Artikelen bij COM(2023)633 - Uitvoering van Verordening (EG) nr. 1007/2009, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1775, betreffende de handel in zeehondenproducten

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.




VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

over de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1007/2009, zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1775, betreffende de handel in zeehondenproducten


1. Inleiding

De EU-regelgeving betreffende zeehondenproducten

Krachtens Verordening (EG) nr. 1007/20091 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de handel in zeehondenproducten (de verordening) is het verboden in de EU zeehondenproducten op de markt te brengen.

Het handelsverbod is van toepassing op zeehondenproducten die zijn vervaardigd in de EU en op ingevoerde zeehondenproducten. De verordening is gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/17752 in overeenstemming met de uitspraak van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in de zaak over het EU-verbod op de handel in zeehondenproducten3. Als gevolg daarvan voorziet de huidige EU-regelgeving betreffende zeehondenproducten in twee uitzonderingen op het handelsverbod:

1. Krachtens de regelgeving mogen zeehondenproducten die afkomstig zijn van door de Inuit- of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht op de markt worden gebracht, mits aan de specifieke voorwaarden van artikel 3, lid 1, van de verordening, zoals gewijzigd, is voldaan.

In artikel 3, lid 1 bis, van dezelfde verordening, zoals gewijzigd, wordt tevens bepaald dat een zeehondenproduct, wanneer het op de EU-markt wordt gebracht, vergezeld moet gaan van een document dat bevestigt dat aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen”, is voldaan. Deze verklaring moet zijn afgegeven door een hiervoor door de Europese Commissie erkende instantie, overeenkomstig artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1850 van de Commissie4 (de uitvoeringsverordening).

2. De invoer van zeehondenproducten is ook toegestaan indien deze occasioneel gebeurt en uitsluitend bestaat uit goederen voor persoonlijk gebruik van reizigers of hun familieleden (artikel 3, lid 2, van de verordening, zoals gewijzigd).

Rapportageverplichtingen op grond van Verordening (EG) nr. 1007/2009, zoals gewijzigd

In artikel 7 van de verordening, zoals gewijzigd, is bepaald dat de lidstaten de Commissie uiterlijk op 31 december 2018 en vervolgens om de vier jaar een verslag moeten doen toekomen waarin de maatregelen ter uitvoering van deze verordening worden beschreven. De Commissie dient vervolgens binnen twaalf maanden na afloop van elke rapportageperiode een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van de verordening. In haar verslag beoordeelt de Commissie het functioneren, de doeltreffendheid en de effecten van de verordening bij het bereiken van de doelstellingen ervan. In het verslag van de Commissie moeten ook de effecten op de sociaaleconomische ontwikkeling van de Inuit- en andere inheemse gemeenschappen worden beoordeeld5.

Het eerste verslag van de Commissie over de uitvoering van de verordening, dat betrekking heeft op de periode van 18 oktober 2015 (datum van inwerkingtreding van Verordening (EU) 2015/1775) tot en met 31 december 2018, dateert van 10 januari 20206.

Dit verslag betreft de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2022. Het is gebaseerd op de bijdragen die zijn ontvangen van de EU-lidstaten, het Verenigd Koninkrijk en de drie erkende instanties in Canada en Groenland.

2. Chronologisch overzicht

In 1983 heeft de EU naar aanleiding van de wijdverspreide bezorgdheid over het jaarlijks terugkerende doden van bepaalde zeehondenjongen Richtlijn 83/129/EEG van de Raad7 aangenomen om de invoer in de EU van producten van twee soorten zeehondenjongen, zadelrobjongen (“whitecoats”) en klapmutsjongen (“bluebacks”), te verbieden. Deze richtlijn was in eerste instantie van toepassing tot 1 oktober 1985. De geldigheidsduur ervan werd eerst verlengd tot 1 oktober 1989 en vervolgens voor onbeperkte tijd bij Richtlijn 89/370/EEG van de Raad8.

Er wordt binnen en buiten de EU op zeehonden gejaagd met het oog op het verkrijgen van producten die uiteenlopen van omega-3-capsules tot kledingstukken waarin behandelde zeehondenhuiden en -bont zijn verwerkt. Burgers en consumenten hebben hun bezorgdheid uitgesproken over de mogelijke aanwezigheid op de markt van zeehondenproducten die afkomstig zijn van dieren die gedood en gevild zijn op manieren die lijden veroorzaken. Naar aanleiding daarvan hebben diverse lidstaten wetgeving aangenomen om de handel in zeehondenproducten te reguleren door de invoer en productie ervan te verbieden, terwijl in andere lidstaten geen beperkingen werden opgelegd aan de handel in deze producten. Deze verschillen hadden een ongunstig effect op het functioneren van de interne markt en vormden belemmeringen voor de handel. Daarom heeft de EU Verordening (EG) nr. 1007/2009 van het Europees Parlement en de Raad (de verordening) aangenomen, waarbij een verbod werd ingesteld op het op de EU-markt brengen van zeehondenproducten.

Tegelijkertijd werd de EU er door regeringen en organisaties buiten de EU die de Inuit en inheemse volken vertegenwoordigen, toe aangezet om te erkennen dat de zeehondenjacht een integraal onderdeel vormt van de sociale economie, voeding, cultuur en identiteit van deze gemeenschappen, omdat deze jacht een bijdrage aan hun levensonderhoud en ontwikkeling levert, die niet negatief mag worden beïnvloed, overeenkomstig de Verklaring van de Verenigde Naties over de rechten van inheemse volkeren van 2007. Zij beweerden dat de traditioneel door de Inuit- of andere inheemse gemeenschappen beoefende jacht op zeehonden niet tot dezelfde morele bezorgdheid bij het grote publiek leidde als de jacht die hoofdzakelijk om commerciële redenen wordt beoefend. Daarom werd ingevolge de verordening, bij wijze van uitzondering, toegestaan dat er zeehondenproducten op de markt worden gebracht die afkomstig zijn van de jacht die op traditionele wijze door Inuit- of andere inheemse gemeenschappen wordt beoefend, zolang er voldoende aandacht zou worden besteed aan het dierenwelzijn en de dieren zo veel mogelijk lijden zou worden bespaard. Deze uitzondering beperkt zich tot de jacht die een bijdrage levert aan het levensonderhoud van deze gemeenschappen.

Ingevolge de verordening van 2009 werd eveneens toegestaan om, bij wijze van uitzondering, zeehondenproducten op de markt te brengen indien de jacht uitsluitend wordt beoefend met het oog op duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee. De invoer van zeehondenproducten werd ook toegestaan indien deze occasioneel gebeurt en uitsluitend bestaat uit goederen voor persoonlijk gebruik van reizigers of hun familieleden.

In 2010 werd door Canada en Noorwegen bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) een geschillenbeslechtingsprocedure aanhangig gemaakt tegen de verordening en de bijbehorende eerste Uitvoeringsverordening (EU) nr. 737/2010. In 2013 concludeerde de WTO dat de EU-regelgeving betreffende zeehondenproducten, door toe te staan dat door de Inuit bepaalde zeehondenproducten op de EU-markt worden gebracht en door de gemaakte uitzondering voor duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee, van negatieve invloed was op de concurrentiemogelijkheden van Canadese en Noorse producten ten opzichte van producten die uit Groenland werden geïmporteerd en op de binnenlandse markt van de EU werden verhandeld. Inderdaad heeft destijds alleen Groenland een officiële aanvraag ingediend voor erkenning van een certificerende instantie.

Om haar regelgeving in overeenstemming te brengen met de uitspraak van de WTO heeft de EU Verordening (EU) 2015/1775 aangenomen, krachtens welke de EU-regelgeving betreffende zeehondenproducten werd aangepast door het schrappen van de uitzondering voor jacht met het oog op beheer van de rijkdommen van de zee. Het schrappen van die uitzondering deed geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om de jacht die wordt beoefend met het oog op duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee te blijven reguleren. Er werd echter wel voorkomen dat deze lidstaten zouden toestaan dat producten afkomstig van dergelijke jacht op de EU-markt zouden worden gebracht, tenzij die producten zouden vallen onder de uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen”, die van kracht bleef. De gewijzigde verordening creëerde ook meer samenhang met de doelstelling van de verordening, doordat er uitdrukkelijk overwegingen in verband met het dierenwelzijn werden toegevoegd als voorwaarde voor de toepasselijkheid van de uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen”.

Teneinde een uniforme uitvoering van de verordening te waarborgen, heeft de Commissie de uitvoeringsverordening aangenomen, die i) de voorwaarden bevat voor de invoer van zeehondenproducten voor persoonlijk gebruik van reizigers of hun familieleden; ii) de criteria bevat voor de erkenning van instanties die verklaringen afgeven die garanderen dat zeehondenproducten voldoen aan de uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen”; en iii) een specificatie bevat van de rol van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die belast zijn met het controleren van de verklaringen en de opslag van de daarin vermelde gegevens.

Op grond van artikel 3, lid 1 bis, van de verordening, zoals gewijzigd, moeten zeehondenproducten die krachtens de uitzondering betreffende de “Inuit- of ander inheemse gemeenschappen” op de EU-markt worden gebracht, vergezeld gaan van een verklaring van een door de Europese Commissie erkende instantie, overeenkomstig artikel 3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1850 van de Commissie (de uitvoeringsverordening).

Tot nu toe heeft de Europese Commissie drie instanties erkend:

- het Ministerie van Visserij, Jacht en Landbouw van Groenland9 (nu het Ministerie van Visserij en Jacht geheten);
- de regering van Nunavut (Canada)10;
- de regering van de Noordwestelijke Territoria in Canada11.

3. Verslagen van EU-lidstaten

De 27 EU-lidstaten is verzocht hun nationale verslag in te dienen bij de Commissie middels het beantwoorden van een vragenlijst. Met uitzondering van drie lidstaten (Frankrijk, Griekenlanden Malta) hebben alle lidstaten hun nationale verslag ingediend. De vermelding “alle lidstaten” moet hierna derhalve worden geïnterpreteerd als “alle lidstaten met uitzondering van de drie lidstaten die hun verslag niet hebben ingediend”. In dit deel wordt de ontvangen input samengevat.

a) Bevoegde autoriteiten

In artikel 6, lid 1, van de uitvoeringsverordening is bepaald dat iedere lidstaat een of meer bevoegde autoriteiten aanwijst die verantwoordelijk zijn voor a) het op verzoek van de douaneautoriteiten verifiëren van de verklaringen voor ingevoerde zeehondenproducten; b) het controleren van de afgifte van de verklaringen door erkende instanties die in die lidstaat gevestigd en actief zijn; en c) het bewaren van een afschrift van de verklaringen die in die lidstaat zijn afgegeven voor zeehondenproducten die zijn verkregen bij de zeehondenjacht. De Commissie heeft de lijst van aangewezen bevoegde autoriteiten op haar website12 gepubliceerd.

Hoewel er tot op heden nog geen enkele in de EU gevestigde en actieve instantie officieel is erkend voor de afgifte van verklaringen, wonen er in sommige lidstaten bevolkingsgroepen die voldoen aan de definitie “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen” en die derhalve voor hun levensonderhoud op zeehonden mogen jagen en zeehondenproducten op de EU-markt mogen brengen. Deze lidstaten kunnen een verzoek indienen om een van hun instanties officieel aan te wijzen voor het afgeven van verklaringen. In dat geval zou artikel 6, lid 1, punten b) en c), van de uitvoeringsverordening relevant zijn.

b) Uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen”

Denemarken en Estland waren de enige lidstaten die meldden dat er zeehondenproducten op de markt waren gebracht op grond van de voorwaarden van de uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen”. De Deense douane registreerde ingevoerde zeehondenproducten uit Groenland met een waarde van in totaal 8 347 944 DDK (= 1 122 337 EUR tegen de wisselkoers van 17 januari 2023) en met een totaalgewicht van 32 109 kg, in vergelijking met de 10 502 kg die werd gerapporteerd voor de voorgaande periode, die drie jaar bestreek in plaats van vier. Estland meldde voor het eerst ingevoerde zeehondenproducten uit Groenland met een totale waarde van 1 555,67 EUR en een totaalgewicht van 34,16 kg. De door Denemarken en Estland ingevoerde producten omvatten voornamelijk gelooide of anderszins bereide zeehondenhuiden in niet-samengevoegde staat, maar ook kleding, kledingtoebehoren en andere artikelen van zeehondenhuid, zoals schoenen en laarzen van zeehondenleer.

c) Uitzondering voor persoonlijk gebruik van reizigers of hun familieleden

Geen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten is door de douaneautoriteiten in kennis gesteld van een mogelijk probleem met de incidentele invoer van zeehondenproducten voor persoonlijk gebruik van reizigers of hun familieleden.

d) Actieve veredeling

De invoer van zeehondenproducten voor verwerking en wederuitvoer van de verwerkte goederen is op grond van de verordening niet verboden. In Estland zijn gelooide zeehondenhuiden uit Canada en Noorwegen ingevoerd (2 405 stuks in 2019, 1 682 stuks in 2020, 2 030 stuks in 2021 en 1 875 stuks in 2022) voor actieve veredeling door een schoenenfabrikant, die vervolgens alle veredelingsproducten weer heeft uitgevoerd.

e) Sancties en handhaving

Alle lidstaten gaven aan dat zij regels hebben vastgesteld voor de sancties die van toepassing zijn op overtredingen van de bepalingen van de verordening. Deze sancties variëren van geldboeten, inbeslagname en vernietiging van de goederen (in alle lidstaten) tot gevangenisstraf (in Cyprus, Denemarken, Letland en Nederland). Geen enkele lidstaat heeft in de referentieperiode dergelijke sancties opgelegd.

In het onderstaande diagram staan de maximumbedragen van de boeten in de 18 lidstaten die deze informatie hebben doorgegeven. In acht van deze lidstaten is het bedrag van de boete afhankelijk van het feit of de overtreding is begaan door een natuurlijke persoon of door een rechtspersoon. In Denemarken en Finland is het maximumbedrag van de boeten niet vastgelegd in de nationale wetgeving. Dit moet door de bevoegde autoriteiten worden geraamd in geval van schending van de verordening.


Opmerking: Voor Nederland hebben de bovenstaande maximumbedragen betrekking op strafbare feiten die niet opzettelijk zijn gepleegd. Als er sprake is van opzet, kan de boete oplopen tot 90 000 EUR voor natuurlijke personen en 900 000 EUR voor rechtspersonen.

In twee gevallen werd de invoer van zeehondenproducten door de Belgische douane tegengehouden. Het eerste geval betrof een pakket per post uit de Verenigde Staten met een voedingssupplement dat schildklierextract van zeehonden bevat (omega-3-capsules). Het tweede geval betrof een zeehondenschedel waarvoor de noodzakelijke documenten niet waren overgelegd. De Zweedse douane voerde bijna 4 000 documentencontroles van invoeraangiften uit. Zeven daarvan zouden betrekking hebben op zeehondenproducten, maar in werkelijkheid waren verkeerde codes van de gecombineerde nomenclatuur13 gebruikt. Deze aangiften zijn door de Zweedse douane gecorrigeerd.

f) Informatie via een QR-code

Om de goede werking van de uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen” te waarborgen en om de informatie over de EU-regelgeving betreffende zeehondenproducten te verbeteren, mogen de erkende instanties een etiket met een QR-code aanbrengen op de zeehondenproducten die zij certificeren. Deze QR-code is gekoppeld aan een webpagina14 met informatie over de EU-regelgeving betreffende zeehondenproducten.

Vijftien lidstaten (België, Denemarken, Estland, Finland, Ierland, Kroatië, Letland, Litouwen, Polen, Portugal, Roemenië, Slovenië, Slowakije, Tsjechië en Zweden) hebben laten weten op de hoogte te zijn van het bestaan van deze QR-code, en in geen van de lidstaten hebben de douaneautoriteiten of andere handhavingsinstanties advies ingewonnen over deze QR-code.

g) Zeehondenjacht in de EU

De zeehondenpopulaties in de EU zijn voornamelijk geconcentreerd in de Oostzee. Volgens een holistische beoordeling van de toestand van de Oostzee15 door de Commissie ter bescherming van het mariene milieu van het Oostzeegebied, ook bekend als Helcom, leven er drie zeehondensoorten in de Oostzee. De grijze zeehond komt in de hele regio voor, terwijl de Baltische ringelrob alleen in het oostelijke en noordelijke deel van de Oostzee voorkomt en de gewone zeehond in het zuidwestelijke deel van de Oostzee en het Kattegat.

De habitatrichtlijn16 heeft tot doel bij te dragen tot het waarborgen van de biologische diversiteit door het instandhouden van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna in de EU. Bijlage II ervan, waarin de soorten zijn opgenomen waarvoor speciale beschermingszones moeten worden aangewezen en beheerd, omvat:

- Halichoerus grypus (grijze zeehond);

- Monachus monachus (mediterrane monniksrob);

- Phoca/Pusa hispida botnica (Baltische ringelrob);

- Phoca/Pusa hispida saimensis (Saimaarob);

- Phoca vitulina (gewone zeehond).

De mediterrane monniksrob en de Saimaarob zijn prioritaire soorten en zijn daarom ook opgenomen in bijlage IV bij de habitatrichtlijn, wat betekent dat de lidstaten de nodige maatregelen moeten treffen voor de instelling van een systeem van strikte bescherming van deze soorten. De drie andere soorten (de grijze zeehond, de Baltische ringelrob en de gewone zeehond) zijn ook opgenomen in bijlage V, wat betekent dat de lidstaten maatregelen moeten treffen om ervoor te zorgen dat het aan de natuur onttrekken en de exploitatie van die soorten verenigbaar zijn met het behoud van die soorten in een gunstige staat van instandhouding.

Aangezien het schrappen van de uitzondering betreffende “duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee” uit de oorspronkelijke verordening geen afbreuk deed aan het recht van de lidstaten om de jacht die met dat doel wordt beoefend, te blijven reguleren, is er in de verslagperiode op de ringelrob, de gewone zeehond en de grijze zeehond gejaagd op het grondgebied van Denemarken, Estland, Finland en Zweden. In hun verslag hebben deze vier lidstaten een korte beschrijving gegeven van het doel van de jacht, de voorwaarden waaronder deze is beoefend, de toegepaste methode, de wijze waarop er voldoende aandacht is besteed aan het dierenwelzijn, en de invloed van deze jacht op de zeehondenpopulatie, ecosystemen en menselijke activiteiten. In de onderstaande tekst worden de standpunten beschreven die in de vier nationale verslagen naar voren zijn gebracht.

In Denemarken is er geen jachtseizoen of jachtquotum voor zeehonden. Het afschieten van zeehonden kan alleen worden toegestaan middels een ontheffing, binnen een straal van 100 meter van vistuig en buiten de voortplantings- en ruiperioden, om ernstige schade aan de visserij te voorkomen. Daarnaast is het afschieten van grijze zeehonden niet toegestaan in Natura 2000-gebieden die voor die soort zijn aangewezen. Vanaf 2018 zijn er ook ontheffingen verleend voor het afschieten van zeehonden in waterstromen, wat een positieve invloed heeft op de paaivissen van bedreigde visbestanden. Wanneer er een ontheffing voor het afschieten van zeehonden wordt verleend, gelden als voorwaarden dat er een geweer van een goedgekeurd kaliber moet worden gebruikt, dat de jager met goed gevolg een specifieke schiettest moet hebben afgelegd en dat de jager beschikt over een Deense jachtvergunning. De jager wordt aangemoedigd op de kop te mikken, zodat het dier onmiddellijk wordt gedood. In Bornholm mogen grijze zeehonden het hele jaar worden geschoten, omdat er in dat gebied geen paaigebieden zijn. De zeehondenpopulaties worden in Denemarken gemonitord door middel van een jaarlijkse telling. Denemarken meldde dat het aantal zeehonden dat tijdens de verslagperiode op grond van een ontheffing is afgeschoten (134 gewone zeehonden en 9 grijze zeehonden) geen significante invloed heeft gehad op de grootte van de populatie.

In Estland mag er op zeehonden worden gejaagd om een duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee te waarborgen, om te verzekeren dat de jagers en hun familieleden uit de lokale gemeenschappen op de kleine eilanden van Estland in hun levensonderhoud kunnen voorzien, en om hun cultureel erfgoed en tradities in ere te houden. De zeehondenjacht is streng gereguleerd en er wordt terdege rekening gehouden met het dierenwelzijn. Er mag alleen tijdens het jachtseizoen op zeehonden worden gejaagd, in speciaal aangewezen gebieden, en de jagers moeten met goed gevolg een schiettest hebben afgelegd en specifieke wapens en munitie gebruiken. Volgens het meest recente Estse monitoringverslag vertoont het aantal grijze zeehonden in de Estse wateren een stijgende trend en werd in 2021 in de Oostzee het grootste aantal grijze zeehonden in de afgelopen twintig jaar geteld. Volgens Estland is een kleinschalige jacht, die beperkt is tot een jaarlijks quotum van 1 % van de zeehondenpopulatie, wat tijdens de verslagperiode neerkwam op 55 exemplaren per jaar, noodzakelijk om de schade aan de visserijsector terug te dringen, maar de jacht is niet toegestaan in de voor de grijze zeehond aangewezen speciale beschermingszones.

In Finland wordt de zeehondenjacht beoefend met het oog op duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee en om schade aan de commerciële visserij te voorkomen. Er zijn jachtquota vastgesteld voor de grijze zeehond en de ringelrob. In de verslagperiode bedroeg het jachtquotum voor grijze zeehonden op het Finse vasteland 1 050 exemplaren per jaar. In dezelfde periode bedroeg het gemiddelde jachtquotum voor ringelrobben in de Botnische Baai 335 exemplaren per jaar, terwijl het gemiddelde jachtquotum voor grijze zeehonden op het eiland Åland, een autonome regio van Finland, 480 exemplaren per jaar bedroeg. Voor de zeehondenjacht geldt ook een jachtseizoen, de geweren en munitie moeten aan specifieke technische kenmerken voldoen en jagers moeten met goed gevolg een examen afleggen en eerst een cursus volgen over de ethische aspecten van de jacht om een dodingsmethode toe te passen die onmiddellijk de dood tot gevolg heeft. Er mag niet worden gejaagd op bedreigde zeehondenpopulaties (bv. ringelrobben in de Finse Golf en de Scherenzee). Volgens Finland is de geschatte jaarlijkse toename van de zeehondenpopulatie groter dan het aantal zeehonden dat wordt gejaagd. Daarnaast meldde het land dat er bewijs bestaat dat zeehonden vis uit vistuig eten, wanneer dit voor hen niet ontoegankelijk is gemaakt. Alleen vallen, fuiken (lange zakvormige visnetten die door hoepels worden opengehouden) of soortgelijk vistuig kunnen echter deels ontoegankelijk voor zeehonden worden gemaakt, zonder dat dit ten koste gaat van de levensvatbaarheid van de commerciële visserij. Omdat zeehonden drie tot vijf kilo vis per dag eten, kan dit vissoorten of visbestanden die worden beschermd door EU- of nationale wetgeving, in gevaar brengen. Recreatie- en commerciële visserij met kieuwnetten is de laatste decennia in de buitenste archipel met dertig tot veertig procent afgenomen, en komt in bepaalde gebieden zelfs helemaal niet meer voor als gevolg van predatie door zeehonden. Het positieve effect van jacht in de buurt van vistuig is slechts tijdelijk, omdat er binnen een paar dagen of zelfs een paar uur nieuwe zeehonden verschijnen. Daarom kan de zeehondenjacht niet worden beschouwd als de enige manier om de door zeehonden veroorzaakte problemen te bestrijden.

Het faunabeheer in Zweden omvat de jacht met vergunning op grijze zeehonden sinds 2020 en op gewone zeehonden sinds 2022, en de “preventieve jacht” op ringelrobben. Preventieve jacht is toegestaan en strikt gereguleerd in gebieden waar de groeiende zeehondenpopulatie ernstige schade toebrengt aan de lokale visserij door het vistuig te vernielen en de vangsten op te eten. In tegenstelling tot de preventieve jacht is de jacht met vergunning niet beperkt tot de gebieden waar zeehonden schade toebrengen aan de visserij. Er is een jachtquotum. In de verslagperiode bedroeg het gemiddelde jachtquotum voor grijze zeehonden 1 692 exemplaren per jaar, terwijl het voor gewone zeehonden 712 exemplaren en voor ringelrobben 346 exemplaren bedroeg. De munitie is strikt gereguleerd, de toegepaste dodingsmethode moet onmiddellijk de dood tot gevolg hebben, zodat onnodig lijden wordt voorkomen, en in geval van het jagen op zeehonden vanaf een boot moet de boot stilliggen. Er wordt momenteel onderzoek gedaan om visuitrusting te ontwikkelen die bestand is tegen zeehonden. Volgens Zweden maakt het aantal zeehonden waarop wordt gejaagd met het oog op de bescherming van de visserijsector slechts een klein deel uit van de zeehondenpopulatie.

In het onderstaande diagram wordt het totale aantal zeehonden weergegeven dat tijdens de verslagperiode is gevangen door de vier EU-lidstaten die deze jacht toestaan met het oog op duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee. In Finland en Zweden worden de quota per jachtseizoen vastgesteld en niet per kalenderjaar. Het jachtseizoen begint in het najaar en eindigt het volgende jaar in het voorjaar. Krachtens de habitatrichtlijn moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het vangen van specimens van deze soorten, die zijn opgenomen in bijlage V bij de richtlijn, verenigbaar is met het behoud ervan in een gunstige staat van instandhouding.


In Letland werden in de verslagperiode aanvragen voor zeehondenjacht ontvangen, maar geweigerd. Na de recente goedkeuring van een zeehondenbeheerplan is de jacht op een klein aantal volwassen grijze zeehonden vanaf 2023 toegestaan, teneinde schade aan de visserij te voorkomen wanneer er geen alternatieve methode voorhanden is.

h) Algehele beoordeling door de EU-lidstaten

De lidstaten is gevraagd om met betrekking tot hun gebied een algehele beoordeling te geven van drie aspecten van de verordening: het functioneren (mate waarin sprake is van het bewerkstelligen van de reguliere werking), de doeltreffendheid (capaciteit voor het leveren van het gewenste resultaat) en de effecten (bv. een veranderde markt voor zeehondenproducten) van de verordening.

Acht lidstaten (Bulgarije, Cyprus, Hongarije, Ierland, Kroatië, Litouwen, Slowakije en Tsjechië) hebben aangegeven dat er in de verslagperiode op hun grondgebied geen handel in zeehondenproducten heeft plaatsgevonden en dat zij om die reden het functioneren, de doeltreffendheid en de effecten van de verordening niet kunnen beoordelen. Vijf lidstaten (Duitsland, Italië, Luxemburg, Roemenië en Slovenië) hebben geen beoordeling ingediend.

Zeven lidstaten (België, Denemarken, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal en Spanje) zijn van oordeel dat de verordening geschikt is voor het beoogde doel en dat hun douaneautoriteiten over procedures beschikken om de verordening naar behoren uit te voeren. Zij hebben tot nu toe geen problemen met de verordening ondervonden. Nederland heeft zich ertoe verbonden de samenwerking tussen zijn bevoegde autoriteiten en de douane in dit verband te versterken.

Estland, Finland, Letland en Zweden vinden dat de verordening goed functioneert als middel om de handel in zeehondenproducten aan banden te leggen, maar dat de effecten ervan verder gaan dan het beoogde doel. Volgens deze lidstaten heeft het verbod bijgedragen aan de huidige slechte staat van de kustvisserij en een aanzienlijk negatief effect gehad op de waarde van de zeehond als jachtdier. Naar hun mening is het belangrijk om het beheer van zeehondenpopulaties op te nemen in de ecosysteemgerichte beheersplannen voor de EU-wateren. Zij stellen dat hun zeehondenpopulaties nauwlettend worden gemonitord en dat het kleine aantal zeehonden dat tijdens de verslagperiode werd gevangen, een vrijwel te verwaarlozen effect heeft gehad op de omvang en de staat van instandhouding van de populaties. Deze lidstaten menen dat een zeehondenjacht die wordt uitgevoerd met het oog op duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee, waarbij het dierenwelzijn volledig wordt gerespecteerd en alle delen van het gevangen dier worden gebruikt in plaats van verspild, geen reden zou mogen zijn voor morele bezorgdheid bij het publiek. Volgens de Zweedse jachtethiek wordt de jacht aanvaardbaar geacht als er op humane wijze op een dier wordt gejaagd en de daaruit resulterende hulpbron volledig wordt gebruikt. Aangezien de zeehondenjagers, nadat zij hebben verzameld wat zij voor hun persoonlijk gebruik nodig hebben, deze waardevolle hulpbron moeten vernietigen of dumpen, is Zweden van mening dat het verbod indruist tegen deze ethiek en de jacht op zeehonden minder aantrekkelijk maakt. Deze lidstaten benadrukten dat de toenemende zeehondenpopulatie ondertussen schade toebrengt aan vistuig en vangsten, omdat de zeehonden alle vissoorten besmetten met rondwormen, bruinvissen doden en grote volwassenen kabeljauwen, zalmen, zeeforellen en snoeken vangen, met economische gevolgen voor het recreatievisserijtoerisme. Om de situatie te verbeteren, heeft Zweden in 2020 een nationaal decreet uitgevaardigd waarin is bepaald dat, indien een mannelijke grijze zeehond die schade toebrengt aan de visserij of de aquacultuur, legaal wordt gevangen, de benadeelde partij recht heeft op financiële steun voor een passende verwerking van het karkas. In Finland lijden jaarlijks ongeveer 350-400 vissers schade als gevolg van zeehonden. Er kan een vergoeding worden toegekend voor de kosten van het bergen en het ter vernietiging bij een erkende inrichting inleveren van karkassen van zeehonden die legaal zijn gevangen. Er wordt geen vergoeding gegeven voor de jacht zelf. De steun is bedoeld om een toename van de zeehondenjacht aan te moedigen, maar Finland is van mening dat opheffing van het verbod op de handel in zeehondenproducten een nog sterkere stimulans zou zijn. Dan zou er ook geen vergoeding meer nodig zijn en zouden de daarmee samenhangende administratieve kosten wegvallen.

Estland, Finland, Letland en Zweden geven toe dat de handel in zeehondenproducten nooit een grote sector met enige economische omvang van betekenis is geweest. In de kustgebieden kan de handel echter fungeren als inkomstenbron en de culturele waarden in ere houden. Een opheffing van het verbod zou helpen om dit potentieel te benutten, een nationale markt en uitvoermogelijkheden voor zeehondenproducten te creëren en de waarde van zeehondenproducten en zelfs het volume van de invoer in de EU uit de Inuit- of andere inheemse gemeenschappen te verhogen, aangezien het op de EU-markt brengen van zeehondenproducten niet meer ten onrechte als volledig verboden zou worden beschouwd. Deze lidstaten voeren aan dat kleinschalige ambachtelijke verkoop door lokale gemeenschappen in de EU zou moeten worden toegestaan, om de voor de jacht gemaakte kosten te compenseren en om de creativiteit en tradities van deze gemeenschappen onder de aandacht te brengen. Als het verbod niet kan worden opgeheven, pleiten Estland, Finland, Letland en Zweden ervoor te overwegen de uitzondering betreffende duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee opnieuw in te voeren voor lidstaten die in hun faunabeheerplannen preventieve zeehondenjacht en zeehondenjacht met vergunning opnemen. In 2019 riep het Zweedse parlement de regering op toe te werken naar een opheffing van het verbod of ten minste een uitzondering op het verbod.

4. Verslag van het Verenigd Koninkrijk

Ten behoeve van dit verslag is het Verenigd Koninkrijk nog verzocht zijn nationale verslag bij de Commissie in te dienen. De verslagperiode voor Groot-Brittannië liep van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020, het einde van de door de EU en het Verenigd Koninkrijk gezamenlijk overeengekomen overgangsperiode na de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. Voor het Verenigd Koninkrijk was de verslagperiode met betrekking tot Noord-Ierland dezelfde als voor de EU-lidstaten (d.w.z. tot eind 2022) op grond van het Windsor-kader17, dat de zeehondenverordening omvat.

Daarom waren de onderstaande elementen tot het einde van de overgangsperiode van toepassing op Groot-Brittannië en blijven zij van toepassing in en op het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.

De Britse Seal Products Regulations 2010 geven uitvoering aan de EU-verordening. His Majesty’s Revenue & Customs, het Home Office en de Border Force van het Verenigd Koninkrijk hebben de opdracht te handelen in overeenstemming met de EU- en nationale wetgeving en relevante richtsnoeren inzake de regelgeving betreffende zeehondenproducten. De procedures zijn van kracht om de EU-verordening doeltreffend te laten functioneren.

De regels inzake sancties zijn opgenomen in de Britse Seal Products Regulations 2010. Iedereen die zich schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, wordt bestraft met een geldboete van maximaal 75 000 GBP. Het maximumbedrag is hetzelfde voor boeten die aan rechtspersonen worden opgelegd.

Tijdens de verslagperiode zijn er geen zeehondenproducten op de markt van het Verenigd Koninkrijk gebracht op grond van de uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen”.

Het Verenigd Koninkrijk meldde dat er op zijn grondgebied geen zeehondenjacht plaatsvindt, aangezien zeezoogdieren, met inbegrip van zeehonden, beschermd zijn op grond van wetgeving die het opzettelijk doden, verwonden of vangen van in het wild levende zeezoogdieren strafbaar stelt.

5. Verslagen van bevoegde instanties

Ten behoeve van dit verslag is de erkende instanties van Canada en Groenland gevraagd een vragenlijst te beantwoorden. De verslagperiode was dezelfde als voor de EU-lidstaten, d.w.z. van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2022.

a) Verklaringen

Het Ministerie van Visserij en Jacht van Groenland heeft verklaringen afgegeven voor zeehondenhuiden van ringelrobben en zadelrobben, die op de markt zijn gebracht in Denemarken en Estland. In het onderstaande diagram wordt weergegeven hoeveel eenheden van zeehondenhuiden deze twee EU-lidstaten in de verslagperiode uit Groenland hebben ingevoerd. Het Ministerie van Visserij en Jacht van Groenland meldde ook de uitvoer van 281 zeehondenhuiden naar Italië en 18 zeehondenhuiden naar Portugal in 2019, maar deze invoer werd niet gemeld door de relevante bevoegde autoriteiten van de EU.


De regering van Nunavut (Canada) heeft slechts twee verklaringen afgegeven, beide in 2020, voor twee ringelrobschedels en twee ringelrobhuiden die naar België werden uitgevoerd, en voor een volledige zeehondenschedel met twee slagtanden die naar Italië werd uitgevoerd. Deze invoer werd niet gemeld door de relevante bevoegde autoriteiten van de EU.

De regering van de Noordwestelijke Territoria in Canada heeft slechts twee verklaringen afgegeven, beide in 2022, voor een jas met bontgarnering voor Tsjechië en hetzelfde product voor Frankrijk. Ook deze invoer werd niet gemeld door de relevante bevoegde autoriteiten van de EU.

De erkende instantie van Nunavut heeft diverse problemen met de verklaringen geconstateerd en heeft de EU met klem verzocht na te gaan of het acceptabel zou zijn dat zij 1) één verklaring afgeeft voor meerdere huiden; 2) een verklaring afgeeft voor ambachtslieden uit Nunavut die verklaren in hun werk uitsluitend zeehondenhuiden afkomstig van de jacht door de Inuit te verwerken; 3) niet langer verplicht is de naam te vermelden van de EU-lidstaat waar het product op de markt wordt gebracht; en 4) op een andere wijze dan middels een fysieke verklaring bewijst dat de huiden van de Inuit afkomstig zijn, bv. door het tatoeëren van een stempel op de huiden of met behulp van etiketten met de QR-code en een stempel van de regering van Nunavut, dat vrijwel onmogelijk na te maken is.

In 2021 heeft de regering van de Noordwestelijke Territoria een zeehondencertificeringsprogramma ontwikkeld ter identificatie van zeehondenproducten die door de Inuit/de Inuvialuit/inheemse volken van de Noordwestelijke Territoria zijn gemaakt van door jagers van de Inuit/Inuvialuit gevangen zeehonden. Zodra het zeehondenproduct volledig is, wordt het voorzien van een zeehondencertificeringsetiket (zie hieronder).


De erkende instantie van de Noordwestelijke Territoria is van mening dat zeehondenhuiden die afkomstig zijn van de jacht door de Inuit/Inuvialuit in de Noordwestelijke Territoria, automatisch moeten worden gecertificeerd en dat de EU financiële of technische ondersteuning moet bieden ten behoeve van het operationaliseren van de ontheffing. Er bestaan sancties voor overtredingen, maar deze zijn tot nu toe nog niet nodig geweest.

b) Zeehondenjacht op grond van de uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen”

Krachtens artikel 3, lid 1, van de verordening, zoals gewijzigd, mogen uitsluitend zeehondenproducten op de markt worden gebracht die afkomstig zijn van de traditionele jacht van de Inuit- of andere inheemse gemeenschappen die bijdraagt tot hun levensonderhoud, en waarbij voldoende aandacht is besteed aan het dierenwelzijn.

In dit verband vermeldden de erkende instanties dat er drie belangrijke uitgangspunten voor de zeehondenjacht zijn waarmee de Inuit en de Inuvialuit rekening moeten houden: 1) duurzame zeehondenjacht, waarbij de dieren worden beschermd tegen overbejaging en de zeehonden worden beheerd met het oog op behoud van hun plaats in het mondiale ecosysteem; 2) volledig gebruik, waarbij het vlees wordt gebruikt als voedsel, de huiden worden gebruikt voor kleding en de dierlijke olie wordt gebruikt als rijke bron voor omega-3-vetzuren; en 3) humane zeehondenjacht, waarbij de zeehonden met respect moeten worden behandeld en uitsluitend mogen worden bejaagd voor zover nodig, en waarbij het doden snel en “schoon” geschiedt.

c) Verwerking van gegevens en bescherming van persoonsgegevens

De drie erkende instanties maken gebruik van een elektronisch systeem voor de uitwisseling en opslag van de in de verklaringen opgenomen gegevens. Geen van hen meldde problemen in verband met de bescherming van persoonsgegevens tijdens de verwerking van de verklaringen.

d) Informatie via een QR-code

Op verzoek van Groenland is de Commissie akkoord gegaan met het plaatsen van een etiket met een QR-code op zeehondenproducten, teneinde de consument beter te informeren over het bestaan en de rechtmatigheid van de uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen” en het op de EU-markt brengen te vereenvoudigen. Deze QR-code is gekoppeld aan een webpagina18 met informatie over de EU-regelgeving betreffende zeehondenproducten.

Great Greenland brengt op al zijn zeehondenhuiden een QR-code aan. Lokale ambachtslieden, vakmensen of kleine naaiateliers mogen hun eigen logo toevoegen naast de QR-code. Nunavut heeft een QR-code die verwijst naar informatie over de uitzondering in de EU-regelgeving betreffende zeehondenproducten. De QR-code wordt aangebracht op alle artikelen waarvoor een verklaring is afgegeven en is op aanvraag beschikbaar voor ambachtslieden en vakmensen. In de Noordwestelijke Territoria wordt een QR-code aangebracht op de zeehondenproducten van de gedocumenteerde/gecertificeerde huiden.

e) Algehele beoordeling door de erkende instanties

De erkende instanties is gevraagd om met betrekking tot hun gebied een beoordeling te geven van drie aspecten van de verordening en de uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen”: de werking en de doeltreffendheid van de uitzondering, de effecten van de verordening op de sociaaleconomische ontwikkeling van de Inuit- of andere inheemse gemeenschappen en de gevolgen van de verordening voor de zeehondenpopulaties.

Groenland toont zich erkentelijk voor de inzet van de EU voor het respecteren en bevorderen van de rechten van inheemse volken, met inbegrip van het recht om vrij deel te nemen aan hun economisch verkeer. Het land is echter van mening dat het EU-beleid betreffende zeehondenproducten in de praktijk negatieve gevolgen heeft voor deze gemeenschappen. Volgens het land is het noodzakelijk meer informatie en voorlichting te verstrekken aan Europese burgers over de wettigheid van de handel in producten die afkomstig zijn van de zeehondenjacht door de Inuit- of andere inheemse gemeenschappen, om daarmee het consumentenvertrouwen in zeehondenproducten te herstellen.

Nunavut deelt die mening en wil de verklaring vervangen door kleine etiketten met een QR-code. Volgens Nunavut betekenen certificeringsvereisten een buitensporige belasting en belemmering voor Inuit-producenten en kopers in de EU. Nunavut verwelkomt ondersteuning van de EU in de zin van voorlichting aan EU-fabrikanten, musea en detailhandelaren over het bestaan en de werking van de uitzondering.

Voor de Noordwestelijke Territoria zouden de directe voordelen van de uitzondering betreffende de Inuit veel groter zijn als de EU ermee akkoord zou gaan dat alle zeehonden die afkomstig zijn van de jacht door de Inuit/Inuvialuit in de Noordwestelijke Territoria, worden beschouwd als goedgekeurd en derhalve automatisch worden gecertificeerd. Het niveau van de jacht om in het levensonderhoud te voorzien, blijft vrij constant en de binnenlandse en lokale markt voor zeehondenproducten en onbewerkte materialen is in de laatste rapportagecyclus gezond gebleven. De uitvoer is echter beperkt tot nihil.

In Groenland is de zeehondenjacht en de handel in zeehondenproducten van fundamenteel sociaaleconomisch en cultureel belang voor de Inuit-gemeenschappen. In de periode 2019-2022 is het aantal aan de looierij Great Greenland A/S verkochte zeehonden met bijna 6 % gestegen ten opzichte van de vorige verslagperiode, maar nog veel lager dan vóór het EU-verbod.

Het totale aantal zeehonden dat in de periode 2019-2021 in Groenland is gevangen, is met 6 % gedaald ten opzichte van de vorige verslagperiode. In het onderstaande diagram staat het aantal gevangen zeehonden in Groenland per soort in de vier jaar van de verslagperiode. De laatste drie maanden van 2022 zijn niet in deze cijfers verwerkt.


De waarde van de huiden van ringelrobben, “bedlamers” en zadelrobben die in de verslagperiode aan de Great Greenland Tannery zijn verkocht, ligt ook onder het niveau van vóór het EU-verbod.

Het Ministerie van Visserij en Jacht van Groenland zet vraagtekens bij de onderbouwing van de regelgeving betreffende zeehondenproducten en merkt op dat duurzame zeehondenjacht waarbij het dierenwelzijn volledig wordt gerespecteerd, ook mogelijk is zonder deze regelgeving. Het ministerie toont zich bezorgd dat er geen voorafgaande beoordeling is uitgevoerd, onder meer van de vermeende bezorgdheid onder hedendaagse Europese burgers als belangrijkste rechtvaardiging van de verordening, en van mogelijke minder handelsbeperkende manieren om aan deze potentiële bezorgdheid tegemoet te komen. Het ministerie is bovendien bezorgd dat de EU-regelgeving betreffende zeehondenproducten, zelfs inclusief de uitzondering betreffende de Inuit, niet voldoet aan het concept van de blauwe economie dat de EU voorstaat ten aanzien van alle aspecten van duurzaam gebruik van de levende natuurlijke rijkdommen van de zee, met uitzondering van de zeehondensoorten.

In Nunavut en in de Noordwestelijke Territoria maakt de jaarlijkse jacht op en consumptie van zeehonden en het ontwerp en de verkoop van zeehondenproducten van oudsher deel uit van de culturele uitingsvormen en economische bestaansmiddelen van de Inuit/Inuvialuit-gemeenschap. Vandaag de dag zijn de Inuit/Inuvialuit afhankelijk van zeehonden voor hun voedselzekerheid en inkomen in een gebied waar de in de winkel verkrijgbare levensmiddelen het duurst zijn en de werkgelegenheid beperkt is. De Inuit/Inuvialuit verkopen hun zeehondenproducten veelal plaatselijk en voeren de producten niet uit naar de EU. De voornaamste redenen daarvoor zijn de angst om de EU-regelgeving betreffende zeehondenproducten te overtreden, de handelsbelemmeringen die het gevolg zijn van het verbod (minder interesse onder kopers, gebrek aan connecties met potentiële kopers), het gebrek aan ervaring met internationale handel en de verwarring over de certificering van zeehondenhuiden versus producten vervaardigd uit gecertificeerde huiden. Tot nu toe heeft de verordening geen positief effect gehad op de sociaaleconomische ontwikkeling van de Inuit/Inuvialuit. De EU-regelgeving betreffende zeehondenproducten heeft mogelijkheden gecreëerd, maar wordt gezien als een controle-instrument.

Volgens Nunavut en de Noordwestelijke Territoria heeft de verordening geen invloed gehad op de zeehondenpopulaties en heeft de uitzondering niet geleid tot een omvangrijkere jacht. De jacht werd en wordt beoefend in overeenstemming met de daartoe geldende regels en de waarden van de Inuit/Inuvialuit.


6) Conclusie

De verordening lijkt goed te werken om te voorkomen dat zeehondenproducten waarop de uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen” niet van toepassing is, op de EU-markt worden gebracht. De lidstaten hebben sancties vastgesteld voor overtredingen, maar hebben nog geen sancties opgelegd. Alleen België maakte melding van niet-conforme invoer, die bij de douane werd tegengehouden.

Zoals zij reeds in hun vorige verslagen hebben aangegeven, zouden de aan de Oostzee gelegen EU-lidstaten de herinvoering toejuichen van de uitzondering betreffende “duurzaam beheer van de rijkdommen van de zee”, die in 2015 is geschrapt om de verordening in overeenstemming te brengen met een uitspraak van de Wereldhandelsorganisatie. Zij vinden dat het verbod negatieve sociaal-economische gevolgen heeft voor de aan de Oostzee gelegen EU-lidstaten.

De erkende instanties in Canada zijn van mening dat de verordening in de EU wordt gezien als een algeheel verbod op de handel in zeehondenproducten, dat de uitzondering betreffende de “Inuit- of andere inheemse gemeenschappen” in de EU onvoldoende bekend is en dat dit van invloed is op de economische ontwikkeling van hun Inuit/Inuvialuit-gemeenschappen. De uitvoer van zeehondenproducten uit Canada naar de EU is te verwaarlozen. Groenland blijft zeehondenproducten uitvoeren naar de EU, voornamelijk naar Denemarken. Een klein aantal uit Groenland en Canada ingevoerde producten werd niet gemeld door de relevante bevoegde autoriteiten van de EU.

De Commissie zal in 2024 een begin maken met een evaluatie van de verordening betreffende de handel in zeehondenproducten en van de richtlijn inzake zeehondenjongen om het functioneren, de doeltreffendheid en de effecten ervan te toetsen aan de doelstellingen ervan en om te beoordelen of zij nog steeds geschikt zijn voor het beoogde doel. Deze evaluatie omvat een beoordeling van de sociaal-economische gevolgen ervan en van de invloed ervan op de zeehondenpopulaties. Aan de hand van de bevindingen van de evaluatie zal de Commissie nagaan of verdere maatregelen nodig zijn.

1 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32009R1007

2 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=uriserv:OJ.L_.2015.262.01.0001.01.NLD

3 http://trade.ec.europa.eu/wtodispute/show.cfm?id=475&code=2

4 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32015R1850

5 Zie overweging 8 van Verordening (EU) 2015/1775.

6 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1578667308224&uri=COM%3A2020%3A4%3AFIN

7 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:31983L0129

8 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:31989L0370

9 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A32015D1027(02)

10 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=uriserv:OJ.L_.2020.426.01.0056.01.NLD

11 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:32017D0265

12 https://environment.ec.europa.eu/topics/nature-and-biodiversity/trade-seal-products_en

13 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=OJ:L:2022:282:FULL&from=EN

14 https://environment.ec.europa.eu/topics/nature-and-biodiversity/trade-seal-products_en

15 http://stateofthebalticsea.helcom.fi/biodiversity-and-its-status/marine-mammals/

16 https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX%3A01992L0043-20130701

17 Op grond van gezamenlijke verklaring nr. 1/2023 van de Unie en het Verenigd Koninkrijk in het Gemengd Comité dat is opgericht bij het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, is het protocol inzake Ierland/Noord-Ierland sinds 24 maart 2023 bekend als het “Windsor-kader”.

18 https://environment.ec.europa.eu/topics/nature-and-biodiversity/trade-seal-products_en

NL NL