Artikelen bij COM(2022)120 - Wijzigen verordening 909/2014 wat betreft een aantal maatregelen en voorzieningen aangaande centrale effectenbewaar­instellingen van derde landen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Wijzigingen van Verordening (EU) nr. 909/2014

Verordening (EU) nr. 909/2014 van de Raad wordt als volgt gewijzigd:

1) In artikel 2 wordt het volgende punt 25 bis ingevoegd:

“25 bis. “groep”: een groep in de zin van artikel 2, punt 11, van Richtlijn 2013/34/EU;”.

2) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 2 wordt de derde alinea vervangen door:

“Het in de eerste alinea bedoelde sanctiemechanisme omvat geldboetes voor deelnemers die mislukte afwikkelingsoperaties veroorzaken (“nalatige deelnemers”) behalve wanneer deze mislukte afwikkelingsoperaties worden veroorzaakt door factoren die niet toe te schrijven zijn aan de deelnemers aan de transactie of voor operaties waarbij niet twee handelspartijen betrokken zijn. Geldboetes worden berekend op dagbasis voor een periode waarin elke werkdag wordt meegerekend dat een transactie later dan de voorgenomen afwikkelingsdatum wordt afgerekend tot aan het einde van het in leden 3 tot en met 8 bedoelde buy-inproces, dat moet worden toegepast overeenkomstig lid 2 bis, of op de feitelijke afwikkelingsdatum, naargelang welke datum eerder valt. De geldboetes dienen niet als bron van inkomsten voor de CSD.”;

(b)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis. Onverminderd het in lid 2 van dit artikel bedoelde sanctiemechanisme en het recht om de transactie bilateraal te annuleren, kan de Commissie middels een uitvoeringshandeling besluiten op welke van de in artikel 5, lid 1, bedoelde financiële instrumenten of categorieën transacties in die financiële instrumenten de in de leden 3 tot en met 8 van dit artikel bedoelde maatregelen inzake afwikkelingsdiscipline moeten worden toegepast, indien de Commissie van oordeel is dat die maatregelen een evenredig middel vormen om het niveau van mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie aan te pakken en dat, op basis van het aantal mislukte afwikkelingsoperaties en het volume daarvan, aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de toepassing van het in lid 2 bedoelde mechanisme van geldboetes heeft niet geleid tot een langdurige, aanhoudende vermindering van het aantal mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie;

b) de afwikkelingsefficiëntie in de Unie heeft geen passend niveau bereikt gezien de situatie op de kapitaalmarkten van derde landen die vergelijkbaar zijn qua omvang, liquiditeit, alsmede de verhandelde instrumenten en de soorten transacties die op dergelijke markten worden uitgevoerd;

c) het niveau van mislukte afwikkelingsoperaties in de Unie heeft of zal waarschijnlijk een negatief effect hebben op de financiële stabiliteit van de Unie.

De uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de in artikel 68, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”;

(c)lid 3 wordt vervangen door:

“3. Indien de Commissie overeenkomstig lid 2 bis een uitvoeringshandeling heeft vastgesteld en een nalatige deelnemer aan de ontvangende deelnemer geen onder die uitvoeringshandeling vallende financiële instrumenten heeft geleverd binnen een periode na de voorgenomen afwikkelingsdatum (“verlengingstermijn”) die gelijk is aan vier werkdagen, begint een buy-inproces waarbij die instrumenten voor afwikkeling beschikbaar zijn en binnen een passende termijn aan de ontvangende deelnemer worden geleverd.

Indien de transactie betrekking heeft op een financieel instrument dat wordt verhandeld op een mkb-groeimarkt, bedraagt de verlengingstermijn vijftien kalenderdagen, tenzij de mkb-groeimarkt besluit een kortere termijn toe te passen.”;

(d)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

“3 bis. Indien een ontvangende deelnemer (de “bemiddelende ontvangende deelnemer”) de financiële instrumenten op de in lid 3 bedoelde datum niet heeft ontvangen, waardoor de doorlevering van deze financiële instrumenten aan een andere ontvangende deelnemer (de “uiteindelijke ontvangende deelnemer”) mislukt, wordt de bemiddelende ontvangende deelnemer geacht te hebben voldaan aan de verplichting een buy-in jegens de nalatige deelnemer uit te voeren, indien de uiteindelijke ontvangende deelnemer de buy-in voor deze financiële instrumenten uitvoert. Evenzo kan de bemiddelende ontvangende deelnemer zijn verplichtingen jegens de uiteindelijke ontvangende deelnemer overeenkomstig de leden 6, 7 en 8 doen overgaan op de nalatige deelnemer.”;

(e)lid 4 wordt vervangen door:

“4. Onverminderd lid 3 bis gelden de volgende afwijkingen van het in lid 3 bedoelde voorschrift:

a) afhankelijk van het type activa en de liquiditeit van de betrokken financiële instrumenten kan de verlengingstermijn van vier werkdagen worden verlengd tot ten hoogste zeven werkdagen indien een kortere verlengingstermijn de vlotte en ordelijke werking van de betrokken financiële markten zou aantasten;

b) voor verrichtingen die bestaan uit verschillende transacties waaronder repo-overeenkomsten voor effecten of effectenuitleenovereenkomsten, is het buy-inproces als bedoeld in lid 3 niet van toepassing indien de termijn van die verrichtingen kort genoeg is en het buy-inproces ondoeltreffend maakt;

c) voor mislukte afwikkelingsoperaties die zijn opgetreden om redenen die niet aan de deelnemers zijn toe te rekenen, is het in lid 3 bedoelde buy-inproces niet van toepassing;

d) voor transacties waarbij niet twee handelspartijen betrokken zijn, is het in lid 3 bedoelde buy-inproces niet van toepassing.”;

(f)lid 6 wordt vervangen door:

“6. Ingeval de ten tijde van de transactie overeengekomen prijs van de financiële instrumenten verschilt van de prijs die voor de uitvoering van de buy-in wordt betaald, wordt, onverminderd het in lid 2 bedoelde sanctiemechanisme, het prijsverschil door de deelnemer die profiteert van een dergelijk prijsverschil aan de andere deelnemer betaald, en zulks uiterlijk op de tweede werkdag na de levering van de financiële instrumenten ten gevolge van de buy-in.’;

(g)lid 11 wordt vervangen door:

“11. De leden 2 tot en met 9 zijn niet van toepassing op nalatige deelnemers die CTP’s zijn, behalve op door een CTP aangegane transacties waarbij zij niet als een tussenpartij fungeert.

Indien een CTP door de toepassing van artikel 7, lid 2, derde alinea, verliezen lijdt, kan de CTP in haar regels een mechanisme opnemen om deze verliezen te dekken.”;

(h)het volgende lid 13 bis wordt ingevoegd:

“13 bis. De ESMA kan de Commissie aanbevelen het in de leden 3 tot en met 8 bedoelde buy-inmechanisme voor specifieke categorieën financiële instrumenten op evenredige wijze op te schorten indien zulks noodzakelijk is om een ernstige bedreiging van de financiële stabiliteit of van de ordelijke werking van de financiële markten in de Unie te voorkomen of aan te pakken. Een dergelijke aanbeveling gaat vergezeld van een volledig met redenen omklede beoordeling van de noodzaak ervan en wordt niet openbaar gemaakt.

Alvorens de aanbeveling te doen, raadpleegt de ESMA het ESRB en het ESCB.

De Commissie schort, zonder onnodige vertraging na ontvangst van de aanbeveling, op basis van de door de ESMA verstrekte redenen en bewijsstukken, het in lid 3 bedoelde buy-inmechanisme voor de specifieke categorieën financiële instrumenten op door middel van een uitvoeringshandeling, of zij verwerpt de aanbevolen opschorting. Wijst de Commissie het opschortingsverzoek af, dan geeft zij daarvoor schriftelijk de redenen op aan de ESMA. Die informatie wordt niet openbaar gemaakt.

De uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 68, lid 3.

De opschorting van het buy-inmechanisme wordt meegedeeld aan de ESMA en wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie en op de website van de Commissie.

De opschorting van het buy-inmechanisme geldt voor een eerste periode van ten hoogste zes maanden vanaf de datum van toepassing van die opschorting.

Indien de redenen voor de opschorting blijven gelden, kan de Commissie de in de derde alinea bedoelde opschorting bij uitvoeringshandeling verlengen met aanvullende perioden van niet meer dan drie maanden, waarbij de totale periode van de opschorting niet meer dan twaalf maanden bedraagt. Alle verlengingen van de opschorting worden bekendgemaakt overeenkomstig de vijfde alinea.

De uitvoeringshandeling wordt vastgesteld volgens de procedure van artikel 68, lid 3. De ESMA verstrekt de Commissie geruime tijd voor het einde van de in de zesde alinea bedoelde opschortingsperiode of van de in de zevende alinea bedoelde verlengingsperiode een advies over de vraag of de redenen voor de opschorting blijven gelden.”;

(i)lid 14 wordt vervangen door:

“14. De Commissie is bevoegd deze verordening aan te vullen door overeenkomstig artikel 67 gedelegeerde handelingen vast te stellen om parameters te bepalen voor de berekening van een afschrikkend en evenredig niveau van de geldboetes als bedoeld in lid 2, derde alinea, van dit artikel op basis van het soort activa, de liquiditeit van het financiële instrument, het soort transactie en de gevolgen die lage of negatieve rentevoeten zouden kunnen hebben op de stimulansen van tegenpartijen en verzuim. De parameters die voor de berekening van de geldboetes worden gehanteerd, moeten een hoge mate van afwikkelingsdiscipline en een soepele en ordelijke werking van de betrokken financiële markten waarborgen.”;

(j)het volgende lid 14 bis wordt ingevoegd:

“14 bis. De Commissie kan overeenkomstig artikel 67 gedelegeerde handelingen vaststellen ter aanvulling van deze verordening om de redenen te specificeren voor mislukte afwikkelingsoperaties die geacht moeten worden niet toe te schrijven te zijn aan de deelnemers aan de transactie en de transacties die geacht moeten worden niet twee handelspartijen te omvatten krachtens lid 2 en lid 4, punten c) en d), van dit artikel.”;

(k)in lid 15 wordt de tweede alinea vervangen door:

“De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op ... [PO: in te voegen datum = 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.”.

3) In artikel 12, lid 1, worden de punten b) en c) als volgt gewijzigd:

“b) de centrale banken in de Unie die de belangrijkste valuta’s waarin afwikkeling plaatsvindt of zal plaatsvinden, uitgeven;

c) in voorkomend geval, de centrale bank in de Unie in de boeken waarvan de geldzijde van de door een CSD geëxploiteerd effectenafwikkelingssysteem wordt of zal worden afgewikkeld.”.

4) Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

(a)aan lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“In afwijking van de eerste alinea mag, wanneer een aanvragende CSD niet aan alle vereisten van deze verordening voldoet, maar wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij dit zal doen wanneer zij haar activiteiten daadwerkelijk zal aanvangen, de bevoegde autoriteit de vergunning verlenen op voorwaarde dat die CSD alle noodzakelijke regelingen heeft getroffen om aan de vereisten van deze verordening te voldoen wanneer zij haar activiteiten daadwerkelijk aanvangt.”;

(b)lid 4 wordt vervangen door:

“4. Vanaf het moment waarop de aanvraag als volledig wordt beschouwd, zendt de bevoegde autoriteit alle in de aanvraag opgenomen informatie aan de relevante autoriteiten en raadpleegt zij die autoriteiten over de kenmerken van het door de aanvragende CSD geëxploiteerde effectenafwikkelingssysteem.

Elke relevante autoriteit kan binnen drie maanden na ontvangst van de informatie door de relevante autoriteit een met redenen omkleed advies uitbrengen aan de bevoegde autoriteit. Indien een relevante autoriteit binnen deze termijn geen advies uitbrengt, wordt zij geacht positief te hebben geadviseerd.

Indien ten minste één van de relevante autoriteiten een negatief met redenen omkleed advies uitbrengt, doet de bevoegde autoriteit die de vergunning wenst te verlenen, de relevante autoriteiten binnen dertig kalenderdagen een met redenen omkleed besluit toekomen waarin het negatieve advies wordt behandeld.

Indien een relevante autoriteit binnen 30 kalenderdagen nadat de bevoegde autoriteit het in de derde alinea bedoelde met redenen omklede besluit heeft genomen, opnieuw een negatief advies uitbrengt en de bevoegde autoriteit het daarmee niet eens is, stelt zij die relevante autoriteit daarvan in kennis. Een autoriteit die een negatief advies heeft uitgebracht, kan de zaak voor bijstand naar de ESMA doorverwijzen overeenkomstig artikel 31, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Indien de zaak 30 kalenderdagen na te zijn voorgelegd aan de ESMA niet is geschikt, neemt de bevoegde autoriteit die de vergunning wil verlenen, het definitieve besluit en stelt zij de relevante autoriteiten uitvoerig schriftelijk van haar motivering in kennis.

Indien de bevoegde autoriteit de vergunning wil weigeren, wordt de zaak niet aan de ESMA voorgelegd.

In negatieve adviezen worden schriftelijk de volledige en gedetailleerde redenen opgegeven waarom niet aan de vereisten van deze verordening of van andere vereisten van het Unierecht wordt voldaan.”;

(c)het volgende lid 7 bis wordt ingevoegd:

“7 bis. De bevoegde autoriteit stelt de overeenkomstig de leden 4 tot en met 7 geraadpleegde autoriteiten onverwijld in kennis van de resultaten, met inbegrip van eventuele corrigerende maatregelen, van het vergunningsproces.”.

5) In artikel 20 wordt lid 5 vervangen door:

“5. In geval van intrekking van de vergunning als bedoeld in lid 1, zorgt een CSD voor de vaststelling, toepassing en handhaving van een passende procedure voor een tijdige en ordelijke afwikkeling en overboeking van de activa van cliënten en deelnemers naar een andere CSD. Deze procedures omvatten de overdracht van uitgifterekeningen en -bescheiden in verband met de verrichting van kerndiensten als bedoeld in afdeling A, punten 1 en 2, van de bijlage.”.

6) Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

(a)de leden 1 tot en met 4 worden vervangen door:

“1. Ten minste elke twee jaar toetst de bevoegde autoriteit de regelingen, strategieën, processen en mechanismen die door een CSD met betrekking tot de naleving van deze verordening worden uitgevoerd en evalueert zij de risico’s waaraan de CSD is of kan worden blootgesteld, of die zij schept voor de vlotte werking van effectenmarkten of de stabiliteit van de financiële markten.

2. De CSD stelt scenario’s vast die mogelijk verhinderen dat zij haar kritieke bedrijfsactiviteiten en diensten kan blijven verrichten en beoordeelt de doeltreffendheid van een volledig scala van opties voor herstel of ordelijke afbouw. In die scenario’s wordt rekening gehouden met de verschillende onafhankelijke en gerelateerde risico’s waaraan de CSD wordt blootgesteld. Op basis van die analyse stelt de CSD passende plannen voor haar herstel of ordelijke afbouw op en dient zij deze bij de bevoegde autoriteit in.

3. De in lid 2 bedoelde plannen bevatten ten minste de volgende elementen:

a) een inhoudelijke samenvatting van de voornaamste strategieën voor herstel of ordelijke afbouw;

b) een opsomming van de kritieke bedrijfsactiviteiten en diensten van de CSD;

c) toereikende procedures die de tijdige en ordelijke afwikkeling en overdracht van de activa van cliënten en deelnemers aan een andere CSD waarborgen ingeval het voor de CSD permanent onmogelijk wordt haar kritieke bedrijfsactiviteiten en diensten te herstellen;

d) een beschrijving van de maatregelen die nodig zijn om de voornaamste strategieën uit te voeren.

De CSD is in staat om tijdens stressscenario’s tijdig de informatie vast te stellen en aan de betrokken entiteiten te verstrekken die nodig is om de plannen uit te voeren.

De CSD toetst en actualiseert de plannen regelmatig en ten minste om de twee jaar. In de plannen wordt rekening gehouden met de omvang, systeemrelevantie, aard, schaal en complexiteit van de activiteiten van de betrokken CSD en elk relevant herstel- of afwikkelingsplan dat in overeenstemming met Richtlijn 2014/59/EU is opgesteld.

Indien voor een CSD een afwikkelingsplan wordt opgesteld en gehandhaafd met het oog op het waarborgen van haar kerntaken, stelt de bevoegde autoriteit de ESMA daarvan in kennis.

4. De bevoegde autoriteit bepaalt de frequentie en grondigheid van de in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie, waarbij zij rekening houdt met de omvang, de systeemrelevantie, de aard, de schaal en de complexiteit van de activiteiten van de betrokken CSD. De toetsing en de evaluatie worden ten minste om de twee jaar geactualiseerd.”;

(b)de leden 6 en 7 worden vervangen door:

“6. Bij het verrichten van de in lid 1 bedoelde toetsing en evaluatie voorziet de bevoegde autoriteit de relevante autoriteiten en, indien van toepassing, de in artikel 67 van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde autoriteit, in een vroeg stadium van de nodige informatie, en raadpleegt zij hen in het bijzonder wat de werking van de door de CSD geëxploiteerde effectenafwikkelingssystemen betreft.

De geraadpleegde autoriteiten kunnen binnen drie maanden na ontvangst van de informatie door de bevoegde autoriteit een met redenen omkleed advies uitbrengen.

Indien een autoriteit niet binnen deze termijn advies uitbrengt, wordt zij geacht positief te hebben geadviseerd.

Indien ten minste één van de relevante autoriteiten een negatief met redenen omkleed advies uitbrengt, doet de bevoegde autoriteit de relevante autoriteiten binnen 30 kalenderdagen een met redenen omkleed besluit toekomen waarin het negatieve advies wordt behandeld.

Indien een relevante autoriteit binnen 30 kalenderdagen nadat het in de vierde alinea van dit lid bedoelde met redenen omklede besluit is genomen, opnieuw een negatief advies uitbrengt en de bevoegde autoriteit het daarmee niet eens is, stelt de bevoegde autoriteit die relevante autoriteit daarvan in kennis. Een autoriteit die een negatief advies heeft uitgebracht, kan de zaak voor bijstand naar de ESMA doorverwijzen overeenkomstig artikel 31, lid 2, punt c), van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

Indien de zaak 30 kalenderdagen na te zijn voorgelegd aan de ESMA niet is geschikt, neemt de bevoegde autoriteit het definitieve besluit over de toetsing en evaluatie en stelt zij de relevante autoriteiten uitvoerig schriftelijk van haar motivering in kennis.

In negatieve adviezen worden schriftelijk de volledige en gedetailleerde redenen opgegeven waarom niet aan de vereisten van deze verordening of van andere vereisten van het Unierecht wordt voldaan.

7. De bevoegde autoriteit stelt regelmatig en ten minste om de twee jaar de relevante autoriteiten en, indien van toepassing, de in artikel 24 bis van deze verordening bedoelde colleges en de in artikel 67 van Richtlijn 2014/65/EU bedoelde autoriteit in kennis van de resultaten, waaronder de eventuele verhelpende maatregelen of boetes, van de in lid 1 van dit artikel bedoelde toetsing en evaluatie.”;

(c)in lid 11 wordt de tweede alinea vervangen door:

“De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PO: in te voegen datum = 1 jaar na de inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.”.

7) In artikel 23 worden de leden 2 tot en met 7 vervangen door:

“2. Een vergunninghoudende CSD of een CSD die uit hoofde van artikel 17 een vergunningsaanvraag heeft ingediend, die voornemens is de in de punten 1 en 2 van afdeling A van de bijlage bedoelde kerndiensten te verrichten met betrekking tot de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, bedoelde financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een andere lidstaat wordt beheerst, of die in een andere lidstaat een bijkantoor willen oprichten, is aan de in de leden 3 tot en met 7 van dit artikel omschreven procedure onderworpen. De CSD mag die diensten pas verrichten nadat zij overeenkomstig artikel 17 een vergunning heeft verkregen, maar niet eerder dan de in overeenstemming met lid 6 toepasselijke relevante datum.

3. Elke CSD die voor de eerste maal de in lid 2 van dit artikel bedoelde diensten met betrekking tot de in artikel 49, lid 1, tweede alinea bedoelde financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een andere lidstaat wordt beheerst, wil verrichten, of die het aanbod van die diensten wil uitbreiden, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de volgende informatie mee:

a) de lidstaat van ontvangst;

b) een operationeel programma waarin met name wordt aangegeven welke diensten de CSD voornemens is te verrichten;

c) de valuta of valuta’s die de CSD voornemens is te verwerken;

d) indien er sprake is van een bijkantoor, de organisatiestructuur van het bijkantoor en de namen van de verantwoordelijken voor de leiding van het bijkantoor;

e) een beoordeling van de maatregelen die de CSD voornemens is te nemen om de naleving van het in artikel 49, lid 1, bedoelde nationale recht door haar gebruikers mogelijk te maken.

4. Binnen één maand na de ontvangst van de in lid 3 bedoelde informatie doet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst mededeling van die informatie aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst tenzij zij, rekening houdend met de beoogde dienstverrichting, redenen heeft om te twijfelen aan de adequaatheid van de administratieve structuur of de financiële situatie van de CSD die haar diensten in de lidstaat van ontvangst wil verrichten. Indien de CSD reeds diensten verleent aan andere lidstaten van ontvangst, stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ook het in artikel 24 bis bedoelde paspoortcollege daarvan in kennis.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de relevante autoriteiten van die lidstaat onverwijld in kennis van mededelingen die zij uit hoofde van de eerste alinea ontvangt.

5. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst overeenkomstig lid 4 besluit alle in lid 3 bedoelde informatie niet aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst mee te delen, verschaft zij aan de betrokken CSD de redenen voor die weigering binnen drie maanden na ontvangst van alle informatie, en stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst en het in artikel 24 bis bedoelde paspoortcollege in kennis van haar beslissing.

6. De CSD mag op de vroegste van de volgende datums beginnen met het verrichten van de in lid 2 bedoelde diensten in de lidstaat van ontvangst:

a) na één maand vanaf de datum van verzending van de in lid 4 bedoelde mededeling;

b) bij ontvangst van een mededeling van de bevoegde autoriteit in de lidstaat van ontvangst waarbij deze het verrichten van diensten in de lidstaat van ontvangst goedkeurt.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst stelt de CSD onmiddellijk in kennis van de datum van verzending van de in lid 4 bedoelde mededeling.

7. Bij een wijziging van de informatie die in de in overeenstemming met lid 3 van dit artikel ingediende documenten is opgenomen, stelt een CSD de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst ten minste één maand voordat zij de wijziging doorvoert schriftelijk van die wijziging in kennis. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst en het in artikel 24 bis bedoelde paspoortcollege worden door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst eveneens onverwijld van deze wijziging in kennis gesteld.”.

8) Artikel 24 wordt als volgt gewijzigd:

(a)aan lid 1 worden de volgende alinea’s toegevoegd:

“Op verzoek van een lid van het in artikel 24 bis bedoelde paspoortcollege kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst medewerkers van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst en van de ESMA uitnodigen om deel te nemen aan inspecties ter plaatse.

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst mag aan de ESMA alle informatie doorsturen die zij tijdens of in verband met inspecties ter plaatse van de CSD’s heeft ontvangen.”;

(b)lid 4 wordt geschrapt;

(c)lid 5 wordt vervangen door:

“5. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst duidelijke en aantoonbare redenen heeft om aan te nemen dat een CSD die overeenkomstig artikel 23 op haar grondgebied diensten verricht, niet voldoet aan de verplichtingen die uit de bepalingen van deze verordening voortvloeien, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, de ESMA en het in artikel 24 bis bedoelde paspoortcollege van die bevindingen in kennis.

Indien de CSD, in weerwil van door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst genomen maatregelen, blijft handelen in strijd met de verplichtingen die uit de bepalingen van deze verordening voortvloeien, neemt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst, na de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarover geïnformeerd te hebben, alle passende maatregelen die nodig zijn om de bepalingen van deze verordening op het grondgebied van de lidstaat van ontvangst te doen naleven. De ESMA en het in artikel 24 bis bedoelde paspoortcollege worden onverwijld van die maatregelen in kennis gesteld.

De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst en de lidstaat van herkomst kunnen de zaak doorverwijzen naar de ESMA, die mag handelen in overeenstemming met de haar uit hoofde van artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 verleende bevoegdheden.”;

(d)de leden 7 en 8 worden geschrapt.

9) In titel III wordt de volgende afdeling 4 bis ingevoegd:

“Afdeling 4 bis

Samenwerking van autoriteiten via colleges

Artikel 24 -  bis Colleges van toezichthouders voor CSD’s die diensten verrichten in een andere lidstaat en voor CSD’s die deel uitmaken van een groep met twee of meer CSD’s

1. In de volgende gevallen worden colleges van toezichthouders opgericht om de in lid 6 bedoelde taken uit te voeren:

a) wanneer een CSD onderworpen is aan de in artikel 23, leden 3 tot en met 7, bedoelde procedure (“paspoortcollege”);

b) wanneer een CSD deel uitmaakt van een groep die twee of meer in ten minste twee lidstaten vergunninghoudende CSD’s omvat (“college op groepsniveau”).

In het in de eerste alinea, punt a), bedoelde geval is de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de CSD belast met de oprichting, het beheer en het voorzitterschap van het paspoortcollege. Dat college wordt opgericht binnen één maand na de in artikel 23, lid 6, bedoelde datum. Indien de CSD uit hoofde van artikel 23, lid 3, latere kennisgevingen doet, nodigt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst de bevoegde autoriteiten van de relevante lidstaten van ontvangst binnen één maand na de in artikel 23, lid 6, bedoelde datum uit om deel te nemen aan het paspoortcollege.

In het in de eerste alinea, punt b), bedoelde geval, wanneer de moederonderneming een in de Unie vergunninghoudende CSD is, is de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van die CSD belast met de oprichting, het beheer en het voorzitterschap van het college op groepsniveau. Wanneer de moederonderneming geen in de Unie vergunninghoudende CSD is, is de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de CSD met het grootste balanstotaal belast met de oprichting, het beheer en het voorzitterschap van het college op groepsniveau.

In afwijking van de derde alinea mogen de bevoegde autoriteiten, indien de toepassing van de in die alinea bedoelde criteria ongepast zou zijn, in onderlinge overeenstemming van die criteria afzien en een andere bevoegde autoriteit van de CSD aanstellen die belast is met het beheer en het voorzitterschap van het college, rekening houdend met de betrokken CSD’s en het relatieve belang van hun activiteiten in de relevante lidstaten. In dergelijke gevallen heeft de moeder-CSD of de CSD met het hoogste balanstotaal, naargelang hetgeen van toepassing is, het recht te worden gehoord voordat de bevoegde autoriteiten het besluit nemen.

De bevoegde autoriteiten stellen de Commissie en de ESMA onverwijld in kennis van elke overeenkomst die overeenkomstig de vierde alinea is gesloten.

2. Het in lid 1 bedoelde college bestaat uit:

a) de ESMA;

b) de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de CSD;

c) de in artikel 12 bedoelde relevante autoriteiten;

d) in het geval van een paspoortcollege, de bevoegde autoriteit van de lidstaten van ontvangst;

e) in het geval van een college op groepsniveau, de bevoegde autoriteit en de relevante autoriteiten van elke CSD in de groep;

f) de EBA, wanneer aan een CSD een vergunning is verleend uit hoofde van artikel 54, lid 3.

3. Indien een aan de procedure van artikel 23, leden 3 tot en met 7, onderworpen CSD ook deel uitmaakt van een groep die twee of meer CSD’s omvat en haar bevoegde autoriteit voorzitter is van het college op groepsniveau, mag die bevoegde autoriteit besluiten dat voor de toepassing van lid 1, punten a) en b), van dit artikel voor die CSD slechts één college wordt opgericht. Indien een van de andere CSD’s binnen de groep ook aan de in artikel 23, leden 3 tot en met 7, bedoelde procedure onderworpen is, mag de voorzitter van het college die beslissing alleen met instemming van de bevoegde autoriteiten van die CSD’s nemen.

Indien een college dat is opgericht uit hoofde van de eerste alinea:

(a)wordt bijeengeroepen voor de uitoefening van de in lid 6, punten a) tot en met d), van dit artikel bedoelde taken, nemen de in lid 2, punten a) tot en met f), van dit artikel bedoelde autoriteiten met betrekking tot elke CSD binnen de groep deel aan die vergadering van het college;

(b)wordt bijeengeroepen voor de uitoefening van de in lid 6, punt e), van dit artikel bedoelde taken, nemen alleen de in lid 2, punten a), b), c), e) en, indien van toepassing, f), van dit artikel bedoelde autoriteiten deel aan die vergadering van het college.

4. De voorzitter stelt de ESMA binnen 30 kalenderdagen na de oprichting van het college in kennis van de samenstelling ervan, en van elke wijziging in de samenstelling ervan binnen 30 kalenderdagen na die wijziging. De ESMA maakt op haar website onverwijld de lijst bekend van de leden van dat college en houdt die lijst actueel.

5. De bevoegde autoriteit van een lidstaat die geen deel uitmaakt van het college, kan het college verzoeken om alle informatie die voor de uitoefening van haar toezichttaken relevant is.

6. Onverminderd de verantwoordelijkheden van de bevoegde autoriteiten uit hoofde van deze verordening zorgt het college voor:

(a)de uitwisseling van informatie, met inbegrip van verzoeken om informatie uit hoofde van de artikelen 13, 14 en 15 en informatie over het toetsings- en evaluatieproces uit hoofde van artikel 22;

(b)efficiënter toezicht door het vermijden van onnodige overlappende toezichtmaatregelen, zoals verzoeken om informatie;

(c)overeenstemming betreffende de vrijwillige toevertrouwing van taken onder haar leden;

(d)in het geval van een paspoortcollege, de samenwerking van de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst overeenkomstig artikel 24 en met betrekking tot de in artikel 23, lid 4, punt e), bedoelde maatregelen, alsmede met betrekking tot eventuele problemen die zich voordoen bij het verrichten van diensten in andere lidstaten;

(e)in het geval van een college op groepsniveau, de uitwisseling van informatie over binnen een groep van CSD’s gedeelde middelen en uitbestedingsregelingen uit hoofde van artikel 19, over significante wijzigingen in de structuur en het eigendom van de groep, en over wijzigingen in de organisatie, het hoger management, processen of regelingen indien die wijzigingen een significant effect hebben op het bestuur of het risicobeheer voor de tot de groep behorende CSD’s.

De voorzitter roept ten minste eenmaal per jaar een vergadering van het college bijeen.

Teneinde de vervulling van de overeenkomstig de eerste alinea van dit lid aan de colleges opgedragen taken te vergemakkelijken, kunnen de leden van het in lid 2 bedoelde college punten toevoegen aan de agenda van een vergadering.

7. De oprichting en de werking van het college zijn gebaseerd op een schriftelijke overeenkomst tussen alle leden ervan.

In die overeenkomst worden de praktische regelingen voor de werking van het college vastgelegd, waaronder de modaliteiten van de communicatie tussen de leden van het college, en kan worden bepaald dat sommige taken aan de voor de CSD’s bevoegde autoriteit of een ander lid van het college worden toevertrouwd.

8. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere invulling van de details van de in lid 7 bedoelde praktische regelingen.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op ... [PO: in te voegen datum = 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.”.

10) Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

(a)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis. Een CSD van een derde land die voornemens is de in punt 3) van afdeling A van de bijlage bedoelde kerndiensten te verrichten met betrekking tot de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, bedoelde financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, stelt de ESMA hiervan in kennis.”;

(b)in lid 6 wordt de vijfde alinea vervangen door:

“Binnen zes maanden na de indiening van een volledige aanvraag of vanaf de vaststelling van een gelijkwaardigheidsbesluit door de Commissie overeenkomstig lid 9, naargelang welke datum later valt, deelt de ESMA aan de hand van een volledig gemotiveerd besluit de aanvragende CSD schriftelijk mee of de erkenning is verleend of geweigerd.”;

(c)het volgende lid 13 wordt ingevoegd:

“13. De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van de informatie die de CSD uit het derde land in de in lid 2 bis bedoelde kennisgeving aan de ESMA moet verstrekken. Deze informatie blijft beperkt tot wat strikt noodzakelijk is, met inbegrip van, indien van toepassing en beschikbaar:

(a)het aantal deelnemers uit de Unie aan wie de CSD van het derde land de in lid 2 bis bedoelde diensten verleent;

(b)het aantal en het volume van de tijdens het voorgaande jaar afgewikkelde transacties in financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst;

(c)het aantal en het volume van de transacties die de deelnemers van de Unie in het voorgaande jaar hebben afgewikkeld.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op ... [PO: in te voegen datum = 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.”.

11) In artikel 27 wordt het volgende lid 3 bis ingevoegd:

“3 bis. Voor de toepassing van de leden 2 en 3 wordt onder onafhankelijk lid van het leidinggevend orgaan verstaan een lid van het leidinggevend orgaan dat geen zakelijke, familiale of andere relatie heeft die aanleiding geeft tot een belangenconflict ten aanzien van de betrokken CSD of haar aandeelhouders met zeggenschap, haar management of haar deelnemers, en dat gedurende de vijf jaar voorafgaand aan zijn lidmaatschap van het leidinggevend orgaan geen dergelijke relatie heeft gehad.”.

12) In artikel 28 wordt lid 3 vervangen door:

“3. Gebruikerscomités adviseren het leidinggevend orgaan over belangrijke regelingen die gevolgen hebben voor hun leden, met inbegrip van de criteria voor het toelaten van uitgevende instellingen of deelnemers tot hun effectenafwikkelingssystemen en op dienstniveau, waaronder de keuze van een clearing- en afwikkelingsregeling, de exploitatiestructuur van de CSD, de omvang van de afgewikkelde of vastgelegde producten en het gebruik van technologie en procedures voor de activiteiten van de CSD.”.

13) Artikel 36 wordt vervangen door:

“Artikel 36

Algemene bepalingen

Voor elk effectenafwikkelingssysteem dat een CSD exploiteert, heeft zij passende regels en procedures, met inbegrip van robuuste boekhoudkundige praktijken en controles, om de integriteit van effectenuitgiftes te helpen te waarborgen, en de risico’s in verband met de veilige bewaring en afwikkeling van transacties in effecten te minimaliseren en te beheersen.”.

14) In artikel 40 wordt lid 2 vervangen door:

“2. Indien het niet praktisch en mogelijk is op rekeningen bij de centrale bank af te wikkelen, zoals bepaald in lid 1, kan een CSD aanbieden de betalingen in contanten voor al haar effectenafwikkelingssystemen of een deel ervan via bij een kredietinstelling geopende rekeningen, via een CSD waaraan een vergunning is verleend om de in afdeling C van de bijlage bedoelde diensten te verrichten, ongeacht of zij al dan niet tot dezelfde groep van ondernemingen behoort die uiteindelijk onder de zeggenschap van dezelfde moederonderneming staat, of via haar eigen rekeningen af te wikkelen. Indien een CSD aanbiedt op bij een kredietinstelling geopende rekeningen, via haar eigen rekeningen of via de rekeningen van een andere CSD af te wikkelen, neemt zij daarbij de bepalingen van titel IV in acht.”.

15) In artikel 49, lid 1, worden de tweede en de derde alinea vervangen door:

“Onverminderd het in de eerste alinea bedoelde recht van de uitgevende instelling blijft het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van de lidstaat dat de uitgifte van de effecten beheerst, van toepassing. Het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van de lidstaat dat de uitgave van effecten beheerst, omvat:

(a)het vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht van de lidstaat waar de uitgevende instelling is gevestigd; en

(b)het vigerende vennootschapsrecht of ander vergelijkbaar recht dat de uitgave van effecten beheerst.

De lidstaten stellen een lijst op met de belangrijkste bepalingen ter zake uit hun nationale recht als bedoeld in de tweede alinea. De bevoegde autoriteiten brengen de lijst uiterlijk op 18 december 2014 ter kennis van de ESMA. De ESMA publiceert de lijst uiterlijk op 18 januari 2015. De lidstaten actualiseren die lijst regelmatig en ten minste om de twee jaar. Zij delen de geactualiseerde lijst met die regelmatige tussenpozen mee aan de ESMA. De ESMA publiceert de geactualiseerde lijst.”.

16) In artikel 52 wordt lid 1 vervangen door:

“1. Wanneer een CSD uit hoofde van de artikelen 50 en 51 een verzoek om toegang tot een andere CSD indient, behandelt de ontvangende CSD dit verzoek onmiddellijk en verstrekt zij binnen drie maanden een antwoord aan de verzoekende CSD. Indien de ontvangende CSD het verzoek inwilligt, wordt de koppeling binnen een redelijke termijn, maar niet langer dan twaalf maanden, tot stand gebracht.”.

17) Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 2 wordt punt b) vervangen door:

“b) voor dat doel een of meer kredietinstellingen aan te wijzen die overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2013/36/EU een vergunning hebben verkregen of een CSD die uit hoofde van lid 3 van dit artikel een vergunning heeft om bancaire nevendiensten te verrichten.”;

(b)lid 4, eerste alinea, wordt als volgt gewijzigd:

i) de aanhef wordt vervangen door:

“Indien een CSD een kredietinstelling wil aanwijzen of een CSD wil gebruiken die uit hoofde van lid 3 van dit artikel een vergunning heeft om bancaire nevendiensten te verrichten vanuit een afzonderlijke rechtspersoon, die deel kan uitmaken van een groep van ondernemingen waar de eerstgenoemde CSD toe behoort, ongeacht of deze onder de uiteindelijke zeggenschap van dezelfde moederonderneming staat, wordt de in lid 2 bedoelde vergunning alleen verleend mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:”;

ii) punt c) wordt geschrapt;

(c)lid 5 wordt vervangen door:

“5. Lid 4 is niet van toepassing op in lid 2, punt b), bedoelde kredietinstellingen die aanbieden de betalingen in contanten voor een deel van het effectenafwikkelingssystemen van de CSD af te wikkelen, indien de totale waarde van de afwikkeling van die betalingen in contanten via bij die kredietinstellingen geopende rekeningen minder bedraagt dan een maximumbedrag berekend over een periode van één jaar. Deze drempel wordt vastgesteld overeenkomstig lid 9.

De bevoegde autoriteit controleert ten minste één keer per jaar dat de in de eerste alinea bedoelde drempel in acht wordt genomen en stelt de ESMA, het ESCB en de EBA van haar bevindingen in kennis. Indien de bevoegde autoriteit constateert dat de drempel is overschreden, verzoekt zij de betrokken CSD een vergunning aan te vragen overeenkomstig lid 4. De betrokken CSD dient de vergunningsaanvraag binnen zes maanden in.”;

(d)het volgende lid 9 wordt toegevoegd:

“9. De EBA ontwikkelt, in nauwe samenwerking met de ESMA en met de leden van het ESCB, ontwerpen van technische reguleringsnormen ter bepaling van het in lid 5 bedoelde maximumbedrag, rekening houdend met de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen de krediet- en liquiditeitsrisico’s voor CSD’s die voortvloeien uit de afwikkeling van betalingen in contanten via bij kredietinstellingen geopende rekeningen en de noodzaak om CSD’s toe te staan in vreemde valuta’s af te wikkelen via bij die kredietinstellingen geopende rekeningen. Bij de ontwikkeling van deze ontwerpen van technische reguleringsnormen stelt de EBA, waar nodig, ook begeleidende passende vereisten inzake risicobeheer en prudentiële mitigatie vast.

De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PO: in te voegen datum = 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.”.

18) In artikel 55, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door:

“De in lid 4, punten a) tot en met e), bedoelde autoriteiten brengen binnen twee maanden na ontvangst van de in dat lid bedoelde informatie een gemotiveerd advies over de vergunning uit. Indien een autoriteit niet binnen de in het vorige lid vastgestelde termijn advies uitbrengt, wordt zij geacht positief te adviseren.’.

19) Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

i) de punten c), d) en e) worden vervangen door:

“c) zij houdt voldoende gekwalificeerde liquide middelen in alle betrokken valuta’s om in een breed scala van stressscenario’s tijdig afwikkelingsdiensten te kunnen verstrekken, waarbij de genoemde scenario’s onder meer betrekking hebben op het liquiditeitsrisico als gevolg van wanbetaling door ten minste twee deelnemers, met inbegrip van de respectieve moederonderneming en dochterondernemingen, met betrekking tot welke zij haar grootste blootstelling heeft;

d) zij beperkt de overeenkomstige liquiditeitsrisico’s met gekwalificeerde liquide middelen in elke betrokken valuta, zoals contanten bij de centrale bank van uitgifte en andere kredietwaardige financiële instellingen, gecommitteerde kredietlijnen of vergelijkbare overeenkomsten, zeer liquide zekerheden of beleggingen die gemakkelijk beschikbaar zijn en in contanten kunnen worden omgezet middels vooraf vastgestelde financieringsregelingen die zeer betrouwbaar zijn, zelfs onder extreme maar plausibele marktomstandigheden, en zij identificeert, meet en monitort het liquiditeitsrisico dat voortvloeit uit de diverse financiële instellingen waarvan zij voor de beheersing van haar liquiditeitsrisico’s gebruikmaakt;

e) indien zij gebruikmaakt van vooraf vastgestelde financieringsregelingen, gecommitteerde kredietlijnen of vergelijkbare overeenkomsten, kiest zij alleen kredietwaardige financiële instellingen als liquiditeitsverstrekkers; zij voert voor elk van de betrokken liquiditeitsverstrekkers, met inbegrip van haar moederonderneming en dochterondernemingen, passende concentratiegrenzen in en past die daarop toe;”;

ii) punt i) wordt vervangen door:

“i)    zij heeft vooraf vastgestelde, zeer betrouwbare regelingen om ervoor te zorgen dat zij de zekerheden die haar door een in gebreke blijvende cliënt zijn verstrekt, tijdig te gelde kan maken, en wanneer gebruik wordt gemaakt van niet-gecommitteerde overeenkomsten, toont zij aan dat alle daarmee gepaard gaande potentiële risico’s zijn onderkend en beperkt;”;

iii) het volgende punt k) wordt toegevoegd:

“k) zij monitort en beheert op adequate wijze alle risico’s, met inbegrip van relevante salderingsovereenkomsten met betrekking tot de geldzijde van het toegepaste afwikkelingsmodel.”;

b) in lid 5 wordt de tweede alinea vervangen door:

“De EBA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op ... [PO: in te voegen datum = 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.’.

20) Artikel 60 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 wordt de derde alinea vervangen door:

“De in de eerste alinea bedoelde bevoegde autoriteiten beoordelen regelmatig en ten minste jaarlijks of de aangewezen kredietinstelling of de CSD die een vergunning heeft gekregen om bancaire nevendiensten te verrichten, artikel 59 naleeft, en brengt het resultaat van het door haar uit hoofde van dit lid uitgeoefende toezicht, met inbegrip van eventuele verhelpende maatregelen of boetes, ter kennis van de voor de CSD bevoegde autoriteit, die op haar beurt de in artikel 55, lid 4, bedoelde autoriteiten en, waar van toepassing, de in artikel 24 bis bedoelde colleges inlicht.”;

(b)in lid 2 wordt de tweede alinea vervangen door:

“De voor de CSD bevoegde autoriteit stelt regelmatig en ten minste jaarlijks de in artikel 55, lid 4, bedoelde autoriteiten, en, waar van toepassing, de in artikel 24 bis bedoelde colleges, in kennis van de resultaten, met inbegrip van verhelpende maatregelen of boetes, van de in dit lid bedoelde toetsing en evaluatie.”.

21) Artikel 67 wordt als volgt gewijzigd:

(a)het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

“2 bis. De in artikel 7, lid 14 bis, artikel 24 bis, lid 8, artikel 25, lid 13, en artikel 54, lid 9, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt voor onbepaalde tijd aan de Commissie toegekend met ingang van [PO: in te voegen datum = de datum van inwerkingtreding van deze verordening].”;

(b)lid 3 wordt vervangen door:

“3. De in artikel 2, lid 2, artikel 7, lid 14, artikel 24, lid 7, artikel 7, lid 14 bis, artikel 24 bis, lid 8, artikel 25, lid 13, en artikel 54, lid 9, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement of de Raad worden ingetrokken. Het besluit tot intrekking beëindigt de in dat besluit genoemde bevoegdheidsdelegatie. Het wordt van kracht op de dag na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.”;

(c)lid 5 wordt vervangen door:

“5. Een overeenkomstig artikel 2, lid 2, artikel 7, lid 14, artikel 24, lid 7, artikel 7, lid 14 bis, artikel 24 bis, lid 8, artikel 25, lid 13, en artikel 54, lid 9, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met drie maanden verlengd.”.

22) In artikel 68 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

“3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 5 van die verordening, van toepassing.”.

23) Artikel 69 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 4 wordt vervangen door:

“4. De nationale voorschriften inzake de vergunningverlening aan CSD’s blijven van toepassing tot de volgende datum, naargelang welke datum eerder valt:

a) de datum waarop uit hoofde van deze verordening een besluit wordt genomen over de vergunningverlening aan CSD’s en voor hun activiteiten, inclusief CSD-koppelingen; of

b) ... [PO: in te voegen datum = 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].”;

(b)de volgende leden 4 bis, 4 ter en 4 quater worden ingevoegd:

“4 bis. De nationale voorschriften inzake de erkenning van CSD’s van derde landen blijven van toepassing tot de volgende datum, naargelang welke datum eerder valt:

a) de datum waarop uit hoofde van deze verordening een besluit wordt genomen over de erkenning van de respectieve CSD’s van derde landen en van hun activiteiten; of

b) … [PO: in te voegen datum = 3 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

Een CSD van een derde land die de in afdeling A, punten 1) en 2), van de bijlage bedoelde kerndiensten verricht met betrekking tot de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, bedoelde financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, uit hoofde van de toepasselijke nationale voorschriften inzake de erkenning van CSD’s van derde landen, dient binnen 2 jaar na [PO: in te voegen datum = de datum van inwerkingtreding van deze verordening] een kennisgeving in bij de ESMA.

De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op tot nadere bepaling van de informatie die de CSD van het derde land in de in de tweede alinea bedoelde kennisgeving aan de ESMA moet verstrekken. Deze informatie blijft beperkt tot wat strikt noodzakelijk is, met inbegrip van, waar van toepassing en mogelijk:

(a)het aantal deelnemers aan wie de CSD van het derde land de in de tweede alinea bedoelde diensten verleent;

(b)de categorieën financiële instrumenten ten aanzien waarvan de CSD van het derde land dergelijke diensten verricht; en

(c)het totale volume en de totale waarde van dergelijke financiële instrumenten.

De ESMA dient die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op [PO: in te voegen datum = 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] in bij de Commissie.

Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om deze verordening aan te vullen door de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen vast te stellen overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

4 ter. Een CSD van een derde land die vóór ... [PO: in te voegen datum = de datum van inwerkingtreding van deze verordening] de in afdeling A, punt 3, van de bijlage bedoelde kerndiensten heeft verricht met betrekking tot de in artikel 49, lid 1, tweede alinea, bedoelde financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een lidstaat wordt beheerst, dient de in artikel 25, lid 2 bis, bedoelde kennisgeving in binnen twee jaar vanaf ... [PO: in te voegen datum = de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

4 quater. Indien een CSD vóór ... [PO: in te voegen datum = de datum van inwerkingtreding van deze verordening] een volledige erkenningsaanvraag in overeenstemming met artikel 25, leden 4, 5 en 6, heeft ingediend, maar de ESMA op die datum nog geen besluit in overeenstemming met artikel 25, lid 6, heeft genomen, blijven de nationale voorschriften inzake erkenning van CSD’s van toepassing totdat het ESMA-besluit is genomen.”;

(c)het volgende lid 6 wordt toegevoegd:

“6. De bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst richten vóór ... [PO: in te voegen datum = de datum van inwerkingtreding van deze verordening] uit hoofde van artikel 24 bis colleges op en beheren deze voor alle CSD’s die uit hoofde van artikel 23, lid 2, hun diensten verrichten met betrekking tot de financiële instrumenten waarvan de uitgifte door het recht van een andere lidstaat wordt beheerst, of uiterlijk op ... [PO: in te voegen datum = 4 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor de CSD’s die tot een groep behoren die andere CSD’s omvat.”.

24) Artikel 74 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) de aanhef wordt vervangen door:

“De ESMA dient, in samenwerking met de EBA en de bevoegde en de relevante autoriteiten, bij de Commissie verslagen in waarin beoordelingen van tendensen, potentiële risico’s en zwakke plekken en, indien noodzakelijk, aanbevelingen voor preventieve of verhelpende maatregelen op de markten voor diensten die onder deze verordening vallen, worden verricht. Die verslagen omvatten een beoordeling van de volgende elementen:”;

ii) punt a) wordt vervangen door:

“a) de afwikkelingsefficiëntie voor binnenlandse en grensoverschrijdende operaties voor elke lidstaat op basis van het aantal en het volume van mislukte afwikkelingsoperaties en de ontwikkeling daarvan, met inbegrip van een analyse van het effect van geldboetes op mislukte afwikkelingsoperaties voor alle instrumenten, de duur en belangrijkste oorzaken van mislukte afwikkelingsoperaties, de categorieën financiële instrumenten en markten waar de hoogste percentages mislukte afwikkelingsoperaties worden waargenomen en een internationale vergelijking van de percentages mislukte afwikkelingsoperaties, met inbegrip van een beoordeling van het bedrag van de in artikel 7, lid 2, bedoelde boetes en, voor zover van toepassing, het aantal en de volumes van de in artikel 7, leden 3 en 4, bedoelde buy-intransacties en alle andere relevante criteria;”;

iii) het volgende punt l) wordt toegevoegd:

“l) de behandeling van overeenkomstig artikel 25, lid 2 bis, ingediende kennisgevingen;”;

(b)het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

“1 bis. De in lid 1 bedoelde verslagen worden als volgt bij de Commissie ingediend:

(a)ten minste om de twee jaar vanaf ... [PO: in te voegen datum = datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor het in lid 1, punt a), bedoelde verslag;

(b)om de twee jaar voor de in lid 1, punten b) en c), bedoelde verslagen;

(c)jaarlijks tot ... [PO: in te voegen datum = 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en om de drie jaar vanaf ... [PO: in te voegen datum = 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening], voor de in lid 1, punten d) en f), bedoelde verslagen;

(d)op verzoek van de Commissie, voor de in lid 1, punten e), h), j) en k), bedoelde verslagen;

(e)jaarlijks tot ... [PO: in te voegen datum = 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] en om de twee jaar vanaf ... [PO: in te voegen datum = 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] voor de in lid 1, punten i) en l), bedoelde verslagen.”;

(c)lid 2 wordt vervangen door:

“2. De in lid 1 bedoelde verslagen worden uiterlijk op 30 april van het betrokken jaar, als bepaald overeenkomstig de in lid 1 bis vastgestelde periodiciteit, aan de Commissie toegezonden.”.

25) Artikel 75 wordt vervangen door:

“Artikel 75

Toetsing

Uiterlijk op ... [PO: in te voegen datum = 5 jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] toetst de Commissie deze verordening en stelt zij er een algemeen verslag over op. Dat verslag omvat in het bijzonder een beoordeling van de in artikel 74, lid 1, punten a) tot en met l), bedoelde kwesties, een beoordeling of er andere aanzienlijke belemmeringen van de mededinging in de onder deze verordening vallende diensten zijn die onafdoende worden ondervangen en een beoordeling van de potentiële behoefte aan andere maatregelen om:

a) de afwikkeling efficiënter te maken;

b) de gevolgen van het falen van CSD’s voor belastingbetalers te beperken;

c) de belemmeringen voor grensoverschrijdende afwikkeling te beperken;

d) te zorgen voor adequate bevoegdheden en informatie voor de autoriteiten om risico’s te monitoren.

De Commissie legt dat verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad, samen met eventuele passende voorstellen.’.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1, punt 2, a), punt 9, punt 10, a), punt 17, c), punt 19, a), en punt 23, b), tweede alinea, zijn evenwel van toepassing vanaf .... [PO: in te voegen datum = 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.