Artikelen bij COM(2018)135 - Kredietservicers, kredietkopers en de uitwinning van zekerheden

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2018)135 - Kredietservicers, kredietkopers en de uitwinning van zekerheden.
document COM(2018)135 NLEN
datum 24 november 2021


Titel I

Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Inhoudsopgave

Artikel 1 - Onderwerp

Deze richtlijn stelt een gemeenschappelijk kader en vereisten vast voor:

(a)kredietservicers die namens een kredietinstelling of kredietkoper optreden met betrekking tot een kredietovereenkomst die is gesloten door een kredietinstelling of door haar dochterondernemingen; 

(b)kredietkopers van een kredietovereenkomst die is gesloten door een kredietinstelling of door haar dochterondernemingen;

(c)een aanvullend gemeenschappelijk mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden met betrekking tot door zekerheden gedekte kredietovereenkomsten tussen kredietgevers en zakelijke kredietnemers.

Artikel 2 - Toepassingsgebied

1. De artikelen 3 tot en met 22 en de artikelen 34 tot en met 43 van deze richtlijn zijn van toepassing op:

(a)een kredietservicer van een kredietovereenkomst die is gesloten door een in de Unie gevestigde kredietinstelling of haar in de Unie gevestigde dochterondernemingen, die namens een kredietgever optreedt overeenkomstig het toepasselijke Unierecht of het toepasselijke nationale recht; 

(b)een kredietkoper van een kredietovereenkomst die is gesloten door een in de Unie gevestigde kredietinstelling of haar in de Unie gevestigde dochterondernemingen, waarbij de kredietkoper de verplichtingen van de kredietgever krachtens de kredietovereenkomst op zich neemt overeenkomstig het toepasselijke Unierecht en het toepasselijke nationale recht.

2. Artikel 3, de artikelen 23 tot en met 33 en de artikelen 39 tot en met 43 van deze richtlijn zijn van toepassing op gedekte kredietovereenkomsten tussen kredietgevers en zakelijke kredietnemers die worden gedekt door roerende en onroerende activa die eigendom zijn van de zakelijke kredietnemer en die als zekerheid zijn gesteld voor een kredietgever om de terugbetaling van uit de gedekte kredietovereenkomst voortvloeiende vorderingen te garanderen.

3. Deze richtlijn laat de bescherming van consumenten krachtens Richtlijn 2014/17/EU, Richtlijn 2008/48/EG, Richtlijn 93/13/EEG van de Raad en de nationale omzettingsbepalingen daarvan onverlet ten aanzien van de kredietovereenkomsten die onder het toepassingsgebied ervan vallen.

4. De artikelen 3 tot en met 22 en de artikelen 34 tot en met 43 van deze richtlijn zijn niet van toepassing op:

(a)het servicen van een kredietovereenkomst door een in de Unie gevestigde kredietinstelling of haar in de Unie gevestigde dochterondernemingen;

(b)het servicen van een kredietovereenkomst die niet is gesloten door een in de Unie gevestigde kredietinstelling of haar in de Unie gevestigde dochterondernemingen, behalve wanneer de afgesloten kredietovereenkomst wordt vervangen door een kredietovereenkomst die door een dergelijke instelling of haar dochterondernemingen is afgesloten;

(c)de aankoop van een kredietovereenkomst door een in de Unie gevestigde kredietinstelling of haar in de Unie gevestigde dochterondernemingen;

(d)de overdracht van kredietovereenkomsten vóór de in artikel 41, lid 2, tweede alinea, bedoelde datum.

5. Artikel 3, de artikelen 23 tot en met 33 en de artikelen 34 tot en met 43 van deze richtlijn zijn niet van toepassing op:

(a)gedekte kredietovereenkomsten tussen kredietgevers en kredietnemers die consumenten zijn in de zin van artikel 3, onder a), van Richtlijn 2008/48/EG;

(b)gedekte kredietovereenkomsten tussen kredietgevers en zakelijke kredietnemers die vennootschappen zonder winstoogmerk zijn;

(c)gedekte kredietovereenkomsten tussen kredietgevers en zakelijke kredietnemers die worden gedekt door de volgende categorieën zekerheden:

i) financiëlezekerheidsovereenkomsten in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), van Richtlijn 2002/47/EG 37 ;

ii) een voor bewoning bestemd onroerend goed dat de hoofdwoning van een zakelijke kredietnemer is.

Artikel 3 - Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

(1)"kredietinstelling": een kredietinstelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 38 ;

(2)"kredietgever": een kredietinstelling of rechtspersoon die in het kader van de uitoefening van haar of zijn handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten een krediet heeft verleend, of een kredietkoper;

(3)"kredietnemer": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een kredietovereenkomst heeft gesloten met een kredietgever;

(4)"zakelijke kredietnemer": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die geen consument is en die een kredietovereenkomst heeft gesloten met een kredietgever;

(5)"kredietovereenkomst": een overeenkomst zoals oorspronkelijk afgesloten, gewijzigd of vervangen, waarbij een kredietgever een krediet verleent of toezegt in de vorm van een uitgestelde betaling, een lening of een andere soortgelijke financieringsregeling;

(6)"gedekte kredietovereenkomst": een door een kredietinstelling of een andere tot het verstrekken van kredieten gemachtigde onderneming afgesloten kredietovereenkomst die wordt gedekt door een van de volgende zekerheden:

(a)een hypotheek, bezwaring, retentierecht of ander vergelijkbaar zekerheidsrecht dat in een lidstaat gebruikelijk is in verband met onroerende activa;

(b)een pandrecht, bezwaring, retentierecht of ander vergelijkbaar zekerheidsrecht dat in een lidstaat gebruikelijk is in verband met roerende activa;

(7)"kredietkoper": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die geen kredietinstelling of dochteronderneming van een kredietinstelling is en die een kredietovereenkomst koopt in het kader van de uitoefening van zijn handels-, bedrijfs- of beroepsactiviteiten;

(8)"kredietservicer": een natuurlijke persoon of rechtspersoon die geen kredietinstelling of dochteronderneming van een kredietinstelling is en die namens een kredietgever een of meer van de volgende activiteiten verricht:

(a)hij ziet toe op de naleving van de kredietovereenkomst;

(b)hij verzamelt en beheert informatie over de status van de kredietovereenkomst, de kredietnemer en de ter dekking van de kredietovereenkomst gebruikte zekerheden;

(c)hij stelt de kredietnemer in kennis van alle wijzigingen in rentevoeten, kosten of betalingen die uit hoofde van de kredietovereenkomst verschuldigd zijn;

(d)hij dwingt namens de kredietgever de nakoming van de rechten en verplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst af, inclusief het beheer van terugbetalingen;

(e)hij onderhandelt opnieuw met kredietnemers over de voorwaarden van de kredietovereenkomst, wanneer zij geen 'kredietbemiddelaar' in de zin van artikel 4, punt 5, van Richtlijn 2014/17/EU of artikel 3, onder f), van Richtlijn 2008/48/EG zijn;

(f)hij behandelt klachten van kredietnemers;

(9)"lidstaat van herkomst": de lidstaat waar de kredietservicer woonachtig of gevestigd is;

(10)"lidstaat van ontvangst": de lidstaat, die niet de lidstaat van herkomst is, waar de kredietservicer een bijkantoor heeft, een vertegenwoordiger heeft aangewezen of kredietservicingdiensten verleent;

(11)"consument": een consument in de zin van artikel 3, onder a), van Richtlijn 2008/48/EG.

Titel II

Kredietservicers

Hoofdstuk I

Vergunningverlening aan kredietservicers

Artikel 4 - Algemene vereisten

1. De lidstaten verplichten een kredietservicer ertoe om in een lidstaat van herkomst een vergunning te verkrijgen voordat hij zijn activiteiten op het grondgebied van die lidstaat aanvangt in overeenstemming met de vereisten van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.

2. De lidstaten verlenen de bevoegdheid om dergelijke vergunningen te verlenen aan de overeenkomstig artikel 20, lid 3, aangewezen bevoegde autoriteiten.

Artikel 5 - Vereisten voor het verlenen van een vergunning

1. De lidstaten stellen de volgende vereisten vast voor de verlening van een vergunning als bedoeld in artikel 4, lid 1:

(a)de aanvrager is een burger van de Unie of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 54 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

(b)wanneer de aanvrager een natuurlijke persoon is, heeft hij, of wanneer de aanvrager een rechtspersoon is, hebben de leden van het leidinggevende of bestuursorgaan en de personen die een gekwalificeerde deelneming in de aanvrager hebben in de zin van artikel 4, lid 1, punt 36, van Verordening (EU) nr. 575/2013, de volgende kenmerken:

i) zij staan als voldoende betrouwbaar bekend;

ii) zij hebben een blanco strafblad of ander nationaal equivalent ten aanzien van ernstige strafbare feiten in verband met eigendom, financiële activiteiten of de lichamelijke integriteit;

iii) zij zijn niet aan een insolventieprocedure onderworpen of voorheen failliet verklaard, tenzij zij overeenkomstig het nationale recht zijn gerehabiliteerd;

(c)de aanvrager beschikt over passende governanceregelingen en internecontrolemechanismen die de inachtneming van de rechten van de kredietnemer en de naleving van de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens waarborgen in overeenstemming met het recht dat op de kredietovereenkomst van toepassing is;

(d)de aanvrager voert een passend beleid dat een eerlijke en zorgvuldige behandeling van kredietnemers waarborgt, door onder meer rekening te houden met hun financiële situatie en door kredietnemers, in voorkomend geval, te verwijzen naar schuldadviesdiensten of sociale diensten;

(e)de aanvrager beschikt over passende en specifieke interne procedures die de registratie en behandeling van klachten van kredietnemers waarborgen.

2. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst weigeren een vergunning als bedoeld in artikel 4, lid 1, te verlenen wanneer de aanvrager niet voldoet aan de in lid 1 vastgestelde vereisten.

Artikel 6 - Procedure voor verlening of weigering van een vergunning

1. De lidstaten stellen een procedure voor vergunningverlening aan kredietservicers vast waarbij een aanvrager een aanvraag indient en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst alle nodige informatie verstrekt om te verifiëren dat de aanvrager aan alle nationale maatregelen tot omzetting van artikel 5, lid 1, heeft voldaan.

2. De in lid 1 bedoelde vergunningaanvraag gaat vergezeld van:

(a)bewijs van de rechtsvorm en de oprichtingsakte van de aanvrager, in voorkomend geval;

(b)het adres van het hoofdkantoor of de statutaire zetel van de aanvrager;

(c)de identiteit van de leden van het leidinggevende of bestuursorgaan van de aanvrager die een gekwalificeerde deelneming hebben in de zin van artikel 4, lid 1, punt 36, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

(d)bewijs dat de aanvrager en de onder c) bedoelde personen voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, lid 1, onder b);

(e)bewijs van de in artikel 5, lid 1, onder c), bedoelde governanceregelingen en internecontrolemechanismen;

(f)bewijs van het in artikel 5, lid 1, onder d), bedoelde beleid;

(g)bewijs van de in artikel 5, lid 1, onder e), bedoelde interne procedures;

(h)eventuele uitbestedingsovereenkomsten als bedoeld in artikel 10, lid 1.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van herkomst binnen 20 werkdagen na ontvangst van de vergunningsaanvraag beoordelen of de aanvraag volledig is. Indien de aanvraag onvolledig wordt geacht, stellen de bevoegde autoriteiten een termijn vast waarbinnen de aanvrager aanvullende informatie moet verstrekken, en zij stellen de aanvrager in kennis wanneer zij van mening zijn dat een aanvraag volledig is.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst binnen 30 werkdagen na de datum van ontvangst van een volledige aanvraag beoordelen of de aanvrager aan de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn voldoet. De bevoegde autoriteiten nemen na afloop van deze beoordeling een met redenen omkleed besluit tot verlening of weigering van de vergunning, waarvan de aanvrager binnen vijf werkdagen in kennis wordt gesteld.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat een aanvrager beroep bij de rechter kan instellen wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst een vergunningsaanvraag als bedoeld in artikel 5, lid 2, besluiten af te wijzen of wanneer zij ten aanzien van een vergunningsaanvraag niet binnen zes maanden na ontvangst van een volledige aanvraag een besluit nemen.

Artikel 7 - Intrekking van een vergunning

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de aan een kredietservicer verleende vergunning kunnen intrekken, indien de kredietservicer:

(a)geen gebruik maakt van de vergunning binnen 12 maanden na de verlening ervan;

(b)uitdrukkelijk afstand van de vergunning doet;

(c)sinds meer dan zes maanden de activiteiten van kredietservicer heeft gestaakt;

(d)een vergunning heeft verkregen door middel van valse verklaringen of op enige andere onregelmatige wijze;

(e)de voorwaarden van artikel 5, lid 1, niet meer vervult;

(f)een ernstige overtreding van de toepasselijke regels begaat, inclusief de bepalingen van nationaal recht tot omzetting van deze richtlijn.

2. Wanneer overeenkomstig lid 1 een vergunning wordt ingetrokken, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst daarvan onverwijld in kennis stellen indien de kredietservicer diensten in de zin van artikel 11 aanbiedt.

Artikel 8 - Register van kredietservicers met vergunning

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten een nationaal register opstellen en bijhouden van alle kredietservicers met een vergunning om op hun grondgebied diensten te verlenen, inclusief kredietservicers die diensten verrichten op grond van artikel 11.

2. Dit register wordt online openbaar gemaakt en regelmatig bijgewerkt.

3. Indien een vergunning is ingetrokken, werken de bevoegde autoriteiten het register onverwijld bij.

Artikel 9 - Contractuele relatie tussen kredietservicer en kredietnemer

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer zijn diensten met betrekking tot het beheer en de afdwinging van de naleving van een kredietovereenkomst verleent op basis van een schriftelijke overeenkomst met een kredietgever.

2. De in lid 1 bedoelde overeenkomst omvat:

(a)een gedetailleerde beschrijving van de door de kredietservicer uit te voeren kredietservicingactiviteiten;

(b)het beloningsniveau van de kredietservicer of de wijze waarop de beloning wordt berekend;

(c)de mate waarin de kredietservicer de kredietgever kan vertegenwoordigen tegenover de kredietnemer;

(d)een door de partijen aangegane verbintenis om het op de kredietovereenkomst toepasselijke Unierecht en nationale recht na te leven, ook ten aanzien van de consumentenbescherming.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer de volgende bescheiden ten minste tien jaar na de datum van de in lid 1 bedoelde overeenkomst bewaart:

(a)alle correspondentie met de kredietgever en de kredietnemer;

(b)alle van de kredietgever ontvangen instructies ten aanzien van elke kredietovereenkomst die hij beheert en waarvan hij de naleving afdwingt namens die kredietgever.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer de in lid 3 bedoelde bescheiden op verzoek aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking stelt.

Artikel 10 - Uitbesteding door een kredietservicer

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer, wanneer hij een derde gebruikt om activiteiten uit te oefenen die normaal gesproken door hemzelf zouden worden verricht (hierna 'kredietservicingaanbieder' genoemd), de kredietservicer volledig verantwoordelijk blijft voor de nakoming van alle verplichtingen krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn. De uitbesteding van die kredietservicingactiviteiten is aan de volgende voorwaarden onderworpen:

(a)tussen de kredietservicer en de kredietservicingaanbieder wordt een schriftelijke uitbestedingsovereenkomst gesloten die de kredietservicingaanbieder verplicht tot naleving van het op de kredietovereenkomst toepasselijke Unierecht of nationale recht.

(b)de verplichtingen van kredietservicers krachtens deze richtlijn mogen niet worden gedelegeerd;

(c)de contractuele relatie en verplichtingen van de kredietservicer jegens zijn cliënten worden niet gewijzigd;

(d)de in artikel 5, lid 1, bedoelde voorwaarden voor de vergunningverlening aan de kredietservicer blijven onverlet;

(e)de uitbesteding aan de kredietservicingaanbieder verhindert niet dat de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de artikelen 12 en 20 toezicht uitoefenen op een kredietservicer;

(f)de kredietservicer heeft rechtstreeks toegang tot alle relevante informatie met betrekking tot de aan de kredietservicingaanbieder uitbestede diensten;

(g)de kredietservicer behoudt de deskundigheid en middelen om de uitbestede activiteiten te kunnen uitoefenen nadat de uitbestedingsovereenkomst is beëindigd.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer alle bescheiden inzake instructies aan de kredietservicingaanbieder ten minste tien jaar na de datum van de in lid 1 bedoelde overeenkomst bewaart.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer en de kredietservicingaanbieder de in lid 2 bedoelde informatie op verzoek aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking stelt.

Hoofdstuk II

Grensoverschrijdende kredietservicing

Artikel 11 - Vrijheid om in een lidstaat van ontvangst kredietservicingactiviteiten uit te oefenen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer die overeenkomstig artikel 5 in een lidstaat van herkomst een vergunning heeft verkregen, het recht heeft de onder die vergunning vallende diensten in de Unie te verrichten.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer die overeenkomstig artikel 5 in een lidstaat van herkomst een vergunning heeft verkregen en die voornemens is in een lidstaat van ontvangst diensten te verrichten, aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de volgende informatie verstrekt:

(a)de lidstaat van ontvangst waar de kredietservicer voornemens is diensten te verrichten;

(b)in voorkomend geval, het adres van het in de lidstaat van ontvangst gevestigde bijkantoor;

(c)in voorkomend geval, de identiteit en het adres van een in de lidstaat van ontvangst aangewezen vertegenwoordiger;

(d)de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van het verrichten van kredietservicingactiviteiten in de lidstaat van ontvangst;

(e)naargelang van het geval, details van de maatregelen die zijn genomen om de interne procedures, governanceregelingen en internecontrolemechanismen aan te passen teneinde de naleving van de op de kredietovereenkomst toepasselijke voorschriften te waarborgen.

3. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst delen de in lid 2 bedoelde informatie binnen dertig werkdagen na ontvangst ervan mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, die de ontvangst ervan onverwijld bevestigen. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen vervolgens de kredietservicer van een dergelijke ontvangstbevestiging in kennis.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer beroep bij de rechter kan instellen wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst verzuimen de informatie mede te delen.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer, zodra de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van herkomst de in lid 2 bedoelde informatie mededelen, mag beginnen met het verrichten van diensten in de lidstaat van ontvangst vanaf de eerste van de volgende data:

(a)de ontvangst van de mededeling van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst waarbij zij de ontvangst van de in lid 3 bedoelde mededeling bevestigen;

(b)wanneer geen mededeling als bedoeld onder a) wordt ontvangen, na het verstrijken van twee maanden vanaf de datum van mededeling van de informatie als bedoeld in lid 3.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van latere wijzigingen van de overeenkomstig lid 3 medegedeelde informatie in kennis stelt via de procedure van de leden 3, 4 en 5.

7. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in het in artikel 8 bedoelde register de kredietservicers opnemen die een vergunning hebben om op hun grondgebied kredietservicingactiviteiten te verrichten, alsmede de details van de lidstaat van herkomst.

Artikel 12 - Toezicht op kredietservicers die grensoverschrijdende diensten verlenen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst toetsen en evalueren of een kredietservicer die diensten verleent in een lidstaat van ontvangst, voortdurend voldoet aan de verplichtingen van deze richtlijn.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van een lidstaat van herkomst de bevoegdheid krijgen om toezicht te houden op, onderzoek in te stellen naar en administratieve sancties of geldboeten en remediërende maatregelen op te leggen aan kredietservicers ten aanzien van hun activiteiten in een lidstaat van ontvangst.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de ten aanzien van de kredietservicer genomen maatregelen mededelen aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een in een lidstaat van herkomst woonachtige of gevestigde kredietservicer in een lidstaat van ontvangst een bijkantoor heeft gevestigd of een vertegenwoordiger heeft aangewezen, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst nauw samenwerken bij de uitvoering van hun functies en taken krachtens deze richtlijn, met name bij het uitvoeren van controles, onderzoeken en inspecties ter plaatse in dat bijkantoor of ten aanzien van die vertegenwoordiger.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst bij de uitvoering van hun functies en taken krachtens deze richtlijn de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst om bijstand verzoeken bij het uitvoeren van een inspectie ter plaatse van een bijkantoor dat gevestigd is in of een vertegenwoordiger die is aangewezen in een lidstaat van ontvangst.

6. Voorts zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst in elk individueel geval mogen beslissen welke maatregelen het meest passend zijn om aan het verzoek om bijstand van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst te voldoen.

7. Wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst besluiten namens de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst inspecties ter plaatse uit te voeren, stellen zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst onverwijld in kennis van de resultaten daarvan.

8. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst mogen ambtshalve controles, inspecties en onderzoeken uitvoeren naar kredietservicingacitviteiten die op hun grondgebied worden verricht door een kredietservicer met een in een lidstaat van herkomst verleende vergunning. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst delen de resultaten van deze controles, inspecties en onderzoeken onverwijld mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

9. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst over bewijs beschikken dat een kredietservicer die op het grondgebied van deze lidstaat diensten verricht overeenkomstig artikel 11, de uit de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen niet nakomt, zij dit bewijs aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst toezenden met het verzoek passende maatregelen te nemen.

10. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst die het bewijs hebben toegezonden, uiterlijk twee maanden na het in lid 8 bedoelde verzoek in kennis stellen van nadere bijzonderheden over een in verband met het door de lidstaat van ontvangst verstrekte bewijs ingeleide administratieve of andere procedure, aan de kredietservicer opgelegde sancties of geldboeten en remediërende maatregelen of een met redenen omkleed besluit om geen maatregelen te nemen. Indien een procedure is ingeleid, houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst op de hoogte van de stand van zaken.

11. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst, wanneer de kredietservicer de uit deze richtlijn voortvloeiende verplichtingen nog steeds niet nakomt nadat de lidstaat van herkomst is ingelicht dat binnen een redelijke termijn geen passende maatregelen zijn genomen, of ondanks door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst genomen maatregelen of in een dringend geval, passende administratieve sancties of geldboeten en remediërende maatregelen mogen opleggen om ervoor te zorgen dat de bepalingen van deze richtlijn op zijn grondgebied worden nageleefd, nadat zij de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst hiervan onverwijld in kennis hebben gesteld.

Titel III

Kredietkopers

Artikel 13 - Recht op informatie over de kredietovereenkomst

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietgever alle nodige informatie verstrekt aan een kredietkoper om hem in staat te stellen de waarde van de kredietovereenkomst en de kans op inning van de waarde van die overeenkomst te beoordelen voordat hij een contract tot overdracht van die kredietovereenkomst sluit.

2. De lidstaten verplichten een kredietinstelling of dochteronderneming van een kredietinstelling die een kredietovereenkomst aan een kredietkoper overdraagt ertoe de overeenkomstig artikel 20, lid 3, van deze richtlijn en artikel 4 van Richtlijn 2013/36/EU 39 aangewezen bevoegde autoriteiten in kennis te stellen van:

(a)het soort actief dat als zekerheid voor de kredietovereenkomst is gesteld, inclusief informatie over de vraag of het gaat om een met consumenten gesloten kredietovereenkomst;

(b)de waarde van de kredietovereenkomst;

(c)de identiteit en het adres van de kredietkoper en, in voorkomend geval, van zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger.

3. De in lid 2 bedoelde bevoegde autoriteiten delen de in dat lid bedoelde informatie en alle andere informatie die zij nodig achten voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig deze richtlijn onverwijld mede aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietkoper of zijn overeenkomstig lid 17 aangewezen vertegenwoordiger gevestigd is en die van de lidstaat waar de kredietnemer gevestigd of woonachtig is.

4. Het bepaalde in de leden 1, 2 en 3 wordt toegepast in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 en Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 14 - Technische normen voor NPL-gegevens

1. De EBA ontwikkelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen die specificeren welke formats voor het verstrekken van informatie als bedoeld in artikel 13, lid 1, moeten worden gebruikt door kredietgevers die kredietinstellingen zijn, teneinde gedetailleerde informatie over hun kredietblootstellingen in de bankportefeuille te verstrekken aan kredietkopers voor screening, financieel boekenonderzoek en taxatie van de kredietovereenkomst.

2. De EBA legt die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk op [31 december 2018] voor aan de Commissie.

3. Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in lid 1 bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad 40 .

Artikel 15 - Verplichtingen van kredietkopers

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de vertegenwoordiger van een kredietkoper als bedoeld in artikel 17, lid 1, een in de Unie gevestigde kredietinstelling of haar dochteronderneming of een kredietservicer met een vergunning aanwijst om kredietservicingactiviteiten te verrichten ten aanzien van met consumenten gesloten kredietovereenkomsten.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietkoper bij de koop van kredietovereenkomsten niet onderworpen is aan meer vereisten dan die welke in de nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn zijn opgenomen.

Artikel 16 - Gebruik van kredietservicers, kredietinstellingen of hun dochterondernemingen

1. De lidstaten verplichten de kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger ertoe de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietkoper of zijn vertegenwoordiger woonachtig of gevestigd is, in kennis te stellen van de identiteit en het adres van de kredietinstelling, haar dochteronderneming of de kredietservicer waarop hij een beroep heeft gedaan voor het verrichten van kredietservicingactiviteiten met betrekking tot de overgedragen kredietovereenkomst.

2. Wanneer de kredietkoper of de overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger een beroep doet op een andere kredietinstelling, dochteronderneming of kredietservicer om het krediet te servicen, stelt hij de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten daarvan ten minste twee weken van tevoren in kennis, en hij vermeldt daarbij de identiteit en het adres van de nieuwe kredietinstelling, haar dochteronderneming of kredietservicer waarop hij een beroep heeft gedaan voor het verrichten van kredietservicingactiviteiten met betrekking tot de overgedragen kredietovereenkomst.

3. De lidstaten verplichten de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger woonachtig of gevestigd is, ertoe de overeenkomstig artikel 13, lid 3, ontvangen informatie onverwijld mede te delen aan de bevoegde autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de in de leden 1 en 2 bedoelde kredietinstelling, haar dochteronderneming of kredietservicer.

Artikel 17 - Vertegenwoordiger van niet in de Unie gevestigde kredietkopers

1. De lidstaten bepalen dat een niet in de Unie woonachtige of gevestigde kredietkoper bij overdracht van een kredietovereenkomst schriftelijk een vertegenwoordiger heeft aangewezen die in de Unie woonachtig of gevestigd is.

2. De in lid 1 bedoelde vertegenwoordiger kan door de bevoegde autoriteiten naast of in plaats van de kredietkoper worden aangesproken over alle aangelegenheden in verband met de naleving van deze richtlijn en is volledig verantwoordelijk voor de nakoming van de verplichtingen die de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn aan de kredietkoper opleggen.

Artikel 18 - Kredietkopers die de naleving van een kredietovereenkomst rechtstreeks afdwingen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger woonachtig of gevestigd is, mededeelt dat hij voornemens is de naleving van een kredietovereenkomst rechtstreeks af te dwingen door de volgende informatie te verstrekken:

(a)het soort actief dat als zekerheid voor de kredietovereenkomst is gesteld, inclusief informatie over de vraag of het gaat om een met consumenten gesloten kredietovereenkomst;

(b)de waarde van de kredietovereenkomst;

(c)de identiteit en het adres van de kredietnemer en de kredietkoper of zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger.

2. De lidstaten verplichten de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten ertoe de overeenkomstig lid 1 ontvangen informatie onverwijld door te geven aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietnemer gevestigd is.

Artikel 19 - Overdracht van een kredietovereenkomst door een kredietkoper

1. De lidstaten verplichten een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger die een kredietovereenkomst aan een andere kredietkoper overdraagt, ertoe de in artikel 18, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteiten in kennis te stellen van de overdracht, de identiteit en het adres van de nieuwe kredietkoper en, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten de overeenkomstig artikel 13, lid 3, ontvangen informatie onverwijld doorgeven aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de nieuwe kredietkoper en, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger woonachtig of gevestigd is.

TITEL IV

Toezicht

Artikel 20 - Toezicht door de bevoegde autoriteiten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat kredietservicers en, in voorkomend geval, kredietservicingaanbieders waaraan overeenkomstig artikel 10 activiteiten zijn uitbesteed, voortdurend voldoen aan de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn en dat deze activiteiten zijn onderworpen aan passend toezicht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst om de naleving te toetsen.

2. De lidstaat waar de kredietkopers of, in voorkomend geval, hun overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordigers woonachtig of gevestigd zijn, zorgt ervoor dat de in lid 1 bedoelde bevoegde autoriteiten verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de nakoming van de in de artikelen 15 tot en met 19 opgenomen verplichtingen ten aanzien van kredietkopers of, in voorkomend geval, hun overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordigers.

3. De lidstaten wijzen de bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de functies en taken krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.

4. Wanneer lidstaten overeenkomstig lid 3 meer dan één bevoegde autoriteit aanwijzen, stellen zij hun respectieve taken vast.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen worden getroffen om de overeenkomstig lid 3 aangewezen bevoegde autoriteiten in staat te stellen van kredietkopers of hun vertegenwoordigers, kredietservicers, kredietservicingaanbieders waaraan een kredietservicer overeenkomstig artikel 10 activiteiten uitbesteedt, kredietnemers en elke andere persoon of overheidsinstantie de nodige informatie te verkrijgen om:

(a)de voortdurende naleving van de in de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn neergelegde vereisten te toetsen;

(b)mogelijke inbreuken op deze vereisten te onderzoeken;

(c)administratieve sancties en remediërende maatregelen op te leggen overeenkomstig de bepalingen tot omzetting van artikel 22.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat de overeenkomstig lid 3 aangewezen bevoegde autoriteiten de deskundigheid, middelen, operationele capaciteit en bevoegdheden hebben die nodig zijn om hun functies en taken uit hoofde van deze richtlijn uit te voeren.

Artikel 21 - Toezichthoudende rol en bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de overeenkomstig artikel 20, lid 3, aangewezen bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst alle toezichts-, onderzoeks- en sanctiebevoegdheden krijgen die nodig zijn voor de uitvoering van hun functies en taken uit hoofde van deze richtlijn, inclusief:

(a)de bevoegdheid om een vergunning te verlenen of te weigeren overeenkomstig artikel 5;

(b)de bevoegdheid om een vergunning in te trekken overeenkomstig artikel 7;

(c)de bevoegdheid om inspecties ter plaatse en elders uit te voeren;

(d)de bevoegdheid om administratieve sancties of geldboeten en remediërende maatregelen op te leggen overeenkomstig de bepalingen tot omzetting van artikel 22.

(e)de bevoegdheid om uitbestedingsovereenkomsten te controleren die kredietservicers overeenkomstig artikel 10, lid 1, met kredietservicingaanbieders hebben gesloten.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst ten minste eenmaal per jaar de inachtneming van de in artikel 5, lid 1, onder c), d) en e), vastgelegde vereisten door een kredietservicer evalueren.

3. De lidstaten bepalen de reikwijdte van de in lid 2 bedoelde evaluatie, gelet op de omvang, aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van de betrokken kredietservicer.

4. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst stellen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar, in kennis van de resultaten van de in lid 2 bedoelde evaluatie, inclusief nadere bijzonderheden over opgelegde administratieve sancties of remediërende maatregelen.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en ontvangst bij de uitvoering van de in lid 2 bedoelde evaluatie alle informatie uitwisselen die nodig is om hen in staat te stellen hun respectieve taken uit hoofde van deze richtlijn uit te voeren.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst een kredietservicer, kredietservicingaanbieder of kredietkoper of diens overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger die niet aan de vereisten van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn voldoet, ertoe kan verplichten in een vroeg stadium alle noodzakelijke maatregelen of stappen te nemen om aan die bepalingen te voldoen.

Artikel 22 - Administratieve sancties en remediërende maatregelen

1. De lidstaten stellen regels vast voor het bepalen van passende administratieve sancties en remediërende maatregelen die ten minste in de volgende situaties van toepassing zijn:

(a)een kredietservicer verzuimt een uitbestedingsovereenkomst te sluiten of sluit deze in strijd met de bepalingen tot omzetting van artikel 10 of de kredietservicingaanbieder waaraan de taken zijn uitbesteed, maakt ernstig inbreuk op de toepasselijke rechtsregels, inclusief het nationale recht tot omzetting van deze richtlijn;

(b)de governanceregelingen en internecontrolemechanismen van een kredietservicer waarborgen niet dat de rechten van de kredietnemer worden geëerbiedigd en de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens worden nageleefd;

(c)het beleid van een kredietservicer is ontoereikend voor een behoorlijke behandeling van kredietnemers als bedoeld in artikel 5, lid 1, onder d);

(d)de interne procedures van een kredietservicer voorzien niet in de registratie en behandeling van klachten van kredietnemers volgens de in de nationale maatregelen tot omzetting van deze richtlijn vastgelegde verplichtingen;

(e)een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger verzuimt de informatie mede te delen overeenkomstig de nationale maatregelen tot omzetting van de artikelen 16, 18 en 19;

(f)een kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger verzuimt te voldoen aan de vereiste van de nationale maatregelen tot omzetting van artikel 15;

(g)een kredietkoper verzuimt te voldoen aan de vereiste van de nationale maatregelen tot omzetting van artikel 17.

2. De in lid 1 bedoelde sancties en maatregelen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend en omvatten ten minste:

(a)intrekking van een vergunning voor het verrichten van activiteiten als kredietservicer;

(b)een bevel waarbij de kredietservicer of kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger wordt gelast de inbreuk te verhelpen en die gedraging te staken en niet meer te herhalen;

(c)administratieve geldboeten.

3. De lidstaten zorgen er tevens voor dat administratieve sancties en remediërende maatregelen daadwerkelijk ten uitvoer worden gelegd.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten bij het bepalen van de aard van administratieve sancties of andere remediërende maatregelen en van het bedrag van die administratieve geldboeten alle volgende omstandigheden in aanmerking nemen, voor zover relevant:

(a)de ernst en de duur van de inbreuk;

(b)de mate van verantwoordelijkheid van de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger;

(c)de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper, rekening houdend met onder meer de totale omzet van een rechtspersoon of het jaarinkomen van een natuurlijke persoon;

(d)de omvang van de door de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger als gevolg van de inbreuk behaalde winsten of vermeden verliezen, voor zover deze kunnen worden bepaald;

(e)de verliezen die derden door de inbreuk hebben geleden, voor zover die verliezen kunnen worden bepaald;

(f)de mate waarin de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper met de bevoegde autoriteiten meewerkt;

(g)eerdere inbreuken door de voor de inbreuk verantwoordelijke kredietservicer of kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger;

(h)daadwerkelijke of mogelijke gevolgen van de inbreuk voor het systeem.

5. Indien de in lid 1 bedoelde situaties op rechtspersonen van toepassing zijn, zorgen de lidstaten er eveneens voor dat de bevoegde autoriteiten de in lid 2 genoemde administratieve sancties en remediërende maatregelen toepassen op leden van het leidinggevende of bestuursorgaan en andere personen die op grond van het nationale recht verantwoordelijk zijn voor de inbreuk.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten, voordat zij een besluit tot oplegging van in lid 2 genoemde administratieve sancties of remediërende maatregelen nemen, de betrokken kredietservicer, kredietkoper of, in voorkomend geval, zijn overeenkomstig artikel 17 aangewezen vertegenwoordiger in de gelegenheid stellen te worden gehoord.

7. De lidstaten zorgen ervoor dat een besluit waarbij in lid 2 genoemde administratieve sancties of remediërende maatregelen worden opgelegd, naar behoren gemotiveerd is en vatbaar is voor beroep.

Titel V

Versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden

Artikel 23 - Voorwaarden voor het vrijwillige gebruik van versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden

1. De lidstaten zorgen ervoor dat dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden door een kredietgever kan worden gebruikt wanneer aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

(a)het mechanisme is door de kredietgever en de zakelijke kredietnemer schriftelijk overeengekomen, of in een notariële akte wanneer de lidstaat zulks vereist, en die overeenkomst vermeldt de afdwingingsgrond en de termijn waarbinnen de zakelijke kredietnemer de betaling kan verrichten om de uitvoering van deze versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden te voorkomen;

(b)de zakelijke kredietnemer is vóór het sluiten van de onder a) bedoelde overeenkomst duidelijk geïnformeerd over de toepassing en de gevolgen van deze versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden;

(c)binnen vier weken nadat de afdwingingsgrond zich heeft voorgedaan, of later wanneer de kredietgever en de zakelijke kredietnemer dit zijn overeengekomen, heeft de kredietgever de zakelijke kredietnemer schriftelijk in kennis gesteld van:

i) het voornemen van de kredietgever om de activa te executeren via dit versnelde buitengerechtelijke mechanisme voor de uitwinning van zekerheden om ervoor te zorgen dat aan de contractuele verplichtingen van de gedekte kredietovereenkomst wordt voldaan;

ii) het soort toe te passen uitwinningsmaatregel als bedoeld in de artikelen 25 en 26;

iii) de termijn waarbinnen de betaling kan worden verricht voordat het onder a) bedoelde mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden wordt gebruikt;

iv) het bedrag in wanbetaling dat volgens de contractuele verplichtingen van de gedekte kredietovereenkomst verschuldigd is;

(d)de zakelijke kredietnemer heeft niet de volledige betaling zoals bepaald in de onder c) bedoelde kennisgeving van de kredietgever verricht.

Voor de toepassing van lid 1 omvat de in lid 1, onder a), bedoelde overeenkomst een rechtstreeks uitvoerbare titel.

Voor de toepassing van lid 1, onder a), kunnen de lidstaten bepalen dat in gevallen waarin een zakelijke kredietnemer ten minste 85 % van het bedrag van de gedekte kredietovereenkomst heeft betaald, de daarin bedoelde termijn met ten minste zes maanden kan worden verlengd.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de zakelijke kredietnemer de als zekerheid verpande activa vanaf de ontvangst van de in lid 1, onder c), bedoelde kennisgeving niet mag vervreemden en dat hij de algemene verplichting heeft om mee te werken en alle relevante informatie te verstrekken wanneer dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden overeenkomstig lid 1 wordt toegepast.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietgever de zakelijke kredietnemer een redelijke termijn geeft om de betaling te verrichten en redelijke inspanningen levert om het gebruik van dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden te voorkomen.

Artikel 24 - Uitwinning

1. De lidstaten zorgen ervoor dat zekerheden kunnen worden geëxecuteerd volgens dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden.

2. De lidstaten voorzien voor elk soort zekerheidsrecht en zekerheid in ten minste één van de volgende manieren om de zekerheid als bedoeld in lid 1 te executeren:

a) openbare veiling;

b) onderhandse verkoop.

Voor elk van deze manieren kunnen de lidstaten bepalen dat waar nodig een notaris, deurwaarder of andere overheidsfunctionaris wordt aangewezen om te zorgen voor een efficiënte en snelle verdeling van de opbrengst van de verkoop en overdracht van de zekerheid aan de koper of de rechten van de kredietnemer te waarborgen.

3. Wanneer de lidstaten de buitengerechtelijke uitwinningsprocedure door middel van toe-eigening instellen, is het recht van de kredietgever om het actief te houden ter gehele of gedeeltelijke voldoening van de verplichtingen van de zakelijke kredietnemer, onderworpen aan het toepasselijke recht in elke lidstaat. De lidstaten zorgen ervoor dat in geval van toe-eigening het positieve saldo dat aan de kredietnemer wordt uitbetaald, het verschil tussen de uitstaande som van de gedekte kredietovereenkomst en de taxatie van het actief is.

4. Voor de toepassing van de in lid 2 bedoelde executie zorgen de lidstaten ervoor dat de kredietgever een taxatie van de activa organiseert om de reserveringsprijs te bepalen in geval van openbare veiling en onderhandse verkoop, en dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

(a)de kredietgever en de zakelijke kredietnemer zijn het eens over de aan te wijzen taxateur;

(b)de taxatie wordt uitgevoerd door een onafhankelijke taxateur;

(c)de taxatie is eerlijk en realistisch;

(d)de taxatie wordt specifiek ten behoeve van de executie van de zekerheid uitgevoerd nadat de afdwingingsgrond zich heeft voorgedaan;

(e)de zakelijke kredietnemer heeft het recht om de taxatie overeenkomstig artikel 29 aan te vechten voor de rechter.

5. Voor de toepassing van punt a) wordt, wanneer de partijen het niet eens kunnen worden over de aanwijzing van een taxateur voor de executie van de zekerheid als bedoeld in lid 2, bij beslissing van een rechter een taxateur aangesteld overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar de zakelijke kredietnemer gevestigd of woonachtig is.

Artikel 25 - Openbare veiling

1. De lidstaten zorgen ervoor dat bij de executie van zekerheden door middel van openbare veiling de volgende elementen in acht worden genomen:

(a)de kredietgever heeft het tijdstip en de plaats van de openbare veiling ten minste tien dagen vóór die veiling openbaar bekendgemaakt;

(b)de kredietgever heeft redelijke inspanningen geleverd om een zo groot mogelijk aantal potentiële kopers aan te trekken;

(c)de kredietgever heeft de zakelijke kredietnemer en elke derde met een belang in of recht op het actief ten minste tien dagen vóór de openbare veiling van die veiling in kennis gesteld, inclusief het tijdstip en de plaats;

(d)voorafgaand aan de openbare veiling is een taxatie van het actief uitgevoerd;

(e)de reserveringsprijs van het actief is ten minste gelijk aan het voorafgaand aan de openbare veiling bepaalde taxatiebedrag;

(f)het actief mag met een korting van niet meer dan 20 % van het taxatiebedrag worden verkocht wanneer aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:

i) bij de openbare veiling heeft geen enkele koper een bod gedaan in overeenstemming met de onder e) en f) bedoelde vereisten;

ii) het actief dreigt op korte termijn te verslechteren.

2. Wanneer het actief niet bij openbare veiling verkocht is, mogen de lidstaten voorzien in de executie van de zekerheid bij onderhandse verkoop.

3. Wanneer een lidstaat voorziet in een tweede openbare veiling, is lid 1, onder a) tot en met e), van toepassing, maar mag het actief met een extra korting worden verkocht, zoals door de lidstaten bepaald.

Artikel 26 - Onderhandse verkoop

1. De lidstaten zorgen ervoor dat bij de executie van zekerheden door middel van onderhandse verkoop de volgende elementen in acht worden genomen:

(a)de kredietgever heeft redelijke inspanningen geleverd, inclusief passende publiciteit, om potentiële kopers aan te trekken;

(b)de kredietgever heeft de zakelijke kredietnemer en elke derde met een belang in of recht op het actief ten minste tien dagen voordat het ter verkoop wordt aangeboden, in kennis gesteld van zijn voornemen om het actief te verkopen;

(c)een taxatie van het actief is uitgevoerd voorafgaand aan de onderhandse verkoop en/of een openbare veiling overeenkomstig artikel 25, lid 1, onder c);

(d)de richtprijs van het actief is ten minste gelijk aan het bij de onder c) bedoelde taxatie vastgestelde bedrag op het tijdstip waarop het actief voor onderhandse verkoop wordt aangeboden;

(e)het actief mag met een korting van niet meer dan 20 % van de waarde worden verkocht wanneer aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:

i) binnen dertig dagen heeft geen enkele koper een bod gedaan in overeenstemming met de onder d) en e) bedoelde vereisten;

ii) het actief dreigt op korte termijn te verslechteren.

2. Wanneer het actief niet binnen dertig dagen nadat het ter verkoop is aangeboden bij onderhandse verkoop is verkocht, zorgen de lidstaten ervoor dat de kredietgever gedurende een aanvullende periode van ten minste dertig dagen publiciteit maakt voor de verkoop voordat een verkoop wordt gesloten.

3. Wanneer een lidstaat voorziet in een tweede poging tot onderhandse verkoop, is lid 1, onder a) tot en met d), van toepassing, maar mag het actief met een extra korting worden verkocht, zoals door de lidstaten bepaald.

Artikel 27 - Concurrerende zekerheidsrechten

De lidstaten bepalen dat de aan concurrerende zekerheidsrechten op dezelfde zekerheid verbonden prioriteit onverlet blijft door de afdwinging van een van die rechten door middel van de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.

Artikel 28 - Recht om de uitwinning aan te vechten

De lidstaten zorgen ervoor dat de zakelijke kredietnemer het recht heeft om het gebruik van dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden voor een nationale rechter aan te vechten wanneer de verkoop van de als zekerheid gestelde activa niet is uitgevoerd overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 24, lid 3, en de artikelen 25 en 26, of de taxatie van de activa niet is uitgevoerd overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van artikel 24, lid 4.

Artikel 29 - Restitutie van het overschot

De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietgever de zakelijke kredietnemer een positief saldo tussen de uitstaande som van de gedekte kredietovereenkomst en de opbrengst van de verkoop van het actief moeten uitbetalen.

Artikel 30 - Verrekening van het uitstaande bedrag

Onverminderd de artikelen 19 tot en met 23 van Richtlijn (EU) 20XX/XX van het Europees Parlement en de Raad 41 mogen de lidstaten in gevallen waarin het na gebruik van dit mechanisme voor de versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden gerealiseerde bedrag lager is dan de uitstaande som van de gedekte kredietovereenkomst, voorzien in de verrekening van alle verplichtingen uit hoofde van die overeenkomst, overeenkomstig het toepasselijke nationale recht.

Artikel 31 - Overdracht van gedekte kredietovereenkomsten aan derden

De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een gedekte kredietovereenkomst die voorziet in het recht op versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden door de kredietinstelling of haar dochteronderneming aan een derde wordt overgedragen, die derde het recht verkrijgt om onder dezelfde voorwaarden als de kredietinstelling van dit mechanisme voor versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden gebruik te maken bij wanbetaling van de zakelijke kredietnemer.

Artikel 32 - Herstructurerings- en insolventieprocedures

1. Deze richtlijn laat Richtlijn (EU) 20XX/XX van het Europees Parlement en de Raad 42 onverlet.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer ten aanzien van een zakelijke kredietnemer een insolventieprocedure is ingeleid, voor de executie van zekerheden krachtens de nationale wetgeving tot omzetting van deze richtlijn een schorsing van individuele uitwinningsmaatregelen geldt overeenkomstig het toepasselijke nationale recht.

Artikel 33 - Verzameling van gegevens

1. De lidstaten en, in geval van kredietinstellingen, de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen, verzamelen jaarlijks bij kredietgevers informatie over het aantal gedekte kredietovereenkomsten waarbij versnelde buitengerechtelijke uitwinning van zekerheden plaatsvindt en de termijnen waarbinnen dit geschiedt.

2. De lidstaten en, in geval van kredietinstellingen, de bevoegde autoriteiten die toezicht houden op kredietinstellingen, verzamelen jaarlijks de volgende informatie bij kredietgevers:

a) het aantal krachtens de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn ingeleide, lopende en afgesloten procedures, inclusief:

i) het aantal procedures ten aanzien van roerende activa;

ii) het aantal procedures ten aanzien van onroerende activa;

b) de lengte van de procedures van kennisgeving tot verrekening, per methode van uitwinning (openbare veiling, onderhandse verkoop of toe-eigening);

c) de gemiddelde kosten van elke procedure in euro's;

d) de afwikkelingspercentages.

3. De lidstaten aggregeren de in lid 2 bedoelde gegevens en stellen uit die geaggregeerde gegevens statistieken samen voor het volledige kalenderjaar dat begint op DATUM [PUBLICATIEBUREAU: 1 januari van het jaar volgende op de goedkeuring van deze handeling invoegen].

4. De in lid 1 bedoelde statistische gegevens worden de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 maart van het kalenderjaar volgende op het jaar waarvoor de gegevens zijn verzameld, toegezonden.

Titel VI

Waarborgen en samenwerkingsplicht

Artikel 34 - Wijziging van de kredietovereenkomst

Onverminderd de verplichtingen om de consument in kennis te stellen overeenkomstig Richtlijn 2014/17/EU, Richtlijn 2008/48/EG en Richtlijn 93/13/EEG, zorgen de lidstaten ervoor dat de kredietgever de consument, voordat de voorwaarden van een kredietovereenkomst met instemming of bij wet worden gewijzigd, in kennis stelt van de volgende informatie:

(a)een duidelijke en volledige beschrijving van de voorgestelde wijzigingen;

(b)het tijdschema voor de tenuitvoerlegging van deze wijzigingen;

(c)de gronden waarop de consument een klacht ten aanzien van deze wijzigingen kan indienen;

(d)de termijn waarbinnen een dergelijke klacht kan worden ingediend;

(e)de naam en het adres van de bevoegde autoriteit waarbij de klacht kan worden ingediend.

Artikel 35 - Klachten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat een kredietservicer de kredietnemer onverwijld in kennis stelt van de volgende informatie:

(a)de identiteit van de kredietservicer;

(b)een kopie van de hem overeenkomstig artikel 6 verleende vergunning;

(c)de naam, het adres en de contactgegevens van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de kredietnemer woonachtig of gevestigd is en waar hij een klacht kan indienen.

2. De in lid 1 bedoelde kennisgeving geschiedt schriftelijk, of langs elektronische weg wanneer dit volgens het Unierecht of nationale recht is toegestaan.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de kredietservicer in alle verdere communicatie met de kredietnemer, ook via de telefoon, de in lid 1, onder a) en c), bedoelde informatie opneemt of vermeldt.

4. De lidstaten zorgen ervoor dat kredietservicers doeltreffende en transparante procedures voor de behandeling van klachten van kredietnemers vaststellen en in stand houden.

5. De lidstaten zorgen ervoor dat de behandeling van klachten van kredietnemers door kredietservicers kosteloos is en dat kredietservicers de klachten en de genomen maatregelen om deze aan te pakken, registreren.

6. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten een procedure voor de behandeling van klachten van kredietnemers met betrekking tot kredietkopers, kredietservicers en kredietservicingaanbieders vaststellen en bekendmaken en dat deze klachten na ontvangst onverwijld worden behandeld.

Artikel 36 - Bescherming van persoonsgegevens

De verstrekking van informatie aan natuurlijke personen over de verwerking van persoonsgegevens en de verwerking van dergelijke gegevens en enige andere verwerking van persoonsgegevens voor de bij deze richtlijn beoogde doeleinden geschiedt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en Verordening (EG) nr. 45/2001.

Artikel 37 - Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat de in de artikelen 7, 11, 12, 13, 16, 18, 19 en 21 bedoelde bevoegde autoriteiten met elkaar samenwerken wanneer dat nodig is voor de vervulling van hun taken of de uitoefening van hun bevoegdheden overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn. Die autoriteiten coördineren tevens hun acties om mogelijke duplicatie en overlapping te voorkomen bij de toepassing van toezichtbevoegdheden, administratieve sancties en maatregelen op grensoverschrijdende gevallen.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten elkaar op verzoek en zonder onnodige vertraging de informatie verstrekken die nodig is voor de uitoefening van hun functies en taken overeenkomstig de nationale bepalingen tot omzetting van deze richtlijn.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten die bij de uitoefening van hun functies en taken krachtens deze richtlijn vertrouwelijke informatie ontvangen, deze informatie uitsluitend bij de uitoefening van hun functies en taken gebruiken.

4. De lidstaten nemen de nodige administratieve en organisatorische maatregelen om de in dit artikel bedoelde samenwerking te vergemakkelijken.

5. De Europese Bankautoriteit vergemakkelijkt de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en bevordert hun onderlinge samenwerking.

Titel VII

Wijziging

Artikel 38 - Wijziging van Richtlijn 2014/17/EU

Het volgende artikel 28 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 28 -  bis

1. Indien de rechten die de kredietgever op grond van een kredietovereenkomst heeft, dan wel de overeenkomst zelf, aan een derde worden overgedragen, kan de consument jegens de nieuwe houder de excepties en verweermiddelen opwerpen die hem jegens de oorspronkelijke kredietgever ter beschikking stonden, met inbegrip van schuldvergelijking, mits deze in de betrokken lidstaat is toegestaan.

2. De consument wordt van de in lid 1 bedoelde overdracht in kennis gesteld."

Titel VIII

Slotbepalingen

Artikel 39 - Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 43

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 40 - Evaluatie

1. Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn en brengt zij aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité verslag uit over de belangrijkste bevindingen.

2. Wanneer die evaluatie belangrijke problemen met het functioneren van de richtlijn aan het licht brengt, dient in het verslag te worden aangegeven hoe de Commissie voornemens is de vastgestelde problemen aan te pakken, met inbegrip van stappen en een tijdschema voor de mogelijke herziening.

Artikel 41 - Omzetting

1. De lidstaten dienen uiterlijk op 31 december 2020 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

2. Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 januari 2021.

Artikel 4, lid 1, artikel 7 en de artikelen 9 tot en met 12 zijn echter van toepassing met ingang van 1 juli 2021.

3. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

4. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 42 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 43 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.