Artikelen bij COM(2023)240 - Doeltreffende coördinatie van het economisch beleid en het multilaterale begrotingstoezicht

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



HOOFDSTUK I

ONDERWERP EN DEFINITIES

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden regels vastgesteld om een doeltreffende coördinatie van het economisch beleid van de lidstaten te waarborgen en aldus de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake groei en werkgelegenheid te ondersteunen.

De verordening bevat gedetailleerde regels met betrekking tot de inhoud, indiening, beoordeling en monitoring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn als onderdeel van het multilateraal begrotingstoezicht door de Raad en Commissie, teneinde de houdbaarheid van de schuld en duurzame en inclusieve groei in de lidstaten te bevorderen en buitensporige overheidstekorten te voorkomen door middel van planning op middellange termijn.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:


(1) “landspecifieke aanbeveling”: de jaarlijkse richtsnoeren van de Raad aan een lidstaat voor het economisch, budgettair, werkgelegenheids- en structuurbeleid overeenkomstig de artikelen 121 en 148 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU);

(2) “netto-uitgaven”: de overheidsuitgaven ongekend rente-uitgaven, discretionaire maatregelen aan de ontvangstenzijde en andere budgettaire variabelen waarover de overheid geen controle heeft, zoals gedefinieerd in bijlage II, punt a);

(3) “technisch traject”: het netto-uitgaventraject dat de Commissie voorstelt als leidraad voor lidstaten met een overheidsschuld boven de referentiewaarde van 60 % van het bruto binnenlands product (bbp) of een overheidstekort boven de referentiewaarde van 3 % van het bbp bij het opstellen van hun nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn;

(4) “netto-uitgaventraject”: het meerjarige traject voor netto-uitgaven van een lidstaat, zoals door de Raad vastgesteld;

(5) “nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn”: het document met de budgettaire, hervormings- en investeringsverbintenissen van een lidstaat;

(6) “jaarlijks voortgangsverslag”: het document van een lidstaat waarin verslag wordt uitgebracht over de uitvoering van het netto-uitgaventraject en van de hervormingen en investeringsverbintenissen die zijn opgenomen in zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn;

(7) “aanpassingsperiode”: de termijn waarin de begrotingsaanpassing van een lidstaat plaatsvindt, die een minimale aanpassingsperiode van vier jaar van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn en de mogelijke verlenging ervan bestrijkt;

(8) “controlerekening”: een registratie van de gecumuleerde afwijkingen van de werkelijke netto-uitgaven in een lidstaat ten opzichte van het netto-uitgaventraject;

(9) “structureel saldo”: het conjunctuurgezuiverde overheidssaldo ongerekend tijdelijke maatregelen;

(10) “structureel primair saldo”: het conjunctuurgezuiverde overheidssaldo ongerekend tijdelijke maatregelen en ongerekend rente-uitgaven.


HOOFDSTUK II

EUROPEES SEMESTER

Artikel 3

Het Europees Semester


Om te zorgen voor een nauwere coördinatie van het economisch beleid en een duurzame convergentie van de economische en sociale prestaties van de lidstaten, oefenen de Raad en de Commissie in het kader van het Europees semester multilateraal toezicht uit overeenkomstig de doelstellingen en vereisten van het VWEU. Het multilaterale toezicht is gebaseerd op onafhankelijke statistieken van hoge kwaliteit die worden geproduceerd overeenkomstig de beginselen van Verordening (EG) nr. 223/2009 van het Europees Parlement en de Raad.

Het Europees Semester omvat:

(a) de opstelling van en het toezicht op de uitvoering van de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten en van de Unie overeenkomstig artikel 121, lid 2, VWEU, van landspecifieke aanbevelingen en van de aanbeveling over het economisch beleid van de eurozone;

(b) de opstelling van en het toezicht op de uitvoering van de werkgelegenheidsrichtsnoeren waarmee de lidstaten overeenkomstig artikel 148, lid 2, VWEU rekening moeten houden, met inbegrip van de Europese pijler van sociale rechten, en van de daarmee verband houdende landspecifieke aanbevelingen;

(c) de indiening, beoordeling en goedkeuring van de begrotingsplannen voor de middellange termijn van de lidstaten, alsmede het toezicht daarop via de jaarlijkse voortgangsverslagen;

(d) het toezicht voor het voorkomen en corrigeren van macro-economische onevenwichtigheden op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011;

(e) andere multilaterale toezichtprocedures die door het Europees Parlement en de Raad zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 121, lid 6, VWEU.

Artikel 4

Uitvoering van het Europees Semester

1. Indien nodig doet de Raad naar aanleiding van de beoordeling overeenkomstig deze verordening van de budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn, de jaarlijkse voortgangsverslagen en de sociaal-economische situatie van de betrokken lidstaten, op basis van aanbevelingen van de Commissie, aanbevelingen aan deze lidstaten en maakt hij hierbij ten volle gebruik van de rechtsinstrumenten waarin de artikelen 121 en 148 VWEU en de daarmee verband houdende afgeleide wetgeving voorzien.

2. De lidstaten houden terdege rekening met de globale richtsnoeren voor het economisch beleid van de lidstaten, de werkgelegenheidsrichtsnoeren en de in artikel 3, tweede alinea, punten a) en b), bedoelde aanbevelingen alvorens belangrijke besluiten te nemen in het kader van de ontwikkeling van hun economisch, werkgelegenheids- en begrotingsbeleid. De Commissie houdt toezicht op de vooruitgang.

3. Als een lidstaat nalaat om de ontvangen richtsnoeren op te volgen, kan dit leiden tot:

(a) verdere landspecifieke aanbevelingen;

(b) een waarschuwing door de Commissie of een aanbeveling van de Raad overeenkomstig artikel 121, lid 4, VWEU;

(c) maatregelen op grond van deze verordening, Verordening (EG) nr. 1467/9731 of Verordening (EU) nr. 1176/2011.


HOOFDSTUK III

HET TECHNISCHE TRAJECT

Artikel 5

Technisch traject

Voor elke lidstaat met een overheidsschuld boven de referentiewaarde van 60 % van het bbp of een overheidstekort boven de referentiewaarde van 3 % van het bbp legt de Commissie in een verslag aan het Economisch en Financieel Comité een technisch netto-uitgaventraject voor dat een minimale aanpassingsperiode van vier jaar van het nationale budgettair-structurele middellangetermijnplan bestrijkt, en de mogelijke verlenging ervan met maximaal drie jaar overeenkomstig artikel 13. De Commissie maakt het verslag openbaar.

Artikel 6

Eisen voor het technische traject

Het technische traject zorgt ervoor dat:

a) de overheidsschuldquote op een plausibel neerwaarts pad wordt gebracht of blijft, of op een prudent niveau blijft;

b) het overheidstekort wordt teruggedrongen en onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp blijft;

c) de budgettaire aanpassingsinspanning gedurende de periode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn ten minste evenredig is aan de totale inspanning gedurende de gehele aanpassingsperiode;

d) de overheidsschuldquote aan het einde van de planningshorizon onder het niveau van de overheidsschuldquote in het jaar vóór de aanvang van het technische traject is gebracht; alsmede

e) de groei van de nationale netto-uitgaven gedurende de looptijd van het plan in de regel gemiddeld onder de productiegroei op middellange termijn blijft.


De technische trajecten worden voor elke lidstaat gedifferentieerd. De criteria voor het vaststellen van de technische trajecten zijn opgenomen in bijlage I.

Artikel 7

Voorafgaande richtsnoeren van de Commissie

1. Uiterlijk op [1 maart] van het jaar [xxxx] waarin de lidstaten hun budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn voor het eerst moeten indienen of, in voorkomend geval, binnen drie weken na het verzoek van de lidstaat om een nieuw plan in te dienen, publiceert de Commissie:

a. het onderliggende kader en de resultaten van de prognoses van de overheidsschuld op middellange termijn;
b. haar macro-economische prognoses en aannames;
c. het technische traject, indien vereist op grond van artikel 5, en het overeenkomstige structurele primaire saldo.


2. Voor lidstaten met een overheidstekort onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp en een overheidsschuld onder de referentiewaarde van 60 % van het bbp verstrekt de Commissie technische informatie over het structurele primaire saldo die nodig is om ervoor te zorgen dat het nominale tekort zonder aanvullende beleidsmaatregelen onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp blijft gedurende een periode van tien jaar na het einde van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn.
3. De Commissie werkt de technische trajecten en de kwantitatieve richtsnoeren ten minste om de vier jaar bij voor de indiening van de volgende cyclus van budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn.

Artikel 8

Beoordeling van de plausibiliteit

Om te beoordelen of de verwachte overheidsschuldquote van de betrokken lidstaat een neerwaartse trend vertoont of op een prudent niveau blijft, gebruikt de Commissie de in bijlage V bedoelde methode. De Commissie maakt haar analyse van de plausibiliteit en de onderliggende gegevens openbaar.


HOOFDSTUK IV

NATIONALE BUDGETTAIR-STRUCTURELE PLANNEN VOOR DE MIDDELLANGE TERMIJN

Artikel 9

Indiening van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn

Elke lidstaat dient vóór eind april na de inwerkingtreding van deze verordening bij de Raad en de Commissie een nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in. De betrokken lidstaat en de Commissie kunnen overeenkomen die termijn zo nodig met een redelijke termijn te verlengen.

De lidstaat maakt zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn openbaar.

Artikel 10

Technische dialoog

Voorafgaand aan de indiening van zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn houdt de betrokken lidstaat met de Commissie een technische dialoog om ervoor te zorgen dat het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn in overeenstemming is met de artikelen 11, 12 en 14.

Artikel 11

Inhoud van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn

1. Het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn bevat de in bijlage II vermelde informatie. Het plan voorziet met name in een netto-uitgaventraject voor een periode van ten minste vier jaar, alsook de onderliggende macro-economische aannamen en de geplande budgettair-structurele maatregelen om aan te tonen dat wordt voldaan de vereisten van artikel 12.

Het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn bevat ook een beschrijving van de maatregelen van de betrokken lidstaat om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van de aanbevelingen die relevant zijn voor de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, en indien van toepassing, de waarschuwingen van de Commissie, of in voorkomend geval de aanbevelingen van de Raad uit hoofde van artikel 121, lid 4, VWEU.

2. Indien het budgettair-structurele plan voor de nationale middellange termijn een hoger netto-uitgaventraject bevat dan het door de Commissie overeenkomstig artikel 5 uitgebrachte technische traject, verstrekt de lidstaat in zijn plan deugdelijke en verifieerbare economische argumenten die het verschil verklaren.

Artikel 12

Vereisten

Het nationaal budgettair structureel plan voor de middellange termijn

a. zorgt voor de begrotingsaanpassing die nodig is om de overheidsschuld uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode op een plausibel neerwaarts pad te brengen of te houden, of op een prudent niveau te handhaven, en het overheidstekort op middellange termijn onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp te brengen en te houden;
b. verklaart hoe het zal zorgen voor investeringen en hervormingen als antwoord op de belangrijkste uitdagingen die in het kader van het Europees Semester, in de landspecifieke aanbevelingen zijn vastgesteld, de in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden vastgestelde macro-economische onevenwichtigheden zal corrigeren, indien van toepassing, en de in bijlage VI bij deze verordening bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie zal aanpakken, met inbegrip van de Europese Green Deal, de Europese pijler van sociale rechten en het digitale decennium, en tegelijkertijd in overeenstemming zal zijn met de geactualiseerde nationale energie- en klimaatplannen en de nationale stappenplannen voor het digitale decennium;
c. verklaart, indien van toepassing, hoe het zal zorgen voor de verwezenlijking van een relevante reeks hervormingen en investeringen als bedoeld in artikel 13, die ten grondslag liggen van een verlenging van de aanpassingsperiode van de lidstaat met ten hoogste drie jaar;
d. verklaart uit hoe het zal zorgen voor samenhang met het herstel- en veerkrachtplan van de betrokken lidstaat tijdens de periode van beschikbaarheid van de herstel- en veerkrachtfaciliteit overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241.

Artikel 13

Voorwaarden voor verlenging van de aanpassingsperiode

1. Indien een lidstaat zich overeenkomstig de criteria van lid 2 verbindt tot een relevante reeks hervormingen en investeringen, kan de aanpassingsperiode met maximaal drie jaar worden verlengd.

2. De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode, moeten in verhouding staan tot de omvang van de uitdagingen op het gebied van de overheidsschuld en de uitdagingen voor de groei op middellange termijn in de desbetreffende lidstaat.

De reeks hervormings- en investeringsverbintenissen voldoet, tezamen genomen, aan de volgende criteria:

i) zijn groeibevorderend;

ii) ondersteunen de houdbaarheid van de begroting;

iii) pakken de in bijlage VI bedoelde gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie aan;

iv) pakken de tot de betrokken lidstaat gerichte relevante landspecifieke aanbevelingen, met inbegrip van, indien van toepassing, aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, aan;

v) zorgen ervoor dat het totale niveau van nationaal gefinancierde overheidsinvesteringen gedurende de looptijd van nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn hoger is dan het niveau op middellange termijn vóór de looptijd van dat plan.

3. Elke hervormings- en investeringsverbintenis die ten grondslag ligt aan een verlenging van de aanpassingsperiode moet voldoende gedetailleerd, versneld uitgevoerd, tijdgebonden en verifieerbaar zijn.

4. Tijdens de looptijd van de herstel- en veerkrachtfaciliteit kan overeenkomstig Verordening (EU) 2021/241 rekening worden gehouden met de verbintenissen die zijn opgenomen in het goedgekeurde herstel- en veerkrachtplan van de betrokken lidstaat voor een verlenging van de aanpassingsperiode.

5. De beoordeling of de reeks hervormingen en investeringsverbintenissen voldoet aan de criteria van lid 2 en of elk van de hervormings- en investeringsverbintenissen voldoet aan de voorwaarden van lid 3, wordt uitgevoerd overeenkomstig het beoordelingskader in bijlage VII.

Artikel 14

Herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn


1. Een lidstaat kan verzoeken om vóór het einde van zijn aanpassingsperiode een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn bij de Commissie in te dienen indien er objectieve omstandigheden zijn die de uitvoering van het oorspronkelijke nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn in de weg staan of indien een nieuwe regering om de indiening van een nieuw nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn verzoekt.
2. Voordat het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn wordt ingediend, legt de Commissie in een verslag aan het Economisch en Financieel Comité een nieuw technisch traject voor.
3. Rekening houdend met de eerdere aanpassing die door de betrokken lidstaat is uitgevoerd of het ontbreken daarvan, maakt het nieuwe technische traject geen uitstel van de budgettaire aanpassingsinspanning mogelijk en leidt het niet tot een geringere budgettaire aanpassingsinspanning.
4. Wanneer een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn wordt ingediend, zijn de artikelen 12 en 15 tot en met 19 van toepassing.
5. De Commissie beoordeelt in voorkomend geval met name of een verlenging van de aanpassingsperiode van toepassing moet blijven in het kader van het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn, rekening houdend met de uitvoering van de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan de verlenging in het kader van het oorspronkelijke plan en de veranderingen die het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn tot stand brengt op het gebied van de uitdagingen voor de overheidsschuld.

Artikel 15

Beoordeling van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn door de Commissie

1. De Commissie beoordeelt elk nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn binnen twee maanden na de indiening ervan. De desbetreffende lidstaat en de Commissie kunnen indien nodig overeenkomen de beoordelingstermijn met een redelijke periode te verlengen.

2. Bij de beoordeling van het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn onderzoekt de Commissie voor alle lidstaten:

a) of het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn ervoor zorgt dat de overheidsschuld uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode op een plausibel neerwaarts pad is gebracht of gehouden, dan wel op een prudent niveau blijft;

b) of het overheidstekort gedurende de gehele looptijd van het plan onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp wordt gehouden, dan wel of het overheidstekort snel en uiterlijk aan het einde van de aanpassingsperiode terugkeert tot onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp, wanneer het tekort deze referentiewaarde overschrijdt op het moment dat het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn wordt ingediend;

c) of het overheidstekort in een periode van tien jaar zonder verdere begrotingsmaatregelen onder de referentiewaarde van 3 % van het bbp wordt gehouden;

d) of de budgettaire aanpassingsinspanning gedurende de periode van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn ten minste evenredig is aan de totale inspanning gedurende de gehele aanpassingsperiode;

e) of voor de jaren waarin de betrokken lidstaat naar verwachting een tekort boven de referentiewaarde van 3 % van het bbp zal hebben en de overschrijding niet dicht bij de referentiewaarde ligt en tijdelijk is, de begrotingsaanpassing in overeenstemming is met de benchmark als bedoeld in artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten, zoals gewijzigd bij Verordening [X]; alsmede

f) of de overheidsschuldquote aan het einde van de planningshorizon onder het niveau van de overheidsschuldquote in het jaar vóór de aanvang van het technische traject is gebracht.

3. Daarnaast onderzoekt de Commissie voor de betrokken lidstaat:

a) of de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode, voldoet aan de voorwaarden van artikel 13;

b) of de andere hervormings- en investeringsverbintenissen in het plan voldoen aan de vereisten van artikel 12, punt b).

Artikel 16

Goedkeuring van de nationale budgettair-structurele plannen voor de middellange termijn door de Raad

De Raad neemt, op aanbeveling van de Commissie, in de regel binnen vier weken na de vaststelling van de aanbeveling van de Commissie een aanbeveling aan waarin het netto-uitgaventraject van de betrokken lidstaat wordt vastgesteld en, indien van toepassing, de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode die is opgenomen in het nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn van de lidstaat, wordt goedgekeurd.

Indien het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn dient als het plan met corrigerende maatregelen dat vereist is voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden, zoals bepaald in artikel 30, bekrachtigt de Raad in die aanbeveling ook de hervormingen en investeringen die nodig zijn om de onevenwichtigheden te corrigeren.

Artikel 17

Aanbeveling van de Raad voor een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn

Indien hij van oordeel is dat het plan niet voldoet aan de vereisten van artikel 15, lid 2 en lid 3, punt a), beveelt de Raad, op aanbeveling van de Commissie, de betrokken lidstaat aan een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in te dienen.

Artikel 18

Aanbeveling van de Raad in geval van niet-naleving door de lidstaat

Op aanbeveling van de Commissie beveelt de Raad de betrokken lidstaat aan dat het door de Commissie uitgestippelde technische traject het netto-uitgaventraject van de lidstaat is wanneer:

(a) de betrokken lidstaat verzuimt binnen een maand na de aanbeveling van de Raad een herzien nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn in te dienen;

(b) de Raad van oordeel is dat het herziene nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn niet voldoet aan de vereisten van artikel 15, lid 2 en lid 3, punt a);

(c) de lidstaat geen nieuw nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn heeft ingediend aan het einde van de periode waarop het vorige nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn betrekking heeft.

Artikel 19

Niet-nakoming door een lidstaat van zijn verbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van zijn aanpassingsperiode

Wanneer aan een lidstaat een verlenging van zijn aanpassingsperiode is toegestaan, maar deze niet op bevredigende wijze voldoet aan zijn reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan de in artikel 13, lid 1, bedoelde verlenging, kan de Raad op aanbeveling van de Commissie een herzien netto-uitgaventraject met een kortere aanpassingsperiode aanbevelen.


HOOFDSTUK V

UITVOERING VAN DE NATIONALE BUDGETTAIR-STRUCTURELE PLANNEN VOOR DE MIDDELLANGE TERMIJN

Artikel 20

Voortgangsverslag

1. Elke lidstaat dient uiterlijk op 15 april van elk jaar bij de Commissie een jaarlijks voortgangsverslag in over de uitvoering van zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn.

2. Het in lid 1 bedoelde jaarlijkse voortgangsverslag bevat met name informatie over de voortgang bij de uitvoering van het netto-uitgaventraject, de uitvoering van bredere hervormings- en investeringsverbintenissen in het kader van het Europees Semester en, indien van toepassing, de uitvoering van de reeks hervormings- en investeringsverbintenissen die ten grondslag liggen aan een verlenging van de aanpassingsperiode.

3. Het in lid 1 bedoelde jaarlijkse voortgangsverslag bevat ook de in bijlage III vermelde informatie.

4. Elke lidstaat maakt zijn jaarlijkse voortgangsverslag openbaar.


Artikel 21


Toezicht door de Commissie

De Commissie houdt toezicht op de uitvoering van het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn, en met name op het netto-uitgaventraject.

De Commissie zet een controlerekening op die functioneert overeenkomstig bijlage IV en registreert de cumulatieve opwaartse en neerwaartse afwijkingen van de werkelijke netto-uitgaven ten opzichte van het netto-uitgaventraject.

Artikel 22

Rol van onafhankelijke begrotingsinstellingen


Elke in artikel 8 van Richtlijn [...] van de Raad [betreffende de nationale begrotingskaders] bedoelde nationale onafhankelijke begrotingsinstelling beoordeelt of de in het in artikel 20 bedoelde voortgangsverslag gerapporteerde begrotingsresultaten in overeenstemming zijn met het netto-uitgaventraject. In voorkomend geval analyseert elke nationale onafhankelijke begrotingsinstelling ook de factoren die ten grondslag liggen aan een afwijking van het netto-uitgaventraject.
Artikel 23


Waarschuwing van de Commissie en aanbeveling van de Raad voor beleidsmaatregelen

1. Bij een aanzienlijk risico dat van het netto-uitgaventraject wordt afgeweken of bij een risico dat het overheidstekort de referentiewaarde van 3 % van het bbp kan overschrijden, kan de Commissie een waarschuwing tot de betrokken lidstaat richten overeenkomstig artikel 121, lid 4, VWEU.
2. Op basis van een aanbeveling van de Commissie stelt de Raad binnen een maand na de in lid 1 bedoelde waarschuwing van de Commissie een aanbeveling aan de betrokken lidstaat vast voor de nodige beleidsmaatregelen, overeenkomstig artikel 121, lid 4, VWEU.

Artikel 24

Ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel

Op aanbeveling van de Commissie kan de Raad een aanbeveling aannemen op grond waarvan de lidstaten in geval van een ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel van hun netto-uitgaventraject mogen afwijken, mits de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt. De Raad stelt een termijn voor deze afwijking vast.

Zolang de ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel aanhoudt, blijft de Commissie de houdbaarheid van de schuld monitoren en zorgt zij voor beleidscoördinatie en een consistente beleidsmix die rekening houdt met de eurozone en de Uniedimensie.

De Raad kan, op aanbeveling van de Commissie, de periode waarin de lidstaten van het netto-uitgaventraject mogen afwijken, verlengen, mits de ernstige economische neergang in de eurozone of in de Unie als geheel aanhoudt. Een verlenging kan meer dan één keer worden toegestaan. Elke verlenging geldt evenwel voor een periode van ten hoogste één jaar.

Artikel 25

Uitzonderlijke omstandigheden waarover de lidstaat geen controle heeft en die grote gevolgen hebben voor de overheidsfinanciën van de betrokken lidstaat

Op aanbeveling van de Commissie kan de Raad een aanbeveling aannemen op grond waarvan een lidstaat kan afwijken van zijn netto-uitgaventraject indien uitzonderlijke omstandigheden waarover de lidstaat geen controle heeft, een grote impact hebben op de overheidsfinanciën van de betrokken lidstaat, mits de houdbaarheid van de begroting op middellange termijn daardoor niet in gevaar komt. De Raad stelt een termijn voor deze afwijking vast.

Op voorwaarde dat de uitzonderlijke omstandigheden aanhouden, kan de Raad op aanbeveling van de Commissie de periode waarin de lidstaten van het netto-uitgaventraject mogen afwijken, verlengen. Een verlenging kan meer dan één keer worden toegestaan. Elke verlenging geldt evenwel voor een periode van ten hoogste één jaar.


HOOFDSTUK VI

ECONOMISCHE DIALOOG

Artikel 26

Dialoog over het Europees semester

Het Europees Parlement wordt naar behoren bij het Europees Semester betrokken teneinde de transparantie van, de eigen verantwoordelijkheid voor en de verantwoordingsplicht met betrekking tot de genomen besluiten te vergroten, in het bijzonder door middel van een economische dialoog. Het Economisch en Financieel Comité, het Comité voor de economische politiek, het Comité voor de werkgelegenheid en het Comité voor sociale bescherming worden in passende gevallen in het kader van het Europees Semester geraadpleegd. Belanghebbenden, met name de sociale partners, worden in passende gevallen in het kader van het Europees Semester bij de belangrijkste beleidskwestie betrokken, in overeenstemming met de bepalingen van het VWEU en de nationale wettelijke en politieke regelingen.

Om de dialoog tussen de instellingen van de Unie, in het bijzonder het Europees Parlement, de Raad en de Commissie te bevorderen en te zorgen voor meer transparantie en verantwoordelijkheid, kan het Europees Parlement de voorzitter van de Raad, de Commissie en indien nodig de voorzitter van de Europese Raad of de voorzitter van de Eurogroep in het parlement uitnodigen om de door de Commissie uitgevaardigde beleidsrichtsnoeren aan de lidstaten, de door de Europese Raad vastgestelde conclusies en de resultaten van het in het kader van deze verordening uitgevoerde multilaterale toezicht te bespreken.

De voorzitter van de Raad, en de Commissie in overeenstemming met artikel 121 VWEU, en, in voorkomend geval, de voorzitter van de Eurogroep, brengen jaarlijks aan het Europees Parlement en aan de Europese Raad verslag uit over de resultaten van het multilaterale toezicht.

Artikel 27

"Pas toe of leg uit"-beginsel

Van de Raad wordt als hoofdregel verwacht dat hij de aanbevelingen en voorstellen van de Commissie opvolgt of zijn standpunt publiekelijk toelicht.

Artikel 28

Dialoog met een lidstaat

Indien de Raad overeenkomstig artikel 23, lid 2, een aanbeveling tot een lidstaat richt in geval van een aanzienlijk risico op afwijking van het netto-uitgaventraject, kan het Europees Parlement die lidstaat de gelegenheid bieden deel te nemen aan een gedachtewisseling.

Artikel 29

Regelmatige informatieverstrekking aan het Europees Parlement

1. De Raad en de Commissie informeren het Europees Parlement geregeld over de toepassing van deze verordening.
2. In het verslag van de Raad en de Commissie aan het Europees Parlement worden de resultaten verwerkt van het multilaterale toezicht dat in het kader van deze verordening wort uitgeoefend.


HOOFDSTUK VII

INTERACTIE MET VERORDENING (EU) NR. 1176/2011

Artikel 30

Interactie met de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden

1. Indien een lidstaat nalaat uitvoering te geven aan de hervormings- en investeringsverbintenissen die zijn opgenomen in zijn nationaal budgettair-structureel plan voor de middellange termijn om gevolg te geven aan de landspecifieke aanbevelingen die relevant zijn voor de bij Verordening (EU) nr. 1176/2011 vastgestelde procedure voor macro-economische onevenwichtigheden, en indien de Commissie van oordeel is dat de betrokken lidstaat door buitensporige onevenwichtigheden wordt getroffen overeenkomstig artikel 7, lid 1, van die verordening, is de procedure van artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van toepassing.

2. In dat geval dient de lidstaat waarvoor overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 een procedure bij buitensporige onevenwichtigheden is ingeleid, een herzien plan in overeenkomstig artikel 14 van deze verordening. Het herziene plan volgt de aanbeveling van de Raad die is aangenomen overeenkomstig artikel 7, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011. Het herziene plan moet door de Raad worden goedgekeurd overeenkomstig de artikelen 16 tot en met 19 van deze verordening. Het herziene plan wordt beoordeeld overeenkomstig artikel 15 van deze verordening.

3. Wanneer een lidstaat overeenkomstig lid 2 een herzien budgettair-structureel plan voor de middellange termijn indient, dient dat herziene plan als het uit hoofde van artikel 8, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 vereiste plan met corrigerende maatregelen, bevat het de specifieke beleidsmaatregelen die de betrokken lidstaat heeft uitgevoerd of voornemens is uit te voeren en een tijdschema voor die maatregelen.

In dat geval beoordeelt de Raad, overeenkomstig artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1176/2011, op basis van een beoordeling van de Commissie het herziene plan binnen twee maanden na de indiening ervan. De monitoring en beoordeling van de uitvoering van het herziene plan geschiedt overeenkomstig artikel 21 van deze verordening en de artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) nr. 1176/2011.


HOOFDSTUK VIII

INTERACTIE MET VERORDENING (EU) NR. 472/2013

Artikel 31

Interactie met de procedure voor verscherpt toezicht

Een lidstaat die onderworpen is aan verscherpt toezicht uit hoofde van artikel 2 van Verordening (EU) nr. 472/2013 van het Europees Parlement en de Raad32, houdt bij de vaststelling van maatregelen die erop gericht zijn de bronnen of potentiële bronnen van moeilijkheden aan te pakken overeenkomstig artikel 3, lid 1, van die verordening, rekening met eventuele aanbevelingen die uit hoofde van artikel 23 van onderhavige verordening tot deze lidstaat zijn gericht.

Wanneer een lidstaat overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EU) nr. 472/2013 onderworpen is aan een macro-economisch aanpassingsprogramma en de wijzigingen daarvan, is hij niet verplicht een budgettair-structureel plan overeenkomstig artikel 9 van deze verordening en een jaarlijks voortgangsverslag overeenkomstig artikel 20 van deze verordening in te dienen.


HOOFDSTUK IX

GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN

Artikel 32

Wijziging van de bijlagen

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de bijlagen II tot en met VII teneinde deze aan te passen aan verdere ontwikkelingen of behoeften met betrekking tot de informatie in het nationale budgettair-structurele plan voor de middellange termijn (bijlage II) of in de jaarlijkse voortgangsverslagen (bijlage III), met betrekking tot de werking van de controlerekening (bijlage IV), de methode voor de beoordeling van de plausibiliteit (bijlage V), de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie (bijlage VI) of het beoordelingskader (bijlage VII).

Artikel 33

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 32 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt met ingang van XXX voor onbepaalde tijd aan de Commissie toegekend.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 32 bedoelde bevoegdheidsdelegaties te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.
5. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdige kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6. Een overeenkomstig artikel 32 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van een maand na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met een maand verlengd.


HOOFDSTUK X

GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 34

Dialoog met de lidstaten

De Commissie draagt overeenkomstig de doelstellingen van deze verordening zorg voor een permanente dialoog met de lidstaten. Hiertoe voert de Commissie in het bijzonder missies uit ter beoordeling van de heersende sociaal-economische situatie in de lidstaten en ter opsporing van eventuele risico’s of moeilijkheden bij de naleving van de doelstellingen van deze verordening.

Artikel 35

Missies voor diepgaand toezicht

1. De Commissie kan missies voor diepgaand toezicht ondernemen voor die lidstaten die het onderwerp zijn van een aanbeveling als bedoeld in artikel 23, met als doel monitoring ter plaatste.

2. Wanneer de betrokken lidstaat een lidstaat is die de euro als munt heeft of een lidstaat is die deel uitmaakt van WKM2, kan de Commissie indien wenselijk vertegenwoordigers van de Europese Centrale Bank verzoeken om deel te nemen aan toezichtmissies.

Artikel 36

Verslag

1. Uiterlijk [31 december 2030], en daarna elke vijf jaar, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze verordening, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel tot wijziging van deze verordening. De Commissie maakt dit verslag openbaar.

2. Het in lid 1 bedoelde verslag bevat een evaluatie van:

(a) de doeltreffendheid van de verordening, met name of de bepalingen betreffende de besluitvorming voldoende doeltreffend zijn gebleken om de overheidsschuld te doen dalen of op een prudent niveau te handhaven overeenkomstig de desbetreffende aanbevelingen van de Raad;


(b) de vooruitgang die is geboekt bij het waarborgen van een nauwere coördinatie van het economische beleid en de aanhoudende convergentie van de economische prestaties van de lidstaten.

3. Het verslag wordt toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 37

Intrekking van Verordening (EG) nr. 1466/97

Verordening (EG) nr. 1466/97 wordt ingetrokken.

Artikel 38

Inwerkingtreding


Deze verordening treedt in werking op de [twintigste] dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.