Artikelen bij COM(2021)579 - Toepassing van een stelsel van algemene tariefpreferenties

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2021)579 - Toepassing van een stelsel van algemene tariefpreferenties.
document COM(2021)579 NLEN
datum 22 september 2021


HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

1. Het stelsel van algemene tariefpreferenties waarmee de Unie preferentiële toegang tot haar markt verleent (het “stelsel” of “SAP”) is van toepassing overeenkomstig deze verordening.

2. Het stelsel voorziet in de volgende tariefpreferentieregelingen:

a) een standaardregeling (“standaard-SAP”);

b) een bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur (“SAP+”);

c) een bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen (“Alles behalve wapens” (“EBA”)).

Artikel 2

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) “landen”: landen en gebieden die beschikken over een douaneadministratie;

2) “in aanmerking komende landen”: de in bijlage I opgenomen ontwikkelingslanden;

3) “standaard-SAP-begunstigde landen”: de in bijlage I opgenomen begunstigde landen van de standaardregeling;

4) “SAP+-begunstigde landen”: de in bijlage I opgenomen begunstigde landen van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur;

5) “EBA-begunstigde landen”: de in bijlage I opgenomen begunstigde landen van de bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen;

6) “rechten van het gemeenschappelijk douanetarief”: de rechten die zijn vermeld in het Tweede deel van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad 23 , met uitzondering van de rechten die als deel van tariefcontingenten zijn vastgesteld;

7) “afdeling”: elk van de afdelingen van het gemeenschappelijk douanetarief zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2658/87;

8) “hoofdstuk”: elk van de hoofdstukken van het gemeenschappelijk douanetarief zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2658/87;

9) “SAP-afdeling”: een afdeling die is genoemd in bijlage III en die is vastgesteld op basis van afdelingen en hoofdstukken van het gemeenschappelijk douanetarief;

10) “preferentiële markttoegangsregeling”: preferentiële toegang tot de markt van de Unie door middel van een handelsovereenkomst die ofwel voorlopig wordt toegepast ofwel van kracht is, of door middel van door de Unie toegekende autonome preferenties;

11) “daadwerkelijke tenuitvoerlegging”: de volledige tenuitvoerlegging van de verbintenissen en verplichtingen in het kader van de internationale verdragen die worden genoemd in bijlage VI, waardoor wordt gewaarborgd dat de in die verdragen vastgestelde beginselen, doelstellingen en rechten op het gehele grondgebied van het begunstigde land worden nageleefd;

12) “klacht”: een klacht die bij de Commissie is ingediend via het centrale toegangspunt (SEP);

13) “regionale cumulatie tussen begunstigde landen van verschillende regionale groepen”: de cumulatie van de oorsprong als bedoeld in artikel 55, lid 5, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446;

14) “uitgebreide cumulatie”: de cumulatie van de oorsprong als bedoeld in artikel 56, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446.

Artikel 3

1. Een lijst van in aanmerking komende landen is opgenomen in bijlage I, kolommen A en B.

2. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de kolommen A en B van de tabel in bijlage I te wijzigen om rekening te houden met veranderingen in de internationale status of classificatie van landen, hun economische ontwikkeling of hun handels-, financierings- en ontwikkelingsbehoeften.

3. De Commissie stelt een in aanmerking komend land in kennis van relevante wijzigingen in zijn status in het kader van het stelsel.

HOOFDSTUK II

Standaardregeling

Artikel 4

1. Een in aanmerking komend land geniet de tariefpreferenties waarin is voorzien in de standaardregeling zoals bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), tenzij het:

a) gedurende drie opeenvolgende jaren onmiddellijk vóór de actualisering van de lijst van begunstigde landen door de Wereldbank als hoog-inkomensland of hogere-middeninkomensland is ingedeeld; of

b) een preferentiële markttoegangsregeling met de Unie geniet die dezelfde tariefpreferenties biedt als het stelsel, of bij voorkeur, voor vrijwel alle handel.

2. Lid 1, punten a) en b), is niet van toepassing op de minst ontwikkelde landen als bepaald door de Verenigde Naties.

Artikel 5

1. De standaard-SAP-begunstigde landen die aan de criteria van artikel 4 voldoen, zijn opgenomen in bijlage I, kolom C.

2. Per 1 januari van elk jaar na de inwerkingtreding van deze verordening herziet de Commissie bijlage I. Om een standaard-SAP-begunstigd land en de marktdeelnemers tijd te geven zich op een ordelijke wijze aan te passen aan de veranderde status van een land in het kader van het stelsel:

a) is het besluit om een begunstigd land van de lijst van standaard-SAP-begunstigde landen te schrappen, in overeenstemming met lid 3 van dit artikel en overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt a), van toepassing vanaf 1 januari van het jaar na het verstrijken van één jaar na de datum van inwerkingtreding van dat besluit;

b) is het besluit om een begunstigd land van de lijst van standaard-SAP-begunstigde landen te schrappen, in overeenstemming met lid 3 van dit artikel en overeenkomstig artikel 4, lid 1, punt b), van toepassing vanaf 1 januari van het jaar na het verstrijken van twee jaar na de datum van toepassing van een preferentiële markttoegangsregeling.

3. Voor de toepassing van de leden 1 en 2 van dit artikel is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I, kolom C, te wijzigen op basis van de in artikel 4 genoemde criteria.

4. De Commissie stelt een standaard-SAP-begunstigd land in kennis van wijzigingen in zijn status in het kader van het stelsel.

Artikel 6

1. De producten die onder de in artikel 1, lid 2, punt a), bedoelde standaardregeling vallen, zijn in bijlage III vermeld.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage III, teneinde wijzigingen op te nemen die noodzakelijk zijn als gevolg van veranderingen in de gecombineerde nomenclatuur.

Artikel 7

1. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief die van toepassing zijn op de producten die in bijlage III als niet-gevoelig zijn aangemerkt, worden volledig geschorst, met uitzondering van agrarische elementen.

2. De ad-valoremrechten van het gemeenschappelijk douanetarief die van toepassing zijn op de producten die in bijlage III als gevoelig zijn aangemerkt, worden met 3,5 procentpunten verlaagd. Voor producten van de SAP-afdelingen S-11a en S-11b van bijlage III bedraagt de verlaging 20 %.

3. Wanneer de preferentiële rechten die zijn berekend overeenkomstig artikel 7, lid 3, van Verordening (EU) nr. 978/2012 op basis van de ad-valoremrechten van het gemeenschappelijk douanetarief zoals van toepassing op de datum van de inwerkingtreding van deze verordening, een tariefverlaging van meer dan 3,5 procentpunten opleveren voor de in lid 2 van dit artikel bedoelde producten, zijn deze preferentiële rechten van toepassing.

4. De specifieke rechten van het gemeenschappelijk douanetarief, andere dan minimum- of maximumrechten, voor de producten die in bijlage III als gevoelig zijn aangemerkt, worden met 30 % verlaagd.

5. Wanneer de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief die van toepassing zijn op de producten die in bijlage III als gevoelig zijn aangemerkt, zowel ad-valoremrechten als specifieke rechten omvatten, worden de specifieke rechten niet verlaagd.

6. Wanneer de in overeenstemming met leden 2 en 4 verlaagde rechten een maximumrecht vermelden, wordt dit maximumrecht niet verlaagd. Indien dergelijke rechten een minimumrecht vermelden, wordt dit minimumrecht niet toegepast.

Artikel 8

1. De in artikel 7 genoemde tariefpreferenties worden geschorst voor producten van een SAP-afdeling van oorsprong uit een standaard-SAP-begunstigd land, indien de gemiddelde waarde van de invoer naar de Unie van dergelijke producten uit dat standaard-SAP-begunstigde land gedurende drie opeenvolgende jaren de in bijlage IV genoemde drempelwaarden overschrijdt. De drempelwaarden worden berekend als percentage van de totale waarde van invoer naar de Unie van hetzelfde product uit alle SAP-begunstigde landen.

2. Voordat de door deze verordening voorziene tariefpreferenties worden toegepast, stelt de Commissie, in overeenstemming met de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, een uitvoeringshandeling vast, waarin een lijst van SAP-afdelingen wordt vastgesteld waarvoor de in artikel 7 bedoelde tariefpreferenties voor een standaard-SAP-begunstigd land worden geschorst. Die uitvoeringshandeling is van toepassing vanaf 1 januari 2024.

3. De Commissie evalueert om de drie jaar de in lid 2 van dit artikel genoemde lijst en stelt in overeenstemming met de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure een uitvoeringshandeling vast om de in artikel 7 bedoelde tariefpreferenties te schorsen of weer in te voeren. Deze uitvoeringshandeling is van toepassing vanaf 1 januari van het jaar volgend op de inwerkingtreding ervan.

4. De in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde lijst wordt vastgesteld overeenkomstig de gegevens die beschikbaar zijn op 1 september van het jaar waarin de evaluatie is uitgevoerd en van de twee aan het evaluatiejaar voorafgaande jaren. De lijst houdt rekening met invoer uit SAP-begunstigde landen die zijn opgenomen in bijlage I zoals op dat moment van toepassing. Met de waarde van de invoer uit SAP-begunstigde landen die op de datum van toepassing van de schorsing niet langer de tariefpreferenties in het kader van artikel 4, lid 1, punt b), genieten, wordt echter geen rekening gehouden.

5. De Commissie stelt het betrokken land in kennis van de overeenkomstig leden 2 en 3 genomen uitvoeringshandeling.

6. Indien bijlage I wordt gewijzigd in overeenstemming met de in artikel 4 vastgestelde criteria, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage IV te wijzigen om de in die bijlage genoemde voorwaarden aan te passen, teneinde proportioneel hetzelfde gewicht van de SAP-afdelingen waarvoor de tariefpreferenties krachtens lid 1 van dit artikel zijn geschorst te behouden.

HOOFDSTUK III

Bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur

Artikel 9

Een SAP-begunstigd land kan de tariefpreferenties genieten waarin de in artikel 1, lid 2, punt b), bedoelde bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur voorziet, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a) het wordt kwetsbaar geacht als gevolg van onvoldoende diversificatie zoals bepaald in bijlage V;

b) het heeft alle in bijlage VI opgenomen verdragen (“de desbetreffende verdragen”) geratificeerd en de Commissie heeft op basis van de beschikbare informatie, met name de recentst beschikbare conclusies van de toezichthoudende instanties overeenkomstig die verdragen, geen ernstige fouten bij de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van een van die verdragen geconstateerd;

c) het heeft met betrekking tot de desbetreffende verdragen geen voorbehoud geformuleerd dat door een van die verdragen is verboden of dat voor de toepassing van dit artikel als onverenigbaar met het voorwerp en doel van dat verdrag wordt beschouwd.

Voor de toepassing van dit artikel wordt een voorbehoud in de volgende gevallen als onverenigbaar met het voorwerp en het doel van een verdrag beschouwd:

i) zulks is bepaald in een in het kader van het verdrag daartoe uitdrukkelijk ingestelde procedure;

ii) bij gebrek aan een dergelijke procedure hebben de Unie indien zij verdragspartij is, en/of een gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten die verdragspartij zijn, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden als vastgesteld in de Verdragen, tegen het voorbehoud bezwaar gemaakt op grond dat het onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van het verdrag en zich daarbij verzet tegen de inwerkingtreding van het verdrag tussen hen en het voorbehoud makende land in overeenstemming met de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht, ondertekend in Wenen op 23 mei 1969;

d) het gaat een bindende verbintenis aan om de ratificatie van de desbetreffende verdragen niet ongedaan te maken en hun daadwerkelijke tenuitvoerlegging te waarborgen, vergezeld van een actieplan voor de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de desbetreffende verdragen;

e) het aanvaardt zonder voorbehoud de door elk van de verdragen opgelegde rapportageverplichtingen na te komen en gaat de bindende verbintenis aan regelmatig toezicht op en evaluatie van zijn staat van dienst inzake de tenuitvoerlegging toe te staan overeenkomstig de bepalingen van de desbetreffende verdragen;

f) het gaat de bindende verbintenis aan om aan de in artikel 13 bedoelde rapportage- en toezichtprocedure van de Unie deel te nemen en mee te werken.

Artikel 10

1. De bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur wordt toegekend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) een SAP-begunstigd land heeft daartoe een verzoek ingediend;

b) de Commissie is op basis van het onderzoek van het verzoek van mening dat hetbetrokken land aan de voorwaarden van artikel 9 voldoet.

2. Het verzoekende land dient zijn verzoek schriftelijk bij de Commissie in. Het verzoek biedt alomvattende informatie over de ratificatie van de desbetreffende verdragen en omvat de in artikel 9, punten d), e) en f), bedoelde bindende verbintenissen.

3. Na ontvangst van een verzoek stelt de Commissie het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis.

4. Na het verzoek te hebben onderzocht, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I te wijzigen teneinde een verzoekend land de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toe te kennen door dat land op te nemen in de lijst van SAP+-begunstigde landen.

5. Wanneer een SAP+-begunstigd land niet langer aan de in artikel 9, punt a) of punt c), bedoelde voorwaarden voldoet of een van zijn in artikel 9, punten d), e) en f), bedoelde bindende verbintenissen intrekt, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 een gedelegeerde handeling vast te stellen om bijlage I te wijzigen teneinde dit land uit de SAP+-regeling te verwijderen.

6. Na de bekendmaking van de gedelegeerde handeling tot wijziging van bijlage I in het Publicatieblad van de Europese Unie stelt de Commissie het verzoekende land in kennis van een overeenkomstig de leden 4 en 5 van dit artikel genomen besluit. Wanneer de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur aan het verzoekende land wordt toegekend, wordt dit land in kennis gesteld van de datum waarop de desbetreffende gedelegeerde handeling van toepassing wordt.

7. De Commissie is overeenkomstig artikel 36 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door regels in te stellen voor de procedure voor toekenning van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur, met name voor de termijnen en de indiening en verwerking van verzoeken.

8. Landen die op 31 januari 2023 SAP+-begunstigde landen uit hoofde van Verordening (EU) nr. 978/2012 zijn, kunnen tot en met 31 december 2025 verzoeken om toekenning van de SAP+-regeling uit hoofde van deze verordening. De SAP+-regeling uit hoofde van Verordening (EU) nr. 978/2012 voor die verzoekende landen wordt gehandhaafd totdat die termijn verstrijkt en gedurende de periode waarin de Commissie het verzoek onderzoekt en, in voorkomend geval, gedurende de periode waarin het Europees Parlement en de Raad de vastgestelde gedelegeerde handeling tot wijziging van bijlage I evalueren, overeenkomstig de procedure van artikel 36, lid 5.

Artikel 11

1. De producten die onder de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur vallen, zijn opgenomen in de bijlagen III en VII.

2. Onverminderd artikel 6, lid 2, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage VII, teneinde rekening te houden met wijzigingen in de gecombineerde nomenclatuur die van invloed zijn op de in die bijlage genoemde producten.

Artikel 12

1. De ad-valoremrechten van het gemeenschappelijk douanetarief op alle in bijlage III en bijlage VII opgenomen producten van oorsprong uit een SAP+-begunstigd land worden geschorst.

2. De specifieke rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor de in lid 1 bedoelde producten worden volledig geschorst, behalve voor producten waarvoor de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief ad-valoremrechten omvatten. Voor producten bedoeld bij code 1704 10 90 van de gecombineerde nomenclatuur wordt het specifieke recht beperkt tot 16 % van de douanewaarde.

Artikel 13

1. Vanaf de datum van toekenning van de tariefpreferenties in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur evalueert en monitort de Commissie voor elk SAP+-begunstigd land voortdurend de stand van de ratificatie van de desbetreffende verdragen en de daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan en de samenwerking van het SAP+-begunstigd land met de betrokken toezichthoudende instanties. Daarbij onderzoekt de Commissie alle relevante informatie, met name de conclusies en aanbevelingen van de betrokken toezichthoudende instanties.

2. Een SAP+-begunstigd land werkt met de Commissie samen en verstrekt alle nodige informatie, zodat kan worden beoordeeld of het de in artikel 9, punten d), e) en f), bedoelde bindende verbintenissen nakomt, en wat zijn situatie met betrekking tot artikel 9, punten b) en c), is.

Artikel 14

1. Uiterlijk op 1 januari 2027 en vervolgens om de drie jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over de stand van de ratificatie van de desbetreffende verdragen, de naleving door de SAP+-begunstigde landen van rapportageverplichtingen in het kader van deze verdragen en de stand van de daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan.

2. Het verslag bevat:

a) de conclusies of aanbevelingen van de betrokken toezichthoudende instanties voor alle SAP+-begunstigde landen; en

b) de conclusies van de Commissie en, in voorkomend geval, van de Europese Dienst voor extern optreden met betrekking tot de vraag of elk SAP+-begunstigd land zijn bindende verbintenissen om aan de rapportageverplichtingen te voldoen, om met de betrokken toezichthoudende instanties overeenkomstig de desbetreffende verdragen samen te werken en om te zorgen voor de daadwerkelijke tenuitvoerlegging ervan naleeft.

Het verslag kan alle informatie uit eender welke bron bevatten die de Commissie passend acht.

3. Wanneer de Commissie en, in voorkomend geval, de Europese Dienst voor extern optreden conclusies trekken betreffende de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de desbetreffende verdragen, beoordelen zij de conclusies en aanbevelingen van de betrokken toezichthoudende instanties alsmede, onverminderd andere bronnen, eventuele informatie van het Europees Parlement of de Raad of van derden, waaronder regeringen en internationale organisaties, maatschappelijke organisaties en sociale partners.

Artikel 15

1. De bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur wordt tijdelijk ingetrokken voor alle of bepaalde producten van oorsprong uit een SAP+-begunstigd land, indien dat land zijn bindende verbintenissen zoals bedoeld in artikel 9, punten d), e) en f), niet nakomt, of indien het SAP+-begunstigde land een voorbehoud heeft geformuleerd dat door het desbetreffende verdrag wordt verboden of dat overeenkomstig artikel 9, punt c), onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van het verdrag.

2. De bewijslast voor de nakoming van zijn bindende verbintenissen als bedoeld in artikel 9, punten d), e) en f), en voor zijn situatie als bedoeld in artikel 9, punt c), rust op het SAP+-begunstigde land.

3. Indien de Commissie, hetzij op grond van de conclusies van het in artikel 14 bedoelde verslag, hetzij op grond van de beschikbare bewijzen, waaronder bij een klacht ingediende bewijzen, gerechtvaardigde twijfels heeft dat een bepaald SAP+-begunstigd land zijn bindende verbintenissen zoals bedoeld in artikel 9, punten d), e) en f), niet nakomt, of een voorbehoud heeft gemaakt dat door een van de desbetreffende verdragen wordt verboden of dat overeenkomstig artikel 9, punt c), onverenigbaar is met het voorwerp en het doel van dat verdrag, stelt zij overeenkomstig de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure een uitvoeringshandeling vast tot inleiding van de procedure voor tijdelijke intrekking van de in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur verleende tariefpreferenties. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad daarvan in kennis.

4. De Commissie maakt een bericht bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en stelt het betrokken SAP+-begunstigde land daarvan in kennis. Het bericht:

a) vermeldt de redenen voor de in lid 3 bedoelde gerechtvaardigde twijfel waardoor afbreuk kan worden gedaan aan het recht van het SAP+-begunstigde land om verder de in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toegekende handelspreferenties te genieten;

b) specificeert de periode waarbinnen het SAP+-begunstigd land zijn opmerkingen moet mededelen; deze periode mag niet meer dan drie maanden vanaf de datum van bekendmaking van het bericht bedragen.

5. De Commissie geeft het SAP+-begunstigde land alle gelegenheid om tijdens de in lid 4, punt b), bedoelde periode medewerking te verlenen.

6. De Commissie verzamelt alle informatie die zij noodzakelijk acht, met inbegrip van onder meer de conclusies en aanbevelingen van de betrokken toezichthoudende instanties. Bij het opstellen van haar conclusies beoordeelt de Commissie alle relevante informatie.

7. Binnen drie maanden na afloop van de in dit bericht gespecificeerde periode besluit de Commissie:

a) de procedure voor tijdelijke intrekking te beëindigen;

b) de in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toegekende handelspreferenties tijdelijk in te trekken.

8. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de bevindingen van het onderzoek geen tijdelijke intrekking rechtvaardigen, stelt zij een uitvoeringshandeling vast tot beëindiging van de procedure voor tijdelijke intrekking overeenkomstig de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. Die uitvoeringshandeling wordt onder meer gebaseerd op het ontvangen bewijsmateriaal.

9. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de bevindingen van het onderzoek tijdelijke intrekking rechtvaardigen om de in lid 1 van dit artikel bedoelde redenen, is zij bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I en bijlage II om de tariefpreferenties in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt b), tijdelijk in te trekken. Bij de vaststelling van de gedelegeerde handeling kan de Commissie in voorkomend geval rekening houden met de sociaaleconomische gevolgen van de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties in het begunstigde land.

10. Wanneer de Commissie tot tijdelijke intrekking besluit, wordt die gedelegeerde handeling van toepassing zes maanden na de dag waarop zij is vastgesteld.

11. Indien de redenen die de tijdelijke intrekking rechtvaardigen niet langer gelden voordat de in lid 9 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handeling van toepassing wordt, is de Commissie gemachtigd de vastgestelde handeling tot tijdelijke intrekking van handelspreferenties in te trekken in overeenstemming met de in artikel 37 bedoelde spoedprocedure.

12. De Commissie is gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door regels te bepalen voor de procedure voor tijdelijke intrekking van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur, met name voor termijnen, rechten van de partijen, geheimhouding en voorwaarden voor de evaluatie.

Artikel 16

Wanneer de Commissie van oordeel is dat de redenen die een tijdelijke intrekking van de tariefpreferenties als bedoeld in artikel 15, lid 1, rechtvaardigen, niet langer gelden, is zij gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage I en bijlage II vast te stellen om de in het kader van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toegekende handelspreferenties opnieuw in te voeren.

Wanneer sommige van de in artikel 15, lid 1, bedoelde redenen waarom tot tijdelijke intrekking is besloten, blijven gelden en andere niet, of wanneer nog andere redenen dan die welke een tijdelijke intrekking rechtvaardigden, aan het licht komen, worden de overeenkomstig artikel 15, lid 9, vastgestelde maatregelen dienovereenkomstig aangepast.

HOOFDSTUK IV

Bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen

Artikel 17

1. Een in aanmerking komend land geniet de tariefpreferenties in het kader van de in artikel 1, lid 2, punt c), bedoelde bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen, indien dat land door de Verenigde Naties als minst ontwikkeld land is aangemerkt.

2. De Commissie evalueert de lijst van EBA-begunstigde landen in bijlage I, kolom C, voortdurend op basis van de recentst beschikbare informatie.

Wanneer een EBA-begunstigd land niet langer aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden voldoet, is de Commissie gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage I te wijzigen om dit land uit de EBA-regeling te verwijderen na een overgangsperiode van drie jaar vanaf de datum waarop het EBA-begunstigd land niet langer aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde voorwaarden voldoet.

3. In afwachting van een besluit van de Verenigde Naties om een nieuw onafhankelijk land als minst ontwikkeld land aan te merken, stelt de Commissie overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast om als tussentijdse maatregel bijlage I te wijzigen teneinde een dergelijk land in de lijst van EBA-begunstigde landen op te nemen.

Indien een recentelijk onafhankelijk geworden land door de Verenigde Naties tijdens de eerst beschikbare evaluatie van de categorie van minst ontwikkelde landen niet als minst ontwikkeld land is aangemerkt, wordt de Commissie overeenkomstig artikel 36 gemachtigd onmiddellijk gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage I vast te stellen om dit land uit die bijlage te schrappen zonder toekenning van de in lid 2 van dit artikel vermelde overgangsperiode.

4. De Commissie stelt een EBA-begunstigd land in kennis van wijzigingen in zijn status in het kader van het stelsel.

Artikel 18

De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor alle producten die zijn opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur, behalve die in hoofdstuk 93, van oorsprong uit een EBA-begunstigd land, worden volledig geschorst.

HOOFDSTUK V

Voor alle regelingen gemeenschappelijke tijdelijke-intrekkingsbepalingen

Artikel 19

1. De preferentiële regelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, kunnen tijdelijk worden ingetrokken ten aanzien van alle, dan wel bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land, om een van de volgende redenen:

a) ernstige en systematische schending van de beginselen die zijn vastgelegd in de in bijlage VI opgenomen verdragen;

b) uitvoer van goederen vervaardigd door internationaal verboden kinderarbeid en dwangarbeid, met inbegrip van slavernij en gevangenisarbeid;

c) ernstig tekortschietende douanecontroles op de uit- of doorvoer van verdovende middelen (illegale stoffen of precursoren), ernstige tekortkomingen aan de verplichting van het begunstigde land om de eigen onderdanen over te nemen of ernstige niet-naleving van internationale verdragen inzake anti-terrorisme of de bestrijding van witwassen van geld;

d) ernstig en systematisch oneerlijke handelspraktijken, waaronder die welke de levering van grondstoffen belemmeren, die schade berokkenen aan het bedrijfsleven van de Unie en waartegen het begunstigde land niet is opgetreden. Ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken die verboden zijn door of waartegen maatregelen kunnen worden genomen krachtens de WTO-verdragen, wordt dit artikel pas toegepast nadat de bevoegde WTO-instantie een vaststelling in die zin heeft uitgesproken;

e) ernstige en systematische inbreuken op de doelstellingen van regionale visserijorganisaties of internationale akkoorden waarbij de Unie partij is en die betrekking hebben op de instandhouding en het beheer van visbestanden.

2. Lid 1, punt d), is niet van toepassing op producten uit een begunstigd land waarop krachtens Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad 24 of Verordening (EU) 2016/1037 van het Europees Parlement en de Raad 25 antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen van toepassing zijn.

3. Wanneer de Commissie naar aanleiding van een klacht of op eigen initiatief van oordeel is dat er voldoende redenen zijn die tijdelijke intrekking van de tariefpreferenties in het kader van een preferentiële regeling als bedoeld in artikel 1, lid 2, rechtvaardigen op grond van de in lid 1 van dit artikel bedoelde redenen, stelt zij een uitvoeringshandeling vast tot inleiding van de tijdelijke-intrekkingsprocedure, overeenkomstig de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad van die uitvoeringshandeling in kennis.

4. De Commissie maakt een bericht tot inleiding van een tijdelijke-intrekkingsprocedure bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie en stelt het betrokken begunstigde land daarvan in kennis. Het bericht:

a) vermeldt voldoende redenen voor de uitvoeringshandeling tot inleiding van een tijdelijke-intrekkingsprocedure als bedoeld in lid 3;

b) vermeldt dat de Commissie gedurende de in lid 5 bedoelde monitoring- en evaluatieperiode op de situatie in het betrokken begunstigde land zal toezien en deze zal evalueren.

5. De Commissie geeft het begunstigde land alle gelegenheid om tijdens de periode van toezicht en evaluatie van zes maanden vanaf de datum van bekendmaking van het bericht aan het onderzoek mee te werken.

6. De Commissie verzamelt alle informatie die zij noodzakelijk en passend acht, onder meer de beschikbare beoordelingen, commentaren, besluiten, aanbevelingen en conclusies van de betrokken toezichthoudende instanties, en relevante informatie uit andere bronnen, met inbegrip van bewijsmateriaal dat via een klacht is ingediend of door derden is verstrekt. Bij het opstellen van haar conclusies beoordeelt de Commissie alle relevante informatie.

7. Binnen drie maanden na afloop van de in lid 5 genoemde periode dient de Commissie bij het betrokken begunstigde land een verslag met haar bevindingen en conclusies in. Het begunstigde land heeft het recht opmerkingen over het verslag toe te zenden. De periode voor indiening van opmerkingen bedraagt maximaal één maand.

8. Binnen zes maanden na afloop van de in lid 4, punt b), bedoelde periode besluit de Commissie:

a) de procedure voor tijdelijke intrekking te beëindigen;

b) de in het kader van de in artikel 1, lid 2, bedoelde preferentiële regelingen toegekende tariefpreferenties tijdelijk in te trekken.

9. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de bevindingen geen tijdelijke intrekking rechtvaardigen, stelt zij, overeenkomstig de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, een uitvoeringshandeling vast betreffende de beëindiging van de tijdelijke-intrekkingsprocedure.

10. Wanneer de Commissie van oordeel is dat de bevindingen van het onderzoek tijdelijke intrekking rechtvaardigen om de in lid 1 van dit artikel bedoelde redenen, is zij bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen tot wijziging van bijlage I en bijlage II vast te stellen om de tariefpreferenties zoals voorzien onder de preferentiële regelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, tijdelijk in te trekken. Bij de vaststelling van de gedelegeerde handeling kan de Commissie in voorkomend geval rekening houden met de sociaaleconomische gevolgen van de tijdelijke intrekking van tariefpreferenties in het begunstigde land.

11. In elk van de in de leden 9 en 10 bedoelde gevallen is de handeling onder meer gebaseerd op verzamelde en ontvangen bewijzen.

12. Wanneer de Commissie tot tijdelijke intrekking besluit, wordt die gedelegeerde handeling van toepassing zes maanden na de dag waarop zij is vastgesteld.

13. Indien de redenen die de tijdelijke intrekking rechtvaardigen, niet langer gelden voordat de in lid 10 van dit artikel bedoelde gedelegeerde handeling van toepassing wordt, wordt de Commissie gemachtigd de vastgestelde handeling tot tijdelijke intrekking van tariefpreferenties in te trekken in overeenstemming met de in artikel 37 bedoelde spoedprocedure.

14. Wanneer de Commissie van oordeel is dat het in uitzonderlijke omstandigheden, zoals een mondiale gezondheids- of sanitaire noodsituatie, natuurramp of andere onvoorziene gebeurtenis, passend is het toepassingsgebied van de tijdelijke intrekking te herzien of de toepassing van de tijdelijke intrekking uit te stellen of op te schorten, is de Commissie bevoegd de gedelegeerde handeling te wijzigen overeenkomstig de in artikel 37 bedoelde spoedprocedure.

15. De Commissie is overeenkomstig artikel 36 gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door regels vast te stellen voor de procedure voor de tijdelijke intrekking van alle regelingen, met name wat termijnen, rechten van de partijen, geheimhouding en evaluatie van de vastgestelde regels betreft.

16. Wanneer de Commissie van oordeel is dat er voldoende bewijs is dat tijdelijke intrekking om de in lid 1, punt a), genoemde reden gerechtvaardigd is en dat de uitzonderlijke ernst van de schendingen in het licht van de specifieke omstandigheden in het begunstigde land een snelle reactie vereist, leidt zij de procedure voor tijdelijke intrekking in overeenkomstig de leden 3 tot en met 15. De in lid 4, punt b), bedoelde termijn wordt echter verkort tot 2 maanden en de in lid 8 bedoelde termijn tot 5 maanden.

17. Indien de Commissie besluit tot tijdelijke intrekking overeenkomstig lid 16 van dit artikel, wordt die gedelegeerde handeling vastgesteld overeenkomstig artikel 37 en is zij van toepassing één maand na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 20

Wanneer de Commissie van oordeel is dat de redenen die een tijdelijke intrekking van de in artikel 19, lid 1, bedoelde tariefpreferenties rechtvaardigen, niet langer gelden, is zij bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage I en bijlage II, om de handelspreferenties die zijn toegekend in het kader van de in artikel 1, lid 2, bedoelde preferentiële regelingen opnieuw in te voeren.

Wanneer sommige van de in artikel 19, lid 1, bedoelde redenen waarom tot tijdelijke intrekking is besloten, blijven gelden en andere niet, of wanneer aanvullende redenen naast die welke een tijdelijke intrekking rechtvaardigden, gaan gelden, worden de overeenkomstig artikel 19, lid 10, vastgestelde maatregelen dienovereenkomstig aangepast.

Artikel 21

1. De preferentiële regelingen waarin deze verordening voorziet, kunnen tijdelijk worden ingetrokken voor alle, dan wel bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land in geval van fraude, onregelmatigheden, systematisch niet-naleven of niet-handhaven van de regels inzake de oorsprong van producten en de desbetreffende procedures, dan wel het niet-verlenen van de vereiste administratieve samenwerking voor de toepassing en het toezicht op de naleving van de preferentiële regelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2.

2. Voor de in lid 1 bedoelde administratieve samenwerking is het onder meer noodzakelijk dat een begunstigd land:

a) de Commissie de voor de toepassing van de oorsprongsregels en voor het toezicht op de naleving daarvan noodzakelijke informatie meedeelt en haar van nieuwe ontwikkelingen op de hoogte houdt;

b) de Unie bijstand verleent door op verzoek van de douaneautoriteiten van de lidstaten een controle achteraf van de oorsprong uit te voeren en de resultaten daarvan mee te delen aan de Commissie;

c) de Unie bijstand verleent door de Commissie toe te staan in overleg en nauwe samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het betrokken land administratieve en investigatieve samenwerkingsmissies van de Unie uit te voeren ter controle van de echtheid van de documenten of de juistheid van de gegevens op basis waarvan de in artikel 1, lid 2, bedoelde preferentiële regelingen worden toegekend;

d) passend onderzoek verricht of doet verrichten ter opsporing en voorkoming van inbreuken op de oorsprongsregels;

e) de oorsprongsregels in verband met de regionale cumulatie naleeft of doet naleven, indien het betrokken land voor regionale cumulatie in aanmerking komt; en

f) de Unie bijstand verleent bij het onderzoek naar de gevolgde praktijken wanneer wordt vermoed dat met de oorsprongsregels is gefraudeerd, waarbij een vermoeden van fraude gerechtvaardigd is wanneer de invoer van producten in het kader van de preferentiële regelingen waarin deze verordening voorziet, de gebruikelijke uitvoerhoeveelheden van het begunstigde land ver overtreffen.

3. Wanneer de Commissie van oordeel is dat er voldoende bewijs is dat tijdelijke intrekking om de in de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde redenen gerechtvaardigd is, stelt zij in overeenstemming met de in artikel 39, lid 4, genoemde spoedprocedure onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast om de tariefpreferenties van de preferentiële regelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, tijdelijk in te trekken voor alle of voor bepaalde producten van oorsprong uit een begunstigd land.

4. Alvorens dergelijke handelingen vast te stellen, maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een bericht bekend waarin wordt aangekondigd dat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de nakoming van de leden 1 en 2 door het begunstigde land, hetgeen afbreuk kan doen aan het recht van dat land om verder gebruik te maken van de bij deze verordening toegekende voordelen.

5. De Commissie stelt het betrokken begunstigde land in kennis van elk overeenkomstig lid 3 vastgestelde handeling voordat die van toepassing wordt.

6. De tijdelijke-intrekkingsperiode duurt niet langer dan zes maanden. Ten laatste bij het verstrijken van deze periode stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 39, lid 4, bedoelde procedure een onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandeling vast om de tijdelijke intrekking te beëindigen dan wel de tijdelijke-intrekkingsperiode te verlengen.

7. De lidstaten delen de Commissie alle ter zake dienende informatie mee die de tijdelijke intrekking van de tariefpreferenties of de verlenging of beëindiging van de tijdelijke intrekking kan rechtvaardigen.

HOOFDSTUK VI

Bepalingen inzake vrijwaring en toezicht

Afdeling I

Algemene vrijwaringsmaatregelen

Artikel 22

1. Wanneer een product van oorsprong uit een begunstigd land van een van de preferentiële regelingen als bedoeld in artikel 1, lid 2, wordt ingevoerd in hoeveelheden of tegen prijzen die ernstige moeilijkheden veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor producenten in de Unie van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten, kunnen de normale rechten van het gemeenschappelijk douanetarief op dat product geheel of ten dele opnieuw worden ingesteld.

2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder “soortgelijk product” verstaan een product dat identiek is, dat wil zeggen in elk opzicht gelijk aan het betrokken product of, bij gebrek aan een dergelijk product, een ander product dat, hoewel het niet in elk opzicht gelijk is, kenmerken bezit die grote overeenkomst vertonen met die van het betrokken product.

3. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder “belanghebbende partijen” verstaan de partijen die betrokken zijn bij de productie, distributie of verkoop van de in lid 1 bedoelde ingevoerde producten en van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten.

4. De Commissie is gemachtigd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door regels vast te stellen voor de procedure voor de vaststelling van algemene vrijwaringsmaatregelen, met name wat termijnen, rechten van de partijen, geheimhouding, bekendmaking, controle, bezoeken en evaluatie van de maatregelen betreft.

Artikel 23

Ernstige moeilijkheden in de zin van artikel 22, lid 1, worden geacht zich voor te doen wanneer producenten in de Unie kampen met een verslechtering van hun economische of financiële situatie. Wanneer de Commissie onderzoekt of er van een dergelijke verslechtering sprake is, houdt zij, wanneer informatie beschikbaar is, onder meer rekening met de volgende factoren betreffende producenten in de Unie:

a) marktaandeel;

b) productie;

c) voorraden;

d) productiecapaciteit;

e) faillissementen;

f) rentabiliteit;

g) bezettingsgraad;

h) werkgelegenheid;

i) invoer;

j) prijzen.

Artikel 24

1. Indien de Commissie meent dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van artikel 22, lid 1, is voldaan, onderzoekt zij of de normale rechten van het gemeenschappelijk douanetarief geheel of gedeeltelijk opnieuw moeten worden ingesteld.

2. Een onderzoek wordt geopend op verzoek van een lidstaat, een rechtspersoon of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die namens de producenten in de Unie optreedt, dan wel op eigen initiatief van de Commissie, als het voor de Commissie duidelijk is dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is, zoals vastgesteld op grond van de in artikel 23 bedoelde factoren, om een dergelijk onderzoek te openen. Het verzoek tot opening van een onderzoek bevat bewijsmateriaal waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor het opleggen van de in artikel 22, lid 1, vastgestelde vrijwaringsmaatregelen is voldaan. Het verzoek wordt bij de Commissie ingediend. De Commissie onderzoekt, voor zover mogelijk, de juistheid en de toereikendheid van het in het verzoek vermelde bewijsmateriaal, teneinde vast te stellen of het voorlopig bewijsmateriaal voldoende is om tot de opening van een onderzoek over te gaan.

3. Wanneer blijkt dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is om de opening van een onderzoek te rechtvaardigen, maakt de Commissie daartoe een bericht bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Indien een onderzoek wordt geopend, bevat het bericht alle nodige details over de procedure en termijnen, waaronder de mogelijkheid om een beroep te doen op de raadadviseur-auditeur van het directoraat-generaal Handel van de Europese Commissie. De procedure wordt binnen een maand na ontvangst van het overeenkomstig lid 2 ingediende verzoek ingeleid.

4. Een onderzoek, met inbegrip van de in de artikelen 25, 26 en 27 bedoelde procedurehandelingen, wordt binnen twaalf maanden na de opening ervan beëindigd.

Artikel 25

Om naar behoren gerechtvaardigde dwingende redenen in verband met de verslechtering van de economische of financiële situatie van producenten in de Unie, en als vertraging moeilijk te verhelpen schade zou kunnen veroorzaken, stelt de Commissie onmiddellijk toepasselijke uitvoeringshandelingen vast overeenkomstig de in artikel 39, lid 4, bedoelde procedure, teneinde de normale rechten van het gemeenschappelijk douanetarief gedurende een periode van maximaal twaalf maanden opnieuw in te voeren.

Artikel 26

Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 22, lid 1, stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 39, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure een uitvoeringshandeling vast teneinde de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief opnieuw in te voeren. Die uitvoeringshandeling treedt in werking binnen een maand na de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 27

Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 22, lid 1, stelt de Commissie overeenkomstig de in artikel 39, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure een uitvoeringshandeling vast tot beëindiging van het onderzoek. Die uitvoeringshandeling wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Indien binnen de in artikel 24, lid 4, bedoelde termijn geen uitvoeringshandeling is bekendgemaakt, wordt het onderzoek geacht te zijn beëindigd en komen alle overeenkomstig artikel 25 vastgestelde uitvoeringshandelingen automatisch te vervallen. Rechten op grond van het gemeenschappelijk douanetarief die uit hoofde van die uitvoeringshandelingen zijn geïnd, worden terugbetaald.

Artikel 28

Rechten op grond van het gemeenschappelijk douanetarief worden geheel of ten dele opnieuw ingesteld voor zolang als nodig is om de verslechtering van de economische of financiële situatie van producenten in de Unie tegen te gaan, dan wel voor zolang de dreiging van een dergelijke verslechtering aanhoudt. De periode van de wederinvoering bedraagt maximaal drie jaar, tenzij deze in naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden wordt verlengd.

Afdeling II

Vrijwaringsmaatregelen in de sectoren textiel, landbouw en visserij

Artikel 29

1. Onverminderd afdeling I van dit hoofdstuk, stelt de Commissie op 1 januari van elk jaar, op eigen initiatief en in overeenstemming met de in artikel 39, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure, een uitvoeringshandeling vast om de in de artikelen 7 en 12 bedoelde tariefpreferenties in te trekken, die betrekking hebben op producten van SAP-afdelingen S-11a en S-11b of producten die vallen onder de codes van de gecombineerde nomenclatuur 2207 10 00, 2207 20 00, 2909 19 10, 3814 00 90, 3820 00 00, 38249956, 38249957, 38249992, 38248400, 38248500, 38248600, 38248700, 38248800, 38249993 en 38249996, wanneer de invoer van dergelijke producten van oorsprong is uit een begunstigd land en de totale waarde ervan:

a) voor producten die vallen onder de codes van de gecombineerde nomenclatuur 2207 10 00, 2207 20 00, 2909 19 10, 3814 00 90, 3820 00 00 en 38249956, 38249957, 38249992, 38248400, 38248500, 38248600, 38248700, 38248800, 38249993 en 38249996 gedurende een kalenderjaar het in bijlage IV, punt 1, bedoelde aandeel in de waarde van de invoer in de Unie van dezelfde producten uit alle in bijlage I, kolommen A en B, genoemde landen en gebieden overtreft,

b) voor producten die onder SAP-afdelingen S-11a en S-11b vallen, gedurende een kalenderjaar het in bijlage IV, punt 3, bedoelde aandeel in de waarde van de invoer in de Unie van producten in SAP-afdelingen S-11a en S-11b uit alle in bijlage I, kolommen A en B, genoemde landen en gebieden overtreft.

2. Lid 1 is niet van toepassing voor EBA-begunstigde landen en evenmin voor landen met een in lid 1 bedoeld aandeel voor de betrokken producten van maximaal 6 % van de totale invoer in de Unie van dezelfde producten.

3. De intrekking van de tariefpreferenties wordt van toepassing twee maanden na de datum van bekendmaking van de daartoe strekkende handeling van de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 30

Onverminderd afdeling I van dit hoofdstuk, wanneer de invoer van producten die zijn vermeld in bijlage I bij het VWEU, de markten van de Unie, met name in een of meer van de ultraperifere gebieden, of de desbetreffende marktordeningen ernstig verstoort of dreigt te verstoren, stelt de Commissie, op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat, nadat zij het comité van beheer van de desbetreffende gemeenschappelijke marktordening voor landbouw of visserij heeft geraadpleegd, overeenkomstig de in artikel 39, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure een uitvoeringshandeling vast om de preferentiële regelingen ten aanzien van de betrokken producten op te schorten.

Artikel 31

De Commissie stelt het betrokken begunstigde land zo spoedig mogelijk in kennis van elk overeenkomstig de artikelen 29 of 30 genomen besluit voordat dit van toepassing wordt.

Afdeling III

Vrijwaringsmaatregelen in de sectoren landbouw en visserij

Artikel 32

1. Onverminderd afdeling I van dit hoofdstuk kan voor producten van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het gemeenschappelijk douanetarief zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2658/87, van oorsprong uit begunstigde landen, een speciaal toezichtmechanisme worden toegepast om verstoring van de markten van de Unie te vermijden. De Commissie stelt, op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat, na raadpleging van het Comité van beheer van de desbetreffende gemeenschappelijke marktordening voor landbouw of visserij, overeenkomstig de in artikel 39, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure, een uitvoeringshandeling vast om te bepalen of en voor welke producten dat speciaal toezichtmechanisme moet worden toegepast.

2. Wanneer afdeling I van dit hoofdstuk wordt toegepast voor producten van de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het gemeenschappelijk douanetarief zoals vastgesteld in Verordening (EEG) nr. 2658/87, van oorsprong uit begunstigde landen, wordt de in artikel 24, lid 4, van deze verordening bedoelde periode met twee maanden verkort wanneer:

a) het betrokken begunstigde land de naleving van de oorsprongsregels niet waarborgt of de in artikel 21 bedoelde administratieve samenwerking niet verleent;

b) de invoer van producten die zijn opgenomen in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van het gemeenschappelijk douanetarief, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 2658/87, in het kader van de krachtens deze verordening toegekende preferentiële regelingen de gebruikelijke uitvoerhoeveelheden van het begunstigde land ver overtreft.

HOOFDSTUK VII

Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 33

1. De producten waarvoor aanspraak wordt gemaakt op tariefpreferenties komen hiervoor alleen in aanmerking als zij van oorsprong zijn uit een begunstigd land.

2. Voor de toepassing van de in artikel 1, lid 2, van deze verordening bedoelde tariefpreferentieregelingen gelden de regels betreffende de preferentiële oorsprong die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 64, leden 1 en 3, van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad 26 .

3. Onverminderd de in lid 2 bedoelde regels en op verzoek van een begunstigd land kent de Commissie regionale cumulatie tussen begunstigde landen van verschillende regionale groepen of uitgebreide cumulatie toe indien en voor zover is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a) het verzoek van het begunstigde land bevat voldoende bewijs dat die cumulatie noodzakelijk is in het licht van de specifieke handels-, ontwikkelings- en financieringsbehoeften van dat land;

b) de cumulatie leidt niet tot onnodige handelsproblemen voor andere in aanmerking komende landen, met name begunstigden in het kader van de EBA-regeling, gelet op mogelijke verlegging van handelsstromen;

c) het begunstigde land toont aan dat het niet aan de oorsprongsregels die op de betrokken goederen van toepassing zijn, kan voldoen indien een dergelijke cumulatie niet wordt toegestaan.

4. Bij haar beoordeling of het verzoek gerechtvaardigd is in het licht van de specifieke handels-, ontwikkelings- en financieringsbehoeften van het begunstigde land, met name op basis van de door dat land verstrekte informatie, houdt de Commissie rekening met de mate waarin het begunstigde land afhankelijk is van productie die is geïntegreerd met de derde landen waarop het verzoek betrekking heeft, de gevolgen van die afhankelijkheid voor het begunstigde land, de relevantie van sectoren met een dergelijke geïntegreerde productie voor de economie van het begunstigde land en toekomstige ontwikkelingsperspectieven met betrekking tot de betrokken producten.

5. Voordat de Commissie een besluit neemt over een verzoek, stelt zij het begunstigde land in de gelegenheid zijn standpunt kenbaar te maken.

Artikel 34

1. Wanneer voor een afzonderlijke invoeraangifte een ad-valoremrecht dat in overeenstemming met deze verordening wordt verlaagd, 1 % of minder bedraagt, wordt dit recht volledig geschorst.

2. Wanneer voor een afzonderlijke invoeraangifte een specifiek recht dat in overeenstemming met deze verordening wordt verlaagd, 2 EUR of minder per afzonderlijk in euro luidend bedrag beloopt, wordt dit recht volledig geschorst.

3. Onverminderd de leden 1 en 2 wordt het overeenkomstig deze verordening berekende definitieve preferentiële recht op één decimaal naar beneden afgerond.

Artikel 35

1. Als statistische bron voor de toepassing van deze verordening wordt gebruikgemaakt van de statistieken van de buitenlandse handel van de Commissie (Eurostat).

2. De lidstaten sturen de Commissie (Eurostat) hun statistische gegevens betreffende de producten die onder de douaneregeling voor het in het vrije verkeer brengen zijn geplaatst met toepassing van de tariefpreferenties waarin Verordening (EU) 2019/2152 van het Europees Parlement en de Raad 27  voorziet. Om de informatieverstrekking te vergemakkelijken en te zorgen voor meer transparantie, zorgt de Commissie ervoor dat de relevante statistische gegevens voor de SAP-afdelingen regelmatig voorhanden zijn in een openbare gegevensbank.

3. Overeenkomstig de artikelen 55 en 56 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 verstrekken de lidstaten de Commissie op haar verzoek gegevens over de hoeveelheid en de waarde van de goederen die de voorafgaande maanden met toepassing van de tariefpreferenties in het vrije verkeer zijn gebracht. Die gegevens omvatten ook de in lid 4 van dit artikel bedoelde producten.

4. De Commissie houdt, in nauwe samenwerking met de lidstaten, toezicht op de invoer van producten die vallen onder de codes van de gecombineerde nomenclatuur 0603, 0803 90 10, 1006, 1604 14, 1604 19 31, 1604 19 39, 1604 20 70, 1701, 1704, 1806 10 30, 1806 10 90, 2002 90, 2103 20, 2106 90 59, 2106 90 98, 6403, 2207 10 00, 2207 20 00, 2909 19 10, 3814 00 90, 3820 00 00, 3824 99 56, 38249957, 38249992, 38248400, 38248500, 38248600, 38248700, 38248800, 38249993 en 38249996, teneinde vast te stellen of aan de voorwaarden van de artikelen 22, 29 en 30 is voldaan.

Artikel 36

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in de artikelen 3, 5, 6, 8, 10, 11, 15, 16, 17, 19, 20 en 22 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie verleend voor onbepaalde tijd met ingang van 1 januari 2024.

3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 3, 5, 6, 8, 10, 11, 15, 16, 17, 19, 20 of 22 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig de artikelen 3, 5, 6, 8, 10, 11, 15, 16, 17, 19, 20 of 22 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 37

1. Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van die gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.

2. Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 36, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 38

1. De op grond van deze verordening ontvangen inlichtingen worden slechts gebruikt voor het doel waarvoor zij werden gevraagd.

2. Informatie van vertrouwelijke aard of op vertrouwelijke basis verstrekte informatie die op grond van deze verordening werd ontvangen, wordt niet bekendgemaakt zonder de uitdrukkelijke toestemming van degene die de informatie heeft verstrekt.

3. Bij elk verzoek om vertrouwelijke behandeling van gegevens wordt aangegeven waarom deze vertrouwelijk zijn. Wanneer degene die de informatie heeft verstrekt, deze noch openbaar wil maken noch toestemming wil geven tot bekendmaking ervan in algemene termen of in samengevatte vorm en wanneer blijkt dat het verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

4. Informatie wordt in elk geval als vertrouwelijk beschouwd indien uit de bekendmaking ervan waarschijnlijk aanzienlijk nadeel zal voortvloeien voor degene die de informatie heeft verstrekt of van wie deze afkomstig is, dan wel voor de bilaterale internationale betrekkingen van de Unie.

5. De leden 1 tot en met 4 beletten de autoriteiten van de Unie niet algemene informatie te vermelden en in het bijzonder te verwijzen naar de motivering van de op grond van deze verordening genomen besluiten. Deze autoriteiten moeten echter rekening houden met het rechtmatige belang dat de betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen erbij hebben dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt.

Artikel 39

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité algemene preferenties dat is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 732/2008. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 van toepassing.

Artikel 40

Uiterlijk op 1 januari 2027 en vervolgens om de drie jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de gevolgen van het stelsel over de recentste driejarige periode en over alle in artikel 1, lid 2, bedoelde preferentiële regelingen.

Uiterlijk op 1 januari 2030 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening. Dit rapport kan in voorkomend geval vergezeld gaan van een wetsvoorstel.

Artikel 41

Verordening (EU) nr. 978/2012 wordt met ingang van 1 januari 2024 ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening, overeenkomstig de concordantietabel in bijlage VIII.

HOOFDSTUK VIII

Slotbepalingen

Artikel 42

1. Onderzoeken die zijn geopend of procedures voor tijdelijke intrekking die zijn ingeleid en niet beëindigd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 978/2012, worden krachtens deze verordening automatisch opnieuw ingeleid, behalve voor een begunstigd land van de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur overeenkomstig de genoemde verordening, indien het onderzoek of de procedure enkel betrekking heeft op de krachtens de bijzondere stimuleringsregeling voor duurzame ontwikkeling en goed bestuur toegekende voordelen. Een dergelijk onderzoek of een dergelijke procedure wordt echter automatisch opnieuw geopend of ingeleid indien hetzelfde begunstigde land voor 1 januari 2025 om de bijzondere stimuleringsregeling uit hoofde van deze verordening verzoekt.

2. Met de informatie die is ontvangen in de loop van een overeenkomstig Verordening (EU) nr. 978/2012 geopend maar niet beëindigd onderzoek wordt in een opnieuw geopend onderzoek rekening gehouden.

Artikel 43

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is van toepassing vanaf 1 januari 2024.

Deze verordening is van toepassing tot en met 31 december 2033. De einddatum is evenwel niet van toepassing op de in hoofdstuk IV vastgestelde bijzondere regeling voor de minst ontwikkelde landen, noch op enige andere bepaling van deze verordening indien die bepaling in samenhang met dat hoofdstuk wordt toegepast.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.