | 5 889 | |
Totaal | 76 416 | (34 811) | 41 605 | 78 943 | (38 902) | 40 041 |
Langlopend | 20 219 | – | 20 219 | 28 543 | – | 28 543 |
Kortlopend | 56 197 | (34 811) | 21 386 | 50 401 | (38 902) | 11 498 |
Bij voorfinanciering wordt geld uitbetaald, wat betekent dat er betalingskredieten worden gebruikt. Zoals wordt verduidelijkt in toelichting 1.5.7, betreft het voorschotten die nog niet als uitgave worden geboekt. Voorfinancieringen verminderen dus de nog af te wikkelen verplichtingen (RAL - zie toelichting 5.1), maar vertegenwoordigen in de staat van de financiële resultaten nog te erkennen uitgaven.
De bedragen op de balans worden hoofdzakelijk bepaald door de afsluiting van programmeringsperiode 2007-2013 en de geleidelijke invoering van programma’s in het kader van de periode 2014-2020: de voorfinanciering met betrekking tot de oude programma's neemt af naarmate kosten worden aanvaard en voor de nieuwe programmeringsperiode zijn er nieuwe voorschotten uitbetaald.
Wat het gedeeld beheer betreft, verklaart deze overgang van de ene naar de andere programmeringsperiode ook het verloop tussen vlottende en niet-vlottende saldi. De programmeringsperiode 2007-2013 bevindt zich in de afsluitende fase en dus zullen binnen twaalf maanden meer bedragen verschuldigd zijn. Wat de programmeringsperiode 2014-2020 betreft, wordt de initieel uitbetaalde voorfinanciering geboekt als niet-vlottend, terwijl de jaarlijkse voorfinanciering wordt geboekt als vlottend.
De bovenstaande tabel geeft een aanzienlijke vermindering van de brutovoorfinancieringen in het kader van gedeeld beheer te zien, wat kan worden verklaard door de goedkeuring van 18 521 miljoen EUR aan kosten, gedeeltelijk gecompenseerd door de uitbetaling van nieuwe voorfinancieringen ten belope van 12 426 miljoen euro.
Ontvangen garanties op voorfinanciering
Dit zijn garanties die de Commissie in bepaalde gevallen verlangt bij de betaling van voorschotten (voorfinanciering) aan begunstigden die geen lidstaten zijn. Er zijn twee waarden om voor dit soort garantie op te nemen: de 'nominale waarde' en de 'lopende waarde'. Voor de „nominale” waarde houdt de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan, verband met het bestaan van de waarborg. Voor de 'lopende' waarde is de gebeurtenis die de waarborg doet ontstaan de betaling van voorfinanciering en/of latere verrekeningen. Op 31 december 2016 beliep de 'nominale waarde' van de ontvangen garanties in verband met voorfinanciering 683 miljoen EUR. De 'lopende waarde' van die garanties beliep 496 miljoen EUR (in 2015: respectievelijk 844 miljoen EUR en 626 miljoen EUR).
Bepaalde voorfinancieringen die in het kader van het zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en in het kader van Horizon 2020 worden betaald, worden daadwerkelijk gedekt door het Garantiefonds voor deelnemers. Het Garantiefonds voor deelnemers is een instrument voor onderlinge verzekering, dat is opgezet om de risico's te dekken met betrekking tot bedragen die niet worden betaald door deelnemers tijdens de uitvoering van indirecte maatregelen van KP7 en Horizon 2020. Alle deelnemers aan indirecte maatregelen die een subsidie van de EU ontvangen, dragen 5 % van de totale ontvangen som bij aan het kapitaal van het Garantiefonds voor deelnemers.
Op 31 december 2016 bedroegen de door het Garantiefonds voor de deelnemers gedekte voorfinancieringen in totaal 1,8 miljard EUR (2015: 1,7 miljard EUR). De EU (vertegenwoordigd door de Commissie) treedt op als uitvoerend orgaan van de deelnemers van het Garantiefonds voor de deelnemers, maar het Fonds is eigendom van de deelnemers.
Per jaareinde bedroegen de activa van het Garantiefonds in totaal 1 951 miljoen EUR (2015: 1 838 miljoen EUR). De activa van het Garantiefonds voor de deelnemers bevatten ook financiële activa die door het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken van de Commissie worden beheerd. Omdat het Garantiefonds voor de deelnemers een aparte entiteit is, worden de activa van het fonds niet in deze EU-jaarrekening geconsolideerd.
31.Overige voorschotten voor de lidstaten
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Voorschotten aan de lidstaten voor financiële instrumenten in het kader van gedeeld beheer | 2 534 | 3 287 |
Steunregelingen | 1 300 | 1 824 |
Totaal | 3 834 | 5 111 |
Langlopend | 1 651 | 1 332 |
Kortlopend | 2 183 | 3 779 |
Voorschotten aan de lidstaten voor financieringsinstrumenten in het kader van gedeeld beheer
In het kader van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ESIF) is het mogelijk om uit de EU-begroting voorschotten te betalen aan de lidstaten om hen in staat te stellen bij te dragen aan financieringsinstrumenten (d.w.z. leningen, eigen vermogen of garanties). Deze financieringsinstrumenten worden opgezet en beheerd onder de verantwoordelijkheid van de lidstaten, niet van de Commissie. Bedragen die aan het einde van het jaar niet door deze instrumenten zijn gebruikt, zijn evenwel eigendom van de EU (zoals bij alle voorfinanciering) en worden daarom als actief in de balans van de EU opgenomen.
Periode 2014-2020:
De lidstaten hebben in het kader van het cohesiebeleid 3 681 miljoen EUR bijgedragen, waarvan naar schatting nog 1 842 miljoen EUR moest worden geïmplementeerd op 31 december 2016. Dit omvat de bijdrage van de lidstaten aan het initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen, dat is opgezet om de kredietverstrekking door de banksector aan het mkb aan te zwengelen (745 miljoen EUR betaald, waarvan naar schatting 481 miljoen EUR nog niet is gerealiseerd).
Voor plattelandsontwikkeling was per jaareinde 6 miljoen EUR nog ongebruikt was.
Periode 2007-2013:
In de vorige programmeringsperiode bevatten de rechtsgrondslagen geen verplichting voor de lidstaten om over het gebruik van die voorschotten periodiek verslag uit te brengen aan de Commissie, en in sommige gevallen zelfs niet om die voorschotten op te nemen in de bij de Commissie in te dienen uitgavenstaten.
Voor het cohesiebeleid verzamelt de Commissie bij de lidstaten jaarlijks informatie over deze financieringsinstrumenten, die zij in een jaarlijks uitvoeringsverslag consolideert. Het volgende verslag wordt het eindverslag over de uitvoering maar zal niet tijdig beschikbaar zijn voor opname in deze rekeningen. Bijgevolg, zoals voorgaande jaren, wordt de waarde van deze activa geraamd op basis van de meest recent beschikbare betrouwbare informatie, d.w.z. het jaarlijkse uitvoeringsverslag per 31 december 2015 en de in 2016 verrichte betalingen. De raming berust deels op de aanname dat de middelen volledig en gelijkmatig zullen worden gebruikt over de resterende looptijd (tot 31 maart 2017). Geschat wordt dat aan het einde van het begrotingsjaar 2016 nog 686 miljoen EUR overbleef voor investeringen in de eindbegunstigden.
Voor plattelandsontwikkeling hadden op het einde van het jaar alle bedragen een bestemming gekregen of waren zij vóór het einde van de programmeringsperiode via herverdeling aan andere maatregelen toegewezen.
Steunregelingen
Net als de bedragen hierboven worden de door de lidstaten voor de diverse steunregelingen (staatssteun, marktmaatregelen van het ELGF of investeringsmaatregelen van het Elfpo) betaalde voorschotten die aan het einde van het jaar niet zijn gebruikt, als activa opgenomen in de balans van de Commissie. De Commissie heeft de waarde van die voorschotten gebaseerd op informatie die door de lidstaten is verstrekt: de daaruit voortvloeiende bedragen zijn opgenomen onder de subrubrieken steunregelingen hierboven.
Periode 2014-2020:
Voor plattelandsontwikkeling was op het einde van het jaar 117 miljoen EUR nog ongebruikt.
In het landbouwbeleid heeft de Commissie informatie over de ongebruikte bedragen rechtstreeks bij de betaalorganen in de lidstaten opgevraagd. Op basis van deze informatie wordt geraamd dat op het einde van het jaar 721 miljoen EUR nog ongebruikt was.
Periode 2007-2013:
Geraamd wordt dat 461 miljoen EUR voor voorschotten in het kader van het landbouwbeleid einde 2016 ongebruikt is gebleven.
31.1.VORDERINGEN MET TEGENPRESTATIE EN VERHAALBARE BEDRAGEN ZONDER TEGENPRESTATIE
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Langlopend | |||
Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen | 2.6.1 | 700 | 857 |
Vorderingen uit ruiltransacties | 2.6.2 | 16 | 13 |
717 | 870 | ||
Kortlopend | |||
Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen | 2.6.1 | 10 347 | 8 882 |
Vorderingen uit ruiltransacties | 2.6.2 | 558 | 572 |
10 905 | 9 454 | ||
Totaal | 11 621 | 10 324 |
32.Op niet-ruiltransacties verhaalbare bedragen
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Langlopend | |||
Lidstaten | 2.6.1.1 | 700 | 857 |
700 | 857 | ||
Kortlopend | |||
Lidstaten | 2.6.1.1 | 8 162 | 6 845 |
Geldboeten | 2.6.1.2 | 1 808 | 1 601 |
Overlopende posten | 2.6.1.3 | 329 | 369 |
Andere verhaalbare bedragen | 47 | 67 | |
10 347 | 8 882 | ||
Totaal | 11 047 | 9 739 |
33.Op de lidstaten verhaalbare bedragen
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
TEM vastgesteld in de A-boekhouding | 3 261 | 3 041 |
TEM vastgesteld in de specifieke boekhouding | 1 437 | 1 283 |
Te ontvangen eigen middelen | 1 764 | - |
Afwaardering | (753) | (760) |
Overige | 36 | 10 |
Verhaalbare bedragen eigen middelen | 5 745 | 3 573 |
Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) | 2 606 | 3 846 |
Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) | 924 | 750 |
Tijdelijk instrument voor plattelandsontwikkeling | 30 | 26 |
Speciaal toetredingsprogramma op het gebied van landbouw en plattelandstonwikkeling (Sapard) | 167 | 175 |
Afwaardering | (999) | (1 092) |
Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling | 2 729 | 3 705 |
Verwachte terugvordering van voorfinanciering | 293 | 313 |
Betaalde en terugvorderbare btw | 41 | 36 |
Overige op de lidstaten verhaalbare bedragen | 55 | 75 |
Totaal | 8 863 | 7 701 |
Langlopend | 700 | 857 |
Kortlopend | 8 162 | 6 845 |
De door de lidstaten verschuldigde niet-vlottende bedragen houden verband met niet-uitgevoerde besluiten tot goedkeuring van de rekeningen voor het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) die in jaarlijkse tranches en/of latenties moeten worden uitgevoerd.
Verhaalbare bedragen eigen middelen
Traditionele eigen middelen (TEM), bestaande uit douanerechten en suikerheffingen, worden geïnd door de lidstaten in naam van de Commissie. De lidstaten stellen de TEM vast en delen de bedragen van de vastgestelde rechten aan de Commissie mee door middel van maandelijkse overzichten van de A-boekhouding. Vastgestelde rechten die niet in de “A-boekhouding” zijn opgenomen, omdat zij nog niet zijn ingevorderd door lidstaten en er geen zekerheid voor is gesteld (of die, als er wel zekerheid voor is gesteld, worden betwist), worden opgenomen in de ”specifieke boekhouding”.
De bijdrage van de lidstaten op basis van btw en bni is onderworpen aan een jaarlijkse aanpassing die plaatsvindt op de eerste werkdag van december. De te ontvangen eigen middelen zijn inclusief de aanpassingen voor de begrotingsjaren 2014, 2015 en 2016 in verband met de nieuwe bepalingen van het eigenmiddelenbesluit (EMB) 2014 na voltooiing van het ratificatieproces en de inwerkingtreding op 1 oktober 2016; de uiterste datum voor de vereffening vna deze aanpassingen door de lidstaten was 1 januari 2017.
Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldi of via afzonderlijke afroepingen van middelen.
Verhaalbare bedragen ELGF en plattelandsontwikkeling
Deze post betreft voornamelijk de bedragen die op 31 december 2016 verschuldigd zijn door de lidstaten, zoals die op 15 oktober 2016 door de lidstaten zijn ingediend en gecertificeerd. Er werd een raming gemaakt voor de te ontvangen bedragen die in de periode gaande van de indiening tot 31 december 2016 ontstonden. De Commissie raamt ook een afschrijving van de bedragen die begunstigden verschuldigd zijn en die zij waarschijnlijk niet zal kunnen innen. Dat een dergelijke aanpassing wordt gedaan, betekent niet dat de Commissie afziet van een toekomstige inning van de betrokken bedragen. In de aanpassing is ook een vermindering van 20 % opgenomen, die overeenstemt met het bedrag dat de lidstaten mogen inhouden om de administratieve kosten te dekken.
34.Geldboeten
Dit betreft door de Commissie opgelegde geldboeten die (voorlopig) niet werden geïnd aan het einde van het jaar (1 986 miljoen EUR) minus de afgeschreven bedragen (178 miljoen EUR). Voor de geldboeten die per jaareinde uitstonden, is voor in totaal 1 012 miljoen EUR aan garanties ontvangen (2015: 1 428 miljoen EUR). Opgemerkt zij dat op 31 december 2016 651 miljoen EUR van deze vorderingen nog niet vervallen was.
35.Overlopende posten
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Cohesie-, landbouw en plattelandsontwikkelingsfondsen: Financiële correcties | 9 | 10 |
Overige toegerekende baten | 64 | 162 |
Uitgestelde lasten in verband met niet-ruiltransacties | 256 | 196 |
Totaal | 329 | 369 |
Langlopend | – | – |
Kortlopend | 329 | 369 |
36.Vorderingen uit ruiltransacties
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Langlopend | ||
Andere vorderingen | 16 | 13 |
16 | 13 | |
Kortlopend | ||
Afnemers | 246 | 225 |
Waardevermindering van vorderingen op afnemers | (128) | (107) |
Uitgestelde lasten in verband met ruiltransacties | 250 | 228 |
Overige | 191 | 227 |
558 | 572 | |
Totaal | 574 | 585 |
De hierboven vermelde waardevermindering van vorderingen op afnemers omvat een afwaardering van 55 miljoen EUR vastgesteld op individuele basis.
36.1.VOORRADEN
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Wetenschappelijk materieel | 54 | 55 |
Overige | 111 | 83 |
Totaal | 165 | 138 |
36.2.GELDMIDDELEN EN KASEQUIVALENTEN
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Rekeningen bij schatkisten en centrale banken | 24 566 | 17 119 | |
Rekeningen-courant | 127 | 110 | |
Gelden ter goede rekening | 5 | 4 | |
Transfers (geld in omloop) | – | – | |
Andere termijndeposito's | – | 28 | |
Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's | 2.8.1 | 24 698 | 17 262 |
Geldmiddelen van financieringsinstrumenten | 2.8.2 | 1 390 | 1 298 |
Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten | 2.8.3 | 1 325 | 1 908 |
Geldmiddelen met betrekking tot andere instellingen, agentschappen en organen | 1 006 | 1 012 | |
Geldmiddelen van trustfondsen | 167 | 192 | |
Totaal | 28 585 | 21 671 |
37.Bankrekeningen voor de begrotingsuitvoering en andere termijndeposito's
Deze rubriek omvat de middelen van de Commissie op haar rekeningen in de lidstaten en de EVA-landen (bij de schatkist of de centrale bank), op zichtrekeningen bij commerciële banken, haar gelden ter goede rekening en kleine kassen. Het uitzonderlijk hoge kassaldo per jaareinde 2016 is hoofdzakelijk te wijten aan de volgende factoren:
·wat de eigen middelen betreft, bevat het saldo per jaareinde een totaal nettobedrag van 7,7 miljard EUR, begin 2017 aan de lidstaten terug te storten wegens gewijzigde begrotingen van eind 2016. Daarnaast zijnin de laatste dagen van 2016 eigen middelen ten belope van 1,5 miljard EUR ontvangen;
·een aanzienlijk bedrag aan door de Commissie wegens schending van de mededingingsregels opgelegde geldboeten van 4,3 miljard EUR is definitief geïnd in 2016 en maakt deel uit van het kassaldo per jaareinde;
·het kassaldo omvat ook de bestemmingsontvangsten en de betalingskredieten ten belope van 11 miljard EUR die eind 2016 niet waren besteed.
38.Geldmiddelen van financieringsinstrumenten
De bedragen in deze rubriek betreffen voornamelijk kasequivalenten die namens de Commissie door fiduciaires worden beheerd voor de uitvoering van bepaalde programma's met financiële instrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd (zie toelichting 2.4.1). De tot financiële instrumenten behorende geldmiddelen kunnen alleen worden gebruikt voor het betrokken programma.
39.Geldmiddelen met betrekking tot geldboeten
Dit zijn geldmiddelen die worden ontvangen uit door de Commissie opgelegde geldboeten in nog niet afgesloten zaken. Deze bedragen staan op speciaal daarvoor bestemde rekeningen die niet voor andere activiteiten worden gebruikt. Wanneer beroep is aangetekend of wanneer het niet bekend is of door de andere partij beroep zal worden aangetekend, wordt het onderliggende bedrag getoond als voorwaardelijke verplichting in toelichting 4.1.4.
De afname van dit saldo is toe te schrijven aan het feit dat alle voorlopig geïnde geldboeten sinds 2010 door de Commissie worden beheerd in het BUFI-fonds en worden belegd in financiële instrumenten die als voor verkoop beschikbare activa worden ingedeeld (zie toelichting 2.4.1).
VERPLICHTINGEN
39.1.PENSIOENEN EN ANDERE PERSONEELSBELONINGEN
Nettoverplichtingen voor personeelsbeloningen
in miljoen EUR | |||||
Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren | Andere pensioen-stelsels | Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering | Totaal op 31.12.2016 | Totaal op 31.12.2015 | |
Verplichtingen uit hoofde van op vaste toezeggingen gebaseerde regelingen | 58 746 | 1 882 | 7 036 | 67 664 | 64 242 |
Fondsbeleggingen | N/A | (139) | (293) | (432) | (428) |
Netto-verplichtingen | 58 746 | 1 743 | 6 742 | 67 231 | 63 814 |
De toename van de totale verplichtingen voor personeelsbeloningen is vooral toe te schrijven aan de stijging van de nettoverplichtingen voor de pensioenregeling van de Europese ambtenaren. Deze stijging is voornamelijk het gevolg van de verlaging van het reële discontopercentage van 0,6 % tot 0,3 %, in combinatie met het feit dat aanvullende rechten verworven door deelnemers aan het stelsel groter waren dan de uitbetalingen.
40.Pensioenregeling van de Europese ambtenaren
Deze verplichting uit hoofde van toegezegde pensioenrechten is de contante waarde van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden. Omdat de regeling doorlopend is, worden alle uit hoofde ervan in een gegeven jaar te verrichten betalingen in de EU-jaarbegroting opgenomen.
Zoals artikel 83 van het ambtenarenstatuut bepaalt, komen de uitkeringen krachtens de pensioenregeling ten laste van de begroting van de EU. Er is voor deze regeling geen kapitaaldekking, maar de lidstaten waarborgen gezamenlijk de betaling. Op het basissalaris van actieve personeelsleden wordt een verplichte pensioenbijdrage ingehouden die momenteel 9,8 % bedraagt. Deze bijdragen worden behandeld als begrotingsontvangsten van het jaar en dragen bij aan de financiering van de EU-uitgaven in het algemeen (zie ook toelichting 3.6).
De verplichtingen van de pensioenregeling werden geëvalueerd op basis van het aantal personeelsleden en gepensioneerden op 31 december 2016 en de regels van het op die datum van toepassing zijnde statuut. Deze waardering werd uitgevoerd volgens de methodiek van Ipsas 25 (en daarom ook boekhoudregel 12 van de EU). In 2016 heeft de Commissie maatregelen genomen ter verbetering van de processen en de betrouwbaarheid van de onderliggende gegevens die worden gebruikt om de verplichting voor personeelsbeloningen te becijferen. De werkzaamheden zullen in 2017 worden voortgezet; de eventuele uitkomsten zullen waar zulks passend is in de jaarrekening over 2017 worden verwerkt.
41.Andere pensioenstelsels
Dit betreft de verplichting opgenomen betreffende de pensioenverplichtingen voor de leden en gewezen leden van de Commissie, het Hof van Justitie (en het Gerecht van eerste aanleg), de Rekenkamer, de secretarissen-generaal van de Raad, de Ombudsman, de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie. In deze rubriek is ook een verplichting opgenomen betreffende de pensioenen van leden van het Europees Parlement.
42.Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
Niet alleen voor de pensioenstelsels, maar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering wordt een waardering gemaakt van de geraamde verplichting van de EU met betrekking tot de medische kosten van personeelsleden die niet meer in actieve dienst zijn (na aftrek van hun bijdragen).
Mutatie in contante waarde van de brutoverplichting personeelsbeloningen
De contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is de verdisconteerde waarde, zonder aftrek van fondsbeleggingen, van verwachte toekomstige betalingen die vereist zijn om de verplichting af te wikkelen die resulteert uit werknemersprestaties in de lopende periode en in voorgaande perioden.
De mutatie voor het lopende jaar van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten is als volgt:
in miljoen EUR | ||||
Pensioen-regeling van de Europese ambtenaren | Andere pensioen-stelsels | Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering | Totaal | |
Actuele waarde op 31.12.2015 | 54 967 | 1 613 | 7 662 | 64 242 |
Aan het dienstjaar toegerekende kosten | 2 267 | 83 | 283 | 2 634 |
Rentekosten | 1 264 | 29 | 161 | 1 454 |
Netto actuariële (winsten) en verliezen | 2 142 | 148 | (1 039) | 1 251 |
Bijdragen van leden | – | – | 24 | 24 |
Betaalde uitkeringen | (1 330) | (44) | (55) | (1 429) |
Toename/(afname) van de verplichting als gevolg van belastingen op pensioenen | (565) | 52 | – | (513) |
Actuele waarde op 31.12.2016 | 58 746 | 1 882 | 7 036 | 67 664 |
De aan het dienstjaar toegerekende kosten vertegenwoordigen de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten van de huidige leden in de lopende periode.
Rentekosten verwijst naar de toename van de contante waarde van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten omdat de vergoedingen één periode dichter bij de afwikkeling liggen.
Netto actuariële winsten en verliezen omvatten:
-ervaringsaanpassingen (de gevolgen van verschillen tussen de voorgaande actuariële veronderstellingen voor 2016 en wat er daadwerkelijk heeft plaatsgevonden in 2016); en
-de gevolgen van wijzigingen in actuariële hypothesen, financiële (zoals bijvoorbeeld verwachte salarisverhogingen) of demografische (zoals de sterftecijfers). Deze hypothesen zijn inherent onzeker en kunnen derhalve aanzienlijke schommelingen van jaar tot jaar vertonen.
Betaalde uitkeringen zijn in de loop van het jaar betaalde uitkeringen volgens het reglement van de regeling. Deze betaalde uitkeringen leiden tot een afname van de brutoverplichting uit hoofde van toegezegde rechten als zij niet langer in de toekomst te betalen zijn.
Actuariële hypothesen — personeelsbeloningen
De belangrijkste actuariële hypothesen die zijn gebruikt bij de waardering van de twee belangrijkste regelingen van de EU, worden in de tabel hierna weergegeven:
Pensioenregeling van de Europese ambtenaren | Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering | |
2016 | ||
Nominale disconteringsvoet | 1,7 % | 1.9 % |
Verwacht inflatiepercentage | 1.4 % | 1.5 % |
Reële disconteringsvoet | 0.3 % | 0.4 % |
Verwacht percentage van loonsverhogingen | 1,2 % | 1.1 % |
Trend van de medische kosten | n.v.t. | 3,0 % |
Pensioengerechtigde leeftijd | 64.66 | 63/64/66 |
2015 | ||
Nominale disconteringsvoet | 2.0 % | 2.1 % |
Verwacht inflatiepercentage | 1.4 % | 1.4 % |
Reële disconteringsvoet | 0.6 % | 0.7 % |
Verwacht percentage van loonsverhogingen | 1.2 % | 1.2 % |
Trend van de medische kosten | n.v.t. | 3.0 % |
Pensioengerechtigde leeftijd | 63/64/65 | 63/64/66 |
Sterftecijfers gebaseerd op de International Civil Servants Life Table (ICSLT 2013).
De nominale disconteringsvoet wordt bepaald aan de hand van de waarde van de nulcouponobligaties in euro (met een looptijd van 21 jaar, in december 2016, voor het pensioenstelsel van de Europese ambtenaren en een looptijd van 26 jaar voor het gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering). De inflatie is de verwachte inflatie in de overeenkomstige periode. Zij moet empirisch worden vastgesteld, gebaseerd op de voorspelde waarde zoals deze tot uiting komt in aan een index gekoppelde obligaties op de Europese financiële markten. De reële disconteringsvoet wordt berekend aan de hand van de nominale disconteringsvoet en het verwachte inflatiepercentage op lange termijn.
Mutatie in contante waarde van fondsbeleggingen
in miljoen EUR | |||
Andere pensioenstelsels | Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering | Totaal | |
Actuele waarde op 31.12.2015 | 149 | 280 | 428 |
Nettomutatie van fondsbeleggingen | (10) | 14 | 4 |
Actuele waarde op 31.12.2016 | 139 | 293 | 432 |
5-jarige trend
in miljoen EUR | |||||
2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | |
Verplichting personeelsbeloningen | 42 503 | 46 818 | 58 616 | 63 814 | 67 231 |
De aanzienlijke toename van de verplichting voor werknemersbeloningen over een periode van vijf jaar kan grotendeels worden verklaard door een verlaging van de reële disconteringsvoet voor de toekomstige kasstromen. Deze verlaging houdt verband met de onderliggende economische omstandigheden, met name de lage rente. Voor de belangrijkste pensioenregeling voor de Europese ambtenaren bijvoorbeeld, is de reële disconteringsvoet gedaald van 1,6 % eind 2012 tot 0,3 % eind 2016.
In de staat van de financiële resultaten opgenomen bedragen
in miljoen EUR | ||||
Pensioenregeling van de Europese ambtenaren | Andere pensioen-stelsels | Gemeenschappelijk stelsel van ziektekosten-verzekering | Totaal | |
2016 | ||||
Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten | 2 042 | 97 | 283 | 2 422 |
Rentekosten | 1 138 | 33 | 161 | 1 332 |
Pensioenkosten van verstreken diensttijd | – | – | – | – |
Verandering in de fondsbeleggingen | – | (7) | (45) | (52) |
Personeels- en pensioenkosten | 3 180 | 124 | 399 | 3 702 |
Actuariële winsten en verliezen | 1 929 | 179 | (1 039) | 1 068 |
Totaal | 5 108 | 302 | (640) | 4 770 |
Gevoeligheid van het Gemeenschappelijk stelsel van ziektekostenverzekering
Een verandering van één procentpunt in de veronderstelde procentuele ontwikkeling van de kosten voor medische verzorging zou het volgende effect hebben:
in miljoen EUR | ||
Toename met één procentpunt | Vermindering met één procentpunt | |
Het totaal van de componenten aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten en rentekosten van de nettoperiodekosten voor medische verzorging na uitdiensttreding | 89 | (74) |
De cumulatieve brutoverplichting uit hoofde van de vergoeding na uitdiensttreding van kosten voor medische verzorging. | 2 201 | (1 828) |
42.1.VOORZIENINGEN
in miljoen EUR | |||||||
Bedrag per 31.12.2015 | Aanvullende voorzie-ningen | Terug-geboekte onge-bruikte bedragen | Gebruikte bedragen | Overdrachten tussen categorieën van activa | Wijziging in raming | Bedrag per 31.12.2016 | |
Rechtszaken | |||||||
Landbouw | – | 40 | (21) | 0 | 129 | – | 149 |
Cohesie | – | 19 | – | – | 198 | – | 217 |
Overige | 459 | 8 | (2) | (33) | (327) | (2) | 102 |
Ontmanteling kerninstallaties | 1 078 | – | – | (29) | – | 64 | 1 113 |
Financiële voorzieningen | 411 | 536 | (7) | (53) | – | (6) | 880 |
Geldboeten | 4 | 20 | – | – | – | – | 23 |
Overige | 79 | 24 | 9 | (23) | – | 38 | 127 |
Totaal | 2 030 | 647 | (21) | (138) | – | 94 | 2 611 |
Langlopend | 1 716 | 491 | (22) | (9) | (304) | 65 | 1 936 |
Kortlopend | 314 | 156 | 1 | (128) | 304 | 29 | 675 |
Voorzieningen zijn bedragen die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden en die waarschijnlijk in de toekomst uit de EU-begroting zullen moeten worden betaald.
Rechtszaken
Dit is de raming van de bedragen die waarschijnlijk aan het einde van het jaar moeten worden betaald in verband met een aantal lopende rechtszaken.
Ontmanteling kerninstallaties
In 2014 is dit uitgangspunt voor de voorziening geactualiseerd in de in 2014 geactualiseerde JRC-strategie inzake ontmanteling en afvalbeheer. Dit vormt de follow-up van de opmerkingen die in 2012 zijn gemaakt door externe deskundigen bij de herziening van het JRC-programma inzake ontmanteling en afvalbeheer. In overeenstemming met de boekhoudregels van de EU is deze voorziening voor inflatie geïndexeerd en vervolgens omgerekend naar de netto contante waarde ervan (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro). Op 31 december 2016 resulteerde dat in een voorziening van 1 113 miljoen EUR, gesplitst in het bedrag dat naar verwachting in 2016 zal worden betaald (27 miljoen EUR) en het bedrag dat daarna zal worden betaald (1 086 miljoen EUR).
Gezien de geraamde duur van dit programma (ongeveer twintig jaar) moet worden opgemerkt dat er enige onzekerheid bestaat ten aanzien van deze raming, en dat de uiteindelijke kosten van de huidige raming kunnen afwijken.
Financiële voorzieningen
Dit zijn voornamelijk voorzieningen voor de geraamde verliezen die zullen worden opgelopen in verband met de door de verschillende financiële instrumenten verstrekte garanties. Het EIF en de EIB zijn bevoegd om in eigen naam, maar namens en voor rekening van de EU, garanties te verstrekken. Het financiële risico van de garanties voor de EU is echter naar boven toe begrensd. De langlopende financiële voorzieningen worden omgerekend tot hun netto contante waarde (met behulp van de swapcurve van de nulcoupon in euro).
De toename van de financiële voorzieningen betreft hoofdzakelijk aanvullende voorzieningen voor uitstaande gegarandeerde leningen aan Syrië in het kader van het EIB-mandaat voor leningen aan derde landen en een toename van de activiteiten in het kader van H2020- en COSME-garantie-instrumenten.
42.2.FINANCIËLE VERPLICHTINGEN
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Langlopende financiële verplichtingen | |||
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs | 2.11.1 | 55 067 | 51 764 |
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort | 2.11.2 | – | – |
Financiële verplichtingen in verband met garanties | 2.11.3 | – | – |
55 067 | 51 764 | ||
Kortlopende financiële verplichtingen | |||
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs | 2.11.1 | 2 283 | 7 939 |
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde via veranderingen in overschot/tekort | 2.11.2 | 1 | – |
Financiële verplichtingen in verband met garanties | 2.11.3 | – | – |
2 284 | 7 939 | ||
Totaal | 57 351 | 59 703 |
43.Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Leningen voor financiële bijstand | 2.11.1.1 | 55 128 | 56 860 |
Overige financiële verplichtingen | 2.11.1.2 | 2 222 | 2 842 |
Totaal | 57 350 | 59 703 | |
Langlopend | 55 067 | 51 764 | |
Kortlopend | 2 283 | 7 939 |
44.Leningen voor financiële bijstand
in miljoen EUR | ||||||
EFSM | BB-mecha-nisme | Macro-financiële bijstand | Euratom | EGKS in liquidatie | Totaal | |
Totaal op 31.12.2015 | 47 509 | 5 811 | 3 024 | 301 | 215 | 56 860 |
Nieuwe leningen | 4 750 | – | 10 | – | – | 4 760 |
Aflossingen | (4 750) | (1 500) | (70) | (49) | – | (6 369) |
Wisselkoersverschillen | – | – | – | – | (30) | (30) |
Veranderingen in boekwaarden | (53) | (40) | – | – | (1) | (94) |
Totaal op 31.12.2016 | 47 456 | 4 272 | 2 964 | 252 | 184 | 55 128 |
Langlopend | 46 800 | 3 050 | 2 889 | 199 | 96 | 53 034 |
Kortlopend | 656 | 1 222 | 75 | 53 | 88 | 2 094 |
De leningen omvatten de in een waardepapier belichaamde schulden, die 54 951 miljoen EUR belopen (in 2015: 56 656 miljoen EUR). De veranderingen in boekwaarde stemmen overeen met de veranderingen in de vervallen rente.
Afgezien van de EGKS in liquidatie, wordt de terugbetaling van de leningen in laatste instantie gegarandeerd door de EU-begroting (zie toelichting 4.1.2), en bij uitbreiding door elke lidstaat.
Effectieve rentevoeten leningen (uitgedrukt als een rente-interval)
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Macrofinanciële bijstand | 0 % tot 4,54 % | 0 % tot 4,54 % |
Euratom | 0 % tot 5,68 % | 0 % tot 5,67 % |
Betalingsbalans | 2,37 % tot 3,37 % | 2,37 % tot 3,62 % |
Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM) | 0,62 % tot 3,75 % | 0,62 % tot 3,75 % |
EGKS in liquidatie | 6,92 % tot 9,78 % | 6,92 % tot 9,78 % |
45.Overige financiële verplichtingen
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Langlopend | ||
Financiëleleaseschulden | 1 545 | 1 648 |
Gebouwen betaald in termijnen | 329 | 352 |
Overige | 160 | 122 |
2 034 | 2 122 | |
Kortlopend | ||
Terug te betalen geldboeten | 25 | 625 |
Financiëleleaseschulden | 84 | 75 |
Gebouwen betaald in termijnen | 22 | 21 |
Overige | 58 | (0) |
189 | 721 | |
Totaal | 2 222 | 2 842 |
Financiëleleaseschulden
in miljoen EUR | ||||
Beschrijving | In de toekomst te betalen bedragen | |||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | Totaal verplichtingen | |
Grond en gebouwen | 80 | 403 | 1 136 | 1 619 |
Overige materiële activa | 4 | 6 | – | 10 |
Totaal op 31.12.2016 | 84 | 409 | 1 136 | 1 629 |
Rentebestanddeel | 72 | 269 | 304 | 645 |
Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2016 | 156 | 678 | 1 439 | 2 274 |
Totale toekomstige minimale leasebetalingen op 31.12.2015 | 132 | 658 | 1 608 | 2 396 |
De bovenstaande bedragen voor leasing en gebouwen zijn te financieren uit toekomstige begrotingen.
46.Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort
in miljoen EUR | ||||||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |||||
Notioneel bedrag te ontvangen gedeelte | Notioneel bedrag te betalen gedeelte | Reële waarde | Notioneel bedrag te ontvangen gedeelte | Notioneel bedrag te betalen gedeelte | Reële waarde | |
Termijncontract in vreemde valuta | 99 | (101) | 1 | – | – | – |
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort op 31 december 2016 hebben betrekking op een termijncontract in vreemde valuta dat de EU in 2016 is aangegaan ter afdekking van het valutarisico verbonden aan schuldtitels in USD in het EFSI-garantiefonds (zie toelichting 2.4.2).
Op 31 december 2016 zijn alle financiële verplichtingen tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort ingedeeld in niveau 2 van de reëlewaardehiërarchie (waardering op basis van waarneembare input, anders dan prijsnoteringen).
47.Financiële verplichtingen in verband met garanties
De financiële verplichting in verband met garanties heeft betrekking op de garantie in het kader van het EFSI. Op 31 december 2016 bedraagt deze verplichting voor het EFSI nul, aangezien de uit hoofde van de garantie te ontvangen inkomsten groter zijn dan de verwachte verliezen (zie toelichting 4.1.1).
47.1.CREDITEUREN
in miljoen EUR | ||||||
Brutobedrag | Aan- passingen* | Netto-bedrag op 31.12.2016 | Brutobedrag | Aan- passingen* | Nettobedrag op 31.12.2015 | |
Kosten-declaraties & facturen ontvangen van: | ||||||
Lidstaten: | ||||||
Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling | 500 | (34) | 467 | 2 621 | (230) | 2 391 |
EFRO & CF | 10 663 | (793) | 9 871 | 8 361 | (950) | 7 411 |
ESF | 4 145 | (95) | 4 050 | 3 355 | (2) | 3 353 |
Overige | 793 | (47) | 747 | 434 | (102) | 332 |
Particuliere ondernemingen en publiekrechtelijke entiteiten | 1 677 | (169) | 1 507 | 1 928 | (223) | 1 705 |
Totaal aan ontvangen kostendeclaraties en facturen | 17 779 | (1 138) | 16 641 | 16 699 | (1 507) | 15 192 |
ELGF | 12 193 | n.v.t. | 12 193 | 6 851 | n.v.t. | 6 851 |
Schulden uit eigen middelen | 10 441 | n.v.t. | 10 441 | 9 506 | n.v.t. | 9 506 |
Diverse crediteuren | 364 | n.v.t. | 364 | 356 | n.v.t. | 356 |
Overige | 364 | n.v.t. | 364 | 286 | n.v.t. | 286 |
Totaal | 41 142 | (1 138) | 40 005 | 33 698 | (1 507) | 32 191 |
* Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande andere voorschotten aan de lidstaten.
De post Crediteuren omvat kostendeclaraties die de Commissie in het kader van subsidieactiviteiten heeft ontvangen. Ze worden gecrediteerd voor het gevraagde bedrag op het moment dat de declaratie wordt ontvangen. Indien de tegenpartij een lidstaat is, worden ze als zodanig ingedeeld. Voor facturen en kredietnota's bij opdrachten wordt dezelfde procedure gevolgd. Bij de afsluitprocedure aan het einde van het jaar is rekening gehouden met de betrokken kostendeclaraties. Bij deze afsluitingsboekingen zijn de geraamde subsidiabele bedragen daarom als uitgaven vermeld, terwijl de niet-subsidiabele bedragen zijn vermeld als 'geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande andere voorschotten aan de lidstaten' (zie hieronder).
Bijna alle kostendeclaraties zijn opgenomen in het RAL-bedrag per jaareinde; het gaat om alle bedragen voor lidstaten en een groot gedeelte van de facturen van andere entiteiten.
De grootste verandering heeft betrekking op het Europees Landbouwgarantiefonds en is het gevolg van de verbeterde uitvoering van de betalingen op het niveau van de lidstaten in 2016 in vergelijking met 2015 — dit betekent dat de declaraties effectief zijn ingediend en niet moesten worden geraamd per jaareinde. Tegenover de stijging met 5,3 miljard EUR staat derhalve een vergelijkbare daling van de toegerekende lasten (zie toelichting 2.13).
De aanzienlijke daling van de crediteurenpost uit hoofde van het ELFPO is voornamelijk het gevolg van een vermindering van het aantal ontvangen declaraties voor de periode 2007-2013, waarvan de afsluiting vergevorderd is.
De andere grote toename van de crediteurenpost betreft het cohesiebeleid (13,9 miljard EUR in 2016 tegenover 10,8 miljard EUR in 2015) en houdt hoofdzakelijk verband met de voorgaande programmeringsperiode 2007-2013. De ingediende kostendeclaraties met betrekking tot de programmeringsperiode 2014-2020 blijven beperkt, om verschillende redenen, onder andere de niet-aanwijzing van diverse beheersautoriteiten.
Voor de programmeringsperiode 2014-2020 voorziet de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen die van toepassing zijn op de structuurfondsen (EFRO en ESF), het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) in bescherming van de EU-begroting door middel van een systematische inhouding van 10 % op de tussentijdse betalingen. Tegen februari volgend op het einde van het boekjaar (1 juli – 30 juni) is de controlecyclus voltooid, zowel via beheersverificaties door de beheersautoriteiten als audits door de controle-autoriteiten. De Commissie onderzoekt de zekerheidsverklaringen en de rekeningen die door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten worden verstrekt. De betaling/invordering van het eindsaldo wordt pas verricht nadat deze beoordeling is afgerond en de rekeningen zijn aanvaard. Het volgens de regels ingehouden bedrag bedroeg per jaareinde 2016 1 miljard EUR.
Schulden uit eigen middelen hebben betrekking op de bijdragen van de lidstaten aan de EU-begroting die aan het einde van het jaar, volgend op de gewijzigde begrotingen 4 en 5/2016, dienden te worden teruggestort. Het aanzienlijke bedrag is toe te schrijven aan de late vaststelling van de gewijzigde begrotingen 4 en 5/2016, die waren gebaseerd op de eigenmiddelenverordening, en aan de aanpassingen als gevolg van de nieuwe, bij het nieuwe eigen middelenbesluit van 2014 ingevoerde bepalingen, die pas in januari 2017 aan de lidstaten werden terugbetaald.
Geraamde niet-subsidiabele bedragen en uitstaande andere voorschotten aan de lidstaten
Deze post wordt gedrukt door het geraamde niet-subsidiabele deel van de ontvangen maar nog niet gecontroleerde verzoeken om terugbetaling. De grootste bedragen betreffen de DG's van de structurele maatregelen. De crediteurenpost wordt voorts gedrukt door het deel van de ontvangen verzoeken om terugbetaling betreffende andere, per jaareinde nog uit te betalen voorschotten aan de lidstaten (395 miljoen EUR)(zie toelichting 2.5.2).
Verzoeken om voorfinanciering
Afgezien van de bovenstaande bedragen, is voor 594 miljoen EUR aan verzoeken om voorfinanciering ontvangen die per jaareinde nog niet uitbetaald waren. Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU zijn deze bedragen niet als schulden geboekt.
47.2.OVERLOPENDE POSTEN
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Toegerekende lasten | 66 800 | 67 358 |
Uitgestelde baten | 638 | 869 |
Overige | 143 | 175 |
Totaal | 67 580 | 68 402 |
De toegerekende lasten zijn als volgt uitgesplitst:
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
ELGF | 33 033 | 38 263 |
Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling | 17 024 | 14 806 |
EFRO en CF | 7 157 | 5 026 |
ESF | 3 473 | 2 636 |
Overige | 6 112 | 6 627 |
Totaal | 66 800 | 67 358 |
De grootste verandering heeft betrekking op het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en is het gevolg van de verbeterde uitvoering van de betalingen op het niveau van de lidstaten in 2016 in vergelijking met 2015 — dit betekent dat de declaraties effectief zijn ingediend en niet moesten worden geraamd per jaareinde. Tegenover de daling met 5,2 miljard EUR staat derhalve een vergelijkbare stijging van de toegerekende lasten (zie toelichting 2.12).
De stijging met 3 miljard EUR voor de cohesie-uitgaven is het gevolg van een hogere uitvoeringsgraad op het niveau van de eindbegunstigden.
De toename van de toegerekende lasten voor het ELFPO (2,2 miljard EUR) houdt verband met een geringer volume ontvangen declaraties voor de periode 2014-2020 meer bedragen, waardoor de bedragen per jaareinde aangroeiden.
Afgezien van het ELGF, zijn alle andere aan de lidstaten toegerekende lasten in de begrotings-RAL opgenomen, zoals de meeste “overige” toegerekende lasten (zie toelichting 5.1).
NETTOACTIVA
47.3.RESERVES
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Reëlewaarde-reserve | 2.14.1 | 325 | 292 |
Reserve Garantiefonds | 2.14.2 | 2 643 | 2 561 |
Overige reserves | 2.14.3 | 1 873 | 1 829 |
Totaal | 4 841 | 4 682 |
48.Reëlewaarde-reserve
Overeenkomstig de boekhoudregels van de EU wordt de aanpassing aan de reële waarde van voor verkoop beschikbare financiële activa geboekt door middel van de reëlewaardereserve.
Mutaties in de reëlewaardereserve tijdens de verslagperiode
in miljoen EUR | ||
2016 | 2015 | |
Voor verkoop beschikbare financiële activa: | ||
Opgenomen in de reëlewaardereserve | 34 | 79 |
Opgenomen in de staat van de financiële resultaten | 0 | (33) |
34 | 46 | |
Betreffende deelnemingen verwerkt volgens de vermogensmutatiemethode | (0) | 7 |
Totaal | 33 | 53 |
49.Reserve Garantiefonds
Deze reserve komt overeen met het doel van 9 % van de uitstaande bedragen gewaarborgd door de EU-begroting in het kader van het EIB-mandaat voor leningen in derde landen, als activa in het Garantiefonds voor externe leningen aan te houden (zie toelichting 2.4.1).
50.Overige reserves
Het bedrag heeft in hoofdzaak betrekking op de reserve van de EGKS in liquidatie (1 524 miljoen EUR) voor de activa van het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal. Die reserve werd gecreëerd in de context van de afwikkeling van de EGKS.
50.1.BIJ DE LIDSTATEN OP TE VRAGEN BEDRAGEN
in miljoen EUR | |
Bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2015 | 77 124 |
Terugbetaling van het begrotingsoverschot van 2015 aan de lidstaten | 1 349 |
Mutatie in de reserve Garantiefonds | 82 |
Overige mutaties in reserves | 58 |
Economisch resultaat voor het jaar | (1 733) |
Totaal bij de lidstaten op te vragen bedragen op 31.12.2016 | 76 881 |
Dit bedrag vertegenwoordigt dat deel van de uitgaven dat de EU op 31 december heeft opgelopen en dat ten laste komt van toekomstige begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan jaar n toegerekend, hoewel zij maar effectief in jaar n+1 (of later) zullen worden betaald en daarom met de begroting van jaar n+1 (of later) zullen worden betaald. De boeking van de betrokken uitgaven bij deze passiva heeft, in combinatie met het feit dat de overeenkomstige bedragen uit toekomstige begrotingen worden gefinancierd, tot gevolg dat de passiva aan het einde van het jaar veel groter zijn dan de activa. De meest significante bedragen waarop moet worden gewezen, hebben betrekking op de activiteiten van het Europees Landbouwgarantiefonds en de verplichtingen inzake personeelsbeloningen.
Opgemerkt zij dat het voorgaande geen effect heeft op het begrotingsresultaat. De begrotingsontvangsten moeten altijd gelijk zijn aan of groter zijn dan de begrotingsuitgaven; elk overschot op de ontvangsten wordt aan de lidstaten terugbetaald.
51.TOELICHTINGEN BIJ DE STAAT VAN DE FINANCIËLE RESULTATEN
ONTVANGSTEN
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: EIGEN MIDDELEN
51.1.BNI-MIDDELEN
De ontvangsten uit eigen middelen vormen het hoofdelement van de beleidsontvangsten van de EU. Van de drie categorieën eigen middelen (traditionele eigen middelen (TEM), btw-middelen en bni-middelen), zijn de bni-middelen met 95 578 miljoen EUR (2015: 95 355 miljoen EUR) de belangrijkste.
51.2.TRADITIONELE EIGEN MIDDELEN
in miljoen EUR | ||
2016 | 2015 | |
Douanerechten | 20 301 | 18 524 |
Suikerheffingen | 138 | 125 |
Totaal | 20 439 | 18 649 |
De traditionele eigen middelen omvatten douanerechten en suikerheffingen. De lidstaten houden als inningskosten 20 % van de traditionele eigen middelen in. De bovenvermelde bedragen zijn nettobedragen.
51.3.BTW-MIDDELEN
De btw-middelen worden geheven op basis van de voor dit doel hypothetisch geharmoniseerde btw-grondslagen van de lidstaten. De btw-bijdrage wordt berekend aan de hand van een uniform afroepingspercentage van 0,3 % van de grondslag van elke lidstaat. Voor de periode 2014-2020 is bij Besluit 2014/335/EU, Euratom van de Raad een verlaagd percentage (0,15 %) vastgesteld voor Duitsland, Nederland en Zweden. De daling van de btw-ontvangsten in 2016 is hoofdzakelijk te verklaren door het feit dat het verlaagde afroepingspercentage voor het eerst van toepassing was in 2016, na de inwerkingtreding van het eigenmiddelenbesluit (EMB) 2014.
ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES: TRANSFERS
51.4.GELDBOETEN
Deze ontvangsten van 3 858 miljoen EUR (in 2015: 531 miljoen EUR) hebben betrekking op geldboeten die zijn opgelegd door de Commissie voor inbreuken op de regelgeving, hoofdzakelijk in mededingingszaken. Vorderingen en de daarmee samenhangende baten worden opgenomen wanneer het besluit van de Commissie om een geldboete op te leggen is genomen en officieel ter kennis is gebracht van de betrokkene. De grootste bedragen in 2016, en de aanzienlijke stijging in vergelijking met de geldboeten van 2015, betreffen de markten voor vrachtwagens (2 927 miljoen EUR) en de bankensector (485 miljoen EUR).
51.5.TERUGGEVORDERDE UITGAVEN
in miljoen EUR | |||
2016 | 2015 | ||
Gedeeld beheer | 1 876 | 1 465 | |
Direct beheer | 56 | 76 | |
Indirect beheer | 15 | 6 | |
Totaal | 1 947 | 1 547 |
Deze rubriek omvat voornamelijk de door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten, geïnd of verrekend met (d.w.z. afgetrokken van) de volgende betalingen, die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen en die ertoe strekken eerder uit de algemene begroting betaalde uitgaven terug te vorderen. De terugvorderingen zijn het resultaat van controles, audits en subsidiabiliteitsonderzoeken en vormen een belangrijke overweging bij de uitvoering van de EU-begroting. Zij beschermen de EU-begroting tegen onwettige uitgaven en bekleden een bijzonder belang omdat de Europese Rekenkamer bij controles een materieel foutenniveau heeft aangetroffen in betalingen uit de EU-begroting (zie het jaarverslag van de Rekenkamer, dat de betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en de rechtmatigheid van de onderliggende verrichtingen bevat).
De invorderingsopdrachten die door lidstaten zijn afgegeven tegen begunstigden van uitgaven van het ELGF, evenals de wijziging van de ramingen van de toegerekende baten vanaf het einde van vorig jaar tot nu, zijn ook meegenomen.
De bedragen in de bovenstaande tabel vertegenwoordigen ontvangsten die voortvloeien uit de afgifte van invorderingsopdrachten. Om deze reden tonen deze cijfers niet de volledige omvang van maatregelen die zijn genomen om de EU-begroting te beschermen, en kunnen zij die ook niet tonen, met name voor het cohesiebeleid waarin specifieke mechanismen van kracht zijn die ervoor zorgen dat niet-subsidiabele uitgaven worden gecorrigeerd, doorgaans zonder dat een invorderingsopdracht hoeft te worden opgesteld. Niet inbegrepen zijn bedragen die zijn teruggevorderd via verrekening met uitgaven, bedragen die zijn teruggevorderd door middel van inhouding en terugvorderingen van voorfinancieringen.
Terugvorderingen onder gedeeld beheer vormen het grootste deel van het totaal:
Landbouw: ELGF en plattelandsontwikkeling
In het kader van het ELGF en het Elfpo zijn de bedragen die in deze rubriek als ontvangsten van het jaar zijn geboekt, financiële correcties van het jaar en terugbetalingen die de lidstaten gedeclareerd hebben en tijdens het jaar geïnd hebben, evenals de nettostijging van de uitstaande bedragen betreffende fraude en onregelmatigheden die aan het einde van het jaar voor terugvordering door de lidstaten zijn gedeclareerd.
Cohesiebeleid
De voornaamste bedragen onder de rubriek cohesiebeleid omvatten invorderingsopdrachten die door de Commissie zijn afgegeven om onverschuldigde uitgaven in de vorige jaren terug te vorderen en inhoudingen op uitgaven; de afname van de toegerekende ontvangsten aan het einde van het jaar is in mindering gebracht.
51.6.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT NIET-RUILTRANSACTIES
in miljoen EUR | |||
2016 | 2015 | ||
Budgettaire aanpassingen | 1 956 | 984 | |
Belastingen en bijdragen personeel | 1 189 | 1 115 | |
Bijdragen van derde landen | 953 | 946 | |
Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp | 732 | 0 | |
Overdracht van activa | 147 | 197 | |
Aanpassing van voorzieningen | 14 | 71 | |
Landbouwheffingen | 5 | 814 | |
Overige | 744 | 939 | |
Totaal | 5 740 | 5 067 |
De budgettaire aanpassingen omvatten het begrotingsoverschot uit 2015 (1 349 miljoen EUR), dat indirect aan de lidstaten wordt terugbetaald door het in mindering te brengen op de bedragen aan eigen middelen die zij het volgende jaar aan de EU moeten betalen. Het betreft dus ontvangsten voor 2016.
De ontvangsten uit belastingen en bijdragen van het personeel vloeien met name voort uit inhoudingen op de salarissen van het personeel en bestaan uit twee significante bedragen: pensioenbijdragen en belastingen op inkomen.
Bijdragen van derde landen betreffen bijdragen van EVA-landen en toetredingslanden.
Bijdragen van de lidstaten voor externe hulp zijn hoofdzakelijk ontvangen bedragen voor de oprichting van de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije.
De overdracht van opbrengsten uit activa heeft voornamelijk betrekking op de overdracht van satellieten in het kader van het Copernicus-programma (voormalige GMES-programma) van het Europees Ruimteagentschap (ESA) naar de Commissie (zie toelichting 2.2). Deze overdracht is overeenkomstig de boekhoudregels van de EU een niet-ruiltransactie en zal in toekomstige perioden plaatsvinden voor de resterende Copernicus-satellieten die momenteel in aanbouw zijn.
Landbouwheffingen betreffen melkheffingen die een instrument zijn om de markt te beheren en waarmee melkproducenten die hun referentiehoeveelheden overschrijden, kunnen worden gestraft. Aangezien ze niet samenhangen met eerdere betalingen door de Commissie, worden ze in de praktijk beschouwd als ontvangsten voor een specifiek doeleinde. Het grote bedrag voor melkheffingen in het afgelopen jaar is vooral het gevolg van de extra heffing van 811 miljoen EUR.
ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
51.7.FINANCIËLE OPBRENGSTEN
in miljoen EUR | ||
2016 | 2015 | |
Rentebaten op/over: | ||
Voorfinanciering | (0) | 9 |
Te late betalingen | 108 | 20 |
Voor verkoop beschikbare financiële activa | 24 | 56 |
Leningen | 1 446 | 1 616 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 6 | 14 |
Financiële activa die een bijzondere waardevermindering hebben ondergaan | 9 | 7 |
Overige | 0 | 0 |
Rentebaten | 1 592 | 1 721 |
Dividendinkomen | 13 | 8 |
Op de verkoop van financiële activa gerealiseerde winsten | 35 | 50 |
Financiële baten van financiële activa of passiva tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort | 0 | – |
Overige financiële inkomsten | 128 | 66 |
Totaal | 1 769 | 1 846 |
Ontvangsten uit rente op leningen hebben hoofdzakelijk betrekking op leningen voor financiële bijstand (zie toelichting 2.4.3).
51.8.OVERIGE ONTVANGSTEN UIT RUILTRANSACTIES
in miljoen EUR | ||
2016 | 2015 | |
Wisselkoerswinsten | 331 | 970 |
Ontvangen vergoedingen voor verstrekte diensten | 267 | 358 |
Ontvangen vergoedingen en premies i.v.m. financiële instrumenten | 48 | 43 |
Verkoop van goederen | 46 | 43 |
Ontvangsten in verband met vaste bedrijfsmiddelen | 17 | 4 |
Overige | 288 | 145 |
Totaal | 996 | 1 562 |
UITGAVEN
51.9.GEDEELD BEHEER
in miljoen EUR | ||
Uitgevoerd door de lidstaten | 2016 | 2015 |
Europees Landbouw- en Garantiefonds | 44 152 | 45 032 |
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling | 12 604 | 16 376 |
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds | 35 045 | 38 745 |
Europees Sociaal Fonds | 9 366 | 9 849 |
Overige | 1 606 | 2 380 |
Totaal | 102 772 | 112 382 |
De vermindering van de uitgaven voor cohesie van 4,2 miljard EUR kan worden verklaard door de overgang van de vorige programmeringsperiode 2007-2013 naar 2014-2020: de gedeclareerde kosten voor de vorige periode zijn volgens verwachting gedaald, terwijl de kosten met betrekking tot de lopende periode toenemen maar lager blijven. Dezelfde reden verklaart de daling met 3,8 miljard EUR van de uitgaven uit hoofde van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling (zie ook toelichting 2.13).
De subrubriek 'overige' omvat met name: Visserij en maritieme zaken (756 miljoen EUR), asiel en migratie (310 miljoen EUR) en het Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (178 miljoen EUR).
51.10.DIRECT BEHEER
in miljoen EUR | ||
2016 | 2015 | |
Uitgevoerd door de Commissie | 9 254 | 10 089 |
Uitgevoerd door uitvoerende EU-agentschappen | 6 259 | 5 532 |
Uitgevoerd door trustfondsen | 97 | 6 |
Totaal | 15 610 | 15 626 |
Deze bedragen hebben voornamelijk betrekking op de uitvoering van onderzoeksbeleid (7,1 miljard EUR) en programma's voor netwerken (2,0 miljard EUR), alsmede Europees nabuurschapsbeleid (1,0 miljard EUR), instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking (1,2 miljard EUR) en humanitaire hulp (0,7 miljard EUR).
51.11.INDIRECT BEHEER
in miljoen EUR | |||
2016 | 2015 | ||
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen | 2 547 | 1 209 | |
Uitgevoerd door derde landen | 876 | 905 | |
Uitgevoerd door internationale organisaties | 2 382 | 2 127 | |
Uitgevoerd door andere entiteiten | 2 035 | 2 107 | |
Totaal | 7 840 | 6 348 |
51.12.PERSONEELS- EN PENSIOENKOSTEN
in miljoen EUR | ||
2016 | 2015 | |
Personeelskosten | 6 074 | 5 838 |
Pensioenkosten | 3 702 | 4 435 |
Totaal | 9 776 | 10 273 |
De pensioenkosten zijn onderdelen van de met de actuariële waardering van de verplichtingen voor personeelsbeloningen samenhangende mutaties, andere dan actuariële veronderstellingen.
51.13.WIJZIGINGEN IN ACTUARIËLE HYPOTHESEN PERSONEELSBELONINGEN
Het actuariële verlies van 1 miljard EUR netto onder deze rubriek houdt verband met de in de balans opgenomen personeelsbeloningen (zie toelichting 2.9).
51.14.FINANCIERINGSKOSTEN
in miljoen EUR | ||
2016 | 2015 | |
Rentelasten: | ||
Leningen | 1 440 | 1 607 |
Overige | 57 | 21 |
Financiële leasing | 67 | 91 |
Afwaarderingsverliezen op voor verkoop beschikbare financiële activa | 40 | 27 |
Afwaarderingsverliezen op leningen en vorderingen | 184 | 174 |
Op de verkoop van financiële activa gerealiseerd verlies | 0 | 3 |
Verlies op financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort | 1 | – |
Overige financiële kosten | 116 | 63 |
Totaal | 1 904 | 1 986 |
Het bedrag aan rentelasten op opgenomen leningen komt overeen met de rente-inkomsten uit leningen voor financiële bijstand (back-to-backtransacties).
51.15.AANDEEL VAN GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGEN EN GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN
Overeenkomstig de vermogensmutatiemethode neemt de EU in haar staat van de financiële resultaten het aandeel in het nettoresultaat van haar gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen op (zie toelichting 2.3).
51.16.OVERIGE UITGAVEN
in miljoen EUR | |||
2016 | 2015 | ||
Administratieve en IT-uitgaven | 2 455 | 2 419 | |
Uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen | 1 404 | 1 304 | |
Aanpassing van voorzieningen | 685 | 520 | |
Wisselkoersverliezen | 505 | 785 | |
Vermindering van geldboeten door het Hof van Justitie | 18 | 1 137 | |
Overige | 419 | 458 | |
Totaal | 5 486 | 6 623 |
De afname van de overige uitgaven betreft voornamelijk de afschrijving van in 2015 opgelegde boeten in gevallen waarin het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan ten gunste van de beboete onderneming.
In de rubriek 'uitgaven in verband met vaste bedrijfsmiddelen' is 383 miljoen EUR (2015: 373 miljoen EUR) opgenomen in verband met operationele leases.
De uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling zijn opgenomen in administratieve en IT-uitgaven en deze zijn als volgt:
in miljoen EUR | ||
2016 | 2015 | |
Kosten voor onderzoek | 344 | 384 |
Niet-gekapitaliseerde kosten voor ontwikkeling | 88 | 60 |
Totaal | 431 | 443 |
51.17.GESEGMENTEERDE INFORMATIE PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)
in miljoen EUR | |||||||
Slimme en inclusieve groei | Duurzame groei | Veiligheid en burgerschap | Europa als wereldspeler | Administratie | Niet toegewezen aan een MFK-rubriek* | Totaal | |
Bni-middelen | – | – | – | – | – | 95 578 | 95 578 |
Traditionele eigen middelen | – | – | – | – | – | 20 439 | 20 439 |
Btw | – | – | – | – | – | 15 859 | 15 859 |
Geldboeten | – | – | – | – | – | 3 858 | 3 858 |
Terugvordering van uitgaven | 48 | 1 871 | 4 | 23 | – | 1 | 1 947 |
Overige | 785 | 171 | 28 | 105 | 4 750 | (97) | 5 740 |
Ontvangsten uit niet-ruiltransacties | 834 | 2 041 | 32 | 128 | 4 750 | 135 638 | 143 422 |
Financiële baten | 87 | 0 | 0 | 21 | 0 | 1 661 | 1 769 |
Overige | 121 | (11) | (7) | (5) | 307 | 592 | 996 |
Ontvangsten uit ruiltransacties | 208 | (11) | (7) | 16 | 307 | 2 253 | 2 765 |
Totaal ontvangsten | 1 041 | 2 030 | 25 | 144 | 5 057 | 137 891 | 146 187 |
Door de lidstaten uitgevoerde uitgaven: | |||||||
ELGF | – | (44 152) | – | – | – | – | (44 152) |
Elfpo en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling | – | (12 604) | – | – | – | – | (12 604) |
EFRO & CF | (35 045) | – | – | – | – | – | (35 045) |
ESF | (9 366) | – | – | – | – | – | (9 366) |
Overige | (466) | (754) | (470) | 84 | – | – | (1 606) |
Uitgevoerd door de EC, uitvoerende agentschappen en trustfondsen | (10 143) | (544) | (957) | (3 951) | (50) | 34 | (15 610) |
Uitgevoerd door andere EU-agentschappen en -organen | (2 028) | (110) | (662) | (265) | – | 518 | (2 547) |
Uitgevoerd door derde landen en internationale organisaties | (274) | (5) | (188) | (2 792) | – | – | (3 258) |
Uitgevoerd door andere entiteiten | (1 411) | (16) | (2) | (606) | (0) | – | (2 035) |
Personeels- en pensioenkosten | (1 593) | (345) | (390) | (575) | (5 968) | (904) | (9 776) |
Wijzigingen in actuariële veronderstellingen personeelsbeloningen | – | – | – | – | (1 068) | – | (1 068) |
Financieringskosten | (173) | (47) | (1) | (20) | (127) | (1 536) | (1 904) |
Aandeel in het resultaat van gemeenschappelijke ondernemingen en geassocieerde deelnemingen | 2 | – | – | – | – | – | 2 |
Overige uitgaven | (1 468) | (83) | (102) | (70) | (3 196) | (566) | (5 486) |
Totaal uitgaven | (61 964) | (58 659) | (2 772) | (8 195) | (10 409) | (2 455) | (144 454) |
Economisch resultaat voor het jaar | (60 923) | (56 629) | (2 747) | (8 051) | (5 352) | 135 436 | 1 733 |
* 'Niet toegewezen aan een MFK-rubriek' omvat de begrotingsuitvoering van geconsolideerde entiteiten en consolidatie-uitsluitingen, niet-budgettaire verrichtingen en niet-toegewezen programma's met immateriële bedragen.
De weergave van de ontvangsten en uitgaven per MFK-rubriek is gebaseerd op een schatting omdat niet alle vastleggingen aan een MFK-rubriek zijn gekoppeld.
52.VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN EN ACTIVA
52.1.VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN
Voorwaardelijke verplichtingen zijn mogelijke toekomstige betalingsverplichtingen voor de EU die voortvloeien uit gebeurtenissen in het verleden of uit aangegane juridische verbintenissen waarvan de realisatie afhangt van toekomstige gebeurtenissen waarover de EU niet de volledige controle heeft. Het betreft voornamelijk financiële garanties (op leningen en programma’s voor financiële bijstand) en juridische risico’s. Alle voorwaardelijke verplichtingen, met uitzondering van die betreffende boetes en garanties die gedekt zijn door fondsen (zie toelichting 2.4.1), zouden indien ze zich zouden realiseren, worden gedekt door de EU-begroting (en dus door de lidstaten van de EU) in de komende jaren.
53.Begrotingsgaranties
in miljoen EUR | ||||||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |||||
Maximum | Ondertekend | Uitbetaald | Maximum | Ondertekend | Uitbetaald | |
Garanties EIB-mandaat leningen in derde landen | 40 645 | 30 161 | 21 145 | 41 764 | 28 741 | 19 450 |
EFSI-garantie | 16 000 | 11 245 | 4 392 | 16 000 | 1 252 | 202 |
Totaal | 56 645 | 41 406 | 25 537 | 57 764 | 29 993 | 19 652 |
De bovenstaande tabel toont de omvang van de blootstelling van de EU-begroting aan mogelijke toekomstige betalingen in verband met door de EIB-groep afgegeven garanties. Uitbetaalde bedragen zijn de bedragen die effectief reeds aan eindbegunstigden zijn uitgekeerd, terwijl de ondertekende bedragen de reeds uitbetaalde sommen en de met begunstigden gesloten overeenkomsten waarvoor nog geen sommen zijn uitbetaald omvatten. Het maximumbedrag vertegenwoordigt de totale dekking waartoe de EU-begroting, en dus de lidstaten, zich heeft verbonden.
Garanties EIB-mandaat leningen in derde landen
De EU-begroting staat borg voor leningen die door de EIB uit eigen middelen aan derde landen worden verstrekt. Op 31 december 2016 stond in totaal 21,1 miljard EUR aan door een EU-garantie gedekte leningen uit. De EU-begroting staat borg voor:
·19 481 miljoen EUR (2015: 19 450 miljoen EUR) via het Garantiefonds voor externe maatregelen (zie toelichting 2.4.1) en
·rechtstreeks 1 664 miljoen EUR (2015: 1 987 miljoen EUR) voor leningen verstrekt aan lidstaten voorafgaand aan de toetreding.
Naast de hierboven onder de voorwaardelijke verplichtingen opgenomen 21,1 miljard EUR waarborgt de EU 309 miljoen EUR aan uitstaande leningen aan Syrië waarvoor voorzieningen zijn getroffen (zie toelichting 2.10).
De EU-garantie in het kader van het mandaat voor externe leningen is voor leningen van de EIB begrensd tot 65 % van de uitstaande saldi voor overeenkomsten die na 2007 zijn ondertekend (mandaten 2007-2013 en 2014-2020). Voor overeenkomsten van vóór 2007 is de EU-garantie begrensd tot een percentage van het maximum van de toegestane kredietlijnen, in de meeste gevallen 65 %, maar ook 70 %, 75 % of 100 %. Indien het maximum niet is bereikt, geldt de EU-garantie voor het volledige bedrag.
Om het maximumrisico dat de EU loopt per 31 december 2016 weer te geven, moeten ook de leningen worden meegerekend waarvoor goedkeuring is gegeven maar die nog niet effectief ondertekend zijn (10,5 miljard EUR) en leningen die ondertekend zijn, maar nog niet uitbetaald (9 miljard EUR).
Garantie van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI)
Het EFSI is een initiatief ter vergroting van de risicodragende capaciteit van de EIB-groep waardoor de EIB tot 61 miljard EUR in de EU kan investeren. Het EFSI is geen afzonderlijke rechtspersoon of een investeringsfonds in de strikte zin van het woord. De EFSI-risicoreserve biedt bescherming aan de EIB tegen mogelijke verliezen op de onderliggende verrichtingen. Het bestaat uit een inbreng van 5 miljard EUR uit het eigen kapitaal van de EIB en een begrotingsgarantie van de EU ten belope van 16 miljard EUR (maximaal bedrag). Het is de bedoeling dat extra middelen van de lidstaten, nationale stimuleringsbanken en particuliere investeerders voor een totaal van 315 miljard EUR aan investeringen in de EU opleveren.
Het EFSI opereert in twee 'vensters': het venster “infrastructuur en innovatie” (IIW), uitgevoerd door de EIB (EU-garantie van 13 miljard EUR) en het mkb-venster, uitgevoerd door het EIF (EU-garantie van 3 miljard EUR); beide vensters hebben een schuldportefeuille en een aandelenportefeuille. Het EIF opereert op grond van een overeenkomst met de EIB en op basis van een garantie van de EIB, die op haar beurt weer wordt gegarandeerd door de EU.
Met het oog op het gebruik van de EU-garantie wordt op de implementatie van het EFSI toezicht uitgeoefend door een stuurgroep, die bij consensus optreedt en vier leden telt, waarvan drie benoemd door de Commissie en een door de EIB. De stuurgroep neemt geen investeringsbeslissingen.
De EU en de EIB hebben binnen het EFSI elk een andere rol. Het EFSI is opgericht in de schoot van de EIB, die de operaties (leningen en eigenvermogensinstrumenten) financiert met op de kapitaalmarkten geleende middelen. Wat het IIW betreft, neemt de EIB de investeringsbesluiten onafhankelijk en beheert zij de operaties overeenkomstig haar regels en procedures, op dezelfde wijze als voor haar eigen (risicodragende) operaties. Om erop toe te zien dat de investeringen in het kader van het EFSI gericht blijven op de specifieke doelstelling het marktfalen te verhelpen dat investeringen in de EU belemmert en dat zij in aanmerking komen voor de bescherming van de EU-garantie, is een specifieke governancestructuur opgezet. Het investeringscomité van onafhankelijke deskundigen beoordeelt of elk project dat door de EIB wordt voorgesteld voldoet aan de voorwaarden voor dekking door de EU-garantie. Indien dat bevestigd wordt en de operatie de garantie van het EFSI krijgt; worden de voortzetting van het project en het beheer ervan onderworpen aan de normale projectcyclus en het governanceproces van de EIB.
De rol van de EU behelst het verstrekken van de EU-begrotingsgarantie voor een deel van de potentiële verliezen die de EIB zou kunnen lijden op haar investeringen (leningen en eigenvermogensinstrumenten). De EU bemoeit zich met andere woorden niet met de selectie en het beheer van de EFSI-operaties, investeert geen geld in die operaties en is niet direct contractpartij bij de onderliggende instrumenten. Omdat de controlecriteria en de boekhoudkundige vereisten voor consolidatie van de boekhoudregels van de EU (en de IPSAS) niet zijn vervuld, worden de daarmee verband houdende activa niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.
De EU-garantie is beperkt tot 16 miljard EUR op eender welk moment en de totale nettobetalingen uit de EU-begroting mogen dat bedrag niet overschrijden. Garantie-uitkeringen door de EU worden gedaan door het EFSI-garantiefonds (zie toelichting 2.4.1). Per jaareinde 2016 bedragen de activa van het garantiefonds in totaal 1 miljard EUR, terwijl nog eens 2,4 miljard EUR toegezegd maar nog niet betaald is en in het gerapporteerde bedrag is opgenomen als “RAL” in toelichting 5.1.
De EU-garantie die voor het EFSI aan de EIB-groep is verstrekt, is geboekt als verplichting uit hoofde van financiële garanties voor wat de schuldportefeuille betreft, en als voorwaardelijke verplichting voor zowel de schuldportefeuille als de portefeuille eigenvermogensinstrumenten. Omdat de gegarandeerde investeringen worden gefinancierd en beheerd door de EIB, zijn de desbetreffende financiële activa niet in de geconsolideerde jaarrekening van de EU opgenomen.
De EU-garantie voor de EFSI-IIW-schuldportefeuille dekt de eersteverliestranche van een portefeuille financieringsoperaties van de EIB, die voornamelijk bestaat uit traditionele leningen en garanties. Deze garantie wordt aangesproken wanneer de debiteur in gebreke blijft of bij schuldherschikking. De EU-garantie wordt vergoed in verhouding tot het risico dat de EU draagt, in de vorm van een verdeling tussen de EIB en de EU van de uit hoofde van het risico aan de EIB toevallende ontvangsten uit de gegarandeerde verrichtingen. De ontvangsten van de EU dekken in eerste instantie de verliezen op de gegarandeerde verrichtingen. De EU-garantie wordt aldus in aanmerking genomen als verplichting uit hoofde van financiële garanties en bij de eerste opname gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de netto contante waarde van de te ontvangen premies (de ontvangsten van de EU). Op latere balansdata wordt de verplichting uit hoofde van financiële garanties geherwaardeerd tegen de verwachte verliezen of het bedrag dat oorspronkelijk is opgenomen, afhankelijk van wat het hoogste is, in voorkomend geval verminderd met de geaccumuleerde afschrijvingen van de inkomsten. De weergegeven verplichting uit hoofde van financiële garanties is na aftrek van de nog te ontvangen inkomsten van de EU - nul per 31 december 2016 (zie toelichting 2.11.3).
In het kader van de EFSI-IIW-portefeuille eigenvermogensinstrumenten, die eigenvermogens- of quasi-eigenvermogensdeelnemingen of achtergestelde leningen omvat, investeert de EIB op pari passu-basis voor eigen risico en voor risico van de EU. Bijgevolg dekt de EU-garantie — voor het gedeelte van de eigenvermogensinvesteringen die door de EU worden gegarandeerd — de negatieve waardeaanpassingen (niet-gerealiseerde verliezen) op elke balansdatum, de gerealiseerde verliezen op desinvesteringen en de financieringskosten van de EIB. In gevallen waarin de waarde van een investering waarop eerder een negatieve waardeaanpassing werd toegepast, op daaropvolgende verslagdatums vermeerdert, wordt het bedrag tot de oorspronkelijke kostprijs van de investering door de EIB aan de EU terugbetaald. Wanneer de investering van de hand wordt gedaan, heeft de EU ook recht op investeringswinsten op de oorspronkelijke kostprijs. De EU-garantie wordt vergoed uit inkomsten die de EIB ontvangt voor de gegarandeerde verrichtingen, inclusief rente, dividenden en gerealiseerde winsten. De vereffening tussen de EU en de EIB gebeurt jaarlijks, na verrekening van verliezen en inkomsten. Op 31 december 2016 was voor 35,7 miljoen EUR aan door de EU-gegarandeerde operaties in een IIW-portefeuille van eigenvermogensinstrumenten geïnvesteerd en in de boeken opgenomen als voorwaardelijke verplichting.
De aandelenportefeuille van het mkb-venster ontstond pas in 2016 en de bedragen zijn niet materieel. De boekhoudkundige behandeling van de eigenvermogensoperaties zal door de rekenplichtige na raadpleging van de adviserende groep van deskundigen van de EU inzake boekhoudnormen worden bepaald. Door het EIF is 5 miljoen EUR geïnvesteerd; dit bedrag is per 31 december 2016 vermeld als voorwaardelijke verplichting.
Deze voorwaardelijke verplichting omvat verrichtingen van de programma’s COSME en Horizon 2020 waarvoor een EU-EFSI-garantie op de schuldportefeuille van het mkb-venster geldt.
54.Garanties in verband met financiële bijstand (opgenomen en verstrekte leningen)
in miljoen EUR | ||||||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |||||
Aangesproken | Niet aangesproken | Totaal | Aangesproken | Niet aangesproken | Totaal | |
EFSM | 47 456 | – | 47 456 | 47 509 | – | 47 509 |
BB-mechanisme | 4 272 | – | 4 272 | 5 811 | – | 5 811 |
Macro-financiële bijstand | 2 964 | 1 313 | 4 277 | 3 024 | 1 323 | 4 347 |
Euratom | 252 | 300 | 552 | 301 | 300 | 601 |
Totaal | 54 944 | 1 613 | 56 557 | 56 645 | 1 623 | 58 268 |
De EU-begroting staat borg voor de leningen die de Commissie in het kader van back-to-backverrichtingen opneemt om leningen aan lidstaten en niet-lidstaten te financieren (zie ook toelichting 6). Deze opgenomen leningen zijn reeds als verplichting opgenomen op de balans van de EU (zie toelichting 2.11.1 voor details). In geval van wanprestatie voor de met deze ontleende middelen verstrekte back-to-backleningen zou de EU-begroting overeenkomstig artikel 14 van Verordening 609/2014 van de Raad het volledige verlies dragen:
·de leningen die worden opgenomen om in het kader van het EFSM leningen te verstrekken, worden uitsluitend door de EU-begroting gewaarborgd;
·de leningen die worden opgenomen ten behoeve van het betalingsbalansmechanisme, worden uitsluitend door de EU-begroting gewaarborgd;
·MFB-leningen worden in eerste instantie gewaarborgd door het Garantiefonds (zie toelichting 2.4.1) en vervolgens door de EU-begroting; en
·garanties van derden dekken eerst het volledige bedrag van de uitstaande Euratomleningen. Het Garantiefonds dekt de externe leningen indien deze niet door de garanties van derden worden gedekt.
Door de EGKS in liquidatie uit ontleende middelen verstrekte leningen worden niet gedekt door een EU-begrotingsgarantie. Zij zijn gedekt door financiële activa van de EGKS in liquidatie (zie toelichting 2.4.1).
55.Garanties voor financieringsinstrumenten van de EU
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Horizon 2020 | 921 | 459 |
Financieringsfaciliteit met risicodeling | 711 | 845 |
Connecting Europe Facility* | 465 | 429 |
Overige | 3 | 16 |
Totaal | 2 101 | 1 749 |
* De bedragen van vorig jaar hebben betrekking op het initiatief inzake projectobligaties en het garantie-instrument voor leningen voor TEN-T-projecten. Deze twee instrumenten zijn in 2016 gefuseerd tot de Connecting Europe Facility.
Overeenkomstig artikel 140, lid 3, FR overschrijden de begrotingsuitgaven voor een financieringsinstrument en de financiële aansprakelijkheid van de Unie in geen geval het bedrag van de vastlegging die daarvoor in de begroting is gedaan, ten einde voorwaardelijke verplichtingen voor de begroting uit te sluiten. In de praktijk betekent dit dat deze verplichtingen een tegenhanger hebben aan de actiefzijde van de balans of worden gedekt door uitstaande begrotingsvastleggingen die nog niet als uitgave zijn geboekt. De voorwaardelijke verplichtingen hierboven zijn na aftrek van financiële voorzieningen voor de desbetreffende instrumenten (zie toelichting 2.10).
56.Rechtszaken
in miljoen EUR | |||
31.12.2016 | 31.12.2015 | ||
Geldboeten | 1 834 | 3 951 | |
Landbouw | 1 711 | 1 377 | |
Cohesie | 3 | 3 | |
Overige | 600 | 795 | |
Totaal | 4 148 | 6 125 |
Geldboeten
Deze bedragen betreffen door de Commissie voor schendingen van de mededingingsregels opgelegde geldboeten die door de betrokken ondernemingen overeenkomstig artikel 90, lid 1, van de uitvoeringsvoorschriften bij het FR voorlopig zijn betaald en waartegen ofwel beroep is aangetekend of waarvan niet bekend is of er beroep tegen zal worden aangetekend. De voorwaardelijke verplichting wordt gehandhaafd totdat in de zaak definitief uitspraak is gedaan door het Hof van Justitie of tot het einde van de beroepstermijn. De rente op voorlopige betalingen wordt opgenomen in het economisch resultaat van het jaar en tevens als een voorwaardelijk passief vanwege de onzekerheid of de Commissie recht heeft op deze bedragen.
Mocht de EU in een of meerdere van deze zaken in het ongelijk worden gesteld, dan zou dit de EU-begroting niets kosten aangezien de geldboeten voorlopig zijn betaald en deze sommen hetzij op specifieke bankrekeningen zijn aangehouden (zie toelichting 2.8) of in het voor dit doel opgerichte BUFI-fonds (zie toelichting 2.4.1). De boetebedragen worden alleen in de begroting opgenomen als begrotingsontvangsten wanneer zij definitief zijn (artikel 83 FR).
Landbouw
Dit zijn voorwaardelijke passiva tegenover de lidstaten in verband met de ELGF-conformiteitsbesluiten en de financiële correcties voor plattelandsontwikkeling en pretoetreding, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan. De vaststelling van het definitieve bedrag van het passief alsook het jaar waarin het effect van een succesvol beroep ten laste van de begroting zal komen, zijn afhankelijk van de duur van de procedure voor het Hof van Justitie.
Cohesie
Dit zijn voorwaardelijke verplichtingen tegenover de lidstaten in verband met acties in het kader van het cohesiebeleid, waarover het Hof van Justitie nog geen uitspraak heeft gedaan of waarvoor het nog een hoorzitting moet vaststellen.
Andere rechtszaken
Deze rubriek heeft betrekking op twee schadevergoedingszaken die momenteel tegen de EU zijn ingeleid, op andere rechtsgeschillen en de geraamde gerechtskosten. Opgemerkt zij dat de eiser in een schadevordering krachtens artikel 288 van het EG-Verdrag moet aantonen dat de instelling een rechtsregel waarbij aan particulieren rechten worden verleend, op voldoende ernstige wijze heeft geschonden dat hij zelf reële schade heeft geleden en dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de onwettige handeling en de schade.
56.1.VOORWAARDELIJKE ACTIVA
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Ontvangen garanties: | ||
uitvoeringsgaranties | 369 | 398 |
overige garanties | 28 | 27 |
Overige voorwaardelijke activa | 34 | 48 |
Totaal | 431 | 474 |
Uitvoeringsgaranties worden verlangd om ervoor te zorgen dat de begunstigden van middelen van de EU voldoen aan de verplichtingen van hun contract met de EU.
57.VASTLEGGINGEN IN DE BEGROTING EN JURIDISCHE VERBINTENISSEN
Deze toelichting verschaft informatie over de begrotingsprocedure en de toekomstige financieringsbehoeften, niet over de verplichtingen per 31 december 2016.
Het door de lidstaten goedgekeurd meerjarig financieel kader (MFK) stelt de programma’s vast en de maximumbedragen (“plafonds”) per rubriek voor vastleggingskredieten en de totale betalingskredieten waarvoor de EU vastleggingen in de begroting kan doen en juridische verbintenissen kan aangaan, en uiteindelijk betalingen kan verrichten, voor een periode van 7 jaar (zie tabel 1.1 van de toelichtingen bij de verslagen over de uitvoering van de begroting).
De MFK-plafonds zijn vastgesteld door de Raad (de lidstaten), met instemming van het Europees Parlement, en artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1306/2013 betreffende de financiering van het GLB legt een rechtstreeks verband tussen het jaarlijkse maximum voor de uitgaven uit het ELGF en de MFK-verordening. Het Europees Parlement en de Raad hebben eveneens de respectieve basisbesluiten voor de ELGF-uitgaven vastgesteld waarin de uitgaven per lidstaat voor de gehele periode 2014-2020 zijn bepaald.
Juridische verbintenissen hebben betrekking op programma’s, projecten, overeenkomsten of ondertekende contracten die juridisch bindend zijn voor de EU. Het aangaan van een juridische verbintenis is de handeling waarbij de ordonnateur een verplichting (voor de EU) doet ontstaan of constateert die tot een last leidt (artikel 85 FR).
De vastlegging in de begroting vindt in beginsel plaats vóór de juridische verbintenis, maar voor bepaalde meerjarige programma’s/projecten is het andersom en worden de desbetreffende vastleggingen in jaartranches gedaan, gespreid over meerdere jaren, wanneer het basisbesluit daarin voorziet. Voor cohesie bijvoorbeeld, bepaalt artikel 76 van de verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen (VGB - Verordening (EU) nr. 1303/2013) dat het besluit van de Commissie tot vaststelling van een programma een juridische verbintenis vormt in de zin van het Financieel Reglement, maar dat de vastleggingen in de begroting van de Unie voor elk programma gedurende de periode van 1 januari 2014 tot 31 december 2020 geschieden in jaarlijkse tranches voor elk fonds. Andere rechtsgrondslagen kunnen soortgelijke bepalingen bevatten. Om deze reden kan er sprake zijn van bedragen die de EU wettelijk verplicht is te betalen, maar ook wanneer het budgettair nog niet zijn vastgelegd (zie toelichtingen 5.2 en 5.3 hierna).
Verbintenissen waarvoor de vastlegging in de begroting is gedaan maar die vervolgens nog niet betaalbaar zijn gesteld, worden de “reste à liquider” (RAL) genoemd. Het kan gaan om, vaak meerjarige, programma’s of projecten waarvoor een verbintenis is aangegaan, maar die nog niet (volledig) zijn uitgevoerd. Deze vormen betalingsverplichtingen voor de volgende jaren. Een deel van de totale nog betaalbaar te stellen vastleggingen (RAL) is reeds geboekt als uitgave en als verplichting op de balans opgenomen (zie toelichtingen 2.12 en 2.13). De berekening van deze uitgaven is gebeurd op basis van ontvangen kostendeclaraties/facturen en van de geraamde stand van uitvoering van een programma of project wanneer nog geen declaraties bij de EU zijn ingediend (zie toelichting 5.1). Zodra de betalingen in verband met de RAL na 31 december 2016 worden gedaan, wordt de verplichting van de balans verwijderd. Het deel van de RAL dat nog niet als uitgave is opgenomen, is niet onder de verplichtingen opgenomen, maar wordt hieronder vermeld.
De onderstaande vermeldingen betreffen dus bedragen per 31 december 2016 tot de betaling waarvan de EU zich heeft verbonden mits aan de contractuele voorwaarden wordt voldaan en die worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen van de EU.
in miljoen EUR | |||
Toelichting | 31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen | 5.1 | 189 881 | 177 477 |
Juridische verbintenissen van het huidige MFK, onder gedeeld beheer, in afwachting van uitvoering | 5.2 | 276 351 | 338 755 |
Significante juridische verbintenissen in andere gebieden | 5.3 | 22 275 | 19 098 |
Totaal | 488 507 | 535 329 |
57.1.NOG BETAALBAAR TE STELLEN BEGROTINGSVASTLEGGINGEN
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Nog betaalbaar te stellen begrotingsvastleggingen | 189 881 | 177 477 |
Dit bedrag bestaat uit de budgettaire RAL ("reste à liquider") van 238 759 miljoen EUR, min de daarmee verband houdende bedragen die op de balans als verplichtingen en in de staat van de financiële resultaten als uitgaven zijn opgenomen. De budgettaire RAL is een bedrag dat de openstaande vastleggingen vertegenwoordigt waarvoor nog geen betalingen en/of vrijmakingen zijn gedaan. Zoals hierboven gezegd, is dit het normale gevolg van het bestaan van meerjarenprogramma’s.
Per 31 december 2016 bedroegen de uitstaande voorschotten in het kader van voorfinanciering in totaal 45,5 miljard EUR (zie toelichting 2.5). Het gaat om vastleggingen in de begroting waarvoor betalingen zijn gedaan, die de RAL dus verminderen, maar waarbij de uitbetaalde bedragen worden geacht nog steeds aan de EU toe te behoren en niet aan de begunstigde, totdat de contractuele verplichtingen zijn vervuld. Zij zijn dus zoals de hierboven vermelde RAL nog niet als uitgave geboekt.
57.2.JURIDISCHE VERBINTENISSEN VAN HET HUIDIGE MFK, ONDER GEDEELD BEHEER, IN AFWACHTING VAN UITVOERING
in miljoen EUR | ||||||
Fonds | Financieel kader 2014-2020 (A) | Gesloten juridische verbintenissen (B) | Vastleggingen in de begroting (C) | Vrij-makingen (D) | Beschikbare begroting van het MFK (= A-C) | Juridische verbintenissen minus vastleggingen in de begroting (=B–C+D) |
Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Cohesiefonds | 262 058 | 262 058 | 102 172 | – | 159 886 | 159 886 |
Europees Sociaal Fonds | 91 991 | 91 991 | 38 418 | – | 53 573 | 53 573 |
Fonds voor Europese hulp aan de meest behoeftigen (FEAD) | 3 814 | 3 814 | 1 570 | – | 2 244 | 2 244 |
RUBRIEK 1B: MIDDELEN VOOR HET COHESIEBELEID | 357 862 | 357 862 | 142 160 | – | 215 702 | 215 702 |
Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling | 99 348 | 99 348 | 42 064 | – | 57 284 | 57 284 |
Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij | 5 749 | 5 749 | 2 392 | – | 3 358 | 3 358 |
RUBRIEK 2: NATUURLIJKE HULPBRONNEN | 105 097 | 105 097 | 44 455 | – | 60 641 | 60 641 |
Fonds voor asiel en migratie | 3 607 | 1 977 | 1 970 | – | 1 637 | 7 |
Fonds voor interne veiligheid | 2 195 | 981 | 981 | – | 1 214 | 0 |
RUBRIEK 3: VEILIGHEID EN BURGERSCHAP | 5 802 | 2 958 | 2 951 | – | 2 851 | 7 |
Totaal | 468 761 | 465 917 | 189 566 | – | 279 195 | 276 351 |
Dit zijn juridische verplichtingen tot betaling waartoe de EU zich heeft verbonden bij de vaststelling van de operationele programma’s onder gedeeld beheer. Het besluit van de Commissie tot vaststelling van een operationeel programma vormt een financieringsbesluit in de zin van artikel 84 FR en vormt na kennisgeving aan de betrokken lidstaat een juridische verbintenis in de zin van dat reglement.
Artikel 76 van de VGB voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) luidt als volgt:
“De vastleggingen van de Unie voor elk programma geschieden in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 in jaarlijkse tranches voor elk Fonds. De vastleggingen in verband met de prestatiereserve in elk programma geschieden afzonderlijk van de rest van de toewijzing aan het programma.”
De tabel hierboven begint met het totale MFK (kolom A) en toont de juridische verbintenissen waarvoor nog geen bedragen in de begroting zijn vastgelegd en, ter informatie, de maximale vastleggingen voor de plafonds van de rubrieken 1B, 2 en 3 van het MFK 2014-2020. Deze juridische verbintenissen zijn de uitstaande bedragen waarvoor de EU een betalingsverplichting heeft na 31 december 2016. Kolom B bevat de door de Commissie aangegane juridische verbintenissen per jaareinde en kolom C de begrotingsvastleggingen die met betrekking tot deze juridische verbintenissen beschikbaar zijn gesteld, eveneens per jaareinde. Per 31 december 2016 waren geen annuleringen verricht (kolom D).
57.3.SIGNIFICANTE JURIDISCHE VERBINTENISSEN IN ANDERE GEBIEDEN
in miljoen EUR | ||
31.12.2016 | 31.12.2015 | |
Connecting Europe Facility | 13 799 | 10 051 |
Copernicus | 2 393 | 2 939 |
ITER | 1 891 | 2 022 |
Galileo | 523 | 124 |
Visserijovereenkomsten | 247 | 373 |
Vastleggingen voor operationele leases | 2 419 | 2 511 |
Overige contractuele verbintenissen | 1 003 | 1 079 |
Totaal | 22 275 | 19 098 |
Deze bedragen omvatten de juridische verbintenissen op lange termijn waarvoor nog geen vastleggingen in de begroting waren gedaan per jaareinde. Deze bindende verplichtingen zullen in jaarlijkse tranches worden gebudgetteerd de komende jaren en betaalbaar gesteld.
Sommige belangrijke programma’s (zie hieronder) kunnen worden uitgevoerd door middel van jaarlijkse tranches, overeenkomstig artikel 85, lid 4, FR. Zo kan de EU juridische verbintenissen aangaan (subsidieovereenkomsten, delegatieovereenkomsten en contracten voor opdrachten afsluiten) voor meer dan de beschikbare vastleggingskredieten van een bepaald jaar. Bijgevolg kan het zijn dat een aanzienlijk deel van de totale toewijzing voor het huidige MFK reeds is vastgelegd. Dit geldt met name voor de volgende programma’s:
·Connecting Europe Facility;
·Copernicus;
·ITER; en
·Galileo.
Connecting Europe Facility (CEF)
De CEF verstrekt financiële steun aan trans-Europese netwerken voor projecten van gemeenschappelijk belang in de sectoren vervoer, telecommunicatie en energie-infrastructuur. De juridische verbintenissen voor het CEF-programma bestrijken de periode van 2014 tot 2020 voor CEF-Vervoer en tot 2021 voor de CEF-Energie. De rechtsgrondslag is Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 - Voor de EER relevante tekst (PB L 348 van 20 december 2013), die in artikel 19 voorziet in het gebruik van jaarlijkse tranches.
Copernicus
Copernicus is het Europese programma voor aardobservatie (zie ook toelichting 2.2). De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2020. Op grond van Verordening (EU) nr. 377/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 (PB L 122/44 van 24 april 2014) ondertekende de Commissie delegatieovereenkomsten met het Europees Ruimteagentschap (ESA), EUMETSAT en het Europees Centrum voor weersvoorspellingen op middellange termijn. Artikel 8 van Verordening nr. 377/2014 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.
Internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER)
De vastleggingen dienen ter dekking van de toekomstige financieringsbehoeften van de ITER-faciliteiten tot 2021. De bijdrage van de EU (Euratom) aan ITER International wordt gegeven via de Gemeenschappelijke Onderneming Fusion for Energy, en omvat ook de bijdragen van de lidstaten en van Zwitserland. De verbintenissen zijn aangegaan op grond van Besluit 791/2013/Euratom van de Raad van 13 december 2013 houdende wijziging van Besluit 198/2007/Euratom tot oprichting van de Europese gemeenschappelijke onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie, waarin toestemming wordt gegeven voor het gebruik van jaarlijkse tranches. ITER werd opgericht om de ITER-faciliteiten te beheren, de exploitatie van de ITER-faciliteiten aan te moedigen, om de kennis over fusie-energie van het grote publiek alsook de aanvaarding ervan te bevorderen, en om alle andere activiteiten te verrichten die nodig zijn om het doel van ITER te bereiken. Bij ITER zijn de EU, China, India, Rusland, Zuid-Korea, Japan en de VS betrokken.
Galileo
Dit zijn bedragen die zijn vastgelegd voor het Galileo-programma voor de ontwikkeling van een Europees wereldwijd systeem voor nagivatie per satelliet (zie ook toelichting 2.2). De vastleggingen gelden voor de periode tot en met 2020. Op grond van Verordening (EU) nr. 1285/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 (PB L 347/1 van 20 december 2013) heeft de Commissie een delegatieovereenkomst met ESA ondertekend. Artikel 9 van Verordening nr. 1285/2013 staat het gebruik van jaarlijkse tranches toe.
Visserijovereenkomsten
Dit zijn verbintenissen tot 2020 met derde landen uit hoofde van internationale visserijovereenkomsten. Zij zijn aangegaan op grond van besluiten van de Raad voor elk derde land (bv. Besluit (EU) 1894/2015 van de Raad van 5 oktober 2015 betreffende de sluiting van het Protocol tussen de Europese Unie en de Republiek Kaapverdië tot vaststelling van de vangstmogelijkheden en de financiële tegenprestatie waarin is voorzien bij de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Kaapverdië ; PB L 277 van 22 oktober 2015). Het gaat hier om specifieke internationale verdragen waarbij meerjarige rechten en verplichtingen zijn vastgesteld.
Vastleggingen voor operationele leases
De volgende minimumbedragen zijn vastgelegd voor betaling overeenkomstig de onderliggende contracten tijdens de verdere looptijd van deze leasecontracten:
in miljoen EUR | ||||
In de toekomst te betalen bedragen | ||||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | Totaal | |
Gebouwen | 373 | 1 085 | 944 | 2 402 |
IT-materiaal en overige uitrusting | 7 | 10 | 0 | 17 |
Totaal | 380 | 1 095 | 944 | 2 419 |
Overige contractuele verbintenissen
De opgegeven bedragen stemmen overeen met bedragen waarvoor verbintenissen zijn aangegaan die nog in de loop van de contracten moeten worden betaald. Het belangrijkste hier vermelde bedrag heeft betrekking op bouwcontracten van het Europees Parlement (276 miljoen EUR).
58.FINANCIEEL RISICOBEHEER
De hieronder verschafte informatie met betrekking tot het beheer van de financiële risico's van de EU heeft betrekking op:
-Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand van de Commissie via: het EFSM, de BB, de MFB en Euratom-acties en de EGKS in liquidatie;
-de kasverrichtingen die door de Commissie zijn verricht om de EU-begroting uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen van geldboeten;
-Activa aangehouden in fondsen voor begrotingsgaranties: Het Garantiefonds voor externe acties en het garantiefonds van het EFSI; en
-Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd.
58.1.TYPES RISICO
Marktrisico is het risico dat de reële waarde of toekomstige kasstromen van een financieel instrument zullen schommelen als gevolg van variaties in de marktprijzen. Marktrisico bestaat niet alleen uit potentieel verlies, maar ook uit potentiële baten. Het omvat het valutarisico, het renterisico en overige prijsrisico's (de EU heeft geen materiële overige prijsrisico's).
(1)Valutarisico is het risico dat de verrichtingen van de EU of de waarde van haar investeringen beïnvloed zullen worden door veranderingen in de wisselkoers. Dit risico vloeit voort uit de verandering van de koers van de ene valuta tegenover een andere.
(2)Renterisico is de mogelijkheid dat de waarde van een effect, en dan vooral een obligatie, vermindert door een stijging van de rentevoet. Over het algemeen leiden hogere rentevoeten tot lagere prijzen van obligaties met vaste rentevoet en omgekeerd.
Kredietrisico is het risico van verlies doordat een schuldenaar/leningnemer een lening of een andere kredietlijn (hoofdsom of rente (coupon) of beide) niet betaalt of op een andere manier zijn contractuele verplichtingen niet nakomt. Het kan gaan om laattijdige terugbetalingen, herstructurering van de terugbetalingen van de leningnemer en faillissement.
Liquiditeitsrisico is het risico dat een actief moeilijk te gelde kan worden gemaakt; bv. het risico dat een bepaald effect of actief niet snel genoeg kan worden verhandeld op de markt om een verlies te voorkomen of een verplichting na te komen.
58.2.BELEID INZAKE RISICOBEHEER
De uitvoering van de EU-begroting berust steeds meer op het gebruik van financieringsinstrumenten bij operationele programma’s. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze nieuwe aanpak dat voor elke via de financieringsinstrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 EUR aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit gebruik van de EU-begroting maximaliseert het effect van de beschikbare middelen. Zie toelichting 2.4.1 voor meer informatie over de betrokken bedragen.
Voor de meeste financieringsinstrumenten geldt dat de uitvoering ofwel aan de EIB-groep (inclusief het EIF), ofwel aan andere financiële instellingen wordt gedelegeerd op basis van een overeenkomst tussen de Europese Commissie en de financiële instelling. De met deze financiële instellingen ondertekende overeenkomsten bevatten strikte voorwaarden en verplichtingen voor de intermediairs om te garanderen dat EU-geld goed wordt beheerd en er goed verslag over wordt uitgebracht. Als eenmaal een financiële bijdrage aan een van de instrumenten is toegewezen, worden de middelen naar een speciaal hiervoor geopende bankrekening (d.w.z. een fiduciaire rekening) van de financiële instelling overgedragen. De financiële instelling kan, afhankelijk van het instrument in kwestie, de middelen op deze fiduciaire rekening gebruiken om leningen te verstrekken, schuldinstrumenten uit te geven, te beleggen in vermogensinstrumenten of aanspraken op garanties te honoreren. De opbrengsten van financieringsinstrumenten moeten, als algemene regel, aan de EU-begroting worden teruggestort.
Het risico ten aanzien van deze financieringsinstrumenten is doorgaans begrensd tot een maximum dat in de onderliggende overeenkomsten is vastgesteld en dat overeenkomt met het in de begroting opgenomen bedrag dat voor het instrument is voorzien. Omdat de Commissie vaak het eerste verlies draagt, en omdat de instrumenten bedoeld zijn om risicovollere begunstigen te financieren (die moeilijkheden ondervinden om middelen van commerciële kredietverstrekkers te verkrijgen), ligt het in de lijn der verwachtingen dat de EU-begroting met een aantal verliezen te maken zal krijgen.
Waardering van financiële instrumenten
De volgende categorieën van financiële activa en verplichtingen worden niet gewaardeerd tegen reële waarde: geldmiddelen en kasequivalenten, verstrekte leningen, vorderingen met tegenprestatie en verhaalbare bedragen zonder tegenprestatie, opgenomen leningen en andere financiële verplichtingen gewaardeerd tegen geamortiseerde kostprijs. De boekwaarde van die financiële activa en passiva wordt beschouwd als een redelijke schatting van de reële waarde ervan.
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
De leningtransacties alsmede het daarmee samenhangende beheer van de kasmiddelen worden door de EU verricht overeenkomstig de respectieve besluiten van de Raad en het EP, indien van toepassing, en op basis van interne richtsnoeren. Er zijn schriftelijke procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals opgenomen leningen, verstrekte leningen en het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. In de regel worden geen afdekkingsactiviteiten ("hedging") verricht om rente- of valutaschommelingen te compenseren, aangezien verstrekte leningen doorgaans door middel van opgenomen back-to-backleningen worden gefinancierd en er dus geen open rente- of valutaposities ontstaan. De toepassing van het back-to-backbeginsel wordt op gezette tijden gecontroleerd.
Kasverrichtingen
De voorschriften en beginselen voor het beheer van de kasverrichtingen van de Commissie zijn vastgelegd in Verordening nr. 609/2014 van de Raad (gewijzigd bij Verordening 804/2016 van de Raad) en in het Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften daarvan.
Als gevolg van de bovenvermelde regelgeving zijn de volgende hoofdprincipes van toepassing:
-de eigen middelen worden door de lidstaten betaald op rekeningen die daartoe op naam van de Commissie werden geopend bij de schatkist van elke lidstaat of bij de centrale bank van de lidstaat. De Commissie mag slechts geld van de bovenvermelde rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen te voldoen;
-de eigen middelen worden door de lidstaten betaald in hun eigen nationale munt, terwijl de betalingen door de Commissie meestal in euro luiden;
-bankrekeningen die zijn geopend in naam van de Commissie mogen niet worden overtrokken. Deze beperking geldt niet voor de eigenmiddelenrekening van de Commissie in geval van wanbetaling met betrekking tot leningen die overeenkomstig de verordeningen en besluiten van de Raad van de EU zijn gesloten of gewaarborgd en, onder bepaalde voorwaarden, wanneer de kasmiddelenbehoeften de rekeningactiva overtreffen;
-het saldo van rekeningen die luiden in andere munten dan de euro, wordt ofwel gebruikt voor betalingen in dezelfde munt, ofwel periodiek omgezet in euro.
Naast de eigenmiddelenrekeningen heeft de Commissie nog andere bankrekeningen geopend bij centrale banken en commerciële banken om andere betalingen te verrichten en te ontvangen dan de bijdragen van de lidstaten aan de begroting.
De kasverrichtingen en de betalingen zijn sterk geautomatiseerd en maken gebruik van moderne informaticasystemen. Er worden specifieke procedures toegepast om de veiligheid van het systeem te waarborgen en om te garanderen dat de taken gescheiden worden conform het Financieel Reglement, de interne controlenormen van de Commissie en de controleprincipes.
Een op schrift gestelde reeks richtsnoeren en procedures regelt het beheer van de kasverrichtingen en betalingen van de Commissie met als doel het operationele en financiële risico te beperken en een gepast controleniveau te waarborgen. Zij betreffen de verschillende werkingsgebieden (bijvoorbeeld: uitvoering van betalingen en beheer van de liquide middelen, prognoses van de kasmiddelen, bedrijfscontinuïteit enz.) en de naleving van de richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd. Daarnaast vindt gegevensuitwisseling plaats tussen het directoraat-generaal Begroting en het directoraat-generaal Economische en Financiële Zaken over risicobeheer en beste werkmethoden.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's
Vóór 2010 ontvangen bedragen blijven op bankrekeningen staan bij banken die specifiek geselecteerd zijn voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten. De selectie van banken vindt plaats volgens de aanbestedingsprocedures die in het Financieel Reglement zijn vastgesteld. De plaatsing van middelen bij specifieke banken wordt bepaald op grond van het intern risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille
Met ingang van 2010 worden voorlopig geïnde geldboeten gestort in een speciaal daartoe opgericht fonds, BUFI genoemd. De belangrijkste doelstellingen van het fonds zijn de vermindering van de risico's die met de financiële markten gepaard gaan, en de gelijke behandeling van alle entiteiten waaraan een geldboete is opgelegd door een gewaarborgd rendement aan te bieden dat op dezelfde grondslag is berekend. De Commissie verricht het activabeheer voor voorlopig geïnde geldboeten overeenkomstig interne richtsnoeren inzake activabeheer. Er zijn procedurehandleidingen opgesteld die betrekking hebben op specifieke terreinen, zoals het beheer van kasmiddelen, die door de betrokken operationele eenheden worden gebruikt. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van de interne richtsnoeren en procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Het activabeheer is erop gericht de aan de Commissie voorlopig betaalde boeten op zodanige wijze te beleggen dat:
a)gemakkelijk over het geld kan worden beschikt wanneer dat nodig is, en
b)het in normale omstandigheden een rendement oplevert dat gemiddeld gelijk is aan het rendement van de BUFI-referentiebelegging minus gemaakte kosten, waarbij het nominale bedrag van de boeten dient te worden beschermd.
Beleggingen blijven in beginsel beperkt tot de volgende categorieën: termijndeposito's bij de centrale banken van de eurozone, de agentschappen voor de schuld van de landen van de eurozone, banken die volledig in handen van de overheid zijn of onder staatswaarborg werken, of supranationale instellingen, en obligaties, depositocertificaten en ander papier uitgegeven door ofwel nationale ofwel supranationale instellingen.
Bankgaranties
Er zijn voor aanzienlijke bedragen garanties van financiële instellingen verstrekt aan de Commissie in verband met de geldboeten die zij oplegt aan bedrijven die de EU-mededingingsregels niet naleven (zie toelichting 2.6.1.2). De ondernemingen die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen. De garanties worden beheerd overeenkomstig het interne risicobeheerbeleid. Financiële en operationele risico's worden vastgesteld en beoordeeld en de naleving van het interne beleid en de interne procedures wordt periodiek gecontroleerd.
Garantiefonds voor externe acties
De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het Garantiefonds zijn vastgelegd in de overeenkomst tussen de Commissie en de EIB van 25 november 1994 en de latere wijzigingen daarvan van 17/23 september 1996, 8 mei 2002, 25 februari 2008 en 9 november 2010. Dit garantiefonds werkt enkel met de euro als valuta. Het investeert uitsluitend in deze valuta teneinde wisselkoersrisico's te vermijden. Het beheer van de activa is gebaseerd op de traditionele regels inzake behoedzaamheid die worden gehanteerd voor financiële activiteiten. Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de vermindering van de risico's en er wordt voor gezorgd dat de beheerde activa een voldoende mate van liquiditeit en overdraagbaarheid hebben, gelet op de gedekte verplichtingen.
EFSI-garantiefonds
Het EFSI garantiefonds werd opgericht bij Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015. De regels en beginselen voor het beheer van de activa van het fonds zijn vastgelegd in Besluit van de Commissie C(2016)165 van 21 januari 2016. De beheerde activa moeten voorzien in voldoende liquiditeit met betrekking tot de potentiële garantieverzoeken maar moeten zij gericht blijven op een niveau van rendement en risico dat verenigbaar is met het behoud van een hoge graad van zekerheid en stabiliteit.
58.3.VALUTARISICO
Valutarisico voor de financiële instrumenten van de EU aan het einde van het jaar - nettopositie
in miljoen EUR | |||||||
31.12.2016 | |||||||
USD | GBP | DKK | SEK | EUR | Overige | Totaal | |
Financiële activa | |||||||
Voor verkoop beschikbare financiële activa | 228 | 58 | 14 | 42 | 10 080 | 21 | 10 442 |
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort | (49) | – | – | – | 50 | – | 0 |
Leningen* | 4 | 0 | – | – | 329 | 10 | 343 |
Vorderingen en verhaalbare bedragen | 1 | 593 | 51 | 81 | 10 888 | 8 | 11 622 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 39 | 2 394 | 428 | 1 220 | 22 387 | 2 117 | 28 585 |
222 | 3 045 | 493 | 1 342 | 43 734 | 2 156 | 50 993 | |
Financiële verplichtingen | |||||||
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort | (100) | – | – | – | 100 | – | (1) |
Crediteuren | (1) | (5) | (0) | (0) | (39 983) | (16) | (40 005) |
(101) | (5) | (0) | (0) | (39 883) | (16) | (40 005) | |
Totaal | 121 | 3 040 | 493 | 1 342 | 3 851 | 2 140 | 10 987 |
in miljoen EUR | |||||||
31.12.2015 | |||||||
USD | GBP | DKK | SEK | EUR | Overige | Totaal | |
Financiële activa | |||||||
Voor verkoop beschikbare financiële activa | 81 | 76 | 11 | 8 | 9 416 | 28 | 9 620 |
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort | – | – | – | – | – | – | – |
Leningen* | 5 | 0 | – | – | 354 | 18 | 377 |
Vorderingen en verhaalbare bedragen | 10 | 542 | 53 | 85 | 9 555 | 78 | 10 324 |
Geldmiddelen en kasequivalenten | 36 | 1 785 | 368 | 1 287 | 17 342 | 853 | 21 671 |
132 | 2 403 | 433 | 1 380 | 36 667 | 977 | 41 992 | |
Financiële verplichtingen | |||||||
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort | – | – | – | – | – | – | – |
Crediteuren | (1) | (2) | 0 | (0) | (32 187) | (1) | (32 191) |
(1) | (2) | 0 | (0) | (32 187) | (1) | (32 191) | |
Totaal | 131 | 2 401 | 433 | 1 380 | 4 480 | 976 | 9 801 |
* Met uitzondering van back-to-backleningen voor financiële bijstand.
Indien de euro ten opzichte van andere munteenheden met 10 % zou zijn gestegen, zou dit het volgende effect hebben gehad:
in miljoen EUR | ||||
Economisch resultaat | ||||
USD | GBP | DKK | SEK | |
2016 | (4) | (272) | (43) | (118) |
2015 | (5) | (212) | (38) | (125) |
in miljoen EUR | ||||
Nettoactiva | ||||
USD | GBP | DKK | SEK | |
31.12.2016 | (7) | (5) | (1) | (4) |
31.12.2015 | (7) | (7) | (1) | (1) |
Indien de EUR 10 % zwakker was geworden ten opzichte van deze munteenheden, zou dit het volgende effect hebben gehad:
in miljoen EUR | ||||
Economisch resultaat | ||||
USD | GBP | DKK | SEK | |
2016 | 5 | 332 | 53 | 145 |
2015 | 6 | 259 | 47 | 152 |
in miljoen EUR | ||||
Nettoactiva | ||||
USD | GBP | DKK | SEK | |
31.12.2016 | 9 | 6 | 2 | 5 |
31.12.2015 | 9 | 8 | 1 | 1 |
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
De meeste financiële activa en verplichtingen zijn in euro uitgedrukt, dus in die gevallen wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico. Via het financiële instrument Euratom verstrekt de EU echter leningen die in Amerikaanse dollar (USD) zijn uitgedrukt en die gefinancierd zijn met leningen van hetzelfde bedrag in USD (back-to-back-verrichtingen). Op de balansdatum wordt de EU niet blootgesteld aan een valutarisico in verband met Euratom.
Kasverrichtingen
De eigen middelen die door de lidstaten in andere valuta's dan de euro worden betaald, worden overeenkomstig het eigenmiddelenbesluit aangehouden op de eigenmiddelenrekeningen. Ze worden in euro omgezet wanneer dat nodig is om betalingen uit te voeren. De procedures die voor het beheer van deze middelen moeten worden gevolgd, zijn in bovengenoemde verordening vastgesteld. Af en toe worden zij onmiddellijk gebruikt voor betalingen die in dezelfde valuta worden uitgevoerd.
De Commissie houdt bij commerciële banken een aantal rekeningen aan in andere Europese munten dan in euro en in Amerikaanse dollar en Zwitserse frank, om betalingen in deze valuta's te verrichten. Deze rekeningen worden aangevuld naargelang het bedrag van de te verrichten betalingen, zodat er geen blootstelling van het saldo aan valutarisico's aanwezig is.
Wanneer diverse bedragen (behalve eigen middelen) in andere munten dan de euro worden ontvangen, worden zij ofwel overgeschreven naar andere rekeningen van de Commissie in dezelfde valuta wanneer dat nodig is om de uitvoering van betalingen te dekken, ofwel omgezet in euro en overgeschreven naar andere rekeningen in euro. Gelden ter goede rekening in andere munten dan de euro worden aangevuld naargelang de verwachte behoefte aan plaatselijke betalingen op korte termijn in dezelfde munten. De saldi op deze rekeningen worden onder hun respectieve bovengrenzen gehouden.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties
Aangezien alle opgelegde boeten in euro worden betaald, is er geen valutarisico.
Garantiefonds voor externe acties
De financiële activa van dit fonds zijn in euro uitgedrukt en daarom is er geen valutarisico. De leningen waarvoor subrogatie door de EU heeft plaatsgevonden door een beroep te doen op het fonds na wanbetalingen door de ontvanger van een lening, worden in de oorspronkelijke munteenheid verricht en daarom wordt de EU aan valutarisico blootgesteld. Er zijn geen afdekkingsactiviteiten ("hedging") om valutaschommelingen te compenseren door de onzekerheid over de timing van de terugbetaling van leningen.
EFSI-garantiefonds
Het EFSI-garantiefonds is momenteel actief in zowel de euro als de US-dollar. In december 2016 vonden de eerste beleggingen in vastrentende schuldbewijzen in USD (VS-schatkistpapier) plaats om de rendementen te verbeteren en het marktrisico te diversifiëren door middel van posities op de Amerikaanse markt. Het valutarisico wordt beheerst door het aangaan van derivaatcontracten (valutatermijncontracten) ter afdekking van de marktwaarde van de beleggingsportefeuille in USD. De limiet voor niet-afgedekte valutarisico’s is vastgesteld op 1 % van de totale waarde van de portefeuille, binnen de benchmark en de toewijzingen van de strategie voor het jaar. Bijgevolg zouden opwaartse of neerwaartse bewegingen van de marktwaarde van de beleggingen in USD boven of onder de limiet van 1 % leiden tot een herbalanceringstransactie (een nieuw termijncontract in dezelfde of in tegenovergestelde richting) om de afgedekte positie te corrigeren of om te keren. Een correctie van de afdekking kan ook in gang worden gezet door schommelingen van de EUR/USD-wisselkoers.
58.4.RENTERISICO
De onderstaande tabel toont de rentegevoeligheid van voor verkoop beschikbare financiële activa bij een mogelijke wijziging in de rentevoet van +/- 100 basispunten (1 %).
in miljoen EUR | ||
Stijging (+)/daling (-) in basispunten | Effect op het economische resultaat en nettoactiva | |
2016: Voor verkoop beschikbare financiële activa | +100 | (291) |
-100 | 313 | |
2015: Voor verkoop beschikbare financiële activa | +100 | (206) |
-100 | 223 |
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
Gezien de aard van de verstrekte en opgenomen leningen heeft de EU aanzienlijke rentedragende activa en passiva. De renterisico's die voortvloeien uit opgenomen leningen worden echter gecompenseerd door verstrekte leningen waarvan de termijnen en voorwaarden vergelijkbaar zijn (back-to-backverrichtingen).
Kasverrichtingen
Voor de thesaurie van de Commissie worden geen leningen opgenomen. Daarom is zij niet blootgesteld aan een renterisico. De rente wordt echter berekend op saldi die op verschillende bankrekeningen worden aangehouden. De Commissie heeft daarom maatregelen getroffen om ervoor te zorgen dat de verkregen rente overeenstemt met de marktrente en de mogelijke schommelingen daarvan.
Rekeningen geopend bij schatkisten van lidstaten leveren geen rente op en zijn vrij van kosten. Voor rekeningen bij nationale centrale banken kan een vergoeding worden ontvangen volgens de door elke instantie gehanteerde officiële tarieven. Aangezien sommige van de vergoedingen voor deze rekeningen momenteel negatief kunnen zijn, worden procedures voor kasmiddelenbeheer toegepast om de op deze rekeningen aangehouden saldi zo klein mogelijk te houden.
Bovendien worden de eigenmiddelenrekeningen beschermd tegen de gevolgen van negatieve rente overeenkomstig Verordening 804/2016 van de Raad.
Overnightsaldi op rekeningen die bij commerciële banken worden aangehouden, leveren dagelijks rente op. Deze is gebaseerd op de variabele marktrente waarop een contractuele marge (positief of negatief) wordt toegepast. De tarieven die door commerciële banken worden toegepast kennen over het algemeen contractueel een bodemrente van nul. De Commissie loopt dus geen risico dat zij een rente ontvangt die lager ligt dan de geldende markttarieven.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten (deposito’s en BUFI-portefeuille) en bankgaranties
De rente op deposito’s loopt een beperkt renterisico omdat deze op minder dan één jaar zijn. De rest van de portefeuille wordt belegd in effecten, die een gemiddelde duur van 2,6 jaar hebben.
Garantiefonds voor externe acties
De middelen van het Garantiefonds worden belegd in een portefeuille geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties; de gemiddelde totale looptijd van de portefeuille bedraagt 3,59 jaar.
EFSI-garantiefonds
De middelen van het EFSI-Garantiefonds worden belegd in een portefeuille geldmarktinstrumenten en langlopende obligaties; de gemiddelde totale looptijd van de portefeuille bedraagt 3,5 jaar.
58.5.KREDIETRISICO
De bedragen die de blootstelling van de EU aan kredietrisico aan het eind van de verslagperiode weerspiegelen, zijn de boekwaarden van de financiële instrumenten als vermeld in toelichting 2.
Leeftijdsanalyse van de financiële activa die niet zijn afgewaardeerd
in miljoen EUR | |||||
Totaal | Noch vervallen, noch afgewaardeerd | Vervallen maar niet afgewaardeerd | |||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | |||
Leningen | 55 477 | 55 476 | 1 | – | – |
Vorderingen en verhaalbare bedragen | 11 622 | 10 310 | 130 | 909 | 273 |
Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort | 0 | 0 | – | – | – |
Totaal op 31.12.2016 | 67 099 | 65 786 | 131 | 909 | 273 |
Leningen | 57 251 | 57 251 | 0 | – | – |
Vorderingen en verhaalbare bedragen | 10 324 | 8 672 | 120 | 1 384 | 148 |
Totaal op 31.12.2015 | 67 575 | 65 922 | 120 | 1 384 | 148 |
Vorderingen en verhaalbare bedragen op 1 tot 5 jaar omvatten verhaalbare bedragen in verband met boeten in mededingingszaken ten belope van 870 miljoen EUR die in belangrijke mate gezekerd zijn met bankgaranties, waardoor de Commissie weinig kredietrisico loopt. De ondernemingen die een geldboete moeten betalen, verstrekken deze garanties als een alternatief voor voorlopige betalingen.
Kredietkwaliteit van financiële activa die noch vervallen zijn, noch afgewaardeerd
in miljoen EUR | |||||
31.12.2016 | |||||
VVB* | Financiële activa RWOT** | Leningen en vorderingen | Contanten | Totaal | |
Tegenpartijen met externe rating | |||||
Beste en uitstekende rating | 6 451 | – | 3 386 | 21 990 | 31 828 |
Rating hoge middenklasse | 1 412 | – | 23 826 | 5 325 | 30 563 |
Rating lage middenklasse | 1 056 | – | 4 532 | 492 | 6 081 |
Niet-investeringswaardig | – | – | 27 724 | 744 | 28 468 |
8 920 | – | 59 469 | 28 552 | 96 941 | |
Tegenpartijen zonder externe rating | |||||
Groep 1 | – | 0 | 6 238 | 33 | 6 272 |
Groep 2 | – | – | 79 | – | 79 |
– | 0 | 6 317 | 33 | 6 351 | |
Totaal | 8 920 | 0 | 65 786 | 28 585 | 103 292 |
in miljoen EUR | ||||
31.12.2015 | ||||
VVB* | Leningen en vorderingen | Contanten | Totaal | |
Tegenpartijen met externe rating | ||||
Beste en uitstekende rating | 5 945 | 3 256 | 16 147 | 25 349 |
Rating hoge middenklasse | 1 087 | 23 818 | 4 503 | 29 409 |
Rating lage middenklasse | 1 247 | 4 527 | 263 | 6 037 |
Niet-investeringswaardig | 32 | 29 371 | 732 | 30 136 |
8 310 | 60 973 | 21 646 | 90 930 | |
Tegenpartijen zonder externe kredietrating | ||||
Groep 1 | – | 4 855 | 25 | 4 880 |
Groep 2 | – | 95 | – | 95 |
– | 4 950 | 25 | 4 975 | |
Totaal | 8 310 | 65 922 | 21 671 | 95 905 |
* * Voor verkoop beschikbare financiële activa (m.u.v. eigenvermogensinstrumenten en Unitary Fund).
** Financiële activa gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort
In bovenstaande tabel zijn voor verkoop beschikbare financiële activa in de vorm van eigenvermogensinstrumenten zonder externe kredietrating niet meegenomen. De vier hierboven vermelde risicocategorieën zijn in beginsel gebaseerd op de ratingcategorieën van externe ratingagentschappen en hebben betrekking op:
·Prime en high grade: Moody P-1, Aaa – Aa3; S&P A-1+, A-1, AAA – AA -; Fitch F1+, F1, AAA – AA- en gelijkwaardig
·Rating hoge middenklasse: Moody P-2, A1 – A3; S&P A-2, A+ - A-; Fitch F2, A+ - A- en gelijkwaardig
·Rating lage middenklasse: Moody P-3, Baa1 – Baa3, S&P A-3, BBB+ - BBB-; Fitch F-3, BBBB+ - BBB- en gelijkwaardig
·Niet-investeringswaardig: Moody not prime, Ba1 – C; S&P B, C, BB+ - D; Fitch B, C, BB+ - D en gelijkwaardig
De EU gebruikt deze ratingcategorieën van externe agentschappen voornamelijk als referentie voor financiële instrumenten en commerciële banken, maar kan de bedragen na haar eigen analyse van individuele gevallen ook in een van de bovengenoemde risicocategorieën houden, ook al heeft een van de bovengenoemde ratingagentschappen de rating van de desbetreffende tegenpartij verlaagd. Wat de tegenpartijen zonder rating betreft, heeft groep 1 betrekking op debiteuren zonder wanbetalingen in het verleden en groep 2 op debiteuren met wanbetalingen in het verleden.
De hierboven weergegeven bedragen onder 'leningen en vorderingen', ingedeeld in 'non-investment grade', hebben voornamelijk betrekking op financieel steunkrediet van de Commissie aan lidstaten in financiële moeilijkheden en vorderingen op bepaalde lidstaten op basis van het eigenmiddelenbesluit of een andere rechtsgrondslag. Het bedrag onder 'Contanten' heeft betrekking op bij de schatkist of in de centrale banken van de lidstaten geopende eigenmiddelenrekeningen om de eigenmiddelenbijdragen aan te houden zoals voorzien in de verordening. De Commissie mag slechts geld van deze rekeningen afhalen om aan haar behoeften aan kasmiddelen als gevolg van de uitvoering van de begroting te voldoen.
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
De blootstelling aan kredietrisico wordt in de eerste plaats beheerd door garanties van landen te krijgen in het geval van Euratom, dan via het Garantiefonds voor externe maatregelen (MFB en Euratom), dan via de mogelijkheid de nodige middelen te onttrekken uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten en uiteindelijk via de begroting van de EU.
In de eigenmiddelenwetgeving is het plafond voor betalingen van eigen middelen vastgesteld op 1,20 % van het bni van de lidstaten en in 2016 werd 0,89 % daadwerkelijk gebruikt om betalingskredieten te dekken. Dit betekent dat er op 31 december 2016 een beschikbare marge van 0,31 % bestond om die garanties te dekken. Hiervoor mag de EU een beroep doen op alle lidstaten om ervoor te zorgen dat de juridische verbintenis van de EU ten opzichte van haar leners kan worden nageleefd.
Kasverrichtingen
De meeste kasmiddelen van de Commissie worden conform Verordening nr. 609/2014 van de Raad aangehouden op rekeningen die geopend zijn door de lidstaten voor de betaling van hun bijdragen (eigen middelen). Al deze rekeningen worden aangehouden bij de schatkist of de nationale centrale banken van de lidstaten. Deze instellingen houden voor de Commissie zo goed als geen krediet- of tegenpartijrisico in, aangezien het risico bij de lidstaten ligt. Voor het deel van de kasmiddelen van de Commissie dat wordt aangehouden bij commerciële banken ter dekking van betalingen, worden de rekeningen precies op tijd aangevuld. Dit gebeurt automatisch door het kasmiddelenbeheersysteem van de afdeling thesaurie. Op elke rekening wordt het laagst mogelijk saldo aangehouden, rekening houdende met het gemiddelde bedrag van de betalingen die dagelijks vanaf die rekening worden verricht. Daarom is het totale bedrag dat overnight op deze rekeningen staat, voortdurend zeer laag (gemiddeld om en bij de 100 miljoen EUR, gespreid over 20 rekeningen). Hierdoor wordt de Commissie hier slechts in beperkte mate blootgesteld aan kredietrisico. Deze bedragen moeten worden gezien in het licht van het dagelijkse totaal van de kasmiddelensaldi, dat in 2016 schommelde tussen 1 miljard EUR en 30 miljard EUR, en in het licht van het totale bedrag van de in 2016 verrichte betalingen (ruim 145 miljard EUR).
Bovendien worden specifieke richtsnoeren toegepast voor de selectie van de commerciële banken om het kredietrisico waaraan de Commissie is blootgesteld, nog verder te minimaliseren:
-alle commerciële banken worden via openbare aanbestedingen geselecteerd. Om toegelaten te worden tot de aanbestedingsprocedures, moeten de banken minimaal over een kortetermijnrating beschikken van Moody's P-1 of gelijkwaardig. In bepaalde, naar behoren gerechtvaardigde, omstandigheden volstaat een lagere rating;
-de kredietrating van de commerciële banken waarbij de Commissie rekeningen heeft, wordt dagelijks bekeken.
-in delegaties buiten de EU worden gelden ter goede rekening aangehouden bij lokale banken die geselecteerd worden met behulp van een vereenvoudigde aanbestedingsprocedure. De vereiste ratings zijn afhankelijk van de plaatselijke situatie en kunnen aanzienlijk verschillen van land tot land. Om de blootstelling aan kredietrisico te beperken worden de saldi op deze rekeningen zo laag mogelijk gehouden (waarbij rekening wordt gehouden met de operationele behoeften), worden deze rekeningen periodiek aangevuld en worden de toegepaste bovengrenzen jaarlijks herzien.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten: deposito's
De banken die deposito’s houden voor de vóór 2010 ontvangen voorlopig geïnde geldboeten worden geselecteerd in een aanbestedingsprocedure volgens het risicobeheerbeleid waarin bepaalde eisen zijn vastgesteld qua kredietrating en het bedrag van de middelen die in verhouding tot het vermogen van de tegenpartij kunnen worden geplaatst.
Voor commerciële banken die specifiek zijn geselecteerd voor het deponeren van voorlopig geïnde geldboeten geldt als algemene regel een minimale langetermijnrating A (S&P of gelijkwaardig) en een minimale kortetermijnrating A-1 (S&P of gelijkwaardig). Er gelden specifieke maatregelen ingeval de rating van de banken in die groep wordt verlaagd. Daarnaast is het bedrag dat bij elke bank wordt gedeponeerd beperkt tot een bepaald percentage van haar eigen middelen, dat varieert volgens het ratingniveau van elke instelling. Bij de berekening van die limieten wordt ook rekening gehouden met de uitstaande garanties die diezelfde instelling aan de Commissie heeft verstrekt. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.
Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille
Voor de beleggingen in staatsschuldinstrumenten uit voorlopig geïnde boeten vanaf 2010 neemt de Commissie het kredietrisico over. De blootstelling is het grootst op Frankrijk, dat 31 % van de totale nominale waarde van de portefeuille uitmaakt. De vijf landen waarop de blootstelling het grootst is (Frankrijk, Italië, België, Duitsland en Luxemburg) vertegenwoordigen in totaal 77 % van de beleggingsportefeuille. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).
Bankgaranties
Het risicobeheersingsbeleid voor het aanvaarden van dergelijke garanties staat borg voor een hoge kredietkwaliteit voor de Commissie. Op gezette tijden wordt nagegaan of de uitstaande garanties voldoen aan de geldende eisen van het beleid.
Garantiefonds voor externe acties
De overeengekomen richtsnoeren voor het beheer van de activa van de thesaurieportefeuille en/of de beleggingsstrategie stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico te beperken. Die limieten en restricties omvatten beleggingsscriteria, absolute kredietlimieten in nominale termen volgens de categorie uitgever, relatieve concentratielimieten volgens de categorie uitgever en concentratielimieten per uitgifte. Alle beleggingen moeten ten minste de rating investeringswaardig hebben.
EFSI-garantiefonds
De overeengekomen richtsnoeren voor het beheer van de activa en de beleggingsstrategieën stellen bepaalde limieten en restricties in om de blootstelling van de portefeuille aan het kredietrisico, dat doorgaans minstens de rating investeringswaardig moet hebben, te beperken. De gewogen gemiddelde rating van de portefeuille is A (S&P, of gelijkwaardig).
Omdat de Bank voor Internationale Betalingen (BIS) per 31 december 2016 de enige tegenpartij is voor alle uitstaande valutatermijncontracten, zijn er op die datum geen kredietverbeteringen, zoals onderpand, schuldvergelijkingsovereenkomsten of garanties. De maximale blootstelling aan kredietrisico voor valutaderivaten met een positieve reële waarde aan het einde van de verslagperiode is gelijk aan de boekwaarde op de balans.
58.6.LIQUIDITEITSRISICO
Looptijdanalyse van de financiële verplichtingen per resterende contractuele looptijd
in miljoen EUR | ||||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | Totaal | |
Leningen | 2 094 | 18 084 | 34 950 | 55 128 |
Crediteuren | 40 005 | – | – | 40 005 |
Overige | 189 | 637 | 1 397 | 2 222 |
Totaal op 31.12.2016 | 42 288 | 18 721 | 36 346 | 97 355 |
Leningen | 7 218 | 9 660 | 39 982 | 56 860 |
Crediteuren | 32 191 | – | – | 32 191 |
Overige | 721 | 513 | 1 609 | 2 843 |
Totaal op 31.12.2015 | 40 130 | 10 173 | 41 591 | 91 894 |
Financiële verplichtingen gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort
in miljoen EUR | ||||
< 1 jaar | 1-5 jaar | > 5 jaar | Totaal | |
Te ontvangen bedragen uit derivaten | 149 | – | – | 149 |
Te betalen bedragen uit derivaten | (150) | – | – | (150) |
Totaal op 31.12.2016 | (1) | – | – | (1) |
Opgenomen en verstrekte leningen voor financiële bijstand
Het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit leningactiviteiten wordt meestal geneutraliseerd door leningen tegen soortgelijke voorwaarden (back-to-backverrichtingen). Voor MFB en Euratom dient het Garantiefonds voor externe maatregelen als liquiditeitsreserve (of vangnet) ingeval de leners niet of laattijdig betalen. Voor het betalingsbalansmechanisme voorziet Verordening nr. 431/2009 in een procedure die voldoende tijd laat om middelen uit de eigenmiddelenrekeningen van de Commissie bij de lidstaten te mobiliseren. Voor het EFSM voorziet Verordening nr. 407/2010 van de Raad in een soortgelijke procedure.
Kasverrichtingen
De begrotingsbeginselen van de EU garanderen dat de totale kasmiddelen voor het jaar volstaan om alle betalingen uit te voeren. De totale bijdragen van de lidstaten zijn in feite gelijk aan het bedrag van de betalingskredieten van het begrotingsjaar. De bijdragen van de lidstaten worden echter in de loop van het jaar ontvangen in twaalf maandelijkse tranches, terwijl de betalingen tot op zekere hoogte seizoensgebonden zijn. Verder worden de bijdragen van de lidstaten in verband met (gewijzigde) begrotingen die na de 16e van een bepaalde maand (N) zijn goedgekeurd, overeenkomstig Verordening nr. 609/2014 van de Raad (betreffende de regels en procedures voor de terbeschikkingstelling van de eigen middelen) pas in maand N+2 ter beschikking gesteld, terwijl de daarmee verband houdende betalingskredieten onmiddellijk beschikbaar zijn. Om ervoor te zorgen dat in elke maand de beschikbare kasmiddelen altijd toereikend zijn om de uit te voeren betalingen te dekken, worden procedures gevolgd om periodiek een prognose van de kasmiddelen te maken. Onder bepaalde voorwaarden en tot op zekere hoogte kunnen eigen middelen of aanvullende financiering vroegtijdig bij de lidstaten worden afgeroepen. Omdat de uitgaven seizoensgebonden zijn en er de voorbije jaren globale budgettaire beperkingen zijn, moet het tempo van de betalingen in de loop van het jaar meer van nabij worden gevolgd. Daarnaast zorgen automatische instrumenten voor kasmiddelenbeheer ervoor dat er dagelijks op elke bankrekening van de Commissie voldoende liquiditeit is om de dagelijkse verrichtingen te kunnen doen.
Geldboeten
Voorlopig geïnde geldboeten: BUFI-portefeuille
Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat hoofdzakelijk uit zeer liquide effecten die te gelde kunnen worden gemaakt om een onverwachte uitstroom van kasmiddelen op te vangen. Daarnaast maken effecten met een looptijd tot 1 jaar en papier met variabele rente 33 % uit.
Garantiefonds voor externe acties
Het fonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. Het fonds moet minstens 100 miljoen EUR in portefeuille houden met een looptijd van minder dan 12 maanden, die in monetaire instrumenten moeten worden belegd. Per 31 december 2016 beliepen deze beleggingen inclusief kasmiddelen 197 miljoen EUR. Voorts moet minstens 20 % van de nominale waarde van het fonds bestaan uit monetaire instrumenten, obligaties met vaste rentevoet met een resterende looptijd van minder dan een jaar en obligaties met variabele rentevoet. Per 31 december 2016 bedroeg dit aandeel 20 %.
EFSI-garantiefonds
Het garantiefonds wordt beheerd volgens het beginsel dat de activa voldoende liquide moeten zijn om voor de betrokken verbintenissen te kunnen worden gemobiliseerd. De portefeuille bestaat uit zeer liquide activa die te gelde kunnen worden gemaakt om een onverwachte uitstroom van kasmiddelen op te vangen, onder andere de meest liquide activa in USD – VS-schatkistpapier, die 15 % van de totale beleggingsportefeuille op de verslagdatum uitmaken. Daarnaast maken effecten met een looptijd tot 1 jaar en papier met variabele rente 23 % uit.
De afwikkeling van derivatencontracten gebeurt bruto en op basis van de contractuele looptijd. Verplichtingen worden nagekomen via verkoop van activa in USD en/of een swap, wat aanleiding kan geven tot een uitstroom van kasmiddelen als gevolg van wisselkoersverschillen.
Er is geen liquiditeitenbeheer nodig wat betreft onderpand/marginvereisten aangezien de afdekkende tegenpartij aanvaardt om met de Commissie samen te werken zonder eisen inzake zekerheden/margestortingen.
59.INFORMATIEVERSCHAFFING OVER VERBONDEN PARTIJEN
59.1.VERBONDEN PARTIJEN
De verbonden partijen van de EU zijn de andere geconsolideerde EU-entiteiten, de geassocieeerde deelnemingen en de leidinggevenden van die entiteiten. Verrichtingen tussen deze entiteiten maken deel uit van de normale verrichtingen van de EU en daarom gelden er overeenkomstig de boekhoudregels van de EU geen specifieke verplichtingen tot informatieverschaffing voor deze verrichtingen.
59.2.RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN
Voor de informatieverschaffing over verrichtingen met verbonden partijen met betrekking tot de leidinggevenden van de EU, werden deze in vijf categorieën onderverdeeld:
Categorie 1: de voorzitter van de Europese Raad, de voorzitter van de Commissie en de voorzitter van het Hof van Justitie.
Categorie 2: de vicevoorzitter van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de EU voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid en de andere vicevoorzitters van de Commissie.
Categorie 3: de secretaris-generaal van de Raad, de leden van de Commissie, de rechters en de advocaten-generaal van het Hof van Justitie, de voorzitter en de leden van het Gerecht van eerste aanleg, de voorzitter en de leden van het Gerecht voor ambtenarenzaken, de Ombudsman en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.
Categorie 4: de voorzitter en de leden van de Rekenkamer.
Categorie 5: de topambtenaren van de instellingen en agentschappen.
Hieronder wordt een overzicht van hun rechten gegeven. Overige informatie kan ook worden gevonden in het Statuut dat bekendgemaakt is op de Europa-website. Het Statuut is het officiële document waarin de rechten en plichten van alle ambtenaren van de EU zijn beschreven. Leidinggevenden hebben geen preferentiële leningen van de EU ontvangen.
GELDELIJKE RECHTEN VAN LEIDINGGEVENDEN
EUR | |||||
Rechten (per personeelslid) | Categorie 1 | Categorie 2 | Categorie 3 | Categorie 4 | Categorie 5 |
Basissalaris (per maand) | 27 031,43 | 24 484.99 - | 19 587.99 - | 21 155.03 - | 12 455.10 - |
25 464,39 | 22 036,49 | 22 526,20 | 19 587,99 | ||
Verblijfstoelage/Ontheemdingstoelage | 15 % | 15% | 15% | 15% | 0-4%-16% |
Gezinstoelagen: | |||||
Kostwinnerstoelage (% salaris) | 2% + 181.82 | 2% + 181.82 | 2% + 181.82 | 2% + 181.82 | 2% + 181.82 |
Kindertoelage | 397.29 | 397.29 | 397.29 | 397.29 | 397.29 |
Voorschoolse toelage | 97.05 | 97.05 | 97.05 | 97.05 | 97.05 |
Schooltoelage of | 269.56 | 269.56 | 269.56 | 269.56 | 269.56 |
schooltoelage buiten standplaats | 539.12 | 539.12 | 539.12 | 539.12 | 539.12 |
Voorzitterstoelage | n.v.t. | n.v.t. | 627.76 | n.v.t. | n.v.t. |
Representatietoelage | 1 464,87 | 941.46 | 627.76 | n.v.t. | n.v.t. |
Jaarlijkse reiskosten | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. |
Overdrachten naar lidstaten: | |||||
Schooltoelage* | Ja | Ja | Ja | Ja | Ja |
% salaris* | 5% | 5% | 5% | 5% | 5% |
% salaris zonder correctiecoëfficiënt | max. 25 % | max. 25 % | max. 25 % | max. 25 % | max. 25 % |
Representatie | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | n.v.t. | n.v.t. |
Ambtsaanvaarding: | |||||
Inrichtingskosten | 54 062,86 | 48 969.98 - | 39 175.99 - | 42 310.07 - | terugbetaald |
50 928,78 | 44 072,99 | 45 052,39 | |||
Reiskosten familie | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald |
Verhuiskosten | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald |
Ambtsneerlegging: | |||||
Inrichtingskosten | 27 031,43 | 24 484.99 - | 19 587.99 - | 21 155.03 - | terugbetaald |
25 464,39 | 22 036,49 | 22 526,20 | |||
Reiskosten familie | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald |
Verhuiskosten | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald | terugbetaald |
Overbrugging (% salaris)** | 40 % tot 65 % | 40 % tot 65 % | 40 % tot 65 % | 40 % tot 65 % | n.v.t. |
Ziektekostenverzekering | gedekt | gedekt | gedekt | gedekt | gedekt |
Pensioen (% salaris, vóór belastingen) | max. 70 % | max. 70 % | max. 70 % | max. 70 % | max. 70 % |
Inhoudingen en heffingen: | |||||
Belasting op salaris | 8 % tot 45 % | 8 % tot 45 % | 8 % tot 45 % | 8 % tot 45 % | 8 % tot 45 % |
Ziektekostenverzekering (% salaris) | 1,7 % | 1,7 % | 1,7 % | 1,7 % | 1,7 % |
Speciale heffing op salaris | 7 % | 7 % | 7 % | 7 % | 6-7% |
Pensioenbijdrage | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 9,8 % |
Aantal personen per jaareinde | 3 | 6 | 93 | 28 | 112 |
* Met toepassing van de correctiecoëfficiënt.
** Betaald gedurende de eerste drie jaar na vertrek.
60.GEBEURTENISSEN NA DE BALANSDATUM
Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn er buiten de hierna beschreven aangelegenheid geen relevante punten onder de aandacht gekomen van de rekenplichtige van de Commissie die een afzonderlijke vermelding in deze rubriek zouden vereisen. Evenmin waren dergelijke punten bij hem gemeld. Bij het opstellen van de rekeningen en de bijbehorende toelichtingen werd gebruikgemaakt van de recentste beschikbare gegevens en dit komt tot uiting in de hierboven opgenomen informatie.
Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk kennis gegeven van zijn voornemen zich terug te trekken uit de Europese Unie, en daarmee artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in werking gesteld. Overeenkomstig dit artikel en de richtsnoeren van de Europese Raad voor de financiële overeenkomst en de onderhandelingsrichtsnoeren van de Raad sluit de EU een overeenkomst met het Verenigd Koninkrijk over de voorwaarden voor zijn terugtrekking. Op de datum van aftekening van deze jaarrekening zijn de onderhandelingen nog maar net begonnen en hebben zij geen gevolgen voor de financiële situatie van de EU per 31 december 2016.
61.CONSOLIDATIEBEREIK
A. ENTITEITEN WAAROVER ZEGGENSCHAP WORDT UITGEOEFEND (52) | |
1. Instellingen en raadgevende organen (11) | |
Europees Parlement | Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming |
Europese Raad | Europees Economisch en Sociaal Comité |
Europese Commissie | Europese ombudsman |
Europese Rekenkamer | Comité van de Regio's |
Hof van Justitie van de Europese Unie | Raad van de Europese Unie |
Europese Dienst voor extern optreden | |
2. EU-agentschappen (39) | |
2.1. Uitvoerende agentschappen (6) | |
Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur | Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen |
Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding | Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken |
Uitvoerend Agentschap Onderzoek | Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad |
2.2. Gedecentraliseerde agentschappen (33) | |
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid | Europese Autoriteit voor voedselveiligheid |
Europees Geneesmiddelenbureau | Europees Spoorwegbureau |
Europese Toezichtautoriteit voor het GNSS | Communautair Bureau voor plantenrassen |
Europees Agentschap voor chemische stoffen | Europees Bureau voor visserijcontrole |
Fusion for Energy (Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie) | Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving |
Eurojust | Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie |
Europees Instituut voor gendergelijkheid | Europese Politiedienst (EUROPOL) |
Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk | Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart |
Europees Centrum voor ziektepreventie en –bestrijding | Europees Agentschap voor netwerk- en informatiebeveiliging |
Europees Milieuagentschap | Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten |
Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding | Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen |
Europees Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators | Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie |
Europese Bankautoriteit | Europese Autoriteit voor effecten en markten |
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken | Europese Stichting voor opleiding |
Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie | Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden |
Europees Grens- en kustwachtagentschap (Frontex) | Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) |
EU-LISA (Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht) | |
3. Overige entiteiten waarover zeggenschap wordt uitgeoefend (2) | |
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (in liquidatie) | Europees Instituut voor innovatie en technologie |
B. GEASSOCIEERDE DEELNEMINGEN (1) | |
Europees Investeringsfonds | |
KLEINE ENTITEITEN
De volgende entiteiten zijn niet geconsolideerd volgens de vermogensmutatiemethode in de geconsolideerde jaarrekening 2016 van de EU wegens de immaterialiteit:
Gemeenschappelijke Onderneming Biogebaseerde industrieën
Biogebaseerde industrieën is een publiek-privaat partnerschap (PPP) tussen de Europese Unie en het Bio-Based Industries Consortium (BIC). De GO BBI heeft tot doel het potentieel van de Europese bio-economie te ontsluiten, biologische residuen en afval om te zetten in groenere alledaagse producten door middel van innovatieve technologieën en bioraffinaderijen, die de kern vormen van de bio-economie.
Gemeenschappelijke Onderneming Clean Sky
Clean Sky is het grootste Europese onderzoeksprogramma voor de ontwikkeling van innovatieve, geavanceerde technologie ter vermindering van de CO2-uitstoot en de geluidsoverlast door vliegtuigen. Clean Sky, dat wordt gefinancierd uit het EU-programma Horizon 2020,draagt bij tot het versterken van de samenwerking, het mondiaal leiderschap en het concurrentievermogen van de Europese luchtvaartindustrie.
Gemeenschappelijke Onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI)
IMI is het grootste publiek-private initiatief in Europa en is in het leven geroepen om de ontwikkeling van betere en veiligere geneesmiddelen voor patiënten te versnellen. Het is een joint venture van de Europese Unie met een groepering van de farmaceutische industrie.
Gemeenschappelijke Onderneming Elektronische Componenten en Systemen voor Europees Leiderschap (Ecsel) (samensmelting van de voormalige GO’s Artemis en ENIAC)
Ecsel is een PPP op het gebied van elektronische componenten en systemen die de kloof tussen onderzoek en commercialisering dicht, strategieën op elkaar afstemt om Europese en nationale investeringen aan te zwengelen en een geavanceerd ecosysteem op te bouwen.
Gemeenschappelijke Onderneming brandstofcellen en waterstof (FCH)
FCH is een PPP ter ondersteuning van onderzoeks-, technologische ontwikkelings- en demonstratieactiviteiten (RTD) op het gebied van brandstofcel- en waterstofenergie in Europa. Het doel is het versnellen van de marktintroductie van deze technologieën en het ontsluiten van hun potentieel als middel om een koolstofarm energiesysteem tot stand te brengen.
Gemeenschappelijke Onderneming Single European Sky ATM Research (SESAR)
SESAR is een PPP voor de modernisering van het Europese luchtverkeersbeheer (ATM) door middel van coördinatie en concentratie van alle onderzoeks- en innovatie-initiatieven op het gebied van ATM in de EU.
Gemeenschappelijke Onderneming Shift2Rail
Shift2Rail is het eerste Europese gezamenlijke initiatief voor spoorwegtechnologie, specifiek gericht op onderzoek en innovatie (O&I) en marktgerichte oplossingen, ter bespoediging van de integratie van nieuwe en geavanceerde technologieën in innovatieve oplossingen.
De jaarrekening van de bovengenoemde entiteiten is voor het publiek toegankelijk op de respectieve websites.
FINANCIËLE STATEN - BESPREKING EN ANALYSE
BEGROTINGSJAAR 2016
Opgelet: doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
Het doel van deze bespreking en analyse van de financiële staten (FSDA) is lezers te helpen inzicht te krijgen in de financiële situatie, de financiële resultaten en de kasstromen zoals deze in de geconsolideerde jaarrekening van de EU worden gepresenteerd. De hier verstrekte informatie is niet door een accountant gecontroleerd.
1.DE GECONSOLIDEERDE FINANCIËLE STATEN VAN DE EU: DE FINANCIËLE SITUATIE IN 2016
1.1.ONTVANGSTEN
De meeste ontvangsten van de instellingen en organen van de Unie zijn ontvangsten uit niet-ruiltransacties. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de voornaamste ontvangstencategorieën.
Vijfjarige trend van de ontvangsten uit niet-ruiltransacties in miljoen EUR
De meest vermeldenswaarde punten betreffende de ontwikkeling van de ontvangsten uit niet-ruiltransacties in vergelijking met 2015 zijn:
·een daling van de btw-inkomsten met 2,5 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van het verminderde afdrachtpercentage van 0,15 % voor Duitsland, Nederland en Zweden, dat van toepassing is sinds de inwerkingtreding van het eigenmiddelenbesluit (EMB) 2014 in 2016; en
·een aanzienlijke toename van de ontvangsten uit geldboeten in mededingingszaken met 3,3 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van in 2016 opgelegde boeten in de vrachtwagen- en de banksector.
Terugvordering van uitgaven omvat door de Commissie opgestelde invorderingsopdrachten die zijn geïnd of verrekend met latere betalingen die in het boekhoudsysteem van de Commissie zijn opgenomen, teneinde eerder betaalde uitgaven uit de algemene begroting terug te vorderen.
1.2.UITGAVEN
De uitgaven lagen met 144,5 miljard EUR een stuk lager dan vorig jaar (2015: 155,9 miljard EUR). Er was een daling van 3,7 miljard EUR voor het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds (CF), te wijten aan minder uitgaven voor de vorige programmeringsperiode (2007-2013) en de trage start van de uitvoering van de programmeringsperiode 2014-2020. Om dezelfde reden lagen ook de uitgaven van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling 3,7 miljard EUR lager.
De belangrijkste uitgavenpost (102,8 miljard EUR) zijn betalingen in het kader van het gedeeld beheer. De belangrijkste fondsen zijn: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF), het ELFPO en andere instrumenten voor plattelandsontwikkeling, het EFRO en CF en het Europees Sociaal Fonds (ESF). In het begrotingsjaar 2016 waren deze goed voor bijna 71,1 % van de totale uitgaven.
Uitgaven onder direct beheer betreffen het door de Commissie, de uitvoerende agentschappen en trustfondsen uitgevoerde deel van de begroting. Onder direct beheer staan ook de administratieve uitgaven van alle EU-instellingen en -agentschappen. De begrotingsuitvoering onder indirect beheer wordt gedaan door agentschappen en organen van de EU, derde landen, internationale organisaties en andere entiteiten. De uitgaven onder direct en indirect beheer maakten tezamen ongeveer 16,2 % (23,4 miljard EUR) van de totale uitgaven uit en bleven daarmee op hetzelfde niveau als vorig begrotingsjaar.
Daarnaast beschouwt de EU toekomstige betalingsverplichtingen als uitgaven die nog niet in de begrotingsboekhouding op kasbasis zijn opgenomen. Zij worden in het bijzonder opgevoerd onder verplichtingen voor landbouw- en plattelandsontwikkeling en de toekomstige betalingsverplichtingen voor pensioenrechten die door commissarissen, leden van het EP en personeelsleden zijn verworven, en leiden tot negatieve nettoactiva; deze betalingen worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen.
1.3.ACTIVA
163 miljard EUR activa op de geconsolideerde balans van de EU
De belangrijkste posten aan de actiefzijde van de balans zijn financiële activa (leningen, voor verkoop beschikbare financiële activa en geldmiddelen) en voorfinancieringsbedragen die alles bij elkaar goed zijn voor bijna 84 % van de activa van de EU. Het bedrag aan leningen daalde met 1,8 miljard tot 55,5 miljard EUR, terwijl het bedrag aan voor verkoop beschikbare financiële instrumenten gefinancierd uit de EU-begroting (begrotingsinstrumenten) opnieuw toenam, met ongeveer 455 miljoen EUR (2015: 460 miljoen EUR). Onder “Ruimteobjecten” aan de actiefzijde zijn activa opgenomen betreffende de programma’s Copernicus en Galileo (voor 3,3 miljard EUR). Activa met betrekking tot Galileo werden verplaatst van activa in aanbouw naar vaste activa na de verklaring van 15 december 2016 over de initiële diensten van Galileo.
De EU-instellingen en -organen streven er in het algemeen naar de geldmiddelen en kasequivalenten zo laag mogelijk te houden. Het hoge kassaldo van 28,6 miljard EUR per jaareinde is vooral toe te schrijven aan:
·wat de eigen middelen betreft, bevat het saldo per jaareinde een totaal nettobedrag van 7,7 miljard EUR, begin 2017 aan de lidstaten terug te storten wegens gewijzigde begrotingen van eind 2016. Daarnaast zijn in de laatste dagen van 2016 eigen middelen ten belope van 1,5 miljard EUR ontvangen;
·een aanzienlijk bedrag aan door de Commissie wegens schending van de mededingingsregels opgelegde geldboeten van 4,3 miljard EUR is definitief geïnd in 2016 en maakt deel uit van het kassaldo per jaareinde;
·het kassaldo omvat ook de bestemmingsontvangsten en de betalingskredieten ten belope van 11 miljard EUR die eind 2016 niet waren besteed.
Voorfinanciering
Er zij op gewezen dat het niveau van de voorfinanciering sterk wordt beïnvloed door de MFK-cyclus: aan het begin van een MFK-periode kan men verwachten dat er omvangrijke voorschotten worden betaald aan lidstaten in het kader van het cohesiebeleid. De Commissie stelt alles in het werk om ervoor te zorgen dat de niveaus van voorfinanciering op een passend niveau worden gehouden. Er moet een evenwicht worden gevonden tussen het waarborgen van toereikende financiering voor projecten en de tijdige erkenning van de uitgaven.
De totale voorfinanciering (exclusief andere voorschotten aan de lidstaten en bijdragen aan de trustfondsen Bekou en Afrika) op de balans van de EU bedraagt 41,6 miljard EUR (2015: 40 miljard EUR), die nagenoeg volledig betrekking hebben op activiteiten van de Commissie. Ongeveer 64 % van de voorfinanciering door de Commissie betreft gedeeld beheer, wat wil zeggen dat de uitvoering van de begroting aan de lidstaten wordt gedelegeerd (waarbij de Commissie haar rol van toezichthouder behoudt).
Voorfinanciering door de Commissie volgens beheersvorm
Het grootste deel van de voorfinanciering onder gedeeld beheer betreft het EFRO en CF (15,1 miljard EUR).
Voorfinanciering op lange termijn is gedaald met 8,3 miljard EUR, terwijl de kortetermijnvoorfinanciering toenam met 9,9 miljard EUR. Deze shift in de voorfinancieringsbedragen hangt samen met het feit dat de programmeringsperiode 2007-2013 zich in de afsluitende fase bevindt waardoor binnen een termijn van twaalf maanden meer bedragen verschuldigd zijn. Wat de programmeringsperiode 2014-2020 betreft, wordt de initieel uitbetaalde voorfinanciering geboekt als langlopend, terwijl de jaarlijkse voorfinanciering wordt geboekt als kortlopend.
FINANCIERINGSINSTRUMENTEN
De volgende items worden in boekhoudkundige termen opgevoerd als financieringsinstrumenten in de geconsolideerde financiële staten van de EU:
·financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd;
·financiële activa aangehouden in waarborgfondsen voor begrotingsgaranties; en
·verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s.
Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd
Het belang en de omvang van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd onder direct en indirect beheer neemt van jaar tot jaar toe. In tegenstelling tot de traditionele begrotingsuitvoeringsmethode van subsidieverstrekking is de grondgedachte achter deze nieuwe aanpak dat voor elke via de financieringsinstrumenten uitgegeven euro de eindbegunstigde meer dan 1 EUR aan financiële steun ontvangt als gevolg van het hefboomeffect. Dit intelligente gebruik van de EU-begroting is gericht op het maximaliseren van het effect van de beschikbare middelen. Financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, kunnen de vorm aannemen van garantie-instrumenten, eigenvermogensinstrumenten en schuldinstrumenten (zie onderstaand overzicht per MFK). Activa van deze instrumenten worden ofwel aangehouden in geldmiddelen en kasequivalenten of belegd in eigenvermogensinstrumenten en schuldtitels die als voor verkoop beschikbare financiële activa in de geconsolideerde jaarrekening van de EU worden opgevoerd.
Voor verkoop beschikbare financiële activa van financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd (waarde per jaareinde)
De volgende tabellen geven een overzicht van de financieringsinstrumenten die uit de EU-begroting worden gefinancierd, per MFK, en hun waarde per 31 december 2016:
in miljoen EUR | |||
Meer dan één MFK betreffend | Activa | Verplichtingen | Garanties |
Garanties en instrumenten voor risicodeling: | |||
Garantiefaciliteit in het kader van de Westelijke Balkan (EDIF) | 29 | (17) | -* |
29 | (17) | - | |
Eigenvermogensinstrumenten: | |||
Europees Fonds voor Zuidoost-Europa (EFSE) | 119 | - | - |
Fonds voor bedrijfsuitbreiding - ENEF | 10 | - | - |
Fonds voor bedrijfsinnovatie -ENIF | 20 | - | - |
Green for Growth Fund voor de landen van het Oostelijk Nabuurschap | 51 | - | - |
Microfinance Initiative for Asia Debt Fund (Microfinancieringsfonds voor Azië) | 9 | - | - |
MENA-fonds voor micro-, kleine en middelgrote ondernemingen (SANAD) | 9 | - | - |
218 | - | - | |
Totaal | 247 | (17) | - |
in miljoen EUR | |||
MFK 2014-2020 | Activa | Verplichtingen | Garanties |
Garanties en instrumenten voor risicodeling: | |||
Horizon 2020 – InnovFin Loan & Guarantee Service for R&I | 698 | (8) | (550) |
Horizon 2020 – InnovFin SME Guarantee | 467 | (99) | (371) |
CEF-schuldinstrument (CEF DI) ** | 493 | (1) | (465) |
COSME-leninggarantiefaciliteit | 160 | (156) | -* |
Werkgelegenheid en sociale innovatie | 50 | (16) | -* |
ElectriFI | 30 | - | - |
Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sector (CCS LGF) | 6 | (1) | -* |
Faciliteit voor een diepe en brede EU-vrijhandelsruimte | 9 | 0 | - |
Garantiefaciliteit voor studentenleningen | 16 | (2) | * |
Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal | 11 | - | - |
SEMED MSME Financial Inclusion Programme | 15 | (1) | 0 |
Risicokapitaalfaciliteit voor de landen van het zuidelijke nabuurschap | 20 | - | - |
Programma Women in Business in het Oostelijk Partnerschap | 5 | - | - |
Instrument voor particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE) | 18 | 0 | (3) |
Steun voor de economische diversificatie van Mongolië | 2 | - | - |
1 999 | (285) | (1 389) | |
Eigenvermogensinstrumenten: | |||
Horizon 2020 InnovFin Equity Facility for R&I | 229 | (4) | - |
Eigenvermogensfaciliteit voor groei (COSME) | 51 | (3) | - |
280 | (7) | - | |
Totaal | 2 279 | (292) | (1 389) |
MFK vóór 2014 | Activa | Verplichtingen | Garanties |
Garanties en instrumenten voor risicodeling: | |||
Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF) | 839 | (88) | (711) |
Mkb-garantiefaciliteit in het kader van het CIP | 100 | (190) | * |
Meerjarenprogramma (MAP) voor ondernemingen | 25 | (34) | * |
Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit | 10 | (7) | * |
Garantiefaciliteit voor kleine en middelgrote ondernemingen | 17 | (14) | * |
991 | (333) | (711) |
Eigenvermogensinstrumenten: | |||
De faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het CIP | 423 | (3) | - |
Meerjarig kaderprogramma (MAP) eigenvermogensfaciliteit | 196 | (0) | - |
Europees Fonds voor energie-efficiëntie | 100 | - | - |
Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit (PMF) voor EaSI | 75 | - | - |
Wereldfonds voor energie-efficiency en hernieuwbare energie | 74 | - | - |
Margueritefonds | 54 | - | - |
Europese technologie-startersregeling 1998 (ETF) | 11 | (0) | - |
Proefprojecten technologieoverdracht | 1 | (0) | - |
933 | (3) | - | |
Leningen/Eigenvermogensinstrumenten/Instrumenten voor technische bijstand: | |||
Instrument voor economische en financiële samenwerking MEDA | 202 | 2 | - |
Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument (ENPI) | 142 | 6 | - |
Steunkrediet voor kleine en middelgrote ondernemingen | 18 | - | - |
363 | (8) | - | |
Totaal | 2 286 | (344) | (711) |
Totaal | 4 812 | (652) | (2 101) |
* Het door de EU gedragen risico is volledig gedekt door voorzieningen. ** Met inbegrip van de fusie van het garantie-instrument voor leningen voor Ten-T-projecten en projectobligaties. |
Financiële activa aangehouden in waarborgfondsen voor begrotingsgaranties
De Commissie heeft waarborgfondsen gecreëerd ter dekking van begrotingsgaranties (zie toelichting 4.1.1 bij de geconsolideerde financiële staten) die aan de EIB-groep zijn gegeven. Deze waarborgfondsen worden geprovisioneerd uit de EU-begroting en moeten een liquiditeitsbuffer verschaffen tegen potentiële verliezen op gegarandeerde verrichtingen. De middelen van de fondsen worden belegd in financiële instrumenten zoals schuldtitels, contanten en termijndeposito’s. De financiële activa aangehouden door de Commissie per 31 december 2016 bedragen:
·2,3 miljard EUR in het Garantiefonds voor externe acties en
·1 miljard EUR voor het EFSI-garantiefonds.
Het EFSI-garantiefonds is in 2016 operationeel geworden.
Verstrekte leningen en daarmee samenhangende opgenomen middelen voor financiële bijstandsprogramma’s
Krachtens het EU-Verdrag is de EU gemachtigd om leningtransacties te doen waarmee de financiële middelen kunnen worden ingezet die nodig zijn om specifieke opdrachten uit te voeren. De Commissie beheert momenteel drie belangrijke programma’s namens de EU: het Europees financieel stabilisatiemechanisme (EFSM), de betalingsbalanssteun (BB) en macrofinanciële bijstand (MFB), in het kader waarvan zij leningen kan toekennen. Het kapitaal dat nodig is om de leningsactiviteiten van de EU uit te voeren, wordt op de kapitaalmarkten of bij financiële instellingen opgenomen.
De MFB-leningen worden verleend aan partnerlanden buiten de EU; op 31 december 2016 stond in totaal 2 947 miljoen EUR in nominale bedragen uit.
EFSM
In 2014 liepen het Ierse en het Portugese programma voor financiële bijstand in het kader van het EFSM af, waardoor er geen leningen meer kunnen worden opgenomen. In januari 2016 heeft Portugal officieel verzocht om een verlenging van de termijn voor terugbetaling (3 juni 2016) van zijn eerste EFSM-lening. De tranche van 4,75 miljard EUR is geherfinancierd met drie nieuwe tranches van 1,5 miljard EUR, 2,25 miljard EUR en 1 miljard EUR, met vervaldag in respectievelijk 2023, 2031 en 2036. Dit is de belangrijkste reden voor de daling van de kortlopende verstrekte/opgenomen leningen en een toename van de langlopende verstrekte/opgenomen leningen op de balans voor 2016.
BB-mechanisme
Het betalingsbalans-bijstandsprogramma voor Hongarije liep af in 2010 en de respectieve steunprogramma’s voor Letland en Roemenië in 2012. Bovendien zijn de twee programma’s van anticiperende bijstand voor Roemenië respectievelijk in 2013 en 2015 afgelopen, zonder opvragingen. In april 2016 heeft Hongarije de laatste resterende tranche van 1.5 miljard EUR terugbetaald.
Overzicht van de verstrekte leningen in nominale bedragen:
miljard EUR | ||||||||
BBM | EFSM* | TOTAAL | ||||||
Hongarije | Let-land | Roe-menië | Totaal | Ierland | Portugal | Totaal | ||
Totaal toegestaan | 6,5 | 3,1 | 5,0** | 14,6 | 22,5 | 26,0 | 48,5 | 63,1 |
Totaal uitbetaald op 31.12.2016 | 5,5 | 2,9 | 5,0 | 13,4 | 22,5 | 24,3 | 46,8 | 60,2 |
Totaal terugbetaald op 31.12.2016 | (5,5) | (2,2) | (1,5) | (9,2) | - | - | - | (9,2) |
Uitstaand bedrag op 31.12.2016 | - | 0,7 | 3,5 | 4,2 | 22,5 | 24,3 | 46,8 | 51,0 |
* Zonder herfinancieringsverrichtingen.
** Exclusief anticiperende bijstand.
1.4.VERPLICHTINGEN
235 miljard EUR verplichtingen op de geconsolideerde balans van de EU
De passiefzijde bestaat voornamelijk uit vier belangrijke elementen: pensioenen en andere personeelsbeloningen, ontleningen, crediteuren en toegerekende lasten. De grootste verandering ten opzichte van 2015 is de toename van de post crediteuren met bijna 8 miljard EUR, voornamelijk als gevolg van een betere uitvoering van het ELGF (d.w.z. de betalingen op het niveau van de lidstaten) in 2016 ten opzichte van 2015 (zie toelichting 2.12 bij de geconsolideerde financiële staten).
Totaal ontvangen kostendeclaraties en facturen geboekt onder crediteuren
Nettoactiva
Het feit dat de passiva de activa overschrijden, betekent niet dat de EU-instellingen en -organen zich in financiële moeilijkheden bevinden, maar eerder dat bepaalde passiva ten laste komen van toekomstige jaarlijkse begrotingen. Heel wat uitgaven worden volgens de boekhoudregels op transactiebasis aan 2016 toegerekend, hoewel zij effectief pas in 2017 (of later) uit de begroting van latere jaren zullen worden betaald en de overeenkomstige ontvangsten slechts in de toekomst zullen worden geboekt. De meest significante te vermelden bedragen, zijn die betreffende de activiteiten van het ELGF (betaald in 2017) en personeelsbeloningen (te betalen in de komende 30 jaar of meer).
2.BESCHERMING VAN DE EU-BEGROTING
Overzicht van financiële correcties en terugvorderingen voor 2016
Bij de uitvoering van de EU-begroting is het zeer belangrijk dat systeemtekortkomingen die leiden tot fouten, onregelmatigheden en fraude worden voorkomen, ontdekt en vervolgens gecorrigeerd. De Rekenkamer verstrekt in haar jaarverslag een betrouwbaarheidsverklaring over de wettigheid en regelmatigheid van de verrichtingen die aan de rekeningen ten grondslag liggen, evenals het percentage materiële fouten in de betalingen. De bekendmaking van de EU-jaarrekening in het Publicatieblad gaat vergezeld van deze betrouwbaarheidsverklaring.
De impact van deze fouten wordt door de Commissie getemperd door middel van twee mechanismen:
(1) preventieve maatregelen (bijvoorbeeld controles vooraf, onderbrekingen en opschortingen van betalingen); en
(2) correctiemechanismen (voornamelijk financiële correcties die aan de lidstaten worden opgelegd of met hen zijn overeengekomen en, in mindere mate, terugvorderingen van ontvangers van EU-betalingen).
Onder gedeeld beheer (uitgaven op het gebied van landbouw en structuurmaatregelen) is het in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de lidstaten om via de uitgavencyclus ervoor te zorgen dat de uit de EU-begroting betaalde uitgaven wettig en regelmatig zijn.
De corrigerende maatregelen, d.w.z. financiële correcties en terugvorderingen, vinden hun oorsprong in controles en verificaties van de Commissie en, in het geval van uitgaven onder gedeeld beheer, ook van de lidstaten met betrekking tot de subsidiabiliteit van uitgaven die uit de EU-begroting worden gefinancierd. De Commissie houdt bij het besluit over het bedrag van een financiële correctie of terugvordering rekening met de aard en de ernst van de inbreuk op het toepasselijk recht en de financiële gevolgen voor de begroting, ook in geval van tekortkomingen in de beheers- en controlesystemen. De meeste correcties vinden plaats nadat betaling heeft plaatsgevonden.
Procedure van financiële correctie en terugvordering:
Financiële correcties en terugvorderingen worden voorgesteld in twee procedurestadia. Beide stadia kunnen in hetzelfde jaar of in verschillende jaren plaatsvinden:
(1) Financiële correcties en terugvorderingen in het stadium van bevestiging: deze bedragen zijn ofwel goedgekeurd door de betrokken lidstaat of bij besluit van de Commissie vastgesteld. In 2016 beliepen de totale bevestigde financiële correcties en terugvorderingen 3 777 miljoen EUR (2015: EUR 3 499 miljoen).
In 2016 bevestigde financiële correcties en terugvorderingen — uitsplitsing per beleidsterrein
(2) Financiële correcties en terugvorderingen in het stadium van tenuitvoerlegging: die bedragen vormen de laatste stap in het proces waarbij de waargenomen situatie van onterechte uitgaven definitief wordt gecorrigeerd. De sectorale regelgevingskaders voorzien in verschillende uitvoeringsmechanismen. In 2016 beliepen de totale bevestigde financiële correcties en terugvorderingen 3 389 miljoen EUR (2015: EUR 3 853 miljoen). De tenuitvoerlegging van financiële correcties en terugvorderingen kan een aantal jaar in beslag nemen, voornamelijk omdat in het landbouwbeleid aan de lidstaten kan worden toegestaan om in tranches of met uitstel te betalen. Het rechtskader van het cohesiebeleid voorziet in tenuitvoerlegging bij of na de afsluiting van de programmeringsperiode.
In 2016 ten uitvoer gelegde financiële correcties en terugvorderingen — uitsplitsing per beleidsterrein
3.BEHEER VAN RISICO’S EN ONZEKERHEDEN TEN AANZIEN VAN DE UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING
3.1.MACRO-ECONOMISCH KLIMAAT
Het macro-economisch klimaat in de EU 7 beïnvloedt het vermogen van de lidstaten om te voldoen aan hun financiële verplichtingen jegens de instellingen en organen van de EU en bijgevolg het vermogen van de EU om het EU-beleid te blijven uitvoeren.
Er heerst momenteel een hoge mate van onzekerheid wat de mondiale economische vooruitzichten betreft. Ook 2016 was een moeilijk jaar, waarin de Europese economie werd geconfronteerd met talrijke internationale en binnenlandse uitdagingen, waaronder de laagste groei van de mondiale economie en handel sinds 2009, geopolitieke spanningen, terroristische aanslagen in verschillende lidstaten, problemen in de banksector, de keuze van het Verenigd Koninkrijk om uit te EU te stappen en toenemend verzet tegen de globalisering. Tot dusver echter, heeft de Europese economie zich veerkrachtig getoond en is zij op koers gebleven wat de economische groei en banenschepping betreft. De bbp-groei in de EU trok tegen het einde van 2016 aan en lijkt zijn momentum in 2017 te bewaren. Deze veerkracht wordt ondersteund door een aantal welbekende gunstige factoren, zoals de relatief lage olieprijs, de goedkopere euro, een accommoderend monetair beleid en een vrijwel neutraal begrotingsbeleid. Het implementeren van structurele hervormingen in een aantal lidstaten, met name van de arbeidsmarkt, heeft eveneens het herstel geschraagd. De particuliere consumptie is nog steeds de voornaamste drijvende kracht achter de groei, maar de investeringen bleven teleurstellend. Deze aanhoudende zwakte van de investeringen zorgt voor enige twijfels over de duurzaamheid van het herstel en over de potentiële groei van de economie. De ongewisse uitkomst van het besluit van het VK om zich terug te trekken uit de EU leidt tot buitengewoon grote onzekerheid.
De verwachting is dat de bbp-groei in de eurozone dit jaar, na de 1,7 % in 2016, lichtjes zal vertragen tot 1,6 % en vervolgens weer wat aantrekken tot 1,8 % in 2018. Deze bescheiden maar gestage stijging zou gedragen blijven worden door de binnenlandse vraag. Aangenomen wordt dat de wereldwijde bbp-groei in 2016 op zijn laagste punt was en dit en volgend jaar sterker zal zijn. De voorspelling is dat de groei buiten de EU geleidelijk zal aantrekken van 3,2 % in 2016 tot 3,7 % in 2017 en 3,9 % in 2018.
3.2.VOORWAARDELIJKE BEGROTINGSVERPLICHTINGEN VOOR FINANCIËLE BIJSTAND
De leningsactiviteiten van de EU voor financiële bijstandsprogramma’s zijn operaties buiten de begroting. De aangetrokken middelen worden back-to-back, d.w.z. met dezelfde coupon en looptijd en voor hetzelfde bedrag, uitgeleend aan het begunstigde land. Wel blijft de schuldendienst van de financieringsinstrumenten een juridische verbintenis voor de EU, die ervoor moet zorgen dat alle betalingen volledig en op tijd geschieden. De Commissie heeft procedures ingesteld om ook in geval van wanbetaling, de terugbetaling van leningen te verzekeren.
Opgenomen leningen van de EU zijn directe en onvoorwaardelijke verbintenissen van de EU en worden gegarandeerd door de EU-lidstaten (voorwaardelijke begrotingsverplichtingen). Leningen die zijn opgenomen voor de financiering van leningen aan landen buiten de EU zijn gedekt door het Garantiefonds. Mocht een begunstigde lidstaat in gebreke blijven, dan zal de schuldendienst indien mogelijk worden onttrokken uit het beschikbare kassaldo van de Commissie. Mocht dat niet mogelijk zijn, dan zal de Commissie de nodige middelen bij de lidstaten ophalen. De EU-lidstaten zijn op grond van de EU-wetgeving inzake eigen middelen (artikel 14 van Verordening nr. 609/2014 van de Raad) wettelijk verplicht om voldoende middelen ter beschikking te stellen om te voldoen aan de verplichtingen van de EU. De investeerders zijn dus alleen blootgesteld aan het kredietrisico van de EU, en niet aan dat van de begunstigde van de gefinancierde leningen. Met back-to-backleningen loopt de EU-begroting geen rente- of wisselkoersrisico's.
Voor elk landprogramma worden het globale toegekende bedrag, het aantal te betalen termijnen en de maximale (gemiddelde) looptijd van het leningpakket bij besluiten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vastgesteld. Vervolgens moeten de Commissie en de begunstigde lidstaat overeenstemming bereiken over de lening-/financieringsparameters, in het bijzonder de duur van de termijnen. Daarnaast zijn alle termijnen van de lening (met uitzondering van de eerste) bij gezamenlijke financiële EU/IMF-bijstand afhankelijk van de naleving van de contractvoorwaarden, een factor die eveneens de timing van financieringsoperaties beïnvloedt. Dit betekent dat de timing en de looptijden van emissies afhangen van de daarmee samenhangende leningactiviteiten van de EU. De financiering geschiedt uitsluitend in euro en de looptijden variëren van 3 tot 30 jaar.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het geplande terugbetalingsschema in nominale waarde voor uitstaande EFSM- en betalingsbalansleningen op de balansdatum:
miljard EUR | ||||||||
BB-mechanisme | EFSM | TOTAAL | ||||||
Hongarije | Letland | Roemenië | Totaal | Ierland | Portugal | Totaal | ||
2017 | 1,15 | 1,15 | 1,15 | |||||
2018 | 1,35 | 1,35 | 3,9 | 0,6 | 4,5 | 5,85 | ||
2019 | 0,5 | 1,0 | 1,5 | 1,5 | ||||
2021 | 3,0 | 6,75 | 9,75 | 9,75 | ||||
2022 | 2,7 | 2,7 | 2,7 | |||||
2023 | 2,0 | 1,5 | 3,5 | 3,5 | ||||
2024 | 0,8 | 1,8 | 2,6 | 2,6 | ||||
2025 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | |||||
2026 | 2,0 | 2,0 | 4,0 | 4,0 | ||||
2027 | 1,0 | 2,0 | 3,0 | 3,0 | ||||
2028 | 2,3 | 2,3 | 2,3 | |||||
2029 | 1,0 | 0,4 | 1,4 | 1,4 | ||||
2031 | 2,25 | 2,25 | 2,25 | |||||
2032 | 3,0 | 3,0 | 3,0 | |||||
2035 | 2,0 | 2,0 | 2,0 | |||||
2036 | 1,0 | 1,0 | 1,0 | |||||
2038 | 1,8 | 1,8 | 1,8 | |||||
2042 | 1,5 | 1,5 | 3,0 | 3,0 | ||||
Totaal | 0 | 0,7 | 3,5 | 4,2 | 22,5 | 24,3 | 46,8 | 51,0 |
De intergouvernementele mechanismen voor financiële stabiliteit Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM) vallen buiten het kader van het EU-Verdrag en zijn dus niet opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening van de EU.
3.3.VOORWAARDELIJKE VERPLICHTINGEN IN VERBAND MET BEGROTINGSGARANTIES
De EU heeft garanties verstrekt aan de EIB-groep voor leningen buiten de EU en voor lening- en eigenvermogensoperaties die door de EFSI-garantie zijn gedekt. Op 31 december 2016 vermeldt de EU in de toelichtingen bij haar geconsolideerde financiële staten (zie toelichting 4.1.1) de latente verplichtingen voor beide garanties. Om het risico van het aanspreken van garanties door de EIB-groep voor de EU-begroting te matigen, heeft de Commissie afzonderlijke waarborgfondsen opgericht, nl. het Garantiefonds voor externe acties en het EFSI-garantiefonds.
Het Garantiefonds voor externe acties wordt geprovisioneerd uit de EU-begroting; het moet 9% dekken van de per jaareinde uitstaande gewaarborgde leningen aan derde landen in het kader van het externe leningsmandaat van de EIB. Per 31 december 2016 dekken de totale activa van 2,3 miljard EUR een blootstelling van 19,8 miljard EUR aan uitbetaalde sommen en van 28,8 miljard EUR aan onderschreven sommen, bij een maximum van 39,3 miljard EUR.
Het EFSI-garantiefonds is in 2016 met zijn activiteiten begonnen en zal tegen 2022 geleidelijk aangroeien tot 8 miljard EUR, waarmee 50 % van de maximale blootstelling van de EU-garantie (16 miljard EUR) is afgedekt. De voorziening voor het EFSI-garantiefonds bedroeg 1 miljard EUR in 2016, er is 4,4 miljard EUR van de gegarandeerde bedragen uitgekeerd en in totaal 11,2 miljard EUR onderschreven (inclusief uitgekeerde sommen).
3.4.BEHEER VAN DE VLUCHTELINGENCRISIS — FACILITEIT VOOR VLUCHTELINGEN IN TURKIJE
De EU wordt geconfronteerd met een ongekende crisis, die solidariteit, eensgezindheid en efficiëntie vereist. De uitdagingen gelden voor iedereen en de respons moet worden gecoördineerd. Door zijn geografische ligging is Turkije een belangrijk opvang- en doorreisland voor vele vluchtelingen en migranten. Als gevolg van een ongekende toestroom, voornamelijk als gevolg van het conflict in Syrië, vangt het land het grootste aantal vluchtelingen en migranten van de hele wereld op.
In 2015 besloten de EU en haar lidstaten om hun politiek en financieel engagement ter ondersteuning van de inspanningen van Turkije voor de opvang van vluchtelingen op te voeren. Er werd tussen de EU en Turkije binnen het kader van de Verklaring EU-Turkije van 29 november 2015 een omvattende samenwerking overeengekomen die is gebaseerd op gezamenlijke verantwoordelijkheid, wederzijdse verbintenissen en resultaten. Op de top van 29 november 2015 werd het gezamenlijke actieplan EU-Turkije (JAP) geactiveerd om Turkije te helpen het hoofd te bieden aan de gevolgen van het conflict in Syrië.
Als antwoord op de oproep van een aantal EU-lidstaten om aanzienlijk meer financiële middelen te verstrekken voor steun aan de vluchtelingen in Turkije, heeft de Commissie bij besluit van de Commissie van 24 november 2015, gewijzigd op 10 februari 2016 8 , de Vluchtelingenfaciliteit voor Turkije opgezet. De Faciliteit is een mechanisme voor de coördinatie van de middelen die beschikbaar worden gesteld, zowel via de begroting van de EU, als via extra bijdragen van de lidstaten die in de EU-begroting worden geïntegreerd als externe bestemmingsontvangsten, en die voor de periode 2016-2017 in totaal 3 miljard EUR bedragen. De lidstaten hebben zich politiek ertoe verbonden om nationale bijdragen te leveren in het kader van het Gezamenlijk akkoord tussen de EU-lidstaten en de Europese Commissie dat op 3 februari 2016 is aangenomen door de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten. Het Gezamenlijk akkoord stelt tevens een voorwaardenkader vast. De 3 miljard EUR komen bovenop de 345 miljoen EUR die reeds voor de start van de Faciliteit door de Europese Commissie waren toegewezen aan Turkije als respons op de Syrische vluchtelingencrisis, en waarbij nog de bilaterale steunverlening van de lidstaten komt.
De Faciliteit werd op 17 februari 2016 operationeel met de eerste vergadering van het stuurcomité van de Faciliteit. De Vluchtelingenfaciliteit voor Turkije is een coördinatiemechanisme waarmee de snelle, doeltreffende en doelmatige beschikbaarstelling van EU-steun aan vluchtelingen in Turkije mogelijk wordt. De Faciliteit garandeert de optimale gebruikmaking van de relevante bestaande EU-financieringsinstrumenten, hetzij als humanitaire steun of als niet-humanitaire steun, om ervoor te zorgen dat aan de behoeften van de vluchtelingen en de gastgemeenschappen op een omvattende en gecoördineerde manier wordt voldaan.
Het stuurcomité van de Faciliteit stippelt het strategische beleid uit inzake de algemene prioriteiten, het type acties dat wordt gesteund, de te besteden bedragen en de te gebruiken financieringsinstrumenten, alsook, waar passend, de voorwaarden met betrekking tot de uitvoering door Turkije van zijn verbintenissen in het kader van het gezamenlijke actieplan EU-Turkije. Het stuurcomité wordt voorgezeten door de Commissie en is samengesteld uit twee vertegenwoordigers van de Commissie en één vertegenwoordiger van elke lidstaat, met Turkije in een adviserende rol.
Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van het besluit van de Commissie tot oprichting van de Faciliteit, is tijdens de tweede vergadering van het stuurcomité op 12 mei 2016 overeengekomen dat de Faciliteit zich moet richten op zes prioritaire gebieden: 1) humanitaire hulp, 2) migratiebeheer, 3) onderwijs, 4) gezondheidszorg, 5) gemeentelijke infrastructuur en 6) sociaal-economische steun.
De totale begroting die via de Faciliteit wordt gecoördineerd, beloopt 3 miljard euro die in de periode 2016-2017 besteed moeten worden. Daarvan komt 1 miljard EUR uit de EU-begroting, en 2 miljard EUR uit aanvullende financiering van de lidstaten. De nationale bijdragen gaan rechtstreeks naar de EU-begroting als externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel 21, lid 2, onder b), FR en worden toegewezen respectievelijk aan de begrotingsonderdelen IPA II en HUMA. Van de 1 miljard EUR uit de EU-begroting werd in 2016 250 miljoen EUR vrijgemaakt en werd 750 miljoen EUR gereserveerd voor de Faciliteit in de begroting van 2017.
De Faciliteit wordt uit de volgende bronnen gefinancierd:
in miljoen EUR | |||
2016 | 2017 | Totaal | |
EU-begroting | |||
Humanitaire hulp | 165 | 145 | 310 |
Andere dan humanitaire hulp | |||
Instrument voor pretoetredingssteun | 55 | 595 | 650 |
Financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking | 10 | 10 | 20 |
Instrument voor bijdrage aan stabiliteit en vrede | 20 | 0 | 20 |
Subtotaal andere dan humanitaire hulp | 85 | 605 | 690 |
Totaal | 250 | 750 | 1 000 |
Bijdragen van lidstaten | 2 000 |
De Commissie heeft met alle lidstaten individuele bijdrage-overeenkomsten gesloten met betrekking tot hun nationale bijdragen voor het gecombineerde totaal van 2 miljard EUR, krachtens artikel 7, lid 2, van de uitvoeringsvoorschriften van het FR.
De Faciliteit wordt uitgevoerd in de vorm van humanitaire en niet-humanitaire hulp, met respectievelijk 1,4 miljard EUR en 1,6 miljard EUR indicatief toegewezen. Humanitaire hulp is bestemd voor de meest kwetsbare vluchtelingen (en andere personen over wie bezorgdheid bestaat), via betrouwbare en waardige steunmaatregelen voor basisbehoeften en bescherming. Niet-humanitaire hulp ondersteunt de bestaanszekerheid op de langere termijn, alsook het sociaal-economische en onderwijsperspectief van de vluchtelingen. Het is de bedoeling kinderen te helpen toegang te krijgen tot de lagere school en het secundair onderwijs en de onderwijsinfrastructuur te verbeteren, met inbegrip van schoolgebouwen en leermaterialen. De bijstand richt zich ook op kwetsbare groepen, bv. door vrouwen te beschermen tegen seksueel en gendergerelateerd geweld en betere toegang tot seksuele en reproductieve gezondheidszorg.
De Commissie moet het Europees Parlement en de Raad geregeld over de uitvoering van de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije informeren en heeft het eerste jaarverslag van de faciliteit op 2 maart 2017 uitgebracht 9 .
3.5.WERKGELEGENHEID VOOR JONGEREN
Bijna 4,2 miljoen jongeren onder de 25 jaar in de EU waren werkloos in augustus 2016, wat neerkomt op een werkloosheidsgraad van 18,6 %. Ofschoon een verbetering ten opzichte van de piek van 23,7 % in 2013, betekent dit dat nog altijd bijna 1 op de 5 jongeren zonder baan zit. Dit aantal is nog groter in sommige lidstaten, zoals Griekenland (42,7 %), Spanje (43,2 %) en Italië (38,8 %) die in het bijzonder worden getroffen.
De EU heeft ter bestrijding van de jeugdwerkloosheid in 2016 de uitrol van de werkgarantieregeling in het kader van het jongerenwerkgelegenheidsinitiatief (YEI) in de lidstaten verder ondersteund. Het YEI moet de jeugdwerkloosheid in de zwaarst getroffen regio’s van de EU terugdringen. Met het in 2013 gelanceerde initiatief wordt in de periode 2014-2020 in deze regio’s 6,4 miljard EUR gerichte financiering verstrekt ter ondersteuning van acties die jongeren helpen toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt. Van het totale YEI-budget van 6,4 miljard EUR is de helft afkomstig van een specifieke EU-begrotingspost en de andere helft van het ESF.
De doelgroep zijn jongeren van 15 tot 24 jaar (15 tot 29 in sommige EU-lidstaten) die niet aan het werk zijn of onderwijs of een opleiding volgen (NEET’s). Het kan gaan om langdurig werkloze jongeren of om jongeren die niet als werkzoekende geregistreerd zijn. Om in aanmerking te komen voor de steun, moeten deze jongeren wonen in regio’s waar de jeugdwerkloosheid in 2012 meer dan 25 % bedroeg. Momenteel zijn er in 20 lidstaten regio’s die de YEI-steun ontvangen.
De financiële middelen van het YEI worden gebruikt ten behoeve van werkgelegenheidspakketen voor jongeren, met name voor nationale werkgarantieregelingen in de ondersteunde EU-lidstaten. Het initiatief bereikt direct jongeren die geen werk hebben en geen onderwijs of opleiding en ondersteunt hen individueel. De aanbiedingen waarvoor het YEI de financiering verzorgt en die via de werkgarantieregelingen aan jongeren worden gedaan, gaan van leercontracten en opleidingen tot subsidies voor werkgevers en steun voor startende ondernemingen, afhankelijk van de specifieke individuele behoeften. Het YEI vormt aldus een aanvulling op de steun uit andere EU-financieringsbronnen zoals het ESF, dat op supra-individueel niveau opereert en hervormingen van onderwijssystemen en arbeidsstelsels helpt bewerkstelligen.
De jongerenwerkgarantieregelingen zijn op maat gesneden nationale programma’s die moeten verzekeren dat alle jongeren jonger dan 25 jaar (of 29 in sommige lidstaten) een concreet en goed aanbod ontvangen binnen de vier maanden nadat zij van school komen of werkloos worden. Dit omvat directe maatregelen gericht op de jongeren, alsmede ingrijpende hervormingen op langere termijn van onderwijssystemen en arbeidsstelsels, gedragen door brede partnerschappen tussen alle belanghebbenden.
In een voortgangsverslag van oktober 2016 wordt geïllustreerd hoe de jongerengarantiemaatregel van 2013, met de steun van het YEI, het ESF en nationale financiering, tastbare resultaten heeft opgeleverd. Drie jaar na de lancering ervan in 2013 zijn er 1,4 miljoen minder jonge mensen werkloos in de EU. Ongeveer 9 miljoen jongeren hebben een aanbod aanvaard voor een baan, een stage of een leerlingplaats. De garantie leidde in veel lidstaten tot doortastende structurele hervormingen en zij droeg bij tot het opzetten van partnerschappen tussen het bedrijfsleven en het onderwijs. Met het oog op een volledige en duurzame implementatie van de jongerengarantiemaatregel heeft de Commissie voorgesteld het YEI voort te zetten tot 2020 en de middelen ervoor uit te breiden. Daarnaast heeft de Commissie Erasmus Pro aangekondigd, een nieuwe mobiliteitsregeling voor langdurige leerlingplaatsen (tussen zes en twaalf maanden), binnen het kader van het bestaande Erasmus+-programma, ter ondersteuning van werkplekleren in het buitenland.
De Commissie lanceerde in juni 2016 een nieuwe vaardighedenagenda voor Europa met tien maatregelen om de kwaliteit van vaardigheden en de relevantie ervan voor de arbeidsmarkt te verbeteren, waaronder een initiatief om laaggeschoolde volwassenen te helpen hun lees-, reken- en digitale vaardigheden te verbeteren en/of hen te helpen een diploma hoger secundair onderwijs of een gelijkwaardige kwalificatie te behalen.
Gedurende de eerste drie jaar van de programmeringsperiode 2014-20 had het YEI te kampen met vertragingen bij de uitvoering, vergelijkbaar met die voor andere ESI-fondsen in MFK-rubriek 1b. Voor het trager dan voorziene tempo van betalingen zijn verschillende redenen, zoals de late goedkeuring van de betrokken operationele ESF-programma’s en de tijdrovende voorbereiding van de uitvoering, waarvoor onder andere structuren en procedures overeenkomstig het toepasselijke ESF regelgevingskader moesten worden opgezet. Tot op zekere hoogte kunnen de vertragingen in de eerste fasen van de tenuitvoerlegging van het YEI eveneens worden toegeschreven aan tekorten inzake administratieve capaciteit bij de verschillende verantwoordelijke structuren, met name gezien de overlapping van twee programmeringsperioden. Ondanks deze vertragingen is de uitvoering van het YEI, zowel in het veld als in termen van de betalingen door de Commissie, tot dusver sneller verlopen dan voor acties van het ESF, het EFRO en het CF.
EUROPESE UNIE
BEGROTINGSJAAR 2016
VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING EN TOELICHTINGEN DAARBIJ
Doordat de cijfers afgerond zijn tot miljoen euro, kan het lijken alsof sommige financiële gegevens in de tabellen hieronder niet correct zijn opgeteld.
INHOUD
EU-BEGROTINGSRESULTAAT
VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN
TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING
1 . HET EU-BEGROTINGSKADER
1.1. 1 . 1 . MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014 - 2020
1.2. 1 . 2 . JAARLIJKSE BEGROTING
1.3. 1 . 3 . BELEIDSTERREINEN
1.4. 1 . 4 . ONTVANGSTEN
1.5. 1 . 5 . BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT
1.6. 1 . 6 . AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT
2 . UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2016 - BESPREKING
2.1. 2 . 1 . ONTVANGSTEN
2.2. 2 . 2 . UITGAVEN
3 . UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
3.1. 3 . 1 . OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
4 . UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
4.1. 4 . 1 . MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
4.2. 4 . 2 . MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
4.3. 4 . 3 . MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
4.4. 4 . 4 . MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
4.5. 4 . 5 . MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG
4.6. 4 . 6 . BELEIDSGEBIED: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
4.7. 4 . 7 . BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
4.8. 4 . 8 . BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
4.9. 4 . 9 . BELEIDSGEBIED: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
4.10. 4 . 10 . BELEIDSGEBIED: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG
5 . UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING
5.1. 5 . 1 . UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING
5.2. 5 . 2 . BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
5.3. 5 . 3 . BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
6 . UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN
6.1. 6 . 1 . BEGROTINGSONTVANGSTEN
6.2. 6 . 2 . VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP
EU-BEGROTINGSRESULTAAT
in miljoen EUR | ||
2016 | 2015 | |
Ontvangsten van het begrotingsjaar | 144 717 | 146 624 |
Betalingen uit de kredieten van het lopende jaar | (135 180) | (143 485) |
Naar jaar n+1 overgedragen betalingskredieten | (1 655) | (1 299) |
Annulering van niet-bestede betalingskredieten overgedragen van jaar n–1 | 63 | 29 |
Ontwikkeling van bestemmingsontvangsten | (1 367) | (704) |
Wisselkoersverschillen voor het jaar | (173) | 182 |
Begrotingsresultaat* | 6 405 | 1 347 |
* Waarvan de EVA goed is voor (0) miljoen EUR in 2016 en (2) miljoen EUR in 2015.
VERGELIJKENDE STATEN VAN DE BEGROTING EN DE WERKELIJKE BEDRAGEN
BEGROTINGSONTVANGSTEN
in miljoen EUR | |||||
Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting | Definitief goed-gekeurde begroting | Vastgestelde rechten | Ontvangsten | ||
1 | Eigen middelen | 142 269 | 133 677 | 132 192 | 132 166 |
11-Suikerheffingen | 125 | 133 | 133 | 133 | |
12-Douanerechten | 18 465 | 20 115 | 19 987 | 19 961 | |
13-VAT | 18 813 | 16 279 | 15 935 | 15 935 | |
14-GNI | 104 866 | 97 149 | 95 578 | 95 578 | |
15-Correctie van begrotingsonevenwichtigheden | – | – | 580 | 580 | |
16-Vermindering bijdrage op basis van het bni van Nederland en Zweden | – | – | (22) | (22) | |
3 | Overschotten, saldi en aanpassingen | – | 1 349 | 1 358 | 1 358 |
4 | Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie | 1 348 | 1 348 | 1 459 | 1 452 |
5 | Ontvangsten voortvloeiend uit de administratieve werking van de instellingen | 55 | 55 | 600 | 579 |
6 | Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma 's van de Unie | 60 | 60 | 6 204 | 5 928 |
7 | Achterstandsrente en geldboeten | 123 | 123 | 9 739 | 3 175 |
8 | Opgenomen en verstrekte leningen | 5 | 5 | 46 | 41 |
9 | Diverse ontvangsten | 25 | 25 | 27 | 17 |
Totaal | 143 885 | 136 642 | 151 624 | 144 717 |
*Zie voor details van de uitvoering van de uitgaven in 2016 toelichting 3 en voor de uitleg hierover toelichting 2.1.
BEGROTINGSUITGAVEN: VASTLEGGINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)
in miljoen EUR | |||||
MFK-rubriek | Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting | Definitief goed-gekeurde begroting | Totaal beschikbare kredieten | Gedane vastleggingen | |
1. | Slimme en inclusieve groei | 69 841 | 69 841 | 73 039 | 71 731 |
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid | 19 010 | 19 010 | 21 569 | 20 332 | |
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie | 50 831 | 50 831 | 51 471 | 51 400 | |
2. | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 62 484 | 62 470 | 66 952 | 64 547 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 42 220 | 42 218 | 46 051 | 44 285 | |
3. | Veiligheid en burgerschap | 4 052 | 4 292 | 4 423 | 4 336 |
4. | Europa als wereldspeler | 9 167 | 9 377 | 12 240 | 11 278 |
5. | Administratie | 8 935 | 8 951 | 9 642 | 9 358 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 3 771 | 3 778 | 4 121 | 3 979 | |
6. | Compensaties | – | – | – | – |
8. | Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar | – | – | – | – |
9. | Speciale instrumenten | 525 | 346 | 395 | 61 |
Totaal | 155 004 | 155 277 | 166 690 | 161 310 |
BEGROTINGSUITGAVEN: BETALINGEN PER RUBRIEK VAN HET MEERJARIG FINANCIEEL KADER (MFK)
in miljoen EUR | |||||
MFK-rubriek | Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting | Definitief goed-gekeurde begroting | Totaal beschikbare kredieten | Gedane betalingen | |
1. | Slimme en inclusieve groei | 66 263 | 59 459 | 63 618 | 56 265 |
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid | 17 418 | 17 406 | 20 976 | 18 461 | |
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie | 48 844 | 42 053 | 42 642 | 37 804 | |
2. | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 55 121 | 55 214 | 59 464 | 57 412 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 42 212 | 42 210 | 46 057 | 44 084 | |
3. | Veiligheid en burgerschap | 3 022 | 3 069 | 3 195 | 3 077 |
4. | Europa als wereldspeler | 10 156 | 9 860 | 11 163 | 10 277 |
5. | Administratie | 8 935 | 8 951 | 10 490 | 9 324 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 3 771 | 3 778 | 4 683 | 3 975 | |
6. | Compensaties | – | – | – | – |
8. | Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar | – | – | – | – |
9. | Speciale instrumenten | 389 | 90 | 140 | 61 |
Totaal | 143 885 | 136 642 | 148 069 | 136 416 |
*Zie voor details van de uitvoering van de uitgaven in 2016 toelichting 4 en voor de uitleg hierover toelichting 2.2.
TOELICHTING BIJ DE VERSLAGEN OVER DE UITVOERING VAN DE BEGROTING
1.HET EU-BEGROTINGSKADER
De begrotingsboekhouding wordt gevoerd overeenkomstig het Financieel Reglement (FR) en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. De algemene begroting is het besluit waarbij de ontvangsten en uitgaven van de Unie elk jaar binnen de grenzen van de maxima en andere bepalingen die in het meerjarig financieel kader zijn in overeenstemming met de wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma’s die volgens dit kader.
1.1.MEERJARIG FINANCIEEL KADER 2014-2020
in miljoen EUR | ||||||||
2014 | 2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | Totaal | |
1. Slimme en inclusieve groei | 52 756 | 77 986 | 69 304 | 73 512 | 76 420 | 79 924 | 83 661 | 513 563 |
1.a Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid | 16 560 | 17 666 | 18 467 | 19 925 | 21 239 | 23 082 | 25 191 | 142 130 |
1.b Economische, sociale en territoriale cohesie | 36 196 | 60 320 | 50 837 | 53 587 | 55 181 | 56 842 | 58 470 | 371 433 |
2. Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 49 857 | 64 692 | 64 262 | 60 191 | 60 267 | 60 344 | 60 421 | 420 034 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 43 779 | 44 190 | 43 951 | 44 146 | 44 163 | 44 241 | 44 264 | 308 734 |
3. Veiligheid en burgerschap | 1 737 | 2 456 | 2 546 | 2 578 | 2 656 | 2 801 | 2 951 | 17 725 |
4. Europa als wereldspeler | 8 335 | 8 749 | 9 143 | 9 432 | 9 825 | 10 268 | 10 510 | 66 262 |
5. Administratie | 8 721 | 9 076 | 9 483 | 9 918 | 10 346 | 10 786 | 11 254 | 69 584 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 7 056 | 7 351 | 7 679 | 8 007 | 8 360 | 8 700 | 9 071 | 56 224 |
6. Compensaties | 29 | – | – | – | – | – | – | 29 |
8. Negatieve reserve | – | – | – | – | – | – | – | – |
9. Speciale instrumenten | – | – | – | – | – | – | – | – |
Vastleggingskredieten | 121 435 | 162 959 | 154 738 | 155 631 | 159 514 | 164 123 | 168 797 | 1 087 197 |
Totaal betalingskredieten | 135 762 | 140 719 | 144 685 | 142 906 | 149 713 | 154 286 | 157 358 | 1 025 429 |
In de bovenstaande tabel worden de maxima van het MFK tegen de huidige prijzen getoond. 2016 was het derde begrotingsjaar van het MFK voor de periode 2014-2020. Het totale maximum voor de vastleggingskredieten voor 2016 bedroeg 154 738 miljoen EUR, hetgeen overeenkomt met 1,05 % van het bni van de EU, en het overeenkomstige maximum voor betalingskredieten bedroeg 144 685 miljoen EUR, oftewel 0,98 % van het bni van de EU voor het begrotingsjaar 2016.
De aanpassing van de toewijzingen voor het cohesiebeleid overeenkomstig artikel 7 van de MFK-verordening is uitgevoerd door middel van de technische aanpassing van het MFK voor 2017 door de Commissie (COM(2016) 311 van 30 juni 2016); het resultaat was een opwaartse herziening van de MFK-plafonds voor 2017-2020 met in totaal 4 642 miljoen EUR aan vastleggingskredieten in rubriek 1b en 1 367 miljoen EUR aan betalingskredieten (lopende prijzen).
Voor het MFK 2014-2020 zijn nieuwe flexibiliteitsbepalingen overeengekomen. Een van de nieuwe bepalingen maakt het mogelijk onbenutte marges onder de maxima voor de betalingskredieten over de dragen naar volgende jaren, via de globale marge voor betalingen in het kader van de technische aanpassing van het MFK voor het volgende jaar. Het ongebruikte bedrag van 2015 (1 288 miljoen euro in lopende prijzen) en 2016 (13 991 miljoen EUR in lopende prijzen) werd overgeschreven naar de jaren 2018-2020 en van de maxima voor 2015, 2016 en 2018-2020 werden dienovereenkomstig aangepast (zie de bovengenoemde technische aanpassing van het MFK voor 2017 en de technische aanpassing voor 2018 (COM(2017) 220 van 24 mei 2017).
Op 14 september 2016 presenteerde de Commissie een mededeling over de tussentijdse evaluatie/herziening van het MFK 2014-2020 (COM(2016) 603), vergezeld van een aantal wetgevingsvoorstellen, waaronder een voorstel tot wijziging van de MFK-verordening (COM(2016) 604) en een voorstel tot vereenvoudiging van de financiële regels van het Financieel Reglement en een aantal basishandelingen (COM(2016) 605). Op begrotingsvlak is het doel van deze voorstellen de flexibiliteit binnen het MFK te vergroten door middel van een aantal wijzigingen in de MFK-verordening en extra financiering voor prioritaire uitgaven voor werkgelegenheid en groei, migratie en veiligheid door gebruik te maken van de beschikbare marges en flexibiliteitsopties. Een akkoord over deze voorstellen worden verwacht in de zomer van 2017.
Ten slotte zijn na de inwerkingtreding van Besluit 2014/335 van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (PB L 168 van 7.6.2014) overeenkomstig artikel 3, lid 3, ervan de in dat besluit vastgestelde maxima herberekend op basis van ESR2010-gegevens voor het bni, dat in het algemeen hoger uitviel dan op basis van het ESR95. Het maximum voor de eigen middelen is als gevolg daarvan aangepast van 1,23 % tot 1,20 % van het bni van de EU; het maximum voor de vastleggingskredieten is aangepast van 1,29 % tot 1,26 % van het bni van de EU (COM(2016) 829 definitief van 21 december 2016).
Hieronder wordt uitleg gegeven over de verschillende rubrieken van het MFK:
Rubriek 1 - Slimme en inclusieve groei
Deze rubriek is onderverdeeld in twee afzonderlijke, maar onderling afhankelijke componenten:
1aconcurrentiekracht ter bevordering van groei en banen, die uitgaven bevat voor onderzoek en innovatie, onderwijs en opleiding, Connecting Europe Facility, sociaal beleid, de interne markt en bijbehorende beleidslijnen;
1beconomische, sociale en territoriale samenhang, bedoeld om de convergentie van de minst ontwikkelde lidstaten en regio's te verhogen, om de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling buiten de minder welvarende regio's aan te vullen en om de interregionale samenwerking te steunen.
Rubriek 2 – Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen
Rubriek 2 omvat het gemeenschappelijk beleid inzake landbouw en visserij, en milieumaatregelen, in het bijzonder het Life+-programma.
Rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap
Rubriek 3 (veiligheid en burgerschap) weerspiegelt het groeiend belang dat wordt gehecht aan bepaalde domeinen waarin de EU nieuwe opdrachten heeft gekregen, meer bepaald justitie en binnenlandse zaken, bescherming van de grenzen, immigratie- en asielbeleid, gezondheidszorg en consumentenbescherming, cultuur, jeugd, informatie en de dialoog met de burgers.
Rubriek 4 - Europa als wereldspeler
Rubriek 4 heeft betrekking op alle externe maatregelen, inclusief ontwikkelingssamenwerking, humanitaire hulp, pretoetredings- en nabuurschapsinstrumenten. Het EOF maakt geen deel uit van de EU-begroting en evenmin van het MFK.
Rubriek 5 — Administratie
Deze rubriek heeft betrekking op de administratieve uitgaven van alle instellingen, de pensioenen en de Europese Scholen. Voor de andere instellingen dan de Commissie vormen de administratieve uitgaven al hun uitgaven.
Rubriek 6 — Compensaties
Overeenkomstig het politieke akkoord dat nieuwe lidstaten helemaal aan het begin van hun lidmaatschap geen nettobetalers aan de begroting zouden worden, is hiervoor in deze rubriek voorzien in een compensatie. Dit bedrag zal beschikbaar worden gesteld via overschrijvingen om hun begrotingsontvangsten en -bijdragen in evenwicht te brengen.
Rubriek 9 - Speciale instrumenten
Flexibiliteitmechanismen stellen de EU in staat de nodige middelen te mobiliseren om te reageren op onvoorziene gebeurtenissen, zoals crisis- en noodsituaties. De reikwijdte ervan, de financiële middelen en de procedures zijn geregeld in de MFK-verordening en het Interinstitutioneel Akkoord. In de huidige context van besparing op de uitgaven, zorgen zij er ook voor dat de budgettaire middelen kunnen worden afgestemd op veranderende prioriteiten, zodat iedere euro wordt ingezet waar die het hardst nodig is. De meeste flexibiliteitsmechanismen worden derhalve buiten het MFK gehouden en de financiële middelen kunnen worden ingezet boven de uitgavenplafonds.
1.2.JAARLIJKSE BEGROTING
Elk jaar maakt de Commissie voor het komende jaar een raming op van de ontvangsten en uitgaven van alle instellingen en stelt zij een ontwerpbegroting op die zij bij de begrotingsautoriteit indient. Op basis van deze ontwerpbegroting stelt de Raad zijn standpunt vast, waarover de twee takken van de begrotingsautoriteit vervolgens onderhandelen. De vaststelling van het gemeenschappelijk ontwerp wordt geconstateerd door de voorzitter van het EP, die daarmee de begroting uitvoerbaar maakt. De gewijzigde begrotingen worden in de loop van het jaar in kwestie goedgekeurd. De uitvoering van de begroting is een opdracht die vooral toevalt aan de Commissie.
De begrotingsstructuur voor de Commissie bestaat uit administratieve en beleidskredieten. De overige instellingen hebben alleen administratieve kredieten. De begroting onderscheidt nog twee soorten kredieten: niet-gesplitste en gesplitste. Niet-gesplitste kredieten zijn bestemd voor de financiering van verrichtingen die beperkt zijn tot het jaar (en voldoen aan het jaarperiodiciteitsbeginsel). Gesplitste kredieten worden gebruikt om het jaarperiodiciteitsbeginsel te verzoenen met de financiering van meerjarenacties. De gesplitste kredieten bestaan uit vastleggingskredieten en betalingskredieten:
-vastleggingskredieten: dekken de totale kosten van de juridische verbintenissen die tijdens het begrotingsjaar zijn aangegaan voor maatregelen waarvan de tenuitvoerlegging zich over verschillende begrotingsjaren uitstrekt. De begrotingsvastleggingen voor acties die zich over meer dan één begrotingsjaar uitstrekken, mogen echter door middel van jaartranches over verschillende jaren worden gespreid wanneer het basisbesluit daarin voorziet;
-betalingskredieten: dekken de uitgaven die voortvloeien uit de nakoming van de verplichtingen die in het begrotingsjaar en/of in vorige begrotingsjaren zijn aangegaan.
In de jaarrekening worden de financieringsbronnen ingedeeld in twee grote categorieën:
–Definitief goedgekeurde begrotingskredieten
–Aanvullende kredieten uit
·overdrachten van het voorgaande jaar (het Financieel Reglement staat in een beperkt aantal gevallen toe dat niet-bestede bedragen van het vorige jaar naar het lopende jaar worden overgedragen); en
·bestemmingsontvangsten uit terugbetalingen, bijdragen van derde partijen/landen aan EU-programma’s en vergoedingen van werkzaamheden verricht voor derden worden rechtstreeks toegewezen aan de betrokken op de begroting voorziene uitgaven en vormen de derde financieringspijler.
Alle soorten van financiering vormen samen de beschikbare kredieten.
1.3.BELEIDSTERREINEN
Als onderdeel van het activiteitsgestuurd beheer (activity based management, afgekort ABM) voert de Commissie voor haar plannings- en beheersprocessen de activiteitsgestuurde begroting (activity based budgeting, afgekort ABB) in. Het gaat daarbij om een begrotingsstructuur waarin de begrotingstitels overeenkomen met beleidsterreinen en de begrotingshoofdstukken met activiteiten. Met de activiteitsgestuurde begroting wordt beoogd een duidelijk kader te verschaffen voor de omzetting van de beleidsdoelstellingen van de Commissie in acties door wetgeving, door financiële middelen of door andere middelen van openbaar beleid. Door alles wat de Commissie doet te structureren in termen van activiteiten, wordt een duidelijk beeld gegeven van wat de Commissie onderneemt en tegelijkertijd een gemeenschappelijk kader geboden voor de vaststelling van prioriteiten. In de begrotingsprocedure worden middelen toegewezen aan prioriteiten, waarbij de activiteiten worden gebruikt als de bouwstenen voor budgetteringsdoeleinden. Door een verband te leggen tussen activiteiten en de aan deze activiteiten toegewezen middelen wordt met de activiteitsgestuurde begroting getracht binnen de Commissie de efficiëntie en de doeltreffendheid bij het gebruik van de middelen te verhogen.
Een beleidsterrein kan worden gedefinieerd als een homogene groep activiteiten die een onderdeel van de werkzaamheden van de Commissie vormt, wat van belang is voor het besluitvormingsproces. Elk beleidsterrein stemt doorgaans met een directoraat-generaal overeen en omvat gemiddeld ongeveer zes of zeven afzonderlijke activiteiten. Bij de meeste van deze beleidsterreinen gaat het om activiteiten ten behoeve van derden. De beleidsbegroting wordt aangevuld met de nodige administratieve uitgaven voor elk beleidsterrein.
1.4.ONTVANGSTEN
1.4.1.Ontvangsten uit eigen middelen
De overgrote meerderheid van de ontvangsten bestaat uit eigen middelen, die in de volgende categorieën kunnen worden ingedeeld:
(1) Traditionele eigen middelen (TEM): zijn gewoonlijk goed voor circa 14 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.
(2) Middelen op basis van de belasting over de toegevoegde waarde (btw): zijn gewoonlijk goed voor circa 12 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.
(3) Middelen op basis van het bruto nationaal inkomen (bni): zijn gewoonlijk goed voor circa 74 % van de totale ontvangsten uit eigen middelen.
De toewijzing van eigen middelen gebeurt overeenkomstig de regels die zijn vastgesteld in Besluit 2014/335/EG, Euratom van de Raad van 26 mei 2014 betreffende het stelsel van eigen middelen van de EU (EMB 2014). Dit besluit is op 1 oktober 2016 in werking getreden en geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2014. De gevolgen voor 2014 en 2015 zijn in aanmerking genomen in het begrotingsjaar 2016.
Het totale bedrag van de aan de Unie ter dekking van de jaarlijkse betalingskredieten toegewezen eigen middelen is niet hoger dan 1,20 % van de som van de bni's van alle lidstaten.
1.4.2.Traditionele eigen middelen (TEM)
Traditionele eigen middelen (TEM) zijn douanerechten (geheven op invoer uit derde landen) en suikerheffingen (door de suikerproducenten betaald ter financiering van uitgaven voor de gemeenschappelijke ordening der markten) verschuldigd door marktdeelnemers en geïnd door de lidstaten namens de EU. De lidstaten houden hierop 20 % in als vergoeding voor hun inningskosten. Elk vastgesteld bedrag aan traditionele eigen middelen moet in één van beide door de bevoegde autoriteiten gevoerde boekhoudingen worden opgenomen:
-in de 'normale' boekhouding als bedoeld in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EG, Euratom) nr. 609/2014: elk geïnd of gegarandeerd bedrag.
-In de specifieke boekhouding bedoeld in bovengenoemd artikel: elk nog niet geïnd en/of niet gegarandeerd bedrag; de gegarandeerde, maar betwiste bedragen kunnen ook in deze boekhouding worden opgenomen.
Traditionele eigen middelen moeten uiterlijk op de eerste werkdag na de 19e van de tweede maand die volgt op de maand waarin het recht is vastgesteld (of geïnd in het geval van de specifieke boekhouding), door de lidstaat worden geboekt op de rekening van de Commissie bij de schatkist of de centrale bank van het land.
1.4.3.Belasting over de toegevoegde waarde (btw)
De eigen middelen gebaseerd op de btw worden geheven op basis van de btw-grondslagen van de lidstaten, die voor dit doel geharmoniseerd worden volgens de regels van de EU. De btw-grondslag wordt echter afgetopt op 50 % van het bni van elke lidstaat. Het uniforme btw-afroeppercentage is 0,30 %, met uitzondering van de periode 2014-2020, waarin het percentage voor Duitsland, Nederland en Zweden op 0,15 % is vastgesteld.
1.4.4.Bruto nationaal inkomen (bni)
De middelen op basis van het bni dienen om dat deel van de begroting te financieren dat niet gedekt wordt door andere bronnen van ontvangsten. Op het bni van elke lidstaat wordt hetzelfde percentage geheven, dat wordt vastgesteld volgens de regels van de EU.
De btw- en bni-middelen worden vastgesteld op basis van ramingen van de respectieve grondslagen bij de opstelling van de ontwerpbegroting. Deze ramingen worden vervolgens tijdens het betrokken begrotingsjaar herzien en bijgewerkt via een gewijzigde begroting. De positieve of negatieve verschillen tussen de bedragen die de lidstaten verschuldigd zijn op grond van de werkelijke grondslagen en de bedragen die zij daadwerkelijk hebben betaald op grond van de (herziene) ramingen, worden door de Commissie bij de lidstaten opgevraagd voor de eerste werkdag in juni van het tweede jaar dat volgt op het betrokken begrotingsjaar. Gedurende de volgende vier jaar kunnen nog correcties worden aangebracht op de werkelijke btw- en bni-grondslagen, tenzij er voorbehoud is gemaakt. Die punten van voorbehoud moeten worden beschouwd als mogelijke vorderingen op de lidstaten voor onzekere bedragen, aangezien de financiële impact niet precies kan worden geraamd. Wanneer het precieze bedrag kan worden vastgesteld, worden de overeenstemmende btw- en bni-middelen afgeroepen, hetzij in het kader van btw- en bni-saldi of via afzonderlijke afroepingen van middelen.
1.4.5.Correctie voor het Verenigd Koninkrijk
Door de Europese Raad van Fontainebleau (in juni 1984) is een mechanisme ten behoeve van het Verenigd Koninkrijk geïntroduceerd om begrotingsonevenwichtigheden te corrigeren (verlaging van de eigenmiddelenbijdrage en verhoging van die van andere lidstaten). Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Nederland dragen in mindere mate aan die correctie bij (beperkt tot een vierde van hun normale aandeel).
1.4.6.Brutovermindering
De Europese Raad van 7-8 februari 2013 heeft besloten dat Denemarken, Nederland en Zweden uitsluitend voor de periode 2014-2020 in aanmerking komen voor een brutovermindering van hun jaarlijkse bijdragen op basis van het bni en Oostenrijk uitsluitend voor de jaren 2014-2016. De jaarlijkse verminderingen zijn als volgt: Denemarken 130 miljoen EUR, Nederland 695 miljoen EUR en in Zweden 185 miljoen EUR. Oostenrijks’ brutovermindering werd vastgesteld op 30 miljoen EUR in 2014, 20 miljoen EUR in 2015 en 10 miljoen EUR in 2016 (alle bedragen in prijzen van 2011).
1.4.7.Aanpassing in verband met de tenuitvoerlegging van het eigenmiddelenbesluit van 2014 voor de jaren 2014 en 2015
Artikel 11 van het eigenmiddelenbesluit van 2014 bepaalt dat het besluit na zijn inwerkingtreding van kracht is op 1 januari 2014. Dit betekent dat de financiering voor de jaren 2014 en 2015 moest worden herberekend volgens de nieuwe regels. De aanpassing (het verschil tussen het oude en het nieuwe eigenmiddelenbesluit voor de jaren 2014 en 2015) werd opgenomen in de gewijzigde begroting nr. 5/2016 en werd in een enkele betaling uitgevoerd op de eerste werkdag in januari 2017.
1.5.BEREKENING VAN HET BEGROTINGSRESULTAAT
Het begrotingsresultaat van de EU wordt in de loop van het volgende jaar terugbetaald aan de lidstaten door een vermindering van de bedragen die zij voor dat jaar zijn verschuldigd.
De eigen middelen worden geboekt op basis van de bedragen waarmee de door de lidstaten voor de Commissie geopende rekeningen in de loop van het jaar worden gecrediteerd. In het geval van een overschot omvatten de ontvangsten ook het begrotingsresultaat van het vorige begrotingsjaar. De overige ontvangsten worden geboekt op basis van de in de loop van het jaar werkelijk geïnde bedragen.
Voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar worden onder uitgaven verstaan de betalingen uit de kredieten van het jaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen. De betalingen uit de kredieten van het jaar zijn die welke uiterlijk op 31 december van dat begrotingsjaar door de rekenplichtige worden verricht. Voor het ELGF worden als betalingen die betalingen geboekt die de lidstaten tussen 16 oktober n–1 en 15 oktober n hebben verricht, voor zover de vastlegging en de betalingsopdracht uiterlijk op 31 januari n+1 door de rekenplichtige zijn ontvangen. Ten aanzien van de uitgaven van het ELGF kan een latere conformiteitsbeschikking worden genomen, nadat in de lidstaten controles zijn verricht.
Het begrotingsresultaat omvat twee elementen: het resultaat van de EU en het resultaat van de deelneming van de EVA-landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER). Overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening nr. 608/2014 betreffende de eigen middelen weerspiegelt dit resultaat het verschil tussen:
-de totale begrotingsontvangsten van het begrotingsjaar en en
-het bedrag van de betalingen uit de kredieten van het begrotingsjaar, vermeerderd met de kredieten van hetzelfde jaar die naar het volgende jaar zijn overgedragen.
Dit verschil wordt vermeerderd of verminderd met:
-het nettosaldo van de annulering van uit vorige jaren overgedragen betalingskredieten en de bij de betalingen door veranderingen van de wisselkoersen van de euro opgetreden overschrijdingen van de niet-gesplitste kredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen;
-de ontwikkeling van de bestemmingsontvangsten en
-de gedurende het jaar geboekte netto wisselkoerswinsten en -verliezen.
Van het vorige begrotingsjaar overgedragen kredieten die betrekking hebben op bijdragen van en werkzaamheden voor derden worden uiteraard nooit geannuleerd en worden opgenomen als aanvullende kredieten voor het begrotingsjaar. Dit verklaart het verschil tussen de van het voorafgaande jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N en de naar het volgende jaar overgedragen kredieten in de verslagen over de uitvoering van de begroting N-1. Wederopgevoerde kredieten na terugstorting van vooruitbetalingen maken geen deel uit van het resultaat van het begrotingsjaar.
De overgedragen betalingskredieten omvatten: overdrachten van rechtswege en overdrachten bij besluit. De annulering van niet-bestede betalingskredieten die van het vorige jaar zijn overgedragen toont de annuleringen van kredieten die van rechtswege zijn overgedragen en kredieten die bij besluit zijn overgedragen.
1.6.AANSLUITING VAN HET ECONOMISCH RESULTAAT MET HET BEGROTINGSRESULTAAT
in miljoen EUR | ||
2016 | 2015 | |
ECONOMISCH RESULTAAT VAN HET JAAR | 1 733 | (13 033) |
Ontvangsten | ||
Rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld, maar nog niet zijn geïnd | (1 969) | (318) |
Rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar zijn geïnd | 3 363 | 7 943 |
Toegerekende baten (netto) | 611 | (359) |
Uitgaven | ||
Toegerekende kosten (netto) | 10 678 | 9 920 |
Uitgaven van een vorig jaar betaald in het lopende jaar | (7 656) | (1 208) |
Netto-effect voorfinanciering | (468) | (4 831) |
Betalingskredieten overgedragen naar volgend jaar | (3 102) | (2 195) |
Betalingen gedaan uit overdrachten en annulering van niet-bestede betalingskredieten | 1 379 | 1 979 |
Mutaties in voorzieningen | 3 962 | 4 950 |
Overige | (2 142) | (1 671) |
Economisch resultaat agentschappen en EGKS | 16 | 169 |
BEGROTINGSRESULTAAT VAN HET JAAR | 6 405 | 1 347 |
In overeenstemming met het Financieel Reglement wordt het economisch resultaat van het jaar berekend op transactiebasis, terwijl het begrotingsresultaat op het gewijzigdekasbeginsel wordt gebaseerd. Aangezien het economisch resultaat en het begrotingsresultaat het gevolg zijn van dezelfde onderliggende verrichtingen, is het nuttig om na te gaan of ze op elkaar kunnen worden afgestemd.
Afstemmingsposten — Ontvangsten
De werkelijke begrotingsontvangsten van een begrotingsjaar zijn gelijk aan de bedragen die worden geïnd van in de loop van het jaar vastgestelde rechten en de bedragen die worden geïnd van rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld. Daarom moeten de rechten die in het lopende jaar zijn vastgesteld maar nog niet geïnd zijn ten behoeve van de afstemming van het economisch resultaat worden afgetrokken, aangezien ze geen deel uitmaken van de begrotingsontvangsten. Daarentegen moeten de rechten die in vorige jaren zijn vastgesteld en in het lopende jaar geïnd zijn, ten behoeve van de afstemming bij het economisch resultaat worden opgeteld.
De netto toegerekende baten bestaan hoofdzakelijk uit toegerekende baten voor de landbouw, eigen middelen en rente en dividenden. Alleen het netto-effect, d.w.z. de toegerekende baten voor het lopende jaar verminderd met de teruggeboekte toegerekende baten van vorig jaar, wordt in aanmerking genomen.
Afstemmingsposten — Uitgaven
De netto toegerekende uitgaven bestaan hoofdzakelijk uit uitgaven die toegerekend zijn met het oog op afsluiting aan het einde van het jaar, d.w.z. subsidiabele uitgaven die begunstigden van EU-middelen hebben gedaan, maar nog niet aan de Commissie hebben gedeclareerd. Hoewel toegerekende uitgaven niet als begrotingsuitgaven worden beschouwd, maken de betalingen die in het lopende jaar zijn verricht in verband met facturen die in vorige jaren zijn geboekt, wel deel uit van de begrotingsuitgaven van het lopende jaar.
Het netto-effect van voorfinanciering is de combinatie van 1) de nieuwe voorfinancieringsbedragen die in het lopende jaar zijn betaald en als begrotingsuitgaven van het jaar geboekt zijn, en 2) de goedkeuring van de voorfinancieringen die in het lopende jaar of in vorige jaren werden betaald ten gevolge de aanvaarding van subsidiabele kosten. De laatste zijn wel toegerekende uitgaven, maar geen uitgaven in de begrotingsboekhouding, aangezien de aanvankelijke voorfinanciering reeds als een begrotingsuitgave werd beschouwd op het ogenblik van de betaling.
Naast de betalingen die verricht zijn uit de kredieten van het jaar, dienen de kredieten voor dat jaar die naar het volgende jaar worden overgedragen ook in aanmerking te worden genomen voor de berekening van het begrotingsresultaat van het jaar (overeenkomstig artikel 1, lid 1, van Verordening nr. 608/2014). Hetzelfde geldt voor begrotingsbetalingen die in het lopende jaar zijn gedaan uit van voorgaande jaren overgedragen kredieten en de annulering van niet-bestede betalingskredieten.
De mutatie in de voorzieningen heeft betrekking op ramingen die aan het einde van het jaar in de financiële staten zijn gedaan (hoofdzakelijk personeelsbeloningen) die geen invloed hebben op de begrotingsboekhouding. Andere afstemmingsbedragen zijn verschillende elementen zoals de waardevermindering van activa, de aankoop van activa, financiëleleaseverplichtingen en financiële participaties, waarvan de behandeling in de begrotingsboekhouding en in de boekhouding op transactiebasis verschilt.
2.UITVOERING VAN DE EU-BEGROTING 2016 - BESPREKING
2.1.ONTVANGSTEN
Het bedrag van de vastleggingskredieten in de oorspronkelijk goedgekeurde EU-begroting, die op 25 november 2015 door de voorzitter van het Europees Parlement werd ondertekend, werd vastgelegd op 143 885 miljoen EUR, voor 142 269 miljoen EUR uit eigen middelen te financieren. De geraamde ontvangsten en uitgaven in de oorspronkelijke begroting worden doorgaans in de loop van het begrotingsjaar aangepast en die wijzigingen worden in gewijzigde begrotingen opgenomen. Wijzigingen in de eigenmiddelenbetalingen op basis van het bni garanderen dat de begrote ontvangsten precies overeenstemmen met de begrote uitgaven. In overeenstemming met het evenwichtsbeginsel moeten de ontvangsten en de uitgaven van de begroting (betalingskredieten) in evenwicht zijn.
In 2016 werden zes gewijzigde begrotingen goedgekeurd. Als hiermee rekening wordt gehouden, bedroegen de definitieve goedgekeurde ontvangsten voor 2016 136 642 miljoen EUR. Die werden voor een totaal van 133 677 miljoen EUR (dus 8 592 miljoen EUR minder dan aanvankelijk geraamd) uit eigen middelen gefinancierd en voor de rest uit andere ontvangsten. Het verschil is in hoofdzaak toe te schrijven aan het overschot van het vorige begrotingsjaar en de aanzienlijke verlaging van de betalingskredieten die voor een kleinere aanvullende bni-bijdrage van de lidstaten zorgde.
Wat het resultaat van de eigen middelen betreft, lag de inning van traditionele eigen middelen zeer dicht bij de geraamde bedragen. Dit komt in de eerste plaats doordat de begrotingsramingen werden gewijzigd toen gewijzigde begroting nr. 4/2016 werd opgesteld (volgens de nieuwe prognoses van het voorjaar 2016).
De definitieve btw- en bni-betalingen van de lidstaten lagen ook dicht bij de laatste begrotingsraming. De verschillen tussen de geraamde bedragen en de werkelijk betaalde bedragen worden veroorzaakt door de verschillen tussen de eurokoersen die voor begrotingsdoeleinden zijn gebruikt en de koersen die golden op het ogenblik waarop de lidstaten die geen deel uitmaken van de EMU, hun betalingen daadwerkelijk hebben verricht.
Voor de btw- en bni-saldi geldt een nieuwe procedure. De regels daarvoor zijn opgenomen in artikel 10 ter van de verordening inzake de terbeschikkingstelling (Verordening 609/2014). De nieuwe procedure leidt niet tot een gewijzigde begroting; de Commissie zal de nettobedragen rechtstreeks bij de lidstaten afroepen. De gevolgen voor de EU-begroting zijn ongeveer nihil. De Commissie deelt de jaarlijkse aanpassingen aan de lidstaten mee en de bedragen worden in juni 2017 ter beschikking gesteld. Mede vanwege de wijziging zijn er voor 2016 geen saldo.
De post “Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma's van de EU” betreft voornamelijk ontvangsten van het ELFG en het Elfpo (en met name de goedkeuring van de rekeningen en onregelmatigheden), de deelname van derde landen aan onderzoeksprogramma's en andere bijdragen en terugbetalingen aan programma's/activiteiten van de EU. Een aanzienlijk deel van dit totaal bestaat uit bestemmingsontvangsten, wat doorgaans aanleiding geeft tot de opname van aanvullende kredieten op de uitgavenzijde.
De ontvangsten uit boeten betreft met name geldboeten in verband met mededingingszaken.
2.2.UITGAVEN
2016 was het derde jaar van de lopende programmeringsperiode 2014-2020. Zoals het jaar daarvoor, was het creëren van groei en banen een prioriteit van de begroting 2016. Zij benadrukte echter ook het belang van de nieuwe uitdagingen inzake migratie in verband met de crisis in Syrië en Noord-Afrika.
Inzake vastleggingskredieten was de begroting 2016 met een totaal van 155,3 miljard EUR 4,3 % kleiner dan de begroting 2015; de aanzienlijke daling in rubriek 1b (min 15,8 %, vooral te wijten aan het eenmalige effect van de herprogrammering 2014-2015) werd gedeeltelijk gecompenseerd door een grote stijging in rubriek 3 (plus 70,2 %).
Gewijzigde begroting 4/2016 verhoogde de vastleggingskredieten voor de programma’s van rubriek 3 - Veiligheid en burgerschap -om migratie- en veiligheidskwesties aan te pakken nog eens met 250 miljoen EUR. 130 miljoen EUR daarvan ging naar het AMIF en 70 miljoen EUR naar het ISF. De extra vastleggingskredieten van 74 miljoen EUR voor rubriek 1a werden toegewezen aan het EFSI voor de verlenging tot 2020.
Rubriek 4 - Europa als wereldspeler kreeg 210 miljoen EUR meer vastleggingskredieten via gewijzigde begrotingen, voornamelijk voor het Europees nabuurschapsinstrument en programma’s voor humanitaire hulp. De financiering was gedeeltelijk afkomstig van de inkrimping van de programma’s van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en voor macrofinanciële bijstand.
Inzake betalingskredieten bedroeg de definitieve goedgekeurde begroting 136,6 miljard EUR, 3,3 % minder dan 2015. Dit was voornamelijk het gevolg van een verlaging met 7,3 miljard EUR via gewijzigde begroting 4, betreffende vooral rubriek 1b — Economische, sociale en territoriale samenhang en in mindere mate rubriek 2 — Duurzame groei. Hierna wordt uitvoeriger stilgestaan bij de redenen voor deze verlaging.
Uitvoering van de beschikbare kredieten in 2016
2016 werd afgesloten met een uitvoeringspercentage van 97 % van de vastleggingskredieten en 4,8 miljard EUR ongebruikte betalingskredieten. Er werd voor 157,3 miljard EUR aan vastleggingen uitgevoerd. Wat de betalingen betreft, was dit 132,4 miljard EUR of 92 % van de beschikbare kredieten.
Na verschillende jaren van krappe betalingskredieten en zich opstapelende onbetaalde vorderingen (voornamelijk in het cohesiebeleid), werd de abnormale achterstand volledig weggewerkt 2016, in overeenstemming met het betalingsplan dat in 2015 met het EP en de Raad was overeengekomen. De Commissie constateerde al in maart 2016 het risico van onderbesteding van de betalingskredieten voor cohesie en verhoogde haar overschotramingen gevoelig in september, aansluitend op de geactualiseerde prognoses van de lidstaten van juli. Bovendien heeft de Commissie rekening gehouden met de vertragingen bij de aanwijzing van nationale autoriteiten, het tempo van uitvoering op het terrein en de gemiddelde voorspelde uitvoeringsgraad voor eerdere programmeringsperioden. Vervolgens stelde zij gewijzigde begroting 4/2016 voor ter verlaging van de betalingskredieten met 7,3 miljard EUR, voornamelijk in begrotingsonderdelen van subrubriek 1b (Economische, sociale en territoriale samenhang). De daadwerkelijk tegen het einde van het jaar door de lidstaten ingediende te betalen claims voor de programma’s van de periode 2014-2020 bleken 8 miljard EUR lager dan voorspeld; 26 lidstaten vroegen minder betalingen dan geraamd.
Nog betaalbaar te stellen vastleggingen
De aan het eind van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen (“RAL”) namen aanzienlijk toe tot 238,8 miljard EUR. De toename met ruim 21 miljard EUR ten opzichte van 2015 was twee keer zo groot als oorspronkelijk verwacht, als gevolg van de toegenomen kloof tussen vastleggingen en betalingen uitgevoerd (als gevolg van gewijzigde begroting nr. 4/2016 en onderbesteding aan het einde van het jaar). In 2017 wordt een verdere toename van de RAL verwacht gezien het verschil tussen de gebudgetteerde vastleggings- en betalingskredieten (ratio 85 %).
De niet-afgewikkelde juridische verbintenissen in het kader van de vorige programmeringsperioden, d.w.z. van vóór 2014, in 2016 verminderden van 75 miljard EUR tot 40 miljard EUR (-47 %). Bijgevolg zal een groter deel van de betalingskredieten beschikbaar zijn voor de huidige programma’s die in 2017 van start gaan.
In het verslag over het begrotings- en financieel beheer – Begrotingsjaar 2016 van de Commissie, deel A (overzicht op begrotingsniveau) en deel B (over elke rubriek van het meerjarig financieel kader (MFK) afzonderlijk), is een gedetailleerdere analyse opgenomen van de begrotingsaanpassingen, hun specifieke context, hun motivering en hun effect.
Begrotingsoverschot
Het begrotingsoverschot bedraagt 6,4 miljard EUR en is voornamelijk afkomstig van de uitgavenzijde als gevolg van onderbesteding, hoofdzakelijk in rubriek 1b (4,9 miljard EUR). Het overschot op de ontvangsten komt voornamelijk van aanzienlijke inkomsten uit boetes en iets minder eigen middelen (+ 1,7 miljard EUR). Het eindresultaat wordt gedrukt door een wisselkoersverlies van 173 miljoen EUR.
3.UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
3.1.OVERZICHT VAN DE UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
in miljoen EUR | |||||||||||
Omschrijving | Begrotingskredieten | Vastgestelde rechten | Ontvangsten | Ontvangsten als | Nog te ontvangen | ||||||
Oor-spronkelijk goedge-keurde begroting | Definitief goed-gekeurde begroting | Lopend jaar | Overgedragen | Totaal | Op rechten van lopend jaar | Op overgedragen rechten | Totaal | % van de begroting | |||
1 | Eigen middelen | 142 269 | 133 677 | 132 164 | 28 | 132 192 | 132 163 | 3 | 132 166 | 99 % | 26 |
3 | Overschotten, saldi en aanpassingen | – | 1 349 | 1 358 | – | 1 358 | 1 358 | – | 1 358 | 101 % | – |
4 | Ontvangsten afkomstig van personen die verbonden zijn aan de instellingen en andere organen van de Unie | 1 348 | 1 348 | 1 445 | 14 | 1 459 | 1 438 | 14 | 1 452 | 108 % | 7 |
5 | Ontvangsten voortvloeiend uit de administratieve werking van de instellingen | 55 | 55 | 584 | 17 | 600 | 568 | 11 | 579 | 1044 % | 21 |
6 | Bijdragen en terugbetalingen in het kader van overeenkomsten en programma 's van de Unie | 60 | 60 | 5 929 | 274 | 6 204 | 5 804 | 125 | 5 928 | 9880 % | 275 |
7 | Achterstandsrente en geldboeten | 123 | 123 | 2 946 | 6 793 | 9 739 | 1 045 | 2 131 | 3 175 | 2582 % | 6 564 |
8 | Opgenomen en verstrekte leningen | 5 | 5 | 40 | 6 | 46 | 36 | 6 | 41 | 792 % | 5 |
9 | Diverse ontvangsten | 25 | 25 | 17 | 10 | 27 | 16 | 2 | 17 | 69 % | 10 |
Totaal | 143 885 | 136 642 | 144 483 | 7 141 | 151 624 | 142 427 | 2 290 | 144 717 | 106 % | 6 907 |
4.UITVOERING VAN DE UITGAVENZIJDE VAN DE EU-BEGROTING
4.1.MFK: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
in miljoen EUR | |||||||||||||
Vastleggingskredieten | Betalingskredieten | ||||||||||||
MFK-rubriek | Begrotingsmiddelen | Aanvullende kredieten | Totaal | Begrotingsmiddelen | Aanvullende kredieten | Totaal | |||||||
Oorspronkelijk goedgekeurde begroting | Gewijzigde begrotingen en overschrij-vingen | Definitief goed-gekeurde begroting | Overdrach-ten | Bestemmings-ontvangsten | beschikbare kredieten | Oor-spronkelijk goedge-keurde begroting | Gewijzigde begrotingen en overschrij-vingen | Definitief goed-gekeurde begroting | Overdrachten | Bestemmings-ontvangsten | beschikbare kredieten | ||
1 | 2 | 3=1+2 | 4 | 5 | 6=3+4+5 | 7 | 8 | 9=7+8 | 10 | 11 | 12=9+10+11 | ||
1 | Slimme en inclusieve groei | 69 841 | – | 69 841 | 153 | 3 045 | 73 039 | 66 263 | (6 804) | 59 459 | 117 | 4 042 | 63 618 |
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid | 19 010 | (0) | 19 010 | 0 | 2 558 | 21 569 | 17 418 | (13) | 17 406 | 103 | 3 467 | 20 976 | |
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie | 50 831 | – | 50 831 | 153 | 487 | 51 471 | 48 844 | (6 791) | 42 053 | 15 | 575 | 42 642 | |
2 | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 62 484 | (15) | 62 470 | 410 | 4 072 | 66 952 | 55 121 | 93 | 55 214 | 430 | 3 821 | 59 464 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 42 220 | (2) | 42 218 | 410 | 3 424 | 46 051 | 42 212 | (3) | 42 210 | 424 | 3 424 | 46 057 | |
3 | Veiligheid en burgerschap | 4 052 | 240 | 4 292 | – | 131 | 4 423 | 3 022 | 46 | 3 069 | 9 | 117 | 3 195 |
4 | Europa als wereldspeler | 9 167 | 210 | 9 377 | 237 | 2 626 | 12 240 | 10 156 | (295) | 9 860 | 33 | 1 270 | 11 163 |
5 | Administratie | 8 935 | 16 | 8 951 | 4 | 687 | 9 642 | 8 935 | 16 | 8 951 | 756 | 783 | 10 490 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 3 771 | 7 | 3 778 | 3 | 340 | 4 121 | 3 771 | 7 | 3 778 | 472 | 433 | 4 683 | |
6 | Compensaties | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
8 | Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
9 | Speciale instrumenten | 525 | (179) | 346 | – | 50 | 395 | 389 | (299) | 90 | 1 | 50 | 140 |
Totaal | 155 004 | 273 | 155 277 | 804 | 10 610 | 166 690 | 143 885 | (7 243) | 136 642 | 1 345 | 10 081 | 148 069 |
4.2.MFK: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
in miljoen EUR | ||||||||||||||
Gedane vastleggingen | Naar 2017 overgedragen kredieten | Vervallen kredieten | ||||||||||||
MFK-rubriek | Totaal beschikbare kredieten | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van be-stemmings-ontvang-sten | Totaal | % | Bestem-mings-ontvangsten | Over-drachten bij besluit | Totaal | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van be-stem-mingsont-vangsten | Totaal | |
1 | 2 | 3 | 4 | 5=2+3+4 | 6=5/1 | 7 | 8 | 9=7+8 | 10 | 11 | 12 | 13=10+ 11+12 | ||
1 | Slimme en inclusieve groei | 73 039 | 69 808 | 145 | 1 778 | 71 731 | 98 % | 1 267 | 0 | 1 267 | 33 | 8 | – | 41 |
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid | 21 569 | 18 997 | 0 | 1 335 | 20 332 | 94 % | 1 224 | 0 | 1 224 | 13 | – | – | 13 | |
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie | 51 471 | 50 811 | 145 | 443 | 51 400 | 100 % | 43 | – | 43 | 20 | 8 | – | 28 | |
2 | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 66 952 | 62 013 | 396 | 2 138 | 64 547 | 96 % | 1 934 | 433 | 2 368 | 23 | 14 | – | 38 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 46 051 | 41 770 | 395 | 2 120 | 44 285 | 96 % | 1 304 | 433 | 1 737 | 15 | 14 | – | 29 | |
3 | Veiligheid en burgerschap | 4 423 | 4 287 | – | 49 | 4 336 | 98 % | 82 | – | 82 | 5 | – | – | 5 |
4 | Europa als wereldspeler | 12 240 | 9 364 | 237 | 1 677 | 11 278 | 92 % | 948 | 10 | 959 | 3 | – | – | 3 |
5 | Administratie | 9 642 | 8 887 | 4 | 467 | 9 358 | 97 % | 221 | 1 | 222 | 62 | 0 | – | 62 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 4 121 | 3 721 | 3 | 254 | 3 979 | 97 % | 86 | – | 86 | 57 | 0 | 0 | 57 | |
6 | Compensaties | – | – | – | – | – | 0 % | – | – | – | – | – | – | – |
8 | Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar | – | – | – | – | – | 0 % | – | – | – | – | – | – | – |
9 | Speciale instrumenten | 395 | 61 | – | – | 61 | 15 % | 50 | 130 | 180 | 155 | – | – | 155 |
Totaal | 166 690 | 154 421 | 781 | 6 108 | 161 310 | 97 % | 4 502 | 575 | 5 077 | 281 | 22 | – | 303 |
4.3.MFK: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
in miljoen EUR | |||||||||||||||
Gedane betalingen | Naar 2017 overgedragen kredieten | Vervallen kredieten | |||||||||||||
MFK-rubriek | Totaal beschik-bare kredieten | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van be-stemmings-ontvang-sten | Totaal | % | Automatische overdrachten | Over-drachten bij besluit | Bestem-mings-ontvangsten | Totaal | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van bestem-mings-ontvangsten | Totaal | |
1 | 2 | 3 | 4 | 5=2+3+4 | 6=5/1 | 7 | 8 | 9 | 10=7+8+9 | 11 | 12 | 13 | 14=11+12+13 | ||
1 | Slimme en inclusieve groei | 63 618 | 55 005 | 102 | 1 158 | 56 265 | 88 % | 126 | 5 | 2 881 | 3 012 | 4 323 | 15 | 3 | 4 341 |
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid | 20 976 | 17 257 | 90 | 1 114 | 18 461 | 88 % | 113 | 5 | 2 350 | 2 468 | 31 | 12 | 3 | 46 | |
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie | 42 642 | 37 748 | 12 | 44 | 37 804 | 89 % | 13 | – | 531 | 544 | 4 292 | 3 | – | 4 295 | |
2 | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 59 464 | 54 508 | 414 | 2 490 | 57 412 | 97 % | 202 | 433 | 1 330 | 1 965 | 71 | 16 | – | 87 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 46 057 | 41 558 | 408 | 2 118 | 44 084 | 96 % | 197 | 433 | 1 305 | 1 935 | 22 | 16 | – | 37 | |
3 | Veiligheid en burgerschap | 3 195 | 3 035 | 7 | 35 | 3 077 | 96 % | 11 | – | 82 | 93 | 23 | 2 | – | 25 |
4 | Europa als wereldspeler | 11 163 | 9 421 | 28 | 828 | 10 277 | 92 % | 35 | 86 | 441 | 562 | 319 | 5 | – | 324 |
5 | Administratie | 10 490 | 8 163 | 684 | 477 | 9 324 | 89 % | 725 | 1 | 306 | 1 032 | 62 | 72 | – | 133 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 4 683 | 3 247 | 423 | 305 | 3 975 | 85 % | 474 | – | 128 | 602 | 57 | 49 | – | 106 | |
6 | Compensaties | – | – | – | – | – | 0 % | – | – | – | – | – | – | – | – |
8 | Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar | – | – | – | – | – | 0 % | 0 | – | – | – | – | – | – | – |
9 | Speciale instrumenten | 140 | 33 | 0 | 28 | 61 | 44 % | 0 | 31 | 22 | 54 | 25 | 0 | – | 25 |
Totaal | 148 069 | 130 164 | 1 236 | 5 016 | 136 416 | 92 % | 1 099 | 557 | 5 062 | 6 717 | 4 823 | 109 | 3 | 4 936 |
4.4.MFK: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
in miljoen EUR | ||||||||||
RAL eind vorig jaar | Vastleggingen van het jaar | Totaal | ||||||||
MFK-rubriek | Van vorig jaar overgedragen vastleggingen | Vrijmakingen/ herwaarderingen/ annuleringen | Betalingen | Nog betaalbaar te stellen vastleggingen per jaareinde | Vastleggingen tijdens het jaar | Betalingen | Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen | Aan het einde van het jaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen | Aan het eind van het begrotingsjaar nog betaalbaar te stellen vastleggingen | |
1 | Slimme en inclusieve groei | 160 827 | (1 353) | (48 608) | 110 866 | 71 731 | (7 657) | (2) | 64 072 | 174 938 |
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid | 34 455 | (701) | (11 730) | 22 024 | 20 332 | (6 731) | (2) | 13 599 | 35 622 | |
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie | 126 372 | (652) | (36 877) | 88 843 | 51 400 | (927) | (0) | 50 473 | 139 316 | |
2 | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 28 191 | (1 378) | (12 605) | 14 207 | 64 547 | (44 806) | (0) | 19 740 | 33 947 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | 49 | (3) | (24) | 22 | 44 285 | (44 060) | – | 225 | 247 | |
3 | Veiligheid en burgerschap | 3 137 | (228) | (1 396) | 1 512 | 4 336 | (1 681) | – | 2 655 | 4 167 |
4 | Europa als wereldspeler | 24 673 | (699) | (7 182) | 16 792 | 11 278 | (3 095) | (1) | 8 182 | 24 974 |
5 | Administratie | 865 | (166) | (690) | 8 | 9 358 | (8 634) | (0) | 724 | 732 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 570 | (143) | (420) | 7 | 3 979 | (3 555) | 0 | 424 | 431 | |
6 | Compensaties | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
8 | Negatieve reserve en tekort overgedragen van vorig begrotingsjaar | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
9 | Speciale instrumenten | 1 | (0) | (0) | – | 61 | (61) | – | 0 | 0 |
Totaal | 217 693 | (3 825) | (70 482) | 143 386 | 161 310 | (65 935) | (3) | 95 373 | 238 759 |
4.5.MFK: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG
in miljoen EUR | ||||||||||
MFK-rubriek | < 2010 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | Totaal | |
1 | Slimme en inclusieve groei | 1 741 | 738 | 1 120 | 3 461 | 23 109 | 16 371 | 64 326 | 64 072 | 174 938 |
1a: Concurrentievermogen voor groei en werkgelegenheid | 563 | 733 | 856 | 2 223 | 4 481 | 5 972 | 7 194 | 13 599 | 35 622 | |
1b: Economische, sociale en territoriale cohesie | 1 178 | 5 | 264 | 1 237 | 18 627 | 10 399 | 57 132 | 50 473 | 139 316 | |
2 | Duurzame groei: natuurlijke hulpbronnen | 200 | 58 | 81 | 128 | 1 234 | 1 220 | 11 285 | 19 740 | 33 947 |
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en rechtstreekse betalingen | – | – | – | 0 | – | 2 | 19 | 225 | 247 | |
3 | Veiligheid en burgerschap | 45 | 40 | 67 | 149 | 287 | 154 | 772 | 2 655 | 4 167 |
4 | Europa als wereldspeler | 899 | 539 | 843 | 1 750 | 3 291 | 3 784 | 5 686 | 8 182 | 24 974 |
5 | Administratie | – | – | – | – | 0 | 0 | 1 | 731 | 732 |
waarvan: administratieve uitgaven van de instellingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 431 | 431 | |
9 | Speciale instrumenten | – | – | – | – | – | – | 0 | 0 | 0 |
Totaal | 2 884 | 1 376 | 2 111 | 5 488 | 27 920 | 21 530 | 82 069 | 95 380 | 238 759 |
4.6.BELEIDSGEBIED: SAMENSTELLING EN ONTWIKKELING VAN DE VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN
in miljoen EUR | |||||||||||||
Vastleggingskredieten | Betalingskredieten | ||||||||||||
Begrotingsmiddelen | Aanvullende kredieten | Totaal kredieten | Begrotingsmiddelen | Aanvullende kredieten | Totaal kredieten | ||||||||
Beleidsgebied | Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting | Gewijzigde begrotingen en overschrij-vingen | Definitief goed-gekeurde begroting | Overge-dragen | Bestemmings-ontvangsten | Beschik-bare kredieten | Oor-spronkelijk goedgekeur-de begroting | Gewijzigde begrotingen en overschrij-vingen | Definitief goed-gekeurde begroting | Overge-dragen | Bestemmings-ontvangsten | beschikbare kredieten | |
1 | 2 | 3=1+2 | 4 | 5 | 6=3+4+5 | 7 | 8 | 9=7+8 | 10 | 11 | 12=9+10+11 | ||
01 | Economische en financiële zaken | 2 533 | (7) | 2 525 | – | 122 | 2 648 | 1 097 | 432 | 1 529 | 6 | 125 | 1 660 |
02 | Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf | 2 286 | 3 | 2 289 | – | 229 | 2 518 | 1 894 | (36) | 1 859 | 13 | 372 | 2 243 |
03 | Concurrentie | 103 | (1) | 102 | – | 5 | 107 | 103 | (1) | 102 | 9 | 5 | 116 |
04 | Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie | 12 924 | 27 | 12 952 | – | 504 | 13 456 | 13 031 | (1 818) | 11 213 | 14 | 576 | 11 802 |
05 | Landbouw en plattelandsontwikkeling | 61 382 | (4) | 61 379 | 410 | 4 070 | 65 858 | 54 625 | 166 | 54 791 | 431 | 3 818 | 59 039 |
06 | Mobiliteit en vervoer | 4 219 | 2 | 4 221 | – | 125 | 4 346 | 2 296 | (103) | 2 193 | 5 | 123 | 2 321 |
07 | Milieu | 448 | 0 | 448 | – | 18 | 467 | 397 | (5) | 392 | 4 | 16 | 412 |
08 | Onderzoek en innovatie | 5 855 | (7) | 5 848 | – | 897 | 6 745 | 5 403 | (10) | 5 393 | 28 | 1 391 | 6 811 |
09 | Communicatienetwerken, inhoud en technologie | 1 803 | 53 | 1 856 | – | 173 | 2 029 | 2 373 | (32) | 2 341 | 11 | 274 | 2 627 |
10 | Eigen onderzoek | 397 | – | 397 | – | 538 | 935 | 403 | (17) | 385 | 40 | 479 | 905 |
11 | Maritieme zaken en visserij | 1 083 | (9) | 1 074 | 0 | 6 | 1 081 | 758 | (145) | 613 | 3 | 6 | 622 |
12 | Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie | 85 | 0 | 85 | – | 4 | 89 | 86 | (3) | 83 | 4 | 4 | 91 |
13 | Regionaal beleid en stadsontwikkeling | 35 989 | 40 | 36 029 | 146 | 60 | 36 235 | 36 386 | (5 365) | 31 021 | 11 | 76 | 31 108 |
14 | Belastingen en Douane-unie | 166 | 0 | 167 | 0 | 9 | 176 | 159 | 0 | 159 | 5 | 7 | 171 |
15 | Onderwijs en cultuur | 2 889 | 0 | 2 890 | – | 466 | 3 356 | 3 031 | 25 | 3 055 | 13 | 631 | 3 699 |
16 | Communicatie | 204 | 0 | 204 | – | 12 | 216 | 197 | (2) | 195 | 12 | 12 | 219 |
17 | Gezondheid en voedselveiligheid | 571 | (14) | 557 | – | 42 | 598 | 571 | (37) | 535 | 9 | 42 | 586 |
18 | Migratie en binnenlandse zaken | 3 225 | 250 | 3 475 | – | 88 | 3 563 | 2 323 | 61 | 2 384 | 6 | 96 | 2 487 |
19 | Instrumenten voor het buitenlands beleid | 783 | (119) | 663 | 17 | 53 | 733 | 677 | (50) | 628 | 3 | 52 | 683 |
20 | Handel | 107 | 1 | 108 | – | 3 | 111 | 106 | 1 | 106 | 2 | 3 | 112 |
21 | Internationale samenwerking en ontwikkeling | 3 162 | 1 | 3 163 | – | 220 | 3 383 | 3 346 | 21 | 3 367 | 18 | 203 | 3 587 |
22 | Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen | 3 835 | 146 | 3 981 | 7 | 990 | 4 978 | 3 566 | (264) | 3 301 | 12 | 369 | 3 683 |
23 | Humanitaire hulp en civiele bescherming | 1 202 | 258 | 1 460 | 219 | 1 253 | 2 933 | 1 560 | 178 | 1 739 | 6 | 532 | 2 277 |
24 | Fraudebestrijding | 80 | (1) | 79 | – | 0 | 79 | 86 | (1) | 85 | 7 | 0 | 92 |
25 | Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie | 206 | 4 | 210 | 0 | 12 | 222 | 206 | 4 | 210 | 15 | 12 | 237 |
26 | Administratie van de Commissie | 1 017 | (21) | 996 | – | 178 | 1 174 | 1 016 | (15) | 1 001 | 142 | 180 | 1 323 |
27 | Begroting | 72 | (13) | 59 | – | 8 | 67 | 72 | (13) | 59 | 7 | 8 | 75 |
28 | Audit | 19 | (0) | 19 | – | 1 | 20 | 19 | (0) | 19 | 1 | 1 | 20 |
29 | Statistieken | 139 | 0 | 140 | – | 16 | 155 | 128 | 0 | 128 | 5 | 21 | 154 |
30 | Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven | 1 647 | 37 | 1 684 | – | 0 | 1 685 | 1 647 | 37 | 1 684 | – | 0 | 1 685 |
31 | Talendiensten | 399 | (3) | 396 | – | 62 | 458 | 399 | (3) | 396 | 17 | 62 | 475 |
32 | Energie | 1 532 | (122) | 1 410 | – | 96 | 1 506 | 1 524 | 46 | 1 570 | 5 | 141 | 1 716 |
33 | Justitie en consumentenzaken | 259 | (0) | 259 | – | 10 | 268 | 239 | (8) | 232 | 4 | 9 | 245 |
34 | Klimaatactie | 138 | 0 | 138 | – | 1 | 139 | 82 | (5) | 77 | 4 | 1 | 82 |
40 | Reserves | 475 | (238) | 236 | – | – | 236 | 309 | (288) | 21 | – | – | 21 |
90 | Overige instellingen | 3 771 | 7 | 3 778 | 3 | 340 | 4 121 | 3 771 | 7 | 3 778 | 472 | 433 | 4 683 |
Totaal | 155 004 | 273 | 155 277 | 804 | 10 610 | 166 690 | 143 885 | (7 243) | 136 642 | 1 345 | 10 081 | 148 069 |
4.7.BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
in miljoen EUR | ||||||||||||||
Gedane vastleggingen | Naar 2017 overgedragen kredieten | Vervallen kredieten | ||||||||||||
Beleidsgebied | Totaal beschik-bare kredieten | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van be-stem-mings-ontvang-sten | Totaal | % | Bestem-mings-ontvangsten | Bij besluit | Totaal | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van be-stem-mings-ontvang-sten | Totaal | |
1 | 2 | 3 | 4 | 5=2+3+4 | 6=5/1 | 7 | 8 | 9=7+8 | 10 | 11 | 12 | 13=10+ 11+12 | ||
01 | Economische en financiële zaken | 2 648 | 2 525 | – | 9 | 2 534 | 96 % | 113 | – | 113 | 1 | – | – | 1 |
02 | Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf | 2 518 | 2 288 | – | 121 | 2 409 | 96 % | 109 | 0 | 109 | 0 | – | – | 0 |
03 | Concurrentie | 107 | 102 | – | 3 | 105 | 98 % | 2 | – | 2 | 0 | – | – | 0 |
04 | Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie | 13 456 | 12 938 | – | 428 | 13 367 | 99 % | 76 | 0 | 76 | 13 | – | – | 13 |
05 | Landbouw en plattelandsontwikkeling | 65 858 | 60 927 | 395 | 2 143 | 63 466 | 96 % | 1 927 | 433 | 2 360 | 18 | 14 | – | 32 |
06 | Mobiliteit en vervoer | 4 346 | 4 218 | – | 62 | 4 281 | 99 % | 63 | 0 | 63 | 2 | – | – | 2 |
07 | Milieu | 467 | 448 | – | 10 | 458 | 98 % | 8 | 0 | 8 | 0 | – | – | 0 |
08 | Onderzoek en innovatie | 6 745 | 5 848 | – | 538 | 6 386 | 95 % | 359 | – | 359 | 0 | – | – | 0 |
09 | Communicatienetwerken, inhoud en technologie | 2 029 | 1 856 | – | 81 | 1 936 | 95 % | 92 | 0 | 92 | 0 | – | – | 0 |
10 | Eigen onderzoek | 935 | 397 | – | 114 | 510 | 55 % | 424 | – | 424 | 0 | – | – | 0 |
11 | Maritieme zaken en visserij | 1 081 | 1 069 | 0 | 2 | 1 071 | 99 % | 5 | 0 | 5 | 5 | – | – | 5 |
12 | Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie | 89 | 85 | – | 2 | 87 | 97 % | 2 | 0 | 2 | 0 | – | – | 0 |
13 | Regionaal beleid en stadsontwikkeling | 36 235 | 35 968 | 145 | 26 | 36 139 | 100 % | 34 | 31 | 65 | 29 | 1 | – | 30 |
14 | Belastingen en Douane-unie | 176 | 166 | 0 | 4 | 171 | 97 % | 4 | – | 4 | 0 | – | – | 0 |
15 | Onderwijs en cultuur | 3 356 | 2 890 | – | 359 | 3 249 | 97 % | 107 | 0 | 107 | 0 | – | – | 0 |
16 | Communicatie | 216 | 204 | – | 7 | 211 | 97 % | 5 | – | 5 | 0 | – | – | 0 |
17 | Gezondheid en voedselveiligheid | 598 | 557 | – | 17 | 573 | 96 % | 25 | – | 25 | 0 | – | – | 0 |
18 | Migratie en binnenlandse zaken | 3 563 | 3 473 | – | 32 | 3 505 | 98 % | 56 | 0 | 57 | 1 | – | – | 1 |
19 | Instrumenten voor het buitenlands beleid | 733 | 654 | 17 | 18 | 689 | 94 % | 35 | 9 | 44 | 0 | – | – | 0 |
20 | Handel | 111 | 108 | – | 2 | 109 | 99 % | 1 | 0 | 1 | 0 | – | – | 0 |
21 | Internationale samenwerking en ontwikkeling | 3 383 | 3 161 | – | 187 | 3 349 | 99 % | 32 | 1 | 33 | 1 | – | – | 1 |
22 | Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen | 4 978 | 3 979 | – | 925 | 4 904 | 99 % | 65 | – | 65 | 2 | 7 | – | 9 |
23 | Humanitaire hulp en civiele bescherming | 2 933 | 1 459 | 219 | 552 | 2 231 | 76 % | 701 | – | 701 | 1 | – | – | 1 |
24 | Fraudebestrijding | 79 | 79 | – | – | 79 | 100 % | 0 | – | 0 | 0 | – | – | 0 |
25 | Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie | 222 | 209 | 0 | 7 | 216 | 97 % | 5 | 0 | 5 | 1 | – | – | 1 |
26 | Administratie van de Commissie | 1 174 | 995 | – | 108 | 1 104 | 94 % | 69 | – | 69 | 0 | – | – | 0 |
27 | Begroting | 67 | 59 | – | 5 | 64 | 95 % | 3 | – | 3 | 0 | – | – | 0 |
28 | Audit | 20 | 18 | – | 1 | 19 | 97 % | 1 | – | 1 | 0 | – | – | 0 |
29 | Statistieken | 155 | 139 | – | 6 | 145 | 94 % | 10 | – | 10 | 0 | – | – | 0 |
30 | Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven | 1 685 | 1 684 | – | 0 | 1 684 | 100 % | 0 | – | 0 | 0 | – | – | 0 |
31 | Talendiensten | 458 | 396 | – | 42 | 437 | 95 % | 20 | – | 20 | 0 | – | – | 0 |
32 | Energie | 1 506 | 1 405 | – | 41 | 1 446 | 96 % | 55 | 0 | 55 | 5 | – | – | 5 |
33 | Justitie en consumentenzaken | 268 | 256 | – | 3 | 259 | 97 % | 7 | – | 7 | 2 | – | – | 2 |
34 | Klimaatactie | 139 | 137 | – | 1 | 138 | 100 % | 0 | 0 | 0 | 0 | – | – | 0 |
40 | Reserves | 236 | – | – | – | – | 0 % | – | 99 | 99 | 138 | – | – | 138 |
90 | Overige instellingen | 4 121 | 3 721 | 3 | 254 | 3 979 | 97 % | 86 | – | 86 | 57 | 0 | 0 | 57 |
Totaal | 166 690 | 154 421 | 781 | 6 108 | 161 310 | 97 % | 4 502 | 575 | 5 077 | 281 | 22 | – | 303 |
4.8.BELEIDSGEBIED: BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
in miljoen EUR | |||||||||||||||
Gedane betalingen | Naar 2017 overgedragen kredieten | Vervallen kredieten | |||||||||||||
Beleidsgebied | Totaal beschik-bare kredieten | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van be-stemmings-ontvang-sten | Totaal | % | Auto-matische over-drachten | Over-drachten bij besluit | Bestem-mings-ontvangsten | Totaal | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van be-stemmings-ontvang-sten | Totaal | |
1 | 2 | 3 | 4 | 5=2+3+4 | 6=5/1 | 7 | 8 | 9 | 10=7+8+9 | 11 | 12 | 13 | 14=11+ 12+13 | ||
01 | Economische en financiële zaken | 1 660 | 1 512 | 5 | 11 | 1 529 | 92 % | 5 | – | 114 | 119 | 12 | 1 | – | 13 |
02 | Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf | 2 243 | 1 843 | 11 | 59 | 1 913 | 85 % | 15 | 0 | 313 | 328 | 1 | 1 | – | 2 |
03 | Concurrentie | 116 | 94 | 8 | 3 | 105 | 90 % | 8 | – | 3 | 10 | 0 | 1 | – | 1 |
04 | Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie | 11 802 | 8 819 | 10 | 44 | 8 873 | 75 % | 12 | – | 532 | 544 | 2 381 | 4 | 0 | 2 385 |
05 | Landbouw en plattelandsontwikkeling | 59 039 | 54 127 | 414 | 2 488 | 57 029 | 97 % | 203 | 433 | 1 330 | 1 965 | 28 | 16 | – | 44 |
06 | Mobiliteit en vervoer | 2 321 | 2 183 | 4 | 64 | 2 251 | 97 % | 4 | 0 | 59 | 63 | 6 | 0 | 1 | 7 |
07 | Milieu | 412 | 379 | 3 | 9 | 392 | 95 % | 3 | 0 | 7 | 11 | 9 | 0 | – | 9 |
08 | Onderzoek en innovatie | 6 811 | 5 359 | 25 | 396 | 5 780 | 85 % | 29 | – | 994 | 1 023 | 6 | 2 | – | 8 |
09 | Communicatienetwerken, inhoud en technologie | 2 627 | 2 326 | 10 | 113 | 2 449 | 93 % | 15 | 0 | 162 | 177 | 1 | 1 | 0 | 2 |
10 | Eigen onderzoek | 905 | 339 | 36 | 95 | 469 | 52 % | 46 | – | 385 | 431 | 0 | 5 | – | 5 |
11 | Maritieme zaken en visserij | 622 | 585 | 2 | 2 | 589 | 95 % | 2 | 0 | 5 | 6 | 26 | 0 | – | 27 |
12 | Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie | 91 | 80 | 3 | 2 | 85 | 93 % | 3 | 0 | 2 | 5 | 0 | 0 | – | 1 |
13 | Regionaal beleid en stadsontwikkeling | 31 108 | 29 072 | 10 | 40 | 29 123 | 94 % | 10 | 31 | 36 | 78 | 1 906 | 1 | – | 1 908 |
14 | Belastingen en Douane-unie | 171 | 155 | 5 | 2 | 161 | 94 % | 5 | – | 5 | 9 | 0 | 0 | – | 0 |
15 | Onderwijs en cultuur | 3 699 | 3 043 | 12 | 299 | 3 354 | 91 % | 12 | 0 | 332 | 344 | 0 | 1 | – | 1 |
16 | Communicatie | 219 | 185 | 11 | 6 | 202 | 92 % | 10 | – | 6 | 16 | 0 | 1 | – | 1 |
17 | Gezondheid en voedselveiligheid | 586 | 526 | 8 | 16 | 550 | 94 % | 8 | – | 25 | 34 | 0 | 1 | – | 2 |
18 | Migratie en binnenlandse zaken | 2 487 | 2 364 | 5 | 24 | 2 393 | 96 % | 7 | 0 | 73 | 80 | 12 | 1 | – | 13 |
19 | Instrumenten voor het buitenlands beleid | 683 | 595 | 3 | 19 | 617 | 90 % | 3 | – | 33 | 36 | 29 | 1 | – | 29 |
20 | Handel | 112 | 103 | 2 | 2 | 107 | 96 % | 3 | 0 | 2 | 5 | 0 | 0 | – | 0 |
21 | Internationale samenwerking en ontwikkeling | 3 587 | 3 344 | 16 | 133 | 3 493 | 97 % | 21 | 0 | 70 | 91 | 1 | 2 | – | 3 |
22 | Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen | 3 683 | 3 007 | 10 | 317 | 3 334 | 91 % | 11 | – | 52 | 62 | 284 | 2 | – | 286 |
23 | Humanitaire hulp en civiele bescherming | 2 277 | 1 637 | 6 | 360 | 2 002 | 88 % | 7 | 86 | 173 | 265 | 9 | 1 | – | 10 |
24 | Fraudebestrijding | 92 | 72 | 6 | – | 78 | 84 % | 7 | 5 | 0 | 12 | 1 | 2 | – | 2 |
25 | Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie | 237 | 194 | 13 | 6 | 213 | 90 % | 15 | 0 | 6 | 21 | 0 | 2 | – | 3 |
26 | Administratie van de Commissie | 1 323 | 879 | 135 | 83 | 1 097 | 83 % | 121 | – | 97 | 218 | 1 | 8 | – | 8 |
27 | Begroting | 75 | 53 | 7 | 4 | 63 | 85 % | 6 | – | 5 | 11 | 0 | 0 | – | 0 |
28 | Audit | 20 | 18 | 1 | 1 | 19 | 94 % | 1 | – | 1 | 1 | 0 | 0 | – | 0 |
29 | Statistieken | 154 | 123 | 4 | 6 | 134 | 87 % | 5 | – | 15 | 20 | 0 | 1 | – | 1 |
30 | Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven | 1 685 | 1 684 | – | 0 | 1 684 | 100 % | – | – | 0 | 0 | 0 | – | – | 0 |
31 | Talendiensten | 475 | 381 | 16 | 37 | 435 | 92 % | 15 | – | 25 | 39 | 0 | 1 | – | 1 |
32 | Energie | 1 716 | 1 549 | 5 | 67 | 1 621 | 94 % | 5 | 0 | 71 | 76 | 15 | 1 | 3 | 19 |
33 | Justitie en consumentenzaken | 245 | 222 | 3 | 4 | 229 | 94 % | 4 | – | 5 | 9 | 6 | 1 | – | 7 |
34 | Klimaatactie | 82 | 64 | 3 | 1 | 68 | 83 % | 4 | 0 | 1 | 4 | 9 | 1 | – | 9 |
40 | Reserves | 21 | – | – | – | – | 0 % | – | – | – | – | 21 | – | – | 21 |
90 | Overige instellingen | 4 683 | 3 247 | 423 | 305 | 3 975 | 85 % | 474 | – | 128 | 602 | 57 | 49 | – | 106 |
Totaal | 148 069 | 130 164 | 1 236 | 5 016 | 136 416 | 92 % | 1 098 | 557 | 5 062 | 6 717 | 4 823 | 109 | 3 | 4 936 |
4.9.BELEIDSGEBIED: ONTWIKKELING VAN DE NOG BETAALBAAR TE STELLEN VASTLEGGINGEN (RAL)
in miljoen EUR | ||||||||||
RAL eind vorig jaar | Vastleggingen van het jaar | Totaal vastleggingen | ||||||||
Beleidsgebied | Van vorig jaar overgedragen vastleggingen | Vrijmakingen/ herwaarderingen/ annuleringen | Betalingen | Nog betaalbaar te stellen vastleggingen per jaareinde | Vastleggingen tijdens het jaar | Betalingen | Annulering van niet-overdraagbare vastleggingen | Nog betaalbaar te stellen vastleggingen per jaareinde | uitstaand aan het einde van het jaar | |
01 | Economische en financiële zaken | 1 884 | (28) | (1 127) | 728 | 2 534 | (401) | – | 2 133 | 2 861 |
02 | Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf | 2 179 | (26) | (1 145) | 1 008 | 2 409 | (768) | (1) | 1 640 | 2 648 |
03 | Concurrentie | 9 | (1) | (8) | – | 105 | (97) | – | 8 | 8 |
04 | Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie | 33 275 | (438) | (8 516) | 24 321 | 13 367 | (357) | (0) | 13 010 | 37 331 |
05 | Landbouw en plattelandsontwikkeling | 25 424 | (1 340) | (12 274) | 11 810 | 63 466 | (44 756) | (0) | 18 710 | 30 520 |
06 | Mobiliteit en vervoer | 5 883 | (114) | (1 528) | 4 241 | 4 281 | (723) | – | 3 558 | 7 799 |
07 | Milieu | 1 118 | (2) | (275) | 841 | 458 | (117) | – | 341 | 1 182 |
08 | Onderzoek en innovatie | 12 813 | (107) | (3 844) | 8 863 | 6 386 | (1 937) | (0) | 4 449 | 13 312 |
09 | Communicatienetwerken, inhoud en technologie | 3 365 | (20) | (1 488) | 1 856 | 1 936 | (961) | (0) | 975 | 2 832 |
10 | Eigen onderzoek | 174 | (19) | (100) | 55 | 510 | (369) | (0) | 141 | 196 |
11 | Maritieme zaken en visserij | 2 201 | (53) | (409) | 1 740 | 1 071 | (180) | (0) | 891 | 2 630 |
12 | Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie | 12 | (2) | (7) | 3 | 87 | (78) | (0) | 9 | 13 |
13 | Regionaal beleid en stadsontwikkeling | 92 788 | (286) | (28 491) | 64 010 | 36 139 | (631) | (0) | 35 508 | 99 518 |
14 | Belastingen en Douane-unie | 125 | (6) | (73) | 45 | 171 | (88) | – | 83 | 128 |
15 | Onderwijs en cultuur | 2 801 | (52) | (1 256) | 1 494 | 3 249 | (2 099) | (0) | 1 150 | 2 644 |
16 | Communicatie | 56 | (3) | (49) | 4 | 211 | (153) | (0) | 58 | 62 |
17 | Gezondheid en voedselveiligheid | 503 | (46) | (264) | 193 | 573 | (286) | – | 287 | 480 |
18 | Migratie en binnenlandse zaken | 2 596 | (168) | (1 096) | 1 332 | 3 505 | (1 297) | – | 2 207 | 3 539 |
19 | Instrumenten voor het buitenlands beleid | 905 | (46) | (339) | 520 | 689 | (278) | (0) | 410 | 930 |
20 | Handel | 20 | (1) | (13) | 6 | 109 | (94) | – | 16 | 22 |
21 | Internationale samenwerking en ontwikkeling | 9 572 | (278) | (2 937) | 6 358 | 3 349 | (557) | (0) | 2 792 | 9 150 |
22 | Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen | 11 606 | (306) | (2 547) | 8 753 | 4 904 | (787) | (0) | 4 117 | 12 870 |
23 | Humanitaire hulp en civiele bescherming | 827 | (5) | (542) | 279 | 2 231 | (1 460) | – | 770 | 1 050 |
24 | Fraudebestrijding | 30 | (2) | (19) | 9 | 79 | (59) | – | 20 | 29 |
25 | Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie | 15 | (2) | (13) | – | 216 | (200) | – | 16 | 16 |
26 | Administratie van de Commissie | 185 | (9) | (169) | 8 | 1 104 | (928) | – | 176 | 184 |
27 | Begroting | 7 | (0) | (7) | – | 64 | (56) | – | 8 | 8 |
28 | Audit | 1 | (0) | (1) | – | 19 | (18) | – | 1 | 1 |
29 | Statistieken | 115 | (7) | (50) | 57 | 145 | (83) | (0) | 62 | 119 |
30 | Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven | – | – | – | – | 1 684 | (1 684) | – | – | – |
31 | Talendiensten | 17 | (1) | (16) | – | 437 | (418) | – | 19 | 19 |
32 | Energie | 6 225 | (309) | (1 325) | 4 590 | 1 446 | (296) | – | 1 150 | 5 740 |
33 | Justitie en consumentenzaken | 224 | (4) | (91) | 129 | 259 | (138) | – | 121 | 250 |
34 | Klimaatactie | 168 | (1) | (43) | 124 | 138 | (25) | – | 113 | 237 |
90 | Overige instellingen | 570 | (143) | (420) | 7 | 3 979 | (3 555) | 0 | 424 | 431 |
Totaal | 217 693 | (3 825) | (70 482) | 143 386 | 161 310 | (65 935) | (3) | 95 373 | 238 759 |
4.10.BELEIDSGEBIED: RAL NAAR JAAR VAN OORSPRONG
in miljoen EUR | ||||||||||
Beleidsgebied | < 2010 | 2010 | 2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2016 | Totaal | |
01 | Economische en financiële zaken | 11 | 0 | – | 117 | 244 | 10 | 346 | 2 133 | 2 861 |
02 | Interne markt, industrie, ondernemerschap en midden- en kleinbedrijf | 13 | 11 | 29 | 93 | 86 | 144 | 633 | 1 640 | 2 648 |
03 | Concurrentie | – | – | – | – | – | – | 0 | 8 | 8 |
04 | Werkgelegenheid, sociale zaken en inclusie | 382 | 6 | 265 | 420 | 4 112 | 4 118 | 15 018 | 13 010 | 37 331 |
05 | Landbouw en plattelandsontwikkeling | 34 | – | – | 2 | 868 | 985 | 9 921 | 18 710 | 30 520 |
06 | Mobiliteit en vervoer | 100 | 64 | 249 | 508 | 571 | 1 321 | 1 430 | 3 558 | 7 799 |
07 | Milieu | 80 | 58 | 68 | 98 | 137 | 181 | 217 | 341 | 1 182 |
08 | Onderzoek en innovatie | 77 | 112 | 318 | 705 | 1 686 | 2 835 | 3 129 | 4 449 | 13 312 |
09 | Communicatienetwerken, inhoud en technologie | 29 | 16 | 37 | 141 | 298 | 615 | 721 | 975 | 2 832 |
10 | Eigen onderzoek | 9 | 2 | 1 | 1 | 11 | 11 | 19 | 141 | 196 |
11 | Maritieme zaken en visserij | 85 | 0 | 13 | 27 | 286 | 26 | 1 302 | 891 | 2 630 |
12 | Financiële stabiliteit, financiële diensten en kapitaalmarktenunie | – | – | – | – | 0 | 1 | 3 | 9 | 13 |
13 | Regionaal beleid en stadsontwikkeling | 1 022 | 1 | 8 | 825 | 14 947 | 5 750 | 41 459 | 35 508 | 99 518 |
14 | Belastingen en Douane-unie | – | – | 0 | 0 | 1 | 11 | 32 | 83 | 128 |
15 | Onderwijs en cultuur | 83 | 26 | 66 | 128 | 220 | 436 | 535 | 1 150 | 2 644 |
16 | Communicatie | – | – | 0 | 0 | 0 | 0 | 4 | 58 | 62 |
17 | Gezondheid en voedselveiligheid | 14 | 3 | 5 | 10 | 15 | 52 | 93 | 287 | 480 |
18 | Migratie en binnenlandse zaken | 45 | 46 | 67 | 158 | 322 | 111 | 583 | 2 207 | 3 539 |
19 | Instrumenten voor het buitenlands beleid | 12 | 5 | 11 | 38 | 55 | 168 | 231 | 410 | 930 |
20 | Handel | – | – | 0 | 0 | 1 | 1 | 4 | 16 | 22 |
21 | Internationale samenwerking en ontwikkeling | 227 | 219 | 331 | 699 | 1 237 | 1 525 | 2 120 | 2 792 | 9 150 |
22 | Nabuurschap en uitbreidingsonderhandelingen | 414 | 290 | 473 | 993 | 1 507 | 2 037 | 3 039 | 4 117 | 12 870 |
23 | Humanitaire hulp en civiele bescherming | 22 | 25 | 24 | 23 | 22 | 28 | 135 | 770 | 1 050 |
24 | Fraudebestrijding | – | – | – | 0 | 1 | 3 | 6 | 20 | 29 |
25 | Beleidscoördinatie en juridisch advies van de Commissie | – | – | – | – | – | – | 0 | 16 | 16 |
26 | Administratie van de Commissie | – | – | – | – | 2 | 1 | 4 | 176 | 184 |
27 | Begroting | – | – | – | – | – | – | (0) | 8 | 8 |
28 | Audit | – | – | – | – | – | – | – | 1 | 1 |
29 | Statistieken | – | – | 0 | 0 | 3 | 17 | 37 | 62 | 119 |
30 | Pensioenen en daarmee samenhangende uitgaven | – | – | – | – | – | – | – | – | – |
31 | Talendiensten | – | – | – | – | – | – | (0) | 19 | 19 |
32 | Energie | 225 | 491 | 142 | 496 | 1 273 | 1 053 | 910 | 1 150 | 5 740 |
33 | Justitie en consumentenzaken | 0 | 0 | 4 | 6 | 13 | 36 | 70 | 121 | 250 |
34 | Klimaatactie | – | – | – | – | 1 | 54 | 69 | 113 | 237 |
90 | Overige instellingen | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 431 | 431 |
2 884 | 1 376 | 2 111 | 5 488 | 27 920 | 21 530 | 82 069 | 95 380 | 238 759 |
5.UITVOERING VAN DE BEGROTING PER INSTELLING
5.1.UITVOERING VAN DE ONTVANGSTENZIJDE VAN DE BEGROTING
in miljoen EUR | ||||||||||
Begrotingskredieten | Vastgestelde rechten | Ontvangsten | Ontvang-sten als % van de begroting | Nog te ontvangen | ||||||
Instelling | Oor-spronkelijk goed-gekeurde begroting | Definitief goed-gekeurde begroting | Lopend jaar | Overge-dragen | Totaal | Op rechten van lopend jaar | Op overge-dragen rechten | Totaal | ||
Commissie | 143 548 | 136 305 | 143 854 | 7 119 | 150 972 | 141 804 | 2 285 | 144 089 | 106 % | 6 883 |
Comité van de Regio's | 8 | 8 | 11 | – | 11 | 11 | – | 11 | 133 % | 0 |
Europese Rekenkamer | 20 | 20 | 20 | 0 | 20 | 20 | 0 | 20 | 99 % | 0 |
Hof van Justitie | 52 | 52 | 50 | 0 | 50 | 50 | 0 | 50 | 97 % | 0 |
Economisch en Sociaal Comité | 11 | 11 | 15 | – | 15 | 15 | – | 15 | 142 % | – |
Europese Raad en Raad | 50 | 50 | 76 | 3 | 79 | 75 | 2 | 78 | 154 % | 2 |
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming | 1 | 1 | 1 | – | 1 | 1 | – | 1 | 95 % | – |
Europese Dienst voor extern optreden | 41 | 41 | 269 | 1 | 269 | 268 | 1 | 268 | 659 % | 1 |
Europees Parlement | 153 | 153 | 186 | 19 | 205 | 181 | 2 | 183 | 119 % | 22 |
Europese Ombudsman | 1 | 1 | 1 | – | 1 | 1 | – | 1 | 91 % | – |
Totaal | 143 885 | 136 642 | 144 483 | 7 141 | 151 624 | 142 427 | 2 290 | 144 717 | 106 % | 6 907 |
Net als in de voorbije jaren is de uitvoering van de begroting van alle instellingen opgenomen in de geconsolideerde verslagen over de uitvoering van de algemene begroting van de EU, aangezien binnen de EU-begroting een afzonderlijke begroting voor iedere instelling is vastgesteld. Agentschappen hebben geen afzonderlijke begroting binnen de EU-begroting en zij worden gedeeltelijk gefinancierd met een begrotingssubsidie van de Commissie.
Wat de EDEO betreft, zij opgemerkt dat deze dienst naast zijn eigen begroting ook bijdragen van de Commissie (140 miljoen EUR; 2015: 138 miljoen EUR) en het EOF (44 miljoen EUR; 2015: 61 miljoen EUR) ontvangt. Deze begrotingskredieten worden ter beschikking gesteld van de EDEO (als bestemmingsontvangsten), in de eerste plaats ter dekking van de kosten van de personeelsleden van de Commissie die in de EU-delegaties werken. Deze delegaties worden administratief beheerd door de EDEO.
5.2.BESTEDING VAN DE VASTLEGGINGSKREDIETEN
in miljoen EUR | |||||||||||||
Gedane vastleggingen | Naar 2017 overgedragen kredieten | Vervallen kredieten | |||||||||||
Instelling | Totaal beschikbare kredieten | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | van be-stem-mings-ont-vang-sten | Totaal | % | Van be-stem-mings-ont-vang-sten | Over-drachten bij besluit | Totaal | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van be-stem-mings-ontvang-sten | Totaal |
1 | 2 | 3 | 4 | 5=2+3+4 | 6=5/1 | 7 | 8 | 9=7+8 | 10 | 11 | 12 | 13=10+ 11+12 | |
Commissie | 162 569 | 150 699 | 778 | 5 854 | 157 332 | 97 % | 4 416 | 575 | 4 991 | 224 | 22 | – | 246 |
Comité van de Regio’s | 93 | 89 | – | 2 | 91 | 98 % | 0 | – | 0 | 1 | – | 0 | 1 |
Europese Rekenkamer | 138 | 136 | – | 0 | 136 | 99 % | 0 | – | 0 | 1 | – | 0 | 1 |
Hof van Justitie | 382 | 373 | – | 1 | 374 | 98 % | 1 | – | 1 | 7 | – | 0 | 7 |
Economisch en Sociaal Comité | 135 | 127 | – | 4 | 131 | 97 % | 0 | – | 0 | 4 | – | 0 | 4 |
Europese Raad en Raad | 591 | 519 | 2 | 21 | 541 | 92 % | 23 | – | 23 | 26 | 0 | 0 | 26 |
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming | 9 | 9 | – | – | 9 | 95 % | – | – | – | 1 | – | 0 | 1 |
Europese Dienst voor extern optreden | 877 | 634 | 1 | 200 | 835 | 95 % | 40 | – | 40 | 2 | 0 | 0 | 2 |
Europees Parlement | 1 886 | 1 824 | – | 26 | 1 850 | 98 % | 21 | – | 21 | 15 | – | 0 | 15 |
Europese Ombudsman | 11 | 10 | – | – | 10 | 95 % | – | – | – | 0 | – | 0 | 0 |
Totaal | 166 690 | 154 421 | 781 | 6 108 | 161 310 | 97 % | 4 502 | 575 | 5 077 | 281 | 22 | – | 303 |
5.3.BESTEDING VAN DE BETALINGSKREDIETEN
Gedane betalingen | Naar 2017 overgedragen kredieten | Vervallen kredieten | ||||||||||||
Instelling | Totaal beschikbare kredieten | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van be-stem-mings-ontvang-sten | Totaal | % | Automa-tische over-drachten | Over-drachten bij besluit | Van be-stem-mings-ontvang-sten | Totaal | Van definitief goed-gekeurde begroting | Van over-drachten | Van be-stem-mings-ontvang-sten | Totaal |
1 | 2 | 3 | 4 | 5=2+3+4 | 6=5/1 | 7 | 8 | 9 | 10=7+8+9 | 11 | 12 | 13 | 14=11+ 12+13 | |
Commissie | 143 386 | 126 917 | 813 | 4 711 | 132 442 | 92 % | 624 | 557 | 4 934 | 6 115 | 4 766 | 60 | 3 | 4 830 |
Comité van de Regio’s | 102 | 81 | 7 | 2 | 90 | 89 % | 8 | – | 0 | 9 | 1 | 1 | 0 | 3 |
Europese Rekenkamer | 147 | 127 | 9 | 0 | 136 | 92 % | 9 | – | 0 | 9 | 1 | 1 | 0 | 2 |
Hof van Justitie | 401 | 351 | 18 | 1 | 370 | 92 % | 22 | – | 1 | 23 | 7 | 2 | 0 | 9 |
Economisch en Sociaal Comité | 145 | 119 | 7 | 3 | 129 | 89 % | 8 | – | 1 | 9 | 4 | 4 | 0 | 7 |
Europese Raad en Raad | 636 | 457 | 38 | 20 | 515 | 81 % | 62 | – | 23 | 86 | 26 | 9 | 0 | 35 |
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming | 10 | 8 | 1 | – | 9 | 84 % | 1 | – | – | 1 | 1 | 0 | 0 | 1 |
Europese Dienst voor extern optreden | 968 | 557 | 75 | 185 | 816 | 84 % | 77 | – | 62 | 139 | 2 | 11 | – | 13 |
Europees Parlement | 2 262 | 1 539 | 268 | 94 | 1 900 | 84 % | 285 | – | 40 | 325 | 15 | 21 | 0 | 36 |
Europese Ombudsman | 11 | 9 | 1 | – | 10 | 86 % | 1 | – | – | 1 | 0 | 0 | 0 | 1 |
Totaal | 148 069 | 130 164 | 1 236 | 5 016 | 136 416 | 92 % | 1 098 | 557 | 5 062 | 6 717 | 4 823 | 109 | 3 | 4 936 |
6.UITVOERING VAN DE BEGROTING VAN DE AGENTSCHAPPEN
6.1.BEGROTINGSONTVANGSTEN
in miljoen EUR | |||
Agentschap | Financiering van de Commissie (beleidsterrein) | Definitief goed-gekeurde begroting | Ontvangen bedragen |
Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators - ACER | 6 | 16 | 16 |
Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie - Berec | 9 | 4 | 4 |
Communautair Bureau voor plantenrassen - CPVO | 17 | 16 | 13 |
Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding - CHAFEA | 17 | 9 | 9 |
Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur - EACEA | 15 | 49 | 49 |
Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk - EU-OSHA | 4 | 15 | 15 |
Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - eu-LISA | 18 | 80 | 97 |
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken - EASO | 18 | 53 | 53 |
Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart - EASA | 6 | 193 | 140 |
Europese Bankautoriteit - EBA | 12 | 36 | 37 |
Europees Grens- en kustwachtagentschap - Frontex | 18 | 233 | 252 |
Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding - ECDC | 17 | 58 | 58 |
Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding - CEDEFOP | 15 | 18 | 18 |
Europees Agentschap voor chemische stoffen - ECHA | 2 | 103 | 105 |
Europees Milieuagentschap - EEA | 7 | 42 | 57 |
Europees Bureau voor visserijcontrole -EFCA | 11 | 10 | 10 |
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid - EFSA | 17 | 79 | 79 |
Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden - Eurofound | 4 | 21 | 21 |
Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) | 6 | 29 | 223 |
Europees Instituut voor gendergelijkheid - EIGE | 4 | 8 | 8 |
Europees Instituut voor innovatie en technologie - EIT | 15 | 264 | 264 |
Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen - Eiopa | 12 | 22 | 22 |
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid - EMSA | 6 | 71 | 71 |
Europees Geneesmiddelenbureau - EMA | 2 | 308 | 305 |
Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving - EMCDDA | 18 | 15 | 15 |
Europol | 18 | 104 | 117 |
Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad - ERCEA | 8 | 43 | 43 |
Europese Autoriteit voor effecten en markten - ESMA | 12 | 39 | 39 |
Europese Stichting voor opleiding - ETF | 15 | 20 | 20 |
Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten - FRA | 18 | 22 | 22 |
Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving - Cepol | 18 | 9 | 10 |
Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging - ENISA | 9 | 11 | 11 |
Europees Spoorwegbureau | 6 | 28 | 28 |
Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie - EUIPO | 12 | 418 | 231 |
EU-agentschap voor justitiële samenwerking - Eurojust | 33 | 44 | 44 |
Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen - EASME | 6 | 36 | 36 |
Fusion for Energy - F4E | 8 | 720 | 724 |
Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken - INEA | 6 | 22 | 22 |
Uitvoerend Agentschap onderzoek - REA | 8 | 60 | 60 |
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie | 15 | 51 | 42 |
Totaal | 3 377 | 3 389 |
in miljoen EUR | ||
Soort ontvangsten | Definitief goed-gekeurde begroting | Ontvangen bedragen |
Subsidie van de Commissie | 1 524 | 1 540 |
Inkomsten uit heffingen | 642 | 638 |
Overige inkomsten | 1 211 | 1 211 |
Totaal | 3 377 | 3 389 |
6.2.VASTLEGGINGS- EN BETALINGSKREDIETEN PER AGENTSCHAP
in miljoen EUR | ||||
Vastleggingskredieten | Betalingskredieten | |||
Agentschap | Totaal beschikbare kredieten | Gedane vastleggingen | Totaal beschikbare kredieten | Gedane betalingen |
Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) | 16 | 16 | 18 | 12 |
Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie - Berec | 4 | 4 | 5 | 4 |
Communautair Bureau voor plantenrassen - CPVO | 18 | 17 | 17 | 15 |
Uitvoerend Agentschap voor consumenten, gezondheid, landbouw en voeding - CHAFEA | 9 | 9 | 10 | 8 |
Uitvoerend Agentschap onderwijs, audiovisuele media en cultuur - EACEA | 49 | 48 | 54 | 47 |
Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op het werk - EU-OSHA | 17 | 16 | 21 | 15 |
Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht - eu-LISA | 85 | 80 | 104 | 94 |
Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken - EASO | 66 | 53 | 55 | 35 |
Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart - EASA | 220 | 160 | 226 | 144 |
Europese Bankautoriteit - EBA | 36 | 35 | 40 | 35 |
Europees Grens- en kustwachtagentschap - Frontex | 256 | 244 | 300 | 199 |
Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding - ECDC | 59 | 58 | 69 | 56 |
Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding - CEDEFOP | 19 | 19 | 20 | 18 |
Europees Agentschap voor chemische stoffen - ECHA | 113 | 110 | 124 | 106 |
Europees Milieuagentschap - EEA | 69 | 64 | 74 | 50 |
Europees Bureau voor visserijcontrole -EFCA | 10 | 10 | 11 | 9 |
Europese Autoriteit voor voedselveiligheid - EFSA | 80 | 80 | 88 | 79 |
Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden - Eurofound | 21 | 21 | 24 | 20 |
Agentschap voor het Europees wereldwijd satellietnavigatiesysteem (GNSS) | 3 331 | 1 104 | 626 | 139 |
Europees Instituut voor gendergelijkheid - EIGE | 8 | 8 | 10 | 8 |
Europees Instituut voor innovatie en technologie - EIT | 285 | 271 | 267 | 265 |
Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen - Eiopa | 22 | 22 | 25 | 22 |
Europees Agentschap voor maritieme veiligheid - EMSA | 80 | 72 | 82 | 66 |
Europees Geneesmiddelenbureau - EMA | 314 | 301 | 347 | 294 |
Europees Waarnemingscentrum voor drugs en drugsverslaving - EMCDDA | 16 | 16 | 17 | 16 |
Europol | 122 | 115 | 133 | 112 |
Uitvoerend Agentschap Europese Onderzoeksraad - ERCEA | 43 | 43 | 45 | 43 |
Europese Autoriteit voor effecten en markten - ESMA | 42 | 40 | 47 | 38 |
Europese Stichting voor opleiding - ETF | 21 | 21 | 21 | 21 |
Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten - FRA | 22 | 22 | 28 | 22 |
Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving - Cepol | 10 | 9 | 11 | 9 |
Agentschap van de Europese Unie voor netwerk- en informatiebeveiliging - ENISA | 11 | 11 | 12 | 10 |
Europees Spoorwegbureau | 28 | 28 | 30 | 28 |
Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie - EUIPO | 450 | 238 | 453 | 214 |
EU-agentschap voor justitiële samenwerking - Eurojust | 44 | 44 | 47 | 39 |
Uitvoerend Agentschap voor kleine en middelgrote ondernemingen - EASME | 36 | 36 | 41 | 36 |
Fusion for Energy - F4E | 764 | 763 | 730 | 716 |
Uitvoerend Agentschap innovatie en netwerken - INEA | 22 | 22 | 23 | 22 |
Uitvoerend Agentschap onderzoek - REA | 60 | 60 | 63 | 59 |
Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie | 51 | 45 | 55 | 46 |
Totaal | 6 926 | 4 330 | 4 376 | 3 169 |
in miljoen EUR | ||||
Vastleggingskredieten | Betalingskredieten | |||
Soort uitgaven | Totaal beschikbare kredieten | Gedane vastleggingen | Totaal beschikbare kredieten | Gedane betalingen |
Personeel | 1 054 | 1 033 | 1 069 | 1 029 |
Administratieve uitgaven | 367 | 341 | 431 | 330 |
Operationele uitgaven | 5 505 | 2 956 | 2 875 | 1 811 |
Totaal | 6 926 | 4 330 | 4 376 | 3 169 |
VERKLARENDE BEGRIPPENLIJST
Aan het dienstjaar toegerekende pensioenkosten
De toename van de verplichtingen die voortvloeien uit de regeling in het lopende begrotingsjaar.
Actuariële veronderstellingen
Hypothesen gebruikt voor de berekening van de kosten van toekomstige gebeurtenissen die van invloed zijn op de pensioenverplichtingen.
Actuariële winsten en verliezen
Voor pensioenregelingen op basis van toegezegde uitkeringen, de wijzigingen in actuariële tekorten of overschotten. Zij ontstaan als gevolg van verschillen tussen de eerdere actuariële veronderstellingen en daadwerkelijke gebeurtenissen en als gevolg van de effecten van wijzigingen in actuariële veronderstellingen.
Administratieve kredieten
Administratieve kredieten dienen ter dekking van de huishoudelijke uitgaven van de instellingen en entiteiten (personeel, gebouwen, kantoorapparatuur).
Annulering van kredieten
Ongebruikte kredieten die niet meer mogen worden gebruikt.
Begrotingsonderdeel
De begroting is gestructureerd in ontvangsten en uitgaven die worden weergegeven overeenkomstig een bindende nomenclatuur die de door de begrotingsautoriteit vastgestelde aard en het doel van elk onderdeel weerspiegelt. De afzonderlijke rubrieken (titel, hoofdstuk, artikel of post) vormen een formele beschrijving van de nomenclatuur.
Bestemmingsontvangsten
Specifieke ontvangsten bestemd voor de financiering van welbepaalde uitgaven. De belangrijkste externe bestemmingsontvangsten zijn de financiële bijdragen van derde landen aan programma’s die door de Unie worden gefinancierd. De belangrijkste interne bestemmingsontvangsten zijn de van derden ontvangen betalingen voor goederen, diensten en werkzaamheden die op hun verzoek zijn geleverd; ontvangsten uit de terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen en de opbrengsten van de verkoop van publicaties en films, inclusief die op elektronische drager.
Betalingskredieten
Betalingskredieten dekken uitgaven die in het lopende jaar moeten worden gedaan uit hoofde van juridische verplichtingen van het lopende en/of eerdere jaren.
Bij de lidstaten op te vragen bedragen
Tijdens de verslagperiode gedane uitgaven die moeten worden gefinancierd uit toekomstige begrotingen, d.w.z. door de EU-lidstaten. Dit is een gevolg van het naast elkaar bestaan van een boekhouding op transactiebasis en een begroting op kasbasis.
Derivaten
Financieel instrument waarvan de waarde gekoppeld is aan de ontwikkeling van de waarde van een ander financieel instrument, een index of een goed. In tegenstelling tot de houder van een primair financieel instrument (bijvoorbeeld een overheidsobligatie), die een onvoorwaardelijk recht heeft om geldmiddelen (of andere economische voordelen) te ontvangen in de toekomst, heeft de houder van een derivaat slechts een beperkt recht op een dergelijk voordeel. Een voorbeeld van een derivaat is een valutatermijncontract.
Direct beheer
Wijze van uitvoering van de begroting. Bij direct beheer geschiedt de uitvoering van de begroting rechtstreeks door de diensten van de Commissie, uitvoerende agentschappen of trustfondsen.
Disconteringsvoet
Percentage toegepast om rekening te houden met de tijdswaarde van geld. Discontering is een techniek die wordt gebruikt om kosten en baten te vergelijken die zich in verschillende perioden voordoen.
Doorhaling
Een handeling waarbij een eerdere vastlegging (of een deel daarvan) wordt geschrapt.
Effectieve rentevoet
De rentevoet waarmee de geraamde toekomstige contante ontvangsten of betalingen tijdens de verwachte looptijd van het financiële actief of de financiële verplichting wordt verdisconteerd tot de nettoboekwaarde van het actief of de verplichting.
Eigen middelen
De belangrijkste financieringsbron voor de instellingen en organen van de EU, zoals omschreven in de eigenmiddelenverordening nr. 609/2014. De eigen middelen bestaan uit op het bni gebaseerde middelen, btw-middelen en de traditionele eigen middelen.
Financiële activa of passiva gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in overschot of tekort
Alle financiële activa of passiva die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde als overschot of tekort voor de periode moeten worden geboekt (bv. derivaten).
Financiële correctie
Financiële correcties dienen om de EU-begroting te beschermen tegen onterechte of onregelmatige uitgaven. Voor uitgaven onder gedeeld beheer ligt de verantwoordelijkheid voor het terugvorderen van ten onrechte verrichte betalingen in de eerste plaats bij de lidstaat.
Een „bevestigde” financiële correctie is een correctie die door de betrokken lidstaat is aanvaard. Een „vastgestelde” financiële correctie is bij besluit van de Commissie goedgekeurd en is altijd een nettocorrectie, d.w.z. dat de lidstaat verplicht is de onregelmatige sommen aan de EU-begroting terug te storten en de aan de betrokken lidstaat toegewezen middelen definitief worden gekort. Bevestigde en vastgestelde financiële correcties worden in dit verslag als één categorie beschouwd.
De financiële correctie is “uitgevoerd” wanneer de vastgestelde onregelmatigheid is rechtgezet.
Gedeeld beheer
Wijze van uitvoering van de begroting. Bij gedeeld beheer worden bepaalde taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Ongeveer 80 % van de EU-uitgaven valt onder deze wijze van uitvoering.
Gewijzigde begroting
Tijdens het begrotingsjaar genomen besluit tot wijziging (verhoging, verlaging, overschrijving) van onderdelen van de goedgekeurde begroting van dat jaar.
Goedgekeurde begroting
De ontwerpbegroting wordt de goedgekeurde begroting zodra de begrotingsautoriteit ermee heeft ingestemd.
Indirect beheer
Wijze van uitvoering van de begroting. Bij indirect beheer vertrouwt de Commissie taken tot uitvoering van de begroting toe aan organen van EU- of nationaal recht.
Jaarlijks activiteitenverslag (AAR)
De jaarlijkse activiteitenverslagen bevatten onder andere de met de activiteiten bereikte resultaten in het licht van de gestelde doelen, de daaraan verbonden risico’s en de vorm van de interne controle. Met ingang van het begrotingsjaar 2001 wat de Europese Commissie betreft en vanaf 2003 voor alle andere EU-instellingen moet de „gedelegeerd ordonnateur” aan zijn instelling verantwoording afleggen over de uitoefening van zijn taken in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag met gegevens over de financiën en het beheer.
Kredieten
De begrotingsmiddelen. De begroting is een prognose van zowel vastleggingen als betalingen (contante of girale betalingen aan de begunstigden). Er is vaak een verschil tussen de kredieten voor vastleggingen en die voor betalingen (de “gesplitste” kredieten) omdat de middelen voor meerjarige programma’s en projecten gewoonlijk volledig worden vastgelegd in het jaar waarin de desbetreffende besluiten worden genomen en de betalingen worden gespreid over een aantal jaren, in het tempo waarin programma’s en projecten worden uitgevoerd. Niet-gesplitste kredieten betreffen administratieve uitgaven, ondersteuning van de landbouwmarkten en rechtstreekse betalingen; vastleggingskredieten en betalingskredieten zijn in dat geval gelijk.
Overdracht van kredieten
Uitzondering op het beginsel van jaarperiodiciteit, waarbij kredieten die in een bepaald begrotingsjaar niet konden worden gebruikt, bij wijze van uitzondering en onder strikte voorwaarden worden overgedragen voor gebruik in het volgende jaar.
Onderbrekingen en opschortingen
Indien de Commissie op basis van haar eigen werkzaamheden of van door de controle-autoriteiten verstrekte informatie constateert dat een lidstaat naliet ernstige gebreken van de beheers- en controlesystemen te verhelpen en/of onregelmatige maar gedeclareerde en gecertificeerde uitgaven te corrigeren, kan zij de betalingen onderbreken of opschorten.
Onregelmatigheid
Onder onregelmatigheid wordt verstaan, iedere handeling die niet in overeenstemming is met de EU-regels en de financiële belangen van de EU kan schaden, voortkomend uit vergissingen begaan door begunstigden die geldmiddelen aanvragen of door de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de betalingen. Is de onregelmatigheid opzettelijk, dan is er sprake van fraude.
Overschrijvingen (tussen begrotingsonderdelen)
Overschrijvingen houden de verplaatsing in van kredieten van het ene begrotingsonderdeel naar het andere in de loop van het begrotingsjaar en vormen dus een uitzondering op het begrotingsspecialiteitsbeginsel. Zij zijn echter uitdrukkelijk toegestaan bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in het Financieel Reglement (FR). Het FR kent verschillende soorten overschrijvingen, al naargelang zij tussen of binnen begrotingstitels, -hoofdstukken, -artikelen en -posten plaatsvinden en het vereiste niveau van goedkeuring.
Preventieve maatregel
Preventieve maatregelen, die ter beschikking van de Commissie staan ter bescherming van de EU-begroting wanneer zij weet heeft van mogelijke tekortkomingen, omvatten opschortingen en onderbrekingen van betalingen uit de EU-begroting aan operationele programma’s.
Regeling met toegezegde uitkeringen
Een pensioen- of andere uittredingsregeling waarbij de pensioenuitkering in het kader van regeling wordt toegezegd onafhankelijk van de te betalen premies en de uitkeringen niet rechtstreeks gekoppeld zijn aan de beleggingen van de regeling. De regeling kan met of zonder kapitaaldekking zijn.
Reste à liquider (RAL — nog betaalbaar te stellen vastleggingen)
De bedragen waarvoor een vastlegging in de begroting is gedaan, maar vervolgens nog geen betaling is verricht. Zij vormen betalingsverplichtingen voor de EU voor de komende jaren en zijn het directe gevolg van de spreiding van programma’s over meerdere jaren en de splitsing in vastleggings- en betalingskredieten.
Traditionele eigen middelen
Inkomsten van de EU die deel uitmaken van de „eigen middelen” waarmee de activiteiten van de EU worden gefinancierd. De traditionele eigen middelen zijn gedefinieerd in Verordening 609/2014 en omvatten douanerechten en suikerheffingen.
Vastlegging
Juridische verbintenissen om financiële middelen te verstrekken mits bepaalde voorwaarden worden nageleefd. De EU verbindt zich ertoe haar aandeel in de kosten van een door de EU gefinancierd project te dragen. De vastleggingen van vandaag geven aanleiding tot de betalingen van morgen. De betalingen van vandaag vinden hun oorsprong in vastleggingen uit het verleden.
Vastleggingskredieten
Vastleggingskredieten dekken de totale kosten van juridische verplichtingen (contracten, subsidieovereenkomsten en -besluiten) die kunnen worden aangegaan in het lopende begrotingsjaar.
Voorfinanciering
Betaling die ten doel heeft de begunstigde te voorzien van een voorschot. Zij kan worden opgesplitst in een aantal betalingen overeenkomstig het desbetreffende contract, besluit, overeenkomst of basisrechtshandeling. Het voorschot wordt gebruikt voor het doel waarvoor het gedurende de in de overeenkomst vastgestelde periode is verstrekt of terugbetaald.
Vervallen kredieten
Ongebruikte kredieten die op het einde van het begrotingsjaar worden geannuleerd. Vervallen betekent de volledige of gedeeltelijke intrekking van de autorisatie om uitgaven te doen en/of verplichtingen aan te gaan, belichaamd door een krediet.
Voor verkoop beschikbare financiële activa
Alle financiële activa (met uitzondering van derivaten) die volgens de internationale boekhoudnormen voor de overheidssector tegen reële waarde worden gewaardeerd en waarvan de veranderingen in reële waarde in een reserve onder de nettoactiva moeten worden opgenomen tot de verwijdering (of afwaardering).
(1)
Op 29 maart 2017 heeft het Verenigd Koninkrijk formeel kennis gegeven van zijn voornemen zich uit de EU terug te trekken en daarmee het terugtrekkingsproces overeenkomstig artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie in werking gesteld.
(2)
Krachtens het subsidiariteitsbeginsel treedt de Unie slechts op indien en voor zover de doelstellingen van het overwogen optreden onvoldoende door de lidstaten, maar vanwege de schaal of de impact beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt. Het evenredigheidsbeginsel houdt in dat de inhoud en de vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat nodig is om de doelstellingen van de Verdragen te verwezenlijken. Zie artikel 5 VWEU.
(3)
Zie de Mededeling van de Commissie „Europa 2020, een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei”, COM(2010) 2020 definitief van 3 maart 2010.
(4)
Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (2013/C 373/01).
(5)
Bijvoorbeeld de interne controlenormen zijn gebaseerd op de internecontrolebeginselen van COSO 2013.
(6) De term „de Europese Commissie” wordt daarom zowel gebruikt ter aanduiding van de instelling gevormd door de leden van de Commissie — het College, als van de administratie geleid door de directeuren-generaal van de diensten (en de hoofden van andere administratieve structuren zoals diensten, bureaus en uitvoerende agentschappen).
(7)
Voor meer informatie: Europese Commissie, European Economic Forecast, najaar 2017.
(8)
Besluit C(2016) 60/03 van de Commissie van 10.2.2016 betreffende de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije en tot wijziging van Besluit C(2015) 9500 van 24 November 2015.
(9)
Zie de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, Eerste jaarverslag over de faciliteit voor vluchtelingen in Turkije, COM(2017) 130 final definitief van 2.3.2017.