Artikelen bij COM(2023)530 - Gewijzigde begroting nr. 4 bij de begroting 2023 Verlaging van de betalingskredieten Andere aanpassingen en technische actualiseringen - Hoofdinhoud
Dit is een beperkte versie
U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.
dossier | COM(2023)530 - Gewijzigde begroting nr. 4 bij de begroting 2023 Verlaging van de betalingskredieten Andere aanpassingen en technische ... |
---|---|
document | COM(2023)530 ![]() ![]() |
datum | 22 november 2023 |
Brussel, 11.10.2023
COM(2023) 530 final
2023/0367(BUD)
ONTWERP VAN GEWIJZIGDE BEGROTING Nr. 4
BIJ DE ALGEMENE BEGROTING 2023
Verlaging van de betalingskredieten
Andere aanpassingen en technische actualiseringen
Gelet op:
–het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 314, in samenhang met het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis,
–Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie 1 , dat op 1 juni 2021 in werking is getreden,
–Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (...) 2 , en met name artikel 44,
–de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2023, zoals vastgesteld op 23 november 2022 3 ,
–gewijzigde begroting nr. 1/2023 4 , vastgesteld op 13 juni 2023,
–gewijzigde begroting nr. 2/2023 5 , vastgesteld op 11 juli 2023,
–ontwerp van gewijzigde begroting nr. 3/2023 6 , vastgesteld op 3 juli 2023,
dient de Europese Commissie bij het Europees Parlement en de Raad het ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4 bij de begroting 2023 in.
WIJZIGINGEN IN DE STAAT VAN ONTVANGSTEN EN UITGAVEN PER AFDELING
De wijzigingen in de algemene staat van ontvangsten en afdeling III zijn beschikbaar via EUR-Lex ( https://eur-lex.europa.eu/budget/www/index-en.htm ).
TOELICHTING
1. Inleiding
Het ontwerp van gewijzigde begroting (OGB) nr. 4 voor het jaar 2023 heeft tot doel de uitgavenzijde van de begroting te actualiseren voor de volgende doeleinden:
–Verlaging van de kredieten voor het project voor de internationale thermonucleaire experimentele reactor (ITER) met 280 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 264 miljoen EUR aan betalingskredieten, als gevolg van de vertragingen bij de uitvoering van het project, die later dit jaar niet kunnen worden ingehaald;
–Verlaging van het niveau van de betalingskredieten voor het programma Digitaal Europa (DEP), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) met een totaalbedrag van 3 miljard EUR. Deze bedragen konden niet worden opgenomen in de herschikkingen die zijn voorgesteld in de “algemene overschrijving” (DEC 13/2023) die op 27 september 2023 aan het Parlement en de Raad is voorgelegd;
–Aanpassing van het niveau van de administratieve uitgaven, de pensioenen en de Europese scholen in rubriek 7 en verhoging van het niveau van de kredieten met 32,5 miljoen EUR als gevolg van een salarisherziening, een groter aantal pensioengerechtigden en de aanhoudend hoge energieprijzen;
–Aanwerving door de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) van twintig kosteloos gedetacheerde nationale deskundigen voor militair plannings- en uitvoeringsvermogen (MPCC), zonder gevolgen voor het niveau van de kredieten in 2023;
–Aanpassing van de EU-bijdrage en het aantal posten van het Europees Openbaar Ministerie (EOM) om de beveiliging en cyberbeveiliging van het EOM te versterken;
–Aanpassing van de EU-bijdrage aan het Europees Milieuagentschap om rekening te houden met de lopende onderhandelingen over het voorstel verordening natuurherstel;
In totaal komt het netto-effect van dit OGB op de uitgaven neer op een daling van de vastleggingskredieten met 247,5 miljoen EUR en van de betalingskredieten met 3 254,8 miljoen EUR.
2. Verlaging van de kredieten voor het ITER-project
Bij de uitvoering van het ITER-project hebben zich in de loop van het jaar steeds meer moeilijkheden voorgedaan, met name als gevolg van essentiële reparatiebehoeften voor sommige onderdelen. Momenteel vindt een volledige herijking van het project plaats, waarvan de vaststelling door de ITER-Raad voor november 2024 is gepland. Deze situatie leidt tot een aanzienlijke vermindering van de behoeften aan vastleggings- en betalingskredieten in 2023. Bijgevolg stelt de Commissie voor het niveau van de kredieten in dit OGB te verlagen met 280 miljoen EUR aan vastleggingskredieten en 264 miljoen EUR aan betalingskredieten.
Begrotingsonderdeel | Naam | Vastleggingskredieten | Betalingskredieten |
01 04 01 | Bouw, inbedrijfstelling en exploitatie van de ITER-faciliteiten – Europese Gemeenschappelijke Onderneming voor ITER en de ontwikkeling van fusie-energie | -280 000 000 | -264 000 000 |
Totaal | -280 000 000 | -264 000 000 |
3. Geringere behoeften aan betalingskredieten
De “algemene overschrijving” is een jaarlijkse procedure die op Commissieniveau wordt georganiseerd: alle directoraten-generaal en diensten worden verzocht begin september hun respectieve uitvoering van de lopende begroting tot het einde van het betrokken jaar te evalueren. Doel ervan is ervoor te zorgen dat de begroting wat betreft betalingskredieten aan het eind van het jaar zo veel mogelijk wordt uitgevoerd door extra behoeften af te stemmen op verwachte onderbestedingen. Daartoe wordt jaarlijks een ad-hocverzoek om overschrijving overeenkomstig artikel 31 van het Financieel Reglement 7 ingediend bij het Europees Parlement en de Raad.
De “globale overschrijving” liet een onderbesteding van een aantal programma’s ten belope van bijna 4,6 miljard EUR zien, hetgeen deels werd gecompenseerd door verzoeken om verhogingen ten belope van ongeveer 1,6 miljard EUR. Het resterende saldo van 3 miljard EUR kan in 2023 niet worden geabsorbeerd en zal moeten worden verlaagd om een uitgavenoverschot aan het einde van het jaar te voorkomen. Bijgevolg stelt de Commissie voor het niveau van de betalingskredieten voor het programma Digitaal Europa (DEP), het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Fonds voor asiel, migratie en integratie (AMIF) als volgt te verlagen:
·DEP - 348,6 miljoen EUR
·EFRO - 081,3 miljoen EUR
·ESF+ - 650 miljoen EUR
·Elfpo - 685 miljoen EUR
·AMIF - 259 miljoen EUR
DEP is een nieuw programma. In tegenstelling tot reeds lang bestaande programma’s richt het programma Digitaal Europa (DEP) zich op begunstigden die veel minder vertrouwd zijn met de financieringsregels van de EU; dit leidt tot een gedeeltelijke onderinschrijving, soms ook vanwege de gevoeligheid van cyberbeveiligingskwesties en vertraagde toezeggingen van de lidstaten (50 % mede-investeringen moeten afkomstig zijn uit de nationale begrotingen). Bovendien is gebleken dat de controles die met name door artikel 12 van de DEP-verordening 8 worden opgelegd, tijdrovend zijn en soms de ondertekening van subsidieovereenkomsten en enkele grote aanbestedingsdossiers hebben vertraagd. Dit leidde tot overschotten aan betalingskredieten.
Wat het EFRO en het ESF+ betreft, wordt de daling met 1,72 miljard EUR aan betalingskredieten verklaard door de late goedkeuring van de programma’s 2021-27, waarvoor in het eerste jaar van het MFK geen programma’s zijn goedgekeurd. De meeste vaststellingen (61 % van de programma’s) vonden plaats in het laatste kwartaal van 2022 en zes programma’s moesten nog worden goedgekeurd in 2023.
Hoewel de autoriteiten van de lidstaten hun inspanningen richten op het afronden van de uitvoering van hun programma’s voor 2014-20 (met inbegrip van React-EU) en de herstel- en veerkrachtfaciliteit, heeft deze vertraagde programmering negatieve gevolgen voor het uitvoeringstempo van de periode 2021-27 en voor het niveau van de verwachte betalingsaanvragen die vóór eind 2023 zullen worden ontvangen. De vertraging komt ook tot uiting in de meest recente actualisering van de prognoses van de lidstaten van juli 2023, die 2,1 miljard EUR (-41 %) lager waren dan die welke in januari 2023 werden ingediend. De door de Commissie voorgestelde verlaging houdt daarom rekening met de prognoses van de lidstaten, het niveau van de selectie van projecten op het terrein, de door begunstigden te declareren verwachte uitgaven en de stand van zaken met betrekking tot de naleving van de randvoorwaarden voor alle programma’s.
Daarnaast stelt de Commissie een verlaging met 10,8 miljoen EUR voor van de betalingskredieten voor het begrotingsonderdeel voor de voltooiing van innovatieve acties op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling. De uitvoering van dit initiatief verliep sneller dan verwacht en in 2022 werd de oorspronkelijke begroting van 31,8 miljoen EUR verhoogd met 20,2 miljoen EUR via interne overschrijvingen van de Commissie. Daardoor zijn de betalingsbehoeften voor 2023 lager dan oorspronkelijk in de begroting 2023 opgenomen.
Wat het Elfpo betreft, heeft de Commissie een analyse gemaakt van de tot dusver ontvangen uitgavendeclaraties en van de meest recente ramingen van de lidstaten die eind augustus 2023 zijn ingediend. De uitvoering van het Elfpo 2023-2027 verloopt trager dan verwacht en ligt lager dan in de vorige prognoses van de lidstaten is aangegeven. De verwachte onderbesteding is toe te schrijven aan twee factoren. Ten eerste concentreren de lidstaten hun inspanningen op het maximaliseren van de uitvoering van het Elfpo 2014-2022 om vrijmakingen te voorkomen. Ten tweede geven de lidstaten prioriteit aan de uitvoering van door NextGenerationEU ondersteunde projecten. Als gevolg daarvan kan een totaal netto-overschot van 685 miljoen EUR aan betalingskredieten dit jaar niet worden uitgevoerd.
Voor het AMIF zijn de totale betalingsbehoeften in verband met noodhulp lager dan initieel geraamd. Met name een aantal hoge facturen wordt nog geanalyseerd en voor sommige projecten wordt nog niet voldaan aan bepaalde betalingsvoorwaarden. In afwachting van de indiening van aanvullende bewijsstukken worden de desbetreffende betalingen uitgesteld tot 2024. Bovendien zal de goedkeuring van de rekeningen lager zijn dan gepland, waardoor verdere betalingen tot 2024 worden uitgesteld.
De in dit OGB gevraagde verlaging van de betalingskredieten wordt hieronder nader toegelicht.
EUR | |||
Begrotingsonderdeel | Naam | Vastleggingskredieten | Betalingskredieten |
Afdeling III – Commissie | |||
02 04 01 11 | Europees kenniscentrum voor industrie, technologie en onderzoek op het gebied van cyberbeveiliging | 0 | - 65 653 251 |
02 04 02 10 | High-performance computing | 0 | - 24 803 554 |
02 04 03 | Artificiële intelligentie | 0 | - 156 431 542 |
02 04 04 | Vaardigheden | 0 | - 49 440 166 |
02 04 05 01 | Uitrol | 0 | - 45 500 204 |
02 04 05 02 | Uitrol / interoperabiliteit | 0 | - 6 731 567 |
05 02 01 | EFRO – Beleidsuitgaven | 0 | - 1 070 000 000 |
05 02 99 03 | Voltooiing van het EFRO – Artikel 25 – Artikel 11 (vóór 2021) | 0 | - 439 426 |
05 02 99 04 | Voltooiing van het EFRO – Innovatieve acties op het gebied van duurzame stedelijke ontwikkeling (vóór 2021) | 0 | - 10 830 465 |
07 02 01 | ESF+ onderdeel gedeeld beheer – Beleidsuitgaven | 0 | - 650 000 000 |
08 03 01 01 | Interventietypes voor plattelandsontwikkeling in het kader van de strategische GLB-plannen | 0 | - 685 000 000 |
10 02 99 01 | Voltooiing van eerdere maatregelen op het gebied migratie (vóór 2021) | 0 | - 259 000 000 |
Totaal | 0 | -3 023 830 175 |
4. Europees openbaar bestuur
In dit OGB nr. 4/2023 stelt de Commissie aanpassingen voor met betrekking tot rubriek 7 “Europees openbaar bestuur”, met name in verband met het effect van de verhoogde salarisaanpassing op de administratieve uitgaven: 2,7 % (d.w.z. 1,0 % resterende actualisering na de eerste actualisering van 1,7 % vanaf 1 januari) in plaats van + 2,6 % met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2023 zoals opgenomen in de begroting 2023, een groter aantal nieuwe pensioengerechtigden in vergelijking met de ramingen bij de opstelling van de begroting 2023, en de gevolgen van de aanhoudend hoge energieprijzen.
Administratieve uitgaven van de instellingen
De hoge inflatie, de aanhoudend hoge energieprijzen en de ontwikkeling van de koopkracht van de ambtenaren in de lidstaten hebben grote gevolgen voor de administratieve uitgaven van de instellingen, de pensioenen en de Europese scholen.
Overeenkomstig de artikelen 64 en 65 van het Statuut wordt de bezoldiging van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Europese Unie jaarlijks geactualiseerd in het licht van een verslag van de Commissie, dat is gebaseerd op statistische gegevens die door Eurostat in overleg met de nationale bureaus voor de statistiek van de lidstaten zijn opgesteld en die de situatie in de lidstaten op 1 juli weergeven. De berekening van de actualisering is gebaseerd op het beginsel van parallellisme tussen de ontwikkeling van de reële bezoldigingen (zonder verrekening van de inflatie) van de ambtenaren van de Unie en de nationale ambtenaren van de lidstaten. Zij weerspiegelt het gecombineerde effect van twee belangrijke variabelen:
¾De jaarlijkse ontwikkeling van de reële salarissen van ambtenaren in de centrale overheden van een steekproef van tien lidstaten die meer dan 75 % van het bbp van de Unie vertegenwoordigen.
¾De jaarlijkse inflatie in Brussel en Luxemburg wordt berekend door de nationale consumentenprijsinflatie, gemeten aan de hand van de Belgische geharmoniseerde indexcijfers van de consumptieprijzen en de Luxemburgse consumentenprijsindex, volgens de verdeling van het EU-personeel dat in die lidstaten werkzaam is.
In de begroting voor 2023 bedroeg het geraamde percentage salarisaanpassingen dat met terugwerkende kracht vanaf 1 juli 2023 zou moet worden toegepast, 2,6 % (effect van zes maanden). Dit percentage werd in november 2022 door de diensten van de Commissie berekend op basis van de geraamde ontwikkeling van de koopkracht en de kosten van levensonderhoud voor de referentieperiode (1.7.2022-30.6.2023), volgens de in het Statuut voorgeschreven methode.
Overeenkomstig bijlage XI bij het Statuut zal het Eurostat-verslag over de huidige werkzaamheden op 31 oktober worden uitgebracht en zal het de aanpassing van de nominale nettobezoldigingen van de EU-ambtenaren in Brussel en Luxemburg met ingang van juli 2023 beschrijven om een parallelle ontwikkeling van de koopkracht met de ambtenaren in de lidstaten te handhaven. Aangezien het verslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement 9 in november zal worden aangenomen, is het passend de situatie te evalueren, en zonder op dat eindverslag vooruit te lopen, is de kans op een hogere salarisaanpassing dan die welke is gebruikt voor de opstelling van de begroting 2023, aanzienlijk. Met name het gemeenschappelijk indexcijfer voor België en Luxemburg (JBLI) voor de betrokken periode is aanzienlijk hoger dan oorspronkelijk geraamd (4,6 %). Tegelijkertijd zal de koopkracht in de tien lidstaten die deel uitmaken van de steekproef naar schatting met 1,8 % afnemen, hetgeen dus in totaal resulteert in salarisaanpassing van 2,7 %
Aangezien de timing van het verslag in bijlage XI bij het Statuut duidelijk is vastgesteld op eind oktober, zou het te laat zijn om formeel een gewijzigde begroting voor te stellen nadat het percentage definitief is vastgesteld. Overeenkomstig de budgettaire beginselen van goed financieel beheer en realistische budgettering is een voorstel om de begrotingskredieten voor salarissen en pensioenen te verhogen echter gerechtvaardigd.
De Commissie heeft geprobeerd haar administratieve uitgaven onder controle te houden door een uitermate stabiel personeelsbeleid te voeren en door de niet-salarisgerelateerde uitgaven, zoals voor vergaderingen en comités, zo veel mogelijk te verlagen. Daarom worden voor de Commissie geen extra kredieten gevraagd met betrekking tot de hogere salarisaanpassing.
Evenzo hebben de andere instellingen alles in het werk gesteld om in extra behoeften te voorzien door bestaande middelen te herschikken en niet-verplichte investeringen uit te stellen. Niettemin moeten de administratieve uitgaven voor het Comité van de Regio’s en de Europese Dienst voor extern optreden worden verhoogd met respectievelijk 300 000 EUR en 1,8 miljoen EUR. Voor de andere instellingen is geen verhoging vereist.
Naast bovenstaande elementen hebben de aanhoudend hoge energieprijsniveau tot eind 2023 geleid tot extra uitgaven, die zoveel mogelijk zullen worden gedekt door herschikkingen en overdrachten. Voor het Comité van de Regio’s is echter een verhoging van 250 000 EUR voor de energie-uitgaven nodig om alle daarmee verband houdende contractuele verplichtingen na te komen.
Pensioenen
Wat de pensioenuitgaven betreft, laat de prognose van de behoeften tot eind 2023 een tekort zien van 49,1 miljoen EUR als gevolg van verschillende elementen die leiden tot een stijging van de geraamde pensioenuitgaven voor 2023:
·Een aanzienlijk tekort aan kredieten voor ouderdomspensioenen als gevolg van het feit dat het aantal pensioengerechtigden eind 2022 hoger was dan in de begroting 2023 was geraamd (238 pensioentrekkers meer dan geraamd); 39 % van deze stijging had betrekking op begunstigden van gedecentraliseerde agentschappen.
·Een soortgelijke stijging van het aantal pensioengerechtigden in de loop van 2023 in vergelijking met de aannames in de begroting 2023, aangezien in september het aantal nieuwe begunstigden van een ouderdomspensioen sinds januari 2023 reeds dicht bij de voor 2023 geraamde totale stijging ligt, terwijl het aantal begunstigden dat een invaliditeitsuitkering ontvangt de prognose met meer dan 50 % overschrijdt.
·Het effect van de hierboven beschreven wijziging van de jaarlijkse aanpassing voor pensioenen, met inbegrip van de extra behoeften voor 6 maanden als gevolg van de tussentijdse actualisering van de pensioenen met 1,7 % per 1 januari 2023.
Bovenstaande elementen leiden tot een totaal tekort van 61,1 miljoen EUR voor de pensioenuitgaven. Een deel van dit tekort wordt gecompenseerd door een overschot van ongeveer 12 miljoen EUR als gevolg van de lager dan verwachte betalingen in verband met de aanpassingscoëfficiënten voor gepensioneerden. De aanpassingscoëfficiënten 10 worden tegelijk met de salarissen en pensioenen aangepast om de koopkrachtpariteit te waarborgen in alle lidstaten waar gepensioneerde personeelsleden wonen.
Daarnaast wordt voorgesteld 27,6 miljoen EUR van de begrotingsonderdelen voor de bezoldiging van het personeel te herschikken, aangezien de grotere toename van pensioneringen automatisch tot enige budgettaire manoeuvreerruimte heeft geleid, waardoor een dergelijke overschrijving van kredieten mogelijk wordt. In totaal komt het nettoverzoek dus neer op een verhoging met 21,5 miljoen EUR.
Europese Scholen
Er wordt een verhoging met 8,7 miljoen EUR gevraagd voor de Europese scholen om het effect te dekken van de extra behoeften voor zes maanden als gevolg van de tussentijdse salarisaanpassing per 1 januari 2023 en de aanhoudend hoge energieprijzen.
Algemene en gedetailleerde impact per afdeling
In totaal wordt voorgesteld de niet-gesplitste uitgaven van rubriek 7 (Europees openbaar bestuur) voor 2023 met 32,5 miljoen EUR te verhogen. Dit komt overeen met een stijging met 2,4 miljoen EUR voor de administratieve uitgaven van de andere instellingen, 49,1 miljoen EUR voor de pensioenen van alle instellingen en 8,7 miljoen EUR voor de Europese scholen. De verhogingen worden gecompenseerd door een daling van de administratieve uitgaven van de Commissie met 27,6 miljoen EUR.
Het algehele effect op de uitgaven is als volgt:
Bedragen in EUR | |||
Begroting 2023 (incl. GB nrs. 1 - 2/2023 – OGB nr. 3/2023) | Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4/2023 | Begroting 2023 | |
Pensioenen en Europese scholen | 2 566 476 000 | 57 787 126 | 2 624 263 126 |
Pensioenen | 2 341 995 000 | 49 100 000 | 2 391 095 000 |
Europese scholen (COM) | 224 481 000 | 8 687 126 | 233 168 126 |
Administratieve uitgaven van de instellingen | 8 746 725 376 | -25 269 000 | 8 721 456 376 |
Commissie | 4 059 678 702 | -27 619 000 | 4 032 059 702 |
Andere instellingen | 4 687 046 674 | 2 350 000 | 4 689 396 674 |
Europees Parlement | 2 247 134 550 | 0 | 2 247 134 550 |
Raad | 647 908 757 | 0 | 647 908 757 |
Hof van Justitie van de Europese Unie | 486 025 796 | 0 | 486 025 796 |
Rekenkamer | 175 059 922 | 0 | 175 059 922 |
Europees Economisch en Sociaal Comité | 158 767 970 | 0 | 158 767 970 |
Comité van de Regio's | 116 125 392 | 550 000 | 116 675 392 |
Europese Ombudsman | 13 212 447 | 0 | 13 212 447 |
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming | 22 711 559 | 0 | 22 711 559 |
Europese Dienst voor extern optreden | 820 100 281 | 1 800 000 | 821 900 281 |
Totaal | 11 313 201 376 | 32 518 126 | 11 345 719 502 |
De gedetailleerde impact per afdeling is als volgt:
Afdeling III — Europese Commissie
Bedragen in EUR | |||
Begrotingsonderdeel | Naam | Vastleggingskredieten | Betalingskredieten |
20 01 02 01 | Salarissen en vergoedingen – Centrale diensten en vertegenwoordigingen | -27 619 000 | -27 619 000 |
21 01 01 | Pensioenen en toelagen | 49 100 000 | 49 100 000 |
21 02 01 01 | Bureau van de secretaris-generaal van de Europese scholen (Brussel) | 1 062 919 | 1 062 919 |
21 02 01 02 | Brussel I | 688 850 | 688 850 |
21 02 01 03 | Brussel II | 2 533 248 | 2 533 248 |
21 02 01 04 | Brussel III | 163 514 | 163 514 |
21 02 01 05 | Brussel IV | 667 530 | 667 530 |
21 02 01 06 | Luxemburg I | 1 591 725 | 1 591 725 |
21 02 01 07 | Luxemburg II | ||
21 02 01 08 | Mol | 1 751 040 | 1 751 040 |
21 02 01 09 | Frankfurt | ||
21 02 01 10 | Karlsruhe | 102 831 | 102 831 |
21 02 01 11 | München | 21 967 | 21 967 |
21 02 01 12 | Alicante | 43 502 | 43 502 |
21 02 01 13 | Varese | 60 000 | 60 000 |
21 02 01 14 | Bergen | ||
Totaal | 30 168 126 | 30 168 126 |
Afdeling VII — Europees Comité van de Regio's
Bedragen in EUR | |||
Begrotingsonderdeel | Naam | Vastleggingskredieten | Betalingskredieten |
1 2 0 0 | Salaris en vergoedingen | 300 000 | 300 000 |
2 0 2 4 | Energieverbruik | 250 000 | 250 000 |
Totaal | 550 000 | 550 000 |
Afdeling X – Europese Dienst voor extern optreden
Bedragen in EUR | |||
Begrotingsonderdeel | Naam | Vastleggingskredieten | Betalingskredieten |
3 0 0 0 | Salaris en andere rechten voor statutaire personeelsleden | 1 800 000 | 1 800 000 |
Totaal | 1 800 000 | 1 800 000 |
5. Europese Dienst voor extern optreden (EDEO)
Na de aanneming door de Raad van het addendum bij het mandaat en de organisatie van de Militaire Staf van de Europese Unie (EUMS) ST 9762/17 van 9 juni 2017, en in overeenstemming met de ontwikkeling van het militair plannings- en uitvoeringsvermogen (MPCC) zoals voorzien in de routekaart van het MPCC, vermeerdert de EDEO zijn militaire gedetacheerde nationale deskundigen (GND’s) bij het MPCC-personeel met + 20 (kosteloze) posten.
Deze operatie zal begrotingsneutraal zijn en alle overheadkosten of extra kosten in verband met deze GND’s in 2023 zullen worden opgenomen in de EDEO-begroting.
6. Europees Openbaar Ministerie (EOM)
De Commissie stelt voor het niveau van de kredieten voor de beveiliging van het gebouw en van de IT-systemen van het EOM te verhogen. De complexe en gevoelige dossiers die door het EOM worden beheerd, vereisen een versterking van de beveiliging van het gebouw en van de IT-systemen van het agentschap. Voorgesteld wordt acht extra tijdelijke functionarissen aan het EOM toe te wijzen. Daarom wordt voorgesteld de begroting van het EOM te verhogen met 500 000 EUR aan vastleggings- en betalingskredieten ter dekking van de uitgaven in 2023 voor de salarissen van het nieuwe personeel, aangezien de aanwerving pas eind 2023 van start zal gaan. Voor de dekking van de extra kredieten zijn middelen met het oog op een herschikking geïdentificeerd binnen rubriek 2b. Daarom wordt voorgesteld een bedrag van 500 000 EUR aan vastleggingskredieten vrij te maken van het prerogatief begrotingsonderdeel ter dekking van uitgaven voor analytische studies op het gebied van werkgelegenheid en sociale zaken, analyses en studies over de sociale situatie, demografie, demografische veranderingen en gezin.
EUR | |||
Begrotingsonderdeel | Naam | Vastleggingskredieten | Betalingskredieten |
Afdeling III – Commissie | |||
07 10 08 | Europees Openbaar Ministerie (EOM) | 500 000 | 500 000 |
07 20 04 08 | Analyses en studies betreffende de sociale situatie, demografie en gezin. | - 500 000 | 0 |
Totaal | 0 | 500 000 |
De desbetreffende wijzigingen van de personeelsformatie zijn opgenomen in de begrotingsbijlage.
7. Europees Milieuagentschap (EEA)
Het voorstel van de Commissie voor de verordening natuurherstel 11 bevatte nieuwe taken voor het Europees Milieuagentschap, waarvoor in 2023 naar verwachting een bedrag van 2 301 604 EUR nodig zou zijn, gecompenseerd door het LIFE-programma. Overeenkomstig artikel 49 van het Financieel Reglement is dit bedrag in de reserve opgenomen (titel “voorzieningen”). Aangezien de interinstitutionele onderhandelingen over het voorstel verordening natuurherstel nog lopen, stelt de Commissie een teruggave voor van de toewijzing voor 2023 aan het LIFE-programma:
EUR | |||
Begrotingsonderdeel | Naam | Vastleggingskredieten | Betalingskredieten |
Afdeling III – Commissie | |||
09 02 02 | Circulaire economie en levenskwaliteit | 2 301 604 | 2 301 604 |
30 02 02 | Gesplitste kredieten (Reserve voor begrotingsartikel 09 10 02) | - 2 301 604 | - 2 301 604 |
Totaal | 0 | 0 |
8. Financiering
In totaal komt het netto-effect van dit OGB neer op een daling van de vastleggingskredieten met 247,5 miljoen EUR en van de betalingskredieten met 3 254,8 miljoen EUR in de begroting 2023.
9. Samenvatting per MFK-rubriek
Begroting 2023 (incl. GB nrs. 1-3/2023) | Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 4/2023 | Begroting 2023 (incl. GB nrs. 1 - 3/2023 – OGB nr. 4/2023) | ||||||
VK | BK | VK | BK | VK | BK | |||
1. | Eengemaakte markt, innovatie en digitaal beleid | 21 695 056 589 | 20 802 892 074 | -280 000 000 | -612 560 284 | 21 415 056 589 | 20 190 331 790 | |
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 21 727 000 000 | 21 727 000 000 | ||||||
Marge | 31 943 411 | 280 000 000 | 311 943 411 | |||||
2. | Cohesie, veerkracht en waarden | 70 586 704 063 | 58 058 661 399 | -1 730 769 891 | 70 586 704 063 | 56 327 891 508 | ||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | 182 220 073 | 182 220 073 | ||||||
waarvan in het kader van het enkelvoudig marge-instrument artikel 11, lid 1, punt a) | 280 000 000 | 280 000 000 | ||||||
Maximum | 70 137 000 000 | 70 137 000 000 | ||||||
Marge | 12 516 010 | 12 516 010 | ||||||
2a. | Economische, sociale en territoriale samenhang | 62 926 483 990 | 50 874 959 229 | -1 731 269 891 | 62 926 483 990 | 49 143 689 338 | ||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 62 939 000 000 | 62 939 000 000 | ||||||
Marge | 12 516 010 | 12 516 010 | ||||||
2b. | Veerkracht en waarden | 7 660 220 073 | 7 183 702 170 | 500 000 | 7 660 220 073 | 7 184 202 170 | ||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | 182 220 073 | 182 220 073 | ||||||
waarvan in het kader van het enkelvoudig marge-instrument artikel 11, lid 1, punt a) | 280 000 000 | 280 000 000 | ||||||
Maximum | 7 198 000 000 | 7 198 000 000 | ||||||
Marge | ||||||||
3. | Natuurlijke hulpbronnen en milieu | 57 218 143 225 | 57 432 545 265 | -685 000 000 | 57 218 143 225 | 56 747 545 265 | ||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 57 295 000 000 | 57 295 000 000 | ||||||
Marge | 76 856 775 | 76 856 775 | ||||||
waarvan: marktgerelateerde uitgaven en directe betalingen | 40 692 211 | 40 698 181 356 | 40 692 211 | 40 698 181 356 | ||||
ELGF-submaximum | 41 518 000 000 | 41 518 000 000 | ||||||
Afrondingsverschil, niet meegeteld bij de berekening van de submarge | 800 000 | 800 000 | ||||||
Netto-overdrachten tussen ELGF en Elfpo | -825 800 000 | -825 800 000 | ||||||
nettosaldo dat voor uitgaven uit het ELGF beschikbaar is (submaximum gecorrigeerd door overdrachten tussen het ELGF en het Elfpo) | 40 693 000 000 | 40 693 000 000 | ||||||
ELGF-submarge | 789 000 | 789 000 | ||||||
4. | Migratie en grensbeheer | 3 727 311 518 | 3 038 380 252 | -259 000 000 | 3 727 311 518 | 2 779 380 252 | ||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 3 814 000 000 | 3 814 000 000 | ||||||
Marge | 86 688 482 | 86 688 482 | ||||||
5. | Veiligheid en defensie | 2 116 636 829 | 1 137 374 612 | 2 116 636 829 | 1 137 374 612 | |||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | 170 636 829 | 170 636 829 | ||||||
Maximum | 1 946 000 000 | 1 946 000 000 | ||||||
Marge | ||||||||
6. | Nabuurschap en internationaal beleid | 17 211 879 478 | 13 994 937 845 | 17 211 879 478 | 13 994 937 845 | |||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | 882 879 478 | 882 879 478 | ||||||
Maximum | 16 329 000 000 | 16 329 000 000 | ||||||
Marge | ||||||||
7. | Europees openbaar bestuur | 11 313 201 375 | 11 313 201 375 | 32 518 126 | 32 518 126 | 11 345 719 501 | 11 345 719 501 | |
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | ||||||||
Maximum | 11 419 000 000 | 11 419 000 000 | ||||||
Marge | 105 798 625 | -32 518 126 | 73 280 499 | |||||
waarvan: Administratieve uitgaven van de instellingen | 8 745 681 899 | 8 745 681 899 | -25 269 000 | -25 269 000 | 8 720 412 899 | 8 720 412 899 | ||
Submaximum | 8 772 000 000 | 8 772 000 000 | ||||||
Submarge | 26 318 101 | 25 269 000 | 51 587 101 | |||||
Kredieten voor rubrieken | 183 868 933 077 | 165 777 992 822 | -247 481 874 | -3 254 812 049 | 183 621 451 203 | 162 523 180 773 | ||
Maximum | 182 667 000 000 | 168 575 000 000 | 182 667 000 000 | 168 575 000 000 | ||||
waarvan onder flexibiliteitsinstrument | 1 235 736 380 | 948 114 733 | 1 235 736 380 | 948 114 733 | ||||
waarvan in het kader van het enkelvoudig marge-instrument artikel 11, lid 1, punt a) | 280 000 000 | 280 000 000 | ||||||
Marge | 313 803 303 | 3 745 121 911 | 247 481 874 | 3 254 812 049 | 561 285 177 | 6 999 933 960 | ||
Thematische speciale instrumenten | 2 855 153 029 | 2 679 794 000 | 2 855 153 029 | 2 679 794 000 | ||||
Totaal kredieten | 186 724 086 106 | 168 457 786 822 | -247 481 874 | -3 254 812 049 | 186 476 604 232 | 165 202 974 773 |
(1) Besluit (EU, Euratom) 2020/2053 van de Raad van 14 december 2020 betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Unie en tot intrekking van Besluit 2014/335/EU, Euratom (PB L 424 van 15.12.2020).
(2) Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).
(3) PB L 58 van 22.2.2023.
(4) PB L 189 van 27.7.2023.
(5) PB L 232 van 20.9.2023.
(6) COM(2023) 406 van 3.7.2023.
(7) PB L 193 van 30.7.2018.
(8) Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2021 tot vaststelling van het programma Digitaal Europa en tot intrekking van Besluit (EU) 2015/2240 (PB L 166 van 11.5.2021, blz. 1).
(9) Artikel 65, lid 1, van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie verplicht de Commissie gegevens te verstrekken over de budgettaire gevolgen van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren van de Unie in het licht van de actualisering 2023 van de bezoldigingen en pensioenen van de ambtenaren en andere personeelsleden van de EU en de toegepaste aanpassingscoëfficiënten.
(10) Na de hervorming van het Statuut van 2004 worden de aanpassingscoëfficiënten voor gepensioneerden alleen toegepast op pensioenrechten die vóór 2004 zijn verworven.
(11) COM(2022) 304 van 22.06.2022.