Artikelen bij COM(2023)226 - Wijziging van Verordening (EU) nr. 806/2014 wat betreft vroegtijdige-interventiemaatregelen, afwikkelingsvoorwaarden en financiering van afwikkelingsmaatregelen

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Wijzigingen in Verordening (EU) nr. 806/2014

Verordening (EU) nr. 806/2014 wordt als volgt gewijzigd:

(1) artikel 3, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

(a)punt 24 bis wordt vervangen door:

“24 bis. “af te wikkelen entiteit”: een in een deelnemende lidstaat gevestigde rechtspersoon die overeenkomstig artikel 8 van deze verordening door de afwikkelingsraad of de nationale afwikkelingsautoriteit is aangemerkt als een entiteit waarvoor het afwikkelingsplan in een afwikkelingsmaatregel voorziet;”;

(b)de volgende punten 24 quinquies en 24 sexies worden ingevoegd:

“24 quinquies. “niet-EU mondiaal systeemrelevante instelling” of “niet-EU-MSI”: een niet-EU-MSI in de zin van artikel 4, lid 1, punt 134, van Verordening (EU) nr. 575/2013;

24 sexies.    “MSI-entiteit”: een entiteit uit de financiële sector in de zin van artikel 4, lid 1, punt 136, van Verordening (EU) nr. 575/2013;’;

(c)punt 49 wordt vervangen door:

“49. “bail-inbare passiva”: de passiva, met inbegrip van de passiva die aanleiding geven tot boekhoudkundige voorzieningen, en kapitaalinstrumenten die niet in aanmerking komen als tier 1-kernkapitaalinstrumenten, aanvullende tier 1-instrumenten of tier 2-instrumenten van een entiteit als bedoeld in artikel 2 die niet van het toepassingsgebied van het instrument van bail-in zijn uitgesloten op grond van artikel 27, lid 3;”;

(2) In artikel 4 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:

“1 bis. De lidstaten stellen de afwikkelingsraad zo spoedig mogelijk in kennis van hun verzoek om een nauwe samenwerking met de ECB aan te gaan overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

Na de kennisgeving op grond van artikel 7 van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en voordat een nauwe samenwerking tot stand komt, verstrekken de lidstaten alle informatie over de op hun grondgebied gevestigde entiteiten en groepen die de afwikkelingsraad nodig kan hebben om de hem bij deze verordening en de overeenkomst opgedragen taken voor te bereiden.”;

(3) Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 3, vierde alinea, wordt de eerste zin vervangen door:

“De nationale afwikkelingsautoriteiten passen bij het verrichten van de in dit lid bedoelde taken de desbetreffende bepalingen van deze verordening toe. Alle verwijzingen naar de afwikkelingsraad in artikel 5, lid 2, artikel 6, lid 5, artikel 8, leden 6, 8, 12 en 13, artikel 10, leden 1 tot en met 10, artikel 10 bis, de artikelen 11 tot en met 14, artikel 15, leden 1, 2 en 3, artikel 16, artikel 18, leden 1, 1 bis, 2 en 6, artikel 20, artikel 21, leden 1 tot en met 7, artikel 21, lid 8, tweede alinea, artikel 21, leden 9 en 10, artikel 22, leden 1, 3 en 6, de artikelen 23 en 24, artikel 25, lid 3, artikel 27, leden 1 tot en met 15, artikel 27, lid 16, tweede alinea, tweede zin, derde alinea, en vierde alinea, eerste, derde en vierde zin, en artikel 32 worden gelezen als verwijzingen naar de nationale afwikkelingsautoriteiten met betrekking tot de in de eerste alinea van dit lid bedoelde groepen en entiteiten.”;

(b)lid 5 wordt als volgt gewijzigd:

i) de woorden “artikel 12, lid 2” worden vervangen door “artikel 12, lid 3”;

ii) de volgende alinea wordt toegevoegd:

“Nadat de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving van kracht is geworden, kunnen de deelnemende lidstaten besluiten dat de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de taken met betrekking tot andere op hun grondgebied gevestigde entiteiten en groepen dan die bedoeld in lid 2, wordt teruggegeven aan de nationale afwikkelingsautoriteiten, in welk geval de eerste alinea niet langer van toepassing is. Lidstaten die voornemens zijn van die mogelijkheid gebruik te maken, stellen de afwikkelingsraad en de Commissie daarvan in kennis. De kennisgeving wordt van kracht op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.”;

(4) Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 2 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“De afwikkelingsraad kan de nationale afwikkelingsautoriteiten opdragen de in artikel 10, lid 8, van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde bevoegdheden uit te oefenen. De nationale afwikkelingsautoriteiten voeren de instructies van de afwikkelingsraad uit in overeenstemming met artikel 29 van deze verordening.”;

(b)in lid 10 wordt de volgende alinea toegevoegd:

“De vaststelling van de maatregelen die moeten worden genomen ten aanzien van de in de eerste alinea, punt b), bedoelde dochterondernemingen die geen af te wikkelen entiteiten zijn, kan door de afwikkelingsraad aan een vereenvoudigde aanpak worden onderworpen indien een dergelijke aanpak de afwikkelbaarheid van de groep niet negatief zou beïnvloeden, rekening houdend met de omvang van de dochteronderneming, haar risicoprofiel, het ontbreken van kritieke functies en de afwikkelingsstrategie van de groep.”;

(c)het volgende lid 14 wordt toegevoegd:

“14. De afwikkelingsraad stelt geen afwikkelingsplannen vast voor de in lid 1 bedoelde entiteiten en groepen wanneer artikel 22, lid 5, van toepassing is of wanneer de entiteit of groep wordt geliquideerd overeenkomstig het toepasselijke nationale recht overeenkomstig artikel 32 ter van Richtlijn 2014/59/EU.”;

(5) Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 4, vierde alinea, worden de woorden “eerste alinea” vervangen door de woorden “derde alinea”;

(b)in alinea 7 worden de woorden “dat tot de instelling of de moederonderneming is gericht” vervangen door de woorden “dat tot de entiteit of de moederonderneming is gericht” en worden de woorden “effect op het bedrijfsmodel van de instelling” vervangen door de woorden “effect op het bedrijfsmodel van de entiteit of de groep”;

(c)lid 10 wordt als volgt gewijzigd:

i) in de tweede alinea wordt het woord “instelling” vervangen door de woorden “betrokken entiteit”;

ii) in de derde alinea wordt het woord “instelling” vervangen door het woord “entiteit”;

iii) de volgende alinea wordt toegevoegd:

“Indien de door de betrokken entiteit voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid daadwerkelijk verminderen of wegnemen, neemt de afwikkelingsraad een besluit, na raadpleging van de ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit en, in voorkomend geval, de aangewezen macroprudentiële autoriteit. In dat besluit wordt aangegeven dat de voorgestelde maatregelen de belemmeringen voor de afwikkelbaarheid daadwerkelijk verminderen of wegnemen en worden de nationale afwikkelingsautoriteiten opgedragen de instelling, de moederonderneming of een dochteronderneming van de betrokken groep te verplichten de voorgestelde maatregelen uit te voeren.”;

(6) Artikel 10 bis wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 wordt de aanhef vervangen door:

“1. Indien een entiteit zich in een situatie bevindt waarin zij voldoet aan het gecombineerde buffervereiste, wanneer dit vereiste in beschouwing wordt genomen naast elk van de vereisten, bedoeld in artikel 141 bis, lid 1, punten a), b) en c), van Richtlijn 2013/36/EU, maar niet aan het gecombineerde buffervereiste voldoet wanneer het in beschouwing wordt genomen naast de vereisten bedoeld in de artikelen 12 quinquies en 12 sexies van deze verordening, als berekend overeenkomstig artikel 12 bis, lid 2, punt a), van deze verordening, heeft de afwikkelingsraad de bevoegdheid, overeenkomstig de leden 2 en 3 van dit artikel, de nationale afwikkelingsautoriteit op te dragen een entiteit te verbieden uitkeringen voor een bedrag dat hoger is dan het maximaal uitkeerbare bedrag voor het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva (“M-MDA”), berekend overeenkomstig lid 4 van dit artikel, te verrichten door het stellen van een van de volgende handelingen:’;

(b)het volgende lid 7 wordt toegevoegd:

“7. Wanneer een entiteit niet op dezelfde basis aan het gecombineerde buffervereiste is onderworpen als de basis waarop zij aan de in de artikelen 12 quinquies en 12 sexies bedoelde vereisten moet voldoen, past de afwikkelingsraad de leden 1 tot en met 6 van dit artikel toe op basis van de raming van het gecombineerde buffervereiste overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1118* van de Commissie. Artikel 128, vierde lid, van Richtlijn 2013/36/EU is van toepassing.

De afwikkelingsraad neemt het in de eerste alinea bedoelde geraamde gecombineerde buffervereiste op in het besluit tot vaststelling van de in de artikelen 12 quinquies en 12 sexies van deze verordening bedoelde vereisten. De entiteit maakt het geraamde gecombineerde buffervereiste samen met de in artikel 45 decies, lid 3, van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde informatie openbaar.

______________________________

* Gedelegeerde Verordening (EU) 2021/1118 van de Commissie van 26 maart 2021 tot aanvulling van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen tot nadere bepaling van de door afwikkelingsautoriteiten te gebruiken methode voor het ramen van het in artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad bedoelde vereiste en het gecombineerde buffervereiste voor af te wikkelen entiteiten op het geconsolideerde niveau van de af te wikkelen groep, ingeval de af te wikkelen groep niet onderworpen is aan die vereisten uit hoofde van die richtlijn (PB L 241 van 8.7.2021, blz. 1).”;

(7) Aan artikel 12 wordt het volgende lid 8 toegevoegd:

“8. De afwikkelingsraad is verantwoordelijk voor het verlenen van de in artikel 77, lid 2, en artikel 78 bis van Verordening (EU) nr. 575/2013 bedoelde toestemmingen aan de in lid 1 van dit artikel bedoelde entiteiten. De afwikkelingsraad richt zijn besluit tot de betrokken entiteit.”;

(8) in artikel 12 bis wordt lid 1 vervangen door:

“1. De afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten zorgen ervoor dat de in artikel 12, leden 1 en 3, bedoelde entiteiten te allen tijde voldoen aan de vereisten voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva indien voorgeschreven en zoals bepaald door de afwikkelingsraad overeenkomstig dit artikel en de artikelen 12 ter tot en met 12 decies.”;

(9) artikel 12 quater wordt als volgt gewijzigd:

(a)in de leden 4 en 5 wordt het woord “MSI’s” vervangen door de woorden “MSI-entiteiten”;

(b)in de aanhef van lid 7 worden de woorden “lid 3” vervangen door de woorden “lid 4”, en wordt het woord “MSI’s” vervangen door de woorden “MSI-entiteiten”;

(c)lid 8 wordt als volgt gewijzigd:

i) in de eerste alinea wordt het woord “MSI’s” vervangen door de woorden “MSI-entiteiten”;

ii) in de tweede alinea, punt c), wordt het woord “MSI” vervangen door de woorden “MSI-entiteit”;

(d)het volgende lid 10 wordt toegevoegd:

“10. De afwikkelingsraad kan af te wikkelen entiteiten toestaan aan de in de leden 4, 5 en 7 bedoelde vereisten te voldoen met gebruikmaking van eigen vermogen of passiva als bedoeld in de leden 1 en 3 wanneer aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

(a)voor entiteiten die MSI-entiteiten zijn of af te wikkelen entiteiten waarop artikel 12 quinquies, lid 4 of 5, van toepassing is, heeft de afwikkelingsraad het in lid 4 van dit artikel bedoelde vereiste niet overeenkomstig de eerste alinea van dat lid verlaagd;

(b)de in lid 1 van dit artikel bedoelde passiva die niet voldoen aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 72 ter, lid 2, punt d), van Verordening (EU) nr. 575/2013, voldoen aan de voorwaarden van artikel 72 ter, lid 4, punten b) tot en met e), van die verordening.”;

(10) in artikel 12 quinquies, lid 3, achtste alinea, en lid 6, achtste alinea, worden de woorden “kritieke economische functies” vervangen door de woorden “kritieke functies”;

(11) het volgende artikel 12 quinquies bis wordt ingevoegd:

“Artikel 12 quinquies bis

Vaststelling van het minimumvereiste voor eigen vermogen en in aanmerking komende passiva voor overdrachtsstrategieën die tot terugtrekking uit de markt leiden

1. Bij de toepassing van artikel 12 quinquies op een af te wikkelen entiteit waarvan de voorkeursafwikkelingsstrategie hoofdzakelijk voorziet in het gebruik van het instrument van verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggingsinstelling en het verlaten van de markt, stelt de afwikkelingsraad het in artikel 12 quinquies, lid 3, bedoelde herkapitalisatiebedrag op evenredige wijze vast op basis van de volgende criteria, al naargelang het geval:

(a)de omvang, het bedrijfsmodel, het financieringsmodel en het risicoprofiel van de af te wikkelen entiteit, en de diepte van de markt waarop de af te wikkelen entiteit actief is;

(b)de aandelen, andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of passiva die moeten worden overgedragen aan een ontvanger zoals aangegeven in het afwikkelingsplan, rekening houdend met:

i) de kernactiviteiten en kritieke functies van de af te wikkelen entiteit;

ii) de van bail-in uitgesloten passiva overeenkomstig artikel 27, lid 3;

iii) de waarborgen in de zin van artikelen 73 tot en met 80 van Richtlijn 2014/59/EU;

(c)de verwachte waarde en verhandelbaarheid van de in punt b) bedoelde aandelen, andere eigendomsinstrumenten, activa, rechten of passiva van de afwikkelingsentiteit, rekening houdend met:

i) alle door de afwikkelingsautoriteit vastgestelde materiële belemmeringen voor de afwikkelbaarheid die rechtstreeks verband houden met de toepassing van het instrument van verkoop van de onderneming of het instrument van de overbruggingsinstelling;

ii) de verliezen die voortvloeien uit de activa, rechten of passiva die in de resterende instelling zijn achtergebleven;

(d)of de voorkeursafwikkelingsstrategie voorziet in de overdracht van door de af te wikkelen entiteit uitgegeven aandelen of andere eigendomsinstrumenten, dan wel van alle of een deel van de activa, rechten en passiva van de af te wikkelen entiteit;

(e)of de voorkeursafwikkelingsstrategie voorziet in de toepassing van het instrument van afsplitsing van activa.

2. Indien het afwikkelingsplan bepaalt dat de entiteit volgens een normale insolventieprocedure of een andere gelijkwaardige nationale procedure zal worden geliquideerd en voorziet in het gebruik van het depositogarantiestelsel overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Richtlijn 2014/49/EU, houdt de afwikkelingsraad bij het uitvoeren van de in artikel 12 quinquies, lid 2 bis, tweede alinea, van deze verordening bedoelde beoordeling ook rekening met lid 1 van dit artikel.

3. De toepassing van lid 1 mag niet leiden tot een bedrag dat hoger is dan het bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 12 quinquies, lid 3.”;

(12) in artikel 12 sexies, lid 1, worden de woorden “MSI of deel van een MSI” vervangen door de woorden “MSI-entiteit”;

(13) Artikel 27 octies wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) de tweede alinea wordt vervangen door:

“De afwikkelingsraad kan na raadpleging van de bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de ECB, besluiten om het in dit artikel neergelegde vereiste toe te passen op een in artikel 2, punt b), bedoelde entiteit en op een in artikel 2, punt c), bedoelde instelling die een dochteronderneming van een af te wikkelen entiteit is, maar zelf geen af te wikkelen entiteit is.”;

ii) in de derde alinea worden de woorden “eerste alinea” vervangen door de woorden “eerste en tweede alinea”;

(b)het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

“4. Wanneer in de Unie gevestigde dochterondernemingen, of een moederonderneming in de Unie en haar dochterinstellingen, overeenkomstig de algemene afwikkelingsstrategie geen af te wikkelen entiteiten zijn en de leden van het Europees afwikkelingscollege, wanneer dat overeenkomstig artikel 89 van Richtlijn 2014/59/EU is opgericht, met die strategie instemmen, voldoen in de Unie gevestigde dochterondernemingen of, op geconsolideerde basis, de moederonderneming in de Unie aan het vereiste van artikel 12 bis, lid 1, door de in lid 2, punten a) en b), van dit artikel bedoelde instrumenten te verstrekken aan een van de volgende entiteiten:

(a)hun uiteindelijke moederonderneming die in een derde land is gevestigd;

(b)de dochterondernemingen van die uiteindelijke moederonderneming die in hetzelfde derde land zijn gevestigd;

(c)andere entiteiten onder de voorwaarden van lid 2, punt a), i) en punt b), ii), van dit artikel.”;

(14) Artikel 12 duodecies wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1, eerste alinea, wordt de eerste zin vervangen door:

“In afwijking van artikel 12 bis, lid 1, bepaalt de afwikkelingsraad passende overgangsperioden voor entiteiten om te voldoen aan de vereisten in artikel 12 septies of artikel 12 octies, of aan de vereisten die voortvloeien uit de toepassing van artikel 12 quater, lid 4, 5 of 7, naargelang het geval.”;

(b)in lid 3, punt a), worden de woorden “de afwikkelingsraad of de nationale afwikkelingsautoriteit” vervangen door de woorden “de afwikkelingsraad”;

(c)in lid 4 worden de woorden “MSI” vervangen door de woorden “MSI of een niet-EU-MSI”;

(d)in de leden 5 en 6 worden de woorden “de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten” vervangen door de woorden “de afwikkelingsraad”;

(15) artikel 13 wordt vervangen door:

“Artikel 13

Vroegtijdige-interventiemaatregelen

1. De ECB kan vroegtijdige-interventiemaatregelen toepassen indien een entiteit als bedoeld in artikel 7, lid 2, punt a), aan een van de volgende voorwaarden voldoet:

(a)de entiteit voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 102 van Richtlijn 2013/36/EU of in artikel 16, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 en een van de volgende elementen is van toepassing:

i) de entiteit heeft niet de door de ECB vereiste corrigerende maatregelen genomen, waaronder de maatregelen bedoeld in artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU, artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 of artikel 49 van Richtlijn (EU) 2019/2034;

ii) de ECB oordeelt dat andere corrigerende maatregelen dan vroegtijdige-interventiemaatregelen onvoldoende zijn om de problemen aan te pakken, onder meer vanwege een snelle en aanzienlijke verslechtering van de financiële situatie van de entiteit;

(b)de entiteit schendt in de twaalf maanden na de beoordeling van de ECB de vereisten die zijn vastgelegd in titel II van Richtlijn 2014/65/EU, in de artikelen 3 tot en met 7, 14 tot en met 17, of 24, 25 en 26 van Verordening (EU) nr. 600/2014, of in de artikelen 12 septies of 12 octies van deze verordening, of zal deze waarschijnlijk schenden.

De ECB kan bepalen dat aan de in de eerste alinea, punt a), ii), bedoelde voorwaarde is voldaan zonder eerder andere corrigerende maatregelen te hebben genomen, waaronder de uitoefening van de bevoegdheden bedoeld in artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU of in artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013.

2. Voor de toepassing van lid 1 omvatten de vroegtijdige-interventiemaatregelen het volgende:

(a)het vereiste dat het leidinggevend orgaan van de entiteit een van de volgende handelingen verricht:

i) een of meer regelingen of maatregelen van het herstelplan uitvoeren;

ii) het herstelplan overeenkomstig artikel 5, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU bijwerken wanneer de omstandigheden die tot de vroegtijdige interventie hebben geleid, verschillen van de aannamen in het oorspronkelijke herstelplan en binnen een specifieke termijn een of meer van de in het bijgewerkte herstelplan opgenomen regelingen of maatregelen uitvoeren;

(b)het vereiste dat het leidinggevend orgaan van de entiteit een vergadering van aandeelhouders van de entiteit bijeenroept, of, indien het leidinggevend orgaan niet aan dat vereiste voldoet, zelf rechtstreeks een aandeelhoudersvergadering bijeenroepen, en in beide gevallen de agenda vaststellen en verlangen dat bepaalde besluiten ter aanneming door de aandeelhouders worden voorgelegd;

(c)het vereiste dat het leidinggevend orgaan van de entiteit een plan opstelt, in voorkomend geval in overeenstemming met het herstelplan, voor onderhandelingen over de herstructurering van de schuld met sommige of al haar crediteuren;

(d)het vereiste om de juridische structuur van de instelling te wijzigen;

(e)het vereiste om het hoger management of het leidinggevend orgaan van de entiteit in zijn geheel of met betrekking tot individuele personen te ontslaan of te vervangen, overeenkomstig artikel 13 bis;

(f)de benoeming van een of meer tijdelijke bewindvoerders van de entiteit, overeenkomstig artikel 13 ter.

3. De ECB kiest de passende vroegtijdige-interventiemaatregelen op basis van wat evenredig is met de nagestreefde doelstellingen, gelet op de ernst van de inbreuk of waarschijnlijke inbreuk en de snelheid van de verslechtering van de financiële situatie van de entiteit, naast andere relevante informatie.

4. Voor elk van de in lid 2 genoemde maatregelen stelt de ECB een termijn vast die passend is voor de voltooiing van die maatregel en die de ECB in staat stelt de doeltreffendheid ervan te beoordelen.

5. Wanneer een groep entiteiten omvat die in deelnemende lidstaten en in niet-deelnemende lidstaten zijn gevestigd, vertegenwoordigt de ECB de nationale bevoegde autoriteiten van de deelnemende lidstaten, met het oog op de raadpleging van en samenwerking met de niet-deelnemende lidstaten overeenkomstig artikel 30 van Richtlijn 2014/59/EU.

Indien een groep entiteiten omvat die in deelnemende lidstaten zijn gevestigd en dochterondernemingen opgericht in, of significante bijkantoren gelegen in niet-deelnemende lidstaten, deelt de ECB eventuele voor de groep relevante besluiten of maatregelen als bedoeld in de artikelen 13 tot en met 13 quater mee aan de bevoegde autoriteiten en de afwikkelingsautoriteiten van de niet-deelnemende lidstaat, naar gelang van het geval.”;

(16) De volgende artikelen 13 bis, 13 ter en 13 quater worden ingevoegd:

“Artikel 13 bis

Vervanging van het hoger management of het leidinggevend orgaan

Voor de toepassing van artikel 13, lid 2, punt e), wordt het hoger management of het nieuwe leidinggevend orgaan, of individuele leden van die organen, benoemd overeenkomstig de wetgeving van de Unie en de nationale wetgeving en onderworpen aan de goedkeuring van de ECB.

Artikel 13 - ter Tijdelijk bewindvoerder

1. Voor de toepassing van artikel 13, lid 2, punt f), kan de ECB, op basis van wat onder de omstandigheden evenredig is, een tijdelijke bewindvoerder aanstellen om een van de volgende zaken te doen:

(a)tijdelijk het leidinggevend orgaan van de entiteit vervangen;

(b)tijdelijk samenwerken met het leidinggevend orgaan van de entiteit.

De ECB specificeert haar keuze onder de punten a) of b) bij de benoeming van de tijdelijke bewindvoerder.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt b), specificeert de ECB voorts op het tijdstip van de benoeming van de tijdelijke bewindvoerder de rol, taken en bevoegdheden van die tijdelijke bewindvoerder en eventuele vereisten voor het leidinggevend orgaan van de entiteit om de tijdelijke bewindvoerder te raadplegen of de goedkeuring van de tijdelijke bewindvoerder te verkrijgen alvorens bepaalde besluiten of maatregelen te nemen.

De ECB maakt de aanstelling van een tijdelijk bewindvoerder openbaar, tenzij de tijdelijk bewindvoerder geen bevoegdheid heeft om de entiteit te vertegenwoordigen.

Elke tijdelijke bewindvoerder voldoet aan de vereisten van artikel 91, leden 1, 2 en 3, van Richtlijn 2013/36/EU. De beoordeling door de ECB of de tijdelijke bewindvoerder aan die vereisten voldoet, maakt integraal deel uit van het besluit tot benoeming van die tijdelijke bewindvoerder.

2. Welke bevoegdheden de tijdelijk bewindvoerder heeft, wordt bij zijn of haar aanstelling door de ECB naargelang van de omstandigheden bepaald. Deze bevoegdheden kunnen sommige of alle bevoegdheden omvatten die het leidinggevend orgaan van de entiteit krachtens de statuten van de entiteit en het nationale recht heeft, met inbegrip van de bevoegdheid om sommige of alle bestuurlijke taken van het bestuur van de entiteit uit te oefenen. De bevoegdheden van de tijdelijk bewindvoerder met betrekking tot de entiteit moeten voldoen aan het toepasselijke vennootschapsrecht.

3. De ECB bakent bij de aanstelling van de tijdelijk bewindvoerder diens rol en taken af. Deze rol en taken kunnen het volgende omvatten:

(a)het onderzoeken van de economische toestand van de schuldenaar;

(b)het beheer van de onderneming of een deel van de onderneming van de entiteit om haar financiële positie in stand te houden of te herstellen;

(c)het nemen van maatregelen om de gezonde en prudente bedrijfsvoering van de entiteit te herstellen.

De ECB bakent bij de aanstelling van de tijdelijk bewindvoerder de grenzen van diens rol en taken af.

4. De ECB heeft de exclusieve bevoegdheid om de tijdelijk bewindvoerder aan te stellen en van zijn functie te ontheffen. De ECB kan de tijdelijk bewindvoerder te allen tijde om welke reden dan ook van zijn functie ontheffen. De ECB kan de aanstellingsvoorwaarden voor een tijdelijk bewindvoerder te allen tijde wijzigen, met inachtneming van dit artikel.

5. De ECB kan eisen dat voor bepaalde handelingen van een tijdelijk bewindvoerder de voorafgaande goedkeuring van de ECB is vereist. Deze vereisten worden door de ECB bij de aanstelling van de tijdelijk bewindvoerder, of bij een eventuele wijziging van de voorwaarden voor diens aanstelling nader omschreven.

Hoe dan ook mag de tijdelijk bewindvoerder de bevoegdheid om de algemene aandeelhoudersvergadering van de entiteit bijeen te roepen en de agenda van die vergadering vast te stellen alleen uitoefenen na voorafgaande toestemming van de ECB.

6. Op verzoek van de ECB stelt de tijdelijke bewindvoerder met door de ECB vastgestelde tussenpozen en in elk geval aan het einde van zijn mandaat verslagen op over de financiële positie van de entiteit en over de handelingen die hij gedurende zijn mandaat heeft verricht.

7. De tijdelijke bewindvoerder wordt benoemd voor ten hoogste één jaar. Deze periode kan in uitzonderlijke situaties worden verlengd indien de voorwaarden voor het aanstellen van de tijdelijk bewindvoerder nog steeds gelden. De ECB bepaalt deze voorwaarden en verantwoordt elke verlenging van de benoeming van de tijdelijke bewindvoerder aan de aandeelhouders.

8. De aanstelling van een tijdelijk bewindvoerder laat, onder voorbehoud van dit artikel, de rechten van de aandeelhouders zoals vastgesteld in het vennootschapsrecht van de Unie of van de betreffende lidstaat onverlet.

9. De krachtens de leden 1 tot en met 8 van dit artikel aangestelde tijdelijk bewindvoerder wordt niet geacht een schaduwdirecteur of een feitelijke directeur op grond van het nationale recht te zijn.

Artikel 13 - quater Voorbereiding van de afwikkeling

1. Voor de in artikel 7, lid 2, bedoelde entiteiten en groepen, en de in artikel 7, lid 4, punt b), en artikel 7, lid 5, bedoelde entiteiten en groepen indien aan de voorwaarden voor de toepassing van die bepalingen is voldaan, stellen de ECB of de nationale bevoegde autoriteiten de afwikkelingsraad onverwijld in kennis van het volgende:

(a)een van de maatregelen als bedoeld in artikel 16, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1024/2013 of artikel 104, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU die een entiteit of groep moet nemen;

(b)wanneer uit de toezichtactiviteit blijkt dat met betrekking tot een entiteit of groep aan de voorwaarden van artikel 13, lid 1, van deze verordening of artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU is voldaan, de beoordeling dat aan die voorwaarden is voldaan, ongeacht eventuele vroegtijdige-interventiemaatregelen;

(c)de toepassing van een van de in artikel 13 van deze verordening of artikel 27 van Richtlijn 2014/59/EU bedoelde vroegtijdige-interventiemaatregelen.

De afwikkelingsraad stelt de Commissie in kennis van elke melding die hij overeenkomstig de eerste alinea heeft ontvangen.

De ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit houdt, in samenwerking met de afwikkelingsraad, nauwlettend toezicht op de situatie van de in de eerste alinea bedoelde entiteiten en groepen en op hun naleving van de in de eerste alinea, punt a), bedoelde maatregelen die erop gericht zijn een verslechtering van de situatie van die entiteiten en groepen aan te pakken en van de in de eerste alinea, punt c), bedoelde vroegtijdige-interventiemaatregelen.

2. De ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit stelt de afwikkelingsraad zo snel mogelijk in kennis als zij van mening zijn dat er een wezenlijk risico bestaat dat één of meer van de in artikel 18, lid 4, genoemde omstandigheden van toepassing zijn op een entiteit als bedoeld in artikel 7, lid 2, of een entiteit als bedoeld in artikel 7, lid 4, punt b), en artikel 7, lid 5, indien aan de voorwaarden voor de toepassing van die bepalingen is voldaan. Deze kennisgeving bevat:

(a)de redenen van de melding;

(b)een overzicht van de maatregelen die het falen van de entiteit binnen een redelijk tijdsbestek zouden voorkomen, het verwachte effect daarvan op de entiteit wat betreft de in artikel 18, lid 4, bedoelde omstandigheden en het verwachte tijdschema voor de uitvoering van die maatregelen.

Na ontvangst van de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving beoordeelt de afwikkelingsraad, in nauwe samenwerking met de ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit, wat een redelijk tijdsbestek is voor de beoordeling van de in artikel 18, lid 1, punt b), bedoelde toestand, rekening houdend met de snelheid waarmee de omstandigheden van de entiteit verslechteren, de noodzaak om de afwikkelingsstrategie effectief uit te voeren en andere relevante overwegingen. De afwikkelingsraad deelt die beoordeling zo spoedig mogelijk mee aan de ECB of aan de betrokken nationale bevoegde autoriteit.

Na de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving houden de ECB of de desbetreffende nationale bevoegde autoriteit en de afwikkelingsraad in nauwe samenwerking toezicht op de situatie van de entiteit, de uitvoering van de desbetreffende maatregelen binnen het verwachte tijdsbestek en eventuele andere relevante ontwikkelingen. Daartoe komen de afwikkelingsraad en de ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit regelmatig bijeen, met een door de afwikkelingsraad vastgestelde frequentie, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. De ECB of de desbetreffende nationale bevoegde autoriteit en de afwikkelingsraad verstrekken elkaar onverwijld alle relevante informatie.

De afwikkelingsraad stelt de Commissie in kennis van alle informatie die hij overeenkomstig de eerste alinea heeft ontvangen.

3. De ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit verschaft de afwikkelingsraad alle door de afwikkelingsraad gevraagde informatie die nodig is voor het volgende:

(a)het actualiseren van het afwikkelingsplan en het voorbereiden van de mogelijke afwikkeling van een in artikel 7, lid 2 bedoelde entiteit, of een in artikel 7, lid 4, punt b), en artikel 7, lid 5, bedoelde entiteit, indien aan de voorwaarden voor de toepassing van die bepalingen is voldaan;

(b)het uitvoeren van een in artikel 20, leden 1 tot en met 15, bedoelde waardering.

Indien de ECB of de nationale bevoegde autoriteiten nog niet over dergelijke informatie beschikken, werken de afwikkelingsraad en de ECB en die nationale bevoegde autoriteiten samen en coördineren zij hun werkzaamheden om die informatie te verkrijgen. Te dien einde zijn de ECB en de nationale bevoegde autoriteiten bevoegd om van de entiteit te verlangen dat zij dergelijke informatie verstrekt, onder meer door inspecties ter plaatse, en om die informatie aan de afwikkelingsraad te verstrekken.

4. De afwikkelingsraad is bevoegd om de in artikel 7, lid 2, bedoelde entiteit of de in artikel 7, lid 4, punt b), en artikel 7, lid 5, bedoelde entiteit aan potentiële kopers te verkopen, of regelingen voor een dergelijke verkoop te treffen, indien aan de voorwaarden voor de toepassing van die bepalingen is voldaan of indien de entiteit daartoe verplicht is, voor de volgende doeleinden:

(a)om de afwikkeling van die entiteit voor te bereiden, met inachtneming van de in artikel 39, lid 2, van Richtlijn 2014/59/EU vermelde voorwaarden en de in artikel 88 van deze verordening neergelegde vereisten inzake het beroepsgeheim;

(b)om de beoordeling door de afwikkelingsraad van de in artikel 18, lid 1, punt b), van deze verordening bedoelde voorwaarde mee te delen.

5. Voor de toepassing van lid 4 heeft de afwikkelingsraad de bevoegdheid om:

(a)de betrokken entiteit te verzoeken een digitaal platform op te zetten voor het delen van de informatie die nodig is voor de verkoop van die entiteit met potentiële kopers of met door de afwikkelingsraad ingeschakelde adviseurs en schatters;

(b)te eisen dat de betrokken nationale afwikkelingsautoriteit een voorlopige afwikkelingsregeling voor de betrokken entiteit opstelt.

6. De vaststelling dat aan de voorwaarden van artikel 13, lid 1, van deze verordening of artikel 27, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU is voldaan en de voorafgaande vaststelling van vroegtijdige-interventiemaatregelen zijn geen noodzakelijke voorwaarden voor de afwikkelingsraad om de afwikkeling van de entiteit voor te bereiden of de in de leden 4 en 5 van dit artikel bedoelde bevoegdheden uit te oefenen.

7. De afwikkelingsraad stelt de Commissie, de ECB, de relevante nationale bevoegde autoriteiten en de relevante nationale afwikkelingsautoriteiten onverwijld in kennis van elke maatregel die hij op grond van leden 4 en 5 neemt.

8. De ECB, de nationale bevoegde autoriteiten, de afwikkelingsraad en de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten werken nauw samen:

(a)wanneer zij overwegen de in lid 1, eerste alinea, punt a), bedoelde maatregelen te nemen om een verslechtering van de situatie van een entiteit en een groep aan te pakken, alsmede de in lid 1, eerste alinea, punt c), bedoelde maatregelen;

(b)wanneer zij overwegen een van de in de leden 4 en 5 bedoelde maatregelen te nemen;

(c)tijdens de uitvoering van de in punten a) en b) van deze alinea bedoelde maatregelen.

De ECB, de nationale bevoegde autoriteiten, de afwikkelingsraad en de betrokken nationale afwikkelingsautoriteiten dragen er zorg voor dat die maatregelen en acties consistent, gecoördineerd en effectief zijn.”;

(17) in artikel 14, lid 2, worden de punten c) en d) vervangen door:

“c) overheidsmiddelen beschermen door het beroep op buitengewone openbare financiële steun tot een minimum te beperken, met name wanneer deze uit de begroting van een lidstaat komt;

d) deposanten beschermen en tegelijkertijd de verliezen voor depositogarantiestelsels tot een minimum beperken, en beleggers die onder Richtlijn 97/9/EG vallen, beschermen;”;

(18) In artikel 16 wordt lid 2 vervangen door:

“2. De afwikkelingsraad neemt een afwikkelingsmaatregel ten aanzien van een in artikel 2, punt b), bedoelde moederonderneming indien aan de in artikel 18, lid 1, gestelde voorwaarden is voldaan.

Daartoe wordt een moederonderneming als bedoeld in artikel 2, punt b), geacht te falen of waarschijnlijk te falen in een van de volgende omstandigheden:

(a)de moederonderneming voldoet aan één of meer van de voorwaarden van artikel 18, lid 4, punten b), c) of d);

(b)de moederonderneming maakt wezenlijk inbreuk, of er zijn objectieve elementen waaruit blijkt dat de moederonderneming in de nabije toekomst wezenlijk inbreuk zal maken op de toepasselijke voorschriften van Verordening (EU) nr. 575/2013 of van de nationale bepalingen tot omzetting van Richtlijn 2013/36/EU.”;

(19) Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

(a)de leden 1, 1 bis, 2 en 3 worden vervangen door:

“1. De afwikkelingsraad stelt overeenkomstig lid 6 een afwikkelingsregeling vast met betrekking tot de in artikel 7, lid 2, bedoelde entiteiten en met betrekking tot de in artikel 7, lid 4, punt b), en artikel 7, lid 5, bedoelde entiteiten, indien aan de voorwaarden voor de toepassing van deze bepalingen is voldaan maar enkel indien hij op zijn bestuursvergadering, na ontvangst van een mededeling als bedoeld in de tweede alinea of op eigen initiatief, heeft vastgesteld dat aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

(a)de entiteit faalt of zal waarschijnlijk falen;

(b)gezien de timing, de noodzaak om de afwikkelingsstrategie effectief uit te voeren en andere relevante omstandigheden valt het redelijkerwijs niet te verwachten dat ten aanzien van de entiteit genomen alternatieve maatregelen van de particuliere sector, met inbegrip van maatregelen door een institutioneel protectiestelsel, maatregelen van een toezichthouder, vroegtijdige-interventiemaatregelen of de afschrijving of omzetting van relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva, als bedoeld in artikel 21, lid 1, het falen van de entiteit binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen;

(c)een afwikkelingsmaatregel is noodzakelijk in het algemeen belang als bedoeld in lid 5.

De beoordeling van de in de eerste alinea, punt a), bedoelde voorwaarde geschiedt door de ECB voor de entiteiten bedoeld in artikel 7, lid 2, punt a), of door de desbetreffende nationale bevoegde autoriteit voor de entiteiten bedoeld in artikel 7, lid 2, punt b), artikel 7, lid 3, tweede alinea, artikel 7, lid 4, punt b), en artikel 7, lid 5, na raadpleging van de afwikkelingsraad. De afwikkelingsraad kan, op zijn bestuursvergadering, een beoordeling in die zin vaststellen maar enkel nadat hij de ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit van zijn voornemen om een dergelijke beoordeling te maken, op de hoogte heeft gesteld en enkel als de ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit niet zelf binnen drie kalenderdagen na ontvangst van die informatie een beoordeling in die zin vaststellen. De ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit verschaft de afwikkelingsraad onverwijld alle relevante informatie waarom de afwikkelingsraad verzoekt ter onderbouwing van zijn beoordeling, voordat of nadat hij door de afwikkelingsraad in kennis is gesteld van zijn voornemen de in de eerste alinea, punt a), bedoelde voorwaarde te beoordelen.

Indien de ECB of de relevante nationale bevoegde autoriteit heeft geoordeeld dat met betrekking tot een entiteit als bedoeld in de eerste alinea, punt a), is voldaan aan de in de eerste alinea bedoelde voorwaarde, delen zij die beoordeling onverwijld mee aan de Commissie en de afwikkelingsraad.

De beoordeling of aan de in de eerste alinea, punt b), bedoelde voorwaarde is voldaan, geschiedt door de afwikkelingsraad in zijn directievergadering en in nauwe samenwerking met de ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit. De ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit verstrekt de afwikkelingsraad onverwijld alle relevante informatie die de afwikkelingsraad opvraagt teneinde zijn beoordeling te kunnen maken. De ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit kan de afwikkelingsraad ook meedelen dat zij van mening is dat aan de in de eerste alinea, punt b), vastgelegde voorwaarde is voldaan.

1 bis. De afwikkelingsraad kan een afwikkelingsregeling vaststellen overeenkomstig lid 1 met betrekking tot een centraal orgaan en alle blijvend aangesloten kredietinstellingen die deel uitmaken van dezelfde af te wikkelen groep, het centraal orgaan en alle blijvend aangesloten kredietinstellingen, of de af te wikkelen groep waartoe zij behoren, als geheel aan de voorwaarden van lid 1, eerste alinea, voldoen.

2. Onverminderd de gevallen waarin de ECB overeenkomstig artikel 6, lid 5, punt b), van Verordening (EU) nr. 1024/2013 heeft besloten rechtstreeks toezichthoudende taken met betrekking tot kredietinstellingen uit te oefenen, deelt de afwikkelingsraad, indien hij een mededeling krachtens lid 1 ontvangt met betrekking tot een entiteit of groep als bedoeld in artikel 7, lid 3, zijn beoordeling als bedoeld in lid 1, vierde alinea, onverwijld mee aan de ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit.

3. De voorafgaande vaststelling van een maatregel uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EU) nr. 1024/2013, uit hoofde van artikel 27 van Richtlijn 2014/59/EU, uit hoofde van artikel 13 van deze verordening of uit hoofde van artikel 104 van Richtlijn 2013/36/EU is geen voorwaarde voor het nemen van een afwikkelingsmaatregel.”;

(b)lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

i) in de eerste alinea wordt punt d) vervangen door:

“d) er is buitengewone openbare financiële steun nodig, tenzij deze steun wordt verleend in een van de in artikel 18 bis, lid 1, bedoelde vormen”;

ii) de tweede en de derde alinea worden geschrapt.

(c)Lid 5 wordt vervangen door:

“5. Voor de toepassing van lid 1, punt c), is een afwikkelingsmaatregel in het algemeen belang indien die afwikkelingsmaatregel noodzakelijk is om een of meer van de in artikel 14 genoemde afwikkelingsdoelstellingen te verwezenlijken en daarmee evenredig is, en indien deze doelstellingen met een liquidatie van de instelling volgens een normale insolventieprocedure niet in dezelfde mate zouden worden bereikt.

Bij het uitvoeren van de in de eerste alinea bedoelde beoordeling overweegt en vergelijkt de afwikkelingsraad, op basis van de informatie waarover hij op het moment van die beoordeling beschikt, alle buitengewone openbare financiële steun waarvan redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze aan de entiteit zal worden verleend, zowel in geval van afwikkeling als in geval van liquidatie overeenkomstig het toepasselijke nationale recht.”;

(d)in lid 7 wordt de tweede alinea vervangen door:

“Binnen 24 uur vanaf de toezending van de afwikkelingsregeling door de afwikkelingsraad bevestigt de Commissie de afwikkelingsregeling of maakt zij daartegen bezwaar, hetzij met betrekking tot de discretionaire aspecten van de afwikkelingsregeling in de gevallen waarin niet is voorzien in de derde alinea van dit lid, hetzij met betrekking tot het voorgestelde gebruik van staatssteun of steun van het Fonds die niet verenigbaar met de interne markt wordt geacht.”;

(e)het volgende lid 11 wordt toegevoegd:

“11. Indien aan de in lid 1, punten a) en b), bedoelde voorwaarden is voldaan, kan de afwikkelingsraad de nationale afwikkelingsautoriteiten opdragen de bevoegdheden naar nationaal recht ter omzetting van artikel 33 bis van Richtlijn 2014/59/EU uit te oefenen, overeenkomstig de in het nationale recht vastgestelde voorwaarden. De nationale afwikkelingsautoriteiten voeren de instructies van de afwikkelingsraad uit in overeenstemming met artikel 29.”;

(20) het volgende artikel 18 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 18 bis

Buitengewone openbare financiële steun

1. Buitengewone openbare financiële steun buiten afwikkelingsmaatregelen om kan alleen in een van de volgende gevallen aan een entiteit als bedoeld in artikel 2 worden verleend, mits de buitengewone openbare financiële steun voldoet aan de voorwaarden en vereisten die in de staatssteunregels van de Unie zijn vastgelegd:

(a)wanneer de buitengewone openbare financiële steun, teneinde een ernstige verstoring in de economie van een lidstaat te verhelpen of de financiële stabiliteit te vrijwaren, één van de volgende vormen aanneemt:

i) een staatsgarantie ter dekking van liquiditeitsfaciliteiten die door centrale banken tegen de voor centrale banken geldende voorwaarden worden verschaft;

ii) een staatsgarantie met betrekking tot nieuwe verplichtingen;

iii) een verwerving van andere eigenvermogensinstrumenten dan tier 1-kernkapitaalinstrumenten of van andere kapitaalinstrumenten, of een gebruik van maatregelen voor probleemactiva tegen prijzen, looptijd en voorwaarden die de betrokken instelling of entiteit geen onrechtmatig voordeel opleveren, mits geen van de omstandigheden als bedoeld in artikel 18, lid 4, punten a), b) of c), of artikel 21, lid 1, zich voordoet op het tijdstip waarop de openbare steun wordt verleend.

(b)wanneer de buitengewone openbare financiële steun de vorm aanneemt van een interventie door een depositogarantiestelsel om de financiële soliditeit en de levensvatbaarheid op lange termijn van de kredietinstelling in stand te houden overeenkomstig de voorwaarden van de artikelen 11 bis en 11 ter van Richtlijn 2014/49/EU, mits geen van de in artikel 18, lid 4, bedoelde omstandigheden zich voordoet;

(c)wanneer de buitengewone openbare financiële steun de vorm aanneemt van een interventie door een depositogarantiestelsel in het kader van de liquidatie van een instelling overeenkomstig artikel 32 ter van Richtlijn 2014/59/EU en overeenkomstig de voorwaarden van artikel 11, lid 5, van Richtlijn 2014/49/EU;

(d)wanneer de buitengewone openbare financiële steun de vorm aanneemt van staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU die wordt verleend in het kader van de liquidatie van de instelling of entiteit overeenkomstig artikel 32 ter van Richtlijn 2014/59/EU, met uitzondering van de steun die wordt verleend door een depositogarantiestelsel overeenkomstig artikel 11, lid 5, van Richtlijn 2014/49/EU.

2. De in lid 1, punt a), bedoelde steunmaatregelen moeten aan alle onderstaande voorwaarden voldoen:

(a)de maatregelen blijven beperkt tot solvabele entiteiten, zoals bevestigd door de ECB of door de desbetreffende nationale bevoegde autoriteit;

(b)de maatregelen hebben een preventief en tijdelijk karakter en zijn gebaseerd op een vooraf door de ECB of de desbetreffende nationale bevoegde autoriteit goedgekeurde exitstrategie, met inbegrip van een duidelijk gespecificeerde einddatum, verkoopdatum of terugbetalingsschema voor de verstrekte maatregelen;

(c)de maatregelen zijn evenredig om de gevolgen van de ernstige verstoring op te heffen of de financiële stabiliteit in stand te houden;

(d)de maatregelen worden niet gebruikt ter compensatie van verliezen die de entiteit heeft geleden of in de nabije toekomst waarschijnlijk zal lijden.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt a), wordt een entiteit geacht solvabel te zijn indien de ECB of de relevante nationale bevoegde autoriteit hebben geconcludeerd dat er geen sprake is of kan zijn van een schending, in de twaalf volgende maanden, van een van de vereisten bedoeld in artikel 92, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, artikel 104 bis van Richtlijn 2013/36/EU, artikel 11, lid 1, van Verordening (EU) 2019/2033, artikel 40 van Richtlijn (EU) 2019/2034 of de relevante toepasselijke vereisten krachtens nationaal of Unierecht.

Voor de toepassing van de eerste alinea, punt d), kwantificeert de betrokken bevoegde autoriteit de verliezen die de entiteit heeft geleden of waarschijnlijk zal lijden. Die kwantificering is ten minste gebaseerd op de balans van de instelling, mits de balans voldoet aan de toepasselijke boekhoudregels en -normen, zoals bevestigd door een onafhankelijke externe accountant, en, indien beschikbaar, op door de ECB, de EBA of de nationale autoriteiten verrichte beoordelingen van de kwaliteit van de activa of, in voorkomend geval, op door de ECB of de betrokken nationale bevoegde autoriteit verrichte inspecties ter plaatse.

De in lid 1, punt a), iii), bedoelde steunmaatregelen blijven beperkt tot maatregelen die door de ECB of de nationale bevoegde autoriteit noodzakelijk worden geacht om de solvabiliteit van de entiteit te handhaven door het aanpakken van haar kapitaaltekort dat is vastgesteld in het ongunstige scenario van nationale, Unie- of GTM-brede stresstests of gelijkwaardige exercities die door de ECB, de EBA of nationale autoriteiten zijn uitgevoerd, indien van toepassing, en die door de ECB of de desbetreffende bevoegde autoriteit zijn bevestigd.

In afwijking van lid 1, punt a), iii), is de verwerving van tier 1-kernkapitaalinstrumenten bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer het vastgestelde tekort van dien aard is dat de verwerving van andere eigenvermogensinstrumenten of andere kapitaalinstrumenten de betrokken entiteit niet in staat zou stellen haar in het ongunstige scenario van de desbetreffende stresstest of soortgelijke exercitie vastgestelde kapitaaltekort aan te pakken. Het bedrag van de verworven tier 1-kernkapitaalinstrumenten mag niet hoger zijn dan 2 % van het totale risicobedrag van de betrokken instelling of entiteit, berekend overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Ingeval een van de in lid 1, punt a), bedoelde steunmaatregelen niet wordt afgelost, terugbetaald of anderszins beëindigd overeenkomstig de voorwaarden van de bij de toekenning van een dergelijke maatregel vastgestelde exitstrategie, concludeert de ECB of de desbetreffende nationale bevoegde autoriteit dat met betrekking tot de instelling of entiteit die deze steunmaatregelen heeft ontvangen, is voldaan aan de in artikel 18, lid 1, punt a), vastgelegde voorwaarde en deelt zij die beoordeling overeenkomstig artikel 18, lid 1, derde alinea, mee aan de Commissie en de afwikkelingsraad.”;

(21) Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1. Indien in het kader van een afwikkelingsmaatregel staatssteun uit hoofde van artikel 107, lid 1, VWEU of steun uit het Fonds overeenkomstig lid 3 van dit artikel wordt verleend, treedt de in artikel 18, lid 6, van deze verordening bedoelde afwikkelingsregeling pas in werking nadat de Commissie een positief of een voorwaardelijk besluit heeft genomen, of een besluit om geen bezwaar te maken, over de verenigbaarheid van het gebruik van dergelijke steun met de interne markt. De Commissie neemt het besluit over de verenigbaarheid van het gebruik van staatssteun of steun uit het Fonds met de interne markt uiterlijk wanneer zij de afwikkelingsregeling overeenkomstig artikel 18, lid 7, tweede alinea, goedkeurt of daartegen bezwaar maakt, of wanneer de in artikel 18, lid 7, vijfde alinea, bedoelde termijn van 24 uur verstrijkt, indien dat eerder is.

Bij de uitvoering van de hun bij artikel 18 van deze verordening opgedragen taken beschikken de instellingen van de Unie over structurele regelingen die de operationele onafhankelijkheid waarborgen en belangenconflicten voorkomen die zich tussen de met de uitvoering van die taken belaste functies en andere functies zouden kunnen voordoen, en maken zij op passende wijze alle relevante informatie over hun interne organisatie ter zake openbaar.”;

(b)Lid 3 wordt vervangen door:

“3. Zodra de afwikkelingsraad van oordeel is dat het nodig kan zijn het Fonds te gebruiken, neemt hij informeel, snel en op vertrouwelijke wijze contact op met de Commissie om het mogelijke gebruik van het Fonds te bespreken, met inbegrip van de juridische en economische aspecten in verband met het gebruik ervan. Zodra de afwikkelingsraad voldoende zekerheid heeft dat de beoogde afwikkelingsregeling het gebruik van steun uit het Fonds met zich meebrengt, stelt de afwikkelingsraad de Commissie formeel in kennis van het voorgestelde gebruik van het Fonds. Die kennisgeving bevat alle informatie die de Commissie nodig heeft om haar beoordelingen krachtens dit lid te maken en die de afwikkelingsraad in zijn bezit heeft of die de afwikkelingsraad overeenkomstig deze verordening kan verkrijgen.

Na ontvangst van de in de eerste alinea bedoelde kennisgeving beoordeelt de Commissie of het beroep op het Fonds de mededinging zou verstoren of zou dreigen te verstoren door de begunstigde onderneming of een andere onderneming zodanig te bevoordelen dat het van invloed zou zijn op de handel tussen de lidstaten en daarmee onverenigbaar met de interne markt is. De Commissie past op het beroep op het Fonds de in artikel 107 VWEU verankerde criteria toe die voor de toepassing van de staatssteunregels zijn vastgesteld. De afwikkelingsraad verstrekt de Commissie de informatie waarover hij beschikt of hij het overeenkomstig deze verordening kan verkrijgen en die de Commissie noodzakelijk acht om die beoordeling uit te voeren.

Bij het opstellen van haar beoordeling laat de Commissie zich leiden door alle ter zake doende, uit hoofde van artikel 109 VWEU vastgestelde verordeningen alsmede relevante mededelingen en richtsnoeren van de Commissie en maatregelen die de Commissie heeft vastgesteld ter uitvoering van de Verdragsbepalingen inzake staatssteun die van kracht zijn op het moment dat de beoordeling moet worden uitgevoerd. Bij de toepassing van deze maatregelen wordt aangenomen dat verwijzingen naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor het aanmelden van de steun, verwijzingen zijn naar de afwikkelingsraad, en worden andere eventueel noodzakelijke wijzigingen aangebracht.

De Commissie beslist vast over de verenigbaarheid van het beroep op het Fonds met de interne markt en richt dat besluit tot de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteiten van de betrokken lidstaat of lidstaten. Aan dat besluit kunnen voorwaarden, verplichtingen of verbintenissen voor de begunstigde worden verbonden en in het besluit wordt rekening gehouden met de noodzaak van een tijdige uitvoering van de afwikkelingsmaatregel door de afwikkelingsraad.

In het besluit kunnen tevens verplichtingen worden opgelegd aan de afwikkelingsraad, de nationale afwikkelingsautoriteiten in de betrokken deelnemende lidstaat of lidstaten of de begunstigde om te kunnen controleren of het besluit wordt nageleefd. Daartoe kan de eis behoren dat een trustee of andere onafhankelijke persoon wordt benoemd om bij de controle te helpen. Een trustee of andere onafhankelijke persoon kan de in het besluit van de Commissie te specificeren functies vervullen.

Elk krachtens dit lid genomen besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

De Commissie kan een tot de afwikkelingsraad gericht afwijzend besluit vaststellen indien zij besluit dat het voorgestelde gebruik van het Fonds niet verenigbaar zou zijn met de interne markt en dat dit niet in de door de afwikkelingsraad voorgestelde vorm ten uitvoer kan worden gelegd. De afwikkelingsraad heroverweegt na ontvangst van een zodanig besluit zijn afwikkelingsregeling en stelt een herziene afwikkelingsregeling op.”;

(c)Lid 10 wordt vervangen door:

“10. In afwijking van lid 3 kan de afwikkelingsraad op verzoek van een lidstaat of de afwikkelingsraad binnen zeven dagen nadat het verzoek is ingediend, met eenparigheid van stemmen besluiten dat het gebruik van het Fonds als verenigbaar met de interne markt moet worden beschouwd, indien uitzonderlijke omstandigheden een dergelijk besluit rechtvaardigen. De Commissie neemt een besluit over de zaak indien de Raad binnen die zeven dagen geen besluit heeft genomen.”;

(22) Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt vervangen door:

“1. Alvorens te bepalen of aan de afwikkelingsvoorwaarden of de voorwaarden voor afschrijving of omzetting van kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva als bedoeld in artikel 21, lid 1, is voldaan, draagt de afwikkelingsraad er zorg voor dat een eerlijke, prudente en realistische waardering van de activa en passiva van een entiteit als bedoeld in artikel 2 wordt uitgevoerd door een persoon die onafhankelijk is van enige overheidsinstantie, daaronder begrepen de afwikkelingsraad en de nationale afwikkelingsautoriteit, alsook van de betrokken entiteit.”;

(b)het volgende lid 8 bis wordt toegevoegd:

“8 bis. Wanneer zulks noodzakelijk is om de in lid 5, punten c) en d), bedoelde beslissingen te onderbouwen, vult de schatter de in lid 7, punt c), bedoelde informatie aan met een raming van de waarde van de activa en passiva buiten de balanstelling, met inbegrip van de voorwaardelijke verplichtingen en activa.”;

(c)aan lid 18 wordt het volgende punt d) toegevoegd:

“d) bij het bepalen van de verliezen die het depositogarantiestelsel zou hebben geleden indien de instelling volgens een normale insolventieprocedure zou zijn geliquideerd, worden de criteria en methodologie toegepast als bedoeld in artikel 11 sexies van Richtlijn 2014/49/EU en in elke gedelegeerde handeling die overeenkomstig dat artikel is vastgesteld.”;

(23) Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) de eerste alinea wordt als volgt gewijzigd:

—de aanhef wordt vervangen door:

“1. De afwikkelingsraad oefent overeenkomstig de procedure van artikel 18 met betrekking tot de in artikel 7, lid 2, bedoelde entiteiten en groepen en de in artikel 7, lid 4, punt b), en artikel 7, lid 5, bedoelde entiteiten en groepen alleen de bevoegdheid tot afschrijving of omzetting van relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva als bedoeld in lid 7 bis uit, wanneer aan de voorwaarden voor de toepassing van die bepalingen is voldaan, maar alleen als hij op zijn bestuursvergadering, na ontvangst van een mededeling overeenkomstig de tweede alinea of op eigen initiatief, vaststelt dat aan een of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:”;

—punt e) wordt vervangen door:

“e) de entiteit of groep heeft buitengewone openbare financiële steun nodig, tenzij die steun wordt verleend in een van de in artikel 18 bis, lid 1, bedoelde vormen.”;

ii) de tweede alinea wordt vervangen door:

“De beoordeling van de in de eerste alinea, punten a) tot en met d), bedoelde voorwaarden geschiedt door de ECB voor entiteiten bedoeld in artikel 7, lid 2, punt a), of door de desbetreffende nationale bevoegde autoriteit voor entiteiten bedoeld in artikel 7, lid 2, punt b), en lid 4, punt b), en lid 5, en door de afwikkelingsraad, in zijn bestuursvergadering, overeenkomstig de taakverdeling volgens de procedure van artikel 18, leden 1 en 2.”;

(b)lid 2 wordt geschrapt;

(c)in lid 3 wordt punt b) vervangen door:

“b) gezien het tijdsbestek, de noodzaak om de bevoegdheden tot afschrijving en omzetting of de afwikkelingsstrategie voor de af te wikkelen groep effectief uit te voeren en andere ter zake doende omstandigheden, valt redelijkerwijze niet te verwachten dat een andere maatregel, inclusief alternatieve maatregelen van de particuliere sector, maatregelen van een toezichthouder of vroegtijdige-interventiemaatregelen, dan de afschrijving of omzetting van de relevante kapitaalinstrumenten en in aanmerking komende passiva als bedoeld in lid 7 bis, het falen van de betrokken entiteit of groep binnen een redelijk tijdsbestek zou voorkomen.”;

(d)Lid 9 wordt vervangen door:

“9. Indien met betrekking tot een in dat lid bedoelde entiteit aan een of meer van de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan en met betrekking tot die entiteit of een entiteit die tot dezelfde groep behoort ook aan de in artikel 18, lid 1, bedoelde voorwaarden is voldaan, is de in artikel 18, leden 6, 7 en 8, opgenomen procedure van toepassing.”;

(24) Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 7 wordt vervangen door:

“7. Het Fonds mag een in lid 6 bedoelde bijdrage enkel leveren indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:

(a)een bijdrage tot verliesabsorptie en herkapitalisatie ten belope van een bedrag van niet minder dan 8 % van de totale passiva inclusief eigen vermogen van de instelling in afwikkeling, gemeten overeenkomstig de in artikel 20, leden 1 tot en met 15, bedoelde waardering, is geleverd door de aandeelhouders, de houders van relevante kapitaalinstrumenten en andere bail-inbare passiva door middel van vermindering, afschrijving of omzetting overeenkomstig artikel 48, lid 1, van Richtlijn 2014/59/EU en artikel 21, lid 10, van deze verordening, en door het depositogarantiestelsel overeenkomstig artikel 79 van deze verordening en artikel 109 van Richtlijn 2014/59/EU, indien van toepassing;

(b)de bijdrage van het Fonds niet groter is dan 5 % van de totale passiva, met inbegrip van het eigen vermogen van de instelling in afwikkeling, bepaald volgens de in artikel 20, leden 1 tot en met 15, beschreven waarderingsmethode.”;

(b)leden 9 en 10 worden vervangen door:

“9. Het Fonds kan een bijdrage leveren uit middelen die zijn bijeengebracht via in artikel 70 bedoelde vooraf te betalen bijdragen en die nog niet zijn gebruikt, mits aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

(a)het Fonds heeft een bijdrage geleverd overeenkomstig lid 6 en de in lid 7, punt b), bedoelde limiet van 5 % is bereikt;

(b)alle passiva met een lagere rangorde dan deposito’s en niet zijn uitgesloten van bail-in overeenkomstig de leden 3 en 5, zijn volledig afgeschreven of omgezet.

10. In buitengewone omstandigheden kan de afwikkelingsraad, als alternatief voor of in aanvulling op de in lid 9 bedoelde bijdrage van het Fonds, indien aan de voorwaarden van lid 9 is voldaan, verdere financiering uit alternatieve financieringsbronnen trachten te verkrijgen.”;

(c)in lid 13 wordt de tweede alinea vervangen door:

“De in de eerste alinea bedoelde beoordeling stelt het bedrag vast waarmee de bail-inbare passiva moeten worden afgeschreven of omgezet:

(a)om de tier 1-kernkapitaalratio van de instelling in afwikkeling te herstellen of, in voorkomend geval, de ratio van de overbruggingsinstelling vast te stellen, rekening houdend met een eventuele kapitaalinbreng door het Fonds overeenkomstig artikel 76, lid 1, punt d);

(b)om voldoende marktvertrouwen in de instelling in afwikkeling of de overbruggingsinstelling te handhaven, rekening houdend met de noodzaak om voorwaardelijke verplichtingen te dekken, en de instelling in afwikkeling in staat te stellen gedurende ten minste één jaar aan de vergunningsvoorwaarden te blijven voldoen enom de activiteiten te blijven verrichten waarvoor haar op grond van Richtlijn 2013/36/EU of Richtlijn 2014/65/EU een vergunning is verleend.”;

(25) Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

(a)de titel wordt vervangen door:

“Verplichting tot samenwerking en informatie-uitwisseling”;

(b)de volgende leden 2 bis, 2 ter en 2 quater worden ingevoegd:

“2a. De afwikkelingsraad, het Europees Comité voor systeemrisico’s, de EBA, de ESMA en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen werken nauw samen en verstrekken elkaar alle informatie die nodig is voor de uitvoering van hun respectieve taken.

2 ter. De ECB en de andere leden van het Europees Stelsel van centrale banken (ESCB) werken nauw met de afwikkelingsraad samen en verschaffen hem alle informatie die nodig is voor de uitvoering van de taken van de afwikkelingsraad, met inbegrip van de informatie die zij overeenkomstig hun statuten hebben verzameld. Artikel 88, lid 6, is van toepassing op de betrokken uitwisselingen.

2 quater. De in artikel 2, lid 1, punt 18, van Richtlijn 2014/49/EU bedoelde aangewezen autoriteiten werken nauw samen met de afwikkelingsraad en verstrekken hem alle informatie die nodig is voor de uitvoering van zijn taken.”;

(c)Lid 6 wordt vervangen door:

“6. De afwikkelingsraad streeft naar nauwe samenwerking met alle openbare financiële bijstandsfaciliteiten, waaronder de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit (EFSF) en het Europees stabiliteitsmechanisme (ESM):

(a)in de buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 27, lid 9, en wanneer een dergelijke faciliteit directe of indirecte financiële bijstand heeft verleend of waarschijnlijk zal verlenen aan in een deelnemende lidstaat gevestigde entiteiten;

(b)wanneer de afwikkelingsraad voor het Fonds een financiële regeling heeft getroffen overeenkomstig artikel 74.”;

(d)Lid 7 wordt vervangen door:

“7. Zo nodig sluit de afwikkelingsraad een memorandum van overeenstemming met de ECB en andere leden van het ESCB, de nationale afwikkelingsautoriteiten en de nationale bevoegde autoriteiten met een algemene beschrijving van de wijze waarop zij uit hoofde van de leden 2, 2 bis, 2 ter en 4 van dit artikel en van artikel 74, tweede alinea, zullen samenwerken bij de uitoefening van hun respectieve taken krachtens het Unierecht. Het memorandum wordt regelmatig geëvalueerd, en wordt openbaar gemaakt met inachtneming van de vereisten inzake geheimhouding.”;

(26) Het volgende artikel 30 bis wordt ingevoegd:

“Artikel 30 bis

Informatie in het bezit van een gecentraliseerd automatisch mechanisme

1. De autoriteiten die de bij artikel 32 bis van Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad** ingestelde gecentraliseerde automatische mechanismen beheren, verstrekken de afwikkelingsraad op zijn verzoek informatie over het aantal klanten waarvoor een in artikel 2 bedoelde entiteit de enige of voornaamste bankpartner is.

2. De afwikkelingsraad vraagt de in lid 1 bedoelde informatie alleen per geval op en wanneer dat nodig is voor de uitvoering van zijn taken uit hoofde van deze verordening.

3. De afwikkelingsraad kan de overeenkomstig de eerste alinea verkregen informatie delen met de nationale afwikkelingsautoriteiten in het kader van de uitoefening van hun respectieve taken uit hoofde van deze verordening.

______________________________

**    Richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB L 141 van 5.6.2015, blz. 73).”;

(27) Aan artikel 31 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

“3. Voor de in artikel 7, lid 2, bedoelde entiteiten en groepen, en voor de in artikel 7, lid 4, punt b), en artikel 7, lid 5, bedoelde entiteiten en groepen indien aan de voorwaarden voor de toepassing van die bepalingen is voldaan, raadplegen de nationale afwikkelingsautoriteiten de afwikkelingsraad alvorens op grond van artikel 86 van Richtlijn 2014/59/EU te handelen.”;

(28) In artikel 32, lid 1, wordt de eerste alinea vervangen door:

“Wanneer een groep entiteiten omvat die in deelnemende lidstaten en in niet-deelnemende lidstaten of derde landen zijn gevestigd, vertegenwoordigt de afwikkelingsraad de nationale afwikkelingsautoriteiten van de deelnemende lidstaten, onverminderd de goedkeuringen van de Raad of de Commissie die uit hoofde van deze verordening vereist zijn, met het oog op de samenwerking met de niet-deelnemende lidstaten overeenkomstig de artikelen 7, 8, 12, 13, 16, 18, 45 nonies, 55 en artikelen 88 tot en met 92 van Richtlijn 2014/59/EU.”;

(29) Artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 wordt de aanhef vervangen door:

“De afwikkelingsraad kan, met volledige gebruikmaking van alle informatie die reeds voor de ECB beschikbaar is, met inbegrip van informatie die door de leden van het Europese Stelsel van centrale banken overeenkomstig hun statuten is verzameld, of van alle informatie waarover de nationale bevoegde autoriteiten, het Europees Comité voor systeemrisico’s, de EBA, de ESMA of de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen beschikken, via de nationale afwikkelingsautoriteiten of rechtstreeks, na deze autoriteiten op de hoogte te hebben gebracht, van de volgende natuurlijke of rechtspersonen verlangen dat zij hem alle informatie verstrekken die hij nodig heeft om zijn taken uit te voeren, volgens de door de afwikkelingsraad gevraagde procedure en in de door de afwikkelingsraad gevraagde vorm:”;

(b)leden 5 en 6 worden vervangen door:

“5. De afwikkelingsraad, de ECB, de leden van het Europese Stelsel van centrale banken, de nationale bevoegde autoriteiten, het Europees Comité voor systeemrisico’s, de EBA, de ESMA of de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de nationale afwikkelingsautoriteiten kunnen memoranda van overeenstemming opstellen waarin een procedure voor de uitwisseling van informatie wordt vastgelegd. De uitwisseling van informatie tussen de afwikkelingsraad, de ECB en andere de leden van het Europese Stelsel van centrale banken, de nationale bevoegde autoriteiten, het Europees Comité voor systeemrisico’s, de EBA, de ESMA of de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de nationale afwikkelingsautoriteiten wordt niet beschouwd als schending van de vereisten inzake beroepsgeheim.

6. De nationale bevoegde autoriteiten, de ECB, de leden van het Europese Stelsel van centrale banken, het Europees Comité voor systeemrisico’s, de EBA, de ESMA of de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de nationale afwikkelingsautoriteiten werken samen met de afwikkelingsraad om na te gaan of de gevraagde informatie geheel of gedeeltelijk reeds beschikbaar is op het moment dat het verzoek wordt ingediend. Indien dergelijke informatie beschikbaar is, verstrekken de nationale bevoegde autoriteiten, de ECB en andere leden van het Europese Stelsel van centrale banken, het Europees Comité voor systeemrisico’s, de EBA, de ESMA of de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen of de nationale afwikkelingsautoriteiten die informatie aan de afwikkelingsraad.”;

(30) in artikel 43, lid 1, wordt het volgende punt a bis) ingevoegd:

“a bis) de voorzitter en de vicevoorzitter, die overeenkomstig artikel 56 worden benoemd;”;

(31) artikel 50, lid 1, punt n), wordt vervangen door:

“n) een rekenplichtige en een interne auditeur benoemen met inachtneming van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, die functioneel onafhankelijk is bij de uitvoering van hun taken;”;

(32) Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 1 wordt de eerste zin vervangen door:

“De afwikkelingsraad in zijn bestuursvergadering moet samengesteld zijn uit de voorzitter, de vicevoorzitter en de vier leden als bedoeld in artikel 43, lid 1, punt b).”;

(b)in lid 5 wordt “artikel 43, lid 1, punt a) en b)” vervangen door “artikel 43, lid 1, punten a), a bis) en b)”;

(33) In artikel 55 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

“1. Indien bij de beraadslaging over een individuele entiteit of een groep entiteiten die slechts in één deelnemende lidstaat is gevestigd, niet alle in artikel 53, leden 1 en 3, bedoelde leden binnen een door de voorzitter gestelde termijn bij consensus tot overeenstemming kunnen komen, nemen de voorzitter, de vicevoorzitter en de in artikel 43, lid 1, punt b), bedoelde leden een besluit bij gewone meerderheid.

2. Indien bij de beraadslaging over een grensoverschrijdende groep niet alle in artikel 53, leden 1 en 4, bedoelde leden binnen een door de voorzitter gestelde termijn bij consensus tot overeenstemming kunnen komen, nemen de voorzitter, de vicevoorzitter en de in artikel 43, lid 1, punt b), bedoelde leden een besluit bij gewone meerderheid.”;

(34) Artikel 56 wordt als volgt gewijzigd:

(a)in lid 2 wordt punt d) vervangen door:

“d) het opstellen van een voorlopige ontwerpbegroting en een ontwerpbegroting van de afwikkelingsraad overeenkomstig artikel 61, en het uitvoeren van de begroting van de afwikkelingsraad overeenkomstig artikel 63;”;

(b)in lid 5 wordt de eerste alinea vervangen door:

“De ambtstermijn van de voorzitter, de vicevoorzitter en de in artikel 43, lid 1, punt b), bedoelde leden bedraagt vijf jaar. Deze termijn kan eenmaal worden verlengd.

Een persoon die twee ambtstermijnen als voorzitter, vicevoorzitter of lid als bedoeld in artikel 43, lid 1, punt b), heeft vervuld, komt niet in aanmerking voor benoeming in een van beide andere functies.”;

(c)aan lid 6, eerste alinea, wordt de volgende zin toegevoegd:

“De Commissie kan de namen op de shortlist rangschikken in de volgorde die de beoordeling door de Commissie van de geschiktheid van elke kandidaat in het licht van de in lid 4 van dit artikel bedoelde criteria weerspiegelt.”;

(d)het volgende lid 6 bis wordt toegevoegd:

“6a. In de negen maanden die voorafgaan aan het einde van de eerste ambtstermijn van de voorzitter, de vicevoorzitter en de in artikel 43, lid 1, punt b), bedoelde leden, evalueert de Commissie de tijdens de eerste ambtstermijn bereikte resultaten en beslist zij op basis van de resultaten van die evaluatie of een voorstel tot verlenging van de ambtstermijn moet worden ingediend.

De Raad stelt op voorstel van de Commissie een uitvoeringsbesluit vast tot verlenging van de ambtstermijn van de voorzitter, de vicevoorzitter en de in artikel 43, lid 1, punt b), bedoelde leden. De Raad besluit daarbij met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.”;

(e)in lid 7 wordt de laatste zin vervangen door:

“De voorzitter, de vicevoorzitter en de in artikel 43, lid 1, punt b), bedoelde leden blijven in functie totdat hun opvolgers zijn benoemd en in functie zijn getreden overeenkomstig het in lid 6 van dit artikel bedoelde besluit van de Raad.”;

(35) Artikel 61 wordt vervangen door:

“Artikel 61

Opstelling van de begroting

1. Uiterlijk op 31 maart van elk jaar stelt de voorzitter een voorlopige ontwerpbegroting van de afwikkelingsraad op, met een raming van de ontvangsten en uitgaven van de afwikkelingsraad voor het volgende jaar, samen met de personeelsformatie voor het volgende jaar, en legt hij deze ter goedkeuring voor aan de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering.

De afwikkelingsraad past in zijn plenaire vergadering zo nodig voorlopige ontwerpbegroting van de afwikkelingsraad samen met de ontwerp-personeelsformatie aan.

2. Op basis van de voorlopige ontwerpbegroting die door de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering is aangenomen, stelt de voorzitter een ontwerpbegroting van de afwikkelingsraad op en legt deze ter goedkeuring voor aan de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering.

Uiterlijk op 30 november van elk jaar stelt de afwikkelingsraad in zijn plenaire vergadering het door de voorzitter voorgelegde ontwerpbegroting zo nodig bij en keurt hij de definitieve begroting van de afwikkelingsraad, samen met de personeelsformatie, goed.”;

(36) In artikel 69 wordt lid 4 vervangen door:

“4. Indien de beschikbare financiële middelen na de in lid 1 bedoelde initiële periode dalen tot onder het in dat lid vermelde streefbedrag, worden de reguliere bijdragen, berekend overeenkomstig artikel 70, geïnd totdat het streefbedrag is bereikt. De afwikkelingsraad kan de inning van de overeenkomstig artikel 70 geïnde regelmatige bijdragen gedurende één of meer jaren uitstellen om ervoor te zorgen dat het te innen bedrag een bedrag bereikt dat in verhouding staat tot de kosten van het inningsproces, mits dit uitstel geen wezenlijke gevolgen heeft voor het vermogen van de afwikkelingsraad om het Fonds overeenkomstig afdeling 3 te gebruiken. Deze bijdragen worden vastgesteld op een niveau waarbij het mogelijk wordt gemaakt dat het streefbedrag binnen zes jaar kan worden bereikt nadat het streefbedrag voor het eerst is bereikt en indien de beschikbare financiële middelen vervolgens zijn teruggebracht tot minder dan twee derde van het streefbedrag.”;

(37) Artikel 70 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 3 wordt vervangen door:

“3. De in aanmerking te nemen beschikbare financiële middelen om het in artikel 69 vermelde streefbedrag te bereiken, kunnen ook onherroepelijke betalingstoezeggingen omvatten die volledig zijn gedekt door zekerheden of activa met een laag risico die niet met rechten van derden zijn bezwaard, waarover vrij kan worden beschikt en waarvan uitsluitend gebruik kan worden gemaakt door de afwikkelingsraad voor de in artikel 76, lid 1, vermelde doeleinden. Het aandeel van die onherroepelijke betalingstoezeggingen is niet hoger dan 50 % van het totaalbedrag van de bijdragen dat overeenkomstig dit artikel wordt geïnd. Binnen dat maximum bepaalt de afwikkelingsraad jaarlijks het aandeel van de onherroepelijke betalingstoezeggingen in het totale bedrag van de overeenkomstig dit artikel te heffen bijdragen.”;

(b)het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:

“3 bis. De afwikkelingsraad vraagt de overeenkomstig lid 3 van dit artikel gedane onherroepelijke betalingstoezeggingen op wanneer het gebruik van het Fonds overeenkomstig artikel 76 noodzakelijk is.

Wanneer een instelling of entiteit niet langer onder artikel 2 valt en niet langer onderworpen is aan de verplichting om bijdragen te betalen overeenkomstig lid 1 van dit artikel, vraagt de afwikkelingsraad de onherroepelijke betalingstoezeggingen die overeenkomstig lid 3 zijn aangegaan en nog verschuldigd zijn, op. Indien de aan de onherroepelijke betalingstoezegging verbonden bijdrage op eerste verzoek naar behoren wordt betaald, annuleert de afwikkelingsraad de verplichting en geeft hij de zekerheid terug. Indien de bijdrage bij de eerste afroep niet naar behoren wordt betaald, legt de afwikkelingsraad beslag op de zekerheid en annuleert hij de toezegging.”;

(38) In artikel 71, lid 1, wordt de tweede alinea vervangen door:

“Het totale bedrag van buitengewone achteraf te betalen bijdragen per jaar mag niet hoger zijn dan driemaal 12,5 % van het streefniveau.”;

(39) In artikel 74 wordt het volgende lid ingevoegd:

“De afwikkelingsraad stelt de Commissie en de ECB in kennis zodra hij het nodig acht financiële regelingen te treffen die overeenkomstig dit artikel voor het Fonds zijn aangegaan, en verstrekt de Commissie en de ECB alle informatie die nodig is voor de uitvoering van hun taken met betrekking tot dergelijke financiële regelingen.”;

(40) Artikel 76 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 3 wordt vervangen door:

“3. Ingeval de afwikkelingsraad vaststelt dat het beroep op het Fonds voor de doeleinden in lid 1 van dit artikel er waarschijnlijk in resulteert dat een deel van de verliezen van een in artikel 2 bedoelde entiteit op het Fonds worden afgewenteld, zijn de in artikel 27 opgenomen beginselen inzake het gebruik van het Fonds van toepassing.”;

(b)de volgende leden 5 en 6 worden ingevoegd:

“5. Indien de in artikel 22, lid 2, punt a) of b), bedoelde afwikkelingsinstrumenten worden gebruikt om slechts een deel van de activa, rechten of passiva van de instelling in afwikkeling over te dragen, heeft de afwikkelingsraad een vordering op de resterende entiteit voor alle kosten en verliezen die door het Fonds zijn gedragen als gevolg van eventuele bijdragen aan de afwikkeling overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel in verband met verliezen die crediteuren anders zouden hebben gedragen.

6. De in lid 5 van dit artikel en in artikel 22, lid 6, bedoelde vorderingen van de afwikkelingsraad hebben in elke deelnemende lidstaat dezelfde rangorde als de vorderingen van de nationale afwikkelingsfinancieringsregelingen in het nationale recht van die lidstaat dat de normale insolventieprocedures ingevolge artikel 108, lid 9, van Richtlijn 2014/59/EU beheerst.”;

(41) Artikel 79 wordt als volgt gewijzigd:

(a)de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:

“1. De deelnemende lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer de afwikkelingsraad afwikkelingsmaatregelen met betrekking tot een kredietinstelling neemt, en mits die maatregelen garanderen dat deposanten toegang blijven hebben tot hun deposito’s, om te voorkomen dat deposanten verliezen dragen, het depositogarantiestelsel waarbij die kredietinstelling is aangesloten, bijdraagt voor de doeleinden en onder de voorwaarden die in artikel 109 van Richtlijn 2014/59/EU zijn vastgesteld.

2. De afwikkelingsraad bepaalt het bedrag van de bijdrage van het depositogarantiestelsel in overeenstemming met lid 1 na raadpleging van het depositogarantiestelsel, en waar nodig de aangewezen autoriteit in de zin van artikel 2, lid 1, punt 18, van Richtlijn 2014/49/EU, over de geraamde kosten van terugbetaling aan deposanten overeenkomstig artikel 11 sexies van Richtlijn 2014/49/EU en met inachtneming van de voorwaarden als bedoeld in artikel 20 van deze verordening.

3. De afwikkelingsraad stelt de aangewezen autoriteit in de zin van artikel 2, lid 1, punt 18, van richtlijn 2014/49/EU en het depositogarantiestelsel waarbij de instelling is aangesloten, in kennis van zijn besluit als bedoeld in de eerste alinea. Het depositogarantiestelsel voert dat besluit onverwijld uit.”;

(b)in lid 5 worden de tweede en de derde alinea geschrapt;

(42) in artikel 85, lid 3, worden de woorden “tegen een in artikel 10, lid 10, artikel 11, artikel 12, lid 1, de artikelen 38 tot en met 41, artikel 65, lid 3, artikel 71 en artikel 90, lid 3, bedoeld besluit” vervangen door de woorden “tegen een uit hoofde van artikel 10, lid 10, artikel 11, artikel 12, lid 1, de artikelen 38 tot en met 41, artikel 65, lid 3, artikel 71 en artikel 90, lid 3, vastgesteld besluit”;

(43) Aan artikel 88 wordt het volgende lid 7 toegevoegd:

“7. Dit artikel belet de afwikkelingsraad niet zijn analyses of beoordelingen openbaar te maken, ook wanneer deze zijn gebaseerd op informatie die is verstrekt door de in artikel 2 bedoelde entiteiten of andere autoriteiten als bedoeld in lid 6 van dit artikel, wanneer de afwikkelingsraad oordeelt dat de openbaarmaking de bescherming van het algemeen belang wat betreft het financieel, monetair of economisch beleid niet zou ondermijnen en dat er een algemeen belang bij openbaarmaking is dat zwaarder weegt dan enig ander belang als bedoeld in lid 5 van dit artikel. Voor de toepassing van lid 1 van dit artikel wordt een dergelijke openbaarmaking geacht te zijn gedaan door de afwikkelingsraad in de uitoefening van zijn functies uit hoofde van deze verordening.”.

Artikel 2

Inwerkingtreding en toepassing

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van [OP, gelieve de datum in te voegen: 18 maanden na de inwerkingtreding van deze verordening].

Artikel 1, punt 1, a), punten 2 en 3, punt 4, a), punt 5, a), b) en c), i) en ii), punt 6, a), punt 7, punt 13, a), i) en b), punt 14, a), b) en d), punt 19, d) en e), punt 21, punt 23, a), i), eerste streepje, b) en d), de punten 25 tot en met 35, en de punten 39, 42 en 43, zijn evenwel van toepassing vanaf ... [OP, gelieve de datum in te voegen = 1 maand na de datum van inwerkingtreding van deze wijzigingsverordening].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.