Artikelen bij COM(2018)322 - Uitvoeringsmaatregelen voor het stelsel van eigen middelen van de EU

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen

Artikel 1 - Meerjarig financieel kader

Deze verordening stelt het meerjarig financieel kader (MFK) voor de periode 2021-2027 vast.

Artikel 2 - Inachtneming van de maxima van het MFK

1. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie nemen in de loop van elke begrotingsprocedure en tijdens de uitvoering van de begroting van het betrokken begrotingsjaar de in de bijlage vastgestelde jaarlijkse maximumbedragen aan uitgaven (hierna 'MFK-maxima' genoemd) in acht.

Het submaximum van rubriek III als opgenomen in de bijlage wordt bepaald niettegenstaande de flexibiliteit tussen de twee pijlers van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB). Het aangepaste maximum dat van toepassing is op pijler I van het GLB ingevolge de overdrachten tussen het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en de rechtstreekse betalingen wordt vastgesteld in de desbetreffende rechtshandeling en het MFK zal dienovereenkomstig worden aangepast in het kader van de technische aanpassingen krachtens artikel 5 van deze verordening.

2. Wanneer een beroep moet worden gedaan op de middelen van de in de artikelen 9 tot en met 14 bedoelde speciale instrumenten, worden in de begroting vastleggingskredieten en bijbehorende betalingskredieten opgenomen boven de desbetreffende MFK-maxima.

3. Wanneer gebruik moet worden gemaakt van een garantie voor financiële bijstand aan lidstaten die is goedgekeurd overeenkomstig artikel 208, lid 1,] van Verordening (EU) nr. [xxx/201x] (hierna 'het Financieel Reglement' genoemd), wordt het benodigde bedrag ter beschikking gesteld boven de in het MFK vastgestelde maxima.

Artikel 3 - Inachtneming van het maximum van de eigen middelen

4. Voor elk van de door het MFK bestreken jaren mag het totaalbedrag van de benodigde kredieten voor betalingen, na jaarlijkse aanpassing en met inachtneming van andere aanpassingen en herzieningen, en het bepaalde in artikel 2, leden 2 en 3, niet tot een hoger afroepingspercentage van de eigen middelen leiden dan het maximum dat is vastgesteld overeenkomstig het geldende besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie (hierna 'het eigenmiddelenbesluit' genoemd), dat is vastgesteld overeenkomstig artikel 311, derde alinea, VWEU.

5. Indien nodig worden de in het MFK vastgestelde maxima verlaagd om ervoor te zorgen dat het overeenkomstig het geldende eigenmiddelenbesluit vastgestelde maximum van de eigen middelen in acht wordt genomen.

Hoofdstuk 2
Aanpassing van het MFK

Artikel 4 - Overkoepelende marge voor de betalingen

1. Als onderdeel van de in artikel 5 bedoelde technische aanpassingen wordt het maximum van de betalingskredieten door de Commissie jaarlijks, te beginnen in 2022, voor de jaren 2022-2027 naar boven bijgesteld met een bedrag, gelijk aan het verschil tussen de uitgevoerde betalingen en het maximum van de betalingskredieten voor het jaar n-1 van het MFK.

2. Aanpassingen naar boven toe worden volledig verrekend met een overeenkomstige verlaging van het maximum voor de betalingskredieten voor het jaar n-1.

Artikel 5 - Technische aanpassingen

1. Elk jaar verricht de Commissie, voorafgaand aan de begrotingsprocedure van het begrotingsjaar n+1, de volgende technische aanpassingen van het MFK:

(a)herberekening tegen de prijzen van het jaar n+1, van de maxima en van de totaalbedragen van de kredieten voor vastleggingen en van de kredieten voor betalingen;

(b)berekening van de marge die onder het overeenkomstig het geldende eigenmiddelenbesluit vastgestelde maximum van de eigen middelen beschikbaar blijft;

(c)berekening van de overkoepelende marge voor betalingen, bedoeld in artikel 4;

(d)berekening van de overkoepelende marge voor vastleggingen (reserve van de Unie), bedoeld in artikel 12;

(e)berekening van de bedragen die beschikbaar moeten worden gesteld voor het flexibiliteitsinstrument op grond van artikel 13, lid 1, tweede alinea;

(f)berekening van het absolute bedrag van de marge voor onvoorziene uitgaven bedoeld in artikel 14.

2. De in lid 1 bedoelde technische aanpassingen worden verricht op basis van een vaste deflator van 2 % per jaar.

3. De Commissie deelt de resultaten van de in lid 1 omschreven technische aanpassingen en de eraan ten grondslag liggende economische prognoses aan het Europees Parlement en de Raad mee.

4. Onverminderd de artikelen 6, 7 en 8 worden er geen andere technische aanpassingen verricht ten aanzien van het betrokken jaar, noch in de loop van het begrotingsjaar, noch bij wijze van correctie achteraf in latere jaren.

Artikel 6 - Aanpassing van de middelen voor het cohesiebeleid

1. De Commissie beziet in 2024, bij haar technische aanpassingen voor begrotingsjaar 2025, de totale toewijzingen die voor de doelstelling 'investeren in groei en werkgelegenheid' in het kader van het cohesiebeleid 2025-2027 aan alle lidstaten zijn gedaan, opnieuw door de in de desbetreffende basishandeling bepaalde toewijzingsmethode toe te passen op basis van de meest recente statistische gegevens die op dat tijdstip beschikbaar zijn en van de vergelijking, voor de lidstaten waarvoor een aftopping geldt, tussen het voor de periode 2021-2023 geconstateerde gecumuleerd nationaal bbp en het in 2018 geraamde gecumuleerd nationaal bbp. Zij past deze totale toewijzingen aan telkens wanneer er een gecumuleerde afwijking is van meer dan +/- 5 %.

2. De vereiste aanpassingen worden in gelijke delen over de jaren 2025-2027 gespreid en de betrokken maxima van het MFK worden dienovereenkomstig aangepast. De maxima voor de betalingskredieten worden eveneens dienovereenkomstig aangepast om een geordende ontwikkeling ten opzichte van de kredieten voor vastleggingen te waarborgen.

3. Het totale netto-effect van de in lid 2 bedoelde aanpassingen, ongeacht of het positief of negatief is, mag niet meer dan 4 miljard EUR bedragen.

Artikel 7

Aanpassingen in verband met maatregelen verbonden aan behoorlijk economisch bestuur of de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten

Wanneer een schorsing van begrotingsvastleggingen betreffende de fondsen van de Unie overeenkomstig de desbetreffende basishandelingen wordt opgeheven in de context van maatregelen in verband met gezond economisch bestuur of de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen op het gebied van de rechtsstaat in de lidstaten, worden de bedragen van de geschorste vastleggingen naar de volgende jaren overgedragen en worden de desbetreffende maxima van het MFK dienovereenkomstig aangepast.

Kredieten die zijn geschorst voor jaar n, kunnen na jaar n+2 niet opnieuw op de begroting worden opgevoerd.

Artikel 8 - Aanpassing naar aanleiding van nieuwe regels of programma's in gedeeld beheer

Indien na 1 januari 2021 nieuwe regels of programma's in gedeeld beheer voor de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, het Fonds voor asiel en migratie, het Fonds voor interne veiligheid en het instrument voor grensbeheer en visa in het kader van het Fonds voor geïntegreerd grensbeheer worden vastgesteld, worden de toegewezen bedragen die in 2021 niet zijn gebruikt, in gelijke delen naar de jaren 2022 tot en met 2025 overgedragen en worden de betrokken maxima van het MFK dienovereenkomstig aangepast.

Hoofdstuk 3
Speciale instrumenten

Artikel 9 - Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering

1. Het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering, waarvan de doelstellingen en het toepassingsgebied zijn vastgesteld in Verordening (EU) XXXX/XX van het Europees Parlement en de Raad 18 ], mag het jaarlijkse maximumbedrag van 200 miljoen EUR (prijzen van 2018) niet overschrijden.

2. De kredieten van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering worden als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Unie.

Artikel 10 - Solidariteitsfonds van de Europese Unie

1. Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, waarvan de doelstellingen en het toepassingsgebied zijn vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2012/2002 van de Raad 19 , mag het jaarlijkse maximumbedrag van 600 miljoen EUR (prijzen van 2018) niet overschrijden. Op 1 oktober van elk jaar is ten minste een vierde van dat jaarlijkse bedrag nog beschikbaar om de behoeften te dekken die tot het einde van het begrotingsjaar ontstaan. Het in jaar n niet gebruikte deel van het jaarlijkse bedrag kan tot jaar n+1 worden gebruikt. Het deel van het jaarlijkse bedrag uit het voorgaande jaar wordt het eerst aangesproken. Het gedeelte van het bedrag van jaar n dat in jaar n+1 niet is gebruikt, vervalt.

2. In uitzonderlijke gevallen en indien de resterende beschikbare financiële middelen van het Europees Solidariteitsfonds in het jaar waarin de ramp zich voordoet, niet toereikend zijn ter dekking van het noodzakelijk geachte bijstandsbedrag, kan de Commissie voorstellen dat het verschil wordt gefinancierd uit de bedragen die voor het volgende jaar beschikbaar zijn.

Artikel 11 - Reserve voor noodhulp

1. De reserve voor noodhulp kan worden gebruikt voor een snelle reactie op specifieke dringende behoeften in de Unie of in derde landen ingevolge gebeurtenissen die bij de opstelling van de begroting niet te voorzien waren; het gaat hierbij met name om acties voor noodsteun bij natuurrampen of door mensen veroorzaakte rampen, humanitaire crises, grootschalige bedreigingen voor de gezondheid van mens, dier of plant, en bijzonder nijpende situaties ingevolge migratiestromen aan de buitengrenzen van de Unie, wanneer de omstandigheden zulks vereisen.

2. Het jaarlijkse bedrag van de reserve wordt vastgesteld op 600 miljoen EUR (prijzen van 2018) en kan worden aangewend tot jaar n+1 overeenkomstig het Financieel Reglement. De reserve wordt als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Unie. Het deel van het jaarlijkse bedrag uit het voorgaande jaar wordt het eerst aangesproken. Het gedeelte van het bedrag van jaar n dat in jaar n+1 niet is gebruikt, vervalt.

Op 1 oktober van elk jaar is ten minste een vierde van het jaarlijkse bedrag voor jaar n nog beschikbaar om de behoeften te dekken die tot het einde van dat jaar ontstaan.

Niet meer dan de helft van het tot 30 september van elk jaar beschikbare bedrag mag worden gebruikt voor respectievelijk interne of externe acties.

Vanaf 1 oktober mag het resterende deel van het beschikbare bedrag voor interne of externe acties worden gebruikt om de behoeften te dekken die tot het einde van dat jaar ontstaan.

Artikel 12 - Overkoepelende marge voor vastleggingen (reserve van de Unie)

1. De overkoepelende marge voor vastleggingen (reserve van de Unie) die beschikbaar worden gesteld boven de maxima die in het MFK zijn vastgesteld voor de jaren 2022 tot en met 2027, omvat:

(a)de marges die beschikbaar blijven onder de MFK-maxima voor vastleggingen van het jaar n-1;

(b)vanaf 2023, naast de onder a) bedoelde marges, een bedrag gelijk aan de vrijmakingen van kredieten tijdens jaar n-2, onverminderd artikel 15] van het Financieel Reglement.

2. De overkoepelende marge voor vastleggingen (reserve van de Unie) of een deel ervan mogen door het Europees Parlement en de Raad worden gebruikt in het kader van de begrotingsprocedure overeenkomstig artikel 314 VWEU.

Artikel 13 - Flexibiliteitsinstrument

Het flexibiliteitsinstrument mag worden gebruikt voor de financiering, voor een gegeven begrotingsjaar, van nauwkeurig bepaalde uitgaven die niet binnen de voor een of meer andere rubrieken beschikbare maxima zouden kunnen worden gefinancierd. Voor het flexibiliteitsinstrument wordt, met inachtneming van de tweede alinea, een jaarlijks maximumbedrag bepaald van 1 000 miljoen EUR (prijzen van 2018).

Het beschikbare jaarlijkse bedrag voor het flexibiliteitsinstrument wordt elk jaar verhoogd met:

(a)een bedrag gelijk aan het deel van het jaarlijkse bedrag voor het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering dat in het voorgaande jaar is vervallen;

(b)een bedrag gelijk aan het deel van het jaarlijkse bedrag voor het Solidariteitsfonds van de Europese Unie dat in het voorgaande jaar is vervallen, overeenkomstig artikel 10, lid 1;

(c)een bedrag gelijk aan het deel van het jaarlijkse bedrag voor de reserve voor noodhulp dat in het voorgaande jaar is vervallen, overeenkomstig artikel 11, lid 2.

De bedragen die overeenkomstig de tweede alinea aan het flexibiliteitsinstrument ter beschikking worden gesteld, worden gebruikt met inachtneming van de voorwaarden van dit artikel.

3. Het ongebruikte deel van het flexibiliteitsinstrument kan worden aangewend tot en met jaar n+3. Het deel van het jaarlijks bedrag uit voorgaande jaren wordt het eerst gebruikt, te beginnen met het oudste. Het gedeelte van het bedrag van jaar n dat in jaar n+3 niet is gebruikt, vervalt.

Artikel 14 - Marge voor onvoorziene uitgaven

1. Er wordt een marge voor onvoorziene uitgaven van ten hoogste 0,03 % van het bruto nationaal inkomen van de Unie buiten de maxima van het MFK gevormd als laatste redmiddel om op onvoorziene omstandigheden te reageren. Deze mag uitsluitend in samenhang met een gewijzigde of jaarlijkse begroting worden aangesproken.

2. De marge voor onvoorziene uitgaven wordt per jaar slechts aangesproken voor een maximumbedrag dat wordt vastgesteld in de jaarlijkse technische aanpassing van het MFK, en blijft binnen het plafond van de eigen middelen.

3. De uit de marge voor onvoorziene uitgaven beschikbaar gestelde middelen worden volledig verrekend met de marges in een of meer rubrieken van het MFK voor het lopende begrotingjaar of voor toekomstige begrotingsjaren.

4. De overeenkomstig lid 3 verrekende middelen mogen niet verder binnen het MFK worden aangewend. Gebruikmaking van de marge voor onvoorziene uitgaven mag niet leiden tot overschrijding van de totale maxima die in het MFK voor de vastleggings- en betalingskredieten voor het lopende begrotingsjaar en voor toekomstige begrotingsjaren zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 4
Evaluatie en herziening van het MFK

Artikel 15 - Herziening van het MFK

1. Onverminderd artikel 3, lid 2, de artikelen 16 tot en met 20, en artikel 24, kan het MFK in geval van onvoorziene omstandigheden worden herzien met inachtneming van het overeenkomstig het geldende eigenmiddelenbesluit vastgestelde maximum van de eigen middelen.

2. Als algemene regel worden de in lid 1 bedoelde voorstellen tot herziening van het MFK vóór het begin van de begrotingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar of het eerste van de betrokken begrotingsjaren ingediend en goedgekeurd.

3. Bij een voorstel tot herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 worden de mogelijkheden onderzocht voor een herschikking van uitgaven tussen de programma's die onder de rubriek vallen waarop de herziening betrekking heeft, met name op basis van een verwachte onderbesteding van de kredieten.

4. Bij elke herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 wordt rekening gehouden met de mogelijkheid om een verhoging van het maximum van een rubriek te compenseren met een verlaging van het maximum van een andere rubriek.

5. Bij een herziening van het MFK overeenkomstig lid 1 wordt een passende verhouding tussen vastleggingen en betalingen gehandhaafd.

Artikel 16 - Tussentijdse evaluatie van het MFK

Vóór 1 januari 2024 presenteert de Commissie een evaluatie van de werking van het MFK. Deze evaluatie gaat zo nodig vergezeld van passende voorstellen.

Artikel 17 - Herziening met betrekking tot de uitvoering

Wanneer de Commissie het Europees Parlement en de Raad in kennis stelt van de resultaten van de technische aanpassingen van het MFK, dient zij waar nodig tevens een voorstel in tot herziening van het totale bedrag van de kredieten voor betalingen die zij in het licht van de uitvoering van de begroting nodig acht om een goed beheer van de jaarlijkse maxima voor de betalingskredieten en in het bijzonder de geordende ontwikkeling ervan ten opzichte van de kredieten voor vastleggingen te waarborgen.

Artikel 18 - Herziening van het MFK in geval van herziening van de Verdragen

Mocht een herziening van de Verdragen met gevolgen voor de begroting plaatsvinden, dan wordt het MFK dienovereenkomstig herzien.

Artikel 19 - Herziening van het MFK in geval van uitbreiding van de Unie

Indien een of meer nieuwe lidstaten tot de Unie toetreden, wordt het MFK herzien om met de daaruit voortvloeiende uitgaven rekening te houden.

Artikel 20 - Herziening van het MFK in geval van hereniging van Cyprus

In geval van hereniging van Cyprus wordt het MFK herzien om rekening te houden met de alomvattende regeling voor de kwestie-Cyprus en de bijkomende financieringsbehoeften die uit de hereniging voortvloeien.

Hoofdstuk 5
Bijdrage aan de financiering van grootschalige projecten

Artikel 21 - Bijdrage aan de financiering van grootschalige projecten

1. Een maximumbedrag van 14 196 miljoen EUR (in prijzen van 2018) wordt voor de grootschalige projecten in het kader van Verordening XXXX/XX van het Europees Parlement en de Raad - ruimtevaartprogramma] 20 uit de algemene begroting van de Unie ter beschikking gesteld voor de periode 2021-2027.

2. Een maximumbedrag van 5 406 miljoen EUR (in prijzen van 2018) wordt voor de internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER) uit de algemene begroting van de Unie ter beschikking gesteld voor de periode 2021-2027.

Hoofdstuk 6
Interinstitutionele samenwerking in de begrotingsprocedure

Artikel 22 - Interinstitutionele samenwerking in de begrotingsprocedure

Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (hierna 'de instellingen' genoemd) nemen maatregelen om de jaarlijkse begrotingsprocedure vlot te doen verlopen.

De instellingen werken tijdens de gehele procedure te goeder trouw samen om hun standpunten zo dicht mogelijk tot elkaar te brengen. Hierbij maken zij in alle stadia van de procedure gebruik van passende interinstitutionele contacten om de voortgang van de werkzaamheden te monitoren en de mate van overeenstemming te analyseren.

De instellingen zorgen ervoor dat hun respectieve tijdschema's zoveel mogelijk op elkaar worden afgestemd, zodat de besprekingen op samenhangende en convergente wijze kunnen worden gevoerd en leiden tot de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie.

Trialogen kunnen in alle stadia van de procedure en op verschillende niveaus van vertegenwoordiging worden gehouden, afhankelijk van de aard van de verwachte bespreking. Iedere instelling wijst overeenkomstig haar eigen reglement van orde de deelnemers aan elke bijeenkomst aan, stelt haar mandaat voor de onderhandelingen vast, en stelt de overige instellingen tijdig in kennis van de voor de bijeenkomsten getroffen regelingen.

Artikel 23 - Eenheid van de begroting

De algemene begroting van de Unie omvat alle uitgaven en inkomsten van de Unie en Euratom, overeenkomstig artikel 7] van het Financieel Reglement, inclusief uitgaven ten gevolge van een besluit ter zake dat de Raad met eenparigheid van stemmen vaststelt, na raadpleging van het Europees Parlement, in het kader van artikel 332 VWEU.

Hoofdstuk 7
Slotbepalingen

Artikel 24 - Overgang naar het volgend meerjarig financieel kader

Vóór 1 juli 2025 dient de Commissie een voorstel in voor een nieuw meerjarig financieel kader.

Artikel 25 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.