Artikelen bij COM(2021)762 - Verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.

dossier COM(2021)762 - Verbetering van de arbeidsvoorwaarden bij platformwerk.
document COM(2021)762 EN
datum 9 december 2021

HOOFDSTUK I - ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 - Onderwerp en toepassingsgebied

1. Het doel van deze richtlijn is de arbeidsvoorwaarden van personen die platformwerk verrichten te verbeteren door te zorgen voor een correcte bepaling van hun arbeidsstatus, door transparantie, billijkheid en verantwoordingsplicht bij algoritmisch beheer bij platformwerk te bevorderen en door de transparantie bij platformwerk te verbeteren, ook in grensoverschrijdende situaties, en tegelijkertijd de voorwaarden voor de duurzame groei van digitale arbeidsplatformen in de Unie te ondersteunen.

2. Deze richtlijn stelt minimumrechten vast die van toepassing zijn op elke persoon die in de Unie platformwerk verricht en die een arbeidsovereenkomst heeft of in een arbeidsverhouding staat of, op basis van een feitelijke beoordeling kan worden geacht een arbeidsovereenkomst te hebben of in een arbeidsverhouding te staan, in de zin van de in de lidstaten geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of praktijken, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie.

Overeenkomstig artikel 10 gelden de in deze richtlijn vastgestelde rechten met betrekking tot de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens in het kader van algoritmisch beheer ook voor elke persoon die in de Unie platformwerk verricht en geen arbeidsovereenkomst heeft of niet in een arbeidsverhouding staat.

3. Deze richtlijn is van toepassing op digitale arbeidsplatformen die in de Unie verricht platformwerk organiseren, ongeacht hun plaats van vestiging en ongeacht het recht dat anderszins van toepassing is.

Artikel 2 - Definities

1. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1) “digitaal arbeidsplatform”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een commerciële dienst verleent die aan alle volgende vereisten voldoet:

a) de dienst wordt, ten minste gedeeltelijk, op afstand geleverd via elektronische middelen, zoals een website of een mobiele applicatie;

b) hij wordt verstrekt op verzoek van een afnemer van de dienst, en

c) hij omvat, als noodzakelijk en essentieel onderdeel, de organisatie van het werk dat door personen wordt verricht, ongeacht of dat werk online of op een bepaalde locatie wordt verricht;

2) “platformwerk”: werk dat via een digitaal arbeidsplatform wordt georganiseerd en in de Unie door een persoon wordt uitgevoerd op grond van een contractuele verhouding tussen het digitale arbeidsplatform en de persoon, ongeacht of er een contractuele verhouding bestaat tussen de persoon en de afnemer van de dienst;

3) “persoon die platformwerk verricht”: een persoon die platformwerk verricht, ongeacht de contractuele kwalificatie van de verhouding tussen die persoon en het digitale arbeidsplatform door de betrokken partijen;

4) “platformwerker”: een persoon die platformwerk verricht en een arbeidsovereenkomst heeft of in een arbeidsverhouding staat in de zin van de in de lidstaten geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of praktijken, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie;

5) “vertegenwoordigers”: de werknemersorganisaties of -vertegenwoordigers, of beide, waarin het nationale recht of de nationale praktijken voorzien;

6) “kleine, middelgrote en micro-ondernemingen”: kleine, middelgrote en micro-ondernemingen als omschreven in de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 68 .

2. De definitie van digitale arbeidsplatformen van lid 1, punt 1), omvat geen aanbieders van diensten waarvan het hoofddoel is activa te exploiteren of te delen. Deze definitie moet beperkt blijven tot aanbieders van diensten voor wie de organisatie van het door de persoon verrichte werk niet slechts een klein en louter bijkomstig onderdeel vormt.

HOOFDSTUK II - ARBEIDSSTATUS

Artikel 3 - Correcte bepaling van de arbeidsstatus

1. De lidstaten beschikken over passende procedures om de correcte bepaling van de arbeidsstatus van personen die platformwerk verrichten, te controleren en te waarborgen, om na te gaan of er sprake is van een arbeidsverhouding in de zin van de in de lidstaten geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of praktijken, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, en om ervoor te zorgen dat deze personen de rechten genieten die voortvloeien uit het op werknemers toepasselijke recht van de Unie.

2. Bij het bepalen of er sprake is van een arbeidsverhouding wordt hoofdzakelijk uitgegaan van de feiten in verband met de daadwerkelijke uitvoering van het werk, waarbij rekening wordt gehouden met het gebruik van algoritmen bij de organisatie van platformwerk, ongeacht de kwalificatie in een contractuele regeling die de betrokken partijen mogelijk zijn overeengekomen. Wanneer het bestaan van een arbeidsverhouding op basis van feiten vaststaat, moet de partij die de verplichtingen van de werkgever op zich neemt, duidelijk worden geïdentificeerd overeenkomstig de nationale rechtsstelsels.

Artikel 4 - Wettelijk vermoeden

1. Er is een wettelijk vermoeden dat de contractuele verhouding tussen een digitaal arbeidsplatform dat zeggenschap heeft over de uitvoering van werk in de zin van lid 2 en een persoon die platformwerk verricht via dat platform, een arbeidsverhouding is. Daartoe stellen de lidstaten een kader van maatregelen vast, in overeenstemming met hun nationale wettelijke en gerechtelijke systemen.

Het wettelijk vermoeden geldt in alle desbetreffende administratieve en gerechtelijke procedures. De bevoegde autoriteiten die de naleving of handhaving van de toepasselijke wetgeving controleren, moeten zich op dat vermoeden kunnen beroepen.

2. Er is “zeggenschap over de uitvoering van werk” in de zin van lid 1 wanneer aan ten minste twee van de volgende criteria is voldaan:

a) het niveau van de vergoeding wordt daadwerkelijk bepaald of er worden bovengrenzen vastgesteld;

b) de persoon die platformwerk verricht, wordt verplicht specifieke bindende regels in acht te nemen met betrekking tot het uiterlijk, het gedrag ten aanzien van de afnemer van de dienst of de uitvoering van het werk;

c) er wordt toezicht gehouden op de uitvoering van het werk of de kwaliteit van de resultaten van het werk wordt geverifieerd, ook met behulp van elektronische middelen;

d) de vrijheid om het werk te organiseren wordt daadwerkelijk beperkt — onder meer door sancties —, met name de vrijheid om zelf de arbeidstijd of perioden van afwezigheid te kiezen, om taken te aanvaarden of te weigeren of om gebruik te maken van onderaannemers of vervangers in te schakelen;

e) de mogelijkheid om een klantenbestand op te bouwen of werk voor derden uit te voeren, wordt daadwerkelijk beperkt.

3. De lidstaten nemen ondersteunende maatregelen om de effectieve uitvoering van het in lid 1 bedoelde wettelijk vermoeden te waarborgen, waarbij rekening wordt gehouden met de gevolgen voor startende ondernemingen, wordt voorkomen dat het vermoeden op echte zelfstandigen wordt toegepast en de duurzame groei van digitale arbeidsplatformen wordt ondersteund. Zij zorgen er met name voor:

a) dat informatie over de toepassing van het wettelijk vermoeden op duidelijke, volledige en gemakkelijk toegankelijke wijze openbaar wordt gemaakt;

b) dat richtsnoeren worden ontwikkeld voor digitale arbeidsplatformen, personen die platformwerk verrichten en sociale partners om het wettelijk vermoeden te begrijpen en toe te passen, met inbegrip van de procedures voor de weerlegging ervan overeenkomstig artikel 5;

c) dat richtsnoeren worden ontwikkeld voor handhavingsautoriteiten om digitale arbeidsplatformen die zich niet aan de voorschriften houden, proactief te viseren en te vervolgen;

d) dat de controles en inspecties ter plaatse van arbeidsinspecties of de voor de handhaving van het arbeidsrecht bevoegde instanties worden versterkt, waarbij ervoor moet worden gezorgd dat die controles en inspecties evenredig en niet-discriminerend zijn.

4. Met betrekking tot contractuele verhoudingen die zijn aangegaan vóór de in artikel 21, lid 1, vermelde datum en nog lopen op die datum, is het in lid 1 bedoelde wettelijk vermoeden alleen van toepassing vanaf die datum.

Artikel 5 - Mogelijkheid om het wettelijk vermoeden te weerleggen

De lidstaten zorgen ervoor dat elk van de partijen het in artikel 4 bedoelde wettelijk vermoeden kan weerleggen in gerechtelijke en/of administratieve procedures.

Wanneer het digitale arbeidsplatform aanvoert dat de contractuele verhouding in kwestie geen arbeidsverhouding is in de zin van de in de in de betrokken lidstaat geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of praktijken, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, rust de bewijslast op het digitale arbeidsplatform. Dergelijke procedures hebben geen schorsende werking voor de toepassing van het wettelijk vermoeden.

Wanneer de persoon die het platformwerk verricht, aanvoert dat de contractuele verhouding in kwestie geen arbeidsverhouding is in de zin van de in de betrokken lidstaat geldende wetgeving, collectieve overeenkomsten of praktijken, rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie, moet het digitale arbeidsplatform bijdragen aan de goede afwikkeling van de procedure, met name door alle relevante informatie waarover het beschikt te verstrekken.

HOOFDSTUK III - ALGORITMISCH BEHEER

Artikel 6 - Transparantie over en gebruik van systemen voor automatische monitoring en besluitvorming

1. Onverminderd de verplichtingen en rechten van digitale arbeidsplatformen en platformwerkers uit hoofde van Richtlijn (EU) 2019/1152, verplichten de lidstaten digitale arbeidsplatformen om platformwerkers te informeren over:

a) systemen voor automatische monitoring die worden gebruikt voor monitoring van, toezicht op of evaluatie van de uitvoering van het werk van platformwerkers met behulp van elektronische middelen;

b) systemen voor automatische besluitvorming die worden gebruikt om besluiten te nemen of te ondersteunen die aanzienlijke gevolgen hebben voor de arbeidsvoorwaarden van platformwerkers, met name hun toegang tot werkopdrachten, hun inkomsten, hun veiligheid en gezondheid op het werk, hun arbeidstijd, hun promotie en hun contractuele status, met inbegrip van de beperking, schorsing of afsluiting van hun account.

2. De in lid 1 bedoelde informatie heeft betrekking op:

a) wat systemen voor automatische monitoring betreft:

i) het feit dat dergelijke systemen in gebruik zijn of momenteel worden ingevoerd;

ii) de categorieën acties waarop monitoring, toezicht en evaluatie worden toegepast door zulke systemen, met inbegrip van evaluatie door de afnemer van de dienst;

b) wat systemen voor automatische besluitvorming betreft:

i) het feit dat dergelijke systemen in gebruik zijn of momenteel worden ingevoerd;

ii) de categorieën besluiten die door of met behulp van dergelijke systemen worden genomen;

iii) de belangrijkste parameters waarmee dergelijke systemen rekening houden en het relatieve belang van die belangrijkste parameters in de geautomatiseerde besluitvorming, met inbegrip van de manier waarop de persoonsgegevens of het gedrag van de platformwerker de besluiten beïnvloeden;

iv) de redenen voor besluiten om de account van de platformwerker te beperken, op te schorten of af te sluiten of om de vergoeding voor door de platformwerker verricht werk te weigeren, voor besluiten met betrekking tot de contractuele status van de platformwerker of besluiten met vergelijkbare gevolgen.

3. Digitale arbeidsplatformen verstrekken de in lid 2 bedoelde informatie in de vorm van een document, al dan niet in elektronische vorm. Zij verstrekken die informatie uiterlijk op de eerste werkdag, alsook in geval van belangrijke wijzigingen en steeds wanneer platformwerkers daarom verzoeken. De informatie wordt verstrekt in een beknopte, transparante, begrijpelijke en gemakkelijk toegankelijke vorm en in duidelijke en eenvoudige taal.

4. Digitale arbeidsplatformen stellen de in lid 2 bedoelde informatie ter beschikking van de vertegenwoordigers van de platformwerkers en de nationale arbeidsautoriteiten wanneer zij hierom verzoeken.

5. Digitale arbeidsplatformen mogen geen persoonsgegevens over platformwerkers verwerken die geen rechtstreeks verband houden met en strikt noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de overeenkomst tussen de platformwerkers en het digitale arbeidsplatform. Het is hun met name niet toegestaan:

a) persoonsgegevens met betrekking tot de emotionele of psychologische toestand van de platformwerker te verwerken;

b) persoonsgegevens met betrekking tot de gezondheid van de platformwerker te verwerken, behalve in de in artikel 9, lid 2, punten b) tot en met j), van Verordening (EU) 2016/679 bedoelde gevallen;

c) persoonsgegevens met betrekking tot privégesprekken, met name uitwisselingen met vertegenwoordigers van platformwerkers, te verwerken;

d) persoonsgegevens te verzamelen op momenten waarop de platformwerker geen platformwerk aanbiedt of uitvoert.

Artikel 7 - Menselijke monitoring van geautomatiseerde systemen

1. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat digitale arbeidsplatformen de gevolgen voor de arbeidsvoorwaarden van individuele besluiten die zijn genomen door of met behulp van systemen voor automatische monitoring en besluitvorming als bedoeld in artikel 6, lid 1, regelmatig monitoren en evalueren.

2. Onverminderd Richtlijn 89/391/EEG van de Raad en verwante richtlijnen op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk, moeten digitale arbeidsplatformen:

a) de risico’s evalueren van systemen voor automatische monitoring en besluitvorming voor de veiligheid en gezondheid van platformwerkers, met name mogelijke risico’s in verband met werkgerelateerde ongevallen en psychosociale en ergonomische risico’s;

b) beoordelen of de waarborgen van deze systemen passend zijn voor de vastgestelde risico’s in het licht van de specifieke kenmerken van de werkomgeving;

c) passende preventieve en beschermende maatregelen nemen.

Zij mogen niet op zodanige wijze gebruikmaken van systemen voor automatische monitoring en besluitvorming dat de platformwerkers onnodig onder druk worden gezet of dat anderszins de lichamelijke en geestelijke gezondheid van platformwerkers in gevaar worden gebracht.

3. De lidstaten verplichten digitale arbeidsplatformen om te zorgen voor voldoende personele middelen voor de overeenkomstig dit artikel uitgevoerde monitoring van de gevolgen van individuele besluiten die zijn genomendoor of met behulp van systemen voor automatische monitoring en besluitvorming. De personen die door het digitale arbeidsplatform met de monitoring zijn belast, beschikken over de nodige bekwaamheid, opleiding en bevoegdheid om die functie uit te oefenen. Zij genieten bescherming tegen ontslag, tuchtmaatregelen of andere nadelige behandelingen wanneer zij dwingende geautomatiseerde besluiten of suggesties voor besluiten terzijde schuiven.

Artikel 8 - Menselijke toetsing van belangrijke besluiten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat platformwerkers het recht hebben om van het digitale arbeidsplatform uitleg te krijgen over door of met behulp van systemen voor automatische monitoring en besluitvorming genomen besluiten die de arbeidsvoorwaarden van de platformwerknemer als bedoeld in artikel 6, lid 1, punt b), aanzienlijk beïnvloeden. De lidstaten zorgen er met name voor dat digitale arbeidsplatformen platformwerkers toegang bieden tot een door het digitale arbeidsplatform aangewezen contactpersoon om de feiten, omstandigheden en redenen die tot het besluit hebben geleid, te bespreken en toe te lichten. Digitale arbeidsplatformen zorgen ervoor dat deze contactpersonen over de nodige bekwaamheid, opleiding en bevoegdheid beschikken om die functie uit te oefenen.

Digitale arbeidsplatformen verstrekken de platformwerker een schriftelijke motivering van elk door of met behulp van een systeem voor automatische monitoring en besluitvorming genomen besluit om de account van de platformwerker te beperken, op te schorten of af te sluiten, elk besluit tot weigering van de vergoeding voor door de platformwerker verricht werk, elk besluit over de contractuele status van de platformwerker of elk besluit met vergelijkbare gevolgen.

2. Indien platformwerkers niet tevreden zijn met de verkregen uitleg of schriftelijke motivering of van mening zijn dat het in lid 1 bedoelde besluit inbreuk maakt op hun rechten, hebben zij het recht om het digitale arbeidsplatform te verzoeken dat besluit te herzien. Het digitale arbeidsplatform reageert op een dergelijk verzoek door de platformwerker zonder onnodige vertraging en in elk geval binnen een week na ontvangst van het verzoek een met redenen omkleed antwoord te geven.

Met betrekking tot digitale arbeidsplatformen die een kleine, middelgrote of micro-onderneming zijn, kunnen de lidstaten bepalen dat de in de eerste alinea bedoelde antwoordtermijn tot twee weken wordt verlengd.

3. Indien het in lid 1 bedoelde besluit inbreuk maakt op de rechten van de platformwerker, corrigeert het digitale arbeidsplatform dat besluit zo snel mogelijk of biedt het, indien dat niet mogelijk is, een passende schadevergoeding.

4. Dit artikel laat de ontslagprocedures waarin het nationale recht voorziet, onverlet.

Artikel 9 - Informatie en raadpleging

1. Onverminderd de rechten en verplichtingen uit hoofde van Richtlijn 2002/14/EG zorgen de lidstaten ervoor dat de vertegenwoordigers van platformwerknemers of, indien er geen vertegenwoordigers zijn, de betrokken platformwerkers, door de digitale arbeidsplatformen worden geïnformeerd en geraadpleegd over besluiten die kunnen leiden tot de invoering van of substantiële wijzigingen in het gebruik van systemen voor automatische monitoring en besluitvorming als bedoeld in artikel 6, lid 1, overeenkomstig dit artikel.

2. Voor de toepassing van dit artikel gelden de definities van “informatie” en “raadpleging” in artikel 2, punten f) en g), van Richtlijn 2002/14/EG. De voorschriften van artikel 4, leden 1, 3 en 4, artikel 6 en artikel 7 van Richtlijn 2002/14/EG zijn van overeenkomstige toepassing.

3. De vertegenwoordigers van de platformwerkers of de betrokken platformwerkers kunnen worden bijgestaan door een deskundige van hun keuze, voor zover dat voor hen noodzakelijk is om het onderwerp van de informatie en raadpleging te onderzoeken en een advies uit te brengen. Wanneer een digitaal arbeidsplatform meer dan 500 platformwerkers in een lidstaat telt, worden de kosten voor de deskundige gedragen door het digitale arbeidsplatform, mits zij evenredig zijn.

Artikel 10 - Personen die platformwerk verrichten en niet in een arbeidsverhouding staan

1. Artikel 6, artikel 7, leden 1 en 3, en artikel 8 zijn eveneens van toepassing op personen die platformwerk verrichten en geen arbeidsovereenkomst hebben of niet in een arbeidsverhouding staan.

2. Dit artikel doet geen afbreuk aan Verordening (EU) 2019/1150. Indien de bepalingen van deze richtlijn in strijd zijn met een bepaling van Verordening (EU) 2019/1150 ten aanzien van zakelijke gebruikers in de zin van die verordening, heeft de bepaling van die verordening voorrang en is zij van toepassing op die zakelijke gebruikers. Artikel 8 van deze richtlijn is niet van toepassing op zakelijke gebruikers in de zin van Verordening (EU) 2019/1150.

HOOFDSTUK IV - TRANSPARANTIE INZAKE PLATFORMWERK

Artikel 11 - Aanmelding van platformwerk

Onverminderd de Verordeningen (EG) nr. 883/2004 69 en nr. 987/2009 70 van het Europees Parlement en de Raad verplichten de lidstaten digitale arbeidsplatformen die werkgever zijn, door platformwerkers verricht werk aan te melden bij de bevoegde arbeids- en socialebeschermingsautoriteiten van de lidstaat waar het werk wordt verricht, en relevante gegevens met die autoriteiten te delen, overeenkomstig de regels en procedures die zijn vastgelegd in de wetgeving van de betrokken lidstaten.

Artikel 12 - Toegang tot relevante informatie over platformwerk

1. Wanneer arbeids-, socialebeschermings- en andere bevoegde autoriteiten er bij de uitoefening van hun taken voor zorgen dat de wettelijke verplichtingen die van toepassing zijn op de arbeidsstatus van personen die platformwerk verrichten, worden nageleefd en wanneer de vertegenwoordigers van personen die platformwerk verrichten hun vertegenwoordigende functies uitoefenen, zorgen de lidstaten ervoor dat digitale arbeidsplatformen hun de volgende informatie ter beschikking stellen:

a) het aantal personen dat regelmatig platformwerk verricht via het betrokken digitale arbeidsplatform en hun contractuele of arbeidsstatus;

b) de op die contractuele verhoudingen toepasselijke algemene voorwaarden, mits deze eenzijdig worden vastgesteld door het digitale arbeidsplatform en van toepassing zijn op een groot aantal contractuele verhoudingen.

2. Die informatie wordt verstrekt voor elke lidstaat waar personen platformwerk verrichten via het betrokken digitale arbeidsplatform. De informatie wordt ten minste om de zes maanden geactualiseerd en, wat lid 1, punt b), betreft, telkens wanneer de voorwaarden worden gewijzigd.

3. Arbeids-, socialebeschermings- en andere bevoegde autoriteiten en vertegenwoordigers van personen die platformwerk verrichten, hebben het recht digitale arbeidsplatformen te verzoeken om aanvullende verduidelijkingen en details met betrekking tot de verstrekte gegevens. De digitale arbeidsplatformen reageren binnen een redelijke termijn op een dergelijk verzoek door middel van een met redenen omkleed antwoord.

4. Met betrekking tot digitale arbeidsplatformen die een kleine, middelgrote of micro-onderneming zijn, kunnen de lidstaten bepalen dat de frequentie voor het bijwerken van informatie overeenkomstig lid 2 is beperkt tot één keer per jaar.

HOOFDSTUK V - RECHTSMIDDELEN EN RECHTSHANDHAVING

Artikel 13 - Recht op verhaal

Onverminderd de artikelen 79 en 82 van Verordening (EU) 2016/679 zorgen de lidstaten ervoor dat personen die platformwerk verrichten, met inbegrip van personen van wie de arbeidsverhouding of andere contractuele verhouding is beëindigd, toegang hebben tot een doeltreffend en onpartijdig systeem van geschillenbeslechting en een recht op verhaal hebben, met inbegrip van een passende schadevergoeding, in geval van inbreuken op hun rechten uit hoofde van deze richtlijn.

Artikel 14 - Procedures namens of ter ondersteuning van personen die platformwerk verrichten

1. Onverminderd artikel 80 van Verordening (EU) 2016/679 zorgen de lidstaten ervoor dat vertegenwoordigers van personen die platformwerk verrichten of andere juridische entiteiten die, overeenkomstig de in de nationale wetgeving of praktijken vastgestelde criteria, een rechtmatig belang hebben bij de verdediging van de rechten van personen die platformwerk verrichten, gerechtelijke of administratieve procedures kunnen inleiden om de rechten of verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn af te dwingen. Zij kunnen optreden namens of ter ondersteuning van een persoon die platformwerk verricht in geval van inbreuk op rechten of verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn, mits die persoon daarmee instemt.

2. Vertegenwoordigers van personen die platformwerk verrichten, hebben ook het recht om op te treden namens of ter ondersteuning van meerdere personen die platformwerk verrichten, mits die personen daarmee instemmen.

Artikel 15 - Communicatiekanalen voor personen die platformwerk verrichten

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat digitale arbeidsplatformen personen die platformwerk verrichten, de mogelijkheid bieden met elkaar in contact te treden en te communiceren, en door vertegenwoordigers van personen die platformwerk verrichten, via de digitale infrastructuur van de digitale arbeidsplatformen of even doeltreffende middelen te worden gecontacteerd, met inachtneming van de verplichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679. De lidstaten eisen van digitale arbeidsplatformen dat zij zich geen toegang verschaffen tot deze contacten en communicatie en dat zij deze niet monitoren.

Artikel 16 - Toegang tot bewijsmateriaal

1. De lidstaten zorgen ervoor dat nationale rechterlijke instanties of bevoegde autoriteiten in een procedure betreffende een vordering met betrekking tot de correcte bepaling van de arbeidsstatus van personen die platformwerk verrichten, het digitale arbeidsplatform kunnen gelasten al het relevante bewijsmateriaal waarover het zeggenschap heeft, bekend te maken.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat nationale rechterlijke instanties bevoegd zijn om toegang te gelasten tot bewijsmateriaal dat vertrouwelijke gegevens bevat, indien zij dat bewijsmateriaal relevant achten voor de vordering. Zij zorgen ervoor dat hun nationale rechterlijke instanties, wanneer zij de toegang tot dergelijke informatie gelasten, over doeltreffende maatregelen beschikken om deze informatie te beschermen.

3. Dit artikel belet de lidstaten niet regels te handhaven of in te voeren die gunstiger zijn voor personen die platformwerk verrichten.

Artikel 17 - Bescherming tegen nadelige behandeling of gevolgen

De lidstaten nemen de nodige maatregelen om personen die platformwerk verrichten, met inbegrip van hun vertegenwoordigers, te beschermen tegen nadelige behandeling door het digitale arbeidsplatform of tegen nadelige gevolgen van een klacht tegen het digitale arbeidsplatform of van een procedure die is ingeleid om de rechten uit hoofde van deze richtlijn te doen naleven.

Artikel 18 - Ontslagbescherming     

1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om het ontslag of een soortgelijke maatregel en alle voorbereidingen voor een ontslag of een soortgelijke maatregel van personen die platformwerk verrichten op grond van het feit dat zij gebruik hebben gemaakt van de in deze richtlijn vastgestelde rechten, te verbieden.

2. Personen die platformwerk verrichten en die van mening zijn dat zij zijn ontslagen, of zijn onderworpen aan maatregelen met een soortgelijk effect, op grond van het feit dat zij gebruik hebben gemaakt van de in deze richtlijn vastgestelde rechten, mogen het digitale arbeidsplatform verzoeken gegronde redenen te geven voor het ontslag of de soortgelijke maatregelen. Het digitale arbeidsplatform verstrekt die redenen schriftelijk.

3. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat als in lid 2 bedoelde personen die platformwerk verrichten voor een rechterlijke of andere bevoegde instantie of een ander bevoegd orgaan feiten aanvoeren die aannemelijk maken dat er sprake is van een dergelijk ontslag of soortgelijke maatregelen, het digitale arbeidsplatform moet bewijzen dat hun ontslag of de soortgelijke maatregelen het gevolg waren van andere dan in lid 1 bedoelde redenen.

4. Lid 3 belet de lidstaten niet bewijsregels in te voeren die gunstiger zijn voor personen die platformwerk verrichten.

5. De lidstaten hoeven lid 3 niet toe te passen in procedures waarin het aan de rechterlijke of andere bevoegde instantie of een ander bevoegd orgaan is om de feiten te onderzoeken.

6. Lid 3 is niet van toepassing op strafrechtelijke procedures, tenzij de lidstaat anders bepaalt.

Artikel 19 - Toezicht en sancties

1. De toezichthoudende autoriteit of autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de toepassing van Verordening (EU) 2016/679, is of zijn eveneens verantwoordelijk voor het toezicht op de toepassing van artikel 6, artikel 7, leden 1 en 3, en de artikelen 8 en 10 van deze richtlijn, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van de hoofdstukken VI, VII en VIII van Verordening (EU) 2016/679. Zij zijn bevoegd om administratieve geldboetes op te leggen tot het in artikel 83, lid 5, van die verordening vermelde bedrag.

2. De in lid 1 bedoelde autoriteiten en de nationale arbeids- en socialebeschermingsautoriteiten werken in voorkomend geval samen bij de handhaving van deze richtlijn, binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden, met name wanneer er vragen rijzen over de gevolgen van systemen voor geautomatiseerde monitoring en besluitvorming voor de arbeidsvoorwaarden of voor de rechten van personen die platformwerk verrichten. Daartoe wisselen die autoriteiten op verzoek of op eigen initiatief onderling relevante informatie uit, met inbegrip van informatie die in het kader van inspecties of onderzoeken is verkregen.

3. De lidstaten stellen vast welke sancties gelden voor inbreuken op nationale bepalingen die ter uitvoering van andere bepalingen van deze richtlijn dan de in lid 1 bedoelde bepalingen zijn vastgesteld of op de reeds geldende bepalingen met betrekking tot de onder deze richtlijn vallende rechten. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

HOOFDSTUK VI - SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 - Geen achteruitgang en gunstigere bepalingen

1. Deze richtlijn vormt geen rechtvaardiging voor een verlaging van het algemene beschermingsniveau van de werknemers in de lidstaten.

2. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de lidstaten om voor de platformwerkers gunstigere wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen toe te passen of in te voeren, dan wel de toepassing van voor de platformwerkers gunstigere collectieve overeenkomsten te bevorderen of toe te staan, overeenkomstig de doelstellingen van deze richtlijn. Met betrekking tot personen die platformwerk verrichten en niet in een arbeidsverhouding staan, is dit lid alleen van toepassing voor zover die nationale voorschriften verenigbaar zijn met de regels inzake de werking van de interne markt.

3. Deze richtlijn laat eventuele andere rechten die door andere rechtshandelingen van de Unie aan personen die platformwerk verrichten zijn verleend, onverlet.

Artikel 21 - Omzetting en uitvoering

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [2 jaar na inwerkingtreding] aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

3. De lidstaten nemen passende maatregelen in overeenstemming met het nationale recht en de nationale praktijk om de effectieve betrokkenheid van de sociale partners te waarborgen en om de sociale dialoog te bevorderen en te versterken met het oog op de uitvoering van deze richtlijn.

4. De lidstaten kunnen de sociale partners belasten met de uitvoering van deze richtlijn indien de sociale partners daar gezamenlijk om verzoeken en mits de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om de in het kader van deze richtlijn beoogde resultaten te allen tijde te kunnen waarborgen.

Artikel 22 - Toetsing door de Commissie

Uiterlijk [5 jaar na de inwerkingtreding] evalueert de Commissie, na raadpleging van de lidstaten, de sociale partners op het niveau van de Unie en de belangrijkste belanghebbenden, en rekening houdend met de gevolgen voor kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, de uitvoering van deze richtlijn en komt zij indien nodig met voorstellen voor wijzigingen van de wetgeving.

Artikel 23 - Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 24 - Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.