Artikelen bij COM(2023)930 - Wijziging van Richtlijn 2015/637 betreffende de coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen ter vergemakkelijking van de consulaire bescherming van niet-vertegenwoordigde burgers van de Unie in derde landen en van Richtlijn (EU) 2019/997 tot vaststelling van een EU-noodreisdocument

Dit is een beperkte versie

U kijkt naar een beperkte versie van dit dossier in de EU Monitor.



Artikel 1

Richtlijn (EU) 2015/637 wordt als volgt gewijzigd:

(1) De artikelen 6 en 7 worden vervangen door:

“Artikel 6
Geen vertegenwoordiging

1. Voor de toepassing van deze richtlijn is een lidstaat niet vertegenwoordigd in een derde land, indien hij er geen ambassade of consulaat op permanente basis heeft of indien zijn ambassade of consulaat ter plaatse niet werkelijk in staat is om in een bepaald geval consulaire bescherming te verlenen.

2. Om te bepalen of een lidstaat geen ambassade of consulaat heeft die werkelijk in staat is in een bepaald geval consulaire bescherming te bieden, houdt de ambassade of het consulaat waaraan de niet-vertegenwoordigde burger consulaire bescherming vraagt, rekening met de volgende criteria, in het licht van de plaatselijke omstandigheden:

(a)hoe moeilijk het is voor de betrokken burger om de ambassade of het consulaat van zijn lidstaat van nationaliteit veilig en binnen een redelijke termijn te bereiken of door die ambassade of dat consulaat te worden bereikt, rekening houdend met de aard en de dringendheid van de gevraagde bijstand en de middelen waarover de burger beschikt;

(b)de mogelijkheid dat de ambassade of het consulaat van de lidstaat waarvan hij de nationaliteit heeft, gesloten is, of niet binnen een redelijke termijn kan worden bevestigd dat de ambassade of het consulaat operationeel of toegankelijk is;

(c)of doorverwijzing van de burger naar de ambassade of het consulaat van de lidstaat waarvan deze de nationaliteit bezit, waarschijnlijk afbreuk zou doen aan de consulaire bescherming, met name indien de zaak dermate dringend is dat deze onmiddellijke actie vereist van de ambassade of het consulaat waarbij de aanvraag werd ingediend.

3. Om overeenkomstig lid 2 te bepalen of een lidstaat een ambassade of consulaat heeft die c.q. dat in een bepaald geval werkelijk consulaire bescherming kan verlenen, mag de aanwezigheid van een honorair consul van de lidstaat waarvan de burger de nationaliteit bezit, alleen in aanmerking worden genomen indien de door de burger gevraagde bijstand onder de bevoegdheden van de honorair consul valt.

Artikel 7
Toegang tot consulaire bescherming en andere regelingen

1. Niet-vertegenwoordigde burgers hebben het recht te verzoeken om consulaire bescherming van de ambassade of het consulaat van een van de lidstaten.

2. Onverminderd artikel 2 kan een lidstaat een andere lidstaat op permanente basis vertegenwoordigen en kunnen de ambassades of consulaten van de lidstaten in voorkomend geval praktische regelingen overeenkomen betreffende het delen van verantwoordelijkheden voor het verlenen van consulaire bescherming aan niet-vertegenwoordigde burgers.

In dergelijke gevallen draagt een niet volgens de toepasselijke specifieke regeling als bevoegd aangewezen ambassade of consulaat waarvan de niet-vertegenwoordigde burger consulaire bescherming vraagt, de aanvraag van de burger over aan de relevante ambassade of het relevante consulaat, tenzij de consulaire bescherming daardoor niet kan worden gewaarborgd, in het bijzonder indien de zaak dermate dringend is dat deze onmiddellijke actie vereist van de ambassade of het consulaat waarbij het verzoek werd ingediend.

3. Wanneer een crisissituatie leidt tot een groot aantal aanvragen van consulaire bescherming, kunnen de ambassades en consulaten van de in het betrokken derde land vertegenwoordigde lidstaten, met ondersteuning van de delegatie van de Unie, overeenkomen de aanvragen op basis van de beschikbare capaciteit te verdelen, tenzij de consulaire bescherming daardoor in het gedrang zou komen, met name indien de zaak dermate dringend is dat deze onmiddellijke actie vereist van de ambassade of het consulaat waarbij de aanvraag werd ingediend. Een dergelijke verdeling kan ook vooraf worden overeengekomen in het kader van een gezamenlijk consulair noodplan als bedoeld in artikel 13 en kan afwijken van de praktische regelingen die zijn overeengekomen conform lid 2.

4. Niet-vertegenwoordigde burgers die op grond van lid 1 om bescherming verzoeken, worden op de hoogte gehouden van overdrachten op grond van lid 2 of 3.”;

(2) artikel 9, punten e) en f), worden vervangen door:

“e) bij hulp, evacuatie en repatriëring in noodsituaties;

f) bij behoefte aan een EU-noodreisdocument als vastgesteld bij Richtlijn (EU) 2019/997 *.

_______________

* Richtlijn (EU) 2019/997 van de Raad van 18 juni 2019 tot vaststelling van een EU-noodreisdocument en tot intrekking van Besluit 96/409/GBVB (PB L 163 van 20.6.2019, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2019/997/oj )”;

(3) Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

(a)lid 4 wordt vervangen door:

“4. De lidstaten stellen de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) via diens beveiligde internetsite in kennis van het (de) bevoegde contactpunt(en) bij hun ministerie van Buitenlandse Zaken.”;

(b)het volgende lid 5 wordt toegevoegd:

“5. Waar passend en nodig voor het verlenen van consulaire bescherming kunnen de lidstaten bij hun coördinatie- en samenwerkingsmaatregelen ook hun honorair consuls en hun beveiligings- en militair personeel, internationale organisaties of diplomatieke en consulaire instanties van derde landen betrekken.”;

(4) de artikelen 11, 12 en 13 worden vervangen door:

“Artikel 11
De rol van de delegaties van de Unie

1. De delegaties van de Unie werken nauw samen en coördineren hun werkzaamheden met de ambassades en consulaten van de lidstaten om bij te dragen aan plaatselijke consulaire samenwerking, crisisparaatheid en crisisrespons, met name door:

(a)beschikbare logistieke steun te verlenen, met inbegrip van kantooraccommodatie en organisatorische faciliteiten, zoals tijdelijke huisvesting voor consulair personeel en gezamenlijke consulaire teams als bedoeld in artikel 13 bis, lid 2;

(b)de uitwisseling van informatie tussen de ambassades en consulaten van de lidstaten te faciliteren;

(c)in voorkomend geval de uitwisseling van informatie met de lokale overheid, diplomatieke en consulaire instanties van derde landen en internationale organisaties te faciliteren;

(d)algemene informatie beschikbaar te stellen over de bijstand waarop niet-vertegenwoordigde burgers mogelijkerwijs recht hebben, met name over de overeengekomen praktische regelingen, indien toepasselijk;

(e)de in artikel 12, lid 2, bedoelde vergaderingen over plaatselijke consulaire samenwerking voor te zitten;

(f)het opzetten en goedkeuren van gezamenlijke consulaire noodplannen als bedoeld in artikel 13 te coördineren;

(g)deel te nemen aan crisisresponsactiviteiten overeenkomstig artikel 13 bis, onder meer, waar relevant en passend, door steun te verlenen aan de leidende staat.

2. De delegaties van de Unie ondersteunen de lidstaten bij het verlenen van consulaire bescherming aan niet-vertegenwoordigde burgers overeenkomstig artikel 5, lid 10, van Besluit 2010/427/EU. Deze ondersteuning kan het uitvoeren, op verzoek van en namens de lidstaten, van specifieke consulaire bijstandstaken omvatten. De bijstandverlenende lidstaat en de lidstaat van nationaliteit verstrekken de delegatie van de Unie in voorkomend geval alle relevante informatie.

Artikel 12
Plaatselijke consulaire samenwerking

1. De consulaire instanties van de lidstaten en de delegatie van de Unie houden zich in elk derde land bezig met plaatselijke consulaire samenwerking.

2. De vergaderingen over plaatselijke consulaire samenwerking omvatten regelmatige uitwisselingen over:

(a)de beveiliging en veiligheid van de burgers van de Unie en andere aangelegenheden die relevant zijn voor hen;

(b)het voorbereiden en uitvoeren van gezamenlijke consulaire demarches bij instanties van derde landen, in voorkomend geval;

(c)het opzetten, goedkeuren en evalueren van gezamenlijke consulaire noodplannen als bedoeld in artikel 13;

(d)de organisatie van gezamenlijke consulaire exercities;

(e)praktische regelingen als bedoeld in artikel 7, lid 2, om ervoor te zorgen dat niet-vertegenwoordigde burgers in het betrokken derde land doeltreffend worden beschermd.

3. Tenzij anders overeengekomen door de consulaire instanties van de lidstaten, is de voorzitter een vertegenwoordiger van de delegatie van de Unie. Is er geen delegatie van de Unie aanwezig, dan worden de vergaderingen voorgezeten door een vertegenwoordiger van een lidstaat.

Artikel 13
Crisisparaatheid

1. In het kader van de in artikel 12 bedoelde plaatselijke consulaire samenwerking stellen de lidstaten en de EDEO voor elk derde land een gezamenlijk consulair noodplan op en keuren dit goed. Het gezamenlijke consulaire noodplan wordt jaarlijks bijgewerkt en bevat:

(a)een analyse van de consulaire situatie in het land, met inbegrip van een overzicht van de ambassades of consulaten van de lidstaten, het geraamde aantal aanwezige burgers van de Unie en hun locatie, en een risicobeoordeling van de meest plausibele scenario’s die gevolgen hebben voor de burgers van de Unie;

(b)regelingen betreffende gezamenlijke consulaire crisisparaatheid, met inbegrip van communicatiekanalen en contacten in het kader van de plaatselijke consulaire samenwerking en met lokale overheden en relevante derde landen;

(c)regelingen betreffende gezamenlijke consulaire crisisrespons, met inbegrip van procedures voor informatie-uitwisseling en communicatie in het kader van de plaatselijke consulaire samenwerking en met burgers van de Unie, crisisvergaderingen, samenwerking met lokale overheden en relevante derde landen, en acties tijdens en na een crisis;

(d)een beschrijving van de verantwoordelijkheden van een lidstaat die in een bepaald derde land de rol van leidende staat als bedoeld in artikel 13 bis, lid 3, op zich neemt;

(e)andere relevante informatie.

2. Indien aanwezig coördineren de delegaties van de Unie het opstellen en goedkeuren van gezamenlijke consulaire noodplannen, op basis van bijdragen van de ambassades of consulaten van de in het betrokken derde land vertegenwoordigde lidstaten en de consulaire instanties van niet-vertegenwoordigde lidstaten. Gezamenlijke consulaire noodplannen worden ter beschikking gesteld van alle lidstaten, de EDEO en de diensten van de Commissie.

In derde landen waar geen delegatie van de Unie aanwezig is, verzorgt de voorzitter van de conform artikel 12, lid 3, overeengekomen plaatselijke consulaire samenwerking de coördinatie, met steun van de EDEO.

3. De lidstaten en de delegaties van de Unie voeren jaarlijks consulaire exercities uit om de gezamenlijke plaatselijke consulaire crisisparaatheid en -respons te actualiseren en te verbeteren.

4. Overeenkomstig het internationaal recht bieden de lidstaten hun burgers de mogelijkheid om zich met passende middelen en instrumenten te registreren bij de bevoegde nationale instanties of deze in kennis te stellen van reizen naar of verblijven in derde landen.

5. De lidstaten wisselen in een vroeg stadium informatie uit over wijzigingen in hun reisadvies aan burgers, met name in crisissituaties, en doen het nodige om te verzekeren dat de verleende reisadviezen van een consistent niveau zijn.”;

(5) in hoofdstuk 2 wordt het volgende artikel 13 bis ingevoegd:

“Artikel 13 bis
Crisisrespons 

1. Bij een crisis werken de Unie en de lidstaten nauw samen om niet-vertegenwoordigde burgers doeltreffend te kunnen bijstaan. Indien mogelijk stellen zij elkaar tijdig in kennis van beschikbare evacuatiecapaciteit, ook in geval van operaties waarbij militaire middelen worden gebruikt.

2. Indien nodig kunnen de lidstaten worden bijgestaan door gezamenlijke consulaire teams bestaande uit deskundigen uit de lidstaten, met name uit lidstaten die niet zijn vertegenwoordigd in het derde land dat door de crisis is getroffen, en van de EDEO en de diensten van de Commissie. Gezamenlijke consulaire teams zijn beschikbaar voor snelle inzet in derde landen die getroffen zijn door een consulaire crisis. Deelname aan gezamenlijke consulaire teams is vrijwillig.

3. In voorkomend geval is (zijn) de leidende staat of de bijstandcoördinerende lidstaat (lidstaten) verantwoordelijk voor de coördinatie van de hulpmaatregelen aan niet-vertegenwoordigde burgers, met de steun van de andere betrokken lidstaten, de delegatie van de Unie en het hoofdkantoor van de EDEO. De lidstaten verstrekken de leidende staat of de bijstandcoördinerende lidstaat (lidstaten) alle relevante informatie over hun niet-vertegenwoordigde burgers die zich in een crisissituatie bevinden.

4. Bij het verlenen van bijstand kunnen de lidstaten in voorkomend geval om steun verzoeken van instrumenten van de Unie, zoals de structuren voor crisisbeheersing van de EDEO en zijn crisisresponscentrum en, via het bij artikel 7 van Besluit 1313/2013/EU opgerichte Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties, het Uniemechanisme voor civiele bescherming.”;

(6) het volgende hoofdstuk 2 bis wordt ingevoegd:

“Hoofdstuk 2 bis
INFORMATIEVERSTREKKING

Artikel 13 - ter Verstrekking en verspreiding van informatie

1. De lidstaten verstrekken de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid ten minste eenmaal per jaar de volgende informatie:

(a)actuele lijsten van contactpersonen voor hun consulaire netwerken;

(b)lijsten van derde landen waar zij door een andere lidstaat worden vertegenwoordigd of waar zij een andere lidstaat permanent vertegenwoordigen overeenkomstig artikel 7, lid 2;

(c)praktische regelingen die overeenkomstig artikel 7, lid 2, zijn getroffen;

(d)het aantal niet-vertegenwoordigde burgers aan wie in het voorgaande jaar consulaire bescherming is verleend als bedoeld in artikel 2, uitgesplitst naar nationaliteit en derde land;

(e)het aantal verzoeken om vergoeding dat in het voorgaande jaar op grond van de artikelen 14 en 15 is ingediend en ontvangen.

Indien een lidstaat overeenkomstig artikel 2, lid 2, heeft besloten deze richtlijn toe te passen op de door honorair consuls geboden consulaire bescherming, bevat de in punt a) bedoelde lijst honorair consuls alsook informatie over de mate waarin honorair consuls in een bepaald geval bevoegd zijn om bescherming te bieden, en met name of zij bevoegd zijn om EU-noodreisdocumenten af te geven.

2. De lidstaten, de diensten van de Commissie en de EDEO maken de in lid 1, punten a), b) en c), bedoelde informatie openbaar op een wijze die de samenhang van de verstrekte informatie waarborgt.

3. Op verzoek van de Commissie verstrekken de lidstaten de in lid 1 bedoelde informatie in een machineleesbaar formaat.

4. De Commissie kan uitvoeringshandelingen aannemen tot vaststelling van het specifieke machineleesbare formaat waarin de in lid 1 bedoelde informatie moet worden verstrekt. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 13 - quater Informatieverstrekking aan burgers van de Unie

1. De lidstaten nemen maatregelen om hun burgers te informeren over hun recht als bedoeld in artikel 20, lid 2, punt c), VWEU. Daarbij kan het met name om de volgende maatregelen gaan:

(a)de eerste zin van artikel 23 VWEU vermelden op nationale paspoorten;

(b)informatie over het recht op consulaire bescherming opnemen in reisadviezen en campagnes in verband met consulaire bescherming;

(c)samenwerking op het gebied van voorlichtingscampagnes met aanbieders van passagiersvervoersdiensten en vervoersknooppunten voor reizen naar derde landen.

2. De diensten van de Commissie en de EDEO dragen bij tot het informeren van de burgers van de Unie over hun recht op consulaire bescherming.”;

(7) De artikelen 14 en 15 worden vervangen door:

“Artikel 14
Algemene regels

1. De kosten die een bijstandverlenende lidstaat in rekening brengt voor het verlenen van consulaire bescherming aan niet-vertegenwoordigde burgers, zijn dezelfde als de kosten die hij aan zijn eigen onderdanen in rekening zou brengen.

2. Indien een niet-vertegenwoordigde burger bij het indienen van een verzoek om bijstand niet in staat is de in lid 1 bedoelde kosten aan de bijstandverlenende lidstaat te betalen, kan de bijstandverlenende lidstaat van de niet-vertegenwoordigde burger verlangen dat deze een verbintenis tot terugbetaling ondertekent. Op basis daarvan kan de bijstandverlenende lidstaat de betrokken niet-vertegenwoordigde burger vier weken na de verlening van de bijstand verzoeken de betrokken kosten te betalen.

Het feit dat de niet-vertegenwoordigde burger bij het indienen van een verzoek om bijstand niet in staat is de in lid 1 bedoelde kosten te betalen, doet geen afbreuk aan diens recht op consulaire bescherming.

3. Indien een niet-vertegenwoordigde burger aan wie consulaire bescherming is verleend, de in lid 1 bedoelde kosten noch heeft betaald bij het indienen van een verzoek om bijstand, noch op verzoek van de bijstandverlenende lidstaat overeenkomstig lid 2, kan de bijstandverlenende lidstaat binnen 12 maanden na de datum van ondertekening van de in lid 2 bedoelde verbintenis van de lidstaat van nationaliteit van de niet-vertegenwoordigde burger verlangen dat deze de kosten betaalt.

De lidstaat van nationaliteit van de niet-vertegenwoordigde burger vergoedt deze kosten binnen een redelijke termijn van ten hoogste 12 maanden vanaf de datum van het verzoek. De lidstaat van nationaliteit van de niet-vertegenwoordigde burger kan van de betrokken niet-vertegenwoordigde burger verlangen dat hij de gemaakte kosten terugbetaalt.

4. Wanneer de consulaire bescherming van een niet-vertegenwoordigde burger uitzonderlijk hoge maar essentiële en gerechtvaardigde reiskosten, verblijfskosten of vertaalkosten met zich meebrengt voor de diplomatieke of consulaire instanties, kan de bijstandverlenende lidstaat binnen 12 maanden nadat de bijstand is verleend, rechtstreeks van de lidstaat van nationaliteit van de niet-vertegenwoordigde burger verlangen dat deze de kosten vergoedt, waarna deze lidstaat daartoe overgaat binnen een redelijke termijn van ten hoogste 12 maanden.

5. De lidstaten vergoeden de delegaties van de Unie voor hun steun bij het verlenen van consulaire bescherming aan niet-vertegenwoordigde burgers. In voorkomend geval zorgt de vergoeding van kosten door de lidstaat van nationaliteit van de burger ervoor dat de delegaties van de Unie hun steun op begrotingsneutrale basis verlenen.

6. De Commissie kan uitvoeringshandelingen aannemen tot vaststelling van de standaardformulieren die moeten worden gebruikt voor de in lid 2 bedoelde verbintenis tot terugbetaling en voor de terugbetaling van de kosten door de lidstaat van nationaliteit als bedoeld in lid 3. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 15 bis, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 15
Vereenvoudigde procedure in crisissituaties

1. In crisissituaties kan de bijstandverlenende lidstaat, tenzij de kosten van de verleende steun reeds rechtstreeks door de niet-vertegenwoordigde burger zijn terugbetaald, de lidstaat van nationaliteit van de niet-vertegenwoordigde burger om vergoeding van de kosten verzoeken, ook indien de niet-vertegenwoordigde burger geen verbintenis tot terugbetaling overeenkomstig artikel 14, lid 2, heeft ondertekend. Dit belet niet dat de lidstaat van nationaliteit van de niet-vertegenwoordigde burger terugbetaling vordert van de betrokken niet-vertegenwoordigde burger op grond van nationale regels.

2. De bijstandverlenende lidstaat kan verlangen dat de lidstaat van nationaliteit van de niet-vertegenwoordigde burger de in lid 1 bedoelde kosten pro rata vergoedt, door de volledige waarde van de werkelijk gemaakte kosten te delen door het aantal bijgestane burgers.

3. Indien het in de in lid 1 bedoelde crisissituaties niet mogelijk of praktisch haalbaar is om een onderscheid te maken tussen vertegenwoordigde en niet-vertegenwoordigde burgers, en indien de mogelijkheid om bijstand te verlenen aan niet-vertegenwoordigde burgers vereist of impliceert dat ook bijstand wordt verleend aan burgers die mogelijk wel vertegenwoordigd zijn, is de procedure van de leden 1 en 2 ook van toepassing op consulaire bescherming die door de bijstandverlenende lidstaat wordt geboden aan vertegenwoordigde burgers van een andere lidstaat in crisissituaties.

4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op situaties waarin een delegatie van de Unie een lidstaat heeft gesteund bij het verlenen van consulaire bescherming. In voorkomend geval zorgt de vergoeding van kosten door de lidstaat van nationaliteit van de burger ervoor dat de delegaties van de Unie hun steun op begrotingsneutrale basis verlenen.

5. De op grond van de leden 1, 2 en 3 gevraagde vergoedingen worden in aanmerking genomen bij het bepalen van eventuele bijdragen van het Uniemechanisme voor civiele bescherming, overeenkomstig Besluit 1313/2013/EU, voor het verlenen van steun in het kader van civiele bescherming voor consulaire bijstand aan burgers van de Unie die in een derde land in een rampsituatie verkeren.”;

(8) in hoofdstuk 4 wordt het volgende artikel 15 bis ingevoegd:

“Artikel 15 bis
Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad*.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

____________

* Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13, ELI:  http://data.europa.eu/eli/reg/2011/182/oj ).”;

(9) de volgende artikelen 16 bis en 16 ter worden ingevoegd:

“Artikel 16 bis
Bescherming van persoonsgegevens

1. Voor de toepassing van deze richtlijn verwerken de bevoegde instanties van de lidstaten persoonsgegevens uitsluitend voor:

(a)het doorzenden van de aanvraag van een persoon die om consulaire bescherming verzoekt overeenkomstig artikel 3 of artikel 7;

(b)het verifiëren van de identiteit van een persoon die om consulaire bescherming verzoekt overeenkomstig de procedure van artikel 8;

(c)het verlenen van consulaire bescherming aan deze persoon, met name door de in artikel 9 bedoelde vormen van bijstand te verlenen;

(d)het samenwerken, coördineren en steun verlenen overeenkomstig artikel 10, artikel 11, artikel 13, lid 1, en artikel 13 bis;

(e)het verstrekken van de in artikel 10, lid 4, en artikel 13 ter, lid 1, bedoelde contactgegevens;

(f)het behandelen van verzoeken om financiële vergoeding met betrekking tot de consulaire bescherming verleend overeenkomstig artikel 14 en artikel 15.

2. Voor de toepassing van deze richtlijn vindt de verwerking van persoonsgegevens door instellingen en organen van de Unie in de zin van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad* alleen plaats wanneer deze noodzakelijk is voor de uitvoering van de in artikel 10, lid 1, artikel 11, artikel 13 en artikel 13 bis bedoelde taken, voor de verwerking van informatie die is ontvangen uit hoofde van artikel 10, lid 4, en artikel 13 ter, lid 1, of voor de verwerking van verzoeken om financiële vergoeding overeenkomstig artikel 14, lid 5, en artikel 15, lid 4.

3. Bij de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig de leden 1 en 2 worden de bevoegde instanties van de lidstaten en de instellingen en organen van de Unie, binnen het toepassingsgebied van hun respectieve activiteiten uit hoofde van deze richtlijn, beschouwd als de verwerkingsverantwoordelijke als bedoeld in respectievelijk artikel 4, lid 7, van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad** en artikel 3, lid 8, van Verordening (EU) 2018/1725.

4. Persoonsgegevens die overeenkomstig de leden 1 en 2 worden verwerkt, blijven beperkt tot hetgeen nodig is om de daar genoemde taken uit te voeren, zoals de identiteit van de persoon die consulaire bescherming behoeft en de omstandigheden van de consulaire zaak.

5. De bevoegde instanties van de lidstaten en de instellingen en organen van de Unie kunnen persoonsgegevens waaruit ras of etnische afkomst, politieke opvattingen, religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen, of het lidmaatschap van een vakbond blijken, genetische gegevens, biometrische gegevens voor de unieke identificatie van een natuurlijke persoon, gegevens over gezondheid, gegevens over seksueel gedrag of seksuele gerichtheid of persoonsgegevens betreffende strafrechtelijke veroordelingen en strafbare feiten van een persoon die consulaire bescherming behoeft, verwerken indien dit strikt noodzakelijk is om de in artikel 9, artikel 10, artikel 11 en artikel 13 bis bedoelde taken met betrekking tot die persoon te kunnen uitvoeren.

6. Bij de verwerking van de in lid 5 bedoelde categorieën persoonsgegevens nemen de bevoegde instanties van de lidstaten en de instellingen en organen van de Unie passende en specifieke maatregelen om de belangen van de betrokkenen te beschermen. Zij voeren ook intern beleid in en nemen de nodige technische en organisatorische maatregelen om ongeoorloofde toegang tot en doorgifte van dergelijke persoonsgegevens te voorkomen.

7. Voor de toepassing van deze richtlijn geven de bevoegde instanties van de lidstaten persoonsgegevens uitsluitend door aan een derde land of een internationale organisatie om de in artikel 9, artikel 10 en artikel 13 bis bedoelde taken uit te voeren en overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EU) 2016/679.

Voor de toepassing van deze richtlijn geven de instellingen en organen van de Unie persoonsgegevens uitsluitend door aan een derde land of een internationale organisatie om de in artikel 10, lid 1, artikel 11 en artikel 13 bis bedoelde taken uit te voeren en overeenkomstig hoofdstuk V van Verordening (EU) 2018/1725.

8. De bijstandverlenende lidstaat, de lidstaat van nationaliteit en, in voorkomend geval, de instellingen en organen van de Unie bewaren de persoonsgegevens van een bijgestane persoon niet langer dan nodig is om de in de leden 1 en 2 bedoelde taken uit te voeren. In geen geval worden die persoonsgegevens na de datum waarop zij door de bijstandverlenende lidstaat en de instellingen en organen van de Unie, dan wel door de lidstaat van nationaliteit, zijn verzameld, langer dan 12 respectievelijk 24 maanden bewaard. De overeenkomstig artikel 10, lid 4, en artikel 13 ter, lid 1, uitgewisselde contactgegevens worden slechts bewaard zolang de personen de desbetreffende functie uitoefenen.

De persoonsgegevens worden zo spoedig mogelijk nadat de in lid 1 of lid 2 bedoelde taken zijn voltooid en uiterlijk bij het verstrijken van de in de eerste alinea bedoelde bewaartermijnen gewist.

Artikel 16 - ter Voorziening in rechte

De lidstaten zorgen ervoor dat niet-vertegenwoordigde burgers op grond van het nationale recht over een doeltreffende voorziening in rechte beschikken in geval van een schending van hun rechten uit hoofde van deze richtlijn.

______________

* Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2018/1725/oj ).

**    Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1, ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2016/679/oj ).”;

(10) aan artikel 19 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

“3. Niet eerder dan [acht jaar na de omzettingstermijn van deze wijzigingsrichtlijn] verricht de Commissie een evaluatie van deze richtlijn en brengt zij aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de belangrijkste bevindingen.

De lidstaten verstrekken de Commissie de nodige gegevens voor het opstellen van dit verslag.”;

(11) De bijlagen I en II worden geschrapt.

Artikel 2

Artikel 5, lid 3, van Richtlijn (EU) 2019/997 wordt vervangen door:

“3. Indien aanvragers bij de indiening van hun aanvraag geen toepasselijke vergoedingen aan de bijstandverlenende lidstaat kunnen betalen, zijn artikel 14, leden 2 en 3, en artikel 15 van Richtlijn (EU) 2015/637 van toepassing.”.

Artikel 3

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk [twee jaar na inwerkingtreding] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.