Artikelen bij COM(2018)595 - Jaarverslag 2016 over de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

EUROPESE COMMISSIE

Brussel, 17.8.2018

COM(2018) 595 final

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

Jaarverslag 2016 over de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten


Inhoud

1. INLEIDING    

2. RECHTSGROND    

3. VAN DE LIDSTATEN ONTVANGEN METHODEN EN INFORMATIE    

4. DE OFFSHORESECTOR VOOR OLIE EN GAS IN DE EUROPESE UNIE    

4.1 Installaties en productie    

4.2 Offshore-inspecties, -onderzoeken, -handhavingsacties en -regelgevingskader    

5. GEGEVENS OVER INCIDENTEN EN VEILIGHEIDSPRESTATIES VAN OFFSHOREACTIVITEITEN    

6. CONCLUSIES    


1. INLEIDING 

Met Richtlijn 2013/30/EU 1 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG (richtlijn offshoreveiligheid) wordt gestreefd naar een hoog veiligheidsniveau bij het verrichten van deze activiteiten. De gezondheid van werknemers, het milieu, de platforms en de uitrusting voor offshoreactiviteiten en economische activiteiten zoals visserij en toerisme zijn gebaat bij een hoog veiligheidsniveau. De bepalingen van de Richtlijn, zoals door de lidstaten omgezet, zullen helpen bij het voorkomen van zware ongevallen, het verminderen van het aantal incidenten en het uitvoeren van een doeltreffende follow-up van ongevallen en incidenten om de gevolgen ervan te beperken.

Dit jaarverslag heeft tot doel gegevens te verstrekken over het aantal en het type installaties in de Europese Unie en informatie te verstrekken over incidenten en de veiligheidsprestaties van offshore olie- en -gasactiviteiten. De reeks jaarverslagen zal de komende jaren dienen om de chronologische ontwikkeling van de veiligheidsprestaties in de lidstaten en regio's te volgen.

Op basis van de door de lidstaten ingediende verslagen concludeert de Commissie dat de veiligheidsprestaties van de Europese offshoresector in 2016 goed waren.

Samenvatting

Overeenkomstig de richtlijn offshoreveiligheid en op basis van de jaarverslagen van de lidstaten zal de Commissie een jaarverslag publiceren over de veiligheid van offshore olie- en -gasactiviteiten in de Europese Unie.

De Commissie heeft gegevens ontvangen van Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Griekenland, Nederland, Denemarken, Duitsland, Ierland, Italië, Polen, Roemenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. De meeste installaties bevinden zich in de Noordzee en de Atlantische Oceaan (410), 165 in de Middellandse Zee en 9 in de Zwarte Zee.

De bevoegde autoriteiten hebben de offshore-installaties in hun rechtsgebied regelmatig geïnspecteerd. Naar aanleiding van ernstige incidenten hebben twee lidstaten tijdens de verslagperiode onderzoek verricht: het Verenigd Koninkrijk (21 onderzoeken naar veiligheids- en milieugerelateerde problemen, 1 onderzoek naar een zwaar ongeval) en Nederland (1 onderzoek naar een zwaar ongeval).

Uit de door de lidstaten verstrekte cijfers, met name het aantal en de ernst van de gemelde ongevallen, blijkt dat de Europese offshore olie- en -gasindustrie in 2016 veilig heeft gefunctioneerd.


2. RECHTSGROND

Overeenkomstig artikel 25 van de richtlijn offshoreveiligheid dient de Commissie een jaarverslag over de veiligheid en de milieueffecten van offshore olie- en -gasactiviteiten te publiceren op basis van de informatie die haar door de lidstaten is verstrekt. De lidstaten moeten bij de Commissie een jaarverslag indienen dat de in bijlage IX, punt 3, van de richtlijn offshoreveiligheid gespecificeerde informatie bevat:

De door de lidstaten overeenkomstig artikel 25 in te dienen jaarverslagen bevatten ten minste de volgende informatie:

a) het aantal, de leeftijd en de locatie van installaties;

b) het aantal en type uitgevoerde inspecties en onderzoeken, eventuele dwingende maatregelen of veroordelingen;

c) gegevens over incidenten overeenkomstig het in artikel 23 bedoelde gemeenschappelijke rapporteringssysteem;

d) grote veranderingen in het offshoreregelgevingskader;

e) prestaties van de offshore olie- en gasactiviteiten.

De lidstaten hebben tot 1 juni van het jaar volgend op de verslagperiode (bijv. 1 juni 2017 voor het jaar 2016) om de vereiste informatie te publiceren.

De lidstaten moeten verslag uitbrengen aan de hand van een gemeenschappelijk model dat is vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 1112/2014 van de Commissie van 13 oktober 2014. In deze uitvoeringsverordening wordt een gemeenschappelijk model voor de uitwisseling van informatie inzake grotegevarenindicatoren door de exploitanten en eigenaars van offshore olie- en gasinstallaties vastgesteld alsmede een gemeenschappelijk model voor de publicatie van de informatie inzake grotegevarenindicatoren door de lidstaten 2 . In een richtsnoer van de Commissie 3 van 25 november 2015, dat is opgesteld en goedgekeurd door de EU-Groep van autoriteiten voor offshore olie- en -gasactiviteiten (EUOAG), wordt nadere specifieke informatie over de uitvoeringsverordening verstrekt en wordt uitgelegd hoe het rapporteringsmodel in de praktijk moet worden gebruikt.

3. VAN DE LIDSTATEN ONTVANGEN METHODEN EN INFORMATIE

Overeenkomstig bijlage IX, punt 3, van de richtlijn offshoreveiligheid zijn de lidstaten verplicht duidelijk omschreven en beperkte informatie te verstrekken over incidenten in hun offshore olie- en gassector, met gebruikmaking van de modellen van Uitvoeringsverordening 1112/2014. De verstrekte gegevens moeten informatie bevatten over de offshore olie- en gasinstallaties die in de EU worden geëxploiteerd, zoals aantal, het type, de locatie en de leeftijd. In de verslagen van de lidstaten moet ook het aantal offshore inspecties, onderzoeken en handhavingsacties worden vermeld en moet informatie worden verstrekt over het aantal incidenten per categorie en het aantal verwondingen.

Naast gegevens over afzonderlijke lidstaten heeft de Commissie ook de veiligheidsprestaties van regio's beoordeeld. In dit verband beschouwt de Commissie Duitsland, Denemarken, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Nederland als de groep 'Noordzee en Atlantische Oceaan'; Spanje, Griekenland, Kroatië, Italië en Malta als de groep 'Middellandse Zee'; Bulgarije en Roemenië als de groep 'Zwarte Zee'; en Letland en Polen als de groep 'Oostzee'.

Voor haar jaarverslag over veiligheid heeft de Commissie gebruik gemaakt van informatie die is verstrekt door Bulgarije, Kroatië, Cyprus, Griekenland, Nederland, Denemarken, Duitsland, Ierland, Italië, Polen, Roemenië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk. Andere lidstaten waren niet actief in de offshore olie- en gassector of hebben geen voor dit verslag relevante informatie ingediend.

Met uitzondering van het VK hebben alle lidstaten met offshore olie- en gasactiviteiten volledige gegevens over al hun installaties verstrekt. Het VK heeft echter delen van zijn verslag over offshoreveiligheid beperkt tot installaties die onderworpen waren aan een overeenkomstig de regelgeving geplande toetsing van de risicobeoordelingsdocumentatie (artikel 42, lid 2, van de richtlijn offshoreveiligheid). Hierdoor is de door het VK verstrekte informatie over onderzoeken, handhavingsacties, gegevens over incidenten en de prestaties van offshoreactiviteiten beperkt tot 129 installaties op een totaal van 225 installaties.

Om de veiligheidsprestaties van de lidstaten te beoordelen, heeft de Commissie incidenten en zware ongevallen vergeleken in verhouding tot het aantal personeelsleden en gewerkte uren voor offshore olie- en gasactiviteiten.

4. DE OFFSHORESECTOR VOOR OLIE EN GAS IN DE EUROPESE UNIE

4.1 Installaties en productie

Verreweg de meeste offshore-installaties in EU-wateren bevinden zich in de Noordzee, met name in het Verenigd Koninkrijk en Nederland (respectievelijk ongeveer 38 % en 26 % van de offshore-installaties in EU-wateren). In het Middellandse Zeegebied is Italië de actiefste lidstaat, gevolgd door Kroatië. In het Zwarte Zeegebied heeft Roemenië een offshore olie- en gasindustrie en is Bulgarije begonnen met de exploratie van offshoreolie en -gas. Volgens de verslagen die zijn ontvangen van lidstaten met kusten aan de Oostzee produceert alleen Polen offshoreolie en -gas in dit gebied (zie tabel 1).

Tabel 1: Vaste installaties: 'Type installatie', per gebied en lidstaat

Gebied/LandType installatie (*)
FMIFNPFPINUITotaal
Oostzee10012
Polen10012
Zwarte Zee80019
Bulgarije00011
Roemenië80008
Middellandse Zee1603146165
Kroatië2001820
Griekenland10012
Italië1203125140
Spanje10023
Noordzee en Atlantische Oceaan158121211410
Denemarken10001929
Duitsland20002
Ierland10012
Nederland560096152
Verenigd Koninkrijk89121114225
Totaal182124359586
(*) FMI — Vaste bemande installatie; FNP — Vaste niet-productie-installatie; FPI — Drijvende productie-installatie; NUI — (Doorgaans) Onbemande installatie


De meeste offshore-installaties in EU-wateren zijn gebouwd tussen 1980 en 2000. Sinds 2010 is de ontwikkeling van nieuwe productie-installaties aanzienlijk afgenomen in de Noordzee, het Atlantische gebied en de Middellandse Zee (tabel 2 en figuur 1). In bijlage I bij dit verslag wordt een gedetailleerd overzicht gegeven van het jaar waarin de lidstaten installaties hebben gebouwd.

Het grootste deel (ongeveer 94 %) van de olie en gas in de EU wordt geproduceerd in de Noordzee en het Atlantische gebied (tabel 3). Het Verenigd Koninkrijk is veruit de belangrijkste producent, gevolgd door Nederland en Denemarken. Italië en Kroatië zijn actieve producenten in de Middellandse Zee, maar alleen Roemenië heeft momenteel een aanzienlijke olie- en gasproductie in de Zwarte Zee.

Tabel 2: Aantal in gebruik genomen installaties, per decennium en gebied

BouwjaarGEBIED
OostzeeZwarte ZeeMiddellandse ZeeNoordzee en Atlantische OceaanEU Totaal
1960-19690072330
1970-197901145570
1980-1989075199157
1990-19991042118161
2000-2009114169112
2010-201900103646
EU Totaal29165400576


Tabel 3: Offshore olie en -gasproductie in de EU in kiloton olie-equivalent (ktoe)

GEBIEDLandktoe% van EU Totaal
Oostzee122,910,11 %
Polen122,910,11 %
Zwarte Zee1558,891,34 %
Bulgarije61,780,05 %
Roemenië1497,111,29 %
Middellandse Zee5462,404,71 %
Kroatië867,890,75 %
Griekenland180,510,16 %
Italië4217,003,63 %
Spanje197,000,17 %
Noordzee en Atlantische Oceaan108932,4593,85 %
Denemarken11341,009,77 %
Duitsland1038,090,89 %
Ierland130,880,11 %
Nederland13853,0011,93 %
Verenigd Koninkrijk82569,4871,13 %
Totaal116076,65100,00 %


Figuur 1: Nieuwe vaste installaties per decennium en gebied

4.2 Offshore-inspecties, -onderzoeken, -handhavingsacties en -regelgevingskader


Niet alle lidstaten konden tegen de uiterste datum voor de omzetting van de richtlijn offshoreveiligheid (19 juli 2015) functionerende bevoegde autoriteiten oprichten. Aan het begin van de verslagperiode in 2016 hadden twee lidstaten met offshore-installaties de richtlijn offshoreveiligheid nog niet volledig omgezet en waren zij daar nog mee bezig.

Tabel 4 geeft een overzicht van het aantal offshore-inspecties. Naast de analyse van formele verslagen over ongevallen zijn de onderzoeken en de follow-up daarvan het belangrijkste instrument voor de handhaving van wet- en regelgeving inzake veiligheid en milieu in de offshoresector. Het aantal inspecties neemt gewoonlijk toe naarmate het aantal installaties toeneemt. In vergelijking met andere lidstaten hebben de bevoegde autoriteiten van Italië en Duitsland echter een hoog aantal inspecties uitgevoerd in verhouding tot het aantal installaties.

In artikel 18 van de richtlijn offshoreveiligheid is de bevoegdheid vastgesteld waarover de bevoegde autoriteiten van de lidstaten beschikken voor activiteiten en installaties. Zij kunnen activiteiten verbieden en verlangen dat maatregelen worden genomen om te voldoen aan de algemene beginselen van risicobeheer teneinde ongevallen te voorkomen en veilige activiteiten te waarborgen. Alleen de lidstaten die in de Noordzeeregio olie en gas produceren, hebben deze te rapporteren dwingende maatregelen of vervolgingen uitgevoerd (10 in 2016).

De bevoegde autoriteiten hebben de offshore-installaties in hun rechtsgebied regelmatig geïnspecteerd. Naar aanleiding van ernstige incidenten hebben twee lidstaten tijdens de verslagperiode onderzoek verricht: het Verenigd Koninkrijk (21 onderzoeken naar veiligheids- en milieugerelateerde problemen, 1 onderzoek naar een zwaar ongeval) en Nederland (1 onderzoek naar een zwaar ongeval). Het aantal zware ongevallen omvat ook incidenten met een aanzienlijk potentieel om dodelijke slachtoffers te maken of ernstig lichamelijk letsel te veroorzaken, ook al hebben ze niet tot dit resultaat geleid.

Het VK heeft 7 handhavingsacties genomen, voornamelijk aanschrijvingen tot verbetering, voor de 129 installaties die in dit deel van zijn verslag zijn opgenomen (van de 225 installaties), Nederland 2 (administratieve boetes) en Ierland 1. Met het regelgevingskader hebben de lidstaten verdere vooruitgang geboekt bij de handhaving van de richtlijn offshoreveiligheid door de tenuitvoerlegging van nationale wet- en regelgeving. Italië heeft meegedeeld dat het in het kader van de samenwerking in het Middellandse Zeegebied aanvullende maatregelen heeft ontwikkeld op het gebied van paraatheid voor en respons op noodsituaties.

Tabel 4: Aantal offshore-inspecties per gebied en lidstaat in 2016

GEBIEDLandInspectiesMandagen op de installatie (reistijd niet inbegrepen)Aantal geïnspecteerde installaties
Oostzee4142
Polen4142
Zwarte Zee111
Bulgarije111
Roemenië000
Middellandse Zee424431121
Kroatië222220
Italië401408100
Spanje111
Noordzee en Atlantische Oceaan3061466,5257
Denemarken145015
Duitsland11112
Ierland3111
Nederland687249
Verenigd Koninkrijk2101322,5190
Totaal7351912,5381


5. GEGEVENS OVER INCIDENTEN EN VEILIGHEIDSPRESTATIES VAN OFFSHOREACTIVITEITEN

Van alle lidstaten die actief zijn op het gebied van offshore olie- en gasactiviteiten hebben het Verenigd Koninkrijk, Nederland en Denemarken incidenten gemeld:

- Verenigd Koninkrijk: 27 te melden gebeurtenissen (overeenkomstig bijlage IX van de richtlijn offshoreveiligheid), waaronder één zwaar ongeval; het verslag van het VK heeft betrekking op 129 installaties (op een totaal van 225). In zijn jaarverslag heeft het VK geen aanvullende gegevens verstrekt over het zware ongeval, waarvan het onderzoek nog niet was afgerond.

- Nederland: 13 te melden gebeurtenissen (overeenkomstig bijlage IX van de richtlijn offshoreveiligheid), waaronder één zwaar ongeval. Het zware ongeval was te wijten aan procedure-/organisatorische fouten en een operationele fout.

-Denemarken: 2 te melden gebeurtenissen (overeenkomstig bijlage IX van de richtlijn offshoreveiligheid) en geen enkel zwaar ongeval.


De meeste van de te melden gebeurtenissen vielen in de categorie van ongewilde lozingen (59,5 % van het totaal), 26,2 % van de gebeurtenissen betrof het verlies van controle over de boorput (activering van een blow-out-outpreventie/divertorsysteem), 7,1 % van de gebeurtenissen had betrekking op een defect van een veiligheids- en milieukritisch element (SECE) en 4,8 % van de gebeurtenissen hield verband met de vermindering van de structurele integriteit. Bij één incident moest personeel worden geëvacueerd.


Tabel 5: Incidenten per categorie (bijlage IX van de richtlijn offshoreveiligheid, EU-niveau)

Bijlage IX-categorieënAantal gebeurtenissenPercentage van het totale aantal gebeurtenissen in de categoriePercentage van het totale aantal gebeurtenissen
a) Ongewilde lozingen
2559,5 %59,5 %
Lozingen van olie/gas, ontvlamd — Branden00,0 %0,0 %
Lozingen van olie/gas, ontvlamd — Explosies00,0 %0,0 %
Lozing van niet-ontvlamd gas1352,0 %31,0 %
Lozing van niet-ontvlamde olie728,0 %16,7 %
Lozing van gevaarlijke stoffen520,0 %11,9 %
b) Verlies van controle over de boorput
1126,2 %26,2 %
Blow-outs00,0 %0,0 %
Activering van BOP-/divertorsysteem11100,0 %26,2 %
Defect aan boorputbarrière00,0 %0,0 %
c) Defecten van veiligheids- en milieukritische elementen
37,1 %7,1 %
d) Vermindering van de structurele integriteit
24,8 %4,8 %
Vermindering van stabiliteit/drijfvermogen00,0 %0,0 %
Minder vaste verankering150,0 %2,4 %
Vermindering van de structurele integriteit150,0 %2,4 %
e) botsingen met vaartuigen
00,0 %0,0 %
f) Helikopterongevallen
00,0 %0,0 %
g) Dodelijke ongevallen (*)
00,0 %0,0 %
h) Ernstige verwondingen bij 5 of meer mensen in hetzelfde ongeval (*)
00,0 %0,0 %
i) Evacuatie van personeel
12,4 %2,4 %
j) Milieu-ongevallen(**)
00,0 %0,0 %
TOTAAL42100 %100 %
(*) Uitsluitend indien in verband met een zwaar ongeval

(**) Volgens verslagen van de lidstaten werden de zware ongevallen niet als milieuongevallen beschouwd. 


6. CONCLUSIES

De Commissie beoordeelt de veiligheid van de offshore olie- en gasactiviteiten in de EU op basis van de gegevens die de lidstaten overeenkomstig de bepalingen van de uitvoeringsverordening inzake rapportage hebben verstrekt. De nauwkeurigheid van de beoordeling door de Commissie hangt dan ook af van de door de lidstaten verstrekte informatie. Aangezien dit jaarverslag het eerste over dit onderwerp is, is een vergelijking met voorgaande jaren nog niet mogelijk en kunnen nog geen conclusies worden getrokken over de veiligheidstendensen in de EU.

Rekening houdend met de door de lidstaten verstrekte cijfers en met het lage aantal en de geringe ernst van de gemelde ongevallen lijkt de Europese offshore olie- en gasindustrie blijk te hebben gegeven van een adequaat veiligheidsniveau. Deze conclusie is in overeenstemming met de beoordeling door nationale bevoegde autoriteiten, bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, dat melding maakt van een daling van het aantal gevaarlijke voorvallen en van de frequentie van te melden letsels in verhouding tot het aantal gewerkte uren.

De Commissie neemt er met name nota van dat voor 2016 geen dodelijke slachtoffers zijn gemeld. Toekomstige verslagen, vergelijkingen tussen jaren en het monitoren van trends zullen uitwijzen of de offshoresector dit veiligheidsniveau kan handhaven of verdere vooruitgang kan boeken.

(1)

PB L 178 van 28.6.2013, blz. 66.

(2)

PB L 302 van 22.10.2014, blz. 2.

(3)

https://euoag.jrc.ec.europa.eu/files/attachments/2015_11_25_implementing_regulation_guidance_document_final.pdf.