Artikelen bij COM(2022)453 - Verbod op met dwangarbeid vervaardigde producten op de markt van de Unie - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2022)453 - Verbod op met dwangarbeid vervaardigde producten op de markt van de Unie. |
---|---|
document | COM(2022)453 |
datum | 14 september 2022 |
Hoofdstuk I
Algemene bepalingen
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Deze verordening stelt regels vast die marktdeelnemers verbieden producten die met dwangarbeid zijn vervaardigd, in de Unie in de handel te brengen en op de markt van de Unie aan te bieden of uit de markt van de Unie uit te voeren.
2. Deze verordening heeft geen betrekking op het uit de handel nemen van producten die de eindgebruikers op de markt van de Unie hebben bereikt.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) “dwangarbeid”: dwangarbeid of verplichte arbeid in de zin van artikel 2 van het Verdrag betreffende de gedwongen arbeid van 1930 (nr. 29) van de Internationale Arbeidsorganisatie, met inbegrip van gedwongen kinderarbeid;
b) “door de overheid opgelegde dwangarbeid”: de gebruikmaking van dwangarbeid in de zin van artikel 1 van het Verdrag betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid van 1957 (nr. 105) van de Internationale Arbeidsorganisatie;
c) “passende zorgvuldigheid met betrekking tot dwangarbeid”: de inspanningen van marktdeelnemers om verplichte eisen, vrijwillige richtsnoeren, aanbevelingen of praktijken toe te passen om het gebruik van dwangarbeid te identificeren, te voorkomen, te beperken of te beëindigen met betrekking tot producten die op de markt van de Unie zullen worden aangeboden of zullen worden uitgevoerd;
d) “op de markt aanbieden”: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een product met het oog op distributie, consumptie of gebruik op de markt van de Unie; wanneer het product online of via andere vormen van verkoop op afstand te koop wordt aangeboden, wordt het op de markt aanbieden geacht plaats te vinden wanneer het te koop aanbieden gericht is op gebruikers in de Unie;
e) “in de handel brengen”: een product voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden;
f) “product”: een product dat in geld kan worden gewaardeerd en als zodanig het voorwerp van handelstransacties kan vormen, ongeacht of het wordt gewonnen, geoogst, geproduceerd of vervaardigd, met inbegrip van be- of verwerkingen in verband met een product in enig stadium van de toeleveringsketen;
g) “met dwangarbeid vervaardigd product”: een product waarvoor in enig stadium van de winning, oogst, productie of vervaardiging geheel of gedeeltelijk dwangarbeid is gebruikt, met inbegrip van be- of verwerking in verband met een product in enig stadium van de toeleveringsketen;
h) “marktdeelnemer”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon of vereniging van personen die producten in de Unie in de handel brengt of op de markt aanbiedt of producten uitvoert;
i) “fabrikant”: de fabrikant van het product overeenkomstig de wetgeving van de Unie die op dat product van toepassing is;
j) “producent”: de producent van landbouwproducten als bedoeld in artikel 38, lid 1, VWEU of van grondstoffen;
k) “leverancier van een product”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon of vereniging van personen in de toeleveringsketen die een product geheel of gedeeltelijk wint, oogst, produceert of vervaardigt, of betrokken is bij de be- of verwerking in verband met een product in enig stadium van de toeleveringsketen, hetzij als fabrikant, hetzij in enige andere omstandigheid;
l) “importeur”: een in de Unie gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon of vereniging van personen die een product uit een derde land in de Unie in de handel brengt;
m) “exporteur”: de exporteur in de zin van artikel 1, punt 19, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie 37 ;
n) “gegrond vermoeden”: een gegronde reden, op basis van objectieve en verifieerbare informatie, voor de bevoegde autoriteiten om te vermoeden dat producten waarschijnlijk met dwangarbeid zijn vervaardigd;
o) “douaneautoriteiten”: douaneautoriteiten in de zin van artikel 5, punt 1, van Verordening (EU) nr. 952/2013;
p) “producten die de markt van de Unie binnenkomen”: producten uit derde landen die bestemd zijn om in de Unie in de handel te worden gebracht of die bestemd zijn voor particulier gebruik of consumptie binnen het douanegebied van de Unie en die onder de douaneregeling “in het vrije verkeer brengen” zijn geplaatst;
q) “producten die de markt van de Unie verlaten”: producten die onder de douaneregeling “uitvoer” zijn geplaatst;
r) “in het vrije verkeer brengen”: de procedure van artikel 201 van Verordening (EU) nr. 952/2013;
s) “uitvoer”: de procedure van artikel 269 van Verordening (EU) nr. 952/2013;
t) “EU-douane-éénloketsysteem voor de uitwisseling van certificaten” of (EU CSW-CERTEX): het systeem dat is ingesteld bij artikel 4 van [Verordening (EU) XX/20XX tot vaststelling van de éénloketomgeving van de Europese Unie voor de douane en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 (COM/2020/673 final)];
u) “nationale éénloketomgevingen voor de douane”: de nationale éénloketomgevingen voor de douane in de zin van artikel 2, punt 9, van [Verordening (EU) XX/20XX van het Europees Parlement en de Raad 38 ]].
Artikel 3
Verbod op producten die met dwangarbeid zijn vervaardigd
Marktdeelnemers mogen met dwangarbeid vervaardigde producten in de Unie niet in de handel brengen of op de markt aanbieden, noch dergelijke producten uitvoeren.
Hoofdstuk II
Onderzoeken en besluiten van bevoegde autoriteiten
Artikel 4
Inleidende fase van onderzoeken
1. Bij de beoordeling of het waarschijnlijk is dat marktdeelnemers artikel 3 hebben geschonden, volgen de bevoegde autoriteiten een risicogebaseerde aanpak. Die beoordeling is gebaseerd op alle relevante informatie waarover zij beschikken, met inbegrip van:
a) opmerkingen die door natuurlijke personen, rechtspersonen of verenigingen zonder rechtspersoonlijkheid zijn ingediend overeenkomstig artikel 10;
b) de risico-indicatoren en andere informatie overeenkomstig artikel 23, punten b) en c);
c) de in artikel 11 bedoelde databank;
d) informatie en besluiten die zijn ingevoerd in het in artikel 22, lid 1, bedoelde informatie- en communicatiesysteem, met inbegrip van eerdere gevallen van naleving of niet-naleving van artikel 3 door een marktdeelnemer;
e) indien nodig, door de bevoegde autoriteit bij andere relevante autoriteiten opgevraagde informatie over de vraag of de te beoordelen marktdeelnemers passende zorgvuldigheid met betrekking tot dwangarbeid moeten en ook daadwerkelijk betrachten in overeenstemming met de toepasselijke wetgeving van de Unie of van de lidstaten waarin zorgvuldigheids- en transparantievereisten met betrekking tot dwangarbeid zijn vastgesteld.
2. Bij hun beoordeling van de waarschijnlijkheid dat marktdeelnemers artikel 3 hebben geschonden, concentreren de bevoegde autoriteiten zich op de marktdeelnemers die betrokken zijn bij de stappen van de waardeketen die zo dicht mogelijk liggen bij de stap waar het risico van gedwongen arbeid groot is, en houden zij rekening met de omvang en de economische middelen van de marktdeelnemers, de hoeveelheid betrokken producten en de omvang van de vermoedelijke dwangarbeid.
3. Alvorens overeenkomstig artikel 5, lid 1, een onderzoek in te stellen, verzoekt de bevoegde autoriteit de te beoordelen marktdeelnemers om informatie over de maatregelen die zijn genomen om de risico’s van dwangarbeid in hun activiteiten en waardeketens met betrekking tot de te beoordelen producten in kaart te brengen, te voorkomen, te beperken of daaraan een einde te maken, onder meer op basis van:
a) de toepasselijke wetgeving van de Unie of van de lidstaten waarin zorgvuldigheids- en transparantievereisten met betrekking tot dwangarbeid zijn vastgesteld;
b) de door de Commissie overeenkomstig artikel 23, punt a), vastgestelde richtsnoeren;
c) richtsnoeren of aanbevelingen inzake passende zorgvuldigheid van de VN, de IAO, de OESO of andere relevante internationale organisaties;
d) alle andere eisen inzake passende zorgvuldigheid met betrekking tot dwangarbeid.
4. De marktdeelnemers moeten binnen 15 werkdagen na ontvangst van het in lid 3 bedoelde verzoek van de bevoegde autoriteit op het verzoek reageren. De marktdeelnemers kunnen de bevoegde autoriteiten alle andere informatie verstrekken die zij voor de toepassing van dit artikel nuttig achten.
5. Binnen 30 werkdagen na de datum van ontvangst van de door de marktdeelnemers overeenkomstig lid 4 verstrekte informatie sluiten de bevoegde autoriteiten de inleidende fase van hun onderzoek naar de vraag of er sprake is van een gegrond vermoeden van schending van artikel 3 af op basis van de in lid 1 bedoelde beoordeling en de door de marktdeelnemers overeenkomstig lid 4 verstrekte informatie.
6. De bevoegde autoriteit houdt naar behoren rekening met het feit dat de marktdeelnemer aantoont dat hij op basis van de vastgestelde impact van gedwongen arbeid in zijn toeleveringsketen passende zorgvuldigheid toepast, en maatregelen neemt en toepast die geschikt en doeltreffend zijn om in korte tijd een einde te maken aan dwangarbeid.
7. De bevoegde autoriteiten openen geen onderzoek overeenkomstig artikel 5 en stellen de te beoordelen marktdeelnemers daarvan in kennis, indien zij op basis van de in lid 1 bedoelde beoordeling en de door de marktdeelnemers overeenkomstig lid 4 ingediende informatie van oordeel zijn dat er geen gegrond vermoeden van schending van artikel 3 bestaat, bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, als gevolg van de toepassing van de toepasselijke wetgeving, richtsnoeren, aanbevelingen of andere vormen van passende zorgvuldigheid met betrekking tot dwangarbeid als bedoeld in lid 3 op een wijze die het risico op dwangarbeid beperkt, voorkomt en beëindigt.
Artikel 5
Onderzoeken
1. De bevoegde autoriteiten die overeenkomstig artikel 4, lid 5, constateren dat er sprake is van een gegrond vermoeden van schending van artikel 3, besluiten een onderzoek naar de betrokken producten en marktdeelnemers te openen.
2. De bevoegde autoriteiten die overeenkomstig lid 1 een onderzoek openen, stellen de marktdeelnemers waarop het onderzoek betrekking heeft binnen drie werkdagen na de datum van het besluit om een dergelijk onderzoek te openen, in kennis van:
a) de opening van het onderzoek en de mogelijke gevolgen daarvan;
b) de producten waarop het onderzoek betrekking heeft;
c) de redenen voor de opening van het onderzoek, tenzij dit de uitkomst van het onderzoek in gevaar zou brengen;
d) de mogelijkheid voor de marktdeelnemers om andere documenten of informatie bij de bevoegde autoriteit in te dienen, en de uiterste datum daarvoor.
3. Op verzoek van de bevoegde autoriteiten verstrekken de onderzochte marktdeelnemers aan die bevoegde autoriteiten alle informatie die relevant en noodzakelijk is voor het onderzoek, waaronder informatie ter identificatie van de onderzochte producten, de fabrikant of producent van die producten en de leveranciers ervan. Bij het opvragen van die informatie
a) geven de bevoegde autoriteiten zoveel mogelijk prioriteit aan de onderzochte marktdeelnemers die betrokken zijn bij de stappen van de waardeketen die zo dicht mogelijk liggen bij de stap waar het risico van gedwongen arbeid het grootst is, en
b) houden zij zoveel mogelijk rekening met de omvang en de economische middelen van de marktdeelnemers, de hoeveelheid betrokken producten en de omvang van de vermoedelijke dwangarbeid.
4. Binnen 15 werkdagen na het in lid 3 bedoelde verzoek dienen de marktdeelnemers de informatie of een gemotiveerd verzoek om verlenging van die termijn in.
5. Bij de vaststelling van de in dit artikel bedoelde termijnen houden de bevoegde autoriteiten rekening met de omvang en de economische middelen van de betrokken marktdeelnemers.
6. De bevoegde autoriteiten kunnen alle nodige controles en inspecties uitvoeren, met inbegrip van onderzoeken in derde landen, mits de betrokken marktdeelnemers daarmee instemmen en de regering van de lidstaat of het derde land waar de inspecties zullen plaatsvinden, daarvan officieel in kennis is gesteld en geen bezwaar maakt.
Artikel 6
Besluiten van bevoegde autoriteiten
1. De bevoegde autoriteiten beoordelen alle overeenkomstig de artikelen 4 en 5 verzamelde informatie en bewijsmateriaal en bepalen op basis daarvan of artikel 3 is geschonden, binnen een redelijke termijn vanaf de datum waarop zij het onderzoek overeenkomstig artikel 5, lid 1, hebben geopend.
2. Ongeacht lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten op basis van andere beschikbare gegevens vaststellen dat artikel 3 is geschonden wanneer het niet mogelijk was overeenkomstig artikel 5, lid 3 of 6, informatie en bewijsmateriaal te verzamelen.
3. Wanneer de bevoegde autoriteiten niet kunnen vaststellen dat artikel 3 is geschonden, nemen zij een besluit om het onderzoek te beëindigen en stellen zij de marktdeelnemer daarvan in kennis.
4. Wanneer de bevoegde autoriteiten vaststellen dat artikel 3 is geschonden, stellen zij onverwijld een besluit vast met de volgende inhoud:
a) een verbod om de betrokken producten in de Unie in de handel te brengen of op de markt aan te bieden en die uit te voeren;
b) een tot de marktdeelnemers waarop het onderzoek betrekking heeft gericht bevel om de desbetreffende producten die reeds in de handel zijn gebracht of op de markt van de Unie zijn aangeboden, uit de handel te nemen;
c) een tot de marktdeelnemers waarop het onderzoek betrekking heeft gericht bevel om de respectieve producten uit het verkeer te verwijderen overeenkomstig het met het Unierecht strokende nationale recht.
5. Wanneer een marktdeelnemer het in lid 4 bedoelde besluit niet heeft nageleefd, zorgen de bevoegde autoriteiten ervoor dat:
a) het verboden is de betrokken producten in de handel te brengen of op de markt aan te bieden;
b) de reeds in de handel gebrachte of op de markt aangeboden producten in de Unie van de markt worden genomen;
c) elk product dat bij de betrokken marktdeelnemer blijft, op kosten van de marktdeelnemer uit het verkeer wordt verwijderd overeenkomstig het met het Unierecht strokende nationale recht.
6. Wanneer marktdeelnemers de bevoegde autoriteiten het bewijs leveren dat zij het in lid 4 bedoelde besluit hebben nageleefd en dat zij gedwongen arbeid met betrekking tot de betrokken producten uit hun activiteiten of toeleveringsketen hebben geweerd, trekken de bevoegde autoriteiten hun besluit voor de toekomst in en stellen zij de marktdeelnemers daarvan in kennis.
Artikel 7
Inhoud van het besluit
1. Het in artikel 6, lid 4, bedoelde besluit bevat:
a) de bevindingen van het onderzoek en de informatie die aan die bevindingen ten grondslag ligt;
b) een redelijke termijn voor de marktdeelnemers om aan het bevel te voldoen, die niet korter mag zijn dan 30 werkdagen en niet langer dan nodig is om de respectieve producten uit de handel te nemen. Bij het vaststellen van die termijn houdt de bevoegde autoriteit rekening met de omvang en de economische middelen van de marktdeelnemer;
c) alle relevante informatie, met name de gegevens aan de hand waarvan het product waarop het besluit van toepassing is, kan worden geïdentificeerd, waaronder gegevens over de fabrikant of producent en de leveranciers van het product;
d) indien beschikbaar en van toepassing, informatie die vereist is krachtens de douanewetgeving zoals gedefinieerd in artikel 5, punt 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
2. De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast waarin de informatie die in de besluiten moet worden opgenomen nader wordt bepaald. Dit omvat ten minste bijzonderheden over de informatie die overeenkomstig artikel 16, lid 3, ter beschikking van de douaneautoriteiten moet worden gesteld. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
Artikel 8
Herziening van besluiten
1. De bevoegde autoriteiten bieden marktdeelnemers waarop een overeenkomstig artikel 6, lid 4, vastgesteld besluit betrekking heeft de mogelijkheid om binnen 15 werkdagen na de datum van ontvangst van dat besluit om herziening daarvan te verzoeken. Voor bederfelijke goederen, dieren en planten bedraagt deze termijn vijf werkdagen. Het verzoek om herziening bevat informatie waaruit blijkt dat de producten in de handel worden gebracht, op de markt worden aangeboden of zullen worden uitgevoerd in overeenstemming met artikel 3.
2. Een verzoek om herziening van een overeenkomstig artikel 6, lid 4, vastgesteld besluit moet nieuwe informatie bevatten die tijdens het onderzoek niet ter kennis van de bevoegde autoriteit is gebracht. Het verzoek om herziening schorst de tenuitvoerlegging van het overeenkomstig artikel 6, lid 4, vastgestelde besluit totdat de bevoegde autoriteit een besluit neemt over het verzoek.
3. Een bevoegde autoriteit neemt binnen 15 werkdagen na de datum van ontvangst van het verzoek om herziening een besluit over het verzoek. Voor bederfelijke goederen, dieren en planten bedraagt deze termijn vijf werkdagen.
4. Wanneer een bevoegde autoriteit meent dat zij, rekening houdend met de door de marktdeelnemer overeenkomstig lid 1 verstrekte nieuwe informatie, niet kan vaststellen dat de producten in strijd met artikel 3 in de handel zijn gebracht, op de markt worden aangeboden of worden uitgevoerd, trekt zij haar krachtens artikel 6, lid 4, vastgestelde besluit in.
5. Marktdeelnemers op wie een besluit van een bevoegde autoriteit uit hoofde van deze verordening betrekking heeft, hebben toegang tot een rechter om de formele en materiële rechtmatigheid van het besluit te toetsen.
6. Lid 5 laat de nationale wettelijke bepalingen volgens welke de administratieve beroepsprocedures moeten zijn uitgeput alvorens een gerechtelijke procedure kan worden ingeleid, onverlet.
7. De krachtens artikel 6 en dit artikel door de bevoegde autoriteiten genomen besluiten laten beslissingen van gerechtelijke aard die door de nationale rechterlijke instanties van de lidstaten ten aanzien van dezelfde marktdeelnemers of producten zijn genomen, onverlet.
Artikel 9
Informatieverplichtingen van de bevoegde autoriteiten
1. De bevoegde autoriteit stelt de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten die het in artikel 22, lid 1, bedoelde informatie- en communicatiesysteem gebruiken, onverwijld in kennis van:
a) een in artikel 4, lid 7, bedoeld besluit om na een inleidende fase van het onderzoek geen onderzoek in te stellen;
b) een in artikel 5, lid 1, bedoeld besluit om een onderzoek in te stellen;
c) een in artikel 6, lid 4, bedoeld besluit om het in de handel brengen en het op de markt aanbieden van de producten en de uitvoer ervan te verbieden, en om te gelasten dat de reeds in de handel gebrachte of op de markt aangeboden producten uit de handel worden genomen en dat zij worden verwijderd;
d) een in artikel 6, lid 3, bedoeld besluit om een onderzoek te beëindigen;
e) een in artikel 6, lid 6, bedoelde intrekking van het besluit;
f) een in artikel 8, lid 1, bedoeld verzoek van een marktdeelnemer om herziening;
g) het in artikel 8, lid 4, bedoelde resultaat van de herziening.
2. De Commissie stelt de in lid 1, punten c), d), e) en g), bedoelde besluiten en intrekkingen beschikbaar op een daarvoor bestemde website.
Artikel 10
Indiening van informatie over schendingen van artikel 3
1. De informatie die door een natuurlijke of rechtspersoon of een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid bij de bevoegde autoriteiten wordt ingediend over vermeende schendingen van artikel 3 bevat informatie over de betrokken marktdeelnemers of producten en vermeldt de redenen voor de bewering dat er sprake is van schending.
2. De bevoegde autoriteit stelt de in lid 1 bedoelde persoon of vereniging zo spoedig mogelijk in kennis van het resultaat van de beoordeling van hetgeen zij hebben ingediend.
3. Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad 39 is van toepassing op de melding van alle inbreuken op deze verordening en op de bescherming van personen die dergelijke inbreuken melden.
Artikel 11
Database van gebieden of producten waarvoor het risico van dwangarbeid bestaat
1. De Commissie doet een beroep op externe deskundigen voor het opzetten van een indicatieve, niet-uitputtende, verifieerbare en regelmatig bijgewerkte databank van risico’s inzake het bestaan van dwangarbeid in specifieke geografische gebieden of met betrekking tot specifieke producten, onder meer met betrekking tot dwangarbeid die door overheidsinstanties wordt opgelegd. De databank is gebaseerd op de in artikel 23, punten a), b) en c), bedoelde richtsnoeren en relevante externe informatiebronnen van onder meer internationale organisaties en autoriteiten van derde landen.
2. De Commissie zorgt ervoor dat de databank uiterlijk 24 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening door de externe deskundigen openbaar wordt gemaakt.
3. Ook marktdeelnemers die producten in de Unie in de handel brengen of op de markt aanbieden of uitvoeren die niet in de in lid 1 van dit artikel bedoelde databank zijn vermeld of die afkomstig zijn uit gebieden die niet in die databank zijn vermeld, moeten voldoen aan artikel 3.
Artikel 12
Bevoegde autoriteiten
1. De lidstaten wijzen een of meerdere bevoegde autoriteiten aan die verantwoordelijk zijn voor het nakomen van de in deze verordening neergelegde verplichtingen. De aangewezen bevoegde autoriteiten van de lidstaten zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van de doeltreffende en uniforme uitvoering van deze verordening in de gehele Unie.
2. Wanneer de lidstaten meer dan één bevoegde autoriteit hebben aangewezen, bakenen zij hun respectieve taken duidelijk af en stellen zij communicatie- en coördinatiemechanismen in die deze autoriteiten in staat stellen nauw samen te werken en hun taken doeltreffend uit te voeren.
3. Uiterlijk drie maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening verstrekken de lidstaten via het in artikel 22, lid 1, bedoelde informatie- en communicatiesysteem de Commissie en de andere lidstaten de volgende informatie:
a) de namen, adressen en contactgegevens van de aangewezen bevoegde autoriteit of autoriteiten;
b) de bevoegdheidssfeer van de aangewezen bevoegde autoriteit of autoriteiten.
De lidstaten werken de in de eerste alinea, punten a) en b), van dit lid bedoelde informatie regelmatig bij.
4. De Commissie maakt de lijst van de aangewezen bevoegde autoriteiten openbaar op haar website en werkt die lijst regelmatig bij op basis van de van de lidstaten ontvangen actualiseringen.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat de aangewezen bevoegde autoriteiten hun bevoegdheden onpartijdig, transparant en met inachtneming van het beroepsgeheim uitoefenen. De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten over de nodige bevoegdheden en middelen beschikken om de onderzoeken uit te voeren, waaronder voldoende budgettaire en andere middelen, en dat zij nauw samenwerken met de nationale arbeidsinspecties en de gerechtelijke en rechtshandhavingsautoriteiten, waaronder de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de bestrijding van mensenhandel.
6. De lidstaten verlenen hun bevoegde autoriteiten de bevoegdheid om sancties op te leggen overeenkomstig artikel 30.
Artikel 13
Administratieve samenwerking en communicatie tussen bevoegde autoriteiten
1. De Commissie zorgt voor efficiënte samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten door de uitwisseling en verzameling van informatie en beste praktijken met betrekking tot de toepassing van deze verordening te vergemakkelijken en te coördineren.
2. De bevoegde autoriteiten nemen actief deel aan het in artikel 24 bedoelde netwerk.
Artikel 14
Erkenning van besluiten
1. Besluiten van een bevoegde autoriteit van een lidstaat worden door de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten erkend en ten uitvoer gelegd voor zover zij betrekking hebben op producten met dezelfde identificatie en uit dezelfde toeleveringsketen waarin dwangarbeid is vastgesteld.
2. Een bevoegde autoriteit die via het in artikel 22, lid 1, bedoelde informatie- en communicatiesysteem van een bevoegde autoriteit van een andere lidstaat een verzoek heeft ontvangen om informatie om door een marktdeelnemer verstrekt bewijsmateriaal te verifiëren, verstrekt die informatie binnen 15 werkdagen na de datum van ontvangst van het verzoek.
3. Wanneer twee of meer bevoegde autoriteiten onderzoeken openen met betrekking tot dezelfde producten of marktdeelnemers, is de leidende autoriteit degene die de Commissie en de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten als eerste overeenkomstig artikel 9, lid 1, punt b), in kennis heeft gesteld van het besluit om een onderzoek te openen.
4. Alvorens overeenkomstig artikel 5 een onderzoek te openen, verifieert een bevoegde autoriteit in het in artikel 22, lid 1, bedoelde informatie- en communicatiesysteem of er een in lid 3 bedoelde leidende autoriteit is die hetzelfde product en dezelfde marktdeelnemer onderzoekt.
5. Wanneer er een in lid 3 bedoelde leidende autoriteit is, delen de bevoegde autoriteiten al het bewijsmateriaal en alle informatie waarover zij beschikken met die leidende autoriteit om het onderzoek te vergemakkelijken en openen zij geen afzonderlijk onderzoek.
6. De leidende autoriteit voert het onderzoek uit en stelt overeenkomstig artikel 6 een besluit vast op basis van de beoordeling van al het bewijsmateriaal waarover zij beschikt.
Hoofdstuk III
Producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten
Artikel 15
Controles
1. Producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten, worden onderworpen aan de in dit hoofdstuk vastgestelde controles en maatregelen.
2. De toepassing van dit hoofdstuk doet geen afbreuk aan andere wetgeving van de Unie betreffende het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van producten, en met name de artikelen 46, 47, 134 en 267 van Verordening (EU) nr. 952/2013.
3. Indien binnen de in artikel 8, lid 1, bedoelde termijn geen verzoek om herziening is ingediend of het besluit definitief is in geval van een verzoek om herziening als bedoeld in artikel 8, lid 3, deelt de bevoegde autoriteit de douaneautoriteiten van de lidstaten onverwijld het volgende mee:
a) een in artikel 6, lid 4, bedoeld besluit om het in de Unie in de handel brengen en het op de markt aanbieden van de producten en de uitvoer ervan te verbieden, en om te gelasten dat de in de Unie reeds in de handel gebrachte of op de markt aangeboden producten uit de handel worden genomen en dat zij worden verwijderd;
b) een na de herziening genomen besluit als bedoeld in artikel 8, lid 3.
4. De douaneautoriteiten baseren zich op de overeenkomstig lid 3 meegedeelde besluiten om producten te identificeren die mogelijk niet aan het verbod van artikel 3 voldoen. Daartoe voeren zij overeenkomstig de artikelen 46 en 47 van Verordening (EU) nr. 952/2013 controles uit op producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten.
5. De bevoegde autoriteit stelt de douaneautoriteiten van de lidstaten onverwijld in kennis van de in artikel 6, lid 6, bedoelde intrekking van het besluit.
Artikel 16
Informatie die ter beschikking van de douaneautoriteiten moet worden gesteld
1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 27 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door te bepalen voor welke producten of productgroepen de in lid 2 bedoelde informatie aan de douaneautoriteiten moet worden verstrekt, onder meer op basis van de in artikel 11 bedoelde databank of informatie en besluiten die zijn vermeld in het informatie- en communicatiesysteem als bedoeld in artikel 22, lid 1.
2. De douaneautoriteiten krijgen informatie ter identificatie van het product, informatie over de fabrikant of de producent en informatie over de leveranciers van het product met betrekking tot producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten en die door de Commissie zijn geïdentificeerd overeenkomstig lid 1, tenzij het verstrekken van die informatie reeds vereist is op grond van de in artikel 5, lid 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013 bedoelde douanewetgeving.
3. De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen waarin de informatie die overeenkomstig lid 1 ter beschikking van de douaneautoriteiten moet worden gesteld, nader wordt bepaald.
4. De in lid 3 bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 29 bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.
5. Indien een specifiek product is geïdentificeerd in een in artikel 6, lid 4, bedoeld besluit, is, om de douaneautoriteiten in staat te stellen onmiddellijk op te treden, de procedure van artikel 28 van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.
Artikel 17
Schorsing
Wanneer de douaneautoriteiten vaststellen dat een product dat de markt van de Unie binnenkomt of verlaat, overeenkomstig een op grond van artikel 15, lid 3, ontvangen besluit in strijd kan zijn met artikel 3, schorsen zij het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van dat product. De douaneautoriteiten stellen de relevante bevoegde autoriteiten onmiddellijk in kennis van de schorsing en verstrekken alle relevante informatie aan de hand waarvan zij kunnen vaststellen of het product onder een op grond van artikel 15, lid 3, meegedeeld besluit valt.
Artikel 18
In het vrije verkeer brengen of uitvoer
1. Wanneer het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van een product overeenkomstig artikel 17 is geschorst, wordt dat product weer vrijgegeven voor het vrije verkeer of uitgevoerd als alle andere aan het vrijgeven of de uitvoer verbonden voorschriften en formaliteiten zijn vervuld en aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) binnen vier werkdagen na de schorsing, indien de bevoegde autoriteiten de douaneautoriteiten niet hebben verzocht de schorsing te handhaven. Voor bederfelijke producten, dieren en planten bedraagt deze termijn twee werkdagen;
b) de bevoegde autoriteiten hebben de douaneautoriteiten in kennis gesteld van hun goedkeuring voor het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer overeenkomstig deze verordening.
2. Het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer wordt niet beschouwd als bewijs van overeenstemming met het Unierecht en met name met deze verordening.
Artikel 19
Weigering van het in het vrije verkeer brengen of van uitvoer
1. Wanneer de bevoegde autoriteiten concluderen dat een product waarvan hen overeenkomstig artikel 17 kennis is gegeven, een product is dat volgens een in artikel 6, lid 4, bedoeld besluit met dwangarbeid is vervaardigd, verlangen zij van de douaneautoriteiten dat zij het product niet in het vrije verkeer brengen of de uitvoer ervan toestaan.
2. De bevoegde autoriteiten voeren die informatie onmiddellijk in het in artikel 22, lid 1, bedoelde informatie- en communicatiesysteem in en stellen de douaneautoriteiten daarvan in kennis. Na die kennisgeving staan de douaneautoriteiten het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van dat product niet toe en brengen zij in het gegevensverwerkingssysteem van de douane en, indien mogelijk, op de handelsfactuur die het product vergezelt en op elk ander relevant begeleidend document ook de volgende vermelding aan:
“Product vervaardigd met dwangarbeid — in het vrije verkeer brengen/uitvoer niet toegestaan — Verordening (EU) XX/20XX” [PB zal de referentie van deze verordening invullen].
Artikel 20
Maatregelen ten aanzien van producten waarvan het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer is geweigerd
Wanneer het in het vrije verkeer brengen of de uitvoer van een product overeenkomstig artikel 19 is geweigerd, nemen de douaneautoriteiten de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het betrokken product wordt verwijderd overeenkomstig het met het Unierecht strokende nationale recht. De artikelen 197 en 198 van Verordening (EU) nr. 952/2013 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 21
Informatie-uitwisseling en samenwerking
1. Om een risicogebaseerde aanpak mogelijk te maken voor producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten en om ervoor te zorgen dat de controles doeltreffend zijn en overeenkomstig de voorschriften van deze verordening worden uitgevoerd, werken de bevoegde autoriteiten en de douaneautoriteiten nauw samen en wisselen zij risicogerelateerde informatie uit.
2. De samenwerking tussen de autoriteiten en de uitwisseling van risico-informatie die nodig is voor de vervulling van hun respectieve taken uit hoofde van deze verordening, onder meer langs elektronische weg, vinden plaats tussen de volgende autoriteiten:
a) de douaneautoriteiten, overeenkomstig artikel 46, lid 5, van Verordening (EU) nr. 952/2013;
b) de bevoegde autoriteiten en de douaneautoriteiten, overeenkomstig artikel 47, lid 2, van Verordening (EU) nr. 952/2013.
Hoofdstuk IV
Informatiesystemen, richtsnoeren en gecoördineerde handhaving
Artikel 22
Informatie- en communicatiesystemen
1. Voor de toepassing van de hoofdstukken II en III maken de bevoegde autoriteiten gebruik van het in artikel 34 van Verordening (EU) 2019/1020 bedoelde informatie- en communicatiesysteem. Voor de toepassing van deze verordening hebben de Commissie, de bevoegde autoriteiten en de douaneautoriteiten toegang tot dat systeem.
2. De op grond van artikel 15, lid 3, meegedeelde besluiten worden opgenomen in de desbetreffende omgeving voor douanerisicobeheer.
3. De Commissie ontwikkelt een interconnectie om de geautomatiseerde mededeling van de in artikel 15, lid 3, bedoelde besluiten uit het in lid 1 bedoelde informatie- en communicatiesysteem aan de in lid 4 bedoelde omgeving mogelijk te maken. Die interconnectie wordt uiterlijk twee jaar na de datum van vaststelling van de in lid 7, punt b), bedoelde uitvoeringshandeling betreffende die interconnectie operationeel.
4. Voor verzoeken en kennisgevingen die overeenkomstig de artikelen 17 tot en met 20 van deze verordening tussen bevoegde autoriteiten en douaneautoriteiten worden uitgewisseld, en voor de daaruit voortvloeiende berichten, wordt het in lid 1 bedoelde informatie- en communicatiesysteem gebruikt.
5. Om de uitwisseling van verzoeken en kennisgevingen tussen de douane en de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de artikelen 17 tot en met 20 van deze verordening mogelijk te maken, zorgt de Commissie voor een interconnectie tussen de nationale éénloketomgevingen voor de douane en het in lid 1 bedoelde informatie- en communicatiesysteem. Die interconnectie vindt plaats via [EU CSW-CERTEX overeenkomstig Verordening XX/20XX] 40 binnen vier jaar na de datum van vaststelling van de in lid 7, punt c), bedoelde uitvoeringshandeling. De in lid 4 bedoelde uitwisselingen vinden via die interconnectie plaats zodra deze operationeel is.
6. De Commissie kan uit het in artikel 56, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 van de Commissie bedoelde toezichtsysteem met de uitvoering van deze verordening verband houdende informatie putten over producten die de markt van de Unie binnenkomen of verlaten, en deze doorsturen naar het in lid 1 bedoelde informatie- en communicatiesysteem.
7. De Commissie is bevoegd overeenkomstig de in artikel 29 bedoelde onderzoeksprocedure uitvoeringshandelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de procedureregels en de details van de uitvoeringsregelingen voor dit artikel, met inbegrip van:
a) de functies, gegevenselementen en gegevensverwerking, alsmede de regels inzake de verwerking van persoonsgegevens, vertrouwelijkheid en verwerkingsverantwoordelijkheid, van het in de leden 1 en 4 bedoelde informatie- en communicatiesysteem;
b) de functies, gegevenselementen en gegevensverwerking, alsmede de regels inzake de verwerking van persoonsgegevens, vertrouwelijkheid en verwerkingsverantwoordelijkheid, van de in lid 3 bedoelde interconnectie;
c) de gegevens die voor de toepassing van lid 5 moeten worden doorgegeven tussen het in lid 1 bedoelde informatie- en communicatiesysteem en de nationale éénloketomgevingen voor de douane;
d) de door te geven gegevens, alsmede de regels inzake de vertrouwelijkheid en de verantwoordelijkheid voor de verwerking ervan, overeenkomstig lid 6.
Artikel 23
Richtsnoeren
Uiterlijk 18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening vaardigt de Commissie richtsnoeren uit, die het volgende omvatten:
a) richtsnoeren inzake passende zorgvuldigheid met betrekking tot dwangarbeid, waarbij rekening wordt gehouden met de toepasselijke Uniewetgeving tot vaststelling van zorgvuldigheidsvereisten met betrekking tot dwangarbeid, richtsnoeren en aanbevelingen van internationale organisaties, alsook met de omvang en de economische middelen van de marktdeelnemers;
b) informatie over risico-indicatoren voor dwangarbeid, die gebaseerd zijn op onafhankelijke en verifieerbare informatie, waaronder verslagen van internationale organisaties, met name de Internationale Arbeidsorganisatie, het maatschappelijk middenveld en bedrijfsorganisaties, en op de ervaring met de uitvoering van Uniewetgeving tot vaststelling van zorgvuldigheidsvereisten met betrekking tot dwangarbeid;
c) een lijst van openbaar beschikbare informatiebronnen die relevant zijn voor de uitvoering van deze verordening;
d) nadere informatie om de uitvoering van deze verordening door de bevoegde autoriteiten te vergemakkelijken;
e) richtsnoeren voor de praktische uitvoering van artikel 16 en, in voorkomend geval, van andere bepalingen van hoofdstuk III van deze verordening.
Artikel 24
Unienetwerk tegen met dwangarbeid vervaardigde producten
1. Er wordt een Unienetwerk tegen met dwangarbeid vervaardigde producten (“het netwerk”) opgericht. Het netwerk dient als platform voor de gestructureerde coördinatie en samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de Commissie en om de praktijken inzake handhaving van deze verordening in de Unie te stroomlijnen om de handhaving zodoende doeltreffender en coherenter te maken.
2. Het netwerk bestaat uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van elke lidstaat, vertegenwoordigers van de Commissie en, in voorkomend geval, deskundigen van de douaneautoriteiten.
3. Het netwerk heeft tot taak:
a) de vaststelling van gemeenschappelijke prioriteiten voor handhavingsactiviteiten te vergemakkelijken, en informatie, expertise en beste praktijken uit te wisselen;
b) gezamenlijke onderzoeken uit te voeren;
c) activiteiten voor capaciteitsopbouw te faciliteren en bij te dragen aan uniforme risicogebaseerde benaderingen en administratieve praktijken voor de uitvoering van deze verordening in de lidstaten;
d) bij te dragen tot de ontwikkeling van richtsnoeren om te waarborgen dat deze verordening op doeltreffende en uniforme wijze wordt toegepast;
e) samenwerking te bevorderen en te vergemakkelijken om mogelijkheden voor het gebruik van nieuwe technologieën voor de handhaving van deze verordening en de traceerbaarheid van producten te verkennen;
f) de samenwerking en uitwisseling van expertise en beste praktijken tussen de bevoegde autoriteiten en de douaneautoriteiten te bevorderen.
4. De Commissie ondersteunt en stimuleert samenwerking tussen handhavingsautoriteiten via het netwerk en neemt deel aan de vergaderingen van het netwerk.
5. Het netwerk stelt zijn reglement van orde vast.
HOOFDSTUK V
Slotbepalingen
Artikel 25
Vertrouwelijkheid
1. De bevoegde autoriteiten gebruiken de op grond van deze verordening ontvangen informatie alleen voor de toepassing van deze verordening.
2. Wanneer zij daarom worden verzocht, behandelen de Commissie, de lidstaten en de bevoegde autoriteiten de identiteit van degenen die informatie verstrekken, of de verstrekte informatie, als vertrouwelijk. Een verzoek om vertrouwelijke behandeling gaat vergezeld van een niet-vertrouwelijke samenvatting van de verstrekte informatie of van een uiteenzetting van de redenen waarom de informatie niet op niet-vertrouwelijke wijze kan worden samengevat.
3. Lid 2 belet de Commissie niet algemene informatie in beknopte vorm bekend te maken, mits die algemene informatie geen informatie bevat aan de hand waarvan de verstrekker van de informatie kan worden geïdentificeerd. Bij een dergelijke openbaarmaking van algemene informatie in beknopte vorm wordt rekening gehouden met het rechtmatige belang van de betrokkenen om de openbaarmaking van vertrouwelijke informatie te voorkomen.
Artikel 26
Internationale samenwerking
1. Om de doeltreffende uitvoering en handhaving van deze verordening te vergemakkelijken, kan de Commissie in voorkomend geval samenwerken, contacten leggen en informatie uitwisselen met onder meer autoriteiten van derde landen, internationale organisaties, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld en bedrijfsorganisaties. De internationale samenwerking met de autoriteiten van derde landen vindt op gestructureerde wijze plaats in het kader van de bestaande dialoogstructuren met derde landen of, indien nodig, van specifieke structuren die op ad-hocbasis zullen worden opgezet.
2. Voor de toepassing van lid 1 kan samenwerking met onder meer internationale organisaties, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, bedrijfsorganisaties en bevoegde autoriteiten van derde landen ertoe leiden dat de Unie begeleidende maatregelen ontwikkelt om de inspanningen van bedrijven en partnerlanden alsmede ter plaatse beschikbare capaciteit om dwangarbeid aan te pakken te ondersteunen.
Artikel 27
Gedelegeerde handelingen en uitoefening van de delegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 16, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 16, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven 41 .
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
6. Een overeenkomstig artikel 16, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 28
Spoedprocedure
1. Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen wordt gebruikgemaakt van de spoedprocedure.
2. Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 27, lid 6, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onmiddellijk in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.
Artikel 29
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) nr. 182/2011.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 30
Sancties
1. De lidstaten stellen de regels vast voor de sancties die van toepassing zijn bij niet-naleving van een in artikel 6, lid 4, bedoeld besluit en nemen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze sancties overeenkomstig het nationale recht worden toegepast.
2. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.
3. De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op [PB vul DATUM in = 24 maanden na inwerkingtreding van deze verordening] in kennis van de desbetreffende bepalingen, voor zover deze nog niet eerder aan de Commissie zijn meegedeeld, en delen haar onverwijld alle latere wijzigingen daarvan mee.
Artikel 31
Inwerkingtreding en toepassingsdatum
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is van toepassing met ingang van [PB vul DATUM in = 24 maanden na de inwerkingtreding ervan].
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.