Artikelen bij COM(2023)455 - Toepassingsgebied van Verordening (EU) 2016/1011, met name met betrekking tot het voortgezette gebruik door onder toezicht staande entiteiten van benchmarks van derde landen en over mogelijke tekortkomingen van het huidige kader

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.


1. Inleiding 2

2. Politieke en juridische context 2

3. Beoordeling 9

4. Volgende stappen 11


1. Inleiding

Een benchmark is een index (1) die wordt gebruikt als referentie voor het bepalen van de prijs van een financieel instrument of een financiële overeenkomst. Er wordt momenteel een breed scala aan benchmarks geproduceerd, waaronder rentebenchmarks zoals Euribor, aandelenbenchmarks en grondstoffenbenchmarks, bv. energiebenchmarks zoals West Texas Intermediate (WTI) of Brent. Benchmarks verschillen van elkaar wat betreft de gebruikte onderliggende gegevens, de wijze waarop de onderliggende gegevens worden verzameld, de wijze waarop de benchmark wordt berekend en de wijze waarop deze wordt verspreid naar de eindgebruiker.

Financiële markten zijn mondiale markten en benchmarks worden internationaal geproduceerd en gebruikt. Europese banken, beleggingsfondsen en andere benchmarkgebruikers (2) verwijzen voor uiteenlopende doeleinden naar EU- en niet-EU-benchmarks, van het afdekken van hun eigen risico’s, waaronder rente-, krediet- en valutarisico’s, en het aanbieden van producten om het risico van hun cliënten af te dekken, tot het vaststellen van een beleggingsportefeuille aan de hand van de benchmark als beleggingsmodel of als prestatiebenchmark. De meeste benchmarks (meer dan 3,6 miljoen) worden geproduceerd door beheerders buiten de EU (3). De regels van Verordening (EU) 2016/1011 (“benchmarkverordening”) inzake het gebruik van niet-EU-benchmarks zijn daarom van groot belang (4).

Met dit verslag wordt uitvoering gegeven aan het mandaat in artikel 54, lid 6, van de benchmarkverordening, waarin wordt verzocht om een verslag over het toepassingsgebied van deze verordening, met name met betrekking tot het voortgezette gebruik door onder toezicht staande entiteiten van benchmarks van derde landen en over mogelijke tekortkomingen van het huidige kader. Dit verslag en de conclusie ervan voldoen ook aan de voorwaarde voor de vaststelling van een gedelegeerde handeling overeenkomstig artikel 54, lid 7, van de benchmarkverordening, om de overgangsperiode te verlengen voordat de regels voor het gebruik van niet-EU-benchmarks van toepassing worden.

2. Politieke en juridische context

Het aanbieden en gebruiken van benchmarks is sinds 2016 gereguleerd in het kader van de benchmarkverordening. Alle benchmarkbeheerders in de EU staan onder nationaal (5) of EU-(6)toezicht en moeten zich houden aan organisatorische regels en regels voor de bedrijfsvoering.

De benchmarkverordening geeft in wezen uitvoering aan de beginselen inzake financiële benchmarks van de International Organization of Securities Commissions (de Iosco-beginselen) of, in voorkomend geval, de beginselen voor bureaus voor olieprijsnoteringen (Iosco beginselen voor PRA’s). Deze twee reeksen beginselen werden in 2012-2013 op internationaal niveau ontwikkeld naar aanleiding van verschillende onthullingen over benchmarkmanipulatie en blijven een belangrijk aandachtspunt voor systemen van benchmarkregulering wereldwijd. De beginselen worden door de meeste professionele benchmarkbeheerders nageleefd, zij het meestal op basis van zelfcertificering.


Toepassingsgebied van de benchmarkverordening

De benchmarkverordening is bindend voor alle EU-benchmarkbeheerders, waarbij overtredingen bestraft kunnen worden met een geldboete van maximaal 10 % van de jaaromzet van de overtredende partij. In tegenstelling tot wettelijke stelsels voor benchmarks in andere rechtsgebieden, heeft de benchmarkverordening een breed toepassingsgebied, gebaseerd op de vooronderstelling dat alle financiële benchmarks en alle beheerders mogelijk onderhevig zijn aan belangenconflicten. Daarom heeft de benchmarkverordening niet alleen betrekking op benchmarks met systeemrelevantie en benchmarks die bijzonder gevoelig zijn voor belangenconflicten, maar ook op minder gebruikte benchmarks en benchmarks waarbij belangenconflicten onwaarschijnlijk zijn. In de benchmarkverordening werden daarom belangrijke elementen van evenredigheid ingebouwd op basis van verschillen tussen benchmarks op het vlak van kenmerken en kwetsbaarheden (7). Ten slotte werd, om het risico van regelgevingsarbitrage te beperken, het gebruik van niet-EU-benchmarks verboden, behalve wanneer deze onderworpen zijn aan gelijkwaardige lokale regelgeving en toezicht, of wanneer de benchmarkbeheerder vrijwillig voldoet aan de benchmarkverordening en middels erkenning of bekrachtiging toegang zoekt tot de EU-markt.

De benchmarkverordening is op 1 januari 2018 in werking getreden, met een overgangsperiode voor bestaande benchmarks en niet-EU-benchmarks tot en met 31 december 2019. Die termijn werd vervolgens tweemaal verschoven en is nu 31 december 2023(8).

In het voorstel voor wat de herziening van de benchmarkverordening van 2020 zou worden, is onderzocht welke gevolgen de regels van derde landen waarin de benchmarkverordening voorziet, hebben voor de beschikbaarheid van bepaalde valutabenchmarks (FX-benchmarks) voor EU-marktdeelnemers, aangezien marktdeelnemers hebben aangegeven dat artikel 29, lid 1, van de benchmarkverordening de toegang tot veel van deze benchmarks zou beperken als het hoofdstuk met betrekking tot derde landen van toepassing zou worden.(9)  Een bijzondere uitdaging voor deze benchmarks bij het verkrijgen van toegang tot de EU-markt ligt in het feit dat ze over het algemeen niet voor commerciële doeleinden worden geproduceerd en vaak worden gepubliceerd door semi-overheidsinstellingen of onder controle staan van overheden die ze als beleidsinstrument gebruiken. Aangezien zij op niet-commerciële basis worden gepubliceerd, hebben hun beheerders geen economische prikkel om te trachten de benchmarkverordening na te leven. De medewetgevers erkenden het risico dat onder EU-toezicht staande entiteiten geen toegang zouden hebben tot valutabenchmarks die nodig zijn om zakelijke activiteiten in de betrokken derde landen af te dekken, en verleenden de Commissie daarom bevoegdheden om het gebruik van specifieke valutabenchmarks toe te staan.

Vanuit een breder perspectief bekeken, gingen de medewetgevers ervan uit dat de inwerkingtreding van de regels inzake benchmarks van derde landen mogelijk een invloed zou hebben op de beschikbaarheid van benchmarks van derde landen voor benchmarkgebruikers in de EU, buiten de zeer specifieke subset van FX-benchmarks. De medewetgevers hebben in de loop van dit onderhandelingsproces ook het herzieningsmandaat opgenomen dat aan dit verslag ten grondslag ligt.(10)


Regels voor het gebruik van niet-EU-benchmarks (11

Onder de huidige regels voor derde landen kunnen niet-EU-benchmarks gebruikt worden in de EU, op voorwaarde dat ze toegang krijgen via een van de drie in de benchmarkverordening gespecificeerde procedures.

De eerste procedure is gelijkwaardigheid (artikel 30 van de benchmarkverordening), die de vorm aanneemt van een uitvoeringsbesluit waarin wordt verklaard dat het regelgevingskader in een derde land bindende vereisten oplegt die gelijkwaardig zijn aan die van de benchmarkverordening, en dat deze vereisten onderworpen zijn aan effectief toezicht en effectieve handhaving. Een dergelijk besluit kent twee varianten: het betreft ofwel het volledige toepassingsgebied van de benchmarkregelgeving van een rechtsgebied van een derde land, ofwel alleen specifieke beheerders, specifieke benchmarks of families van benchmarks. Wanneer eenmaal een gelijkwaardigheidsbesluit is genomen, neemt de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) contact op met de toezichthouder van het derde land en stelt zij samenwerkingsregelingen op voor de uitwisseling van informatie en onmiddellijke kennisgeving indien een bevoegde autoriteit van een derde land vaststelt dat een beheerder zijn wettelijke verplichtingen niet nakomt. Benchmarks die onder een gelijkwaardigheidsbesluit vallen, worden opgenomen in het register van de ESMA van benchmarks van derde landen die beschikbaar zijn voor gebruik in de EU. Alleen aan Australië en Singapore is gedeeltelijke gelijkwaardigheid toegekend, en een handvol andere rechtsgebieden heeft interesse getoond.

Aangezien gelijkwaardigheid afhankelijk is van een wetgever en/of toezichthouder van een derde land die het initiatief neemt om contact op te nemen met de Europese Commissie, kunnen de twee onderstaande toegangsprocedures worden gebruikt op initiatief van benchmarkbeheerders alleen of door benchmarkbeheerders die actief zijn in een rechtsgebied waar zij niet onderworpen zijn aan bindende regelgeving.

De tweede toegangsprocedure is bekrachtiging (artikel 33 van de benchmarkverordening), waarbij een onder EU-toezicht staande entiteit (dit kan een benchmarkbeheerder zijn of een ander type entiteit die onder toezicht staat van een nationale bevoegde autoriteit in de EU) regelgevende verantwoordelijkheid aanvaardt voor een niet-EU-benchmark. In de benchmarkverordening is bepaald dat de bekrachtigende entiteit een “duidelijke en welomschreven rol binnen het controle- of verantwoordingskader van een in een derde land gevestigde beheerder” moet hebben en in staat is “daadwerkelijk toezicht uit te oefenen op het aanbieden van de benchmark”. De benchmarkverordening vereist onder meer een objectieve reden waarom de benchmark buiten de EU wordt geproduceerd. Bekrachtigde benchmarks of families van benchmarks worden opgenomen in het ESMA-register van benchmarks van derde landen.

De derde toegangsprocedure voor niet-EU-benchmarks is erkenning (artikel 32 van de benchmarkverordening). Krachtens deze regeling moet een beheerder uit een derde land een wettelijke vertegenwoordiger hebben, d.w.z. een natuurlijke of rechtspersoon die in de EU gevestigd is en uitdrukkelijk door die beheerder is aangesteld om namens hem op te treden met betrekking tot zijn verplichtingen krachtens de benchmarkverordening. De beheerder moet de naleving van de belangrijkste vereisten van de benchmarkverordening aantonen aan de ESMA, die in voorkomend geval een samenwerkingsovereenkomst kan sluiten met de binnenlandse toezichthouder van de beheerder.

Zowel erkenning als bekrachtiging kan worden geïnitieerd door een niet-EU-beheerder die zijn benchmarks aan onder EU-toezicht staande entiteiten wil verkopen. Om middels een van deze procedures toegang te krijgen, moet een beheerder er echter een economisch belang bij hebben. Als dat niet het geval is, zal een niet-EU-beheerder niet de moeite nemen om de vereiste aanwezigheid in de Unie op te zetten en daarvoor te betalen, en zullen gebruikers in de EU verstoken blijven van de betreffende benchmarks.


Een overzicht van de EU-markt voor benchmarks

72 EU-benchmarkbeheerders zijn momenteel opgenomen in het ESMA-register. Van de benchmarks die nu in de EU in gebruik zijn, is er één (Euribor) een cruciale benchmark onder toezicht van de ESMA (12). Drie – de Stockholm Interbank Offered Rate (StiboR), de Norway Interbank Offered Rate (Nibor) en de Warsaw Interbank Offered Rate (Wibor) – zijn cruciale benchmarks onder nationaal toezicht (13). Al deze cruciale benchmarks zijn rentebenchmarks, en elk van hen wordt beheerd door een andere EU-beheerder. Uit een informele enquête van de ESMA bij nationale toezichthouders is gebleken dat in september 2022 zes benchmarkbeheerders onder Europees toezicht (drie binnen de EU en drie van buiten de EU (14)) in totaal 50 significante benchmarks aanboden (15). Voorts zijn er sinds maart 2023 in totaal twaalf beheerders die EU-klimaatbenchmarks aanbieden, waarvan de helft onder Europees toezicht staat in het kader van de benchmarkverordening: vijf onder toezicht van nationale autoriteiten en één onder toezicht van de ESMA in het kader van de erkenningsregeling.

In het ESMA-register zijn ook 14 niet-EU-beheerders opgenomen, die hebben gekozen voor verschillende toegangsprocedures. De gelijkwaardigheidsbesluiten voor Australië en Singapore hebben betrekking op twee beheerders en in totaal zeven benchmarks. Twee benchmarkbeheerders (S&P Dow Jones Indices LLC en SIX Index AG) hebben gekozen voor de bekrachtigingsprocedure voor in totaal 4 597 benchmarks. Tien beheerders (16) zijn via de erkenningsprocedure opgenomen in het ESMA-register, met in totaal 15 245 benchmarks.

Tabel 2: overzicht van het aantal EU- en niet-EU-benchmarkbeheerders

BenchmarkbeheerdersTotaalEUNiet-EU
Totaal aantal34572273
Beschikbaar in de EU(17867214

Daarnaast komen 259 beheerders uit derde landen die momenteel niet in de EU zijn geregistreerd in aanmerking voor de overgangsperiode van artikel 51, lid 5, van de benchmarkverordening.(18)  De tien grootste van deze 259 beheerders, wat betreft het aantal aangeboden benchmarks, zijn gevestigd in het VK of de VS. Figure 1 biedt een overzicht van het aantal benchmarkbeheerders in elk land en presenteert de algemene verdeling van benchmarkbeheerders wereldwijd. Daarnaast zijn de tien grootste benchmarkbeheerders uit derde landen goed voor 98 % van het totaalaantal benchmarks van derde landen. Ter vergelijking: de grootste beheerder uit een derde land die momenteel (middels bekrachtiging of erkenning) in de EU is geregistreerd, zou niet tot de tien grootste benchmarkbeheerders ter wereld behoren, gemeten naar het aantal aangeboden benchmarks.

Uit het bovenstaande blijkt dat slechts vijf procent van de niet-EU-benchmarkbeheerders van wie de benchmarks momenteel beschikbaar zijn voor gebruik op de EU-markt, een status hebben gekregen waarmee wordt gegarandeerd dat hun benchmarks beschikbaar blijven zodra de regels van derde landen verplicht worden.

Figuur 1: aantal benchmarkbeheerders per land wereldwijd (uitgezonderd de reeds geregistreerde beheerders) (19


3. Beoordeling

De benchmarkverordening was bedoeld om van toepassing te zijn op alle benchmarks, alle benchmarkbeheerders en elk gebruik van benchmarks door onder EU-toezicht staande entiteiten. Onder EU-toezicht staande entiteiten mogen alleen benchmarks gebruiken die voldoen aan de benchmarkverordening. Voor in de EU gevestigde benchmarkbeheerders is naleving van de benchmarkverordening verplicht, wat resulteert in de beschikbaarheid van al hun benchmarks voor gebruik in de Unie. Voor niet-EU-benchmarks werd een aantal toegangsprocedures voorzien voor niet-EU-beheerders. Toch moeten niet-EU-benchmarkbeheerders – behalve die waarvan de benchmarks onder een gelijkwaardigheidsbesluit vallen – een positief besluit nemen om te streven naar naleving van de benchmarkverordening door middel van erkenning of bekrachtiging. Dat besluit wordt bepaald door het economisch belang dat zij hebben bij de EU-markt.

Er werd aangenomen dat rechtsgebieden buiten de EU na verloop van tijd vergelijkbaar uitgebreide regels voor financiële benchmarks zouden ontwikkelen. Dit zou de Commissie in staat hebben gesteld deze regelgevingssystemen als gelijkwaardig te erkennen of zou benchmarkbeheerders uit derde landen in staat hebben gesteld om toegang te krijgen tot de EU-markt via de erkenningsprocedure of de bekrachtigingsprocedure zonder of met minder extra inspanningen om aan de regels te voldoen. Dit is echter niet gebeurd. Geen van de benchmarkreguleringssystemen van buiten de EU, behalve de benchmarkverordening van het VK, werkt op basis van een even breed toepassingsgebied.

Deze situatie heeft gevolgen voor benchmarkgebruikers in de EU, aangezien de toepassing van de huidige regels voor derde landen in het kader van de benchmarkverordening het aantal en de verscheidenheid van benchmarks die onder EU-toezicht staande entiteiten kunnen gebruiken, drastisch zou kunnen beperken. Dit zou onder andere problematisch zijn voor de vermogensbeheersector, omdat dit een beperking zou inhouden van het aantal en de verscheidenheid aan benchmarks die beschikbaar zijn voor beleggingsfondsen om de prestaties van een benchmark te repliceren of om de prestaties van een beleggingsfonds te vergelijken met een benchmark, die beide worden beschouwd als gebruik van die benchmark onder de benchmarkverordening. Dit zou de vermogensbeheersector in de EU kunnen destabiliseren het vermogen van gebruikers van derivaten om hun activiteiten af te dekken kunnen beperken. Naast het verminderde vermogen van derivatengebruikers om een beroep te doen op een breed scala aan opties om hun activiteiten af te dekken als gevolg van de verminderde capaciteit van die derivaten om benchmarks van derde landen te vergelijken, kan deze destabilisatie van de vermogensbeheersector van de Unie aanleiding geven tot bezorgdheid over de financiële stabiliteit in de Unie. Tot slot zal een kleinere markt met minder spelers die benchmarks aanbieden waarschijnlijk minder concurrerend zijn.

Benchmarkgebruikers en -eindgebruikers in de EU vertrouwen in grote mate op benchmarks die buiten de EU worden beheerd. Uit een gerichte raadpleging in de zomer van 2022 (20) kwam het volgende naar voren:

- Geen van de benchmarkgebruikers die reageerden op de vragenlijst gaf aan dat hun activiteiten helemaal niet afhankelijk waren van niet-EU-benchmarks – hoewel er sprake kan zijn van vertekening bij selectie (16 van de 20 gebruikers gaven aan dat hun activiteiten matig, sterk of uitsluitend afhankelijk waren van niet-EU-benchmarks)


- De redenen die worden genoemd voor het gebruik van een niet-EU-benchmark in plaats van een alternatief uit de EU zijn onder andere:

- gewoonte: het gebruik van een bepaalde benchmark is een gevestigde praktijk, de gebruiker heeft een reeds lang bestaande of uitgebreide zakelijke relatie met de benchmarkbeheerder;

- niet-beschikbaarheid van een in de EU gebaseerd alternatief, bv. in bepaalde nichemarkten die intrinsiek gekoppeld zijn aan een specifieke niet-EU-benchmark, zoals de markt voor vervoer van droge bulk die afhankelijk is van benchmarks die worden geproduceerd door de Baltic Exchange, gevestigd in Londen;

- de vraag van cliënten of de marktmacht van bepaalde benchmarkbeheerders: cliënten kiezen soms voor blootstelling aan een specifieke (vaak merknaam) niet-EU-benchmark, en bepaalde niet-EU-benchmarks worden ook beschouwd als leiders in hun specifieke marktsegment (bv. MSCI World-indexfamilie).


- Hoewel verschillende benchmarkgebruikers melden dat ze voornamelijk of uitsluitend benchmarks gebruiken die momenteel al voldoen aan de criteria van de regels van de benchmarkverordening betreffende derde landen, of melden dat ze erop vertrouwen dat de beheerders van de benchmarks die ze gebruiken op tijd de vereiste stappen zullen zetten, blijft er grote onzekerheid bestaan over de toekomstige beschikbaarheid van veel niet-EU-benchmarks. In veel gevallen (58 %; 11 van de 19) hebben beheerders van wie de benchmarks nog niet voldoen aan de benchmarkverordening hun gebruikers in de EU nog niet systematisch op de hoogte gesteld van hun plannen om hieraan te voldoen.

Wanneer het gebruik van niet-EU-benchmarks voortvloeit uit specifieke vragen van eindgebruikers of specifieke risico- of afdekkingskenmerken die door eindgebruikers worden nagestreefd en waaraan niet door EU-benchmarks kan worden voldaan, zou het beperken van het gebruik ervan door onder EU-toezicht staande entiteiten de vraag naar financiële producten en diensten die naar deze benchmarks verwijzen, kunnen verplaatsen naar aanbieders van financiële diensten buiten de EU. Wanneer een bank of beleggingsfonds in de EU niet aan de vraag van een belegger of bedrijf kan voldoen (vanwege het onvermogen om naar een niet-EU-benchmark te refereren), kan de vraag verschuiven naar aanbieders in rechtsgebieden die de toegang tot deze benchmarks niet beperken.

4. Volgende stappen

Het huidige aantal benchmarks dat in derde landen wordt beheerd en in de EU wordt gebruikt in overeenstemming met de toegangsprocedures van gelijkwaardigheid, erkenning en bekrachtiging van de benchmarkverordening, is laag in vergelijking met het totale aantal benchmarks dat wereldwijd beschikbaar is. Indien de regels voor benchmarks van derde landen op 31 december 2023 van kracht worden, zou het voortgezette gebruik in de Unie van dergelijke benchmarks van derde landen door onder toezicht staande entiteiten aanzienlijk worden belemmerd of een risico voor de financiële stabiliteit vormen. Daarom heeft de Commissie besloten gebruik te maken van de bevoegdheid in artikel 54, lid 7, om een gedelegeerde handeling vast te stellen waarbij de invoering van de regels voor het gebruik van niet-EU-benchmarks naar 31 december 2025 wordt verschoven. Gezien de verschillen tussen het EU-regime en andere rechtsgebieden blijft de Commissie de toepassing van de benchmarkverordening in de EU en de daarmee samenhangende risico’s voor de financiële stabiliteit nauwlettend volgen met het oog op een eventuele toekomstige herziening van het wettelijke regime.


1()Een index is een statistische maatstaf, doorgaans van een prijs of hoeveelheid, die wordt berekend of bepaald aan de hand van een representatieve reeks onderliggende gegevens.

2()Onder toezicht staande entiteiten worden gedefinieerd in artikel 3, lid 1, punt 17), van de benchmarkverordening.

3() Volgens informatie van de ESMA, die is gebaseerd op gegevens van Rimes Technologies – Data Management for Financial Services (www.rimes.com).

4()Met name artikel 29, lid 1, in fine, en artikelen 30-33 van de benchmarkverordening.

5() Voor alle benchmarks behalve de cruciale EU-benchmarks.

6() Cruciale EU-benchmarks staan onder toezicht van de ESMA.

7()Zo is er sprake van een onderscheid tussen cruciale, significante en niet-significante benchmarks op basis van het volume van financiële overeenkomsten en financiële instrumenten die verwijzen naar een benchmark, waarbij beheerders van de laatste twee categorieën de mogelijkheid hebben om bepaalde vereisten niet toe te passen op basis van het “pas toe of leg uit”-beginsel (zie artikelen 25 en 26 van de benchmarkverordening). Daarnaast zijn benchmarks die gebruikmaken van aan de bron gereguleerde inputgegevens (zogenaamde gereguleerde gegevensbenchmarks) onderworpen aan minder strenge regels inzake de controle van inputgegevens (zie artikel 17 van de benchmarkverordening).

8()Bij Verordening (EU) 2019/2089 en Verordening (EU) 2021/168.

9()Zie het effectbeoordelingsverslag op: https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?uri=CELEX%3A52020SC0142

10() Artikel 54, leden 6 en 7 van de benchmarkverordening.

11()Met name artikel 29, lid 1, in fine, en artikelen 30-33 van de benchmarkverordening.

12() Artikel 20, lid 1, punt a), van de benchmarkverordening, waarin wordt vereist dat een benchmark wordt gebruikt als referentie voor financiële overeenkomsten of financiële instrumenten met een totale waarde van minstens 500 miljard EUR.

13() Artikel 20, lid 1, punt b), van de benchmarkverordening.

14()Na toegang te hebben verkregen tot de EU-markt door middel van erkenning of bekrachtiging. Dit vormt een aanvulling op een onbekend aantal niet-EU-beheerders die significante benchmarks aanbieden in de EU onder de overgangsbepalingen.

15() d.w.z. benchmarks die worden gebruikt als referentie voor financiële overeenkomsten of financiële instrumenten met een totale waarde van minstens 50 miljard EUR, of [waarvoor] weinig of geen passende marktgestuurde vervangers zijn en die significante negatieve gevolgen [kunnen] hebben voor de marktintegriteit, de financiële stabiliteit, de consumenten, de reële economie of de financiering van huishoudens of ondernemingen in een of meer lidstaten.

16() Hedge Fund Research, Inc. (VS), ICAP information Services Limited (VK), Invesco Indexing LLC (VS), JPX Market Innovation & Research, Inc. (Japan), Leonteq Securities AG (Zwitserland), LPX AG (Zwitserland), Nikkei Inc. (Japan), Scientific Infra Pte Ltd (Singapore), STOXX Ltd. (Zwitserland), WisdomTree, Inc. (VS).

17()Zodra de regels voor derde landen van kracht worden.

18()Gerapporteerd door de ESMA op basis van een commerciële databank.

19() De categorie “overige” omvat: Chili, India, Nieuw-Zeeland, de Russische Federatie, Singapore en Zuid-Afrika (met elk drie beheerders); de Verenigde Arabische Emiraten, Argentinië, Australië, Bahrein, Brazilië, Egypte, Indonesië, Israël, Namibië, Nigeria, Filipijnen, Thailand, Turkije en Vietnam (met elk twee beheerders) en Colombia, Guernsey, Jamaica, Jordanië, Kenia, Koeweit, Kazachstan, Sri Lanka, Marokko, Montenegro, Mauritius, Mexico, Maleisië, Oman, Panama, Pakistan, Qatar, Servië, Saoedi-Arabië, Tunesië, Trinidad en Tobago, Oekraïne, Oeganda, Zambia en Zimbabwe (met elk één beheerder).

20()Zie https://finance.ec.europa.eu/regulation-and-supervision/consultations/finance-2022-benchmarks-third-country_en voor een samenvattend verslag van de reacties op deze raadpleging.