Artikelen bij COM(2018)390 - Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2018)390 - Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij.
document COM(2018)390 NLEN
datum 7 juli 2021


TITEL I: ALGEMEEN KADER

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Inhoudsopgave

Artikel 1 - Onderwerp

Bij deze verordening wordt het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) vastgesteld. De verordening bevat de prioriteiten van het EFMZV, de begroting voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie en de specifieke regels voor de verstrekking van die financiering, tot aanvulling van de algemene regels die van toepassing zijn op het EFMZV krachtens Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

Artikel 2 - Geografisch toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op concrete acties die worden uitgevoerd op het grondgebied van de Unie, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 3 - Definities

1. Voor de toepassing van deze verordening en onverminderd lid 2 gelden de definities van artikel 4 van Verordening (EU) nr. 1380/2013, artikel 5 van Verordening (EU) nr. 1379/2013, artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en artikel 2 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

2. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)"blendingverrichting": door de begroting van de Unie ondersteunde actie, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, lid 6, van Verordening XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie], waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun en/of financieringsinstrumenten uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;

(2)"gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur" (CISE – Common information sharing environment): een structuur van systemen voor de ondersteuning van de sector- en grensoverschrijdende uitwisseling van informatie tussen autoriteiten die betrokken zijn bij maritieme bewaking met als doel hun kennis over activiteiten op zee te verbeteren;

(3)"kustwacht": nationale autoriteiten die kustwachttaken uitvoeren, waaronder maritieme veiligheid, maritieme beveiliging, maritieme douane, preventie en uitbanning van mensenhandel en mensensmokkel, handhaving van het zeerecht, maritieme grenscontrole, maritieme bewaking, bescherming van het mariene milieu, opsporing en redding, hulpverlening bij ongelukken en rampen, visserijcontrole en andere activiteiten die met deze taken verband houden;

(4)"Europees marien observatie- en datanetwerk" (EMODnet): een partnerschap waarbij mariene gegevens en metagegevens worden samengevoegd om deze versnipperde middelen beter toegankelijk en bruikbaar te maken voor openbare en particuliere gebruikers door kwalitatieve, interoperabele en geharmoniseerde mariene gegevens aan te bieden;

(5)"experimentele visserij": de visserij op bestanden waarop de voorbije tien jaar niet is gevist of niet met een specifiek vistuigtype of een specifieke techniek is gevist;

(6)"visser": een door de desbetreffende lidstaat als zodanig erkend natuurlijk persoon die commerciële visserijactiviteiten uitoefent;

(7)"binnenvisserij": visserijactiviteiten voor commerciële doeleinden in de binnenwateren door vaartuigen of met behulp van andere apparatuur, waaronder die welke voor het vissen op het ijs worden gebruikt;

(8)"internationale oceaangovernance": een initiatief van de Unie om, aan de hand van een samenhangende, sectoroverschrijdende en op regels gebaseerde benadering, het overkoepelende kader van internationale en regionale processen, overeenkomsten, regelingen, voorschriften en instellingen te verbeteren met het oog op gezonde, veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde oceanen;

(9)"maritiem beleid": het beleid van de Unie dat erop gericht is een geïntegreerde en coherente besluitvorming tot stand te brengen teneinde, door middel van een coherent beleid op het gebied van maritieme zaken en door middel van internationale samenwerking ter zake, te komen tot een optimale duurzame ontwikkeling, economische groei en sociale cohesie in de Unie, in het bijzonder in de kust-, eiland- en ultraperifere gebieden en in de sectoren van de duurzame blauwe economie;

(10)"maritieme beveiliging en bewaking": de activiteiten die gericht zijn op het begrijpen, in voorkomend geval het voorkomen en het beheren op een omvattende wijze van alle gebeurtenissen en handelingen op maritiem gebied die gevolgen zouden hebben op het vlak van maritieme veiligheid en beveiliging, rechtshandhaving, defensie, grenscontrole, bescherming van het mariene milieu, visserijcontrole, handel en economische belangen van de Unie;

(11)"maritieme ruimtelijke ordening": een proces in het kader waarvan de betreffende autoriteiten van de lidstaat menselijke activiteiten in mariene gebieden analyseren en organiseren om ecologische, economische en maatschappelijke doelstellingen te bereiken;

(12)"productieve investeringen in aquacultuur": investeringen in de bouw, de uitbreiding, de modernisering of de uitrusting van installaties voor aquacultuurproductie;

(13)"zeegebiedstrategie": een geïntegreerd kader voor de aanpak van gemeenschappelijke mariene en maritieme problemen van lidstaten en, in voorkomend geval, derde landen in een zeegebied of in een of meer onderzeegebieden, en voor de bevordering van samenwerking en coördinatie met het oog op economische, sociale en territoriale cohesie; een dergelijke strategie wordt ontwikkeld door de Commissie in samenwerking met de betrokken landen, hun regio's en in voorkomend geval ook andere belanghebbenden;

(14)"kleinschalige kustvisserij": de visserij door vissersvaartuigen met een lengte over alles van minder dan 12 m die geen gebruikmaken van gesleept vistuig als bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad 26 ;

(15)"duurzame blauwe economie": alle sectorale en sectoroverschrijdende economische activiteiten op de eengemaakte markt die verband houden met de oceanen, zeeën, kusten en binnenwateren, waaronder de ultraperifere gebieden van de Unie en de niet aan zee grenzende landen, met inbegrip van opkomende sectoren en niet-marktgoederen en -diensten, en die in overeenstemming zijn met de milieuwetgeving van de Unie.

Artikel 4 - Prioriteiten

Het EFMZV draagt bij tot de uitvoering van het GVB en van het maritiem beleid. Met het EFMZV worden de volgende prioriteiten nagestreefd:

(1)bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee;

(2)bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten;

(3)mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen;

(4)versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen.

Steun in het kader van het EFMZV draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie betreffende de matiging van en de aanpassing aan de milieu- en klimaatverandering. Die bijdrage wordt gevolgd volgens de in bijlage IV beschreven methodologie.

HOOFDSTUK II

Financieel kader

Artikel 5 - Begroting

1. De financiële middelen voor de uitvoering van het EFMZV voor de periode 2021-2027 bedragen 6 140 000 000 EUR in lopende prijzen.

2. De middelen die op grond van titel II aan het EFMZV worden toegewezen, worden uitgevoerd onder gedeeld beheer overeenkomstig Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] en artikel 63 van Verordening XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie].

3. De middelen die op grond van titel III aan het EFMZV worden toegewezen, worden uitgevoerd hetzij overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder a), van Verordening XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie] onder direct beheer door de Commissie, hetzij overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van die verordening onder indirect beheer.

Artikel 6 - Gedeeld beheerde begrotingsmiddelen

1. De gedeeld beheerde financiële middelen, als bedoeld in titel II, bedragen 5 311 000 000 EUR, in lopende prijzen, overeenkomstig de in bijlage V vastgestelde jaarlijkse verdeling.

2. Voor concrete acties in de ultraperifere gebieden wijst elke betrokken lidstaat, binnen de in bijlage V bepaalde financiële steun van de Unie, ten minste de volgende bedragen toe:

(a)102 000 000 EUR voor de Azoren en Madeira;

(b)82 000 000 EUR voor de Canarische Eilanden;

(c)131 000 000 EUR voor Guadeloupe, Frans-Guyana, Martinique, Mayotte, Réunion en Sint-Maarten.

3. De in artikel 21 bedoelde compensatie is niet hoger dan 50 % van elk van de in lid 2, onder a), b) en c), bedoelde toewijzingen.

4. Minstens 15 % van de per lidstaat toegewezen financiële steun van de Unie wordt toegewezen aan de in de artikelen 19 en 20 bedoelde steungebieden. Lidstaten die geen toegang tot de Uniewateren hebben, kunnen een lager percentage toepassen, rekening houdend met de omvang van hun taken op het gebied van controle en gegevensverzameling.

5. De financiële steun van de Unie uit het EFMZV die per lidstaat aan de in artikel 17, lid 2, en artikel 18, bedoelde steungebieden wordt toegewezen, is niet hoger dan de hoogste van de volgende twee drempels:

(a)6 000 000 EUR, of

(b)10 % van de per lidstaat toegewezen financiële steun van de Unie.

6. Overeenkomstig de artikelen 30 tot en met 32 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] kan uit het EFMZV op initiatief van een lidstaat steun worden verleend voor technische bijstand voor het doeltreffende beheer en gebruik van dit fonds.

Artikel 7 - Financiële verdeling voor de onder gedeeld beheer vallende maatregelen

De in artikel 6, lid 1, bedoelde bedragen die beschikbaar zijn voor vastleggingen door de lidstaten voor de periode van 2021 tot en met 2027 zijn opgenomen in de tabel in bijlage V.

Artikel 8 - Direct en indirect beheerde begrotingsmiddelen

1. De direct en indirect beheerde financiële middelen, als bedoeld in titel II, bedragen 829 000 000 EUR, in lopende prijzen.

2. Het in lid 1 bedoelde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor de uitvoering van het EFMZV, zoals werkzaamheden op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen.

Uit het EFMZV kan op initiatief van de Commissie en ten bedrage van maximaal 1,7 % van de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële middelen met name steun worden verleend voor:

(a)technische bijstand voor de uitvoering van de onderhavige verordening zoals bedoeld in artikel 29 van Verordening (EU) [Verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen];

(b)de voorbereiding, de monitoring en de evaluatie van partnerschapsovereenkomsten inzake duurzame visserij en de deelname van de Unie in regionale organisaties voor visserijbeheer;

(c)het opzetten van een Europees netwerk van plaatselijke actiegroepen.

3. Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de kosten van voorlichtings- en communicatieactiviteiten in verband met de uitvoering van deze verordening.

HOOFDSTUK III

Programmering    

Artikel 9 - Programmering voor steun onder gedeeld beheer

1. Overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] stelt elke lidstaat één enkel programma op waarmee uitvoering wordt gegeven aan de in artikel 4 bedoelde prioriteiten.

2. Steun uit hoofde van titel II wordt georganiseerd volgens de in bijlage II vermelde steungebieden.

3. Naast de in artikel 17 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde elementen bevat het programma:

(a)een analyse van de situatie in termen van sterke punten, zwakke punten, kansen en bedreigingen en een omschrijving van de behoeften in het betrokken geografische gebied, met inbegrip van, waar van toepassing, de door het programma bestreken zeegebieden;

(b)het in artikel 15 bedoelde actieplan voor de kleinschalige kustvisserij;

(c)waar van toepassing, de in lid 4 bedoelde actieplannen voor de ultraperifere gebieden.

4. De betrokken lidstaten stellen, als onderdeel van hun programma, een actieplan op voor elk van hun ultraperifere gebieden zoals bedoeld in artikel 6, lid 2, dat de volgende elementen bevat:

(a)een strategie voor de duurzame exploitatie van de visserij en de ontwikkeling van de sectoren van de duurzame blauwe economie;

(b)een beschrijving van de voornaamste geplande acties en de overeenkomstige financiële middelen, met inbegrip van:

i) de structurele steun voor de visserij- en de aquacultuursector uit hoofde van titel II;

ii) de in artikel 21 bedoelde compensatie voor extra kosten;

iii) alle andere investeringen in de duurzame blauwe economie die nodig zijn voor een duurzame ontwikkeling van kustgebieden.

5. De Commissie ontwikkelt voor elk zeegebied een analyse van de gemeenschappelijke sterke en zwakke punten van het gebied met betrekking tot de verwezenlijking van de in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde GVB-doelstellingen. In deze analyse wordt, in voorkomend geval, rekening gehouden met de bestaande zeegebiedstrategieën en macroregionale strategieën.

6. De Commissie beoordeelt het programma overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen]. Bij die beoordeling houdt zij met name rekening met:

(a)een zo groot mogelijke bijdrage van het programma aan de in artikel 4 bedoelde prioriteiten;

(b)het evenwicht tussen de vangstcapaciteit van de vloten en de beschikbare vangstmogelijkheden, als jaarlijks gerapporteerd door de lidstaten overeenkomstig artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

(c)waar van toepassing, de krachtens de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde meerjarenplannen, de krachtens artikel 19 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad goedgekeurde beheersplannen en de aanbevelingen van de regionale organisaties voor visserijbeheer die van toepassing zijn op de Unie;

(d)de uitvoering van de aanlandingsverplichting als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

(e)de recentste gegevens over de sociaaleconomische prestaties van de duurzame blauwe economie, en met name van de visserij- en aquacultuursector;

(f)waar van toepassing, de in lid 5 bedoelde analyses;

(g)de bijdrage van het programma aan de instandhouding en het herstel van de mariene ecosystemen, terwijl de steun in verband met Natura 2000-gebieden in overeenstemming is met de op grond van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders;

(h)de bijdrage van het programma aan de vermindering van zwerfvuil op zee overeenkomstig Richtlijn xx/xx van het Europees Parlement en de Raad [Richtlijn betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu] 27 ;

(i)de bijdrage van het programma aan de matiging van en de aanpassing aan de klimaatverandering.

7. Behoudens artikel 18 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast tot goedkeuring van het programma. De Commissie keurt het voorgestelde programma goed mits de vereiste informatie is ingediend.

8. Behoudens artikel 19 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast tot goedkeuring van wijzigingen van een programma.

Artikel 10 - Programmering voor steun onder direct en indirect beheer

Titel III wordt uitgevoerd door middel van werkprogramma's als bedoeld in artikel 110 van Verordening XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie]. De werkprogramma's bevatten, waar van toepassing, het totale bedrag voor de in artikel 47 bedoelde blendingverrichtingen.

TITEL II: STEUN ONDER GEDEELD BEHEER

HOOFDSTUK I

Algemene beginselen van de steunverlening

Artikel 11 - Staatssteun

1. Onverminderd lid 2 zijn de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag van toepassing op steun die de lidstaten verlenen aan ondernemingen in de visserij- en de aquacultuursector.

2. De artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag zijn evenwel niet van toepassing op betalingen die de lidstaten doen op grond van deze verordening en binnen de werkingssfeer van artikel 42 van het Verdrag.

3. Nationale bepalingen voor overheidsfinanciering die verder reiken dan de bepalingen van deze verordening voor de in lid 2 bedoelde betalingen, worden op basis van lid 1 als één geheel beoordeeld.

Artikel 12 - Ontvankelijkheid van aanvragen

1. Een door een begunstigde ingediende aanvraag voor steun uit het EFMZV is gedurende een op grond van lid 4 vastgestelde, nader bepaalde periode niet ontvankelijk, indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokken begunstigde:

(a)een ernstige inbreuk heeft gemaakt als bedoeld in artikel 42 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad 28 of in artikel 90 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad of in andere door het Europees Parlement en de Raad aangenomen wetgeving;

(b)betrokken is geweest bij de exploitatie, het beheer of de eigendom van vissersvaartuigen die zijn opgenomen in de lijst van de Unie van IOO-vaartuigen als bedoeld in artikel 40, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1005/2008, of van een vaartuig dat de vlag voerde van een land dat overeenkomstig artikel 33 van die verordening als niet-meewerkend derde land is aangemerkt; of

(c)een van de in de artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2008/99/EG van het Europees Parlement en de Raad 29 beschreven milieudelicten heeft gepleegd, indien de aanvraag gericht is op steun op grond van artikel 23.

2. Na de indiening van zijn aanvraag blijft de begunstigde aan de in lid 1 bedoelde ontvankelijkheidsvoorwaarden voldoen gedurende de hele periode van uitvoering van de concrete actie en gedurende een periode van vijf jaar na de laatste betaling aan die begunstigde.

3. Onverminderd strengere nationale regels die zijn overeengekomen in de partnerschapsovereenkomst met de betrokken lidstaat, is een door een begunstigde ingediende aanvraag onontvankelijk gedurende een op grond van lid 4 vastgestelde, nader bepaalde periode indien de bevoegde autoriteit heeft vastgesteld dat de betrokken begunstigde fraude heeft gepleegd als omschreven in artikel 3 van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 30 .

4. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:

(a)de bepaling van de in de leden 1 en 3 bedoelde drempel voor onontvankelijkheid en lengte van de onontvankelijkheidsperiode, die evenredig moet zijn met de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de ernstige inbreuk, het delict of de fraude, en ten minste één jaar moet bedragen;

(b)de vaststelling van de begin- of einddatum van de in de leden 1 en 3 bedoelde periode.

5. De lidstaten verplichten de begunstigden die een aanvraag in het kader van het EFMZV indienen, om ten aanzien van de beheersautoriteit schriftelijk te verklaren dat zij voldoen aan de in de leden 1 en 3 vermelde criteria. Alvorens de concrete actie goed te keuren, verifiëren de lidstaten of die schriftelijke verklaring waarheidsgetrouw is in het licht van de beschikbare informatie uit hun nationaal register van inbreuken als bedoeld in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1224/2009 of in het licht van andere beschikbare gegevens.

Voor de toepassing van de in de eerste alinea bedoelde verificatie verstrekt een lidstaat op verzoek van een andere lidstaat de informatie uit zijn nationaal register van inbreuken als bedoeld in artikel 93 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.

Artikel 13 - Niet-subsidiabele concrete acties

De volgende concrete acties komen niet in aanmerking voor steun in het kader van het EFMZV:

(a)concrete acties die de vangstcapaciteit van een vissersvaartuig vergroten of die de aankoop steunen van uitrusting waarmee het vermogen van het vissersvaartuig om vis op te sporen, wordt vergroot;

(b)de bouw en de aankoop van vissersvaartuigen of de invoer van vissersvaartuigen, tenzij in deze verordening anders is bepaald;

(c)de overdracht of omvlagging van vissersvaartuigen naar een derde land, ook door de oprichting van joint ventures met partners van dat land;

(d)de tijdelijke of definitieve stopzetting van visserijactiviteiten, tenzij in deze verordening anders is bepaald;

(e)experimentele visserij;

(f)de overdracht van de eigendom van een bedrijf;

(g)het rechtstreeks uitzetten van vis, behalve als instandhoudingsmaatregel waarin uitdrukkelijk bij een rechtshandeling van de Unie is voorzien, of in geval van het experimenteel uitzetten van vis;

(h)de aanleg van nieuwe havens, nieuwe aanlandingsplaatsen of nieuwe afslagen;

(i)marktinterventiemechanismen om visserij- of aquacultuurproducten tijdelijk of definitief uit de markt te nemen met het oog op een verminderd aanbod om een prijsdaling te voorkomen of om de prijzen op te drijven; bij uitbreiding, concrete acties in verband met opslag in een logistieke keten die zowel bedoeld als onbedoeld dezelfde effecten zouden hebben;

(j)investeringen in de situatie aan boord van vissersvaartuigen met als doel de naleving van vereisten krachtens het recht van de Unie of nationaal recht, met inbegrip van de vereisten in het kader van de verplichtingen van de Unie in de context van regionale organisaties voor visserijbeheer;

(k)investeringen in de situatie aan boord van vissersvaartuigen die in de twee kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende minder dan 60 dagen per jaar activiteiten op zee hebben verricht.

HOOFDSTUK II

Prioriteit 1: Bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee

Afdeling 1

Algemene voorwaarden

Artikel 14 - Algemene reikwijdte van de steunverlening

1. Steun op grond van dit hoofdstuk draagt bij tot de verwezenlijking van de milieu-, economische, maatschappelijke en werkgelegenheidsdoelstellingen van het GVB, als omschreven in artikel 2 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

2. Wanneer de in dit hoofdstuk bedoelde steun voor een vaartuig wordt verleend, wordt dat vaartuig gedurende ten minste vijf jaar vanaf de laatste betaling voor de ondersteunde concrete actie niet overgedragen of omgevlagd buiten de Unie.

3. Steun op grond van dit hoofdstuk is ook van toepassing op de binnenvisserij, met uitzondering van de artikelen 15 en 17.

Afdeling 2

Kleinschalige kustvisserij

Artikel 15 - Actieplan voor de kleinschalige kustvisserij

1. De lidstaten nemen in hun programma een actieplan voor de kleinschalige kustvisserij op, dat een strategie omvat voor de ontwikkeling van een winstgevende en duurzame kleinschalige kustvisserij. Deze strategie wordt opgezet rond de volgende onderdelen, waar van toepassing:

(a)aanpassing en beheer van de vangstcapaciteit;

(b)bevordering van milieuvriendelijke, klimaatbestendige en koolstofarme visserijpraktijken die zo weinig mogelijk schade toebrengen aan het mariene milieu;

(c)versterking van de waardeketen van de sector en bevordering van afzetstrategieën;

(d)bevordering van vaardigheden, kennis, innovatie en capaciteitsopbouw;

(e)verbetering van gezondheids-, veiligheids- en arbeidsomstandigheden aan boord van vissersvaartuigen;

(f)betere naleving van de vereisten inzake gegevensverzameling, traceerbaarheid, monitoring, controle en bewaking;

(g)betrokkenheid bij participatief beheer van de maritieme ruimte, met inbegrip van beschermde mariene gebieden en Natura 2000-gebieden;

(h)diversificatie van de activiteiten in de bredere duurzame blauwe economie;

(i)collectieve organisatie van en deelname aan besluitvorming en adviesprocedures.

2. In het actieplan wordt rekening gehouden met de vrijwillige richtsnoeren voor duurzame kleinschalige visserij van de FAO en, waar van toepassing, het regionale actieplan voor de kleinschalige visserij van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee.

3. Voor de monitoring van de uitvoering van de in lid 1 bedoelde strategie worden in het actieplan specifieke mijlpalen en streefdoelen vastgesteld voor de relevante indicatoren die zijn vastgelegd in het kader van het in artikel 37 bedoelde monitoring- en evaluatiekader.

Artikel 16 - Investeringen in vaartuigen voor kleinschalige kustvisserij

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de volgende investeringen in vaartuigen voor kleinschalige kustvisserij die behoren tot een vlootsegment waarvoor in het meest recente in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde verslag over de vangstcapaciteit een evenwicht met de voor dat segment beschikbare vangstmogelijkheden wordt aangetoond:

(a)de eerste aankoop van een vissersvaartuig door een jonge visser die bij indiening van de aanvraag nog geen 40 jaar is en ten minste vijf jaar als visser heeft gewerkt of voldoende beroepskwalificatie heeft verworven;

(b)de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor.

2. De in lid 1 bedoelde vaartuigen zijn uitgerust voor visserij op zee en zijn tussen 5 en 30 jaar oud.

3. De in lid 1, onder b), bedoelde steun kan alleen onder de volgende voorwaarden worden verleend:

(a)de nieuwe of gemoderniseerde motor beschikt niet over meer vermogen in kW dan de huidige motor;

(b)elke eventuele afgestoten vangstcapaciteit in kW als gevolg van de vervanging of modernisering van een hoofd- of hulpmotor wordt definitief uit het vlootregister van de Unie geschrapt;

(c)het motorvermogen van het vissersvaartuig is door de lidstaat fysiek gecontroleerd om vast te stellen dat het motorvermogen niet hoger is dan hetgeen in de visvergunning staat.

4. Op grond van dit artikel wordt geen steun verleend indien de beoordeling van het evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden in het meest recente in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380 /2013 bedoelde verslag voor het vlootsegment waartoe de betrokken vaartuigen behoren, niet is opgesteld op basis van de biologische en economische indicatoren en indicatoren voor het vaartuiggebruik die zijn opgenomen in de in die verordening bedoelde gemeenschappelijke richtsnoeren.

Afdeling 3

Specifieke steungebieden

Artikel 17 - Beheer van de visserijen en de vissersvloten

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor concrete acties voor het beheer van de visserijen en de vissersvloten.

2. Indien de in lid 1 bedoelde steun wordt verleend voor compensatie voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten, wordt aan de volgende voorwaarden voldaan:

(a)de stopzetting is een in artikel 22, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoeld instrument van een actieplan;

(b)de stopzetting wordt gerealiseerd via de sloop van een vissersvaartuig of via de buitenbedrijfstelling ervan en de aanpassing ervan met het oog op andere activiteiten dan commerciële visserij, conform de GVB-doelstellingen en de meerjarenplannen;

(c)het vissersvaartuig is als actief geregistreerd en heeft in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen per jaar visserijactiviteiten op zee verricht;

(d)de overeenkomstige vangstcapaciteit is definitief uit het vissersvlootregister van de Unie geschrapt en de visvergunningen en vismachtigingen zijn definitief ingetrokken overeenkomstig artikel 22, leden 5 en 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013; en

(e)het is de ontvanger gedurende vijf jaar na de ontvangst van steun verboden enig vissersvaartuig in het register te doen opnemen.

3. De steun voor de definitieve stopzetting van visserijactiviteiten als bedoeld in lid 2 wordt uitgevoerd via financiering die geen verband houdt met kosten, overeenkomstig artikel 46, onder a), en artikel 89 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen], en wordt enkel verleend mits:

(a)is voldaan aan de voorwaarden, overeenkomstig artikel 46, onder a), i), van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen]; en

(b)resultaten worden bereikt, overeenkomstig artikel 46, onder a), ii), van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de onder a) bedoelde voorwaarden worden bepaald die betrekking hebben op de uitvoering van instandhoudingsmaatregelen als bedoeld in artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

4. Op grond van lid 2 wordt geen steun verleend indien de beoordeling van het evenwicht tussen de vangstcapaciteit en de vangstmogelijkheden in het meest recente in artikel 22, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380 /2013 bedoelde verslag voor het vlootsegment waartoe de betrokken vaartuigen behoren, niet is opgesteld op basis van de biologische en economische indicatoren en indicatoren voor het vaartuiggebruik die zijn opgenomen in de in die verordening bedoelde gemeenschappelijke richtsnoeren.

Artikel 18 - Buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor compensatie voor de buitengewone stopzetting van visserijactiviteiten wegens:

(a)instandhoudingsmaatregelen als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), b), c) en j), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 of gelijkwaardige, door regionale organisaties voor visserijbeheer aangenomen instandhoudingsmaatregelen, indien van toepassing op de Unie;

(b)maatregelen van de Commissie bij ernstige bedreigingen voor de biologische rijkdommen van de zee als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 1380/2013;

(c)de onderbreking van de toepassing van een partnerschapsovereenkomst inzake duurzame visserij of van het protocol daarbij door overmacht; of

(d)natuurrampen of milieuongevallen die officieel door de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat zijn erkend.

2. De in lid 1 bedoelde steun mag slechts worden verleend indien:

(a)de commerciële activiteiten van het betrokken vaartuig gedurende ten minste negentig opeenvolgende dagen worden stopgezet; en

(b)het economische verlies als gevolg van de stopzetting meer bedraagt dan 30 % van de jaarlijkse omzet van het betrokken bedrijf, berekend op basis van de gemiddelde omzet van dat bedrijf in de voorgaande drie kalenderjaren.

3. De in lid 1 bedoelde steun wordt alleen verleend aan:

(a)eigenaren van vissersvaartuigen die als actief zijn geregistreerd en die in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen per jaar visserijactiviteiten op zee hebben verricht; of

(b)vissers die in de drie kalenderjaren voorafgaand aan het jaar van indiening van de steunaanvraag gedurende ten minste 120 dagen per jaar op zee hebben gewerkt aan boord van een Unievissersvaartuig dat onder de buitengewone stopzetting valt.

De verwijzing naar het aantal dagen op zee in dit lid geldt niet voor de aalvisserij.

4. De in lid 1 bedoelde steun mag gedurende ten hoogste zes maanden per vaartuig, in de periode van 2021 tot en met 2027, worden verleend.

5. Alle visserijactiviteiten van de betrokken vissersvaartuigen en de betrokken vissers worden daadwerkelijk opgeschort tijdens de periode van stopzetting. De bevoegde autoriteit vergewist zich ervan dat het betrokken vaartuig tijdens de periode van de buitengewone stopzetting alle visserijactiviteiten heeft stopgezet en dat overcompensatie als gevolg van het gebruik van het vaartuig voor andere doeleinden wordt voorkomen.

Artikel 19 - Controle en handhaving

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een visserijcontrolesysteem van de Unie als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad.

2. In afwijking van artikel 13, onder j), kan de in lid 1 bedoelde steun ook betrekking hebben op:

(a)enkel voor vaartuigen voor kleinschalige kustvisserij: de aankoop en installatie aan boord van de vereiste componenten voor de verplichte volgsystemen voor vaartuigen en elektronische meldsystemen die worden ingezet voor controledoeleinden;

(b)de aankoop en installatie aan boord van de vereiste componenten voor de verplichte systemen voor elektronische monitoring op afstand die worden ingezet voor de controle op de naleving van de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting;

(c)de aankoop en installatie aan boord van apparatuur voor de verplichte continue meting en registratie van het vermogen van de voortstuwingsmotor.

3. De in lid 1 bedoelde steun kan ook bijdragen tot maritieme bewaking als bedoeld in artikel 28 en tot de Europese samenwerking inzake kustwachttaken als bedoeld in artikel 29.

4. In afwijking van artikel 2 kan de in lid 1 bedoelde steun eveneens worden verleend voor concrete acties die buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd.

Artikel 20 - Verzameling en verwerking van gegevens voor visserijbeheer en wetenschappelijke doeleinden

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens voor visserijbeheer en voor wetenschappelijke doeleinden, als bedoeld in artikel 25, leden 1 en 2, en artikel 27 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EU) 2017/1004, op basis van de in artikel 6 van Verordening (EU) 2017/1004 bedoelde nationale werkprogramma's.

2. In afwijking van artikel 2 kan de in lid 1 bedoelde steun eveneens worden verleend voor concrete acties die buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd.

3. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met voorschriften inzake de procedures, het format en de tijdschema's voor de indiening van de in lid 1 bedoelde nationale werkprogramma's. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 53, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

4. Uiterlijk op 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het in lid 1 bedoelde nationale werkprogramma van toepassing wordt, stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast tot goedkeuring of wijziging van het werkprogramma.

Artikel 21 - Compensatie van in de ultraperifere gebieden gemaakte extra kosten in verband met visserij- en aquacultuurproducten

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend ter compensatie van de extra kosten van de begunstigden voor het vissen, het kweken, de verwerking en de afzet van bepaalde visserij- en aquacultuurproducten van de in artikel 6, lid 2, bedoelde ultraperifere gebieden.

2. In overeenstemming met de overeenkomstig lid 7 vastgestelde criteria bepaalt elke betrokken lidstaat voor zijn in lid 1 bedoelde gebieden de lijst van de voor compensatie in aanmerking komende visserij- en aquacultuurproducten en de hoeveelheid van die producten.

3. Bij de vaststelling van de in lid 2 bedoelde lijst en hoeveelheden nemen de lidstaten alle ter zake relevante factoren in aanmerking, met name de noodzaak ervoor te zorgen dat de compensatie verenigbaar is met de GVB-voorschriften.

4. De compensatie wordt niet verleend voor visserij- en aquacultuurproducten die:

(a)zijn gevangen door vaartuigen van derde landen, met uitzondering van vissersvaartuigen die de vlag van Venezuela voeren en in Uniewateren actief zijn, in overeenstemming met Besluit (EU) 2015/1565 van de Raad 31 ;

(b)zijn gevangen door Unievissersvaartuigen die niet in een haven van een van de in lid 1 bedoelde gebieden zijn geregistreerd;

(c)zijn ingevoerd uit derde landen.

5. Lid 4, onder b), is niet van toepassing indien de bestaande capaciteit van de verwerkingssector in het betrokken ultraperifere gebied de geleverde hoeveelheid grondstoffen overschrijdt.

6. Bij de berekening van de compensatie die wordt betaald aan de begunstigden die in lid 1 bedoelde activiteiten verrichten in ultraperifere gebieden of die een vaartuig bezitten dat in een haven in deze gebieden is geregistreerd, wordt, om overcompensatie te voorkomen, rekening gehouden met:

(a)voor elk visserijproduct of voor elk aquacultuurproduct of voor elke categorie producten, de extra kosten waarmee de specifieke beperkingen van het betrokken gebied gepaard gaan; en

(b)enige andere soort van overheidsmaatregelen die van invloed zijn op de hoogte van de extra kosten.

7. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de criteria te bepalen voor de berekening van de extra kosten waarmee de specifieke beperkingen van de betrokken gebieden gepaard gaan.

Artikel 22 - Bescherming en herstel van de biodiversiteit en de ecosystemen van de zee en de kust

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor acties voor de bescherming en het herstel van de biodiversiteit en de ecosystemen van de zee en de kust, met inbegrip van die in binnenwateren.

2. De in lid 1 bedoelde steun kan betrekking hebben op:

(a)compensaties ten bate van vissers voor de verzameling van verloren vistuig en zwerfvuil op zee;

(b)investeringen in havens om te zorgen voor passende voorzieningen om op zee verzameld verloren vistuig en zwerfvuil te ontvangen;

(c)acties om een goede milieutoestand in het mariene milieu te bereiken of te behouden, als omschreven in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG;

(d)de uitvoering van krachtens artikel 13, lid 4, van Richtlijn 2008/56/EG vastgestelde ruimtelijke beschermingsmaatregelen;

(e)het beheer, het herstel en de monitoring van Natura 2000-gebieden in overeenstemming met de op grond van artikel 8 van Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders;

(f)de bescherming van soorten uit hoofde van Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG en overeenkomstig de op grond van artikel 8 van Richtlijn 92/43/EEG vastgestelde prioritaire actiekaders.

HOOFDSTUK III

Prioriteit 2: Bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten

Artikel 23 - Aquacultuur

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de bevordering van een duurzame aquacultuur als bedoeld in artikel 34, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Uit het EFMZV kan eveneens steun worden verleend voor de diergezondheid en het dierenwelzijn in de aquacultuur overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad 32 en Verordening (EU) nr. 652/2014 van het Europees Parlement en de Raad 33 .

2. De in lid 1 bedoelde steun strookt met de in artikel 34, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde nationale meerjarige strategische plannen voor de ontwikkeling van de aquacultuur.

3. Steun voor productieve investeringen in aquacultuur op grond van dit artikel mag enkel worden verleend via de in artikel 52 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde financieringsinstrumenten en via InvestEU, overeenkomstig artikel 10 van die verordening.

Artikel 24 - Afzet van visserij- en aquacultuurproducten

Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor acties die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EU) nr. 1379/2013. Ook kan steun worden verleend voor acties ter bevordering van de afzet, de kwaliteit en de toegevoegde waarde van visserij- en aquacultuurproducten.

Artikel 25 - Verwerking van visserij- en aquacultuurproducten

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor investeringen in de verwerking van visserijproducten en aquacultuurproducten. Die steun draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke marktordening voor visserijproducten en aquacultuurproducten, als bedoeld in artikel 35 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EU) nr. 1379/2013.

2. Steun op grond van dit artikel wordt enkel verleend via de in artikel 52 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde financieringsinstrumenten en via InvestEU, overeenkomstig artikel 10 van die verordening.

HOOFDSTUK IV

Prioriteit 3: Mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen

Artikel 26 - Vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de duurzame ontwikkeling van lokale economieën en gemeenschappen aan de hand van vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling als bedoeld in artikel 25 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

2. Voor de toepassing van de EFMZV-steun zorgen de in artikel 26 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde strategieën voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling ervoor dat lokale gemeenschappen beter gebruikmaken van en meer profijt halen uit de kansen die de duurzame blauwe economie biedt en dat ze daarbij de ecologische, culturele, sociale en menselijke middelen benutten en versterken.

Artikel 27 - Mariene kennis

Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor de verzameling, het beheer en het gebruik van gegevens ter verbetering van de kennis over de toestand van het mariene milieu met het oog op:

(a)het voldoen aan de vereisten inzake monitoring en aanwijzing van gebieden en aan de beheervoorschriften krachtens Richtlijn 92/43/EEG en Richtlijn 2009/147/EG;

(b)de ondersteuning van maritieme ruimtelijke ordening als bedoeld in Richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad 34 ;

(c)de verbetering van de kwaliteit en van de uitwisseling van gegevens in het kader van het Europees marien observatie- en datanetwerk (EMODnet).

HOOFDSTUK V

Prioriteit 4: Versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen

Artikel 28 - Maritieme bewaking

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor acties die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de gemeenschappelijke gegevensuitwisselingsstructuur.

2. In afwijking van artikel 2 kan de in lid 1 van dit artikel bedoelde steun eveneens worden verleend voor concrete acties die buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd.

Artikel 29 - Samenwerking op het gebied van kustwachttaken

1. Uit het EFMZV kan steun worden verleend voor door nationale autoriteiten uitgevoerde acties die bijdragen tot de Europese samenwerking inzake kustwachttaken als bedoeld in artikel 53 van Verordening (EU) 2016/1624 van het Europees Parlement en de Raad 35 , artikel 2 ter van Verordening (EU) 2016/1625 van het Europees Parlement en de Raad 36 en artikel 7 bis van Verordening 2016/1626 van het Europees Parlement en de Raad 37 .

2. De steun voor de in lid 1 bedoelde acties kan ook bijdragen tot de ontwikkeling en toepassing van een visserijcontrolesysteem van de Unie onder de in artikel 19 bepaalde voorwaarden.

3. In afwijking van artikel 2 kan de in lid 1 bedoelde steun eveneens worden verleend voor concrete acties die buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd.

HOOFDSTUK VI

Regels voor uitvoering onder gedeeld beheer

Afdeling 1

Steun uit het EFMZV

Artikel 30 - Berekening van extra kosten en gederfde inkomsten

Steun die wordt verleend op basis van extra kosten of gederfde inkomsten, kan elk van de in artikel 46, onder a), c), d) en e), van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] bedoelde vormen aannemen.

Artikel 31 - Bepaling van de medefinancieringspercentages

Het maximale medefinancieringspercentage uit het EFMZV per steungebied is opgenomen in bijlage II.

Artikel 32 - Intensiteit van de overheidssteun

1. De lidstaten passen op de totale subsidiabele uitgaven voor de concrete actie een maximale steunintensiteit van 50 % toe.

2. In afwijking van lid 1 geldt voor bepaalde steungebieden en voor bepaalde soorten concrete acties de in bijlage III opgenomen specifieke maximale steunintensiteit.

3. Wanneer een concrete actie onder verschillende van de rijen 2 tot en met 16 van bijlage III valt, is de hoogste maximale steunintensiteit van toepassing.

4. Wanneer een concrete actie onder een of meer van de rijen 2 tot en met 16 van bijlage III valt en tegelijkertijd onder rij 1 van die bijlage, is de in rij 1 bedoelde maximale steunintensiteit van toepassing.

Afdeling 2

Financieel beheer

Artikel 33 - Onderbreking van de betalingstermijn

1. Overeenkomstig artikel 90, lid 4, van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] kan de Commissie de betalingstermijn onderbreken voor de hele betalingsaanvraag of voor een deel ervan in geval van aanwijzingen van niet-naleving door een lidstaat van de GVB-voorschriften, indien die niet-naleving van invloed kan zijn op de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven waarvoor een aanvraag tot tussentijdse betaling is ingediend.

2. Alvorens de Commissie overgaat tot de in lid 1 bedoelde onderbreking, stelt zij de betrokken lidstaat in kennis van de aanwijzingen van niet-naleving en krijgt de lidstaat de gelegenheid om binnen een redelijke termijn zijn opmerkingen in te dienen.

3. De in lid 1 bedoelde onderbreking is evenredig met de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de niet-naleving.

4. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de in lid 1 bedoelde gevallen van niet-naleving worden omschreven.

Artikel 34 - Schorsing van betalingen

1. Overeenkomstig artikel 91, lid 3, van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] kan de Commissie uitvoeringshandelingen vaststellen tot gehele of gedeeltelijke schorsing van de tussentijdse betalingen in verband met het programma in geval van ernstige niet-naleving door een lidstaat van de GVB-voorschriften, indien die ernstige niet-naleving van invloed kan zijn op de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven waarvoor een aanvraag tot tussentijdse betaling is ingediend.

2. Alvorens de Commissie overgaat tot de in lid 1 bedoelde schorsing, stelt zij de betrokken lidstaat ervan in kennis dat zij van oordeel is dat er sprake is van een geval van ernstige niet-naleving van de GVB-voorschriften en krijgt de lidstaat de gelegenheid om binnen een redelijke termijn zijn opmerkingen in te dienen.

3. De in lid 1 bedoelde schorsing is evenredig met de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de ernstige niet-naleving.

4. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin de in lid 1 bedoelde gevallen van ernstige niet-naleving worden omschreven.

Artikel 35 - Financiële correcties door de lidstaten

1. Overeenkomstig artikel 97, lid 4, van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] passen de lidstaten financiële correcties toe in geval van niet-naleving van de in artikel 12, lid 2, van deze verordening bedoelde verplichtingen.

2. In geval van financiële correcties als bedoeld in lid 1, bepalen de lidstaten het bedrag van de correctie, dat evenredig moet zijn met de aard, de ernst, de duur en de eventuele herhaling van de inbreuk of het strafbaar feit, en met het belang van de EFMZV-bijdrage voor de economische activiteit van de begunstigde.

Artikel 36 - Financiële correcties door de Commissie

1. Overeenkomstig artikel 98, lid 5, van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] stelt de Commissie uitvoeringshandelingen vast houdende financiële correcties door de bijdrage van de Unie aan een programma geheel of gedeeltelijk in te trekken als zij, na het nodige onderzoek, tot de conclusie komt dat:

(a)de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven worden beïnvloed door gevallen waarin de begunstigde de in artikel 12, lid 2, bedoelde verplichtingen niet nakomt, maar niet door de lidstaat is gecorrigeerd voordat de in dit lid bedoelde correctieprocedure werd ingeleid;

(b)de in een betalingsaanvraag opgenomen uitgaven worden beïnvloed door ernstige gevallen van niet-naleving van de GVB- voorschriften door de lidstaat, die hebben geleid tot schorsing van betaling op grond van artikel 34 en de betrokken lidstaat nog steeds niet aantoont dat de nodige corrigerende maatregelen zijn genomen om te garanderen dat de geldende regels in de toekomst zullen worden nageleefd en gehandhaafd.

2. Bij het bepalen van het bedrag van een correctie houdt de Commissie rekening met de aard, de ernst, de duur en het zich al dan niet herhalen van de ernstige vorm van niet-naleving van de GVB-voorschriften door de lidstaat of de begunstigde en met het belang van de EFMZV-bijdrage voor de economische activiteit van de betrokken begunstigde.

3. Wanneer het bedrag van de uitgaven die in verband staan met de niet-naleving van de GVB-voorschriften door de lidstaat, niet precies kan worden bepaald, past de Commissie een forfaitaire of een geëxtrapoleerde financiële correctie toe overeenkomstig lid 4.

4. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 52 bij gedelegeerde handelingen de criteria vast te stellen voor het bepalen van het niveau van de toe te passen financiële correctie en voor de toepassing van forfaitaire tarieven of geëxtrapoleerde financiële correcties.

Afdeling 3

Monitoring en verslaglegging

Artikel 37 - Monitoring- en evaluatiekader

1. Indicatoren voor de verslaglegging over de door het EFMZV geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 4 bedoelde prioriteiten zijn opgenomen in bijlage I.

2. Om een doeltreffende beoordeling van de voortgang van het EFMZV bij de verwezenlijking van de prioriteiten ervan te waarborgen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I om indien nodig de indicatoren te herzien of aan te vullen en om deze verordening aan te vullen met bepalingen inzake de vaststelling van een monitoring- en evaluatiekader.

Artikel 38 - Jaarlijks prestatieverslag

1. Overeenkomstig artikel 36, lid 6, van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen] dient elke lidstaat bij de Commissie uiterlijk één maand voor de jaarlijkse evaluatievergadering een jaarlijks prestatieverslag in. Het eerste verslag wordt in 2023 ingediend en het laatste in 2029.

2. In het in lid 1 bedoelde verslag worden de vorderingen beschreven bij de uitvoering van het programma en bij het bereiken van de mijlpalen en streefdoelen als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen]. Voorts worden ook eventuele problemen die van invloed zijn op de prestaties van het programma beschreven, evenals de maatregelen die zijn genomen om die problemen aan te pakken.

3. Het in lid 1 bedoelde verslag wordt besproken tijdens de jaarlijkse evaluatievergadering overeenkomstig artikel 36 van Verordening (EU) XX/XX [verordening houdende gemeenschappelijke bepalingen].

4. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast houdende voorschriften voor de indiening van het in lid 1 bedoelde verslag. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 53, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure.

TITEL III: STEUN ONDER DIRECT EN INDIRECT BEHEER

Artikel 39 - Geografisch toepassingsgebied

In afwijking van artikel 2 kan deze titel tevens van toepassing zijn op concrete acties die buiten het grondgebied van de Unie worden uitgevoerd, met uitzondering van technische bijstand.

HOOFDSTUK I

Prioriteit 1: Bevorderen van een duurzame visserij en van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee

Artikel 40 - Uitvoering van het GVB

Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de uitvoering van het GVB aan de hand van:

(a)het verstrekken van wetenschappelijk advies en wetenschappelijke kennis voor de bevordering van goede en doeltreffende besluitvorming in het kader van het GVB op het gebied van visserijbeheer, onder meer door de deelname van deskundigen in wetenschappelijke instanties;

(b)de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van een visserijcontrolesysteem van de Unie als bedoeld in artikel 36 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en nader omschreven in Verordening (EG) nr. 1224/2009;

(c)de werking van de overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 opgerichte adviesraden, die een in het kader en ter ondersteuning van het GVB passende doelstelling nastreven;

(d)vrijwillige bijdragen aan de werkzaamheden van internationale organisaties die actief zijn op het gebied van de visserij, overeenkomstig de artikelen 29 en 30 van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

Artikel 41 - Bevordering van schone en gezonde zeeën

1. Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de bevordering van schone en gezonde zeeën, onder meer via acties ter ondersteuning van de uitvoering van Richtlijn 2008/56/EG en acties met het oog op het bereiken van een goede milieutoestand uit hoofde van artikel 2, lid 5, onder j), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, en voor de uitvoering van de Europese strategie voor kunststoffen in een circulaire economie.

2. De in lid 1 bedoelde steun is coherent met de milieuwetgeving van de Unie, met name de in artikel 1, lid 1, van Richtlijn 2008/56/EG bedoelde doelstelling om een goede milieutoestand te bereiken of te behouden.

HOOFDSTUK II

Prioriteit 2: Bijdragen tot de voedselzekerheid in de Unie door concurrerende en duurzame aquacultuur en markten

Artikel 42 - Informatie over de markt

Uit het EFMZV wordt steun verleend voor activiteiten die de Commissie overeenkomstig artikel 42 van Verordening (EU) nr. 1379/2013 verricht op het gebied van de ontwikkeling en de verspreiding van informatie over de markt met betrekking tot visserij- en aquacultuurproducten.

HOOFDSTUK III

Prioriteit 3: Mogelijk maken van de groei van een duurzame blauwe economie en bevorderen van welvarende kustgemeenschappen

Artikel 43 - Maritiem beleid en ontwikkeling van een duurzame blauwe economie

Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de uitvoering van het maritiem beleid aan de hand van:

(a)de bevordering van een duurzame, koolstofarme en klimaatbestendige blauwe economie;

(b)de bevordering van een geïntegreerde governance en geïntegreerd beheer van het maritiem beleid, onder meer via maritieme ruimtelijke ordening, zeegebiedstrategieën en maritieme regionale samenwerking;

(c)de verbetering van de overdracht en de toepassing van onderzoek, innovatie en technologie in de duurzame blauwe economie, met inbegrip van het Europees marien observatie- en datanetwerk (EMODnet);

(d)de verbetering van maritieme vaardigheden en kennis over de oceanen en de versterking van de uitwisseling van sociaaleconomische gegevens over de duurzame blauwe economie;

(e)de ontwikkeling van projectenpijplijnen en innovatieve financieringsinstrumenten.

HOOFDSTUK IV

Prioriteit 4: Versterken van de internationale oceaangovernance en tot stand brengen van veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde zeeën en oceanen

Artikel 44 - Maritieme beveiliging en bewaking

Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de bevordering van de maritieme beveiliging en bewaking, onder meer via gegevensuitwisseling, samenwerking tussen kustwachten en agentschappen en bestrijding van criminele en illegale activiteiten op zee.

Artikel 45 - Internationale oceaangovernance

Uit het EFMZV wordt steun verleend voor de uitvoering van het beleid inzake internationale oceaangovernance aan de hand van:

(a)vrijwillige bijdragen aan internationale organisaties die actief zijn op het gebied van oceaangovernance;

(b)vrijwillige samenwerking met en coördinatie tussen internationale fora, organisaties, organen en instellingen in het kader van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee, de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en andere internationale overeenkomsten, regelingen en partnerschappen ter zake;

(c)de uitvoering van oceaanpartnerschappen tussen de Unie en betrokken oceaanactoren;

(d)de uitvoering van toepasselijke internationale overeenkomsten, regelingen en instrumenten die gericht zijn op het bevorderen van betere oceaangovernance, alsook de ontwikkeling van acties, maatregelen, instrumenten en kennis met het oog op veilige, beveiligde, schone en duurzaam beheerde oceanen;

(e)de uitvoering van toepasselijke internationale overeenkomsten, maatregelen en instrumenten om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen;

(f)internationale samenwerking op het gebied van en ontwikkeling van onderzoek en gegevens betreffende oceanen.

HOOFDSTUK V

Regels voor uitvoering onder direct en indirect beheer

Artikel 46 - Vormen van financiering door de Unie

1. In het kader van het EFMZV kan financiering worden verstrekt in een van de vormen als vastgesteld in Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie], met name aanbestedingen uit hoofde van titel VII van die verordening en subsidies uit hoofde van titel VIII van die verordening. Ook kan financiering worden verleend in de vorm van financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen, als bedoeld in artikel 47.

2. De evaluatie van subsidievoorstellen kan worden uitgevoerd door onafhankelijke deskundigen.

Artikel 47 - Blendingverrichtingen

Blendingverrichtingen in het kader van het EFMZV vinden plaats in overeenstemming met Verordening (EU) XX/XX [InvestEU-verordening] en titel X van Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie].

Artikel 48 - Evaluatie

1. Evaluaties worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.

2. De tussentijdse evaluatie van steun in het kader van titel III wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering beschikbaar is, doch uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van de steun is begonnen.

3. Aan het einde van de uitvoeringsperiode, doch uiterlijk vier jaar na afloop ervan, stelt de Commissie een eindevaluatieverslag op van de steun in het kader van titel III.

4. De Commissie deelt de conclusie van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.

Artikel 49 - Audits

Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, daaronder begrepen andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie].

Artikel 50 - Informatie, communicatie en publiciteit

1. De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren.

2. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het EFMZV, de acties in het kader van het EFMZV en de resultaten ervan. De aan het EFMZV toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 4 bedoelde prioriteiten.

Artikel 51 - In aanmerking komende entiteiten

1. Naast de in artikel 197 van Verordening (EU) XX/XX [verordening tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie] vermelde criteria zijn de in de leden 2 en 3 vastgestelde criteria om in aanmerking te komen van toepassing.

2. De volgende entiteiten komen in aanmerking:

(a)in een lidstaat of in een derde land gevestigde juridische entiteiten die zijn opgenomen in het werkprogramma onder de in de leden 3 en 4 genoemde voorwaarden;

(b)elke juridische entiteit die is opgericht krachtens het recht van de Unie of elke internationale organisatie.

3. Juridische entiteiten die zijn gevestigd in een derde land komen bij wijze van uitzondering voor deelname in aanmerking voor zover dit noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van een bepaalde actie.

4. Juridische entiteiten die zijn gevestigd in een niet met het programma geassocieerd derde land dragen in beginsel de kosten van hun deelname.

TITEL IV: PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 52 - Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in de artikelen 12, 17, 21, 33, 34, 36, 37 en 55 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt toegekend tot en met 31 december 2027.

3. De in de artikelen 12, 17, 21, 33, 34, 36, 37 en 55 bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan op elk moment door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5. Een overeenkomstig artikel 12, 17, 21, 33, 34, 36, 37 of 55 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking als het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of wanneer zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 53 - Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een Comité voor het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 38 .

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

TITEL V: SLOTBEPALINGEN

Artikel 54 - Intrekking

1. Verordening (EU) nr. 508/2014 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.

2. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 55 - Overgangsbepalingen

1. Om de overgang van de bij Verordening (EU) nr. 508/2014 vastgestelde steunregeling naar de bij de onderhavige verordening vastgestelde regeling te vergemakkelijken, is de Commissie bevoegd om overeenkomstig artikel 52 gedelegeerde handelingen vast te stellen met daarin de voorwaarden voor het integreren van de steun die de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 508/2014 goedkeurt, in de op grond van de onderhavige verordening verleende steun.

2. Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties tot de afsluiting ervan op grond van Verordening (EU) nr. 508/2014, die op de betrokken acties van toepassing blijft totdat zij worden afgesloten.

3. Aanvragen die op grond van Verordening (EU) nr. 508/2014 zijn ingediend, blijven geldig.

Artikel 56 - Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.