Artikelen bij COM(2023)424 - Wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)424 - Wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming ... |
---|---|
document | COM(2023)424 ![]() ![]() |
datum | 12 juli 2023 |
Artikel 1
Richtlijn 2012/29/EU wordt als volgt gewijzigd:
1. het volgende artikel wordt ingevoegd:
“Artikel 3 bis
Hulplijn voor slachtoffers
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om gemakkelijk toegankelijke, gebruiksvriendelijke, kosteloze en vertrouwelijke hulplijnen voor slachtoffers op te zetten die:
a) slachtoffers de in artikel 4, lid 1, bedoelde informatie verstrekken,
b) emotionele ondersteuning bieden,
c) slachtoffers indien nodig doorverwijzen naar gespecialiseerde hulpdiensten en/of gespecialiseerde hulplijnen.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde hulplijnen toegankelijk zijn in de vorm van een telefonische hulplijn die is verbonden met het geharmoniseerde Europese telefoonnummer “116 006” en via andere informatie- en communicatietechnologieën, waaronder websites.
3. De lidstaten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de in de leden 1 en 2 bedoelde diensten beschikbaar zijn in andere talen, waaronder ten minste de talen die in de lidstaat het meest worden gebruikt.
4. Hulplijnen kunnen als openbare of niet-gouvernementele organisaties worden opgericht en op professionele of vrijwillige basis worden georganiseerd.”;
2. het volgende artikel 5 bis wordt ingevoegd:
“Artikel 5 bis
Aangifte doen van een strafbaar feit
1. De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers via gemakkelijk toegankelijke, gebruiksvriendelijke informatie- en communicatietechnologieën aangifte kunnen doen van een strafbaar feit bij de bevoegde autoriteiten. Deze mogelijkheid omvat, indien mogelijk, het indienen van bewijs.
2. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om eenieder die weet of te goeder trouw het vermoeden heeft dat er strafbare feiten zijn gepleegd of dat verdere daden van geweld te verwachten zijn, aan te moedigen om daarvan aangifte te doen bij de bevoegde autoriteiten.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers effectief aangifte kunnen doen van strafbare feiten die zijn gepleegd in detentiecentra. Tot de detentiecentra behoren naast gevangenissen, bewaringsinrichtingen en cellencomplexen voor verdachten en beklaagden, ook gespecialiseerde detentiecentra voor verzoekers om internationale bescherming en voor terugkeerders, en opvangcentra voor personen die om internationale bescherming hebben verzocht of deze bescherming reeds genieten.
4. Wanneer kinderen aangifte doen van strafbare feiten, zorgen de lidstaten ervoor dat de aangifteprocedures zowel veilig en vertrouwelijk als qua opzet en taalgebruik kindvriendelijk zijn, dat wil zeggen in overeenstemming met hun leeftijd en maturiteit.
5. De lidstaten zorgen ervoor dat het de bevoegde autoriteiten die in contact komen met een slachtoffer dat aangifte doet van een strafbaar feit, verboden is persoonsgegevens over de verblijfsstatus van het slachtoffer door te geven aan de bevoegde migratieautoriteiten, ten minste tot de eerste individuele beoordeling als bedoeld in artikel 22 is voltooid.”;
3. artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 2 wordt vervangen door:
“2. De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers worden benaderd door de relevante algemene of gespecialiseerde hulpdiensten als uit de individuele beoordeling als bedoeld in artikel 22 blijkt dat er behoefte is aan ondersteuning en het slachtoffer ermee instemt dat de hulpdiensten contact opnemen of als het slachtoffer om hulp vraagt.”;
b) het volgende lid wordt toegevoegd:
“6. De slachtofferhulpdiensten blijven operationeel in tijden van crisis, zoals gezondheidscrises, aanzienlijke migratiesituaties of andere noodsituaties.”;
4. artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1 wordt punt c) vervangen door:
“c) emotionele en, waar beschikbaar, psychologische ondersteuning, wanneer zij zich ervan bewust worden dat een persoon de status van slachtoffer heeft. Indien de bijzondere behoefte aan psychologische ondersteuning is aangetoond door middel van een individuele beoordeling als bedoeld in artikel 22, is psychologische ondersteuning beschikbaar zo lang het slachtoffer dergelijke ondersteuning nodig heeft.”;
b) in lid 3 wordt punt b) vervangen door:
“b) gerichte en geïntegreerde ondersteuning, waaronder traumazorg en counseling, voor slachtoffers met specifieke behoeften, zoals slachtoffers van seksueel geweld, slachtoffers van gendergerelateerd geweld, waaronder geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld als bedoeld in Richtlijn (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad 64 [ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld], slachtoffers van mensenhandel, slachtoffers van georganiseerde criminaliteit, slachtoffers met een handicap, slachtoffers van uitbuiting, slachtoffers van haatmisdrijven, slachtoffers van terrorisme, slachtoffers van internationale kernmisdrijven.”;
c) het volgende lid wordt toegevoegd:
“4. De lidstaten zorgen voor de nodige beschermingsdiensten en gespecialiseerde hulpdiensten om volledig tegemoet te komen aan de diverse behoeften van slachtoffers met specifieke behoeften, overeenkomstig de protocollen bedoeld in artikel 26 bis, lid 1, punt c).”;
5. het volgende artikel 9 bis wordt ingevoegd in hoofdstuk II:
“Artikel 9 bis
Gerichte en geïntegreerde hulpdiensten voor kinderen
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat er kindvriendelijke gerichte en geïntegreerde gespecialiseerde hulpdiensten voor kinderen beschikbaar zijn, die voorzien in de op de leeftijd afgestemde ondersteuning en bescherming die nodig is om volledig tegemoet te komen aan de vele behoeften van kindslachtoffers.
2. Gerichte en geïntegreerde hulpdiensten voor kindslachtoffers zorgen voor een gecoördineerd mechanisme met meerdere instanties dat de volgende diensten omvat:
a) informatieverstrekking,
b) medisch onderzoek,
c) emotionele en psychologische ondersteuning,
d) mogelijkheid om aangifte te doen van een strafbaar feit,
e) individuele beoordeling van de behoeften aan bescherming en ondersteuning als bedoeld in artikel 22,
f) video-opnames van de in artikel 24, lid 1, bedoelde getuigenissen.
3. De in lid 2 bedoelde diensten worden verstrekt in hetzelfde gebouw.”;
6. de volgende artikelen 10 bis en 10 ter worden ingevoegd:
“Artikel 10 bis
Recht op bijstand ter terechtzitting
De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ter terechtzitting bijstand te verlenen bij het verstrekken van informatie en emotionele steun aan slachtoffers.
Artikel 10 ter
Recht op herziening van beslissingen die ter terechtzitting zijn genomen
1. De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers onverwijld op de hoogte worden gebracht van beslissingen die ter terechtzitting worden genomen en die hen rechtstreeks raken, en dat zij recht hebben op herziening van die beslissingen. Dergelijke beslissingen omvatten ten minste beslissingen op grond van de volgende bepalingen:
a) artikel 7, lid 1, met betrekking tot beslissingen over vertolking tijdens rechtszittingen;
b) artikel 23, lid 3.
2. De procedurevoorschriften op grond waarvan het slachtoffer om een herziening van de in lid 1 bedoelde beslissingen kan verzoeken, worden door het nationale recht bepaald.
De lidstaten zorgen ervoor dat de rechterlijke beslissingen over het verzoek om een dergelijke herziening binnen een redelijke termijn worden genomen.”;
7. artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
a) lid 1 wordt vervangen door:
“1. De lidstaten waarborgen het slachtoffer het recht om in de loop van de strafprocedure binnen een redelijke termijn een beslissing inzake schadevergoeding door de dader te verkrijgen.”;
b) lid 2 wordt vervangen door:
“2. De lidstaten zorgen ervoor dat hun bevoegde autoriteiten de toegewezen schadevergoeding zonder onnodige vertraging rechtstreeks aan het slachtoffer uitkeren. De bevoegde autoriteiten treden in de rechten van het slachtoffer ten opzichte van de dader voor het bedrag van de toegewezen schadevergoeding.”;
8. artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
a) in lid 1 wordt punt b) vervangen door:
“b) zoveel mogelijk gebruikmaken van de bepalingen inzake videoconferentie en telefoonconferentie om de deelname aan strafprocedures door slachtoffers die in het buitenland wonen te vergemakkelijken.”;
b) het volgende lid wordt toegevoegd:
“4. De lidstaten zorgen ervoor dat de bevoegde autoriteiten Eurojust om bijstand kunnen verzoeken en aan Eurojust de informatie kunnen doorgeven die bedoeld is om de samenwerking met de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten in grensoverschrijdende zaken te vergemakkelijken.”;
9. aan artikel 21 wordt het volgende lid toegevoegd:
“3. De lidstaten zorgen ervoor dat persoonsgegevens van een slachtoffer aan de hand waarvan de dader de woonplaats van het slachtoffer kan achterhalen of anderszins op enigerlei wijze contact met het slachtoffer kan opnemen, niet direct of indirect aan de dader worden verstrekt.”;
10. artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:
a) de titel wordt vervangen door:
“Individuele beoordeling van slachtoffers om specifieke ondersteunings- en beschermingsbehoeften te bepalen”;
b) lid 1 wordt vervangen door:
“1. De lidstaten zorgen ervoor dat het slachtoffer aan een tijdige en individuele beoordeling wordt onderworpen om specifieke ondersteunings- en beschermingsbehoeften te onderkennen en om te bepalen of en in welke mate het slachtoffer van bijzondere maatregelen in de zin van artikel 9, lid 1, punt c), en de artikelen 23 en 24 gebruik moet kunnen maken, gelet op zijn bijzondere kwetsbaarheid voor secundaire en herhaalde victimisatie, voor intimidatie en voor vergelding.”;
c) het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:
“1 bis. De individuele beoordeling wordt gestart bij het eerste contact van het slachtoffer met de bevoegde autoriteiten en duurt zo lang als nodig is, afhankelijk van de specifieke behoeften van elk slachtoffer. Wanneer het resultaat van de eerste fase van de individuele beoordeling door de eerstelijnsinstanties uitwijst dat de beoordeling moet worden voortgezet, wordt die beoordeling uitgevoerd in samenwerking met de instellingen en organen, afhankelijk van de fase van de procedure en de individuele behoeften van de slachtoffers, overeenkomstig de protocollen bedoeld in artikel 26 bis.”;
d) de leden 2 en 3 worden vervangen door:
“2. De individuele beoordeling houdt rekening met:
a) de persoonlijke kenmerken van het slachtoffer, waaronder relevante ervaringen met discriminatie, ook wanneer deze gebaseerd zijn op een combinatie van verschillende gronden, zoals geslacht, gender, leeftijd, handicap, religie of overtuiging, taal, ras, sociale of etnische afkomst, seksuele gerichtheid;
b) het soort strafbare feit of de aard van het strafbare feit;
c) de omstandigheden van het strafbare feit;
d) de relatie met en de kenmerken van de dader.
3. In het kader van de individuele beoordeling gaat bijzondere aandacht uit naar:
a) slachtoffers die aanzienlijke schade hebben geleden als gevolg van de ernst van het strafbare feit;
b) slachtoffers van strafbare feiten die zijn ingegeven door vooroordelen of discriminatie die in het bijzonder verband kunnen houden met hun persoonlijke kenmerken;
c) slachtoffers wier relatie met en afhankelijkheid van de dader hen bijzonder kwetsbaar maken.
In dit verband worden slachtoffers van terrorisme, georganiseerde criminaliteit, mensenhandel, gendergerelateerd geweld, waaronder geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, seksueel geweld, uitbuiting of haatmisdrijven, slachtoffers van internationale kernmisdrijven, en slachtoffers met een handicap naar behoren in overweging genomen. Bijzondere aandacht gaat uit naar slachtoffers die onder meer dan één van deze categorieën vallen.”;
e) het volgende lid 3 bis wordt ingevoegd:
“3 bis. In het kader van de individuele beoordeling gaat bijzondere aandacht uit naar het risico dat van de dader uitgaat, waaronder het risico van gewelddadig gedrag en lichamelijk letsel, het gebruik van wapens, betrokkenheid bij een criminele organisatie drugs- of alcoholmisbruik, kindermisbruik, geestelijke gezondheidsproblemen, stalking, het uiten van bedreigingen of haatzaaiende uitlatingen.”;
f) lid 4 wordt vervangen door:
“4. Voor de toepassing van deze richtlijn worden kindslachtoffers beschouwd als slachtoffers met specifieke ondersteunings- en beschermingsbehoeften, gelet op hun kwetsbaarheid voor secundaire en herhaalde victimisatie, voor intimidatie en voor vergelding. Om te bepalen of en in welke mate zij gebruik zouden kunnen maken van bijzondere maatregelen in de zin van de artikelen 23 en 24, worden kindslachtoffers onderworpen aan een individuele beoordeling in de zin van lid 1 van dit artikel. De individuele beoordeling van kindslachtoffers wordt georganiseerd in het kader van gerichte en geïntegreerde hulpdiensten als bedoeld in artikel 9 bis.”;
g) lid 6 wordt vervangen door:
“6. Het slachtoffer wordt nauw bij een dergelijke individuele beoordeling betrokken en er wordt rekening gehouden met diens wensen, waaronder de wens om geen aanspraak te maken op bijzondere maatregelen in de zin van de artikelen 8, 9, 9 bis, 23 en 24.”;
h) lid 7 wordt vervangen door:
“7. De bevoegde autoriteiten actualiseren de individuele beoordeling regelmatig om ervoor te zorgen dat de ondersteunings- en beschermingsmaatregelen betrekking hebben op de actuele situatie van het slachtoffer. Indien de elementen die ten grondslag liggen aan de individuele beoordeling aanzienlijk zijn gewijzigd, zorgen de lidstaten ervoor dat de beoordeling tijdens de gehele strafprocedure wordt geactualiseerd.”;
11. in artikel 23, lid 2, wordt punt d) vervangen door:
“d) alle ondervragingen van een slachtoffer van seksueel geweld, gendergerelateerd geweld, met inbegrip van slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld als bedoeld in Richtlijn (EU) .../... van het Europees Parlement en de Raad 65 [ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld], tenzij deze door een aanklager of een rechter wordt ondervraagd, gedaan door een persoon van hetzelfde geslacht als het slachtoffer, indien het slachtoffer dat wenst, mits dit geen afbreuk doet aan het verloop van de strafprocedure.”;
12. aan artikel 23 wordt het volgende lid toegevoegd:
“4. Tijdens de strafprocedure kom het overeenkomstig artikel 22, lid 1, geïdentificeerde slachtoffer met specifieke beschermingsbehoeften in aanmerking voor de volgende maatregelen om de fysieke bescherming van het slachtoffer te waarborgen:
a) voortdurende of tijdelijke aanwezigheid van rechtshandhavingsinstanties;
b) gebiedsverboden, contactverboden of beschermingsbevelen om het slachtoffer te beschermen tegen elke vorm van geweld, onder meer door bepaalde gevaarlijke gedragingen van de dader te verbieden of aan banden te leggen.”;
13. aan artikel 24 wordt het volgende lid toegevoegd:
“3. Wanneer de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, bij het strafbare feit betrokken is, of er een ander belangenconflict kan zijn tussen de kindslachtoffers en de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt, houden de lidstaten rekening met de belangen van het kind en zorgen zij ervoor dat elke handeling waarvoor toestemming vereist is, niet afhankelijk is van de toestemming van de persoon die de ouderlijke verantwoordelijkheid draagt.”;
14. in hoofdstuk 5 worden de volgende artikelen ingevoegd:
“Artikel 26 bis
Protocollen via nationale coördinatie en samenwerking
1. De lidstaten stellen specifieke protocollen op en voeren deze uit ten aanzien van de organisatie van diensten en acties uit hoofde van deze richtlijn door de bevoegde autoriteiten en andere personen die in contact komen met slachtoffers. De protocollen worden opgesteld in coördinatie met en samenwerking tussen rechtshandhavingsinstanties, openbaar ministeries, rechters, detentieautoriteiten, diensten voor herstelrecht en slachtofferhulpdiensten. De specifieke protocollen hebben ten minste tot doel ervoor te zorgen dat:
a) slachtoffers informatie krijgen die aansluit bij hun veranderende individuele behoeften; dergelijke informatie eenvoudig en gemakkelijk te begrijpen is en tijdig en meermaals wordt verstrekt in onder meer mondelinge, schriftelijke en digitale vorm;
b) slachtoffers die in een detentiecentrum verblijven, zoals gevangenissen, detentiecentra en cellencomplexen voor verdachten en beklaagden, gespecialiseerde detentiecentra voor personen die verzoeken om internationale bescherming en voor terugkeerders, en opvangcentra voor personen die om internationale bescherming hebben verzocht of deze bescherming reeds genieten:
i) informatie over hun rechten ontvangen;
ii) worden ondersteund bij het doen van aangifte van een strafbaar feit;
iii) toegang hebben tot ondersteuning en bescherming overeenkomstig hun individuele behoeften;
c) bij de individuele beoordeling van de behoeften van slachtoffers aan ondersteuning en bescherming, als bedoeld in artikel 22, en de verlening van hulpdiensten voor slachtoffers met specifieke behoeften, rekening wordt gehouden met de individuele behoeften van de slachtoffers in verschillende stadia van de strafprocedure.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat de in lid 1 bedoelde protocollen regelmatig, en ten minste om de twee jaar, worden herzien om hun doeltreffendheid te waarborgen.
3. De lidstaten nemen de nodige wettelijke maatregelen om het mogelijk te maken voor de bevoegde autoriteiten en slachtofferhulpdiensten informatie, waaronder informatie die persoonsgegevens van slachtoffers bevat, te verzamelen en uit te wisselen, teneinde de toegang tot informatie en passende ondersteuning en bescherming van individuele slachtoffers te waarborgen.
Artikel 26 ter
Gebruik van elektronische communicatiemiddelen
1. De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers van strafbare feiten hun rechten als bedoeld in artikel 3 bis, artikel 4, lid 1, artikel 5, lid 1, artikel 5 bis, artikel 6, leden 1, 2, 4, 5 en 6, en artikel 10 ter kunnen uitoefenen met behulp van elektronische communicatiemiddelen.
2. Slachtoffers van strafbare feiten mag niet op grond van het feit dat zij ingezetene zijn van een andere lidstaat, worden belet toegang te krijgen tot of anderszins gebruik te maken van nationale systemen waardoor de in lid 1 bedoelde elektronische communicatiemiddelen worden aangeboden.
3. Wanneer nationale systemen waardoor elektronische communicatiemiddelen worden aangeboden, het gebruik van elektronische identificatie, handtekeningen en zegels vereisen, staan de lidstaten het gebruik toe van aangemelde stelsels voor elektronische identificatie, gekwalificeerde elektronische handtekeningen en gekwalificeerde elektronische zegels van alle andere lidstaten, zoals bepaald in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad 66 .
Artikel 26 quater
Rechten van personen met een handicap
1. Door te voldoen aan de toegankelijkheidsvereisten die zijn vastgelegd in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad 67 , zorgen de lidstaten ervoor dat slachtoffers met een handicap op voet van gelijkheid met anderen gebruik kunnen maken van de elektronische communicatiemiddelen bedoeld in artikel 26 ter van deze richtlijn.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers met een handicap op voet van gelijkheid met anderen toegang hebben tot alle procedures en tot de hulpdiensten en beschermingsmaatregelen die onder deze richtlijn vallen, overeenkomstig de toegankelijkheidsvereisten die zijn vastgelegd in bijlage I bij Richtlijn (EU) 2019/882.
De lidstaten zorgen ervoor dat voor slachtoffers met een handicap op verzoek in redelijke aanpassingen wordt voorzien.
Artikel 26 quinquies
Voorzieningen in rechte
De lidstaten zorgen ervoor dat slachtoffers op grond van het nationale recht over een doeltreffende voorziening in rechte beschikken in geval van een schending van hun rechten uit hoofde van deze richtlijn.”;
15. het volgende artikel 27 bis wordt ingevoegd:
“Artikel 27 bis
Specifieke verplichtingen met betrekking tot slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld
Wanneer de lidstaten maatregelen nemen om aan deze richtlijn te voldoen, zorgen zij ervoor dat dit gebeurt zonder afbreuk te doen aan de verplichtingen uit hoofde van Richtlijn (EU) .../... [ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld], die naast de verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn op dergelijke slachtoffers van toepassing zijn. Met name zien de lidstaten erop toe dat:
a) de hulplijn voor slachtoffers als bedoeld in artikel 3 bis van deze richtlijn geen afbreuk doet aan de werking van speciale en gespecialiseerde hulplijnen voor slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld zoals vereist op grond van artikel 31 van Richtlijn (EU) .../... [ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld];
b) de verplichting om maatregelen te nemen op grond van artikel 5 bis, lid 2, van deze richtlijn geen afbreuk doet aan de verplichting van de lidstaten om gerichte maatregelen te nemen om het doen van aangifte van daden van geweld tegen vrouwen of van huiselijk geweld als bedoeld in artikel 16, lid 1, van Richtlijn (EU) .../... [ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld] aan te moedigen;
c) de verplichting om maatregelen te nemen op grond van artikel 5 bis, lid 3, van deze richtlijn geen afbreuk doet aan de verplichting van de lidstaten om gespecialiseerde maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat aangifte wordt gedaan van gevallen van geweld tegen vrouwen of huiselijk geweld in opvang- en detentiecentra als bedoeld in artikel 35, lid 4, van Richtlijn (EU) .../... [ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld];
d) de verplichting om maatregelen te nemen op grond van artikel 5 bis, lid 4, van deze richtlijn geen afbreuk doet aan de verplichting van de lidstaten om gerichte maatregelen te nemen op grond van artikel 16, lid 4, van Richtlijn (EU) .../... [ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld];
e) wat slachtoffers van geweld tegen vrouwen of huiselijk geweld betreft, de bepalingen van [artikelen 18 en 19 van Richtlijn (EU) .../... [ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld] van toepassing zijn naast de regels als uiteengezet artikel 22 van Richtlijn 2019/29, zoals gewijzigd bij deze richtlijn;
f) de protocollen inzake de individuele beoordeling van de behoeften van slachtoffers aan ondersteuning en bescherming, als bedoeld in artikel 26 bis in samenhang met artikel 22 van deze richtlijn, geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de lidstaten om richtsnoeren uit te vaardigen en specifieke mechanismen op te zetten voor slachtoffers van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld, als bedoeld in artikel 23, punt b), en artikel 40, lid 2, van Richtlijn (EU) .../... [ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld].”;
16. artikel 28 wordt vervangen door:
“Artikel 28
Verstrekken van gegevens en statistieken
1. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om een systeem op te zetten voor het verzamelen, produceren en verspreiden van statistieken over slachtoffers van strafbare feiten. De statistieken omvatten gegevens die relevant zijn voor de toepassing van nationale procedures inzake slachtoffers van strafbare feiten, waaronder ten minste het aantal aangiftes en het soort gemelde strafbare feiten, het aantal, de leeftijd en het geslacht van de slachtoffers en het soort strafbare feit. Zij omvatten ook informatie over hoe slachtoffers toegang hebben gekregen tot de rechten die in deze richtlijn zijn vastgelegd.
2. De lidstaten verzamelen de in dit artikel bedoelde statistieken op basis van een gemeenschappelijke uitsplitsing die is ontwikkeld in samenwerking met de Commissie (Eurostat). Zij zenden deze gegevens om de drie jaar naar de Commissie (Eurostat). De verzonden gegevens bevatten geen persoonsgegevens.
3. Het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten ondersteunt de lidstaten en de Commissie bij het verzamelen, produceren en verspreiden van statistieken over slachtoffers van strafbare feiten en bij de verslaglegging over hoe slachtoffers toegang hebben gekregen tot de rechten die in deze richtlijn zijn vastgelegd.
4. De Commissie (Eurostat) ondersteunt de lidstaten bij het verzamelen van gegevens als bedoeld in lid 1, onder meer door gemeenschappelijke normen vast te stellen voor teleenheden, telregels, gemeenschappelijke uitsplitsingen, rapportageformaten en de classificatie van strafbare feiten.
5. De lidstaten stellen de verzamelde statistieken ter beschikking van het publiek. De statistieken bevatten geen persoonsgegevens.
6. De verzameling van gegevens op grond van lid 1 doet geen afbreuk aan de specifieke gegevensverzameling op grond van artikel 44 van Richtlijn (EU) .../... [ter bestrijding van geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld].”;
17. artikel 29 wordt vervangen door:
“Artikel 29
Verslaglegging door de Commissie en evaluatie
De Commissie dient uiterlijk op [zes jaar na de vaststelling] bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de toepassing van deze richtlijn. In dat verslag wordt geëvalueerd in hoeverre de lidstaten de noodzakelijke maatregelen hebben getroffen om aan deze richtlijn te voldoen, met inbegrip van de technische uitvoering ervan.
Dit verslag gaat, indien nodig, vergezeld van een wetgevingsvoorstel.”;
Artikel 2
Omzetting
1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om [binnen twee jaar na de inwerkingtreding] aan deze richtlijn te voldoen, met uitzondering van de bepalingen die nodig zijn om te voldoen aan artikel 26 ter, die [uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding] worden vastgesteld en bekendgemaakt. Zij stellen de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis.
Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.
2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.
Artikel 3
Inwerkingtreding
Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.