Artikelen bij COM(2021)552 - Wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de bijdrage van de luchtvaart aan de emissiereductiedoelstelling van de Unie voor de hele economie en de passende toepassing van een wereldwijde marktgebaseerde maatregel - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2021)552 - Wijziging van Richtlijn 2003/87/EG wat betreft de bijdrage van de luchtvaart aan de emissiereductiedoelstelling van de Unie ... |
---|---|
document | COM(2021)552 |
datum | 10 mei 2023 |
Artikel 1
Richtlijn 2003/87/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) Artikel 3 quater wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 2 wordt geschrapt;
b) de volgende leden 5, 6 en 7 worden toegevoegd:
“5. De Commissie bepaalt de totale hoeveelheid emissierechten die met betrekking tot vliegtuigexploitanten voor het jaar 2024 moeten worden toegewezen op basis van de totale toewijzing van emissierechten met betrekking tot vliegtuigexploitanten die in 2023 in bijlage I bedoelde luchtvaartactiviteiten uitvoerden, verminderd met de lineaire verminderingsfactor zoals gespecificeerd in artikel 9, en maakt die hoeveelheid bekend alsook de hoeveelheid kosteloze toewijzingen die in 2024 zouden zijn gedaan als de regels voor kosteloze toewijzing niet waren bijgewerkt.
6. Voor vluchten die vanaf een luchtvaartterrein in de EER vertrekken en op een luchtvaartterrein in de EER, Zwitserland of het Verenigd Koninkrijk aankomen en die in 2023 niet onder het EU‑ETS vielen, wordt de totale hoeveelheid aan vliegtuigexploitanten toe te wijzen emissierechten verhoogd met het toewijzingsniveau, met inbegrip van kosteloze toewijzing en veiling, dat zou zijn bereikt als zij dat jaar door het EU‑ETS zouden zijn bestreken, verminderd met de lineaire verminderingsfactor van artikel 9.
7. In afwijking van artikel 12, lid 2 bis, artikel 14, lid 3, en artikel 16, beschouwen de lidstaten de in die bepalingen vastgestelde voorschriften als voldaan en ondernemen zij geen actie tegen vliegtuigexploitanten wat betreft emissies die tot en met 2030 het gevolg zijn van vluchten tussen een luchtvaartterrein dat in een ultraperifeer gebied van een lidstaat is gelegen en een luchtvaartterrein dat in diezelfde lidstaat buiten dat ultraperifere gebied is gelegen.”.
2) Artikel 3 quinquies wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt vervangen door:
“1. In 2024 wordt 25 % van de hoeveelheid emissierechten die kosteloos zouden zijn toegewezen, zoals bekendgemaakt overeenkomstig artikel 3 quater, geveild.”;
b) de volgende leden 1 bis, 1 ter, 1 quater en 1 quinquies worden toegevoegd:
“1 bis. In 2025 wordt 50 % van de hoeveelheid emissierechten die dat jaar kosteloos zouden zijn toegewezen, berekend op basis van de bekendmaking overeenkomstig artikel 3 quater, geveild.
1 ter. In 2026 wordt 75 % van de hoeveelheid emissierechten die dat jaar kosteloos zouden zijn toegewezen, berekend op basis van de bekendmaking overeenkomstig artikel 3 quater, geveild.
1 quater. Vanaf 1 januari 2027 wordt de volledige hoeveelheid emissierechten die in een bepaald jaar kosteloos zouden zijn toegewezen, geveild.
1 quinquies. Emissierechten die kosteloos worden toegewezen, worden aan vliegtuigexploitanten toegewezen in verhouding tot hun aandeel geverifieerde emissies van luchtvaartactiviteiten zoals gemeld in 2023. In deze berekening wordt ook rekening gehouden met geverifieerde emissies van luchtvaartactiviteiten die worden gemeld voor vluchten die pas vanaf 1 januari 2023 onder het EU‑ETS vallen.”;
c) lid 2 wordt geschrapt;
d) de eerste zin van lid 3 wordt vervangen door:
“De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 23 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze richtlijn wat betreft de gedetailleerde regelingen voor de veiling door de lidstaten van luchtvaartemissierechten in overeenstemming met de leden 1, 1 bis, 1 ter, 1 quater en 1 quinquies van dit artikel, met inbegrip van de modaliteiten voor de overdracht van een deel van de opbrengsten van die veiling naar de algemene begroting van de Unie.”;
e) lid 4 wordt vervangen door:
“4. De lidstaten bepalen hoe de opbrengsten van de veiling van emissierechten zoals bedoeld in dit hoofdstuk worden gebruikt, met uitzondering van de opbrengsten die overeenkomstig artikel 311, lid 3, van het Verdrag als eigen middelen worden aangemerkt en in de algemene begroting van de Unie worden opgenomen. De lidstaten gebruiken de opbrengsten van de veiling van emissierechten overeenkomstig artikel 10, lid 3.”.
3) De artikelen 3 sexies en 3 septies worden geschrapt.
4) In artikel 6, lid 2, wordt punt e) vervangen door:
“e) de verplichting binnen vier maanden na het einde van elk kalenderjaar een hoeveelheid emissierechten in te leveren die gelijk is aan de totale emissies van de installatie voor dat jaar, zoals geverifieerd overeenkomstig artikel 15.”.
5) Artikel 11 bis wordt als volgt gewijzigd:
a) de leden 1 tot en met 3 worden vervangen door:
“1. Met inachtneming van de leden 2 en 3 van dit artikel kunnen vliegtuigexploitanten die over een door een lidstaat afgegeven bewijs luchtvaartexploitant beschikken of die in een lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, onderhorigheden en gebiedsdelen van die lidstaat, zijn geregistreerd, de volgende eenheden gebruiken om te voldoen aan hun verplichtingen zoals bedoeld in artikel 12 met betrekking tot emissies van vluchten naar en vanuit landen die zijn opgenomen in de lijst in de op grond van artikel 25 bis, lid 3, vastgestelde uitvoeringshandeling:
a) kredieten die zijn goedgekeurd door partijen die deelnemen aan het mechanisme dat bij artikel 6, lid 4, van de Overeenkomst van Parijs is ingesteld;
b) kredieten die zijn goedgekeurd door de partijen die deelnemen aan kredietverleningsprogramma’s die door de ICAO-Raad worden aanvaard en die in de op grond van lid 8 vastgestelde uitvoeringshandeling worden vermeld;
c) kredieten die zijn goedgekeurd door partijen bij overeenkomsten op grond van lid 5;
d) kredieten die worden verleend voor projecten op Unieniveau op grond van in artikel 24 bis.
2. De in lid 1, punten a) en b), bedoelde eenheden mogen worden gebruikt als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a) zij zijn afkomstig van een land dat op het moment dat de eenheden worden gebruikt, partij is bij de Overeenkomst van Parijs;
b) zij zijn afkomstig van een land dat aan de regeling voor koolstofcompensatie en ‑reductie voor de internationale luchtvaart (Corsia) deelneemt, zoals vastgesteld in de op grond van artikel 25 bis, lid 3, vastgestelde uitvoeringshandeling. Deze voorwaarde geldt niet voor emissies die voor 2027 worden uitgestoten, noch voor de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten in ontwikkeling, zoals gedefinieerd door de Verenigde Naties, met uitzondering van de landen waarvan bbp per hoofd van de bevolking gelijk is aan of groter is dan het gemiddelde van de Unie.
3. De in lid 1, punten a), b) en c), bedoelde eenheden mogen worden gebruikt als de nodige regelingen worden getroffen voor de goedkeuring door de deelnemende partijen, de verslaglegging inzake antropogene emissies per bron en verwijderingen per put die onder de nationaal bepaalde bijdragen van de deelnemende partijen vallen, tijdig wordt aangepast, en dubbeltelling en een nettotoename van de wereldwijde emissies worden vermeden.
De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast die nadere voorschriften bevatten voor de in de eerste alinea bedoelde regelingen, die voorschriften inzake verslaglegging en registratie kunnen omvatten, en waarin lijsten zijn opgenomen van de landen of programma’s die die regelingen toepassen. In de regelingen wordt rekening gehouden met de flexibiliteit die de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten in ontwikkeling genieten. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”;
c) lid 4 wordt geschrapt;
d) het volgende lid 8 wordt toegevoegd:
“8. De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast die een lijst bevat van de kredieten die door de ICAO-Raad worden aanvaard en die aan de voorwaarden van de leden 2 en 3 voldoen. De Commissie wijzigt die lijst wanneer dat noodzakelijk is. Die uitvoeringshandeling wordt overeenkomstig de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.
6) Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 6 wordt vervangen door:
“6. De lidstaten berekenen elk jaar overeenkomstig de methode die is vastgesteld in de in lid 7 bedoelde gedelegeerde handeling, de compensatie voor het voorgaande kalenderjaar in de zin van de internationale normen en aanbevolen praktijken inzake milieubescherming van de ICAO voor de regeling voor koolstofcompensatie en -reductie voor de internationale luchtvaart, met uitzondering van die welke van toepassing is op vluchten die vanaf een luchtvaartterrein in de EER vertrekken en op een luchtvaartterrein in de EER, Zwitserland of het Verenigd Koninkrijk aankomen, en zij stellen uiterlijk op 30 november van elk jaar de vliegtuigexploitanten die aan elk van de volgende voorwaarden voldoen, in kennis van het compensatieniveau:
a) de vliegtuigexploitant is in het bezit van een bewijs luchtvaartexploitant dat door een lidstaat is afgegeven of is geregistreerd in een lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, de onderhorigheden en de gebiedsdelen van die lidstaat;
b) zij produceren jaarlijks meer dan 10 000 ton CO2-emissies door het gebruik van luchtvaartuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 5 700 kg voor vluchten zoals bedoeld in bijlage I, met uitzondering van vluchten die in dezelfde lidstaat (met inbegrip van de ultraperifere gebieden van die lidstaat) vertrekken en aankomen, vanaf 1 januari 2019.
Voor de toepassing van de eerste alinea, punt b), wordt geen rekening gehouden met CO2-emissies van de volgende soorten vluchten:
i) staatsvluchten;
ii) humanitaire vluchten;
iii) medische vluchten;
iv) militaire vluchten;
v) vluchten in het kader van brandbestrijding.”;
b) de volgende leden 7 en 8 worden toegevoegd:
“7. De Commissie is overeenkomstig artikel 23 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze richtlijn aan te vullen door de methode vast te stellen voor de berekening van de compensatieverantwoordelijkheden van vliegtuigexploitanten.
8. Met betrekking tot vluchten naar, vanuit en tussen landen die zijn opgenomen in de lijst in de op grond van artikel 25 bis, lid 3, vastgestelde uitvoeringshandeling, annuleren vliegtuigexploitanten die over een door een lidstaat afgegeven bewijs luchtvaartexploitant beschikken of die in een lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, onderhorigheden en gebiedsdelen van die lidstaat, zijn geregistreerd, de in artikel 11 bis bedoelde eenheden alleen voor de door die lidstaat voor het desbetreffende kalenderjaar gemelde hoeveelheid. De annulering gebeurt uiterlijk op 31 januari 2025 voor emissies in de periode 2021‑2023, uiterlijk op 31 januari 2028 voor emissies in de periode 2024‑2026, uiterlijk op 31 januari 2031 voor emissies in de periode 2027‑2029, uiterlijk op 31 januari 2034 voor emissies in de periode 2030‑2032, en uiterlijk op 31 januari 2037 voor emissies in de periode 2033‑2035.”.
7) In artikel 18 bis, lid 3, wordt punt b) vervangen door:
“b) vanaf 2024 ten minste om de twee jaar een bijgewerkte lijst waaraan de vliegtuigexploitanten die later een in bijlage I bedoelde luchtvaartactiviteit hebben uitgeoefend, zijn toegevoegd.”.
8) Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:
a) de leden 2 en 3 worden vervangen door:
“2. De in artikel 3 quinquies, lid 3, artikel 10, lid 4, artikel 10 bis, leden 1 en 8, artikel 10 ter, lid 5, artikel 12, lid 7, derde alinea, artikel 19, lid 3, artikel 22, artikel 24, lid 3, artikel 24 bis, lid 1, artikel 25 bis, lid 1, en artikel 28 quater bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 8 april 2018.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3 quinquies, lid 3, artikel 10, lid 4, artikel 10 bis, leden 1 en 8, artikel 10 ter, lid 5, artikel 12, lid 7, derde alinea, artikel 19, lid 3, artikel 22, artikel 24, lid 3, artikel 24 bis, lid 1, artikel 25 bis, lid 1, en artikel 28 quater bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.”;
b) lid 6 wordt vervangen door:
“6. Een op grond van artikel 3 quinquies, lid 3, artikel 10, lid 4, artikel 10 bis, leden 1 en 8, artikel 10 ter, lid 5, artikel 12, lid 6, derde alinea, artikel 19, lid 3, artikel 22, artikel 24, lid 3, artikel 24 bis, lid 1, artikel 25 bis, lid 1, en artikel 28 quater vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.
9) In artikel 25 bis worden de volgende leden 3 tot en met 9 toegevoegd:
“3. De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast die een lijst bevat van landen, met uitzondering van de EER-landen, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk, die voor de toepassing van deze richtlijn geacht worden Corsia toe te passen, met 2019 als referentieniveau voor 2021 tot en met 2023 en met 2019‑2020 als referentieniveau voor elk daaropvolgend jaar. Die uitvoeringshandeling wordt overeenkomstig de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
4. Vliegtuigexploitanten die beschikken over een bewijs luchtvaartexploitant dat is afgegeven door een land dat is opgenomen in de lijst in de op grond van lid 3 vastgestelde uitvoeringshandeling of die in een dergelijk land zijn geregistreerd, hoeven geen eenheden te annuleren voor emissies van vluchten naar of vanuit die landen.
5. Vliegtuigexploitanten hoeven geen eenheden te annuleren voor emissies die tot en met 31 december 2026 worden uitgestoten door vluchten tussen de EER en landen die niet zijn opgenomen in de lijst in de op grond van lid 3 vastgestelde uitvoeringshandeling, met uitzondering van vluchten naar Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk.
6. Vliegtuigexploitanten hoeven geen eenheden te annuleren voor emissies van vluchten naar en vanuit de minst ontwikkelde landen en kleine eilandstaten in ontwikkeling, zoals gedefinieerd door de Verenigde Naties, tenzij deze zijn opgenomen in de lijst in de op grond van lid 3 vastgestelde uitvoeringshandeling.
7. Indien de Commissie vaststelt dat zich een aanzienlijke verstoring van de mededinging voordoet ten nadele van vliegtuigexploitanten die in het bezit zijn van een bewijs luchtvaartexploitant dat door een lidstaat is afgegeven of die zijn geregistreerd in een lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, de onderhorigheden en de gebiedsdelen van die lidstaat, is de Commissie bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen om die vliegtuigexploitanten vrij te stellen van de inleveringsvereisten zoals bedoeld in artikel 12, lid 8, ten aanzien van emissies van vluchten naar en vanuit die landen. De verstoring van de mededinging kan worden veroorzaakt doordat een derde land Corsia minder streng toepast in zijn nationaal recht of doordat het de Corsia-bepalingen niet op gelijke wijze op alle vliegtuigexploitanten toepast. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
8. Indien een vliegtuigexploitant die in het bezit is van een bewijs luchtvaartexploitant dat door een lidstaat is afgegeven of die is geregistreerd in een lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, de onderhorigheden en de gebiedsdelen van die lidstaat, vluchten uitvoert tussen twee landen die zijn opgenomen in de lijst in de op grond van lid 3 vastgestelde uitvoeringshandeling, met inbegrip van vluchten tussen Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en landen die zijn opgenomen in de lijst in de op grond van lid 3 vastgestelde uitvoeringshandeling, en die landen vliegtuigexploitanten toelaten andere eenheden te gebruiken dan die welke in de op grond van artikel 11 bis, lid 8, vastgestelde lijst zijn opgenomen, is de Commissie bevoegd om uitvoeringshandelingen vast te stellen om vliegtuigexploitanten toe te laten andere soorten eenheden te gebruiken dan die welke in die lijst zijn opgenomen of om die vliegtuigexploitanten vrij te stellen van de voorwaarden van artikel 11 bis, leden 2 en 3, met betrekking tot emissies van die vluchten. Die uitvoeringshandelingen worden overeenkomstig de in artikel 22 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”.
10) In de tabel in bijlage I wordt de volgende tekst ingevoegd na de eerste alinea van de vermelding “Luchtvaart” in de kolom “Activiteiten”:
“Vluchten tussen luchtvaartterreinen die zich bevinden in twee verschillende landen die zijn opgenomen in de lijst in de op grond van artikel 25 bis, lid 3, vastgestelde uitvoeringshandeling, die worden uitgevoerd door vliegtuigexploitanten die aan elk van de volgende voorwaarden voldoen:
a) de vliegtuigexploitant is in het bezit van een bewijs luchtvaartexploitant dat door een lidstaat is afgegeven of is geregistreerd in een lidstaat, met inbegrip van de ultraperifere gebieden, de onderhorigheden en de gebiedsdelen van die lidstaat;
b) zij produceren jaarlijks meer dan 10 000 ton CO2-emissies door het gebruik van luchtvaartuigen met een gecertificeerde maximale startmassa van meer dan 5 700 kg voor vluchten zoals bedoeld in bijlage I, met uitzondering van vluchten die in dezelfde lidstaat (met inbegrip van de ultraperifere gebieden van die lidstaat) vertrekken en aankomen, vanaf 1 januari 2019. Voor de toepassing van dit punt wordt geen rekening gehouden met emissies van de volgende soorten vluchten: i) staatsvluchten; ii) humanitaire vluchten; iii) medische vluchten; iv) militaire vluchten; v) vluchten in het kader van brandbestrijding.”.
Artikel 2
1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 31 december 2023 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 4
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.