Artikelen bij COM(2022)540 - Amendment of Directive 2000/60/EC on water policy, Directive 2006/118/EC on pollution of groundwater and Directive 2008/105/EC on quality standards in water policy

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


Artikel 1 - Wijzigingen van Richtlijn 2000/60/EG

Richtlijn 2000/60/EG wordt als volgt gewijzigd:

1) In artikel 1 wordt het vierde streepje vervangen door:

“— het bereiken van de doelstellingen van de relevante internationale overeenkomsten, met inbegrip van die welke tot doel hebben de verontreiniging van het mariene milieu te voorkomen en te elimineren, door maatregelen van de Unie tot stopzetting of geleidelijke beëindiging van lozingen, emissies en verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen, om uiteindelijk te komen tot concentraties in het mariene milieu die voor in de natuur voorkomende stoffen dichtbij de achtergrondwaarden liggen en voor door de mens vervaardigde synthetische stoffen vrijwel nul bedragen.”.  

2) Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a) punt 24 wordt vervangen door:

“24) “goede chemische toestand van oppervlaktewater”: de chemische toestand die vereist is om te voldoen aan de milieudoelstellingen voor oppervlaktewater, vastgesteld in artikel 4, lid 1, punt a), van deze richtlijn, d.w.z. de chemische toestand van een oppervlaktewaterlichaam waarin de concentraties van verontreinigende stoffen niet boven de milieukwaliteitsnormen voor prioritaire stoffen liggen die zijn opgenomen in deel A van bijlage I bij Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad* en de milieukwaliteitsnormen voor stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 8, lid 2, punt c), en artikel 8 quinquies, lid 1, van die richtlijn.

b) punt 30 wordt vervangen door:

“30) “prioritaire stoffen”: stoffen die zijn opgenomen in deel A van bijlage I bij Richtlijn 2008/105/EG, d.w.z. stoffen die in een groot aantal lidstaten een significant risico voor of via het aquatisch milieu inhouden.”;

c) de volgende punten 30 bis en 30 ter worden ingevoegd:

“30 bis) “prioritaire gevaarlijke stoffen”: prioritaire stoffen die als “gevaarlijk” zijn aangemerkt op grond van het feit dat zij in wetenschappelijke verslagen, in relevante wetgeving van de Unie of in relevante internationale overeenkomsten zijn erkend als toxisch, persistent en bioaccumuleerbaar, of als stoffen die aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid, wanneer deze bezorgdheid betrekking heeft op het aquatisch milieu.

30 ter) “stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen”: verontreinigende stoffen die niet of niet langer als prioritaire stoffen worden aangewezen, maar waarvan de lidstaten op basis van de overeenkomstig bijlage II bij deze richtlijn uitgevoerde beoordeling van de belastingen en effecten op oppervlaktewaterlichamen hebben vastgesteld dat zij een significant risico vormen voor of via het aquatisch milieu op hun grondgebied.”;

d) punt 35 wordt vervangen door:

“35) “milieukwaliteitsnorm”: de concentratie van een bepaalde verontreinigende stof of groep van verontreinigende stoffen in water, in sediment of in biota die ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu niet mag worden overschreden, of een triggerwaarde voor het schadelijke effect van een dergelijke verontreinigende stof of groep verontreinigende stoffen op de gezondheid van de mens of het milieu, gemeten met behulp van een passende effectgerichte methode.”.


* Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorkoming en beheersing van grondwaterverontreiniging, tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84).”;

3) In artikel 3 wordt het volgende lid 4 bis ingevoegd:

“4 bis. In geval van uitzonderlijke omstandigheden die het gevolg zijn van natuurlijke oorzaken of overmacht, met name omvangrijke overstromingen of lange droogteperioden, of significante incidentele verontreiniging, die gevolgen kunnen hebben voor stroomafwaarts gelegen waterlichamen in andere lidstaten, zorgen de lidstaten ervoor dat de bevoegde autoriteiten voor stroomafwaarts gelegen waterlichamen in die lidstaten, alsmede de Commissie, onmiddellijk op de hoogte worden gebracht en dat de nodige samenwerking tot stand wordt gebracht om de oorzaken van de uitzonderlijke omstandigheden of incidenten te onderzoeken en de gevolgen ervan aan te pakken.”.

4) Artikel 4, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a) punt a), iv), wordt vervangen door:

“iv) leggen de lidstaten de nodige maatregelen ten uitvoer met de bedoeling de verontreiniging door prioritaire stoffen en stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen geleidelijk te verminderen en emissies, lozingen en verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen stop te zetten of geleidelijk te beëindigen.”; 

b) in punt b), iii), wordt de tweede alinea vervangen door:

“Maatregelen gericht op de ombuiging van de stijgende tendens worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2006/118/EG en bijlage IV bij die richtlijn, onder voorbehoud van de toepassing van de leden 6 en 7 van dit artikel en onverminderd lid 8 van dit artikel.”.

5) In artikel 7 wordt lid 2 vervangen door:

“2. Voor elk overeenkomstig lid 1 aangewezen waterlichaam dragen de lidstaten er zorg voor dat de doelstellingen van artikel 4 overeenkomstig de voorschriften van deze richtlijn voor oppervlaktewaterlichamen met inbegrip van de op Unieniveau vastgestelde kwaliteitsnormen worden bereikt en dat het met de toegepaste waterbehandelingsmethode verkregen water in overeenstemming met de Uniewetgeving voldoet aan de eisen van Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad*.  


* Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 435 van 23.12.2020, blz. 1)”.

6) Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 3 wordt vervangen door:

“3. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om technische specificaties en gestandaardiseerde methoden vast te stellen voor de analyse en monitoring van de watertoestand overeenkomstig bijlage V en voor de vaststelling van opmaakvoorschriften voor de rapportage van monitoring- en toestandgegevens overeenkomstig lid 4. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.”;  

b) de volgende leden 4 en 5 worden toegevoegd:

“4. De lidstaten zien erop toe dat de beschikbare individuele monitoringgegevens die zijn verzameld overeenkomstig punt 1.3.4 van bijlage V en de daaruit voortvloeiende toestand overeenkomstig bijlage V ten minste eenmaal per jaar elektronisch beschikbaar worden gesteld aan het publiek en aan het Europees Milieuagentschap (EEA) in een machineleesbaar formaat overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad*, Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad** en Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad***. Daartoe gebruiken de lidstaten de overeenkomstig lid 3 van dit artikel vastgestelde opmaakvoorschriften.

5. Het EEA zorgt ervoor dat de overeenkomstig lid 4 beschikbaar gestelde informatie regelmatig wordt verwerkt en geanalyseerd om deze via relevante portaalsites van de Unie beschikbaar te stellen voor hergebruik door de Commissie en de betrokken agentschappen van de Unie en om de Commissie, de lidstaten en het publiek actuele, objectieve, betrouwbare en vergelijkbare informatie te verstrekken, met name over de toestand, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad****.  


* Richtlijn 2003/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie en tot intrekking van Richtlijn 90/313/EEG van de Raad (PB L 41 van 14.2.2003, blz. 26).

** Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).

*** Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 56).

**** Verordening (EG) nr. 401/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake het Europees Milieuagentschap en het Europees milieuobservatie- en -informatienetwerk (PB L 126 van 21.5.2009, blz. 13).”.

7) Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 2 wordt vervangen door:

“2. Met het oog op de naleving van de krachtens deze richtlijn vastgestelde doelstellingen, kwaliteitsnormen en drempelwaarden garanderen de lidstaten de vaststelling en uitvoering van:

a) op de beste beschikbare techniek gebaseerde emissiebeheersingsmaatregelen;

b) toepasselijke emissiegrenswaarden;

c) in geval van diffuse effecten, de beheersingsmaatregelen, met inbegrip van, indien van toepassing, de beste milieupraktijken, zoals uiteengezet in:

–Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad*;

–Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad**;

–Richtlijn 91/271/EEG van de Raad***;

–Richtlijn 91/676/EEG van de Raad****;

–alle andere Uniewetgeving die relevant is voor het aanpakken van puntbron- of diffuse verontreiniging.


* Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71).

** Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).

*** Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater (PB L 135 van 30.5.1991, blz. 40).

**** Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (PB L 375 van 31.12.1991, blz. 1).”;

b) lid 3 wordt vervangen door:

“3. Wanneer op grond van een kwaliteitsdoelstelling, kwaliteitsnorm of drempelwaarde, vastgesteld overeenkomstig deze richtlijn, de Richtlijnen 2006/118/EG of 2008/105/EG, of overeenkomstig andere Uniewetgeving, strengere voorwaarden vereist zijn dan die welke zouden voortvloeien uit de toepassing van lid 2, worden er dienovereenkomstig strengere emissiebeheersingsmaatregelen vastgesteld.”.

8) In artikel 11, lid 3, wordt punt k) vervangen door:

“k) maatregelen ter beëindiging van de verontreiniging van wateren door prioritaire gevaarlijke stoffen en ter progressieve vermindering van de verontreiniging door andere stoffen, welke de lidstaten anders zouden beletten de voor de oppervlaktewaterlichamen beoogde milieudoelstellingen te verwezenlijken die zijn vervat in artikel 4;”.

9) Artikel 12 wordt vervangen door:

“Artikel 12

 Problemen die niet op het niveau van de lidstaten kunnen worden geregeld

1. Indien een lidstaat een probleem constateert dat voor zijn waterbeheer gevolgen heeft, maar niet door die lidstaat kan worden opgelost, meldt hij dat probleem bij de Commissie en eventuele andere betrokken lidstaten en doet hij daarbij aanbevelingen voor de oplossing ervan.

2. De betrokken lidstaten werken samen om de oorzaken van de in lid 1 bedoelde problemen in kaart te brengen en de maatregelen die nodig zijn om die problemen aan te pakken, vast te stellen.

De lidstaten reageren tijdig en uiterlijk drie maanden na de kennisgeving door een andere lidstaat op elkaar overeenkomstig lid 1.

10) 3. De Commissie wordt in kennis gesteld van de in lid 2 bedoelde samenwerking en uitgenodigd daaraan haar medewerking te verlenen. In voorkomend geval gaat de Commissie, rekening houdend met de krachtens artikel 13 opgestelde verslagen, na of op het niveau van de Unie verdere maatregelen moeten worden genomen om de grensoverschrijdende effecten op waterlichamen te verminderen.”.

11) In artikel 15 wordt lid 3 geschrapt.

12) De artikelen 16 en 17 worden geschrapt.

13) Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 2, punt e), wordt vervangen door:

“e) een samenvatting van voorstellen, beheersingsmaatregelen en strategieën om chemische verontreiniging te beheersen of gevaarlijke stoffen stop te zetten of geleidelijk te beëindigen;”; 

b) lid 4 wordt geschrapt.  

14) Artikel 20 wordt vervangen door:

“Artikel 20

Technische aanpassingen en uitvoering van deze richtlijn

1. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlagen I en III en punt 1.3.6 van bijlage V te wijzigen teneinde de informatievereisten met betrekking tot respectievelijk de bevoegde autoriteiten, de inhoud van de economische analyse en de geselecteerde monitoringnormen aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 20 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze richtlijn aan te vullen door de waarden te bepalen voor de klassen van het monitoringsysteem van elke lidstaat overeenkomstig de in bijlage V, punt 1.4.1, beschreven intercalibratieprocedure.

3. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om de technische opmaakvoorschriften voor de transmissie van de in artikel 8, lid 4, bedoelde gegevens vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 21, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Bij het vaststellen van deze opmaakvoorschriften wordt de Commissie, indien nodig, bijgestaan door de EEA.”.

15) Het volgende artikel 20 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 20 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 20, lid 1, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

3. Het Europees Parlement en de Raad kunnen de in artikel 20, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 20, lid 1, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van deze termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

16) Artikel 21 wordt vervangen door:

“Artikel 21

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad*.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.


* Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”.

17) In artikel 22 wordt lid 4 vervangen door:

 “4. De milieudoelstellingen van artikel 4, de milieukwaliteitsnormen van deel A van bijlage I bij Richtlijn 2008/105/EG en de overeenkomstig de artikelen 8 en 8 quinquies van die richtlijn vastgestelde drempelwaarden voor stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen worden voor de toepassing van Richtlijn 2010/75/EU als milieukwaliteitsnormen beschouwd.”.

18) Bijlage V wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze richtlijn.

19) In bijlage VII, deel A, wordt punt 7.7 vervangen door:

“7.7. een samenvatting van de maatregelen die zijn genomen om de emissies van prioritaire stoffen te verminderen en de emissies van prioritaire gevaarlijke stoffen geleidelijk te beëindigen;”.   

20) Bijlage VIII wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze richtlijn.

21) Bijlage X wordt geschrapt.

Artikel 2 - Wijzigingen van Richtlijn 2006/118/EG

Richtlijn 2006/118/EG wordt als volgt gewijzigd:

1) De titel wordt vervangen door:

“Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de voorkoming en beheersing van grondwaterverontreiniging”.

2) In artikel 1 wordt lid 1 vervangen door:

“1. Bij deze richtlijn worden specifieke maatregelen ter voorkoming en beheersing van grondwaterverontreiniging vastgesteld met het oog op de verwezenlijking van de milieudoelstellingen van artikel 4, lid 1, punt b), van Richtlijn 2000/60/EG. Deze maatregelen omvatten:

a) criteria voor de beoordeling van de goede chemische toestand van het grondwater;

b) criteria voor het vaststellen van significante en aanhoudende stijgende trends en de omkering daarvan, en voor het bepalen van de beginpunten voor omkeringen in trends.”.

3) Artikel 2, punt 2, wordt vervangen door:

“2) “drempelwaarde”: door de lidstaten conform artikel 3, lid 1, punt b), of op het niveau van de Unie overeenkomstig artikel 8, lid 3, vastgestelde grondwaterkwaliteitsnorm;”. 

4) Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1, eerste alinea, wordt het volgende punt c) toegevoegd:

“c) overeenkomstig artikel 8, lid 3, op het niveau van de Unie vastgestelde en in deel D van bijlage II bij deze richtlijn vermelde drempelwaarden.”;

b) lid 2 wordt vervangen door:

“2. De in lid 1, punt b), genoemde drempelwaarden kunnen worden vastgesteld op nationaal niveau, op het niveau van het stroomgebieddistrict of het deel van het internationaal stroomgebieddistrict dat binnen het grondgebied van een lidstaat ligt, of op het niveau van een grondwaterlichaam of een groep grondwaterlichamen.”;

c) lid 5 wordt vervangen door:

“5. Alle in lid 1 genoemde drempelwaarden worden bekendgemaakt in de overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2000/60/EG op te stellen stroomgebiedbeheerplannen, samen met een samenvatting van de in deel C van bijlage II bij deze richtlijn omschreven gegevens.

De lidstaten stellen het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) uiterlijk op [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = de eerste dag van de maand na 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] in kennis van de in lid 1, punt b), bedoelde nationale drempelwaarden. Het ECHA maakt die informatie openbaar.”;

d) in lid 6 wordt de eerste alinea vervangen door:

“De lidstaten wijzigen de op hun grondgebied toegepaste lijst van drempelwaarden indien uit nieuwe informatie over verontreinigende stoffen, groepen verontreinigende stoffen of indicatoren van verontreiniging blijkt dat een drempelwaarde moet worden vastgesteld voor een nieuwe stof of een bestaande drempelwaarde moet worden gewijzigd, dan wel dat een eerder van de lijst geschrapte drempelwaarde opnieuw moet worden opgenomen. Indien op het niveau van de Unie relevante drempelwaarden worden vastgesteld of gewijzigd, passen de lidstaten de lijst van op hun grondgebied toegepaste drempelwaarden aan die waarden aan. ”.

5) In artikel 4, lid 2, wordt punt b) vervangen door:

“b) de waarden voor de in bijlage I vermelde grondwaterkwaliteitsnormen en de in artikel 3, lid 1, punten b) en c), genoemde drempelwaarden in geen enkel monitoringpunt in dat grondwaterlichaam of in die groep van grondwaterlichamen worden overschreden; of”.

6) Het volgende artikel 6 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 6 bis

Aandachtstoffenlijst

1. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om, rekening houdend met door het ECHA opgestelde wetenschappelijke verslagen, een aandachtstoffenlijst op te stellen van stoffen waarvoor de lidstaten voor de gehele Unie geldende monitoringgegevens moeten verzamelen, en om de opmaakvoorschriften vast te stellen die de lidstaten moeten gebruiken om de resultaten van die monitoring en de daarmee verband houdende informatie aan de Commissie te rapporteren. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 9, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

De aandachtstoffenlijst bevat maximaal vijf stoffen of groepen van stoffen en vermeldt voor elke stof de monitoringmatrices en de mogelijke analysemethode. Die monitoringmatrices en -methoden mogen voor de bevoegde autoriteiten geen buitensporige kosten met zich meebrengen. De in de aandachtstoffenlijst op te nemen stoffen worden geselecteerd uit de stoffen waarvoor de beschikbare informatie erop wijst dat zij op het niveau van de Unie een significant risico voor of via het aquatisch milieu kunnen betekenen en waarvoor de monitoringgegevens onvoldoende zijn. Deze aandachtstoffenlijst bevat zorgwekkend wordende stoffen.

Zodra geschikte monitoringmethoden voor microplastics en geselecteerde genen voor resistentie tegen antimicrobiële middelen zijn vastgesteld, worden die stoffen in de aandachtstoffenlijst opgenomen.

Het ECHA stelt wetenschappelijke verslagen op om de Commissie te helpen bij het selecteren van de stoffen voor de aandachtstoffenlijst, rekening houdend met de volgende informatie:

a) bijlage I bij Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad* en de resultaten van de meest recente herziening van die bijlage;

b) de overeenkomstig Richtlijn 2008/105/EG en Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad** opgestelde aandachtstoffenlijsten;

c) voorschriften om bodemverontreiniging aan te pakken, met inbegrip van daarmee verband houdende monitoringgegevens;

d) de karakterisering van stroomgebiedsdistricten door de lidstaten overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2000/60/EG en de resultaten van de overeenkomstig artikel 8 van die richtlijn vastgestelde monitoringprogramma’s;

e) informatie over productievolumen, gebruikspatronen, intrinsieke eigenschappen (met inbegrip van mobiliteit in de bodem en, in voorkomend geval, deeltjesgrootte), concentraties in het milieu en schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het aquatisch milieu van een bepaalde stof of groep stoffen, met inbegrip van informatie die is verzameld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad***, Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad****, Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad*****, Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad******, Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad******* en Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad********;

f) onderzoeksprojecten en wetenschappelijke publicaties, met inbegrip van op modellen of andere voorspellende evaluaties gebaseerde informatie over trends en voorspellingen, en de gegevens en informatie van teledetectietechnologieën, aardobservatie (Copernicusdiensten), sensoren en apparaten ter plaatse of gegevens van burgerwetenschap, door gebruik te maken van de mogelijkheden die artificiële intelligentie en geavanceerde analyse en verwerking van gegevens bieden;

g) aanbevelingen van belanghebbenden.

Het ECHA stelt om de drie jaar een verslag op met een samenvatting van de bevindingen van de krachtens de vierde alinea opgestelde wetenschappelijke verslagen en maakt dat verslag openbaar. Het eerste verslag wordt uiterlijk op X [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = de eerste dag van de eenentwintigste maand na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] beschikbaar gesteld.

2. De eerste aandachtstoffenlijst wordt uiterlijk op [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = de eerste dag van de maand na 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] opgesteld. De aandachtstoffenlijst wordt vervolgens om de 36 maanden bijgewerkt.

De Commissie schrapt bij het bijwerken van de aandachtstoffenlijst elke stof of groep stoffen van de bestaande aandachtstoffenlijst waarvoor zij het mogelijk acht het risico ervan voor het aquatisch milieu te beoordelen zonder aanvullende monitoringgegevens. Wanneer de aandachtstoffenlijst wordt bijgewerkt, mag een afzonderlijke stof of groep stoffen nog eens drie jaar op de toezichtlijst blijven staan wanneer aanvullende monitoringgegevens nodig zijn om het risico voor het aquatisch milieu te beoordelen. De bijgewerkte aandachtstoffenlijst bevat ook een of meer aanvullende stoffen waarvoor de Commissie, gezien de wetenschappelijke verslagen van het ECHA, van oordeel is dat er sprake kan zijn van een risico voor het aquatisch milieu.

3. De lidstaten monitoren elke stof of groep stoffen op de aandachtstoffenlijst op geselecteerde representatieve meetstations gedurende 24 maanden. De monitoringperiode begint binnen zes maanden na de opstelling van de aandachtstoffenlijst.

Elke lidstaat selecteert ten minste één meetstation, plus het aantal stations dat gelijk is aan het totale gebied van de grondwaterlichamen ervan in km² gedeeld door 60 000 (afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal).

Bij het selecteren van representatieve meetstations en het vastleggen van de meetfrequentie en de seizoensgebonden meettijdstippen voor elke stof of groep stoffen houden de lidstaten rekening met de gebruikspatronen en het mogelijk voorkomen van de stof of groep stoffen. De meetfrequentie mag niet lager liggen dan eenmaal per jaar.

Wanneer een lidstaat uit bestaande monitoringprogramma’s of studies voor een bepaalde stof of groep stoffen voldoende, vergelijkbare, representatieve en recente monitoringgegevens kan verkrijgen, kan hij besluiten voor die stof of groep stoffen geen aanvullende monitoring in het kader van het aandachtstoffenlijstmechanisme uit te voeren, mits de stof of groep stoffen is gemonitord met behulp van een methode die in overeenstemming is met de monitoringmatrices en de analysemethoden als bedoeld in de uitvoeringshandeling tot vaststelling van de aandachtstoffenlijst.

4. De lidstaten stellen de resultaten van de in lid 3 van dit artikel bedoelde monitoring beschikbaar overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Richtlijn 2000/60/EG en de overeenkomstig lid 1 vastgestelde uitvoeringshandeling tot vaststelling van de aandachtstoffenlijst. Ook stellen zij de informatie over de representativiteit van de meetstations en over de monitoringstrategie ter beschikking.

5. Het ECHA evalueert de monitoringresultaten aan het einde van de in lid 3 bedoelde termijn van 24 maanden en beoordeelt welke stoffen of groepen stoffen nog eens 24 maanden moeten worden gemonitord en daarom op de aandachtstoffenlijst moeten blijven staan en welke stoffen of groepen stoffen van de aandachtstoffenlijst kunnen worden verwijderd.

Indien de Commissie, rekening houdend met de in de eerste alinea bedoelde beoordeling door het ECHA, tot de conclusie komt dat er geen verdere monitoring nodig is om het risico voor het aquatisch milieu verder te beoordelen, wordt die beoordeling in aanmerking genomen bij de in artikel 8 bedoelde herziening van bijlage I of II.


* Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de voorkoming en beheersing van grondwaterverontreiniging, tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 84).

** Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 435 van 23.12.2020, blz. 1).

*** Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1).

**** Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1).

***** Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).

****** Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen (PB L 4 van 7.1.2019, blz. 43).

******* Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).

******** Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71).”.


7) Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

Herziening van de bijlagen I tot en met IV

1. De Commissie evalueert, voor het eerst uiterlijk op … [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = zes jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] en vervolgens om de zes jaar, de lijst van verontreinigende stoffen in bijlage I en de kwaliteitsnormen voor die verontreinigende stoffen in die bijlage, alsmede de lijst van verontreinigende stoffen en indicatoren in deel B van bijlage II.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 8 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om bijlage I te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang door grondwaterverontreinigende stoffen en kwaliteitsnormen voor de in die bijlage opgenomen verontreinigende stoffen toe te voegen of te schrappen, en om deel B te wijzigen teneinde dit aan te passen aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang door verontreinigende stoffen of indicatoren toe te voegen waarvoor de lidstaten moeten overwegen nationale drempelwaarden vast te stellen.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 8 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om deel D van bijlage II te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang door voor een of meer in deel B van die bijlage vermelde verontreinigende stoffen geharmoniseerde drempelwaarden toe te voegen of te wijzigen.

4. Bij de vaststelling van de in de leden 2 en 3 bedoelde gedelegeerde handelingen houdt de Commissie rekening met de door het ECHA overeenkomstig lid 6 van dit artikel opgestelde wetenschappelijke verslagen.

5. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 8 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om de delen A en C van bijlage II en de bijlagen III en IV te wijzigen teneinde deze aan te passen aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang.

6. Om de Commissie bij te staan bij de herziening van de bijlagen I en II, stelt het ECHA wetenschappelijke verslagen op. In die verslagen wordt rekening gehouden met:

a) het advies van het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische analyse van het ECHA;

b) de resultaten van de overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2000/60/EG vastgestelde monitoringprogramma’s;

c) de overeenkomstig artikel 6 bis, lid 4, van deze richtlijn verzamelde monitoringgegevens;

d) het resultaat van de herziening van de bijlagen bij Richtlijn 2008/105/EG en Richtlijn (EU) 2020/2184;

e) informatie en voorschriften om bodemverontreiniging aan te pakken;

f) onderzoeksprogramma’s en wetenschappelijke publicaties van de Unie, met inbegrip van informatie die afkomstig is van teledetectietechnologieën, aardobservatie (Copernicusdiensten), sensoren en apparaten ter plaatse en/of gegevens van burgerwetenschap, door gebruik te maken van de mogelijkheden die artificiële intelligentie en geavanceerde analyse en verwerking van gegevens bieden;

g) de opmerkingen en informatie van relevante belanghebbenden.

6. Het ECHA stelt om de zes jaar een verslag op met een samenvatting van de bevindingen van de in de leden 2 en 3 bedoelde herziening en maakt dit openbaar. Het eerste verslag wordt bij de Commissie ingediend op … [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].”.

8) Het volgende artikel 8 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 8 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2. De in artikel 8, leden 1 en 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].

3. De in artikel 8, leden 1 en 2, bedoelde bevoegdheidsdelegatie kan te allen tijde door het Europees Parlement en de Raad worden ingetrokken. Een besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.

5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een op grond van artikel 8, lid 1 of 2, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

9) Artikel 9 wordt vervangen door:

“Artikel 9

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad*.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Indien door het comité geen advies wordt uitgebracht, neemt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. 


* Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).”. 

10) Artikel 10 wordt geschrapt;

11) Bijlage I wordt vervangen door bijlage III bij deze richtlijn.

12) Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage IV bij deze richtlijn.

13) In bijlage III wordt punt 2, c), vervangen door:

“c) alle andere relevante informatie, waaronder een vergelijking van de over een jaar rekenkundig gemiddelde concentratie van de relevante verontreinigende stoffen in een monitoringpunt met de in bijlage I vastgestelde grondwaterkwaliteitsnormen en de in artikel 3, lid 1, punten b) en c), vermelde drempelwaarden.”.

14) In bijlage IV, deel B, wordt de inleidende zin van punt 1 vervangen door:

“het beginpunt voor de toepassing van maatregelen om een significante en aanhoudende stijgende trend om te keren is dat de concentratie van de verontreinigende stof 75 % bedraagt van de parameterwaarden van de grondwaterkwaliteitsnormen van bijlage I en van de in artikel 3, lid 1, punten b) en c), vermelde drempelwaarden, tenzij:”.

Artikel 3 - Wijzigingen van Richtlijn 2008/105/EG

Richtlijn 2008/105/EG wordt als volgt gewijzigd:

1) De titel wordt vervangen door:

“Richtlijn 2008/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de voorkoming en beheersing van grondwaterverontreiniging, tot wijziging en vervolgens intrekking van de Richtlijnen 82/176/EEG, 83/513/EEG, 84/156/EEG, 84/491/EEG en 86/280/EEG van de Raad, en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad”.

2) Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 bis wordt aan de eerste alinea het volgende punt iii) toegevoegd:

“iii) de stoffen met nummer 5, 9, 13, 15, 17, 21, 23, 24, 28, 30, 34, 37, 41 en 44 in bijlage I, deel A, waarvoor herziene milieukwaliteitsnormen zijn vastgesteld, en de nieuw geselecteerde stoffen met de nummers 46 tot en met 70 in bijlage I, deel A, met ingang van … [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = de eerste dag van de maand na 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn], teneinde verslechtering van de chemische toestand van oppervlaktewaterlichamen te voorkomen en een goede chemische toestand van het oppervlaktewater te bereiken met betrekking tot die stoffen.”;

b) lid 2 wordt vervangen door:

“2. Met betrekking tot stoffen waarvoor in deel A van bijlage I een milieukwaliteitsnorm voor biota of sediment is vastgesteld, passen de lidstaten die milieukwaliteitsnorm voor biota of sediment toe.

Met betrekking tot de andere dan in de eerste alinea bepaalde stoffen passen de lidstaten de milieukwaliteitsnorm voor water zoals vastgesteld in deel A van bijlage I toe.”;  

c) in lid 6, eerste alinea, wordt de eerste zin vervangen door:

“De lidstaten treffen regelingen voor de analyse van langetermijntendensen met betrekking tot de concentraties van de prioritaire stoffen die in deel A van bijlage I zijn aangewezen als stoffen die de tendens hebben te accumuleren in sediment en/of biota, op basis van monitoring van sediment of biota in het kader van de monitoring van de toestand van oppervlaktewater van de watertoestand, uitgevoerd overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2000/60/EG.”; 

d) lid 7 wordt geschrapt;

e) lid 8 wordt vervangen door:

“8. De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 9 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen om deel B, punt 3, van bijlage I te wijzigen teneinde rekening te houden met de wetenschappelijke of technische vooruitgang.”.

3) Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt vervangen door:

“1. Op basis van de overeenkomstig de artikelen 5 en 8 van Richtlijn 2000/60/EG verzamelde informatie, alsmede andere beschikbare gegevens, stellen de lidstaten voor elk stroomgebiedsdistrict of het op hun grondgebied gelegen deel daarvan een inventaris op, met inbegrip van kaarten indien deze beschikbaar zijn, van de emissies, lozingen en verliezen van alle in deel A van bijlage I vermelde prioritaire stoffen en alle in deel A van bijlage II vermelde verontreinigende stoffen, waar passend, met inbegrip van hun concentraties in sedimenten en biota.

De eerste alinea is niet van toepassing op emissies, lozingen en verliezen die langs elektronische weg aan de Commissie worden gemeld overeenkomstig Verordening (EU) …/… van het Europees Parlement en de Raad 65+. ”;

b) de leden 2 en 3 worden geschrapt;

c) lid 4 wordt vervangen door:

“4. De lidstaten werken hun inventarissen bij in het kader van de toetsingen van de in artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde analyses en zorgen ervoor dat de emissies die niet op het bij Verordening (EU) …/…++ ingestelde portaal voor industriële emissies zijn gerapporteerd, worden gepubliceerd in hun stroomgebiedbeheerplannen zoals bijgesteld overeenkomstig artikel 13, lid 7, van die richtlijn.

De referentieperiode voor de vaststelling van de waarden in de bijgewerkte inventarissen is het jaar vóór het jaar waarin de in de eerste alinea genoemde analyses moeten worden afgerond.

Voor prioritaire stoffen of verontreinigende stoffen die onder Verordening (EG) nr. 1107/2009 vallen, mogen de waarden worden berekend als het gemiddelde van de drie jaren vóór de afronding van de in de eerste alinea bedoelde analyse.

Voor puntbronemissies die niet overeenkomstig Verordening (EU) …/… +++ worden gerapporteerd omdat zij niet onder het toepassingsgebied van die verordening vallen of omdat zij onder de in die verordening vastgestelde drempels voor jaarlijkse melding liggen, wordt aan de rapportageverplichting van de eerste alinea van dit artikel voldaan door middel van elektronische rapportage op het bij die verordening ingestelde portaal voor industriële emissies.

De Commissie stelt, bijgestaan door het Europees Milieuagentschap, een uitvoeringshandeling vast waarin de vorm, de mate van granulariteit en de frequentie van de in de vierde alinea bedoelde rapportage worden vastgesteld. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 9, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.”;

d) lid 5 wordt geschrapt.

4) In artikel 7 bis, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

“1. Voor prioritaire stoffen die binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 1907/2006, Verordening (EG) nr. 1107/2009, Verordening (EU) nr. 528/2012, Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad*, of binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad**, Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad*** of Richtlijn 2010/75/EU vallen, beoordeelt de Commissie, in het kader van het in artikel 18, lid 1, van Richtlijn 2000/60/EG bedoelde verslag, of de bestaande maatregelen op het niveau van de Unie en de lidstaten toereikend zijn ter verwezenlijking van de milieukwaliteitsnormen voor de prioritaire stoffen en de doelstelling om lozingen, emissies en verliezen van prioritaire gevaarlijke stoffen stop te zetten of geleidelijk te beëindigen, in overeenstemming met artikel 4, lid 1, punt a), van Richtlijn 2000/60/EG.


* Verordening (EU) 2019/6 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 betreffende diergeneesmiddelen en tot intrekking van Richtlijn 2001/82/EG (PB L 4 van 7.1.2019, blz. 43).

** Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67).

*** Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (PB L 309 van 24.11.2009, blz. 71).”.

5) Artikel 8 wordt vervangen door:

“Artikel 8

Herziening van de bijlagen I en II

1. De Commissie evalueert, voor het eerst uiterlijk op … [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = zes jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] en vervolgens om de zes jaar, de lijst van prioritaire stoffen en de overeenkomstige kwaliteitsnormen voor die stoffen in deel A van bijlage I, alsmede de lijst van verontreinigende stoffen in deel A van bijlage II.

2. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 9 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen, rekening houdend met de wetenschappelijke verslagen die het Europees Agentschap voor chemische stoffen (ECHA) overeenkomstig lid 6 van dit artikel heeft opgesteld, om bijlage I te wijzigen teneinde deze aan de wetenschappelijke en technologische vooruitgang aan te passen door:

a) stoffen aan de lijst van prioritaire stoffen toe te voegen of ervan te schrappen;

b) geselecteerde stoffen al dan niet aan te wijzen als prioritaire gevaarlijke stoffen en/of als alomtegenwoordige persistente bioaccumulerende en toxische stoffen (uPBT’s) en/of als stoffen die de tendens hebben te accumuleren in sediment en/of biota;

c) overeenkomstige milieukwaliteitsnormen voor oppervlaktewater sediment of biota, vast te stellen, naargelang het geval.

3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 9 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen, rekening houdend met de wetenschappelijke verslagen die het ECHA overeenkomstig lid 6 van dit artikel heeft opgesteld, om bijlage II te wijzigen teneinde deze aan de wetenschappelijke en technologische vooruitgang aan te passen door:

a) verontreinigende stoffen aan de lijst van categorieën verontreinigende stoffen in deel A van bijlage II toe te voegen of ervan te schrappen;

b) de methodologie in deel B van bijlage II te actualiseren;

c) in bijlage II, deel C, bij deze richtlijn de stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen op te nemen waarvoor zij heeft vastgesteld dat de op het niveau van de Unie vastgestelde milieukwaliteitsnormen in voorkomend geval moeten worden toegepast om ervoor te zorgen dat de doelstellingen van artikel 4 van Richtlijn 2000/60/EG op geharmoniseerde en wetenschappelijk onderbouwde wijze worden uitgevoerd, en door de overeenkomstige milieukwaliteitsnormen voor die verontreinigende stoffen op te nemen in deel C van bijlage II bij deze richtlijn.

4. Bij het vaststellen van stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen waarvoor op het niveau van de Unie mogelijk milieukwaliteitsnormen moeten worden vastgesteld, houdt de Commissie rekening met de volgende criteria:

a) het risico van de verontreinigende stoffen, met inbegrip van het gevaar, de concentraties in het milieu en de concentratie waarboven effecten kunnen worden verwacht ervan;

b) het verschil tussen de nationale milieukwaliteitsnormen die voor stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen door de verschillende lidstaten zijn vastgesteld en de mate waarin dit verschil te rechtvaardigen is;

c) het aantal lidstaten waar reeds een milieukwaliteitsnorm wordt toepast voor de betrokken stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen.

5. Prioritaire stoffen die, naar aanleiding van de in lid 1 bedoelde evaluatie, van de lijst van prioritaire stoffen zijn geschrapt omdat zij niet langer voor de gehele Unie een risico vormen, worden opgenomen in deel C van bijlage II, met een lijst van de stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen en de daarmee verband houdende geharmoniseerde milieukwaliteitsnormen die moeten worden toegepast indien de verontreinigende stoffen op nationaal of regionaal niveau aanleiding geven tot bezorgdheid, overeenkomstig artikel 8 quinquies.

6. Om de Commissie bij te staan bij de herziening van de bijlagen I en II, stelt het ECHA wetenschappelijke verslagen op. In die wetenschappelijke verslagen wordt rekening gehouden met:

a) de adviezen van het Comité risicobeoordeling en het Comité sociaaleconomische analyse van het ECHA;

b) de resultaten van de overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2000/60/EG vastgestelde monitoringprogramma’s;

c) de overeenkomstig artikel 8 ter, lid 4, van deze richtlijn verzamelde monitoringgegevens;

d) de resultaten van de evaluaties van de bijlagen bij Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad* en Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad**;

e) voorschriften om bodemverontreiniging aan te pakken, met inbegrip van daarmee verband houdende monitoringgegevens;

f) onderzoeksprogramma’s en wetenschappelijke publicaties van de Unie, met inbegrip van informatie die afkomstig is van teledetectietechnologieën, aardobservatie (Copernicusdiensten), sensoren en apparaten ter plaatse en/of gegevens van burgerwetenschap, door gebruik te maken van de mogelijkheden die artificiële intelligentie en geavanceerde analyse en verwerking van gegevens bieden;    

g) de opmerkingen en informatie van relevante belanghebbenden.

7. Het ECHA stelt om de zes jaar een verslag op met een samenvatting van de bevindingen van de overeenkomstig lid 6 opgestelde wetenschappelijke verslagen en maakt dit openbaar. Het eerste verslag wordt bij de Commissie ingediend op … [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn].”.


* Richtlijn 2006/118/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de voorkoming en beheersing van grondwaterverontreiniging (PB L 372 van 27.12.2006, blz. 19).

** Richtlijn (EU) 2020/2184 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2020 betreffende de kwaliteit van voor menselijke consumptie bestemd water (PB L 435 van 23.12.2020, blz. 1).”.


6) Artikel 8 bis wordt vervangen door:

“Artikel 8 bis

Specifieke bepalingen voor bepaalde stoffen

1. De lidstaten kunnen in de overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2000/60/EG opgestelde stroomgebiedbeheerplannen aanvullende kaarten opnemen waarin de informatie over de chemische toestand van een of meer van de volgende stoffen afzonderlijk van informatie voor de overige in deel A van bijlage I bij deze richtlijn vermelde stoffen wordt weergegeven, onverminderd de voorschriften van punt 1.4.3 van bijlage V bij die richtlijn betreffende de weergave van de algemene chemische toestand en de doelstellingen en verplichtingen vastgelegd in artikel 4, lid 1, punt a), van die richtlijn:

a) stoffen die in deel A van bijlage I zijn aangewezen als stoffen die zich gedragen als alomtegenwoordige PBT’s;

b) stoffen die bij de meest recente evaluatie nieuw geselecteerd zijn overeenkomstig artikel 8;

c) stoffen waarvoor bij de meest recente evaluatie een strengere milieukwaliteitsnorm is vastgesteld overeenkomstig artikel 8.

De lidstaten kunnen in de overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 2000/60/EG opgestelde stroomgebiedbeheerplannen vermelden in hoeverre mag worden afgeweken van de waarde van de milieukwaliteitsnorm voor de in de eerste alinea, punten a), b) en c), bedoelde stoffen. De lidstaten die aanvullende kaarten als bedoeld in de eerste alinea verstrekken, zien erop toe dat zij op het niveau van het stroomgebied en op het niveau van de Unie onderling kunnen worden vergeleken en stellen de gegevens beschikbaar overeenkomstig Richtlijn 2003/4/EG, Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad* en Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad**.

2. De lidstaten kunnen de stoffen die in deel A van bijlage I zijn aangewezen als stoffen die zich gedragen als alomtegenwoordige PBT’s minder intensief monitoren dan vereist voor prioritaire stoffen krachtens artikel 3, lid 4, van deze richtlijn en bijlage V bij Richtlijn 2000/60/EG, op voorwaarde dat de monitoring representatief is en reeds een statistisch robuust referentiekader beschikbaar is met betrekking tot de aanwezigheid van die stoffen in het aquatisch milieu. Als richtsnoer geldt dat de monitoring overeenkomstig artikel 3, lid 6, tweede alinea, van deze richtlijn, elke drie jaar wordt uitgevoerd, tenzij technische kennis en het oordeel van deskundigen een ander interval rechtvaardigen.

3. De lidstaten monitoren vanaf … [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = de eerste dag van de maand na 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] gedurende twee jaar de aanwezigheid van oestrogene stoffen in waterlichamen, met gebruikmaking van effectgerichte monitoringmethoden. Zij voeren de monitoring in elk van die twee jaren ten minste viermaal uit op plaatsen waar de drie in deel A van bijlage I bij deze richtlijn vermelde oestrogene hormonen 17ß-estradiol (E2), estron (E1) en 17α-ethinylestradiol (EE2) worden gemonitord met behulp van conventionele analysemethoden overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2000/60/EG en bijlage V bij die richtlijn. De lidstaten kunnen gebruikmaken van het netwerk van monitoringlocaties die zijn aangewezen voor de bewaking van representatieve oppervlaktewaterlichamen overeenkomstig punt 1.3.1 van bijlage V bij Richtlijn 2000/60/EG.


* Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire) (PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1).

** Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 56).”.

7) Artikel 8 ter wordt vervangen door:

“Artikel 8 ter

Aandachtstoffenlijst

“1. De Commissie is bevoegd uitvoeringshandelingen vast te stellen om, rekening houdend met door het ECHA opgestelde wetenschappelijke verslagen, een aandachtstoffenlijst op te stellen van stoffen waarvoor voor de gehele Unie geldende monitoringgegevens moeten worden verkregen van de lidstaten, en om de opmaakvoorschriften vast te stellen die de lidstaten moeten gebruiken om de resultaten van die monitoring en de daarmee verband houdende informatie aan de Commissie te rapporteren. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 9, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

De aandachtstoffenlijst bevat nooit meer dan tien stoffen of groepen van stoffen en vermeldt voor elke stof de monitoringmatrices en de mogelijke analysemethoden. Die monitoringmatrices en -methoden mogen voor de bevoegde autoriteiten geen buitensporige kosten met zich meebrengen. De in de aandachtstoffenlijst op te nemen stoffen worden geselecteerd uit de stoffen waarvoor de beschikbare informatie erop wijst dat zij op het niveau van de Unie een significant risico voor of via het aquatisch milieu kunnen betekenen en waarvoor de monitoringgegevens onvoldoende zijn. De aandachtstoffenlijst bevat zorgwekkend wordende stoffen.

Zodra geschikte monitoringmethoden voor microplastics en geselecteerde genen voor resistentie tegen antimicrobiële middelen zijn vastgesteld, worden die stoffen in de aandachtstoffenlijst opgenomen.

Het ECHA stelt wetenschappelijke verslagen op om de Commissie te helpen bij het selecteren van de stoffen voor de aandachtstoffenlijst, rekening houdend met de volgende informatie:

a) de resultaten van de meest recente regelmatige herziening van bijlage I bij deze richtlijn;

b) aanbevelingen van betrokkenen als bedoeld in artikel 8 van Richtlijn 2008/105/EG;

c) de karakterisering van stroomgebiedsdistricten door de lidstaten overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2000/60/EG en de resultaten van de overeenkomstig artikel 8 van die richtlijn vastgestelde monitoringprogramma’s;

d) informatie over productievolumen, gebruikspatronen, intrinsieke eigenschappen (met inbegrip van, in voorkomend geval, deeltjesgrootte), concentraties in het milieu en schadelijke gevolgen voor de gezondheid van de mens en het aquatisch milieu van een stof, met inbegrip van informatie die is verzameld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1907/2006, Verordening (EG) nr. 1107/2009, Verordening (EU) nr. 528/2012, Verordening (EU) 2019/6, Richtlijn 2001/83/EG en Richtlijn 2009/128/EG;

e) onderzoeksprojecten en wetenschappelijke publicaties, met inbegrip van op modellen of andere voorspellende evaluaties gebaseerde informatie over trends en voorspellingen, en de gegevens en informatie van teledetectietechnologieën, aardobservatie (Copernicusdiensten), sensoren en apparaten ter plaatse of gegevens van burgerwetenschap, door gebruik te maken van de mogelijkheden die artificiële intelligentie en geavanceerde analyse en verwerking van gegevens bieden.

Het ECHA stelt om de drie jaar een verslag op met een samenvatting van de bevindingen van de krachtens de vierde alinea opgestelde wetenschappelijke verslagen en maakt dat verslag openbaar. Het eerste ECHA-verslag wordt uiterlijk op … [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = de eerste dag van de eenentwintigste maand na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] ter beschikking worden gesteld.

2. De aandachtstoffenlijst wordt uiterlijk op X [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = de laatste dag van de drieëntwintigste maand na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] en daarna om de 36 maanden geactualiseerd. De Commissie schrapt bij het bijwerken van de aandachtstoffenlijst elke stof van de bestaande aandachtstoffenlijst waarvoor zij het mogelijk acht het risico ervan voor het aquatisch milieu te beoordelen zonder aanvullende monitoringgegevens. Wanneer de aandachtstoffenlijst wordt bijgewerkt, mag een afzonderlijke stof of groep stoffen nog eens maximaal drie jaar op de toezichtlijst blijven staan wanneer aanvullende monitoringgegevens nodig zijn om het risico voor het aquatisch milieu te beoordelen. Elke bijgewerkte aandachtstoffenlijst bevat ook een of meer nieuwe stoffen waarvoor de Commissie, op basis van de wetenschappelijke verslagen van het ECHA, van oordeel is dat er sprake is van een risico voor het aquatisch milieu.

3. De lidstaten monitoren elke stof of groep stoffen op de aandachtstoffenlijst op geselecteerde representatieve meetstations gedurende 24 maanden. De monitoringperiode begint binnen zes maanden na de opneming van de stof in de lijst.

Elke lidstaat selecteert ten minste één meetstation, plus één station indien hij meer dan een miljoen inwoners heeft, plus het aantal stations dat gelijk is aan zijn geografische oppervlakte in km2 gedeeld door 60 000 (afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal), plus het aantal stations dat gelijk is aan zijn bevolking gedeeld door vijf miljoen (afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal).

Bij het selecteren van representatieve meetstations en het vastleggen van de meetfrequentie en de seizoensgebonden meettijdstippen voor elke stof of groep stoffen houden de lidstaten rekening met de gebruikspatronen en het mogelijk voorkomen van de stof of groep stoffen. De monitoringfrequentie bedraagt ten minste tweemaal per jaar, behalve voor stoffen die gevoelig zijn voor klimaatvariabiliteit of seizoensveranderingen, waarvoor de monitoring vaker wordt uitgevoerd, zoals bepaald in de overeenkomstig lid 1 vastgestelde uitvoeringshandeling tot vaststelling van de aandachtstoffenlijst.

Wanneer een lidstaat uit bestaande monitoringprogramma’s of studies voor een bepaalde stof of groep stoffen voldoende, vergelijkbare, representatieve en recente monitoringgegevens kan verkrijgen en aan de Commissie kan verstrekken, kan hij besluiten om voor die stof of groep stoffen geen aanvullende monitoring in het kader van het aandachtstoffenlijstmechanisme uit te voeren, mits de stof of groep stoffen is gemonitord met behulp van een methodologie die in overeenstemming is met de monitoringmatrices en analysemethoden als bedoeld in de uitvoeringshandeling tot vaststelling van de aandachtstoffenlijst, alsook met Richtlijn 2009/90/EG*.

4. De lidstaten stellen de resultaten van de in lid 3 van dit artikel bedoelde monitoring beschikbaar overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Richtlijn 2000/60/EG en de overeenkomstig lid 1 vastgestelde uitvoeringshandeling tot vaststelling van de aandachtstoffenlijst. Ook stellen zij de informatie over de representativiteit van de meetstations en over de monitoringstrategie ter beschikking.

5. Het ECHA evalueert de monitoringresultaten aan het einde van de in lid 3 bedoelde termijn van 24 maanden en beoordeelt welke stoffen of groepen stoffen nog eens 24 maanden moeten worden gemonitord en daarom op de aandachtstoffenlijst moeten blijven staan en welke stoffen of groepen stoffen van de aandachtstoffenlijst kunnen worden verwijderd.

Indien de Commissie, rekening houdend met de in de eerste alinea bedoelde beoordeling door het ECHA, tot de conclusie komt dat er geen verdere monitoring nodig is om het risico voor het aquatisch milieu verder te beoordelen, wordt die beoordeling in aanmerking genomen bij de in artikel 8 bedoelde herziening van bijlage I of II.


* Richtlijn 2009/90/EG van de Commissie van 31 juli 2009 tot vaststelling van technische specificaties voor de chemische analyse en monitoring van de watertoestand krachtens Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 201 van 1.8.2009, blz. 36).”.

8) Het volgende artikel 8 quinquies wordt ingevoegd:

“Artikel 8 quinquies

Stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen

1. De lidstaten stellen milieukwaliteitsnormen vast en passen deze toe voor de stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen die vallen onder de categorieën van deel A van bijlage II bij deze richtlijn, wanneer die verontreinigende stoffen een risico inhouden voor waterlichamen in een of meer van hun stroomgebiedsdistricten op basis van de analyses en beoordelingen uit hoofde van artikel 5 van Richtlijn 2000/60/EU, overeenkomstig de procedure van deel B van bijlage II bij deze richtlijn.

De lidstaten stellen het ECHA uiterlijk op [Publicatiebureau: gelieve de datum in te voegen = de eerste dag van de maand na 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] in kennis van de in de eerste alinea bedoelde milieukwaliteitsnormen. Het ECHA maakt die informatie openbaar.

2. Wanneer overeenkomstig artikel 8 milieukwaliteitsnormen voor stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen op het niveau van de Unie zijn vastgesteld en in deel C van bijlage II zijn opgenomen, hebben die milieukwaliteitsnormen voorrang op milieukwaliteitsnormen voor stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen die overeenkomstig lid 1 op nationaal niveau zijn vastgesteld. Die op het niveau van de Unie vastgestelde milieukwaliteitsnormen worden ook door de lidstaten toegepast om vast te stellen of de in bijlage II, deel C, vermelde stroomgebiedspecifieke verontreinigende stoffen een risico vormen.

3. In voorkomend geval moeten de toepasselijke nationale of op het niveau van de Unie vastgestelde milieukwaliteitsnormen worden nageleefd opdat een waterlichaam in een goede chemische toestand kan verkeren, overeenkomstig de definitie in artikel 2, lid 24, van Richtlijn 2000/60/EG.”.  

9) Artikel 10 wordt geschrapt.

10) Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage V bij deze richtlijn.

11) De tekst van bijlage VI bij deze richtlijn wordt als bijlage II toegevoegd.

Artikel 4

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op [PB: gelieve de datum in te vullen = de eerste dag van de maand na 18 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn] aan deze richtlijn te voldoen.

2. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onmiddellijk mee. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 5

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 6

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.