Artikelen bij COM(2018)117 - Antwoorden van de lidstaten op het jaarverslag van de Rekenkamer over 2016 - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2018)117 - Antwoorden van de lidstaten op het jaarverslag van de Rekenkamer over 2016. |
---|---|
document | COM(2018)117 |
datum | 28 februari 2018 |
1 Inleiding
2 Belangrijkste kenmerken van het verslag van de Rekenkamer over 2016
3 Samenvatting van de antwoorden van de lidstaten
3.1 Naleving van de regels en voorschriften
3.2 Prestaties van de EU-begroting
3.3 Follow-up van aanbevelingen van de Rekenkamer
4 Conclusie
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN DE EUROPESE REKENKAMER, DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT
ANTWOORDEN VAN DE LIDSTATEN OP HET JAARVERSLAG VAN DE REKENKAMER OVER 2016
1Inleiding
Op 28 september 2017 heeft de Europese Rekenkamer zijn jaarverslag 2016 1 gepubliceerd, waarna de Commissie in overeenstemming met het Financieel Reglement 2 de betrokken lidstaten onmiddellijk de passages van het verslag heeft doen toekomen betreffende het beheer van de middelen waarvoor zij een bevoegdheid uitoefenen.
De lidstaten werden ook verzocht te antwoorden op een vragenlijst over drie hoofdthema’s: (1) naleving van de regels en voorschriften, (2) rapportage over de prestaties, (3) follow-up van de aanbevelingen van de Rekenkamer.
Dit verslag bevat een samenvatting van de antwoorden van de lidstaten. Het gaat vergezeld van een werkdocument van de diensten van de Commissie met de gedetailleerde antwoorden van de lidstaten.
2Belangrijkste kenmerken van het verslag van de Rekenkamer over 2016
Voor het eerst sinds 1994 heeft de Rekenkamer een gekwalificeerd (en geen afkeurend) oordeel afgegeven over de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen bij de rekeningen van 2016. Dit is het gevolg van een aanzienlijke verbetering van het beheer van de financiën van de EU.
Een significant gedeelte van de uitgaven van 2016 die door de Rekenkamer zijn gecontroleerd, vertoonde geen materieel foutenpercentage, en er was een gestage verbetering van het geraamde foutenpercentage in de gedurende drie jaar uit de EU-begroting uitgevoerde betalingen: van 4,4 % in 2014 tot 3,8 % in 2015 en 3,1 % in 2016. Afgezien van de MFK-rubrieken 5 (Administratie) en 3 (Veiligheid en burgerschap) vertoonden de uitgaven voor alle overige rubrieken nog een materieel foutenpercentage, maar alle desbetreffende afzonderlijke percentages waren in 2016 lager dan in 2015. Cohesie leverde nog steeds de grootste bijdrage aan het algehele foutenpercentage, gevolg door Natuurlijke hulpbronnen, Concurrentievermogen en Europa als wereldspeler. Het aandeel in het globale geschatte foutenpercentage per rubriek van het MFK voor 2016 is weergegeven in figuur 1.
Middelen in de rubrieken landbouw en cohesiebeleid worden hoofdzakelijk uitgevoerd in gedeeld beheer en vormen daarom de kern van de vragen die aan de lidstaten zijn gesteld.
Figuur 1 – Aandeel in het globale geschatte foutenpercentage per rubriek van het MFK voor 2016
Bron: Jaarverslag Rekenkamer 2016
Uit de resultaten van de door de Rekenkamer voor 2016 uitgevoerd controle blijkt tevens dat de rekeningen geen afwijkingen van materieel belang vertoonden. De Rekenkamer heeft daarom, net als in 2007, een goedkeurend oordeel afgegeven over de betrouwbaarheid van de rekeningen.
In het verslag van de Rekenkamer komen verder twee soorten uitgavenprogramma’s (rechtenprogramma’s en kostenvergoedingsregelingen) aan bod die gepaard gaan met duidelijk te onderscheiden risicopatronen. Uit het verslag blijkt dat de voor 2016 geconstateerde fouten voornamelijk subsidiabiliteitsfouten bij kostenvergoedingsregelingen zijn. De fouten in deze categorie bestonden voornamelijk uit de opname van niet-subsidiabele kosten in kostendeclaraties en uit niet-subsidiabele projecten, activiteiten en begunstigden. Bij rechtenprogramma’s bestond de meest voorkomende soort fout uit onjuiste declaraties van arealen door landbouwers. De Rekenkamer heeft evenwel geconstateerd dat subsidiabele arealen nauwkeuriger zijn bepaald dan in voorgaande jaren. Voor 2016 was een belangrijk gevolg daarvan dat de Rekenkamer geen fouten van materieel belang heeft aangetroffen in op rechten gebaseerde uitgaven voor rechtstreekse steun aan landbouwers. Figuur 2 is een weergave van de verdeling van het globale geschatte foutenpercentage over de soorten fouten, als toegepast door de Rekenkamer.
Wat betreft prestaties heeft de Rekenkamer vastgesteld dat de Commissie in vergelijking met de lidstaten en internationale organisaties een enorme hoeveelheid informatie produceert. De Commissie heeft de aanbeveling aanvaard om meer informatie te verstrekken over de herkomst en kwaliteit van de gegevens, indien beschikbaar.
Figuur 2 – Verdeling van de het globale geschatte foutenpercentage over de soorten fouten voor 2016
Bron: Jaarverslag Rekenkamer 2016
3Samenvatting van de antwoorden van de lidstaten
3.1Naleving van de regels en voorschriften
Het jaarverslag van de Rekenkamer voor 2016 geeft een overzicht van de belangrijkste soorten fouten (op basis van de controles door de Rekenkamer) met betrekking tot de twee voornaamste EU-uitgavencategorieën in gedeeld beheer (gemeenschappelijk landbouwbeleid en economische, sociale en territoriale cohesie). De vragen waren erop gericht na te gaan of de lidstaten het eens zijn met de conclusies van de Rekenkamer met betrekking tot de soorten fouten en hun relatieve belang in deze uitgavencategorieën en te bekijken in hoeverre zij maatregelen hebben genomen om dergelijke fouten te voorkomen.
Uit de antwoorden bleek dat de overgrote meerderheid van de lidstaten – rond drie kwart – het eens was met de meest voorkomende foutcategorieën die de Rekenkamer op beide beleidsterreinen had vastgesteld. Zij stemden tevens in met het relatieve belang van de soorten fouten die door de Rekenkamer werden vastgesteld; de mindere mate van instemming wat betreft cohesie (56 %) ten opzichte van plattelandsontwikkeling (67 %) is te wijten aan de enigszins afwijkende fouttypologieën die voor het eerstgenoemde beleidsterrein worden gehanteerd. Figuur 3 bevat details over de antwoorden van de lidstaten.
Figuur 3 – Perceptie van de lidstaten betreffende de conclusie van de Rekenkamer over de meest voorkomende soorten fouten
Bent u het ermee eens dat dit de meest voorkomende soorten fouten zijn?
Bent u het eens met het relatieve belang van deze soorten fouten?
* Een aantal lidstaten gaf afzonderlijke antwoorden voor het Efro en het ESF.
Sommige lidstaten wezen verder op andere soorten fouten die zij vaak aantreffen op deze beleidsterreinen. Estland wees erop dat onregelmatigheden met betrekking tot staatssteun dikwijls grote financiële gevolgen hebben; Finland wees op kostenoverschrijdingen. Hongarije noemde drie andere categorieën: het niet aantonen dat marktprijzen worden aangehouden, dubbele financiering van projecten en inbreuken op goed financieel beheer. Met betrekking tot plattelandsontwikkeling wees Oostenrijk op het risico op niet-naleving van de voorwaarden die gelden voor bijstand en meerjarige verbintenissen.
Wat betreft het relatieve belang van de foutencategorieën gaven veel lidstaten (bijvoorbeeld Bulgarije, Tsjechië, Estland en Ierland) aan dat het belangrijkste type tekortkoming blijft bestaan uit de niet-naleving van de regels voor openbare aanbestedingen.
Enkele lidstaten gaven gedetailleerde beschrijvingen van de maatregelen die zij hebben getroffen om dergelijke fouten te voorkomen. Daaruit blijkt dat inspecties en controles worden uitgevoerd op het niveau van de beheers- en certificeringsautoriteiten in overeenstemming met de desbetreffende sectorale wetgeving inzake het gebruik van de instrumenten. In de antwoorden wordt dikwijls vermeld dat de beheersautoriteiten handboeken hebben opgesteld met het reglement dat van toepassing is op de interne controlesystemen voor de uitvoering en het beheer van operationele programma's overeenkomstig deze regels. De auditautoriteiten maken gebruik van strategieën voor controles ter plaatse van activiteiten en voor systeemaudits met het oog op de opsporing van fouten in het beheer van activiteiten die in het kader van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF) worden uitgevoerd.
Veel lidstaten maken melding van de vereenvoudiging van regels inzake steunregelingen en het gebruik van vereenvoudigde kostenopties teneinde het veelvuldig optreden van fouten aan te pakken. Bijna alle respondenten wezen op het nut van het organiseren van opleidingen voor bemiddelende instanties en begunstigden bij de bekendmaking van oproepen om ervoor te zorgen dat de wettelijke eisen bekend zijn. In Spanje beoordelen de beheersautoriteiten de capaciteiten van de bemiddelende instanties voordat zij taken aan deze instanties toewijzen.
In verband met het cohesiebeleid werden veel maatregelen genoemd die zijn gericht op het terugdringen van fouten bij openbare aanbestedingen. Kroatië, Frankrijk en Slowakije vermeldden dat zij online netwerkplatforms hebben opgezet waarop deskundigen over problemen kunnen discussiëren en begunstigden gemakkelijk toegang tot informatie kunnen krijgen. In Kroatië, Letland en Slowakije publiceren de nationale autoriteiten overzichten van de meest voorkomende fouten in aanbestedingsprocedures. Litouwen heeft een 'Bureau voor openbare aanbestedingen' opgericht 'dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van het beleid inzake openbare aanbestedingen voor de handhaving van de nationale wetgeving inzake openbare aanbestedingen, voor preventie, voor het verstrekken van advies over openbare aanbestedingen en voor het beheer van het centrale systeem voor openbare aanbestedingen.'
Op het gebied van landbouw hebben Polen en Letland een elektronisch aanvraagsysteem ingevoerd waarmee aanvragers gemakkelijker een correct areaal kunnen aangeven. Zweden heeft soortgelijke procedures beschreven waarbij ook geautomatiseerde controles worden uitgevoerd, en aangegeven dat dankzij deze aanpak veel minder fouten worden gemaakt dan bij handmatige verwerking. Veel respondenten (waaronder Cyprus, Tsjechië en Griekenland) wezen op het nut van het gebruik van kruisverwijzingen tussen in computers opgeslagen gegevens uit verschillende (interne en externe) bronnen. Malta houdt een risicoregister bij dat regelmatig wordt bijgewerkt. Ierland hanteert een pragmatische aanpak, waarbij deelnemers aan steunregelingen per sms op termijnen worden gewezen.
Coördinatie op centraal niveau werd eveneens beschouwd als essentieel element van beheers- en controlesystemen. In Frankrijk '(..) staan de coördinerende autoriteiten ter beschikking van de beheersautoriteiten en certificeringsinstanties om vragen over subsidiabiliteit en openbare aanbestedingen te beantwoorden.' In Duitsland 'worden de interpretatie van wettelijke bepalingen en uitvoeringsproblemen besproken op regelmatige bijeenkomsten met de beheersautoriteiten van het Efro.' Polen organiseert regelmatige opleidingen over openbare aanbestedingen voor regionale overheden.
3.2 Prestaties van de EU-begroting
In hoofdstuk 3 van het jaarverslag 2016 heeft de Rekenkamer gewezen op het belang van de kwaliteit van de informatie over de prestaties. De Commissie heeft toegezegd informatie over de herkomst en kwaliteit van gegevens te verstrekken indien deze beschikbaar is. Aangezien een aanzienlijke hoeveelheid gegevens over de prestaties in verband met uit de EU-begroting gefinancierde programma's door de lidstaten wordt verstrekt, zijn de lidstaten in de vragenlijst gevraagd informatie te verstrekken over de kwaliteit van de prestatiesgegevens op nationaal niveau.
In sommige gevallen hadden de antwoorden van de lidstaten niet alleen betrekking op gegevens over de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen, maar ook op gegevens over de resultaten van nalevingscontroles. Het is daarom niet mogelijk conclusies te trekken over slechts één van deze twee soorten gegevens op basis van de antwoorden van de lidstaten op de vragenlijst.
Uit de antwoorden van de lidstaten blijkt dat de prestatiegegevens afkomstig kunnen zijn uit een aantal bronnen die kunnen worden ingedeeld in de volgende categorieën:
·Informatie van nationale uitvoerende organen. Met betrekking tot cohesie waren dat voornamelijk de beheersautoriteiten (ook wat betreft plattelandsontwikkeling), certificeringsautoriteiten en bemiddelende instanties. Wat betreft landbouw vallen de betaalorganen onder deze categorie.
·Van derden afkomstige informatie. Dat kunnen nationale of internationale autoriteiten zijn, of agentschappen die niet betrokken zijn bij het beheer van de desbetreffende projecten of programma's.
·Van begunstigden afkomstige informatie.
Meerdere lidstaten verstrekken prestatiegegevens in samenwerking met hun nationale bureaus voor de statistiek die hun eigen kwaliteitsprocedures toepassen.
Er kunnen zich duidelijke overlappingen en onderlinge verbanden tussen de bovenstaande categorieën voordoen (informatie van de nationale uitvoerende organen kan bijvoorbeeld afkomstig zijn van een van de andere twee bronnen). Het doel van de vragen en de analyse was evenwel de eigen perceptie van de lidstaten in kaart te brengen aan de hand van de manier waarop ze hun antwoorden verwoorden. Figuur 4 toont het aandeel van elke categorie aan het totale aantal vermeldingen van bronnen van fouten in de antwoorden.
Figuur 4 – Aandeel van categorieën van informatiebronnen die worden vermeld in de antwoorden van de lidstaten
Opmerking: 25 lidstaten hebben de vraag beantwoord.
Bijna alle lidstaten vermeldden dat ze beschikken over een nationaal IT-systeem dat door de uitvoerende instanties wordt gebruikt voor het beheer van operationele programma’s onder gedeeld beheer. Op het gebied van landbouw werd het door de betaalorganen gebruikte landbouwpercelenidentificatiesysteem (LPIS) het vaakst genoemd in deze categorie.
Wat betreft door derde partijen gegenereerde informatie werden Eurostat en de nationale bureaus voor de statistiek vaak genoemd als ondersteunende bronnen die worden gebruikt voor de verificatie van indicatorgegevens; Roemenië heeft voor dat doel ook informatie uit onafhankelijke nationale onderzoeken gebruikt. Hongarije heeft informatie van de nationale belasting- en douanedienst en de national Bank gebruikt en Polen maakte gebruik van consumentengegevens van openbare nutsbedrijven.
Verder is gebleken dat voor het verzamelen van prestatie-informatie van begunstigden gebruik wordt gemaakt van talrijke middelen en kanalen. De meeste lidstaten gebruiken gestandaardiseerde voortgangsverslagen die worden verzameld en gecontroleerd op het niveau van de bemiddelende instanties dan wel rechtstreeks door de beheersautoriteiten op het gebied van cohesie (Bulgarije, Roemenië, Slovenië en Letland). Verder werd bij de aanvraag voor financiering gegenereerde documentatie genoemd als een belangrijke bron van informatie over prestaties op het gebied van de landbouw.
Een andere vraag had betrekking op informatie over de verschillende acties, procedures en systemen die worden gehanteerd om de kwaliteit van de gerapporteerde prestatiegegevens te waarborgen. Slechts enkele lidstaten gaven gedetailleerde antwoorden over de initiële definitie, identificatie en verzameling van prestatiegegevens. De respondenten gingen eerder in op de opeenvolgende administratieve cycli, variërend van het vastleggen van de prestatiegegevens in geautomatiseerde systemen tot rapportage.
Bij de analyse van de antwoorden zijn de maatregelen die aan bod kwamen in de omschrijvingen van de lidstaten ingedeeld in de volgende categorieën:
·Preventieve maatregelen: Beheersacties die erop zijn gericht te voorkomen dat zich tekortkomingen of fouten voordoen in de systemen, procedures en processen op basis waarvan de te rapporteren indicatoren worden gegenereerd, waardoor de kwaliteit van die indicatoren zou worden aangetast.
·Corrigerende maatregelen: Acties die erop zijn gericht te waarborgen dat fouten die zich toch hebben voorgedaan, worden rechtgezet voordat informatie wordt verstrekt.
·Opsporingsmaatregelen: Maatregelen die gericht zijn op of het meest doeltreffend zijn voor de opsporing en correctie van fouten die gevolgen kunnen hebben gehad voor de kwaliteit van de prestatie-informatie die aan de Commissie is verstrekt.
Op soortgelijke wijze als bij de eerste reeks bovengenoemde groepen, leiden mogelijke overlappingen en onderlinge verbanden tussen de categorieën tot een zekere beperking van de conclusies die uit de analyse kunnen worden getrokken ((informatie van de nationale uitvoerende organen kan bijvoorbeeld afkomstig zijn van een van de andere twee bronnen). Zoals reeds het geval was, is de eigen perceptie van de lidstaten aan de hand van de manier waarop zij de verschillende acties en controles omschrijven, gehanteerd als maatstaf voor de categorisering. Figuur 5 toont het aandeel van elk van de bovengenoemde categorieën aan de antwoorden van de lidstaten.
Figuur 5 – Aandeel van soorten maatregelen waarmee de kwaliteit van prestatiegegevens wordt gewaarborgd
Hoe waarborgt u de kwaliteit van de prestatiegegevens die u verstrekt?
Uit de antwoorden van veel lidstaten blijkt dat zij van plan zijn een geïntegreerd elektronisch fondsenbeheerssysteem op te richten dat wat betreft de opzet voldoet aan de relevante EU- en nationale wetgeving; dat systeem moet dienen als belangrijkste preventieve maatregel om de kwaliteit voor beide beleidsterreinen te waarborgen. Een andere vaak genoemde preventieve maatregel was het uitbrengen van handboeken voor door de beheersautoriteiten en de bemiddelende instanties uit te voeren administratieve controles (Bulgarije, Kroatië, Roemenië en Slovenië). Hongarije heeft gemeenschappelijke methodologieën voor de vaststelling van gemeenschappelijke indicatoren bekendgemaakt en daartoe gebruikgemaakt van deskundigen. In Bulgarije heeft de certificeringsautoriteit op het gebied van cohesie kwaliteitscontroles uitgevoerd van de verificatiesystemen die de beheersautoriteiten gebruiken voor het toezicht op de prestatie-indicatoren. Enkele lidstaten (Bulgarije, Kroatië en Griekenland) gaven aan dat de verstrekking van gegevens faciliteren door gestandaardiseerde formulieren aan de begunstigden ter beschikking te stellen waarop zij verslag kunnen uitbrengen over de uitvoering van projecten en de daarmee verband houdende indicatoren.
Onder de genoemde corrigerende en opsporingsmaatregelen leek het belangrijkste type beheerscontroles op het eerste niveau te zijn (met een duidelijke scheiding van taken en toepassing van het vierogenprincipe). Tsjechië wees in het bijzonder op het belang van de uitvoering van redelijkheidscontroles van de gerapporteerde indicatorgegevens ten opzichte van de gegevens in voorafgaande verslagen. Verder werd vaak melding gemaakt van door de uitvoerende instanties uitgevoerde controles ter plaatse bij de begunstigden met het oog op het vergelijken van de informatie in de verslagen van begunstigden met brondocumenten.
3.3 Follow-up van aanbevelingen van de Rekenkamer
Elk jaar onderzoekt de Rekenkamer welk gevolg de Commissie geeft aan de aanbevelingen die de Rekenkamer aan de Commissie heeft gericht. Uit de dit jaar verrichte analyse van de 108 aanbevelingen die tussen 2010 en 2013 zijn uitgebracht, is gebleken dat de Commissie 90 aanbevelingen volledig of in de meeste opzichten heeft uitgevoerd. De Rekenkamer heeft geconstateerd dat slechts zes aanbevelingen helemaal niet zijn uitgevoerd (de Commissie had een daarvan aanvankelijk niet aanvaard).
De Rekenkamer kan aanbevelingen doen aan specifieke lidstaten of aan de lidstaten in het algemeen. In de vragenlijst werd de lidstaten daarom gevraagd of zij gevolg geven aan aanbevelingen in beide gevallen en, indien dat het geval was, de daarmee samenhangende regelingen te omschrijven; indien dit niet het geval was, werd gevraagd waarom niet.
Bijna alle lidstaten gaven aan dat zij beide soorten aanbevelingen opvolgen.
De lidstaten geven gewoonlijk gevolg aan specifieke aanbevelingen door na te gaan welke uitvoerende autoriteiten erbij betrokken zijn en de verslagen van de Rekenkamer of de desbetreffende mededelingen (normaliter via de auditautoriteit) aan die autoriteiten door te geven. Daarnaast wijzen meerdere lidstaten op relevante toezichtprocedures. Wat betreft het landbouwbeleid dragen in Frankrijk, Denemarken en Griekenland de relevante uitvoerende autoriteiten hiervoor zorgt. In Hongarije wordt dit toezicht uitgevoerd door een specifieke afdeling van het kabinet van de minister-president. Griekenland hanteert een nationale actieplan om het foutenpercentage voor het Elfpo terug te dringen en specifieke aanbevelingen worden geëvalueerd met het oog op het eventuele bijwerken van het document. Luxemburg en Frankrijk organiseren regelmatige follow-upbijeenkomsten met de begunstigden. Tevens houden zij gedetailleerde en specifieke actieplannen bij, waarop centraal toezicht wordt gehouden. In Duitsland kunnen de meest voorkomende, onder meer door de Rekenkamer geconstateerde, bronnen van fouten en de bijbehorende maatregelen er aanleiding toe geven themaspecifieke gezamenlijke werkgroepen van de federatie en de deelstaten op te richten teneinde de vastgestelde tekortkomingen aan te pakken.
Oostenrijk en Roemenië gaven duidelijke antwoorden ten aanzien van gevallen waarin de aanbeveling van algemene aard is, waarbij zij er mogelijkerwijs van uitgaan dat hierbij tekortkomingen in de opzet van de systemen aan het licht komen die eventueel een groter bereik hebben. In Roemenië worden specifieke aanbevelingen bijvoorbeeld behandeld door de betrokken uitvoerende autoriteit, of geven deze afhankelijk van het individuele geval aanleiding tot het instellen van terugvorderingsprocedures op het niveau van de lidstaat, en wordt tekortkoming waarop de algemenere aanbevelingen zijn gebaseerd geëvalueerd met het oog op mogelijke verbeteringen van het wetgevingskader voor de volgende programmeringsperiode. Denemarken analyseert met het oog op een mogelijke follow-up de relevantie van de aanbevelingen voor hun eigen beheers- en controle-omgeving, zelfs wanneer de eigen projecten en programma's niet zijn gecontroleerd.
4Conclusie
De Rekenkamer heeft erkend dat alle DG’s van de Commissie dit jaar voor het eerst een schatting hebben gemaakt van het foutenpercentage bij “relevante uitgaven”. Bovendien wees de Rekenkamer erop dat de in de jaarlijkse activiteitenverslagen vermelde cijfers in de meeste gevallen in grote lijnen in overeenstemming zijn met de eigen schattingen van het foutenpercentage. Wat dat betreft blijft de Rekenkamer rekening houden met door de lidstaten en de Commissie getroffen corrigerende maatregelen wanneer deze vóór haar onderzoek zijn genomen. Verder gaf de Rekenkamer aan dat de door de lidstaten en de Commissie gehanteerde beheers- en controlesystemen voldoende informatie opleverden om een groot aantal fouten te voorkomen of deze op te sporen en te corrigeren. De voorzitter van de Rekenkamer verklaarde het volgende: 'Dit betekent dat er geen aanvullende controles nodig zijn, maar dat de bestaande controles wel naar behoren moeten worden uitgevoerd.' 3
Dit wordt bevestigd door de antwoorden van de lidstaten die dit jaar zijn ontvangen. Hieruit bleek dat de lidstaten veel belang blijven hechten aan goed financieel beheer door middel van vereenvoudigde kostenopties, door verbeterde beheersverificaties en door inspanningen om administratieve procedures te stroomlijnen. Verder bleken zij in hoge mate bereid te zijn tekortkomingen aan te pakken die door externe accountants werden aangetroffen en door de nationale autoriteiten werden bevestigd. Op het gebied van openbare aanbestedingen pakten de lidstaten problemen aan door op maat gemaakte trainingsprogramma's aan te bieden en beste praktijken te delen door middel van online netwerkfaciliteiten en door adviezen van deskundigen algemeen ter beschikking te stellen.
Uit de antwoorden blijkt dat de lidstaten zich aansluiten bij de conclusies van de groep op hoog niveau voor vereenvoudiging voor de begunstigden van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) die tot de slotsom was gekomen dat eenvoud en flexibiliteit doorslaggevend zijn om te waarborgen dat investeringen uit de ESI-fondsen in Europa en het cohesiebeleid na 2020 slagen.
Wat betreft prestatiebeheer heeft de Rekenkamer geconstateerd dat de Commissie veel informatie beschikbaar stelt in vergelijking met andere landen of internationale organisaties.
Uit de antwoorden van de lidstaten bleek dat zij zich bewust zijn van de noodzaak van een prestatiekader in de programmeringsperiode 2014-2020 teneinde te waarborgen dat de middelen worden toegewezen aan prioriteiten die meerwaarde opleveren voor acties die uit de EU-begroting worden gefinancierd. De lidstaten geven in hun antwoorden aan dat zij een beroep doen op een grote verscheidenheid aan bronnen voor prestatie-informatie, met inbegrip van de nationale bureaus voor de statistiek. De Commissie zal met de lidstaten blijven samenwerken om de informatie inzake prestatiegegevens te verbeteren.
(1) https://www.eca.europa.eu/Lists/ECADocuments/annualreports-2016/annualreports-2016-NL.pdf
(2)
Artikel 162, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
(3)
Toespraak door Klaus-Heiner Lehne, voorzitter van de Rekenkamer, tijdens de plenaire vergadering van het Europees Parlement (Straatsburg, 4 oktober 2017).