Artikelen bij COM(2021)391 - Europese groene obligaties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2021)391 - Europese groene obligaties.
document COM(2021)391 NLEN
datum 22 november 2023


Titel I
Onderwerp en definities

Artikel 1 - Onderwerp

Deze verordening stelt eenvormige vereisten vast voor uitgevende instellingen van obligaties die de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” willen gebruiken voor hun ecologisch duurzame obligaties die aan beleggers in de Unie beschikbaar worden gesteld, en zet een registratiesysteem en toezichtraamwerk op voor externe toetsingsinstanties van Europese groene obligaties.

Artikel 2 - Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1) “uitgevende instelling”: een rechtspersoon die obligaties uitgeeft;

(2) “financiële onderneming”: een abi in de zin van artikel 4, lid 1, punt b), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad 39 , een icbe-beheermaatschappij in de zin van artikel 2, punt 10, van Verordening (EU) 2019/2088 van het Europees Parlement en de Raad 40 , een kredietinstelling in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad 41 , een beleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013, een verzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad 42 , of een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punt 4, van Richtlijn 2009/138/EG;

(3) “overheidsentiteit”: een van de volgende entiteiten:

(a)Euratom, de Unie en hun agentschappen;

(b)een staat, met inbegrip van een overheidsinstantie, een agentschap of een special purpose vehicle van die staat;

(c)in het geval van een lidstaat die een federale staat is, een lid van de federatie;

(d)een regionale of gemeentelijke entiteit;

(e)een collectieve onderneming van meerdere staten in de vorm van een organisatie of een special purpose vehicle;

(f)een privaatrechtelijke onderneming die volledig eigendom is van één of meer van de in de punten a) tot en met e) bedoelde entiteiten;

(4) “taxonomievereisten”: de in artikel 3 van Verordening (EU) nr. 2020/852 bedoelde vereisten;

(5) “gereglementeerde markt”: een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 21, van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad 43 ;

Titel II
Voorwaarden voor het gebruik van de benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB”

Hoofdstuk I
Voorwaarden voor obligaties

Artikel 3 - Benaming

De benaming “Europese groene obligatie” of “EuGB” wordt alleen gebruikt voor obligaties die tot aan hun vervaldag aan de voorwaarden van deze titel voldoen.

Artikel 4 - Gebruik van de opbrengsten van Europese groene obligaties

1. Vóór de vervaldag van de obligatie worden de opbrengsten van Europese groene obligaties uitsluitend en volledig toegewezen, zonder aftrek van kosten, aan de volgende categorieën, of een combinatie daarvan:

(a)vaste activa, met inbegrip van die van huishoudens, die geen financiële activa zijn;

(b)kapitaaluitgaven, met inbegrip van die van huishoudens;

(c)operationele uitgaven die recenter dan drie jaar vóór de uitgifte van de Europese groene obligatie zijn gemaakt;

(d)de in artikel 5 bedoelde financiële activa.

Voor de toepassing van dit lid zijn kapitaaluitgaven ofwel toevoegingen aan materiële en immateriële vaste activa tijdens het boekjaar vóór waardeverminderingen, afschrijvingen en eventuele herwaarderingen, met inbegrip van toevoegingen die voortvloeien uit opwaarderingen en bijzondere waardeverminderingen voor het desbetreffende boekjaar, en exclusief veranderingen in de reële waarde ofwel toevoegingen aan materiële en immateriële vaste activa die voortvloeien uit bedrijfscombinaties.

Voor de toepassing van dit lid omvatten operationele uitgaven directe niet-geactiveerde kosten in verband met onderzoek en ontwikkeling, onderwijs en opleiding, maatregelen voor de renovatie van gebouwen, leaseovereenkomsten van korte duur, onderhoud en reparatie, en alle andere directe uitgaven in verband met het dagelijks onderhoud van materiële of immateriële vaste activa die nodig zijn voor een continu en doeltreffend functioneren van dergelijke activa.

2. In afwijking van lid 1 kan een overheidsentiteit de opbrengsten van Europese groene obligaties die zij heeft uitgegeven, ook toewijzen aan de volgende categorieën, of een combinatie daarvan:

(a)de in punt 7.22 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde vaste activa 44 ;

(b)de in punt 7.24 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 bedoelde niet-geproduceerde niet-financiële activa;

(c)de in punt 20.167 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 bedoelde belastingkorting die recenter dan drie jaar vóór de uitgifte van de Europese groene obligatie is toegekend;

(d)de in punt 4.30 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 bedoelde subsidies die recenter dan drie jaar vóór de uitgifte van de Europese groene obligatie zijn overgedragen;

(e)de in punt 20.104 van bijlage A bij Verordening (EU) nr. 549/2013 bedoelde kapitaaluitgaven.

3. Een Europese groene obligatie kan worden geherfinancierd door een nieuwe Europese groene obligatie uit te geven.

Artikel 5
Financiële activa

1. Met de in artikel 4, lid 1, punt d), bedoelde financiële activa wordt een van de volgende activa bedoeld, of een combinatie daarvan:

(a)vreemd vermogen;

(b)eigen vermogen.

2. De opbrengsten van de in lid 1 bedoelde financiële activa worden uitsluitend toegewezen aan vaste activa die niet behoren tot de in artikel 4, lid 1, punt a), bedoelde financiële activa, aan de in artikel 4, lid 1, punt b), bedoelde kapitaaluitgaven of aan de in artikel 4, lid 1, punt c), bedoelde operationele uitgaven.

3. In afwijking van lid 2 mogen de opbrengsten van het in lid 1 bedoelde financieel actief aan andere financiële activa worden toegewezen op voorwaarde dat de opbrengsten van die financiële activa overeenkomstig lid 2 worden toegewezen.

Artikel 6
Op de taxonomie afgestemd gebruik van opbrengsten

1. Het in artikel 4 bedoelde gebruik van opbrengsten betreft economische activiteiten die aan de vereisten van de taxonomie voldoen of die binnen een vastgestelde periode zoals die in het plan voor de afstemming op de taxonomie is vastgelegd, aan de vereisten van de taxonomie zullen voldoen.

Het in de eerste alinea bedoelde plan voor de afstemming op de taxonomie beschrijft de maatregelen en uitgaven die noodzakelijk zijn, wil een economische activiteit binnen de vastgestelde termijn aan de vereisten van de taxonomie voldoen.

De in de eerste en tweede alinea bedoelde termijn is niet langer dan vijf jaar te rekenen vanaf de uitgifte van de obligatie, tenzij een langere periode tot tien jaar gerechtvaardigd is door de specifieke kenmerken van de betrokken economische activiteiten zoals gedocumenteerd in het plan voor de afstemming op de taxonomie.

2. Indien opbrengsten van een Europese groene obligatie door middel van financiële activa worden toegewezen aan hetzij in artikel 4, lid 1, punt b), bedoelde kapitaaluitgaven, hetzij aan in artikel 4, lid 1, punt c), bedoelde operationele uitgaven, begint de in lid 1, eerste alinea, bedoelde vastgestelde termijn te lopen vanaf het tijdstip van de creatie van het financiële actief.

Artikel 7
Toepassing van de taxonomievereisten

1. Uitgevende instellingen wijzen obligatieopbrengsten aan de in artikel 4, lid 1, punten a), b) en c), en artikel 4, lid 2, genoemde bestemmingen of aan het in artikel 5, lid 1, punt b), bedoelde eigen vermogen toe door toepassing van de overeenkomstig artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde gedelegeerde handelingen die op het tijdstip van de uitgifte van de obligatie gelden.

Indien de overeenkomstig artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde gedelegeerde handelingen worden gewijzigd na de uitgifte van de obligatie, wijst de uitgevende instelling obligatieopbrengsten toe aan de in de eerste alinea bedoelde bestemmingen door de gewijzigde gedelegeerde handelingen toe te passen binnen vijf jaar nadat deze van toepassing zijn geworden.

2. Bij de toewijzing van obligatieopbrengsten aan het in artikel 5, lid 1, punt a), bedoelde vreemd vermogen passen uitgevende instellingen de overeenkomstig artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde gedelegeerde handelingen toe die op het tijdstip van de creatie van het vreemd vermogen gelden.

Indien op het tijdstip van de creatie van het in de eerste alinea bedoelde vreemd vermogen geen overeenkomstig artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde gedelegeerde handelingen van kracht zijn, passen uitgevende instellingen de eerste gedelegeerde handelingen toe die overeenkomstig artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 zijn vastgesteld.

Indien de overeenkomstig artikel 10, lid 3, artikel 11, lid 3, artikel 12, lid 2, artikel 13, lid 2, artikel 14, lid 2, of artikel 15, lid 2, van Verordening (EU) 2020/852 vastgestelde gedelegeerde handelingen worden gewijzigd na de creatie van het in de eerste alinea bedoelde vreemd vermogen, wijst de uitgevende instelling obligatieopbrengsten aan het in de eerste alinea bedoelde vreemd vermogen toe door de gewijzigde gedelegeerde handelingen toe te passen binnen vijf jaar nadat deze van toepassing zijn geworden.

Hoofdstuk II
Vereisten inzake transparantie en externe toetsing

Artikel 8
Factsheet voor Europese groene obligaties en toetsing vóór uitgifte van het factsheet voor Europese groene obligaties

1. Voordat uitgevende instellingen een Europese groene obligatie uitgeven:

(a)vullen zij het in bijlage I vastgestelde factsheet voor Europese groene obligaties in;

(b)zorgen zij ervoor dat het ingevulde factsheet voor Europese groene obligaties is getoetst vóór uitgifte (“pre-issuance review”) en een positief advies heeft gekregen van een externe toetsingsinstantie.

2. Een factsheet voor Europese groene obligaties kan betrekking hebben op één of meerdere uitgiften van Europese groene obligaties.

3. De in artikel 1, punt b), bedoelde toetsing vóór uitgifte van het factsheet bevat elk van de volgende elementen:

(a)een beoordeling of het voor groene obligaties ingevulde factsheet aan de artikelen 4 tot en met 7 van en bijlage I bij deze verordening voldoet;

(b)de in bijlage IV genoemde elementen.

Artikel 9
Allocatierapporten en toetsing na uitgifte van allocatierapporten

1. Jaarlijks en totdat de opbrengsten van de betrokken Europese groene obligatie volledig zijn toegewezen, stellen uitgevende instellingen van Europese groene obligaties een allocatierapport voor Europese groene obligaties op aan de hand van de in bijlage II vastgestelde template, waarin zij aantonen dat de opbrengsten van de betrokken Europese groene obligaties vanaf de uitgiftedatum tot en met het jaar waarop het rapport ziet, in overeenstemming met de artikelen 4 tot en met 7 zijn toegewezen.

2. Een allocatierapport voor Europese groene obligaties kan betrekking hebben op één of meerdere uitgiften van Europese groene obligaties.

3. Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties laten het allocatierapport dat is opgesteld nadat de opbrengsten van de Europese groene obligatie volledig zijn toegewezen in overeenstemming met de artikelen 4 tot en met 7, na uitgifte toetsen (“post-issuance review”) door een externe toetsingsinstantie.

4. Indien na de publicatie van het allocatierapport overeenkomstig artikel 13, lid 1, punt c), de toewijzing van opbrengsten wordt gecorrigeerd, passen de uitgevende instellingen van de betrokken Europese groene obligaties het allocatierapport aan en laten zij dat aangepaste allocatierapport na uitgifte door een externe toetsingsinstantie toetsen.

5. In afwijking van lid 3 wordt ieder allocatierapport van uitgevende instellingen die financiële ondernemingen zijn die opbrengsten van een portefeuille met meerdere Europese groene obligaties toewijzen aan een in artikel 5 bedoelde portefeuille met financiële activa, onderworpen aan een toetsing na uitgifte door een externe toetsingsinstantie. De externe toetsingsinstantie besteedt bijzondere aandacht aan de financiële activa die niet waren opgenomen in voordien gepubliceerde allocatierapporten.

6. Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties verschaffen de in de leden 3, 4 en 5 bedoelde allocatierapporten aan een externe toetsingsinstantie binnen 30 dagen na het einde van het jaar waarop de allocatierapporten zien. De toetsing na uitgifte moet openbaar worden gemaakt binnen 90 dagen na ontvangst van het allocatierapport.

7. De in de leden 3, 4 en 5 bedoelde toetsing na uitgifte bevat elk van de volgende elementen:

(a)een beoordeling van de vraag of de uitgevende instelling de opbrengsten van de obligatie in overeenstemming met de artikelen 4 tot en met 7 heeft toegewezen, op basis van de aan de externe toetsingsinstantie verschafte informatie;

(b)een beoordeling van de vraag of de uitgevende instelling het in het factsheet voor groene obligaties beschreven beoogde gebruik van de opbrengsten in acht heeft genomen, op basis van de aan de externe toetsingsinstantie verschafte informatie;

(c)de in bijlage IV genoemde elementen.

8. Indien obligatieopbrengsten worden toegewezen aan in artikel 4, lid 2, punt c), bedoelde belastingkortingen of aan in artikel 4, lid 2, punt d), bedoelde subsidies, wordt in de toetsing na uitgifte alleen een beoordeling gemaakt van de vraag in hoeverre met de voorwaarden waarop die uitgaven of overdrachten zijn uitgekeerd, de artikelen 4 tot en met 7 in acht worden genomen.

Artikel 10
Impactrapport voor Europese groene obligaties

1. Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties stellen, na de volledige toewijzing van de opbrengsten van dergelijke obligaties en ten minste eenmaal tijdens de looptijd van de obligatie, een impactrapport voor Europese groene obligaties op over de milieu-impact van het gebruik van de obligatieopbrengsten waarbij zij de in bijlage III vastgestelde template gebruiken.

2. Een impactrapport mag meerdere uitgiften van Europese groene obligaties betreffen.

Artikel 11
Overheidsentiteiten als uitgevende instelling

Een uitgevende instelling die een overheidsentiteit is, kan toetsing vóór en na uitgifte verkrijgen hetzij van een externe toetsingsinstantie, hetzij van een auditdienst van de Staat of een andere overheidsentiteit die door de overheidsentiteit met de beoordeling van de naleving van deze verordening is belast.

Artikel 12
Prospectus voor Europese groene obligaties

1. Indien overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1129 een prospectus wordt gepubliceerd, vermeldt dat prospectus duidelijk dat, indien informatie over het gebruik van opbrengsten moet worden verschaft, de Europese groene obligatie in overeenstemming met deze verordening wordt uitgegeven.

2. Voor de toepassing van artikel 19, lid 1, punt c), van Verordening (EU) 2017/1129 omvat “gereglementeerde informatie” de informatie in het in artikel 8, lid 1, punt c), van deze verordening bedoelde factsheet voor Europese groene obligaties.

Artikel 13
Publicatie op de website van de uitgevende instelling en kennisgeving aan de ESMA en aan nationale bevoegde autoriteiten

1. Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties publiceren op hun website in een aparte afdeling met als titel “Europese groene obligaties” alle volgende documenten en stellen deze kosteloos beschikbaar, en dit tot ten minste de vervaldag van de betrokken obligaties:

(a)het in artikel 8 bedoelde ingevulde factsheet voor Europese groene obligaties, vóór de uitgifte van de obligatie;

(b)de toetsing vóór uitgifte met betrekking tot het in artikel 8 bedoelde factsheet voor Europese groene obligaties, vóór de uitgifte van de obligatie;

(c)de in artikel 9 bedoelde jaarlijkse allocatierapporten voor Europese groene obligaties, jaarlijks totdat de opbrengsten van de betrokken Europese groene obligatie volledig zijn toegewezen, uiterlijk drie maanden na het einde van het jaar waarop het rapport ziet;

(d)de toetsingen na uitgifte van de in artikel 9 bedoelde allocatierapporten voor Europese groene obligaties;

(e)het in artikel 10 bedoelde impactrapport voor Europese groene obligaties.

2. De informatie in de in lid 1, punten a), c) en e), bedoelde documenten wordt in de volgende taal of talen verschaft:

(a)indien de Europese groene obligaties in slechts één lidstaat aan het publiek worden aangeboden of op een gereglementeerde markt worden genoteerd: in een taal die door de bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 36 van deze verordening, van die lidstaat wordt aanvaard;

(b)indien de Europese groene obligaties in twee of meer lidstaten aan het publiek worden aangeboden of op een markt worden genoteerd: hetzij in een taal die door de bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 37 van deze verordening, van elke lidstaat wordt aanvaard, hetzij in een in internationale financiële kringen gangbare taal, naar keuze van de uitgevende instelling.

3. In afwijking van lid 2 wordt, indien een prospectus voor de Europese groene obligatie overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1129 moet worden gepubliceerd, de informatie in de in lid 1, punten a), c) en e), bedoelde documenten verstrekt in de taal of talen van dat prospectus.

4. Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties geven de in artikel 36 bedoelde nationale bevoegde autoriteiten onverwijld kennis van de publicatie van alle in lid 1 bedoelde documenten.

5. Uitgevende instellingen van Europese groene obligaties geven de ESMA binnen 30 dagen kennis van de publicatie van alle in lid 1 bedoelde documenten.

Titel III
Externe toetsingsinstanties voor Europese groene obligaties

Hoofdstuk I
Voorwaarden voor toegang tot werkzaamheden van externe toetsingsinstantie voor Europese groene obligaties

Artikel 14
Registratie

1. Externe toetsingsinstanties voor Europese groene obligaties registreren zich bij de ESMA voordat zij hun werkzaamheden kunnen verrichten.

2. Bij de ESMA geregistreerde externe toetsingsinstanties voldoen te allen tijde aan de in artikel 15, lid 2, vastgestelde voorwaarden voor registratie.

3. Auditdiensten van de Staat en andere overheidsentiteiten die door overheidsemittenten zijn belast met de beoordeling van de inachtneming van deze verordening, zijn niet onderworpen aan de titels III en IV van deze verordening.

Artikel 15
Aanvraag tot registratie als externe toetsingsinstantie voor Europese groene obligaties

1. Een aanvraag tot registratie als externe toetsingsinstantie voor Europese groene obligaties bevat elk van de volgende elementen:

(a)de volledige naam van de aanvrager, het adres van zijn statutaire zetel in de Unie, de website van de aanvrager en, voor zover beschikbaar, de identificatiecode voor juridische entiteiten (LEI);

(b)de naam en contactgegevens van een contactpersoon;

(c)de rechtsvorm van de aanvrager;

(d)de eigendomsstructuur van de aanvrager;

(e)de identiteit van de leden van het senior management van de aanvrager en hun niveau van kwalificatie, ervaring en opleiding;

(f)het aantal analisten, werknemers en andere direct bij de beoordelingswerkzaamheden van externe toetsingsinstanties betrokken personen, het niveau van hun ervaring en opleiding in dienst bij de aanvrager en het algemene niveau van hun ervaring en opleiding;

(g)een beschrijving van de door de aanvrager gehanteerde procedures en methodes om in artikel 8 bedoelde toetsingen vóór uitgifte of in artikel 9 bedoelde toetsingen na uitgifte af te geven;

(h)de gedragslijnen of procedures die de aanvrager hanteert om in artikel 27 bedoelde belangenconflicten te identificeren, te beheren en openbaar te maken;

(i)in voorkomend geval, documenten en informatie met betrekking tot bestaande of geplande uitbestedingsregelingen voor door deze verordening bestreken werkzaamheden van de externe toetsingsinstantie, daaronder begrepen informatie over entiteiten die uitbestedingstaken vervullen;

(j)in voorkomend geval, informatie over andere door de aanvrager verrichte werkzaamheden.

2. De ESMA registreert een aanvrager alleen als externe toetsingsinstantie indien elk van de volgende voorwaarden is vervuld:

(a)het senior management van de aanvrager:

i) staat als voldoende betrouwbaar bekend;

ii) beschikt over voldoende bekwaamheid om te garanderen dat de aanvrager de overeenkomstig deze verordening van externe toetsingsinstantie verlangde taken uit te voeren;

iii) beschikt over voldoende beroepskwalificaties;

iv) heeft ervaring met kwaliteitsborging, kwaliteitscontrole, het uitvoeren van toetsingen vóór en na uitgifte, en financiële diensten;

(b)het aantal analisten, werknemers en andere direct bij de beoordelingswerkzaamheden van externe toetsingsinstanties betrokken personen, en het niveau van hun ervaring en opleiding, is voldoende om de op grond van deze verordening van externe toetsingsinstanties verlangde taken uit te voeren;

(c)de interne regelingen die worden toegepast om de inachtneming van de vereisten van hoofdstuk II van deze afdeling te garanderen, zijn passend en effectief.

3. Uiterlijk 20 werkdagen na ontvangst van de aanvraag beoordeelt de ESMA of de aanvraag volledig is.

Indien de aanvraag onvolledig is, geeft de ESMA de aanvrager daarvan kennis en stelt zij een termijn vast waarbinnen de aanvrager aanvullende informatie moet verstrekken.

Indien de aanvraag volledig is, geeft de ESMA de aanvrager daarvan kennis.

4. Uiterlijk 45 werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag registreert de ESMA een aanvrager of weigert zij deze te registreren.

De ESMA kan de in de eerste alinea genoemde termijn met 15 werkdagen verlengen indien de aanvrager voornemens is voor zijn activiteiten als externe toetsingsinstantie gebruik te maken van uitbesteding.

De ESMA stelt een aanvrager schriftelijk in kennis van zijn registratie als externe toetsingsinstantie, of van haar weigering om een aanvrager te registreren. Het besluit om te registreren of de weigering om te registreren geeft de redenen daarvoor en treedt in werking op de vijfde werkdag na de vaststelling ervan.

5. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de in lid 2, punten a) en b), genoemde criteria verder worden uitgewerkt.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [PB: datum invoegen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

6. De ESMA stelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op waarin de standaardformulieren, templates en procedures voor het verstrekken van de in lid 1 bedoelde informatie worden vastgelegd.

Bij het opstellen van de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen houdt de ESMA rekening met mogelijkheden voor digitale registratie.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [PB: datum invoegen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 16
Voor de registratie relevante materiële wijzigingen

1. Een externe toetsingsinstantie stelt de ESMA in kennis van materiële wijzigingen van de overeenkomstig artikel 15, lid 1, verstrekte informatie of van de feiten met betrekking tot de in artikel 15, lid 1, bedoelde informatie voordat die wijzigingen worden doorgevoerd.

De ESMA analyseert die materiële wijzigingen. Indien de ESMA tegen die materiële wijzigingen bezwaar maakt, stelt zij de externe toetsingsinstantie binnen twee maanden na de kennisgeving van die wijzigingen daarvan in kennis en geeft zij de redenen waarom zij bezwaar maakt. De in de eerste alinea bedoelde wijzigingen kunnen alleen worden uitgevoerd op voorwaarde dat de ESMA binnen die termijn tegen die wijzigingen geen bezwaar maakt.

2. De ESMA stelt ontwerpen van technische uitvoeringsnormen op waarin de standaardformulieren, templates en procedures voor het verstrekken van de in lid 1 bedoelde informatie worden vastgelegd.

Bij het opstellen van de ontwerpen van technische uitvoeringsnormen houdt de ESMA rekening met digitale registratiemethoden.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [PB: datum invoegen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid verleend om de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 17
Talenregeling

Een externe toetsingsinstantie dient haar in artikel 15 bedoelde aanvraag tot registratie in een van de officiële talen van de instellingen van de Unie in. Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap 45 is van overeenkomstige toepassing op al het overige berichtenverkeer tussen de ESMA en de externe toetsingsinstanties en hun personeel.

Hoofdstuk II
Organisatorische vereisten, procedures en documenten met betrekking tot governance

Artikel 18
Algemene beginselen

1. Externe toetsingsinstanties maken gebruik van passende systemen, middelen en procedures om aan hun verplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen.

2. Externe toetsingsinstanties monitoren en evalueren ten minste jaarlijks de deugdelijkheid en doeltreffendheid van hun systemen, middelen en procedures die overeenkomstig deze verordening zijn ingesteld, en nemen passende maatregelen om eventuele tekortkomingen te verhelpen.

3. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden uitgewerkt om het passende karakter, de adequaatheid en doeltreffendheid van de in lid 1 en lid 2 bedoelde systemen, middelen en procedures van externe toetsingsinstanties te beoordelen.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [PB: datum invoegen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 19
Senior management

1. Het senior management van de externe toetsingsinstantie ziet toe op elk van de volgende elementen:

(a)de deugdelijke en prudente bedrijfsvoering van de externe toetsingsinstantie;

(b)het onafhankelijke karakter van beoordelingswerkzaamheden;

(c)het feit dat belangenconflicten correct worden geïdentificeerd, beheerd en openbaar gemaakt;

(d)het feit dat de externe toetsingsinstantie te allen tijde aan de vereisten van deze verordening voldoet.

2. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden uitgewerkt om de in lid 1, punt a), bedoelde deugdelijke en prudente bedrijfsvoering van de externe toetsingsinstantie te beoordelen.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [PB: datum invoegen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 20
Analisten en werknemers van externe toetsingsinstanties, en andere direct bij de beoordelingswerkzaamheden van externe toetsingsinstanties betrokken personen

1. Externe toetsingsinstanties zien erop toe dat hun analisten en werknemers en andere natuurlijke personen wier diensten tot hun beschikking of onder hun controle staan en die rechtstreeks bij beoordelingswerkzaamheden zijn betrokken, over de nodige kennis en ervaring beschikken voor het vervullen van de hun toegewezen taken.

2. Externe toetsingsinstanties zien erop toe dat de in lid 1 genoemde personen niet overgaan tot de opening van, noch deelnemen aan onderhandelingen over vergoedingen of betalingen met een beoordeelde entiteit, een aan haar gelieerde derde of enigerlei persoon die direct of indirect met de beoordeelde entiteit verbonden is door een zeggenschapsband.

3. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden uitgewerkt om het passende karakter van de kennis en ervaring van de in lid 1 bedoelde personen te beoordelen.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [PB: datum invoegen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 21
Compliancefunctie

1. Externe toetsingsinstanties zorgen voor de instelling en instandhouding van een permanente en effectieve compliancefunctie voor de in het kader van deze verordening verrichte activiteiten.

2. Externe toetsingsinstanties zien erop toe dat hun compliancefunctie:

(a)over de middelen beschikt om haar verantwoordelijkheden naar behoren en onafhankelijk uit te oefenen;

(b)over de nodige middelen en deskundigheid beschikt en toegang heeft tot alle dienstige informatie;

(c)niet haar eigen activiteiten monitort of beoordeelt;

(d)niet wordt beloond in verhouding tot de bedrijfsresultaten van de externe toetsingsinstantie.

3. De bevindingen van de compliancefunctie worden beschikbaar gesteld aan een toezichthoudend orgaan of, in voorkomend geval, een bestuursorgaan van de externe toetsingsinstantie.

4. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden vastgelegd om te beoordelen of de compliancefunctie over de middelen beschikt om haar verantwoordelijkheden naar behoren en onafhankelijk uit te oefenen als bedoeld in lid 2, punt a), en de criteria om te beoordelen of de compliancefunctie over de nodige middelen en deskundigheid beschikt en tot alle dienstige informatie toegang heeft als bedoeld in lid 2, punt b).

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [PB: datum invoegen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 22
Interne gedragsregels en procedures

1. Externe toetsingsinstanties zorgen voor de vaststelling en toepassing van interne gedragsregels en due-diligenceprocedures die borgen dat hun zakelijke belangen de onafhankelijkheid of nauwkeurigheid van de beoordelingswerkzaamheden niet in het gedrang brengen.

2. Externe toetsingsinstanties zorgen voor de vaststelling en toepassing van deugdelijke administratieve en boekhoudkundige procedures, interne controleprocedures en effectieve controle- en beveiligingsvoorzieningen voor informatieverwerkingssystemen.

3. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden vastgelegd om de in lid 2 bedoelde deugdelijke administratieve en boekhoudkundige procedures, interne controleprocedures en effectieve controle- en beveiligingsvoorzieningen voor informatieverwerkingssystemen te beoordelen.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [PB: datum invoegen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 23
Beoordelingsmethoden en informatie gebruikt voor toetsingen vóór of na uitgifte

1. Externe toetsingsinstanties zorgen voor de vaststelling en uitvoering van maatregelen om te borgen dat hun in artikel 8 bedoelde toetsingen vóór uitgifte en hun in artikel 9 bedoelde toetsingen na uitgifte zijn gebaseerd op een grondige analyse van alle informatie die voor hen beschikbaar is en die, volgens hun methoden, voor hun analyse relevant is.

2. Externe toetsingsinstanties maken bij het afgeven van toetsingen vóór of na uitgifte gebruik van informatie die van voldoende kwaliteit is en uit betrouwbare bron afkomstig is.

3. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de criteria worden vastgelegd om te beoordelen of de in lid 2 bedoelde informatie van voldoende kwaliteit is en of de in lid 2 bedoelde bronnen betrouwbaar zijn.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [PB: datum invoegen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 24
Fouten in beoordelingsmethoden of bij de toepassing daarvan

1. Externe toetsingsinstanties die kennis krijgen van fouten in hun beoordelingsmethoden, of bij de toepassing daarvan, die een materieel effect hebben op een in artikel 8 bedoelde toetsing vóór uitgifte of een in artikel 9 bedoelde toetsing na uitgifte, stellen de ESMA en de uitgevende instellingen van de betrokken Europese groene obligaties onmiddellijk in kennis van die fouten.

2. Externe toetsingsinstanties maken de in lid 1 bedoelde fouten bekend op hun websites, samen met, in voorkomend geval, een herziene toetsing vóór of na uitgifte. De herziene documenten vermelden de redenen voor de aanpassingen.

Artikel 25
Uitbesteding

1. Externe toetsingsinstanties die hun beoordelingswerkzaamheden aan externe dienstverleners uitbesteden, zien erop toe dat die externe dienstverlener over de bekwaamheid en de capaciteit beschikt om die beoordelingswerkzaamheden betrouwbaar en professioneel uit te voeren. Die externe toetsingsinstanties zien er ook op toe dat de uitbesteding niet materieel afbreuk doet aan de kwaliteit van hun interne controle en aan de mogelijkheden van de ESMA om toe te zien op de naleving van deze verordening door die externe toetsingsinstanties.

2. Externe toetsingsinstanties besteden hun compliancefunctie niet uit.

3. Externe toetsingsinstanties stellen de ESMA in kennis welke van hun beoordelingswerkzaamheden zullen worden uitbesteed, met inbegrip van een specificatie van het niveau van menselijke en technische hulpbronnen dat nodig is om elk van deze werkzaamheden uit te voeren.

4. Externe toetsingsinstanties die beoordelingswerkzaamheden uitbesteden, zien erop toe dat die uitbesteding hun mogelijkheden om hun functie of rol als leden van het senior management of het leidinggevend orgaan van de externe toetsingsinstantie uit te oefenen, niet beperkt of in het gedrang brengt.

5. Externe toetsingsinstanties zien erop toe dat externe dienstverleners hun medewerking aan de ESMA verlenen met betrekking tot uitbestede beoordelingswerkzaamheden.

6. Externe toetsingsinstanties blijven verantwoordelijk voor uitbestede werkzaamheden en nemen organisatorische maatregelen om:

(a)te kunnen nagaan of de externe dienstverleners de uitbestede beoordelingswerkzaamheden doeltreffend en met inachtneming van de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Unie en de lidstaten uitvoeren en vastgestelde tekortkomingen op adequate wijze aanpakken;

(b)potentiële risico’s met betrekking tot uitbestede beoordelingswerkzaamheden te kunnen onderkennen;

(c)op gezette tijdstippen de uitbestede beoordelingswerkzaamheden adequaat te monitoren;

(d)adequate controleprocedures met betrekking tot uitbestede beoordelingswerkzaamheden in te stellen, met inbegrip van een effectief toezicht op de uitbestede beoordelingswerkzaamheden en de daaraan verbonden potentiële risico’s binnen de externe dienstverlener;

(e)de bedrijfscontinuïteit van uitbestede beoordelingswerkzaamheden adequaat te waarborgen.

Voor de toepassing van punt e) winnen externe toetsingsinstanties informatie in over de bedrijfscontinuïteitsregelingen van de externe dienstverlener, beoordelen zij de kwaliteit daarvan en vragen zij om, waar nodig, verbeteringen aan die regelingen aan te brengen.

7. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:

(a)de criteria voor het beoordelen van de bekwaamheid en de capaciteit van externe dienstverleners om de beoordelingswerkzaamheden betrouwbaar en professioneel uit te voeren;

(b)de criteria om te garanderen dat de uitvoering van beoordelingswerkzaamheden niet wezenlijk afbreuk doet aan de kwaliteit van de interne controle van externe toetsingsinstanties of de mogelijkheden van de ESMA om toe te zien op de naleving van deze verordening door de externe toetsingsinstanties.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [PB: datum invoegen 12 maanden na de datum van inwerkingtreding] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 26
Vereisten inzake het bijhouden van administratie

1. Externe toetsingsinstantie houden voor elk van de volgende elementen adequaat administratie bij:

(a)de identiteit van de personen die deelnemen aan het bepalen en goedkeuren van de in artikel 8 bedoelde toetsingen vóór uitgifte en de in artikel 9 bedoelde toetsingen na uitgifte, en de datum waarop de besluiten tot goedkeuring van de toetsingen vóór en na uitgifte zijn genomen;

(b)de documentatie voor de vastgestelde procedures en methodes die de externe toetsingsinstantie gebruiken om de toetsingen vóór en na uitgifte uit te voeren en op te stellen;

(c)de interne documenten, met inbegrip van niet-openbare informatie en werkdocumenten, die zijn gebruikt als basis voor gepubliceerde toetsingen vóór of na uitgifte;

(d)gegevens over de procedures en maatregelen die de externe toetsingsinstanties hebben toegepast om aan deze verordening te voldoen;

(e)afschriften van interne en externe communicatie, met inbegrip van elektronische communicatie, die de externe toetsingsinstantie en haar medewerkers hebben verstuurd of ontvangen en die op beoordelingswerkzaamheden betrekking hebben.

2. De in lid 1 bedoelde gegevens en documenten worden gedurende vijf jaar bewaard en op verzoek aan de ESMA ter beschikking gesteld.

3. Indien de ESMA de registratie van een externe toetsingsinstantie overeenkomstig artikel 51, lid 1, heeft ingetrokken, ziet die externe toetsingsinstantie erop toe dat de gegevens en documenten voor ten minste nog eens vijf jaar worden bewaard. Gegevens en documenten over de respectieve rechten en plichten van de externe toetsingsinstantie en de uitgevende instelling van de Europese groene obligaties in het kader van een overeenkomst om beoordelingsdiensten te leveren, worden voor de duur van de relatie met de betrokken uitgevende instelling bewaard.

Artikel 27
Belangenconflicten en vertrouwelijk karakter van informatie

1. Externe toetsingsinstanties zorgen voor het identificeren, uitschakelen, beheren en op transparante wijze openbaar maken van daadwerkelijke of potentiële belangenconflicten, ongeacht of het bij dat belangenconflict gaat om hun analisten of werknemers, andere personen met een contractuele relatie met de externe toetsingsinstanties en die rechtstreeks bij beoordelingswerkzaamheden zijn betrokken, of personen die toetsingen vóór en na uitgifte goedkeuren.

2. Vergoedingen die externe toetsingsinstanties voor beoordelingsdiensten berekenen, zijn niet afhankelijk van het resultaat van de toetsing vóór of na uitgifte, of van andere resultaten of uitkomsten van de verrichte werkzaamheden.

3. Analisten, werknemers van de externe toetsingsinstantie en andere personen met een contractuele relatie met de externe toetsingsinstanties en die rechtstreeks bij beoordelingswerkzaamheden zijn betrokken, zijn door het beroepsgeheim gebonden.

4. Externe toetsingsinstanties zien erop toe dat hun analisten en werknemers of andere personen met een contractuele relatie met de externe toetsingsinstanties en die rechtstreeks bij beoordelingswerkzaamheden zijn betrokken:

(a)alle redelijke maatregelen nemen om eigendommen en gegevens in het bezit van de externe toetsingsinstantie tegen fraude, diefstal of misbruik te beschermen, gelet op de aard, schaal en complexiteit van hun bedrijf en de aard en het scala van hun beoordelingswerkzaamheden;

(b)geen inzage in informatie over toetsingen vóór of na uitgifte of over mogelijke toekomstige toetsingen vóór of na uitgifte verlenen aan partijen niet zijnde de uitgevende instellingen die de beoordeling door de externe toetsingsinstantie hebben gevraagd;

(c)geen vertrouwelijke informatie gebruiken of delen voor andere doeleinden dan voor beoordelingswerkzaamheden.

Artikel 28
Verrichting van andere diensten

Externe toetsingsinstanties die diensten niet zijnde beoordelingswerkzaamheden verrichten, zien erop toe dat die andere diensten geen belangenconflicten doen ontstaan met hun beoordelingswerkzaamheden voor Europese groene obligaties. Die externe toetsingsinstanties maken in hun toetsingen vóór en na uitgifte bekend welke andere diensten zij voor de beoordeelde entiteit of een daarmee gelieerde derde partij verrichten.

Hoofdstuk III
Toetsingen vóór uitgifte en na uitgifte

Artikel 29
Vermeldingen van de ESMA of van andere bevoegde autoriteiten

In hun toetsing vóór uitgifte of in hun toetsingen na uitgifte vermelden externe toetsingsinstanties de ESMA of de bevoegde autoriteiten niet op een wijze die zou kunnen aangeven of suggereren dat de ESMA of een bevoegde autoriteit die toetsing of beoordelingswerkzaamheden van de externe toetsingsinstantie bekrachtigt of goedkeurt.

Artikel 30
Bekendmaking van toetsingen vóór uitgifte en na uitgifte

1. Externe toetsingsinstanties maken op hun website elk van de volgende elementen bekend en stellen deze kosteloos beschikbaar:

(a)in een afzonderlijke afdeling “Europese norm voor groene obligaties – Pre-issuance reviews” de toetsingen vóór uitgifte die zij heeft afgegeven;

(b)in een afzonderlijke afdeling “Europese norm voor groene obligaties – Post-issuance reviews” de toetsingen na uitgifte die zij heeft afgegeven.

2. De in lid 1, punt a), bedoelde toetsingen vóór uitgifte worden aan het publiek beschikbaar gesteld binnen een redelijke termijn vóór het begin van de aanbieding aan het publiek of de toelating tot de handel van de betrokken Europese groene obligatie.

3. De in lid 1, punt b), bedoelde toetsingen na uitgifte worden aan het publiek beschikbaar gesteld onverwijld na de beoordeling van de allocatierapporten door de externe toetsingsinstantie.

4. De in lid 1, punt a), bedoelde toetsingen vóór uitgifte en de in lid 1, punt b), bedoelde toetsingen na uitgifte blijven na de publicatie ervan ten minste tot de vervaldag van de obligatie beschikbaar op de website van de externe toetsingsinstantie.

5. Externe toetsingsinstanties die besluiten een toetsing vóór uitgifte of een toetsing na uitgifte stop te zetten, geven onverwijld na dat besluit informatie over de redenen daarvoor in de in lid 1, punten a) en b), bedoelde afdelingen.

Hoofdstuk IV
Diensten verricht door externe toetsingsinstanties uit derde landen

Artikel 31
Algemene bepalingen

1. Een externe toetsingsinstantie uit een derde land kan overeenkomstig deze verordening haar diensten aanbieden aan uitgevende instellingen die Europese groene obligaties uitgeven, indien die externe toetsingsinstantie uit een derde land is opgenomen in het register van externe toetsingsinstanties uit derde landen dat de ESMA overeenkomstig artikel 59 bijhoudt.

2. De ESMA registreert overeenkomstig lid 1 een externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag heeft ingediend om overeenkomstig deze verordening diensten als externe toetsingsinstantie in de hele Unie te verrichten, alleen indien de volgende voorwaarden zijn vervuld:

(a)de Commissie heeft overeenkomstig artikel 32, lid 1, een besluit vastgesteld;

(b)de externe toetsingsinstantie uit een derde land is geregistreerd of beschikt over een vergunning voor het verrichten van diensten van externe toetsing in de Unie en is onderworpen aan effectief toezicht en effectieve handhaving om volledige naleving van de in dat derde land geldende eisen te garanderen;

(c)er zijn samenwerkingsregelingen getroffen overeenkomstig lid 32, lid 3.

3. Indien een externe toetsingsinstantie uit een derde land overeenkomstig dit artikel is geregistreerd, worden haar geen extra eisen opgelegd ten aanzien van aangelegenheden die onder deze verordening vallen.

4. De in lid 1 bedoelde externe toetsingsinstantie uit een derde land dient haar aanvraag bij de ESMA in nadat de Commissie het in artikel 32 bedoelde besluit heeft vastgesteld waarin wordt bepaald dat het rechts- en toezichtskader van het derde land waar de externe toetsingsinstantie uit dat derde land is geregistreerd of een vergunning heeft gekregen, gelijkwaardig is aan de in artikel 32, lid 1, beschreven vereisten.

5. De externe toetsingsinstantie uit een derde land dient haar in lid 1 bedoelde aanvraag in met gebruikmaking van de in artikel 15 bedoelde formulieren en templates.

6. De externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, verschaft de ESMA alle voor haar registratie noodzakelijke informatie.

7. Binnen twintig werkdagen na ontvangst van de aanvraag vergewist de ESMA zich ervan dat de aanvraag volledig is. Indien de aanvraag niet volledig is, stelt de ESMA een termijn vast waarbinnen de externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, aanvullende informatie moet verstrekken.

8. Het registratiebesluit is gebaseerd op de in lid 2 beschreven voorwaarden.

9. Binnen 45 werkdagen na het indienen van een volledige aanvraag deelt de ESMA de externe toetsingsinstantie uit een derde land die een aanvraag indient, schriftelijk, met een volledig met redenen omklede toelichting, mee of de registratie is aanvaard of geweigerd.

10. Externe toetsingsinstanties uit derde landen die overeenkomstig dit artikel diensten verrichten, bieden voordat er ten aanzien van in de Unie gevestigde uitgevende instellingen van Europese groene obligaties diensten worden verricht, aan om geschillen met betrekking tot die diensten ter beoordeling voor te leggen aan een rechtbank of scheidsgerecht in een lidstaat.

Artikel 32
Gelijkwaardigheidsbesluit

1. De Commissie kan een besluit vaststellen met betrekking tot een derde land waarin zij verklaart dat de wettelijke en toezichtregelingen van dat derde land waarborgen dat externe toetsingsinstanties die in dat derde land zijn geregistreerd of daar over een vergunning beschikken, zich houden aan wettelijk bindende organisatorische en bedrijfsvoeringsvoorschriften waarvan het effect gelijkwaardig is aan dat van de vereisten die zijn vastgelegd in deze verordening en in de uitvoeringsmaatregelen die in het kader van deze verordening zijn goedgekeurd, en dat het wettelijke kader van dat derde land voorziet in een doeltreffend gelijkwaardig systeem voor de erkenning van externe toetsingsinstanties die krachtens rechtsstelsels van derde landen zijn geregistreerd of een vergunning hebben gekregen.

2. Het organisatorische en bedrijfsvoeringskader van een derde land wordt geacht een gelijkwaardig effect te hebben indien het aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

(a)entiteiten die in dat derde land diensten voor externe toetsing verrichten, zijn doorlopend onderworpen aan registratie- of vergunningplicht en aan effectief toezicht en effectieve handhaving;

(b)entiteiten die diensten voor externe toetsing verrichten, zijn onderworpen aan adequate organisatorische eisen op het gebied van internecontrolefuncties; en

(c)entiteiten die diensten voor externe toetsing verrichten, zijn aan passende gedragsregels gebonden.

3. De ESMA brengt samenwerkingsregelingen tot stand met de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan de rechts- en toezichtskaders als effectief gelijkwaardig zijn erkend in overeenstemming met lid 1. Die regelingen specificeren alle volgende elementen:

(a)het mechanisme voor informatie-uitwisseling tussen de ESMA en de bevoegde autoriteiten van de betrokken derde landen, met inbegrip van toegang tot alle door de ESMA gevraagde informatie met betrekking tot de externe toetsingsinstanties uit derde landen die in derde landen zijn geregistreerd of daar een vergunning hebben gekregen;

(b)het mechanisme voor onmiddellijke kennisgeving aan de ESMA indien een bevoegde autoriteit van een derde land van mening is dat een externe toetsingsinstantie uit een derde land die onder haar toezicht valt en die door de ESMA in het in artikel 59 bedoelde register is geregistreerd, inbreuk maakt op de voorwaarden voor haar registratie of vergunning of andere wetgeving die zij moet naleven;

(c)de procedures betreffende de coördinatie van toezichtactiviteiten, met inbegrip van, in voorkomend geval, inspecties ter plaatse.

4. Een externe toetsingsinstantie uit een derde land die is gevestigd in een land waarvan het rechts- en toezichtskader in overeenstemming met lid 1 als effectief gelijkwaardig is erkend en die in het in artikel 59 bedoelde register is geregistreerd, is in staat in de hele Unie de onder de registratie vallende diensten aan uitgevende instellingen van Europese groene obligaties te leveren.

5. Een externe toetsingsinstantie uit een derde land maakt niet langer van de rechten op grond van artikel 31 gebruik indien de Commissie haar besluit op grond van lid 1 van dit artikel ten aanzien van dat derde land intrekt.

Artikel 33
Intrekking van de registratie van een externe toetsingsinstantie uit een derde land

1. De ESMA trekt de registratie van een externe toetsingsinstantie uit een derde land in het overeenkomstig artikel 59 opgezette register in indien één of meer van de volgende voorwaarden zijn vervuld:

(a)de ESMA heeft, op basis van gedocumenteerde gegevens, gegronde redenen om aan te nemen dat de externe toetsingsinstantie uit een derde land zich bij de verrichting van de diensten in de Unie gedraagt op een wijze die duidelijk indruist tegen de belangen van beleggers of het ordelijke functioneren van de markten;

(b)de ESMA heeft, op basis van gedocumenteerde gegevens, gegronde redenen om aan te nemen dat de externe toetsingsinstantie uit een derde land bij de verrichting van diensten in de Unie ernstig inbreuk heeft gemaakt op de voorschriften die in het derde land gelden en op basis waarvan de Commissie het besluit in overeenstemming met artikel 32, lid 1, heeft vastgesteld;

(c)de ESMA heeft de zaak doorverwezen naar de bevoegde autoriteit van het derde land en de bevoegde autoriteit van dat derde land heeft geen passende maatregelen getroffen om beleggers en het ordelijke functioneren van de markten in de Unie te beschermen of heeft niet kunnen aantonen dat de betrokken externe toetsingsinstantie uit dat derde land voldoet aan de eisen die voor haar in het derde land gelden;

(d)de ESMA heeft de bevoegde autoriteit van het derde land ten minste 30 dagen vooraf in kennis gesteld van haar voornemen om de registratie van de externe toetsingsinstantie uit een derde land in te trekken.

2. De ESMA stelt de Commissie onverwijld in kennis van overeenkomstig lid 1 getroffen maatregelen en publiceert het besluit op haar website.

3. De Commissie beoordeelt of de voorwaarden op grond waarvan het besluit overeenkomstig artikel 32, lid 1, is vastgesteld, nog steeds voorhanden zijn met betrekking tot het desbetreffende derde land.

Artikel 34
Erkenning van een in een derde land gevestigde externe toetsingsinstantie

1. Totdat een gelijkwaardigheidsbesluit overeenkomstig artikel 32, lid1, is vastgesteld, kan een externe toetsingsinstantie uit een derde land haar diensten overeenkomstig deze verordening aanbieden, op voorwaarde dat die externe toetsingsinstantie uit een derde land voorafgaande erkenning door de ESMA overeenkomstig dit artikel heeft verkregen.

2. Een externe toetsingsinstantie uit een derde land die voornemens is voorafgaande erkenning te verkrijgen als bedoeld in lid 1, voldoet aan de vereisten in de artikelen 15 tot en met 30 en de artikelen 47, 48 en 49.

3. Een externe toetsingsinstantie uit een derde land die voornemens is voorafgaande erkenning te verkrijgen als bedoeld in lid 1, heeft een in de Unie gevestigde wettelijke vertegenwoordiger. Die wettelijke vertegenwoordiger:

(a)is, samen met de externe toetsingsinstantie uit een derde land, ervoor verantwoordelijk dat de op grond van deze verordening door de externe toetsingsinstantie uit een derde land geleverde dienstverrichting voldoet aan de in lid 2 bedoelde vereisten en is op dat punt tegenover de ESMA aansprakelijk voor de gedragingen in de Unie van de externe toetsingsinstantie uit een derde land;

(b)treedt namens de externe toetsingsinstantie uit een derde land op als het belangrijkste aanspreekpunt voor de ESMA en voor iedere andere persoon in de Unie wat betreft de uit hoofde van deze verordening op de externe toetsingsinstantie rustende verplichtingen;

(c)beschikt over voldoende kennis, deskundigheid en middelen om zijn verplichtingen uit hoofde van dit lid te vervullen.

4. Een in lid 1 bedoelde aanvraag tot voorafgaande erkenning door de ESMA bevat alle informatie die de ESMA nodig heeft om zich ervan te vergewissen dat de externe toetsingsinstantie uit een derde land alle regelingen heeft getroffen die noodzakelijk zijn om aan de in de leden 2 en 3 bedoelde vereisten te voldoen, en vermeldt, in voorkomend geval, de bevoegde autoriteit die met het toezicht op die instantie in het derde land is belast.

5. Uiterlijk 20 werkdagen na ontvangst van de aanvraag tot voorafgaande erkenning beoordeelt de ESMA of die aanvraag volledig is.

Indien de aanvraag onvolledig is, geeft de ESMA de aanvrager daarvan kennis en stelt zij een termijn vast waarbinnen de aanvrager aanvullende informatie moet verstrekken.

Indien de aanvraag volledig is, geeft de ESMA de aanvrager daarvan kennis.

Binnen 45 werkdagen na ontvangst van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde aanvraag gaat de ESMA na of aan de in de leden 2 en 3 gestelde voorwaarden is voldaan.

De ESMA stelt een aanvrager in kennis van zijn erkenning als externe toetsingsinstantie uit een derde land, of van haar weigering om de aanvrager te erkennen. Het erkenningsbesluit of de weigering om te erkennen geeft de redenen daarvoor en treedt in werking op de vijfde werkdag na de vaststelling ervan.

6. De ESMA schort de overeenkomstig lid 5 verleende erkenning op, of trekt deze in voorkomend geval in, indien zij gegronde redenen heeft om, op basis van gedocumenteerd bewijsmateriaal, aan te nemen dat de externe toetsingsinstantie uit een derde land handelt op een wijze die duidelijk indruist tegen de belangen van gebruikers van haar diensten of het ordelijke functioneren van markten, of dat de externe toetsingsinstantie uit een derde land ernstig inbreuk heeft gemaakt op de desbetreffende voorschriften van deze verordening, dan wel dat deze valse verklaringen heeft afgelegd of andere onregelmatige middelen heeft gebruikt om de erkenning te verkrijgen.

7. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op waarin de informatie, de vorm en de inhoud van de in lid 4 bedoelde aanvraag nader wordt bepaald.

De ESMA dient die ontwerpen van technische uitvoeringsnormen uiterlijk [PB: datum invoegen 16 maanden na de datum van inwerkingtreding] bij de Commissie in.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea van dit lid bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 35
Bekrachtiging van op grond van deze verordening in een derde land verrichte diensten

1. Een in de Unie gevestigde externe toetsingsinstantie die overeenkomstig artikel 15 is geregistreerd en overeenkomstig artikel 59 in het register is opgenomen, kan aan de ESMA vragen om door een externe toetsingsinstantie uit een derde land in de Unie verrichte diensten op doorlopende basis te bekrachtigen, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

(a)de bekrachtigende externe toetsingsinstantie heeft zich ervan vergewist en kan op doorlopende basis aan de ESMA aantonen dat de diensten die overeenkomstig deze verordening door de bekrachtigde externe toetsingsinstantie uit een derde land, op verplichte of vrijwillige basis, worden verricht, voldoen aan voorwaarden die ten minste even streng zijn als de in deze verordening gestelde voorwaarden;

(b)de bekrachtigende externe toetsingsinstantie beschikt over de nodige deskundigheid om de activiteit van het verrichten van diensten overeenkomstig deze verordening doeltreffend te monitoren en de daaraan verbonden risico’s te beheren;

(c)op de externe toetsingsinstantie uit een derde land wordt een beroep gedaan om een van de volgende objectieve redenen:

i. de specifieke kenmerken van de onderliggende markten of investeringen;

ii. de nabijheid van de bekrachtigde toetsingsinstantie tot markten, uitgevende instellingen of beleggers uit derde landen;

iii. de deskundigheid van de toetsingsinstantie uit een derde land wat betreft het verrichten van diensten voor externe toetsing of voor specifieke markten of beleggingen.

2. Een externe toetsingsinstantie die een in lid 1 bedoelde bekrachtigingsaanvraag indient, verstrekt alle informatie die de ESMA nodig heeft om te kunnen vaststellen dat, op het tijdstip van de aanvraag, aan alle in dat lid vermelde voorwaarden is voldaan.

3. Uiterlijk 20 werkdagen na ontvangst van de bekrachtigingsaanvraag beoordeelt de ESMA of die aanvraag volledig is.

Indien de aanvraag onvolledig is, geeft de ESMA de aanvrager daarvan kennis en stelt zij een termijn vast waarbinnen de aanvrager aanvullende informatie moet verstrekken.

Indien de aanvraag volledig is, geeft de ESMA de aanvrager daarvan kennis.

Binnen 45 werkdagen na ontvangst van de volledige aanvraag beoordeelt de ESMA de aanvraag en stelt zij een besluit vast om de bekrachtiging goed te keuren dan wel te weigeren.

De ESMA stelt een aanvrager in kennis van haar besluit over de in lid 1 bedoelde bekrachtiging. Dat besluit geeft de redenen daarvoor en treedt in werking op de vijfde werkdag na de vaststelling ervan.

4. Diensten die op grond van deze verordening door een bekrachtigde externe toetsingsinstantie uit een derde land worden verricht, worden geacht diensten te zijn die door de bekrachtigende externe toetsingsinstantie worden verricht. De bekrachtigende externe toetsingsinstantie gebruikt deze bekrachtiging niet met de bedoeling de vereisten van deze verordening te omzeilen.

5. Een externe toetsingsinstantie die op grond van deze verordening door een externe toetsingsinstantie uit een derde land verrichte diensten heeft bekrachtigd, blijft volledig verantwoordelijk voor die diensten en voor de naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening.

6. Indien de ESMA gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de in lid 1 vastgestelde voorwaarden niet langer zijn vervuld, heeft zij de bevoegdheid om van de bekrachtigende externe toetsingsinstantie te eisen dat de bekrachtiging wordt ingetrokken.

7. Een externe toetsingsinstantie die op grond van deze verordening door een externe toetsingsinstantie uit een derde land verrichte diensten bekrachtigt, maakt de in artikel 13 bedoelde informatie op haar website bekend.

8. Een externe toetsingsinstantie die op grond van deze verordening door een externe toetsingsinstantie uit een derde land verrichte diensten bekrachtigt, brengt de ESMA jaarlijks verslag uit over de diensten die deze instantie in de voorafgaande twaalf maanden heeft bekrachtigd.

Titel IV
Toezicht door bevoegde autoriteiten en door de ESMA

Hoofdstuk 1
Bevoegde autoriteiten

Artikel 36
Toezicht door bevoegde autoriteiten

De overeenkomstig artikel 31 van Verordening (EU) 2017/1129 aangewezen bevoegde autoriteiten zien erop toe dat de artikelen 8 tot en met 13 van deze verordening worden toegepast.

Artikel 37
Bevoegdheden van bevoegde autoriteiten

1. Ter vervulling van hun taken uit hoofde van deze verordening beschikken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig het nationale recht, over de volgende toezicht- en onderzoeksbevoegdheden:

(a)zij kunnen eisen dat uitgevende instellingen de in bijlage I bedoelde informatie opnemen in het factsheet voor Europese groene obligaties;

(b)zij kunnen eisen dat uitgevende instellingen jaarlijks allocatierapporten publiceren of de informatie over alle in bijlage II bedoelde elementen in jaarlijkse allocatierapporten opnemen;

(c)zij kunnen eisen dat uitgevende instellingen een impactrapport publiceren of de informatie over alle in bijlage III bedoelde elementen in het impactrapport opnemen;

(d)zij kunnen eisen dat auditors en het senior management van de uitgevende instelling informatie en documenten verschaffen;

(e)zij kunnen een aanbieding van Europese groene obligaties voor maximaal tien opeenvolgende werkdagen opschorten indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat inbreuk is gemaakt op de artikelen 8 tot en met 13 van deze verordening;

(f)zij kunnen advertenties verbieden of schorsen, dan wel uitgevende instellingen van Europese groene obligaties of de betrokken financiële tussenpersonen verplichten het adverteren te staken of telkens voor maximaal tien opeenvolgende werkdagen te schorsen, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat inbreuk is gemaakt op de artikelen 8 tot en met 13 van deze verordening;

(g)zij kunnen openbaar maken dat een uitgevende instelling van Europese groene obligaties haar verplichtingen uit hoofde van de artikelen 8 tot en met 13 niet nakomt;

(h)zij kunnen inspecties of onderzoeken ter plaatse verrichten, behalve in private woningen van natuurlijke personen, en daartoe lokalen betreden om toegang te krijgen tot documenten en andere gegevens, ongeacht hun vorm, indien er een redelijk vermoeden bestaat dat documenten en andere gegevens die op het voorwerp van de inspectie of het onderzoek betrekking hebben, relevant kunnen zijn als bewijs voor een inbreuk op deze verordening.

Indien het nationale recht dit vereist, kan de bevoegde autoriteit de betrokken rechterlijke instantie verzoeken zich uit te spreken over het gebruik van de in de eerste alinea bedoelde bevoegdheden.

2. De bevoegde autoriteiten oefenen hun in lid 1 genoemde taken en bevoegdheden op een van de volgende wijzen uit:

(a)rechtstreeks;

(b)in samenwerking met andere autoriteiten;

(c)onder hun verantwoordelijkheid middels delegatie aan dergelijke autoriteiten;

(d)middels een verzoek aan de bevoegde rechterlijke instanties.

3. De lidstaten zorgen ervoor dat passende maatregelen voorhanden zijn zodat de bevoegde autoriteiten over alle toezicht- en onderzoeksbevoegdheden beschikken die nodig zijn om hun taken te vervullen.

4. Een persoon die overeenkomstig deze verordening informatie aan de bevoegde autoriteit verstrekt, wordt niet geacht inbreuk te maken op een op grond van een contract of een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling opgelegde beperking inzake de openbaarmaking van informatie, en die melding brengt voor de melder generlei aansprakelijkheid met zich mee.

Artikel 38 
Samenwerking tussen bevoegde autoriteiten

1. De bevoegde autoriteiten werken voor de toepassing van deze verordening onderling samen. Zij wisselen onverwijld informatie uit en werken bij onderzoeks-, toezicht- en handhavingsactiviteiten samen.

Lidstaten die, overeenkomstig artikel 41, lid 3, ervoor hebben gekozen om strafrechtelijke sancties vast te stellen voor inbreuken op deze verordening, zorgen ervoor dat er passende maatregelen voorhanden zijn waardoor de bevoegde autoriteiten over alle noodzakelijke bevoegdheden beschikken om met de gerechtelijke autoriteiten in hun jurisdictie te communiceren teneinde specifieke informatie te ontvangen over strafrechtelijke onderzoeken naar of procedures ingeleid ten aanzien van mogelijke inbreuken op deze verordening, en om diezelfde informatie te verstrekken aan andere bevoegde autoriteiten, teneinde aan hun verplichting tot onderlinge samenwerking bij de toepassing van deze verordening te voldoen.

2. Een bevoegde autoriteit mag alleen in de volgende buitengewone omstandigheden weigeren in te gaan op een informatieverzoek of een verzoek om aan een onderzoek mee te werken:

(a)indien ingaan op het verzoek haar eigen onderzoek, handhavingsactiviteiten of een strafrechtelijk onderzoek ongunstig dreigt te beïnvloeden;

(b)indien voor dezelfde feiten en tegen dezelfde personen reeds een gerechtelijke procedure bij de autoriteiten van de aangezochte lidstaat is ingeleid;

(c)indien in de aangezochte lidstaat tegen deze personen voor dezelfde feiten reeds een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak is gewezen.

3. De bevoegde autoriteit kan bij inspecties of onderzoeken ter plaatse de bevoegde autoriteit van een andere lidstaat om bijstand verzoeken.

Een bevoegde autoriteit die van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat een verzoek ontvangt om een inspectie of een onderzoek ter plaatse te verrichten, kan als volgt handelen:

(a)de inspectie of het onderzoek ter plaatse zelf uitvoeren;

(b)de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend, toestaan om aan een inspectie of onderzoek ter plaatse deel te nemen;

(c)de bevoegde autoriteit die het verzoek heeft ingediend, toestaan om de inspectie of het onderzoek ter plaatse zelf uit te voeren;

(d)auditors of deskundigen aanstellen om de inspectie of het onderzoek ter plaatse uit te voeren;

(e)specifieke taken in verband met de toezichtwerkzaamheden samen met andere bevoegde autoriteiten vervullen.

4. De bevoegde autoriteiten kunnen gevallen waarin een verzoek om samenwerking, en met name een verzoek om informatie uit te wisselen, is afgewezen of niet binnen een redelijke termijn is gehonoreerd, naar de ESMA verwijzen. Onverminderd artikel 258 VWEU kan de ESMA in de in de eerste zin van dit lid bedoelde gevallen handelen overeenkomstig de haar bij artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 toegekende bevoegdheden.

5. De ESMA wordt gemachtigd om ontwerpen van technische reguleringsnormen te ontwikkelen tot nadere bepaling van de overeenkomstig lid 1 tussen de bevoegde autoriteiten uit te wisselen informatie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea genoemde technische reguleringsnormen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

6. De ESMA kan ontwerpen van technische uitvoeringsnormen opstellen om standaardformulieren, -modellen en -procedures voor de samenwerking en informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten vaststellen.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea genoemde technische uitvoeringsnormen vast te stellen overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Artikel 39 
Ambtsgeheim

1. Alle informatie die uit hoofde van deze verordening tussen de bevoegde autoriteiten wordt uitgewisseld en betrekking heeft op commerciële of operationele voorwaarden en andere economische of persoonlijke zaken, wordt als vertrouwelijk beschouwd en valt onder de vereisten van het ambtsgeheim, behalve wanneer de bevoegde autoriteit op het tijdstip waarop de mededeling van die informatie plaatsvindt, verklaart dat in die informatie inzage mag worden verleend, dan wel wanneer deze inzageverlening in het kader van gerechtelijke procedures noodzakelijk is.

2. Het beroepsgeheim geldt voor alle personen die werkzaam zijn of zijn geweest bij de bevoegde autoriteit of bij elke derde waaraan de bevoegde autoriteit haar bevoegdheden heeft gedelegeerd. In informatie die onder het ambtsgeheim valt, mag aan geen enkele andere persoon of autoriteit inzage worden verleend, tenzij op grond van in het Unierecht of het nationale recht vastgelegde bepalingen.

Artikel 40
Conservatoire maatregelen

1. Een bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst die duidelijke en aantoonbare gronden heeft om aan te nemen dat een uitgevende instelling van een Europese groene obligatie onregelmatigheden heeft begaan of inbreuk heeft gemaakt op haar verplichtingen uit hoofde van deze verordening, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de ESMA van die bevindingen in kennis.

2. Indien een uitgevende instelling van Europese groene obligaties, in weerwil van de door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst getroffen maatregelen, inbreuk blijft maken op deze verordening, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en de ESMA daarvan in kennis te hebben gesteld, alle passende maatregelen ter bescherming van beleggers en stelt zij de Commissie en de ESMA daarvan onverwijld in kennis.

3. Een bevoegde autoriteit die niet instemt met een overeenkomstig lid 2 door een andere bevoegde autoriteit getroffen maatregel, kan de zaak onder de aandacht van de ESMA brengen. De ESMA kan overeenkomstig de haar op grond van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 toegekende bevoegdheden optreden.

Artikel 41
Bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen

1. Onverminderd de toezicht- en onderzoeksbevoegdheden van de bevoegde autoriteiten op grond van artikel 37 en het recht van de lidstaten om in strafrechtelijke sancties te voorzien en deze op te leggen, dragen de lidstaten er, in overeenstemming met de nationale wetgeving, zorg voor dat de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid hebben om bestuurlijke sancties op te leggen en andere passende bestuurlijke maatregelen treffen die doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend zijn. Die bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen zijn van toepassing op:

(a)inbreuken op de artikelen 8 tot en met 13;

(b)het niet-meewerken aan een onderzoek of een inspectie of het niet-ingaan op een verzoek als bedoeld in artikel 37.

De lidstaten kunnen tot [toepassingsdatum van deze verordening] besluiten geen bepalingen betreffende in de eerste alinea bedoelde bestuurlijke sancties vast te stellen indien de in punt a) of b) van die alinea bedoelde inbreuken in hun nationale recht reeds aan strafrechtelijke sancties zijn onderworpen. Indien zij een dergelijk besluit nemen, stellen de lidstaten de Commissie en de ESMA nader in kennis van de toepasselijke delen van hun strafrecht.

Uiterlijk op [toepassingsdatum van deze verordening] stellen de lidstaten de Commissie en de ESMA nader in kennis van de in de eerste en de tweede alinea bedoelde bepalingen. Zij stellen de Commissie en de ESMA onverwijld van alle verdere wijzigingen daarvan in kennis.

2. De lidstaten zorgen er, overeenkomstig het nationale recht, voor dat de bevoegde autoriteiten met betrekking tot de in lid 1, punt a), genoemde inbreuken over de bevoegdheid beschikken om ten minste de volgende bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen op te leggen:

(a)een publieke verklaring waarin de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon en de aard van de inbreuk worden genoemd overeenkomstig artikel 37, lid 1, punt g);

(b)een bevel waarin de voor de inbreuk aansprakelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon wordt gelast de inbreukmakende gedraging te staken;

(c)maximale bestuurlijke geldboeten van ten minste tweemaal het bedrag van de door de inbreuk behaalde winsten of vermeden verliezen, indien deze kunnen worden vastgesteld;

(d)in het geval van een rechtspersoon: maximale bestuurlijke geldboeten van ten minste [500 000] EUR of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, het overeenkomstige bedrag in de nationale valuta op [datum inwerkingtreding invoegen], dan wel 0,5 % van de totale jaaromzet van die rechtspersoon volgens de meest recente, door het leidinggevend orgaan goedgekeurde jaarrekening;

(e)in het geval van een natuurlijke persoon: maximale bestuurlijke geldboeten van ten minste [50 000] EUR of, in de lidstaten die de euro niet als munt hebben, de overeenkomstige waarde in de nationale valuta op [datum inwerkingtreding van deze verordening].

Voor de toepassing van punt d) is, indien de rechtspersoon een moederonderneming is of een dochteronderneming van een moederonderneming die overeenkomstig Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad 46 een geconsolideerde jaarrekening moet opstellen, de toepasselijke totale jaaromzet gelijk aan de totale jaaromzet of het in overeenstemming met het toepasselijke Unierecht inzake jaarrekeningen daarmee overeenstemmende soort inkomsten volgens de meest recente, door het leidinggevend orgaan van de uiteindelijke moederonderneming goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening.

3. Lidstaten kunnen voorzien in aanvullende sancties of maatregelen en in hogere bestuurlijke geldboeten dan die waarin deze verordening voorziet.

Artikel 42
Uitoefening van toezichtbevoegdheden en sanctiebevoegdheden

1. Bij het bepalen van het soort en de hoogte van de bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen houden de bevoegde autoriteiten rekening met alle relevante omstandigheden, en met name, waar passend, met:

(a)de ernst en de duur van de inbreuk;

(b)de mate van aansprakelijkheid van de voor de inbreuk aansprakelijke persoon;

(c)de financiële draagkracht van de voor de inbreuk aansprakelijke persoon, zoals deze blijkt uit de totale omzet van de aansprakelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en de nettoactiva van de aansprakelijke natuurlijke persoon;

(d)de impact van de inbreuk op de belangen van niet-professionele beleggers;

(e)de omvang van de door de voor de inbreuk aansprakelijke persoon behaalde winsten of vermeden verliezen, dan wel de verliezen voor derden ten gevolge van de inbreuk, voor zover die zijn vast te stellen;

(f)de mate waarin de voor de inbreuk aansprakelijke persoon aan de bevoegde autoriteit medewerking heeft verleend, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door die persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;

(g)eerdere inbreuken door de voor de inbreuk aansprakelijke persoon;

(h)maatregelen die de voor de inbreuk aansprakelijke persoon na de inbreuk heeft getroffen om herhaling van de inbreuk te voorkomen.

2. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden om uit hoofde van artikel 41 bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen op te leggen, werken de bevoegde autoriteiten nauw samen om ervoor te zorgen dat de uitoefening van hun toezicht- en onderzoeksbevoegdheden, alsmede de bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen die zij opleggen, doeltreffend en passend zijn in het kader van deze verordening. Zij coördineren hun optreden om met betrekking tot grensoverschrijdende zaken dubbel werk en overlappingen te voorkomen bij het uitoefenen van hun toezicht- en onderzoekswerkzaamheden en bij het opleggen van bestuurlijke sancties en andere bestuurlijke maatregelen.

Artikel 43
Recht van beroep

De lidstaten zien erop toe dat besluiten die op grond van deze verordening worden genomen, naar behoren gemotiveerd zijn en vatbaar zijn voor beroep bij de rechter.

Artikel 44
Bekendmaking van besluiten

1. Een besluit dat een bestuurlijke sanctie of een andere bestuurlijke maatregel in verband met een inbreuk op deze verordening oplegt, wordt door de bevoegde autoriteiten op hun officiële website bekendgemaakt onmiddellijk nadat de persoon op wie dat besluit van toepassing is, daarvan in kennis is gesteld. De bekendmaking bevat informatie over het soort en de aard van de inbreuk, alsmede de identiteit van de aansprakelijke personen. Die verplichting geldt niet voor besluiten waarbij onderzoeksmaatregelen worden opgelegd.

2. Indien de bekendmaking van de identiteit van de rechtspersonen, dan wel van de identiteit of de persoonsgegevens van natuurlijke personen, na een per geval uitgevoerde beoordeling van de evenredigheid van een bekendmaking van die gegevens, door de bevoegde autoriteiten onevenredig wordt geacht, of indien die bekendmaking de stabiliteit van financiële markten of een lopend onderzoek in gevaar dreigt te brengen, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten één van de volgende dingen doen:

(a)zij schorten de bekendmaking van het besluit waarbij een sanctie of maatregel wordt opgelegd, op totdat de redenen voor niet-bekendmaking vervallen;

(b)zij maken het besluit waarbij de sanctie of maatregel wordt opgelegd, bekend in een geanonimiseerde vorm die aan het nationale recht voldoet, indien de betrokken persoonsgegevens door een dergelijke geanonimiseerde bekendmaking doeltreffend worden beschermd;

(c)zij maken het besluit om een sanctie of maatregel op te leggen in het geheel niet bekend indien de in de punten a) en b) vermelde opties ontoereikend worden geacht om te waarborgen dat:

i) de stabiliteit van financiële markten niet in gevaar wordt gebracht;

ii) de bekendmaking van die besluiten evenredig is, indien het maatregelen betreft die van mineur belang worden geacht.

In het geval van een besluit tot bekendmaking in geanonimiseerde vorm van een sanctie of maatregel, als bedoeld in de eerste alinea, punt b), kan de bekendmaking van de betrokken gegevens voor een redelijke periode worden uitgesteld indien te verwachten valt dat de redenen voor bekendmaking in geanonimiseerde vorm binnen die periode zullen vervallen.

3. Indien tegen het besluit om een sanctie of maatregel op te leggen, beroep wordt ingesteld voor de bevoegde rechterlijke of andere instanties, maken de bevoegde autoriteiten die informatie en alle verdere informatie over de uitkomst van dat beroep ook onmiddellijk op hun officiële website bekend. Voorts worden ook alle besluiten tot nietigverklaring van een eerder besluit tot oplegging van een sanctie of maatregel bekendgemaakt.

4. De bevoegde autoriteiten zorgen ervoor dat alle informatie die overeenkomstig dit artikel wordt bekendgemaakt, gedurende een periode van ten minste vijf jaar na de bekendmaking ervan op hun officiële website blijft staan. In de bekendmaking opgenomen persoonsgegevens worden op de officiële website van de bevoegde autoriteit niet langer bewaard dan uit hoofde van de toepasselijke regels inzake gegevensbescherming noodzakelijk is.

Artikel 45
Rapportage van sancties aan de ESMA

1. De bevoegde autoriteit verstrekt de ESMA jaarlijks geaggregeerde informatie over alle bestuurlijke sancties en alle overige bestuurlijke maatregelen die overeenkomstig artikel 41 zijn opgelegd. De ESMA publiceert die informatie in een jaarlijks verslag.

Indien lidstaten er, overeenkomstig artikel 41, lid 3, voor hebben gekozen strafrechtelijke sancties vast te stellen voor inbreuken op de in dat lid genoemde bepalingen, verstrekken hun bevoegde autoriteiten de ESMA jaarlijks geanonimiseerde en geaggregeerde gegevens met betrekking tot alle ingestelde strafrechtelijke onderzoeken en alle opgelegde strafrechtelijke sancties. De ESMA publiceert de gegevens over opgelegde strafrechtelijke sancties in een jaarlijks verslag.

2. Een bevoegde autoriteit die bestuurlijke sancties, andere bestuurlijke maatregelen of strafrechtelijke sancties openbaar heeft gemaakt, meldt deze sancties of maatregelen terzelfder tijd aan de ESMA.

3. De bevoegde autoriteiten stellen de ESMA in kennis van alle bestuurlijke sancties of overige bestuurlijke maatregelen die zijn opgelegd doch overeenkomstig artikel 44, lid 2, eerste alinea, punt c), niet zijn bekendgemaakt, met inbegrip van een eventueel ingesteld beroep en de uitkomst van de behandeling daarvan. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten de informatie en de in kracht van gewijsde gegane uitspraak met betrekking tot een opgelegde strafrechtelijke sanctie ontvangen en deze bij de ESMA indienen. De ESMA houdt, uitsluitend ten behoeve van informatie-uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten, een centrale database van de haar meegedeelde sancties bij. Die database is uitsluitend toegankelijk voor bevoegde autoriteiten en wordt bijgewerkt op basis van de door de bevoegde autoriteiten verstrekte informatie.

Hoofdstuk 2
De ESMA

Artikel 46
Uitoefening van de in de artikelen 47, 48 en 49 bedoelde bevoegdheden

De bevoegdheden die op grond van de artikelen 47, 48 en 49 aan de ESMA, een functionaris van de ESMA of een andere door de ESMA gemachtigde persoon worden verleend, worden niet aangewend om de inzageverlening te verlangen in aan het verschoningsrecht onderworpen gegevens of documenten.

Artikel 47
Informatieverzoeken

1. De ESMA kan bij eenvoudig verzoek of bij besluit verlangen dat de volgende personen alle informatie verschaffen die nodig is om haar taken uit hoofde van deze verordening te vervullen:

(a)personen die daadwerkelijk de activiteiten van de externe toetsingsinstantie uitoefenen;

(b)leden van het toezichthoudend orgaan, het leidinggevend orgaan of het bestuursorgaan van de externe toetsingsinstantie;

(c)leden van het senior management van de externe toetsingsinstantie;

(d)eenieder die rechtstreeks bij de beoordelingswerkzaamheden van de externe toetsingsinstantie betrokken is;

(e)wettelijke vertegenwoordigers en werknemers van entiteiten waaraan een externe toetsingsinstantie bepaalde functies overeenkomstig artikel 25 heeft uitbesteed;

(f)personen die op een andere wijze nauw en wezenlijk te maken hebben met of verbonden zijn met het proces van het beheer van de externe toetsingsinstantie;

(g)eenieder die handelt als een externe toetsingsinstantie, of voorwendt dat te zijn, zonder als dusdanig te zijn geregistreerd, en eenieder die een van de in de punten a) tot en met f) bedoelde functies uitoefent voor die persoon.

2. Bij het toezenden van een eenvoudig informatieverzoek krachtens lid 1 neemt de ESMA het volgende in acht:

(a)zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;

(b)zij vermeldt het doel van dat verzoek;

(c)zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;

(d)zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;

(e)zij deelt de persoon die om de informatie wordt gevraagd, mee dat deze niet verplicht is de informatie te verstrekken maar dat, als vrijwillig op het verzoek wordt ingegaan, de verstrekte informatie niet onjuist of misleidend mag zijn;

(f)zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel 52 zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn.

3. Wanneer de ESMA krachtens lid 1 bij besluit gelast informatie te verstrekken, neemt zij het volgende in acht:

(a)zij verwijst naar dit artikel als rechtsgrondslag voor dat verzoek;

(b)zij vermeldt het doel van dat verzoek;

(c)zij geeft nader aan welke informatie wordt verlangd;

(d)zij bepaalt binnen welke termijn de informatie moet worden verstrekt;

(e)zij vermeldt welke dwangsommen overeenkomstig artikel 53 worden opgelegd indien de verlangde informatie niet volledig wordt verschaft;

(f)zij vermeldt de geldboete die overeenkomstig artikel 52 zal worden opgelegd wanneer de antwoorden op de vragen onjuist of misleidend zijn;

(g)zij vermeldt dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt bij de bezwaarcommissie overeenkomstig de artikelen 58 en 59 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 en dat bij het Hof van Justitie van de Europese Unie overeenkomstig de artikelen 60 en 61 van die verordening beroep kan worden ingesteld tegen het besluit.

4. De in lid 1 bedoelde personen of hun vertegenwoordigers en, in het geval van rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid, de krachtens de wet of hun statuten tot vertegenwoordiging bevoegde personen verstrekken de verlangde informatie. Naar behoren gemachtigde advocaten kunnen namens hun cliënten de verlangde informatie verstrekken. De cliënten blijven volledig aansprakelijk indien de verstrekte informatie onvolledig, onjuist of misleidend is.

5. De ESMA zendt van het eenvoudige verzoek of van haar besluit onverwijld een afschrift aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de in lid 1 genoemde personen op wie het informatieverzoek ziet, woonachtig of gevestigd zijn.

Artikel 48
Algemene onderzoeken

1. Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan de ESMA de nodige onderzoeken naar de in artikel 47, lid 1, genoemde personen voeren. In dat verband zijn de functionarissen en andere door de ESMA gemachtigde personen bevoegd om:

(a)alle bescheiden, gegevens, procedures en ander materiaal te onderzoeken die relevant zijn voor de uitvoering van hun taken, ongeacht de aard van de informatiedrager;

(b)voor echt gewaarmerkte kopieën of uittreksels te maken of te verkrijgen van dergelijke bescheiden, gegevens, procedures en ander materiaal;

(c)alle in artikel 47, lid 1, bedoelde personen of hun vertegenwoordigers of personeelsleden op te roepen en te verzoeken mondeling of schriftelijk toelichting te geven bij feiten of documenten met betrekking tot het voorwerp en het doel van de inspectie, en de antwoorden op te tekenen;

(d)alle andere natuurlijke personen of rechtspersonen te horen die daarin toestemmen, om informatie betreffende het onderwerp van een onderzoek te verzamelen;

(e)overzichten van telefoon- en dataverkeer op te vragen.

2. De functionarissen van de ESMA en de andere door de ESMA ten behoeve van de in lid 1 bedoelde onderzoeken gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit na overlegging van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van het onderzoek zijn vermeld. Die machtiging vermeldt ook de dwangsommen die overeenkomstig artikel 53 worden opgelegd indien de vereiste bescheiden, gegevens, procedures of ander materiaal, of de antwoorden op de vragen aan de in artikel 47, lid 1, bedoelde personen niet of onvolledig worden verstrekt, alsmede de in artikel 52 vastgestelde geldboeten die worden opgelegd indien de antwoorden op de vragen aan de in artikel 47, lid 1, bedoelde personen onjuist of misleidend zijn.

3. De in artikel 47, lid 1, bedoelde personen onderwerpen zich aan op grond van een besluit van de ESMA ingestelde onderzoeken. Het besluit vermeldt het voorwerp en het doel van het onderzoek, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 53 zijn opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit beroep in te stellen.

4. Tijdig vóór het onderzoek stelt de ESMA de in lid 36 bedoelde bevoegde toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar het onderzoek moet plaatsvinden, in kennis van het onderzoek en van de identiteit van de gemachtigde personen. Die gemachtigde personen worden, op verzoek van de ESMA, door functionarissen van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat bijgestaan bij de uitvoering van hun taken. Functionarissen van de betrokken bevoegde autoriteit mogen op verzoek eveneens bij de onderzoeken aanwezig zijn.

5. Indien voor een verzoek om de in lid 1, punt e), bedoelde overzichten van telefoon- of dataverkeer volgens nationale voorschriften de toestemming van een rechterlijke instantie is vereist, vraagt ook de ESMA om toestemming daarvoor. De ESMA kan die toestemming ook bij wijze van voorzorgsmaatregel vragen.

6. Indien om toestemming als bedoeld in lid 5 wordt gevraagd, toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de ESMA op zijn authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de onderzoeken. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen mag de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere toelichting verzoeken, met name met betrekking tot de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, en tot de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzaak van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van de ESMA. Het besluit van de ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de in artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschreven procedure.

Artikel 49
Inspecties ter plaatse

1. Om haar taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren, kan de ESMA alle nodige inspecties ter plaatse uitvoeren in de bedrijfsruimten, op de terreinen en in de eigendommen van de in artikel 47, lid 1, bedoelde rechtspersonen. Wanneer dit voor een behoorlijke en efficiënte uitvoering van de inspectie vereist is, kan de ESMA de inspectie ter plaatse onaangekondigd verrichten.

2. De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen kunnen alle bedrijfsruimten, terreinen of eigendommen van onder het onderzoeksbesluit van de ESMA vallende rechtspersonen betreden en beschikken over alle in artikel 48, lid 1, bedoelde bevoegdheden. Zij zijn ook bevoegd tot het verzegelen van alle ruimten en boeken of bescheiden van het bedrijf voor de duur van en voor zover vereist voor de inspectie.

3. De ESMA stelt de bevoegde toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, tijdig vóór de inspectie hiervan in kennis. Inspecties in overeenstemming met dit artikel worden uitgevoerd op voorwaarde dat de betrokken autoriteit heeft bevestigd dat zij geen bezwaar maakt tegen die inspecties.

4. De functionarissen van de ESMA en andere door de ESMA tot het uitvoeren van een inspectie ter plaatse gemachtigde personen oefenen hun bevoegdheden uit onder overlegging van een schriftelijke machtiging waarin melding wordt gemaakt van het voorwerp en het doel van de inspectie en de dwangsommen die overeenkomstig artikel 53 worden opgelegd indien de betrokken personen zich niet aan het onderzoek onderwerpen. De ESMA stelt de bevoegde toezichthoudende autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, tijdig vóór de inspectie hiervan in kennis.

5. De in artikel 47, lid 1, bedoelde personen onderwerpen zich aan bij besluit van de ESMA gelaste inspecties ter plaatse. Het besluit vermeldt het voorwerp en het doel van de inspectie, de datum waarop de inspectie zal aanvangen, de dwangsommen die overeenkomstig artikel 53 worden opgelegd, de krachtens Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschikbare rechtsmiddelen en het recht om bij het Hof van Justitie van de Europese Unie tegen het besluit beroep in te stellen. De ESMA neemt een dergelijk besluit na raadpleging van de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd.

6. De functionarissen van en de personen die zijn gemachtigd of aangesteld door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de inspectie zal worden uitgevoerd, verlenen op verzoek van de ESMA actief bijstand aan de functionarissen van de ESMA en de andere door de ESMA gemachtigde personen. Daartoe beschikken zij over de in lid 2 bedoelde bevoegdheden. Functionarissen van die bevoegde autoriteit mogen op verzoek ook bij de inspecties ter plaatse aanwezig zijn.

7. De ESMA mag de bevoegde autoriteiten ook verzoeken om, namens haar, specifieke onderzoekstaken en inspecties ter plaatse uit te voeren als bepaald in dit artikel en in artikel 48, lid 1. Daartoe genieten de bevoegde autoriteiten dezelfde bevoegdheden als de ESMA overeenkomstig dit artikel en artikel 48, lid 1.

8. Wanneer de functionarissen van de ESMA en de andere door de ESMA gemachtigde begeleidende personen constateren dat een persoon zich tegen een uit hoofde van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie ter plaatse uit te voeren, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige rechtshandhavingsautoriteit.

9. Indien het nationale recht voorschrijft dat voor de in lid 1 bedoelde inspectie ter plaatse of voor de in lid 8 bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie is vereist, vraagt de ESMA ook om toestemming daarvoor. De ESMA kan die toestemming ook bij wijze van voorzorgsmaatregel vragen.

10. Indien om toestemming als bedoeld in lid 9 wordt gevraagd, toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de ESMA op zijn authenticiteit en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de onderzoeken. Bij haar toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen mag de nationale rechterlijke instantie de ESMA om nadere toelichting vragen. Een dergelijk verzoek om nadere toelichting kan in het bijzonder betrekking hebben op de redenen die de ESMA heeft om aan te nemen dat op deze verordening inbreuk is gemaakt, alsmede op de ernst van de vermoedelijke inbreuk en de aard van de betrokkenheid van de aan de dwangmaatregelen onderworpen persoon. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet de noodzaak van het onderzoek heroverwegen, noch vragen dat zij in het bezit wordt gesteld van de informatie in het dossier van de ESMA. Het besluit van de ESMA kan slechts door het Hof van Justitie op zijn rechtmatigheid worden getoetst volgens de in artikel 61 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 beschreven procedure.

Artikel 50
Uitwisseling van informatie

1. De in artikel 36 bedoelde bevoegde autoriteiten, de ESMA en andere relevante autoriteiten verstrekken elkaar onverwijld de informatie die voor de uitoefening van hun taken noodzakelijk is.

2. De in artikel 36 bedoelde bevoegde autoriteiten, de ESMA, andere relevante autoriteiten en andere instanties of natuurlijke personen en rechtspersonen die bij de vervulling van hun taken uit hoofde van deze verordening vertrouwelijke informatie ontvangen, gebruiken deze uitsluitend bij de vervulling van hun taken.

Artikel 51
Toezichtmaatregelen van de ESMA

1. Wanneer de ESMA overeenkomstig artikel 55, lid 8, tot de bevinding komt dat een persoon een van de in artikel 52, lid 2, vermelde inbreuken heeft gemaakt, neemt zij één of meer van de volgende maatregelen:

(a)intrekking van de registratie van een externe toetsingsinstantie;

(b)intrekking van de erkenning van een in een derde land gevestigde externe toetsingsinstantie;

(c)tijdelijk verbod voor de externe toetsingsinstantie om in de hele Unie op grond van deze verordening activiteiten uit te oefenen, totdat de inbreuk is beëindigd;

(d)vaststelling van een besluit waarbij de persoon wordt gelast de inbreuk te beëindigen;

(e)vaststelling van een besluit waarbij overeenkomstig artikel 52 geldboeten worden opgelegd;

(f)vaststelling van een besluit waarbij overeenkomstig artikel 53 dwangsommen worden opgelegd;

(g)het doen van openbare kennisgevingen.

2. De ESMA trekt de registratie of de erkenning van een externe toetsingsinstantie in de volgende omstandigheden in:

(a)de externe toetsingsinstantie heeft uitdrukkelijk van haar registratie afgezien of heeft binnen 36 maanden na de toekenning van de registratie of de erkenning geen gebruikgemaakt van de registratie of de erkenning;

(b)de externe toetsingsinstantie heeft de registratie of de erkenning verkregen door valse verklaringen af te leggen of op een andere onregelmatige wijze;

(c)de externe toetsingsinstantie voldoet niet langer aan de voorwaarden waarop zij is geregistreerd of erkend.

Indien de ESMA de registratie of de erkenning van de externe toetsingsinstantie intrekt, motiveert zij haar besluit omstandig. De intrekking treedt onmiddellijk in werking.

3. Bij het nemen van de in lid 1 bedoelde besluiten houdt de ESMA rekening met de aard en de ernst van de inbreuk, op basis van de volgende criteria:

(a)de duur en de frequentie van de inbreuk;

(b)de vraag of financiële criminaliteit veroorzaakt of gefaciliteerd is door de inbreuk, dan wel op enige andere wijze hieraan valt toe te schrijven;

(c)de vraag of de inbreuk opzettelijk of uit onachtzaamheid is gemaakt;

(d)de mate van aansprakelijkheid van de voor de inbreuk aansprakelijke persoon;

(e)de financiële draagkracht van de voor de inbreuk aansprakelijke persoon, zoals deze blijkt uit de totale omzet van de aansprakelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en de nettoactiva van de aansprakelijke natuurlijke persoon;

(f)de impact van de inbreuk op de belangen van niet-professionele beleggers;

(g)de omvang van de door de voor de inbreuk aansprakelijke persoon behaalde winsten of vermeden verliezen, dan wel de verliezen voor derden ten gevolge van de inbreuk, voor zover die zijn vast te stellen;

(h)de mate waarin de voor de inbreuk aansprakelijke persoon aan de ESMA medewerking heeft verleend, onverminderd de noodzaak te zorgen voor terugbetaling van de door die persoon behaalde winsten of vermeden verliezen;

(i)eerdere inbreuken door de voor de inbreuk aansprakelijke persoon;

(j)maatregelen die de voor de inbreuk aansprakelijke persoon na de inbreuk heeft getroffen om herhaling van de inbreuk te voorkomen.

4. De ESMA stelt de voor de inbreuk verantwoordelijke persoon onverwijld in kennis van de op grond van lid 1 getroffen maatregelen en deelt die besluiten aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en aan de Commissie mee. Zij maakt die maatregelen publiekelijk bekend op haar website binnen tien werkdagen vanaf de datum waarop die maatregelen zijn getroffen.

De in de eerste alinea bedoelde openbaarmaking omvat het volgende:

(a)een verklaring dat de voor de inbreuk aansprakelijke persoon het recht heeft bezwaar te maken tegen het besluit;

(b)in voorkomend geval, een verklaring dat beroep is ingesteld, met de vermelding dat dit beroep geen schorsende werking heeft;

(c)een verklaring dat de bezwaarcommissie van de ESMA overeenkomstig artikel 60, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1095/2010 de toepassing van het bestreden besluit kan schorsen.

Artikel 52
Geldboeten

1. Indien de ESMA overeenkomstig artikel 55, lid 8, tot de bevinding komt dat een externe toetsingsinstantie en in artikel 47, lid 1, bedoelde personen, opzettelijk of uit onachtzaamheid, één of meer van de in lid 2 genoemde inbreuken hebben gemaakt, stelt zij een besluit vast waarbij overeenkomstig lid 3 van dit artikel een geldboete wordt opgelegd.

Een inbreuk wordt geacht opzettelijk te zijn gemaakt indien de ESMA objectieve elementen aantreft waaruit blijkt dat een persoon doelbewust handelde om de inbreuk te maken.

2. De in lid 1 bedoelde inbreuken zijn:

(a)niet-inachtneming van de artikelen 18 tot en met 30;

(b)de indiening van valse verklaringen bij de aanvraag voor een registratie als externe toetsingsinstantie, of het gebruik van andere onregelmatige middelen om die registratie te verkrijgen;

(c)het niet verschaffen van informatie in antwoord op een besluit waarbij informatie wordt verlangd overeenkomstig artikel 47, of het verschaffen van onjuiste of misleidende informatie in antwoord op een eenvoudig informatieverzoek of op een besluit;

(d)de belemmering of niet-inachtneming van een onderzoek overeenkomstig artikel 48, lid 1, punten a), b), c) of e);

(e)de niet-inachtneming van artikel 49 door het niet verschaffen van toelichting bij feiten of documenten met betrekking tot het voorwerp en het doel van de inspectie of het verschaffen van onjuiste of misleidende toelichting;

(f)het uitoefenen van de activiteit van externe toetsingsinstantie of het voorwenden een externe toetsingsinstantie te zijn, zonder als externe toetsingsinstantie te zijn geregistreerd.

3. Het minimumbedrag van de in lid 1 bedoelde geldboete is 20 000 EUR. Het maximumbedrag is 200 000 EUR.

Bij het vaststellen van de hoogte van een geldboete overeenkomstig lid 1 houdt de ESMA rekening met de in artikel 51, lid 3, uiteengezette criteria.

4. Indien een persoon direct of indirect financieel voordeel heeft gehad bij de inbreuk, is het bedrag van de geldboete ten minste gelijk aan dat financiële voordeel.

5. Indien een handeling of verzuim een combinatie van meerdere inbreuken vormt, wordt alleen de geldboete opgelegd voor de inbreuk waarop de hoogste geldboete staat.

Artikel 53
Dwangsommen

1. De ESMA legt bij besluit dwangsommen op om:

(a)een persoon ertoe te dwingen een einde te maken aan een inbreuk, overeenkomstig een uit hoofde van artikel 52, lid 1, punt c), genomen besluit;

(b)een in artikel 47, lid 1, bedoelde persoon ertoe te dwingen:

i) de volledige informatie te verschaffen die bij een besluit uit hoofde van artikel 47 is verlangd;

ii) zich aan een onderzoek te onderwerpen en met name volledige bescheiden, gegevens, procedures of enig ander verlangd materiaal over te leggen en andere informatie aan te vullen en te verbeteren die in het kader van een onderzoek uit hoofde van een besluit krachtens artikel 48 zijn verstrekt;

iii) zich aan een bij een besluit uit hoofde van artikel 49 gelaste inspectie ter plaatse te onderwerpen.

2. De dwangsom wordt opgelegd per dag vertraging.

3. De dwangsom bedraagt 3 % van de gemiddelde dagomzet in het voorafgaande boekjaar of, in het geval van natuurlijke personen, 2 % van de gemiddelde daginkomsten in het voorafgaande kalenderjaar. Zij wordt berekend vanaf de in het besluit tot oplegging van de dwangsom vastgestelde datum.

4. Een dwangsom wordt opgelegd voor een periode van maximaal zes maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van het besluit van de ESMA. Na het verstrijken van die periode beziet de ESMA de maatregel opnieuw.

Artikel 54
Openbaarmaking, aard, uitvoering en toewijzing van geldboeten en dwangsommen

1. De ESMA maakt alle overeenkomstig de artikelen 52 en 53 opgelegde geldboeten en dwangsommen openbaar, tenzij die openbaarmaking de financiële stabiliteit ernstig in gevaar zou brengen of de betrokken partijen onevenredige schade zou toebrengen. Die openbaarmaking bevat geen persoonsgegevens in de zin van Verordening (EG) nr. 45/2001.

2. Overeenkomstig de artikelen 52 en 53 opgelegde geldboeten en dwangsommen hebben een bestuurlijk karakter.

3. Indien de ESMA besluit geen geldboeten of dwangsommen op te leggen, stelt zij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat hiervan in kennis en geeft zij de redenen voor haar besluit.

4. Overeenkomstig de artikelen 52 en 53 opgelegde geldboeten en dwangsommen zijn afdwingbaar.

Voor de afdwinging van de geldboeten en dwangsommen past de ESMA de regels van de burgerlijke rechtsvordering toe die van kracht zijn in de lidstaat of in het derde land waar deze wordt ingesteld.

5. De bedragen van de geldboeten en dwangsommen worden aan de algemene begroting van de Unie toegewezen.

Artikel 55
Procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van geldboeten

1. Indien de ESMA bij het uitvoeren van haar taken uit hoofde van deze verordening tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het mogelijke bestaan van feiten die één of meer van de in artikel 52, lid 2, genoemde inbreuken vormen, stelt de ESMA intern een onafhankelijke onderzoeksfunctionaris aan om de zaak te onderzoeken. De onderzoeksfunctionaris is niet betrokken (geweest) bij het directe of indirecte toezicht op of het registratieproces van de bewuste externe toetsingsinstantie en verricht zijn taken onafhankelijk van de raad van toezichthouders van de ESMA.

2. De onderzoeksfunctionaris onderzoekt de vermoede inbreuken en neemt daarbij de opmerkingen in aanmerking van de personen die voorwerp zijn van onderzoek, waarna hij het volledige dossier met zijn bevindingen aan de raad van toezichthouders van de ESMA voorlegt.

3. Voor het vervullen van zijn taken kan de onderzoeksfunctionaris gebruikmaken van de bevoegdheid tot het verzoeken om informatie overeenkomstig artikel 47 en tot het uitvoeren van onderzoeken en inspecties ter plaatse overeenkomstig de artikelen 48 en 49. Bij het aanwenden van die bevoegdheden houdt de onderzoeksfunctionaris zich aan het bepaalde in artikel 46.

4. Bij het vervullen van zijn taken heeft de onderzoeksfunctionaris toegang tot alle documenten en informatie die de ESMA bij haar toezichtwerkzaamheden heeft vergaard.

5. Na de afronding van zijn onderzoek en alvorens het dossier met zijn bevindingen aan de raad van toezichthouders van de ESMA voor te leggen, stelt de onderzoeksfunctionaris de personen die voorwerp zijn van onderzoek, in de gelegenheid over de onderzochte punten te worden gehoord. De onderzoeksfunctionaris baseert zijn bevindingen alleen op feiten ten aanzien waarvan de personen die voorwerp zijn van onderzoek, de gelegenheid hebben gehad opmerkingen te maken.

6. Het recht van verweer van de betrokken personen wordt volledig in acht genomen tijdens het op grond van dit artikel gevoerde onderzoek.

7. De onderzoeksfunctionaris stelt, nadat hij het dossier met zijn bevindingen bij de raad van toezichthouders van de ESMA heeft ingediend, de personen die voorwerp zijn van onderzoek, daarvan in kennis. De personen die voorwerp zijn van onderzoek, zijn gerechtigd toegang tot het dossier te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgevoelige informatie. Het recht op toegang tot het dossier geldt niet voor vertrouwelijke informatie die derden raakt.

8. De ESMA neemt, op basis van het dossier met de bevindingen van de onderzoeksfunctionaris en na de personen die voorwerp zijn van onderzoek, op hun verzoek overeenkomstig artikel 56 te hebben gehoord, een besluit over de vraag of de personen die voorwerp zijn van onderzoek, al dan niet één of meer van de in artikel 52, lid 2, vermelde inbreuken hebben gemaakt en, in voorkomend geval, neemt zij een toezichtmaatregel overeenkomstig artikel 51 en legt zij overeenkomstig artikel 52 een geldboete op.

9. De onderzoeksfunctionaris neemt niet deel aan de beraadslagingen van de raad van toezichthouders van de ESMA of komt in het geheel niet tussen in het besluitvormingsproces van de raad van toezichthouders van de ESMA.

10. De Commissie stelt tegen [PB: datum invoegen 12 maanden na datum inwerkingtreding] overeenkomstig artikel 60 gedelegeerde handelingen vast tot nadere invulling van de procedureregels voor de uitoefening van de bevoegdheid tot het opleggen van geldboeten of dwangsommen, met inbegrip van bepalingen inzake het recht van verweer, bepalingen inzake termijnen en de inning van geldboeten of dwangsommen, en nadere regels inzake verjaringstermijnen voor het opleggen en de uitvoering van sancties.

11. De ESMA verwijst, bij het vervullen van haar taken uit hoofde van deze verordening, zaken voor onderzoek en mogelijke strafrechtelijke vervolging naar de bevoegde nationale autoriteiten indien zij tot de bevinding komt dat er ernstige aanwijzingen zijn voor het eventuele bestaan van strafbare feiten. Daarnaast ziet de ESMA van het opleggen van geldboeten of dwangsommen af wanneer een eerdere vrijspraak of veroordeling in een krachtens het nationale recht gevoerde strafprocedure wegens dezelfde feiten of in wezen gelijkaardige feiten reeds in kracht van gewijsde is gegaan.

Artikel 56
Horen van de personen die voorwerp zijn van onderzoek

1. Voordat de ESMA overeenkomstig de artikelen 51 tot en met 53 een besluit neemt, stelt zij de personen ten aanzien van wie de procedure loopt, in de gelegenheid met betrekking tot de bevindingen van de ESMA te worden gehoord. De ESMA doet haar besluiten slechts steunen op bevindingen waarover de personen ten aanzien van wie de procedure loopt, in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken.

2. De eerste alinea is niet van toepassing indien dringende maatregelen overeenkomstig artikel 51 vereist zijn om aanzienlijke en dreigende schade aan het financiële stelsel te voorkomen. In dat geval kan de ESMA een voorlopig besluit vaststellen en worden de betrokken personen zo spoedig mogelijk na de vaststelling van het besluit in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

3. Het recht van verweer van de aan de procedure onderworpen personen wordt tijdens de procedure ten volle geëerbiedigd. Zij zijn gerechtigd toegang tot het dossier van de ESMA te krijgen, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van andere personen bij de bescherming van hun bedrijfsgevoelige informatie. Het recht van toegang tot het dossier is niet van toepassing op vertrouwelijke informatie of interne voorbereidende documenten van de ESMA.

Artikel 57
Beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie

Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft volledige rechtsmacht ter zake van beroep tegen besluiten waarbij de ESMA een geldboete of een dwangsom heeft opgelegd. Het kan de opgelegde boete of dwangsom intrekken, verlagen of verhogen.

Artikel 58
Registratie, erkenning en toezichtvergoedingen

1. De ESMA brengt externe toetsingsinstanties vergoedingen in rekening voor de uitgaven met betrekking tot hun registratie, erkenning en toezicht en alle kosten die zij bij het uitvoeren van haar werkzaamheden uit hoofde van deze verordening mogelijkerwijs moet maken.

2. Vergoedingen die de ESMA berekent aan een externe toetsingsinstantie die een aanvraag indient of aan een geregistreerde externe toetsingsinstantie of aan een erkende externe toetsingsinstantie, dekken alle administratieve kosten die zij voor haar activiteiten met betrekking tot die specifieke aanvrager of externe toetsingsinstantie heeft gemaakt. Deze vergoedingen staan in verhouding tot de omzet van de betrokken externe toetsingsinstantie.

3. De Commissie stelt tegen [PB: datum invoegen 12 maanden na datum inwerkingtreding] gedelegeerde handelingen vast tot nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de aangelegenheden waarvoor een vergoeding verschuldigd is, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze dienen te worden voldaan.

Artikel 59
ESMA-register van externe toetsingsinstanties en externe toetsingsinstanties uit derde landen

1. De ESMA houdt op haar website een publiek toegankelijk register bij dat alle volgende informatie bevat:

(a)alle overeenkomstig artikel 15 geregistreerde externe toetsingsinstanties;

(b)de externe toetsingsinstanties die overeenkomstig artikel 51 een tijdelijk verbod hebben gekregen om hun activiteiten uit te oefenen;

(c)de externe toetsingsinstanties waarvan overeenkomstig artikel 51 de registratie is ingetrokken;

(d)externe toetsingsinstanties uit derde landen die overeenkomstig artikel 31 diensten mogen verrichten in de Unie;

(e)overeenkomstig artikel 34 erkende externe toetsingsinstanties uit derde landen;

(f)overeenkomstig artikel 15 erkende externe toetsingsinstanties die diensten van externe toetsingsinstanties uit derde landen overeenkomstig artikel 35 bekrachtigen;

(g)externe toetsingsinstanties uit derde landen waarvan de registratie is ingetrokken en die deze rechten op grond van artikel 31 niet meer mogen gebruiken indien de Commissie ten aanzien van dat derde land een in artikel 32 bedoeld intrekkingsbesluit vaststelt;

(h)externe toetsingsinstanties uit derde landen waarvan de registratie is geschorst of ingetrokken en overeenkomstig artikel 15 geregistreerde externe toetsingsinstanties die diensten van externe toetsingsinstanties uit derde landen niet meer mogen bekrachtigen.

2. Het register bevat contactgegevens van externe toetsingsinstanties, hun websites en de datum waarop de ESMA-besluiten ten aanzien van die externe toetsingsinstanties in werking treden.

3. Voor toetsingsinstanties uit derde landen bevat het register ook informatie over de diensten die externe toetsingsinstanties uit derde landen mogen verrichten en de contactgegevens van de bevoegde autoriteit die in het derde land met het toezicht op die instanties is belast.


Titel V
Gedelegeerde handelingen

Artikel 60
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 55, lid 10, en artikel 58, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van geldboeten en betreffende de registratie, erkenning en toezichtvergoedingen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [PB: datum inwerkingtreding invoegen].

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de bevoegdheidsdelegatie bedoeld in de artikelen betreffende procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van geldboeten en betreffende de registratie, erkenning en toezichtvergoedingen te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een gedelegeerde handeling vastgesteld overeenkomstig de artikelen betreffende procedureregels voor het nemen van toezichtmaatregelen en het opleggen van geldboeten en betreffende de registratie, erkenning en toezichtvergoedingen treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van [twee maanden] na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met [twee maanden] verlengd.

Artikel 61
Comitéprocedure

De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 2001/528/EG van de Commissie 47 ingestelde Europees Comité voor het effectenbedrijf. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad 48 .

Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Titel VI
Slotbepalingen

Artikel 62
Overgangsbepaling

1. Externe toetsingsinstanties die overeenkomstig deze verordening diensten willen verrichten vanaf de inwerkingtreding ervan tot en met [PB: datum invoegen 30 maanden na de eerste toepassingsdatum van deze verordening], verrichten die diensten pas nadat zij de ESMA daarvan in kennis hebben gesteld en de in artikel 15, lid 1, bedoelde informatie hebben verschaft.

2. Tot en met [PB: datum invoegen 30 maanden na de eerste toepassingsdatum van deze verordening] nemen in lid 1 bedoelde externe toetsingsinstanties de artikelen 16 tot en met 30 in acht, met uitzondering van de vereisten die door de in artikel 16, lid 2, artikel 19, lid 2, artikel 20, lid 3, artikel 21, lid 4, artikel 22, lid 3, artikel 23, lid 3, en artikel 25, lid 7, bedoelde gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld.

3. Na [PB: datum invoegen één dag na 30 maanden na de eerste toepassingsdatum van deze verordening] verrichten in lid 1 bedoelde externe toetsingsinstanties diensten overeenkomstig deze verordening pas nadat zij overeenkomstig artikel 15 zijn geregistreerd en nemen zij artikel 14 en de artikelen 16 tot en met 30 in acht zoals aangevuld door de in lid 2 bedoelde gedelegeerde handelingen.

4. Na [PB: datum invoegen één dag na 30 maanden na de eerste toepassingsdatum van deze verordening] onderzoekt de ESMA of in lid 1 bedoelde externe toetsingsinstanties, en de diensten die door die dienstverrichters tot en met [PB: datum invoegen 30 maanden na de eerste toepassingsdatum van deze verordening] worden verricht, de in deze verordening vastgestelde voorwaarden in acht nemen.

Indien de ESMA van oordeel is dat de externe toetsingsinstantie of de in de eerste alinea bedoelde diensten de in deze verordening vastgestelde voorwaarden niet in acht nemen, neemt zij één of meer van de maatregelen overeenkomstig artikel 52.


Artikel 63
Overgangsbepalingen voor externe toetsingsinstanties uit derde landen

1. Externe toetsingsinstanties uit derde landen die overeenkomstig deze verordening diensten willen verrichten vanaf de inwerkingtreding ervan tot en met [PB: datum invoegen 30 maanden na de eerste toepassingsdatum van deze verordening], verrichten die diensten pas nadat zij de ESMA daarvan in kennis hebben gesteld en de in artikel 15, lid 1, bedoelde informatie hebben verschaft.

2. In lid 1 bedoelde externe toetsingsinstanties uit derde landen:

(a)nemen de artikelen 16 tot en met 30 in acht, met uitzondering van de vereisten die door de in artikel 16, lid 2, artikel 19, lid 2, artikel 20, lid 3, artikel 21, lid 4, artikel 22, lid 3, artikel 23, lid 3, en artikel 25, lid 7, bedoelde gedelegeerde handelingen zijn vastgesteld;

(b)hebben een in de Unie gevestigde wettelijke vertegenwoordig die artikel 34, lid 3, punten a), b) en c), in acht neemt.

3. Na [PB: datum invoegen één dag na 30 maanden na de eerste toepassingsdatum van deze verordening] zijn de artikelen 32, 34 en 35 van toepassing.

4. Na [PB: datum invoegen één dag na 30 maanden na de eerste toepassingsdatum van deze verordening] onderzoekt de ESMA of in lid 1 bedoelde externe toetsingsinstanties, en de diensten die door die dienstverleners tot en met [PB: datum invoegen 30 maanden na de eerste toepassingsdatum van deze verordening] worden verricht, de in deze verordening vastgestelde voorwaarden in acht nemen.

Indien de ESMA van oordeel is dat de externe toetsingsinstantie of de in de eerste alinea bedoelde diensten de in deze verordening vastgestelde voorwaarden niet in acht nemen, neemt zij één of meer van de maatregelen overeenkomstig artikel 52.


Artikel 64
Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.